6 Wonen
6 Wonen 6.1 Bouwen, gebouwen, bewoners build, built, built v [bɪld, bɪlt] Most old castles in Europe were built of stone. Wood is once again being widely used as building material. construct v [kənˈstrʌkt] The Eiffel Tower was constructed in 1889. construction n [kənˈstrʌkʃ∂n] The new railway station is still under construction. a construction company foundation n [faʊnˈdeɪʃn] property n [ˈprɒpəti] housing n uncount [ˈhaʊzɪŋ]
bouwen De meeste oude kastelen in Europa zijn opgetrokken uit natuursteen. Hout wordt weer veel gebruikt als bouwmateriaal. bouwen De Eiffeltoren werd in 1889 gebouwd. constructie; bouw; gebouw Het nieuwe treinstation is nog in aanbouw. een bouwbedrijf fundering eigendom, bezit woning, huis(vesting)
site n [saɪt] a building site architect n [ˈɑːkɪtekt] architecture n [ˈɑːkɪtektʃə]
stuk grond bouwplaats, bouwterrein architect(e) architectuur
stone n uncount [stəʊn] brick n uncount [brɪk] The wall was made entirely of brick. The old factory was a red brick building built in the 19th century. brick n [brɪk] The house was totally destroyed – nothing but a pile of old bricks.
(natuur)steen baksteen De muur bestond volledig uit baksteen. De oude fabriek was een gebouw van rode baksteen, gebouwd in de 19de eeuw. baksteen Het huis was totaal verwoest – er was niets meer van over dan een hoop oude bakstenen. hout houten, van hout plank glas betonnen, beton-
wood n uncount [wʊd] wooden adj [ˈwʊd∂n] board n [bɔːd] glass n uncount [ɡlɑːs] concrete adj [ˈkɒŋkriːt]
116
track 20
Bouwen, gebouwen, bewoners
Wonen 6 concrete n uncount [ˈkɒŋkriːt] The cellar of our house is made (out) of concrete. timber n uncount [ˈtɪmbə] The farmhouse had solid timber doors. beam n [biːm]
beton De kelder van ons huis is van beton.
paint n uncount; v [peɪnt] Wet paint! Let’s paint the new front door green. brush n [brʌʃ]
verf; verven, schilderen Pas geverfd! Laten we de nieuwe voordeur groen schilderen. kwast, penseel
bricklayer n [ˈbrɪkleɪə] joiner n [ˈdʒɔɪnə] carpenter n [ˈkɑːp∂ntə] painter n [ˈpeɪntə]
metselaar meubelmaker timmerman schilder/schilderes
wall n [wɔːl] The outside walls of the bungalow were red brick, the inside walls were painted white. window n [ˈwɪndəʊ] a window frame door n [dɔː] front/back door gate n [ɡeɪt] Please close the garden gate. ceiling n [ˈsiːlɪŋ] roof n [ruːf] support v [səˈpɔːt] The roof of the cottage is supported by wooden beams.
muur, wand De buitenmuren van de bungalow waren van rode baksteen, de binnenmuren waren wit geverfd. raam, venster een (venster)kozijn deur voor-/achterdeur hek, poort Wil je het tuinhek dichtdoen? plafond dak ondersteunen, dragen; stutten Het dak van het huisje wordt gedragen door balken.
patio n [ˈpætɪəʊ] terrace BE n [ˈterəs] We like to have our meals on the terrace when the weather’s nice. porch n [pɔːtʃ] balcony n [ˈbælkəni] chimney n [ˈtʃɪmni]
patio, binnenplaats terras We eten graag op het terras, als het mooi weer is. portaal, portiek (BE); veranda (AE) balkon schoorsteen
bouwhout, timmerhout De boerderij had stevige houten deuren. balk
Bouwen, gebouwen, bewoners
117
6 Wonen floor n [flɔː] Kids enjoy playing on the floor. upper adj [ˈʌpə] the upper floors top adj [tɒp] on the top floor
vloer; verdieping Kinderen spelen graag op de vloer. hogere, bovende bovenverdiepingen hoogste, bovenste op de bovenste verdieping
ground floor BE n sing [ˌɡraʊndˈflɔː] The Browns live on the ground floor.
