Van volwassenen: 1.
DSM IV is: ° multidimensioneel → NIET multiDIMENSIONEEL, wel multi-AXIAAL/ of meerassig ° gebaseerd op het medisch model (as 1-3, gebaseerd op medisch model, as 4-5 ~sociale psychiatrie; in mijn nota’s: medisch ≠ biologisch model) ° beiden ° geen van beiden
2.
Een manische episode wordt gekenmerkt door: ° wanen (p 198 - 199: grootheidsideeën, overdreven gevoel v eigenwaarde → enkel in ernstige gevallen kan dit uitmonden in psychose in de vorm van grootheidswanen) ° verhoogde arrousel ? is dat ook agitatie, en verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming?
3.
Verstehen kan je beschrijven met: ° intrasubjectief, individualiserend, ... ° intersubjectief, empathisch, .. ° individualiserend, empirisch ... ° empatisch, empirisch...
4.
Prevalentie tov incidentie
5.
Wat past niet in de rij? ° opiaten
6.
Een 61 jarige vrouw wil de straat niet meer op uit angst besmet te worden door aids-patienten. ° smetvrees ° ...waan °.. fobie
7.
Wat is kenmerkend voor de depersonalisatiestoornis? ° wanen ° alsof-karakter (p174) ° verlies identiteit (alleen kenmerkend bij dissociatieve fugue) ° ....
8.
Wat is kenmerkend voor schizofrenie? ° vocale hallucinaties (p 162, onder: meestal gehoorshallucinaties, minder vaak gezichtshallucinaties) ° gevoel van innerlijke verbrokkeling
9.
Pathologisch gokken is ° verslaving p 422: het gaat niet om een verslaving, het gedrag is niet dwangmatig en het gokken is niet alleen excessief: daarom kloppen volgende termen NIET: gokverslaving, kansspelverslaving, dwangmatig gokken, excessief gokken en problematisch gokken ° obsessie ° beiden ° geen van beiden
Van kinder: 10. Zet op volgorde obv prevalentie: ° autisme (0,275-6%), adhd (basisschool: 3-5%; adol: 1,5%), stemmingstoornissen (kinderen: 0,5-2,5%, adol: 1-6%), angststoornissen (10%) 11. Een kind is geneigd om elke keer een tafel aan te raken wanneer hij/zij één passeert. Dit kan wijzen op: ° Verschillende combinaties met autisme, anorexia, ticstoornis, ocd 12. Een kind voldoet aan 7 symptonen van adhd aandachts en 3 symptonen hyperactiviteit. Ze heeft vriendinnen, doet het goed op school en stelt geen ernstige opvoedingsproblemen. Wat is mogelijk? ° geen diagnose (want er moet ook een beperking in sociaal functioneren OF op school zijn terwijl men hier zegt dat er geen ernstige problemen zijn!; + min 6 symptomen? van elk?) ° add ° adhd type aandacht ° adhd type hyperactief
1
13. Een kind draagt op school altijd een t-shirt van .... en eist ook dat andere leerlingen hem aanspreken met ... (iets groots). Wanneer hij thuiskomt, verstopt hij het t-shirt voor zijn ouders. Wat is mogelijk? ° geen gedragsstoornis (manie komt NIET voor voor de pubertijd, ° pas vanaf 15jaar) ° hoogheidswaan waarbij je moet kijken vr manie ° hoogheidswaan waarbij je niet moet kijken vr manie 14. Wanneer wordt een psychiatrisch probleem een psychiatrische stoornis? ° wanneer men medicatie moet nemen ° wanneer het dagelijks functioneren verstoord wordt 15. Een bipolaire stoornis bij kinderen is steeds... chronisch ipv cyclisch 16. Wat is het grote verschil qua depressie tss kinderen en volwassenen? ° suicidale gedachten (wél: p 167, onder) ° gedachten over de dood (wél: p 167, onder) ° schuld- en minderwaardigheidsideeën (wél: p 167 tabel 4.5) ° poging tot zelfmoord (zie tabel 4.5 p 167, laatste punt) 17. De prevalentie is a. altijd kleiner dan de incidentie b. zegt iets over het verloop van een stoornis
(p 26: op basis van deze gegevens [≠ soorten prevalentiecijfers] kan men dan bij andere gevallen proberen het verloop vd stoornis te voorspellen, maw een prognose maken)
