ARAD 06
Deel IV
Bepalingen met betrekking tot risico's teweeggebracht door rijdende spoorvoertuigen
Titel II
Verkeer op spoorwegterreinen en het oversteken van sporen
Hoofdstuk I Algemeenheden - Dienstwegen en dienstovergangen
1. WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN 531
De volgende wettelijke voorschriften zijn van toepassing - art. 44 quater, 44 septies, 45,61,63 en 63bis van het ARAB - CODEX III-I 2. TOEPASSINGSGEBIED
532
Titel II behandelt het verkeer te voet, per fiets, per motorvoertuig op de dienstwegen en dienstovergangen op het terrein van de NMBS. 3. DEFINITIES 3.1. Verkeer
533
Onder verkeer verstaan we de verplaatsing van voetgangers, fietsers en motorvoertuigen, alsook het vervoer van materiaal en/of werktuigen op dienstwegen en dienstovergangen. 3.2. Gebruikers
534
1) Elke persoon die het terrein van de Maatschappij mag betreden, wordt "gebruiker" genoemd. 2) De "gebruikers" worden in twee groepen onderverdeeld : - groep 1 : al de personeelsleden van de NMBS die om dienstredenen het terrein van de Maatschappij moeten betreden; - groep 2 : alle personen die niet tot de Maatschappij behoren en die het terrein van de Maatschappij moeten betreden om de verplichtingen van een contract na te komen of een opdracht van een overheid uit te voeren of die in het bezit zijn van een door de Maatschappij afgeleverde persoonlijke vergunning.
27ste bijvoegsel maart 2003
ARAD 06 - Deel IV - Titel II - Hoofdstuk I Blz. 2 ________________________________________________________________________ Tot groep 2 behoren o.a. : - de ondernemers en leveranciers met hun personeel; - het personeel van vreemde Besturen, zoals Belgacom, de Post, de douane, enz...; - het personeel van firma's of omwonenden die op het terrein van de Maatschappij welomschreven verrichtingen mogen uitvoeren; 3) Personen die geen "gebruiker" zijn (bv. reizigers), mogen de niet voor het publiek toegankelijke zones slechts betreden als ze door een gemachtigd personeelslid vergezeld zijn. 3.3. Dienstweg 535
De benaming "dienstweg" omvat meerdere begrippen. 3.3.1. VERKEERSWEG
Een verkeersweg is elke berijdbare weg waarop alle verkeer is toegestaan. 3.3.2. VERKEERSPAD
Een verkeerspad is elk pad voor voetgangers. Fietsen of behandelingsmaterieel worden daarop maar toegelaten als het verkeerspad daarvoor geschikt is. 3.3.3. WERKPAD
Een werkpad is elk aangelegd gedeelte van het werkterrein waarop kan worden gegaan. Opmerkingen : 1) In tegenstelling tot de verkeerswegen en -paden, zijn de werkpaden niet afgebakend en niet opgenomen in het consigne van de dienstwegen. 2) Goederenkoeren, bestratingen met sporen, perrons, parkeerterreinen en dergelijke worden niet beschouwd als verkeersweg of -pad. Die installaties mogen echter wel dienen als voortzetting van dienstwegen.
27ste bijvoegsel maart 2003
ARAD 06 - Deel IV - Titel II - Hoofdstuk I Blz. 3 ___________________________________________________________________ 3.4. Dienstovergang 536
Een dienstovergang is een gelijkgrondse kruising van een verkeersweg of verkeerspad met een of meer sporen op het terrein van de Maatschappij. De dienstovergang verbindt een uitwijkplaats met een volgende uitwijkplaats. 3.5. Uitwijkplaats
537
Een uitwijkplaats is een veilige plaats, dit wil zeggen buiten elke gevarenzone, waar de werknemers zich moeten ophouden wanneer een beweging voorbijrijdt. 3.6. Gevarenzone
538
Onder gevarenzone wordt verstaan de zone binnen dewelke een werknemer blootgesteld is aan het risico van aangereden of verpletterd te worden door een spoorvoertuig in beweging, of uit evenwicht gebracht te worden door het luchtverplaatsingseffekt dat veroorzaakt wordt door het voorbijrijden van een beweging aan hoge snelheid. 4. DIENSTWEGEN EN -OVERGANGEN 4.1. Gesteldheid van de dienstwegen 4.1.1. AANLEG VAN DIENSTWEGEN
539
De dienstwegen worden aangelegd en onderhouden door de dienst I; in de werkplaatsen wordt deze taak verzekerd door de betrokken onmiddellijke chef. De dienstwegen worden aangelegd buiten de gevarenzone van de sporen. Hun verharding en breedte zijn aan de behoeften aangepast, ze zijn minstens 0,80 meter breed. Verkeerspaden waar fietsers toegelaten zijn, moeten minstens 1,00 meter breed zijn. Het kan verantwoord zijn een fijnkorrelige verharde deklaag van 5 cm of een tegel- of betonbestrating aan te leggen. 4.1.2. AFBAKENING VAN DE DIENSTWEGEN
540
De werkpaden worden niet afgebakend. Behoudens in volle baan, worden verkeerswegen en -paden op de grond aangeduid door geelgeschilderde merktekens of kasseien. In de werkplaatsen en op de goederenkoeren worden de verkeerswegen en paden aangeduid door volle gele lijnen. Deze afbakening is niet nodig wanneer de aard of de kleur van de wegbekleding deze aflijning duidelijk aanduidt.