begane grond, benedenverdieping De familie Brown woont op de begane grond. eerste verdieping (BE); begane grond (AE) kelder souterrain, kelder souterrainwoning zolder
first floor n sing [ˌfɜːstˈflɔː] cellar n [ˈselə] basement n [ˈbeɪsmənt] a basement flat attic n [ˈætɪk] stairs n pl [steəz] He went up the stairs to his bedroom. lift BE n [lɪft] elevator AE n [ˈeləˌveɪt̬ə] We took the elevator to the 10th floor.
118
step n [step] Mind the step!
trap Hij ging de trap op naar zijn slaapkamer. lift lift We namen de lift naar de tiende verdieping. trede Pas op het op-/afstapje!
staircase n [ˈsteəkeɪs] banister n [ˈbænɪstə] landing n [ˈlændɪŋ] escalator n [ˈeskəleɪtə]
trap (in een gebouw), trappenhuis (trap)leuning overloop roltrap
front adj [frʌnt] a front garden BE a front yard AE back adj [bæk] a back garden BE garden n [ˈɡɑːd∂n] fence n [fens] a garden fence post n [pəʊst] a fence post garage n [ˈɡærɑːʒ]
vooreen voortuin een voortuin achtereen achtertuin tuin omheining, hek, schutting een tuinhek steunpaal, (houten) stijl een hekpaaltje, een schuttingpaal garage
Bouwen, gebouwen, bewoners
Wonen 6 exterior adj; n [ɪkˈstɪəriə] an exterior wall The exterior of the hotel was rather plain, but inside it was very nice. interior adj; n [ɪnˈtɪəriə] driveway n [ˈdraɪvweɪ]
buitenkant een buitenmuur De buitenkant van het hotel was nogal gewoontjes, maar de binnenkant was erg mooi. binnenkant; interieur oprit
entrance n [ˈentrəns] separate adj [ˈsep∂rət] Each flat has a separate entrance. exit n [ˈeksɪt] an emergency exit
ingang gescheiden Iedere flat heeft een eigen ingang. uitgang een nooduitgang
way out BE n [ˌweɪˈaʊt]
uitgang
structure n [ˈstrʌktʃə] The new community centre is an attractive structure. low adj [ləʊ] high adj [haɪ] In Tokyo you can still find low old wooden houses in between high office buildings constructed of concrete and glass. tall adj [tɔːl] Skyscrapers are very tall buildings. building n [ˈbɪldɪŋ] an apartment building AE the east/west wing of a building
bouwwerk; structuur Het nieuwe wijkcentrum is een aantrekkelijk gebouw. laag hoog In Tokio kun je nog steeds lage houten huizen vinden tussen hoge kantoorgebouwen van beton en glas. hoog Wolkenkrabbers zijn heel hoge gebouwen. gebouw een appartementencomplex de oost-/westvleugel van een gebouw
skyscraper n [ˈskaɪˌskreɪpə]
wolkenkrabber
tower n [ˈtaʊə] In London the big bell in the Clock Tower is called “Big Ben”. The Twin Towers of the World Trade Center were destroyed by terrorists on September 11, 2001. block n [blɒk] a block of flats BE an office block
toren In Londen wordt de grote klok in de Clock Tower de Big Ben genoemd. Op 11 september 2001 werden de Twin Towers van het World Trade Center vernietigd door terroristen. stratenblok, gebouwencomplex flatgebouw, appartementencomplex kantoorgebouw
house n [haʊs] extension n [ɪkˈstenʃ∂n]
huis uitbouw, aanbouw
Bouwen, gebouwen, bewoners
119
6 Wonen In order to make more space for their family, the farmers built an extension on their house. cottage n [ˈkɒtɪdʒ] a weekend cottage