c. zijn alle nieuwe gevallen d.nodig voor de anamnese 18. Bij Anorexia Nervose is amenorroe a. negatief symptoom b. hoofdsymptoom c. kernsymptoom d. secundair symptoom 19. De Antipsychiatrische beweging: (verzet zich tegen de biomedische psychiatrie en haar diagnostische etikettering p 10) a. Verzet zich tegen de DSM (is gebaseerd op medisch model!) b. Verzet zich tegen het medisch model c. verzet zich tegen de verstehende methode d.geen van de voorgaande 20. As 5 van de DSM is:
a. polythetisch b. dynamisch c. kwantitatief d. kwalitatief
GAF: moet je nu zeggen kwalitatief omdat het gaat om een beschrijving vh dagelijks functioneren of moet je zeggen kwantitatief omdat men scores geeft? NA controle denk ik dat het kwantitatief is omdat er op p 19 ve hypothetisch continuüm gesproken wordt: tabel 1.2 p 15 zie je dat continuüm/ dimenionale classificatie als kwantitatief beschouwd wordt, namelijk meer of minder van iets hebben MAAR anderzijds is het een beoordeling vd kwaliteit maar kwaliteit staat bij categoriaal in het handboek terwijl hier niet categoriaal gewerkt wordt. Nog een argument voor kwalitatief: op p 18 staat dat DSM-IV LOUTER descriptief is, dat is toch ook kwalitatief of niet? én bij kwantitatief zou je moeten zeggen: zoveel problemen van dat zoveel van dat, denk ik, en dat is hier niet: je geeft gewoon een bepaalde score obv het feit of iets aanwezig is of niet.
21. De diagnose in de DSM hoort bij a. probleemverkenning (1ste stap: kennismaking, anamnese & aanvullend onderzoek → voorlopig werkplan → afronden met een beschrijvende diagnose) b. probleemanalyse (= probleemontleding?) c. probleemontleding (breed-spectrumontleding, hypothesevorming/toetsing, aanvullende onderzoeken → herformuleren hulpvraag) volgens mij gebeurt dit ahv de DSM-IV d. geen van de voorgaande Hoort DSM bij 1 vd stappen of slaat het gewoon op het HELE hulpverleningsproces??? (aangezien er in mijn nota’s staat dat het een toepassing is vh medisch model, en het medisch model beslaat alle stappen (diagnose → oorzaak → verklaring → eventueel therapie) en niet maar 1 stap) 22. Niet abstract kunnen denken is een voorbeeld van a. concretisch denken
2
b. overgeneraliserend denken c. magisch denken 23. Een man/vrouw hoort stemmen van mensen in huis zonder dat er iemand is, dit is een a. waanwaarneming b. paranoïde de waan c. hallucinatie bij een waanwaarneming is er wel een object, maar je misinterpreteert het en je corrigeert het niet. Bij hallucinatie is er géén object. d. alles is mogelijk Object? ----------------------------------------NEE--------------------------------> HALLUCINATIE | | JA | V Correctie van de verkeerde interpretatie? ---------------------------------NEE---------------------------------> WAANWAARNEMING | (bizar of niet bizar) | JA | V ILUSSIE 24. Hallucinaties kunnen niet optreden bij a. dromen (de persoon moet wel in een normale waaktoestand zijn, want bij het slapen komen dergelijke percepties zonder object in de vorm van dromen normaal voor, p 39, onder; er zijn wel hypnagoge hallucinaties mogelijk bij sluimertoestand) b. helder bewustzijn 25. Bij welke stoornissen treedt geen comorbiditeit op a. paniekstoornis en agorafobie b. medicijnverslaving en pathologisch gokken (wél comorbiditeit met depressie, alcohol-of druggebruik en andere phstoornisssen, p 424; waarom NIET medicijnverslaving weet ik niet, misschien omwille van de term ‘verslaving’?) 26. Welke stoornissen kunnen niet samen optreden a. drugsmisbruik en delier b. drugsmisbruik en schizofrenie c. drugsmisbruik en periodieke explosieve ontlading
p 429: de diagnose mag slechts gesteld worden na uitsluiting v andere stoornissen waarbij agressief gedrag kan voorkomen, zoals een manische episode, intoxicatie met een psychoactieve stof (vooral alcohol en drugs), een psychotische stoornis of een ph-verandering door een somatische aandoening