27ste bijvoegsel maart 2003
ARAD 06 - Deel IV - Titel II - Hoofdstuk I Blz. 4 ________________________________________________________________________ 4.2. Dienstovergangen 4.2.1. AANLEG VAN DIENSTOVERGANGEN
541
1) De dienstovergangen worden aangelegd en onderhouden door dienst I. 2) De aanleg van een dienstovergang moet altijd een uitzonderingsmaatregel zijn, als er voor het kruisen van de sporen geen andere oplossing bestaat of mogelijk is (bv. het gebruik van een perrontunnel, een overweg, een loopbrug, een onderdoorgang, enz...). De overgang wordt alleen aangelegd op plaatsen waar het personeel de sporen moet kruisen om het werk aan te vatten of te verlaten, of op plaatsen waar de sporen om dienstredenen vaak moeten worden overgestoken. Een dienstovergang moet zo aangelegd en uitgerust zijn dat hij de dienstweg voortzet. 3) Voor een dienstovergang moet het zicht op de sporen voldoende zijn, zodat men de sporen in alle veiligheid kan oversteken, ttz.: - na zich ervan vergewist te hebben dat er geen treinbewegingen zijn in de twee richtingen; - tegen een normaal tempo (+/- 4 km/uur); - bij normale weersomstandigheden; - mits een veiligheidsmarge die plaatselijk te bepalen is. Zo de zichtbaarheid onvoldoende is moet er een aangepaste signalisatie zijn. 4) Bij de keuze van de dienstovergang moet rekening gehouden worden met o.a. : - de zichtbaarheid op de sporen; - de lengte van de dienstovergang; - de mogelijkheid om de dienstovergang te splitsen (verbreding van het tussenspoor, wijziging van het spoortracé, ...). - het aantal treinbewegingen en de snelheid ervan; - de frequentie van de tijdelijke beperkingen van de zichtbaarheid (stilstaande wagens, rangeringen, ...); - het aantal gebruikers van de dienstovergang. 5) De bepaling van het type dienstovergang maakt deel uit van de procedure die vastgelegd is in punt 4.3. hierna.
27ste bijvoegsel maart 2003
ARAD 06 - Deel IV - Titel II - Hoofdstuk I Blz. 5 ___________________________________________________________________ 4.2.2. RANGSCHIKKING EN SIGNALISATIE VAN DE DIENSTOVERGANGEN
542
De dienstovergangen kunnen in 5 types gerangschikt worden, gaande van A tot E. De overgangen van type D worden aangelegd op verkeerswegen en mogen dus gebruikt worden door auto's; de andere types overgangen worden op verkeerspaden aangelegd en zijn dus in principe voorbehouden aan voetgangers. De beschrijving van de types dienstovergangen die momenteel voorzien zijn, volgt hierna alsook hun aanlegvoorwaarden en de gebruikte verkeerssignalisatie. Deze laatse behelst slechts de signalisatie ter hoogte van de overgang; in principe is er voor dienstovergangen immers geen afstandssignalisatie voorzien. De volledige beschrijving van de gebruikte verkeersborden en de voorstelling van de dienstovergangen op de schematische seininrichtingsplannen (SSP) bevinden zich in titel I van bundel VI van het ARS (overwegen en dienstovergangen). Een vereenvoudigde voorstelling van deze verkeersborden en de eventuele slagbomen wordt als bijlage I toegevoegd.
543
A. Dienstovergangen van type A Aanlegvoorwaarden Die overgangen worden aangelegd op de verkeerspaden waar : - de omloopsnelheid op de gedwarste sporen kleiner of gelijk aan 70 km/uur; - en de zichtbaarheid op de sporen voldoende is. Verkeerssignalisatie Geen.
544
B. Dienstovergangen van type B Aanlegvoorwaarden Die overgangen worden aangelegd op verkeerspaden waar : - de omloopsnelheid op de te dwarsen sporen hoger is dan 70 km/uur. - en de zichtbaarheid op de sporen voldoende is.