Om meer ruimte te creëren voor hun gezin, bouwden de boeren een aanbouw aan hun huis. huisje, cottage (veelal landelijk gelegen) een weekendhuisje
farmhouse n [ˈfɑːmhaʊs] cabin n [ˈkæbɪn] shed n [ʃed]
boerderij hut schuur
bungalow n [ˈbʌŋɡ∂ləʊ] detached house BE n [dɪˈtætʃtˌhaʊs] semi-detached house BE n
bungalow vrijstaand huis halfvrijstaand huis, twee-onder-eenkapwoning halfvrijstaand huis, twee-onder-eenkapwoning rijtjeshuis rijtjeshuis door de eigenaar bewoond koopappartement koopappartement
[ˌsemɪdɪˈtætʃtˌhaʊs]
duplex AE n [ˈduːpleks] terraced house BE n [ˈterɪstˌhaʊs] row house AE n [ˈroʊˌhaʊs] owner-occupied flat BE n [ˌəʊnəˈɒkjəpaɪdˌflæt]
condominium AE n [ˌkɑːndəˈmɪnɪəm]
INFO Places to live Een gesprek met Engelsen of Amerikanen over wonen kan al gauw tot misverstanden leiden als men niet op de hoogte is van het Engelse of Amerikaanse taalgebruik. In de zin “Ik heb een driekamerflat”, is het voor Nederlandstaligen duidelijk dat de woning bestaat uit een woonkamer, twee slaapkamers, een keuken en een badkamer. Engelstaligen begrijpen deze zin echter anders; zij zouden hier namelijk zeggen: “I live in a two bedroom flat/apartment.” A flat (BE) and an apartment (AE) is a group of connected rooms within a building separate from other groups of connected rooms. The building itself is called a block of flats (BE) or an apartment building (AE). A bedsit(ter) (BE) is a rented room (AE) that you live and sleep in. Some bedsits even have cooking and washing facilities. A two bedroom flat has a kitchen, bathroom, living room and two bedrooms, perhaps one larger than the other. An owner-occupied flat (BE) or condominium (AE) is a flat/apartment which is owned by the people who live in it. A terraced house (BE) or a row house/townhouse (AE) refers to houses in a row which are connected to each other. A semi-detached house (BE) or duplex (house) (AE) is connected to one other house only. A detached house is one that is not connected to any other house.
120
Bouwen, gebouwen, bewoners
Wonen 6 6.2 Woning, inrichting
track 21
home n [həʊm] I’ve left my keys at home! Megan’s home’s in Fort Worth, Texas. live v [lɪv] The Walters family lives in a four bedroom apartment in Brooklyn. flat BE n [flæt] a two bedroom flat apartment AE n [əˈpɑːrtmənt] studio n [ˈstjuːdiəʊ] share v [ʃeə] Judy and Tim share a flat. estate BE n [ɪˈsteɪt] a housing estate
woning, huis; thuis; geboortegrond Ik heb mijn sleutels thuis laten liggen! Megan komt uit Fort Worth, Texas. wonen, leven De familie Walters leeft in een vijfkamerappartement in Brooklyn. flat(woning), appartement een driekamerflat flat(woning), appartement studio, eenkamerappartement delen, samen gebruiken Judy en Tim delen een flat. vastgoed een woningbouwproject; een woonwijk
council house BE n [ˈkaʊns∂lˌhaʊs] council flat BE n [ˈkaʊns∂lˌflæt] bedsit BE n [ˈbedsɪt] rented room AE n [ˌrent̬ɪdˈruːm] furnished adj [ˈfɜːnɪʃt] Sandra has been looking for a furnished room/flat in Central London for quite some time.