d. geen van de voorgaande 27. Welke stoornis gaat altijd gepaard met lichamelijke klachten a. delier b. depressie (cognitieve, lichamelijke én affectieve klachten) c. anorexia nervosa 28. Jolien, 22 jaar, vier maand geleden verloving verbroken, alle aandacht op haar studies, verbreking van sociale contact, komt zelden aan tafel en eet weinig, prikkelbare stemming a. aanpassingsstoornis b. depressie c. post-traumatische stress-stoornis d. A en B (hangt af vd vraagstelling, ik twijfel) 29. Bij het voorbeeld hierboven kan het niet om anorexia nervosa gaan omdat a. optreedt op jonge leeftijd b. patiënten met AN voelen zich juist fit d. deze stelling is fout, het kan wel gaan om AN 30. Het weinig eten kan bij de vrouw ook verklaard worden door het gebruik van a. antidepressiva (heb je dit ergens teruggevonden?) b. psycholeptica
3
c. psychoanaleptica d. psycodysleptica 31. Bij welke stoornis moet er altijd een lichamelijke oorzaak worden uitgesloten a. pijnstoornis b. trichotillomanie c. somatiesatiestoornis d. geen van de voorgaande (moet dat niet bij ALLEMAAL worden uitgesloten? vb bij trichotillomanie mag er geen sprake zijn ve huidziekte) 32. Psychopathologie is a. de studie van alle psychosen en neurosen b. de ziekteleer bij de psychiatrie c. de studie van psychiatrische stoornissen (waarom niet b?) 33. Wat past niet in het rijtje a. nicotine b. heroïne c. cocaïne d. coffeïne (géén schrijffout volgens de prof!) 34. Wat is de empirische relevantie van een theorie a. toepasbaar in de praktijk (= praktische relevantie? p 54) b. toepasbaar in research c. a + b d. geen van beide 35. Waarmee vertoont een somatische waan overeenkomsten c. hypchondrische waan 36. Het syndroom van Korsakoff a. geheugenstoornis in het lange termijngeheugen
klopt, p 129: acute en chronische fase: Korsakoff is de chronische fase en bestaat uit geheugenstoornissen, vooral voor recente gebeurtenissen en temporisatiedefecten. Maar dan staat het juiste antwoord er toch niet tussen hé want die andere 2 kloppen niet volgens mij
c. is het gevolg van een alcoholdelier d. treed op na onthouding 37. Wat is een positief symptoom van schizofrenie a. betrekkingswaan b. beïnvloedingswaan c. versneld denken (er is net vertraging vh denken, p 165) d. affectdiscordantie 38. Wanneer positieve symptomen uitblijven bij schizofrenie a. resttoestand b. ongedifferentieerd c. progressieve toestand 39. Een verstoorde slaap treedt op bij a. druggebruik b. bipolaire II stoornis c. post-traumatische stress stoornis d. alle drie (heb je dat ergens gezien? ik precies niet maar zou kunnen dat ik eroverheen gekeken heb hoor) 40. een folie-à-deux is een voorbeeld van a. inductiepsychose (= gedeelde psychose!) b. reactieve psychose d. atypische psychose 41. bij dyslexie gaat het om een stoornis in a. taalpragmatiek b. taalsyntaxis c. foneem-grafeem koppeling
4
d. alfabetisch decoderen 42. Joint attention betekent a . samen met de andere de aandacht richten op iets 43. Significante derde is a. betekenisvolle andere die als protectieve factor kan optreden b. wanneer er 3 hulpverleners in het spel zijn c. (en dan nog 2 andere – foute – alternatieven) 44. Rangschik deze prevalenties van laag naar hoog: autisme, depressie, adhd, angsstoornis 45. Doel van het simuleren van een stoornis? a. patiëntenrol verwerven (wanneer met simulatie de ziekterol wordt nagestreefd = nagebootste stoornis) b. financieel voordeel halen (simulatie → doel = voordeel halen vb financieel) 46. Welke ziekte kan niet tot dementie leiden? a. Parkinson b. Pick? (pica?) c. Korsakoff d. Huntington 47. Welke stelling over Boulemie is niet juist? a. gaat meestal gepaard