sociale huurwoning sociale huurwoning (in een flatgebouw) zit-slaapkamer, studio (gemeubileerde) kamer gemeubileerd Sandra zocht al een tijdje een gemeubileerde kamer/flat in het centrum van Londen.
own v [əʊn] Do you own this flat or do you just rent it? rent n; v [rent] The rent for our house is so high that we can no longer afford it. Mrs White’s going to rent me a room. let, let, let BE v [let] The house next to ours is to let if you’re interested. Rooms to let! sale n [seɪl] Is this house for sale? move v [muːv] We’re moving to Bristol soon. Our neighbours had to move house because they needed more space. BE
bezitten Is dit je eigen flat of huur je hem? huur; huren; verhuren De huur van ons huis is zo hoog dat we hem niet langer kunnen betalen. Mevrouw White gaat me een kamer verhuren. verhuren Als je interesse hebt: het huis naast ons is te huur. Kamers te huur verkoop Staat dit huis te koop? verhuizen We verhuizen binnenkort naar Bristol. Onze buren moesten verhuizen omdat ze meer ruimte nodig hadden. Woning, inrichting
121
6 Wonen
122
move in phrasal v [ˌmuːvˈɪn] I’ve got a new flat! And I’m moving in on Saturday. neighbour n [ˈneɪbə]
intrekken, verhuizen Ik heb een nieuw appartement! En ik ga er zaterdag wonen. buurman/buurvrouw
landlady n [ˈlænˌleɪdi] landlord n [ˈlænlɔːd] tenant n [ˈtenənt] neighbourhood n [ˈneɪbəhʊd]
huisbazin huisbaas huurder; bewoner buurt, wijk
bell n [bel] ring, rang, rung v [rɪŋ, ræŋ, rʌŋ] I rang the bell three times, but no one answered. open adj; v [ˈəʊp∂n] shut adj; v [ʃʌt] Did the kids remember to shut the door when they left for school? lock n; v [lɒk] key n [kiː]
deurbel bellen, rinkelen Ik heb drie keer aangebeld, maar er deed niemand open. open; openen gesloten, dicht; sluiten, dichtdoen Hebben de kinderen eraan gedacht de deur dicht te doen toen ze naar school gingen? slot; op slot doen sleutel
doorbell n [ˈdɔːbel] unlock v [ʌnˈlɒk] hook n [hʊk] a coat hook
deurbel open doen, van het slot halen haak(je) een kapstokhaak
downstairs adv [ˌdaʊnˈsteəz] Sheila went downstairs and joined the party. upstairs adv [ʌpˈsteəz] “I’m going to bed now”, she said and went upstairs. view n [vjuː] We live in a house with a fine view of the sea.
beneden; de trap af Sheila ging naar beneden en voegde zich bij het feest. boven; de trap op “Ik ga naar bed”, zei ze en ze ging naar boven. uitzicht We wonen in een huis met een mooi uitzicht op zee.
room n [ruːm] hall n [hɔːl] study n [ˈstʌdi] kitchen n [ˈkɪtʃɪn] a fitted kitchen BE a built-in kitchen AE bedroom n [ˈbedrʊm]
kamer; ruimte hal, vestibule studeerkamer keuken een inbouwkeuken een inbouwkeuken slaapkamer
Woning, inrichting
Wonen 6 dining room n [ˈdaɪnɪŋˌrʊm] living room n [ˈlɪvɪŋrʊm] lounge BE n [laʊndʒ] fireplace n [ˈfaɪəpleɪs] On winter evenings, we love to sit by the fireplace and read a book. cosy adj [ˈkəʊzi] Virginia’s study was a cosy little room. spare room n [ˌspeəˈruːm]
eetkamer woonkamer lounge; zitkamer open haard Tijdens winteravonden zitten we graag bij de open haard een boek te lezen. gezellig, knus Virginia’s studeerkamer was een knus kamertje. extra kamer, logeerkamer
heating n uncount [ˈhiːtɪŋ] central heating n uncount [ˌsentr∂lˈhiːtɪŋ] radiator n [ˈreɪdieɪtə] turn up phrasal v [ˌtɜːnˈʌp] Could you please turn the heating up a bit? It’s cold in here! turn down phrasal v [ˌtɜːnˈdaʊn]
verwarming centrale verwarming radiator hoger draaien/zetten Wil je de verwarming wat hoger zetten, alsjeblieft? Het is koud hier! lager draaien/zetten
toilet n [ˈtɔɪlɪt] public toilet BE bathroom n [ˈbɑːθrʊm] bath BE n [bɑːθ] bathtub AE n [ˈbæθtʌb] mirror n [ˈmɪrə]
toilet, wc openbaar toilet badkamer; toilet (AE) badkuip badkuip spiegel
lavatory n [ˈlævətrɪ] loo BE n inform [luː] washbasin n [ˈwɒʃˌbeɪs∂n] flush v [flʌʃ] Please don’t forget to flush the toilet after use.
toilet wc wasbak doorspoelen Vergeet niet na gebruik het toilet door te spoelen.
furniture n uncount [ˈfɜːnɪtʃə] a piece of furniture modern adj [ˈmɒd∂n] curtain n [ˈkɜːt∂n] We should buy some new curtains for the living room window. carpet n [ˈkɑːpɪt] decorate BE v [ˈdek∂reɪt] The bedsit Maya rented was newly decorated.
meubels, meubilair een meubelstuk modern gordijn We moeten nieuwe gordijnen kopen voor de woonkamer. tapijt behangen; schilderen De studio die Maya huurde, was pas behangen/geschilderd. Woning, inrichting
123
6 Wonen furnish v [ˈfɜːnɪʃ] Furnishing an empty flat can be very expensive. wallpaper n [ˈwɔːlˌpeɪpə] fitted BE adj [ˈfɪtɪd] a fitted carpet BE
inrichten, meubileren Het inrichten van een leeg appartement kan heel duur zijn. behang ingebouwd; vast; aangemeten vast/kamerbreed tapijt
bed n [bed] a single/double bed Danny always makes the beds after breakfast. sheet n [ʃiːt] change the sheets alarm n [əˈlɑːm] I’ll set the alarm for seven, OK? go off, went off, gone off phrasal v
bed een eenpersoons-/tweepersoonsbed Danny maakt na het ontbijt altijd de bedden op. laken de lakens verschonen wekker Ik zet de wekker op zeven uur, oké? (af )gaan, klinken
[ˌɡəʊˈɒf, ˌwentˈɒf, ˌɡɒnˈɒf]
124
The alarm clock went off at 6.30 and Sue got up immediately.
De wekker ging om 6.30 uur af en Sue stond onmiddellijk op.
mattress n [ˈmætrɪs] pillow n [ˈpɪləʊ] pillowcase n [ˈpɪləʊkeɪs] blanket n [ˈblæŋkɪt] quilt n [kwɪlt] bedclothes n pl [ˈbedkləʊðz] rug n [rʌɡ] a bedside rug alarm clock n [əˈlɑːmˌklɒk]
matras (hoofd)kussen kussenovertrek deken doorgestikte deken, dekbed beddengoed vloerkleed(je); plaid, reisdeken een kleedje naast het bed wekker
table n [ˈteɪb∂l] Everybody was sitting at the table having dinner. a coffee table chair n [tʃeə] comfortable adj [ˈkʌmfətəb∂l] An office chair should be both comfortable and functional. shelf, pl shelves n [ʃelf, ʃelvz] desk n [desk]
tafel Iedereen zat aan tafel voor het avondeten.