met een gewichtsstijging b. sluit de diagnose anorexia nervosa uit 48. Geen mogelijke symptoom van autisme: a. sensiteit b. fantasietekort c. weinig sociale beleving 49. Kinderpsychiatrie: vraag over ‘egodystoon’ kinderen beseffen dat het niet realistisch is 50. IQ-testen bij kinderen met leerstoornis: a. vaak onderschatting omdat bij onderdelen van de iq-test het lezen een belangrijk onderdeel is b. vaak onderschatting… c. vaak overschatting omdat.. d. vaak overschatting omdat… 51. Het niet herkennen van een bekend voorwerp is een voorbeeld van a. amnesie b. agnosie (aangeleerde koppeling tss een bep percept en zijn betekenis gaat verloren → je wordt slechts sensorische stimuli gewaar die evenwel zinloze percepten blijven) 52. Een somatische waan is een variant van a. hypochondrische waan b. illusie c. waanstoornis 53. Voortdurend piekeren kan voorkomen bij a. premobide preoccupaties en b. rumineren c. obsessie (p 42: rumineren = variant v obsessie) d. alle voorgaande 54. Kindje, 6 j., 5 kenmerken uit aandachtsgestoorde categorie, 2 uit impulsieve categorie, ondanks IQ slechte schoolresultaten, thuis vaak opmerkingen over verstrooidheid. Welke diagnose zou jij geven? a. adhd van het overwegend aandachtsgestoorde type (moet dan 6 symptomen hebben + je weet niet of er voldaan wordt aan het tijdscriterium ed) b. leerstoornis c. geen diagnose d. autisme te weinig info om echt een diagnose te kunnen stellen
5
AANTAL ANTWOORDEN: - dysmorfobie is toch GEEN ingebeelde lelijkheid. Deze mensen ZIEN namelijk zelf dat ze gebreken hebben en geven hier te veel waarde aan. - dsm is gebaseerd op medisch model... - Dysthyme bij kinderen is al van één jaar. maar de andere twee mogelijkheden bij dysmorfofobie klopten toch wel dus moest je toch 'alle voorgaande' aankruisen? Weet er iemand wat het antwoord was bij het kind dat graag praat? Is het zo dat de diagnosie autisme niet uitgesloten kon worden en er wel degelijk sprake KAN zijn van autisme? Ik vond het nogal een tricky question aangezien je toch geen hypothese kan uitsluiten op basis van zo weinig informatie.... ik had ook ruminatie, en bij die vraag van praatgraag en autisme had ik ook gekozen voor dat je de diagnose niet kunt uitsluiten, ook gebaseerd op medisch model en dysthyme bij kinderen al vanaf 1 jaar.
55. De incidentie is? altijd kleiner dan de prevalentie 56. De eerste stap in dsm is? (DSM = hulpverleningsproces?) a. probleemontleding b. anamnese 57. Is geen symptoom van schizofrenie a. apraxie b. apathisch c. kataplexie d. echolalie katatone symptomen zijn: stupor, negativisme, katalepsie, stereotypieën (vb maniërisme), grimasseren, echopraxie en echolalie, ambitendentie 58. Wat kan een gevolg zijn van alchohol? a. dementie b. delier c. amnesie d. elk van bovenstaande 59. Iemand beweert herhaaldelijk bij het inslapen een inbreker te horen. Het kan hier gaan om: a. een hallucinatie b. een illusie c. een waanwaarneming d. alle voorgaande 60. Willy, 68jaar, opgenomen in algemeen ziekenhuis na auto-ongeluk. Geen lichamelijke letsels door ongeluk. Weet niet meer waar hij is en wat hij daar komt doen. Hierbij denkt u eerst aan: A. Desoriëntatie (altijd eerst cognitieve stoornissen (vb komt de desoriëntatie door een delier, of door dementie) uitsluiten; als dat niet zo is, pas aan andere stoornissen denken) B. Depersonalisatie C. Amnesie D. Dissociatie 61. Als je weet dat Willy al voor het ongeval last had van zijn geheugen: A.Alzheimer B. Korsakoff C.Organische amnesie (dat kan zowel door een middel vb alcohol als door somatische aandoening zijn vb dementie: p 49 onder) D. geen van voorgaande en wat het je daarop geantwoord? ik dacht, eerste amnesie, omdat die als eerste in de 'hierarchie' van