Woning, inrichting
een salontafel stoel comfortabel Een bureaustoel moet zowel comfortabel als functioneel zijn. plank bureau
Wonen 6 armchair n [ˈɑːmtʃeə] stool n [stuːl] sofa n [ˈsəʊfə] couch n [kaʊtʃ] cushion n [ˈkʊʃ∂n] bench n [benʃ] bookshelf, pl bookshelves n [ˈbʊkʃelf]
fauteuil, leunstoel kruk bank, sofa divan, bank kussen bank (meestal van hout, met of zonder rugleuning) boekenplank, boekenrek
picture n [ˈpɪktʃə] frame n [freɪm] a picture frame clock n [klɒk] I heard the clock in the hall ticking away, then it struck seven. strike, struck, struck v [straɪk, strʌk]
afbeelding, foto; schilderij lijst een schilderijlijst klok Ik hoorde de klok in de hal tikken, en toen sloeg hij zeven uur. slaan (klok)
tablecloth n [ˈteɪb∂lklɒθ] china n uncount [ˈtʃaɪnə] vase n [vɑːz] ashtray n [ˈæʃtreɪ] tick v [tɪk]
tafelkleed porselein vaas asbak tikken
cupboard n [ˈkʌbəd] a clothes cupboard BE drawer n [ˈdrɔːə] a chest of drawers box n [bɒks]
kast een kledingkast la, lade een ladenkast doos, kist
wardrobe n [ˈwɔːdrəʊb] closet AE n [ˈklɑːzɪt]
klerenkast, hangkast (ingebouwde) kast
oven n [ˈʌv∂n] fridge n [frɪdʒ] turn on phrasal v [ˌtɜːnˈɒn] You can put the food and drinks into the new fridge now; I turned it on an hour ago. turn off phrasal v [ˌtɜːnˈɒf]
oven koelkast aanzetten Je kunt het eten en drinken nu wel in de nieuwe koelkast zetten; ik heb hem een uur geleden aangezet. uitzetten
cooker BE n [ˈkʊkə] an electric cooker / a gas cooker BE stove AE n [stoʊv] an electric stove / a gas stove AE
fornuis een elektrisch fornuis / een gasfornuis fornuis een elektrisch fornuis / een gasfornuis Woning, inrichting
125
6 Wonen
126
microwave n [ˈmaɪkrəʊweɪv] toaster n [ˈtəʊstə] freezer n [ˈfriːzə]
magnetron broodrooster vriezer; diepvrieskist
towel n [ˈtaʊəl] a paper towel
handdoek een papieren handdoek
tea towel BE n [ˈtiːˌtaʊəl] dish towel AE n [ˈdɪʃˌtaʊəl]
theedoek, droogdoek theedoek, droogdoek
light n [laɪt] bright adj [braɪt] Sally loves the bright light from the lamp over her desk where she does her drawings. lamp n [læmp] switch n [swɪtʃ] a light switch switch on phrasal v [ˌswɪtʃˈɒn] switch off phrasal v [ˌswɪtʃˈɒf] Would you please switch the lights off when leaving the house? battery n [ˈbæt∂ri]
licht helder, fel Sally houdt van het felle licht van de lamp op haar bureau waaraan ze altijd tekent. lamp schakelaar een lichtschakelaar, lichtknop aandoen uitdoen Wil je het licht uitdoen als je weggaat, alsjeblieft? batterij
bulb n [bʌlb] a light bulb plug n [plʌɡ] plug in phrasal v [ˌplʌɡˈɪn] The radio won’t work if you don’t plug it in! socket n [ˈsɒkɪt]
gloeilamp, peertje een gloeilamp, een peertje stekker steken in, aansluiten Als je de radio niet aansluit, dan doet hij het niet! stopcontact