de dsm staat... en bij devolgende vraag was alles mogelijk denk ik. Trouwens, die vraag van dysmorfofobie ben ik wel vrij zeker dat het antwoord GEEN angststoornis was (en dus niet GEEN ingebeelde lelijkheid), dat heeft hij duidelijk in de les gezegd Ik heb ook geen angststoornis bij dismorfofobie. Bij het verschil tussen waan en waanstoornis heb ik geen van voorgaande. Wat hebben jullie bij de vragen over welke stoornissen niet samen kunnen voorkomen? ik heb een keer schizofrenie en waanstoornis denk ik en een andere keer dysmorfofobie en waan, maar daar ben ik niet zeker van Dan bij piekeren, ruminatie Eerste vraag heb ik niet ingevuld wegens te dubbelzinnig Bij Helena geen van voorgaande Delinquentie bij kinderen; daden waar ouderen wel voor gestrafd kunnen worden? Geen depersonalisatie bij hypomanie? Mia (met het oplossen van wereldverontreinigingsprobleem), eerste vraag, heb ik grootheidswaan tweede open gelaten, derde schizoaffectieve stoornis Verschil tussen waan en waanstoornis heb ik dat een waanstoornis meer zeldzaam is. Omdat er aan meer voorwaarden voldaan moet worden, zo komen wanen veel voor bij drugsgebruik, en w bij een waanstoornis al allemaal uitgesloten, dus ga ik er van uit dat wanen veel meer voorkomen dan een waanstoornis… nog iemand die dit heeft? Van de stoornissen die niet samen mogen voorkomen heb ik ook waanstoornis en schizofrenie, bij het tweede heb ik het opengelaten, geen idee.. Piekeren, idd ruminatie (staat letterlijk in het boek) Delinquentie is idd als ouderen er gestraft voor kunnen worden Geen depersonalisatie bij hypomanie inderdaad Bij de casus met autisme heb ik ‘deze stelling is fout, het kan wel degelijk gaan om autisme’, ook door dat er KAN stond
6
-
Bij de wereld redden: eerste vraag heb ik opengelaten, bij de tweede vraag hebben ik dat het nu gaat om een depressieve episode, als ze al schizofrenie had, en de andere vraag herinner ik
62. Wat is neurastheen syndroom? overspanningssyndroom
63. Waarom kan een generaliserende angststoornis ook een fobie zijn? a. jongs af aan voorvallen b. omwille van het vermijdingsgedrag d. geen van alle want fobie is specifiek en geneneraliseerde angststoornis is niet aan bep object/ situatie gebonden 64. Wat bedoelt men met lichamelijke klachten? 65. Wat is het verschil tussen organisch en niet-organisch? 66. Piet, sinds de dood van zijn vader door hartinfarct angst ook een hartziekte te hebben. 's nachts krijgt hij vaak een stikkend gevoel en dan belt hij in doodsangst de dokter, nog nooit een somatische oorzaak vastgesteld. a. paniekstoornis b. hypochondrie c. hartziektefobie d. alle voorgaande Ik heb de indruk dat hier alle onderdelen aanwezig zijn voor hypochondrie. Angst/vrees een ziekte te hebben, lichamelijke aanwijzingen kunnen niet somatisch verklaard worden en een geruststelling helpt niet (vermits hij vaak naar de dokter gebeld heeft) Op p. 36 vh handboek staat "hartziektefobie": in geval van een angststoornis met pijn in de borstkas kan er zich een hartziekte-fobie ontwikkelen waarbij de patient alleen nog aandacht heeft voor het minste verschijnsel dat op een dreigende hartaan-doening zou kunnen wijzen. Zou dit alleen mogelijk zijn als in de vraagstelling hebben door krijgen vervangen wordt, of is het nu ook mogelijk? Daar rijzen mijn twijfels.
67. Wanneer Piet denkt op jonge leeftijd te zullen sterven door zijn hartziekte, en hij hierdoor al een paar maanden niet meer is kunnen gaan werken kan het gaan om a. paniekstoornis b. hypochondrie c. depressie d. alle voorgaande 68. Waarom kan er bij Piet geen sprake zijn van een somatisatiestoornis? a. komt meer voor bij vrouwen b. angst staat op de voorgrond c. geen voorgeschiedenis van klachten
7