rubbish BE n [ˈrʌbɪʃ] garbage AE n [ˈɡɑːrbɪdʒ] pile n [paɪl] a pile of rubbish collection n [kəˈlekʃ∂n] garbage collection
afval, vuilnis (huis)afval, vuilnis hoop, stapel een vuilnishoop verzameling; inzameling afvalinzameling
wastepaper basket n [ˈweɪstpeɪpəˌbɑːskɪt] trash AE n uncount [træʃ] trash can AE n [ˈtræʃkæn] waste bin BE n [ˈweɪstˌbɪn] rubbish bin BE n [ˈrʌbɪʃˌbɪn] garbage can AE n [ˈɡɑːrbɪdʒˌkæn]
prullenmand afval, vuilnis vuilnisbak, afvalemmer vuilnisbak, afvalemmer vuilnisbak, afvalemmer vuilnisbak, afvalemmer
Woning, inrichting
Wonen 6 6.3 Huishouden
track 22
housewife, pl housewives n [ˈhaʊswaɪf,
huisvrouw
ˈhaʊswaɪvz]
house husband n [ˈhaʊsˌhʌzbənd] household n [ˈhaʊshəʊld] Running a household with children is a full-time job! housework n uncount [ˈhaʊswɜːk]
huisman huishouden Een huishouden met kinderen runnen is een fulltimebaan! huishoudelijk werk
clean v [kliːn] I’ll clean the bathroom for you. Where do you keep the cleaning things? dust n uncount [dʌst] sweep, swept, swept v [swiːp, swept] I just swept that floor this morning! use v [juːz] Please don’t use the tea towel to clean the table.
schoonmaken Ik zal de badkamer voor je schoonmaken. Waar bewaar je de schoonmaakspullen? stof (aan)vegen Ik heb de vloer vanmorgen nog geveegd! gebruiken Gebruik alsjeblieft niet de theedoek om de tafel mee schoon te maken!
dusty adj [ˈdʌsti] dust off phrasal v [ˌdʌstɒf] Every Monday morning, Kate clears up her office desk and dusts it off. duster n [ˈdʌstə] broom n [bruːm] vacuum cleaner n [ˈvækjuːmˌkliːnə] vacuum v [ˈvækjuːm] After tidying up the room, I started vacuuming. polish v [ˈpɒlɪʃ] Shall I polish your shoes as well? polish the floor
stoffig (af )stoffen Iedere maandagmorgen ruimt Kate haar bureau op en stoft ze hem af. stofdoek; stoffer bezem stofzuiger stofzuigen Nadat ik de kamer had opgeruimd, ging ik stofzuigen. poetsen Zal ik jouw schoenen ook poetsen? de vloer boenen
wash v [wɒʃ] dry v [draɪ] The washing’s drying well today. dry the dishes iron n [ˈaɪən] Please switch the iron off when you’ve finished ironing!
wassen (af )drogen De was droogt goed vandaag. de vaat afdrogen strijkijzer Wil je het strijkijzer uitzetten als je klaar bent met strijken!
Huishouden
127
6 Wonen
128
the wash n sing [wɒʃ] Mum, was my new sweater in the wash? washing BE n uncount [ˈwɒʃɪŋ] While you’re doing the shopping, I can do the washing. laundry n uncount [ˈlɔːndri] do the laundry washing machine n [ˈwɒʃɪŋməˌʃiːn] dryer n [ˈdraɪə] iron v [aɪən] Tim likes to watch TV while ironing his shirts.
de was Mam, is mijn nieuwe trui gewassen? de was Ik kan de was doen terwijl jij de boodschappen doet. was; wasserette de was doen wasmachine droger strijken Tim kijkt graag tv terwijl hij zijn overhemden strijkt.
wash up BE phrasal v [ˌwɒʃˈʌp] Why don’t you wash up and I’ll dry. dishes n pl [ˈdɪʃɪz] I don’t mind doing the dishes on my own. wash the dishes AE tap mainly BE n [tæp] You must turn the tap on before starting the washing machine. faucet AE n [ˈfɑːsɪt] Please turn the faucet off after doing the washing! cold-water tap hot-water tap
afwassen, de vaat doen Jij wast af en ik droog, goed? de vaat, de afwas Ik vind het niet erg om de afwas in mijn eentje te doen. afwassen, de vaat doen kraan Voordat je de wasmachine aanzet, moet je de kraan opendraaien. kraan Wil je de kraan dichtdraaien als je klaar bent met wassen! koudwaterkraan warmwaterkraan
sink n [sɪŋk] kitchen sink dishwasher n [ˈdɪʃˌwɒʃə] Please don’t always run the dishwasher half empty!
spoelbak, gootsteen gootsteen afwasmachine Laat toch niet altijd de afwasmachine draaien als hij pas half vol is!
needle n [ˈniːdl] pin n [pɪn] cotton BE n uncount [ˈkɒtn]
naald speld katoen; (katoen)garen, (katoen)draad
sew, sewed, sewn v [səʊ, səʊd, səʊn] sewing machine n [ˈsəʊɪŋməˌʃiːn] thread n [θred] needle and thread safety pin n [ˈseɪftiˌpɪn]
naaien naaimachine draad naald en draad veiligheidsspeld
Huishouden
Wonen 6 scissors n pl [ˈsɪzəz] a pair of scissors
schaar een schaar
light, lit, lit v [laɪt, lɪt] Molly lit a candle because there was no electric light in the cottage. match n [mætʃ] a box of matches
aansteken Molly stak een kaars aan, omdat er geen elektrische verlichting in het huisje was. lucifer een doosje lucifers
lighter n [ˈlaɪtə] candle n [ˈkændl] torch BE n [tɔːtʃ] flashlight AE n [ˈflæʃlaɪt]
aansteker kaars zaklantaarn zaklantaarn
tidy adj [ˈtaɪdi] Your room doesn’t have to be super clean, but at least it could be tidy! neat adj [niːt] Susan’s flat is always neat and tidy. mess n sing [mes] Please don’t make a mess in the living room; I’ve just cleared it up! clean up phrasal v [ˌkliːnˈʌp] Let’s get this place cleaned up before my parents get home! clear v [klɪə] clear the table clear out phrasal v [ˌklɪərˈaʊt] clear out a cupboard clear up mainly BE phrasal v [ˌklɪərˈʌp] clear up a desk
opgeruimd, netjes Je kamer hoeft niet superschoon te zijn, maar ten minste wel opgeruimd! netjes Susans woning is altijd heel netjes en opgeruimd. rommel, troep Maak alsjeblieft geen troep in de woonkamer; ik heb hem net opgeruimd! opruimen, aan kant maken, schoonmaken Laten we de boel aan kant maken voordat mijn ouders thuis komen! opruimen, afruimen de tafel afruimen uitruimen een kast uitruimen opruimen een bureau opruimen
tidy v [ˈtaɪdi] Could you please tidy (up) the living room a bit before our guests arrive, John? tidy up phrasal v [ˌtaɪdiˈʌp]
opruimen, netjes maken Wil je de woonkamer een beetje opruimen voordat onze gasten komen, John? opruimen, in orde brengen
Huishouden
129
6 Wonen VALSE VRIENDEN
130
Engels woord
Thematische betekenis
Valse vriend
Engels equivalent
apartment AE n
woning (algemeen)
appartement (1–2 kamers)
one-or two-room flat/apartment
backside n
achterste, achterwerk
achterzijde, achterkant
back
box n
kist, doos
box (luidspreker)
(loud)speaker
closet n
kastje
(water)closet
toilet
housework n site n
huishoudelijk werk
huiswerk
homework
(web)site; ligging, terrein
zij(kant)
side
rug n
vloerkleedje; reisdeken
rug
back
rent n cabin n
huur
rente
interest
hut, klein houten huis in bos of op berg
cabine
changing room; booth
china n
porceleinwaar
China
China
stool n
hocker, poef; kruk
stoel
chair
Huishouden