27ste bijvoegsel maart 2003
ARAD 06 - Deel IV - Titel II - Hoofdstuk I Blz. 6 ________________________________________________________________________ Verkeerssignalisatie Zoals een openbare overweg van vierde categorie, t.t.z. : - verkeersborden A45 of A47 naargelang de dienstovergang één of meer sporen omvat. Het gebruikte Sint-Andrieskruis is echter steeds een verkleind model. 545
C. Dienstovergangen van type C Aanlegvoorwaarden Deze dienstovergangen worden aangelegd op verkeerspaden : enkel aan de perrons van sommige stations en waarbij een of meerdere bediende seinen de dienstovergang afdekken. Verkeerssignalisatie Bestaat uit een lichtsein met twee boven elkaar geplaatste witte lichten en een onderbord met de volgende tekst (zwarte letters op witte achtergrond) : "Opgepast lichten Lichten gedoofd of knipperend: overgang niet verzekerd Ten minste een licht brandend : overgang veilig" NB. 1. Dit sein heeft geen gebiedend karakter : het geeft de gebruiker enkel informatie over de bewegingen op de sporen die het verkeerspad kruisen. 2. In bepaalde installaties kunnen de lichten knipperend zijn. Ze moeten dan beschouwd worden alsof ze gedoofd zijn. D. Dienstovergangen van type D Van deze dienstovergang bestaan 5 types, gaande van D1 tot D5.
546
1. Type D1 Aanlegvoorwaarden Deze overgangen worden aangelegd op verkeerswegen : - ten uitzonderlijken titel; - wanneer het weg- of spoorverkeer hoge intermitterende pieken vertoont (bv. toegang tot een werkplaats). Deze overgangen zijn uitgerust met een speciaal besturingssysteem dat ter plaatse bediend wordt.
29ste bijvoegsel maart 2005
ARAD 06 - Deel IV - Titel II - Hoofdstuk I Blz. 7 ___________________________________________________________________ Verkeerssignalisatie Zoals een openbare overweg van 1ste categorie, t.t.z. : - verkeersborden A45 of A47 naargelang de overgang een of meer sporen omvat; - twee volledige slagbomen of vier gedeeltelijke slagbomen die uitgerust zijn met reflecterende produkten of inrichtingen; - een verkeersbord C3 van ten minste 0,40 m diameter, vastgemaakt aan elke slagboom. Deze signalisatie mag aangevuld worden met : - een verkeerslicht bestaande uit twee rode lichten die afwisselend knipperen; - een verkeerslicht bestaande uit twee rode lichten die afwisselend knipperen en een verkeerslicht bestaande uit een maanwit knipperlicht; - een geluidssein. 547
2. Type D2 Aanlegvoorwaarden Deze overgangen worden aangelegd op verkeerswegen : -
in uitzonderlijke gevallen; bij zeer intens spoor- en wegverkeer; en indien de verkeersweg een breedte heeft groter dan 5 m en indien de zichtbaarheid op de sporen onvoldoende is.
De overgangen zijn uitgerust met een speciale bedieningsuitrusting die manueel ter plaatse of automatisch wordt bediend en in een signalisatie wegspoor ingeschakeld is. Verkeerssignalisatie Zoals voor een openbare overweg van 2de categorie, t.t.z. : - verkeersborden A45 of A47 naargelang de overgang één of meer sporen omvat; - twee gedeeltelijke slagbomen uitgerust met reflecterende produkten of inrichtingen; - een verkeersbord C3 van ten minste 0,40 m diameter, vastgemaakt aan elke slagboom; - een verkeerslicht samengesteld uit twee alternatieve rode knipperlichten; - een verkeerslicht bestaande uit een maanwit knipperlicht Deze signalisatie kan vervolledigd worden door een geluidssein.
27ste bijvoegsel maart 2003
ARAD 06 - Deel IV - Titel II - Hoofdstuk I Blz. 8 ________________________________________________________________________ 548
3. Type D3 Aanlegvoorwaarden Deze overgangen worden aangelegd op verkeerswegen : - indien één of meer sporen moeten gedwarst worden die bereden worden aan een snelheid hoger dan 70km/uur - en indien de aanleg van een overgang van type D4 niet mogelijk is. Deze overgangen zijn uitgerust met een speciale bedieningsuitrusting zoals de dienstovergangen van type D2. Verkeerssignalisatie Zoals voor een overweg van 3de categorie, t.t.z. : - verkeersborden A45 of A47 naargelang de overgang één of meer sporen omvat; - een verkeerslicht bestaande uit twee rode lichten die beurtelings knipperen. Deze signalisatie mag aangevuld worden met : - een verkeerslicht bestaande uit een wit knipperlicht; - een geluidssein.
549
4. Type D4 Aanlegvoorwaarden Deze overgangen worden aangelegd op verkeerswegen : - indien één of meer te dwarsen sporen bereden worden aan een snelheid lager of gelijk aan 70 km/uur; - en de zichtbaarheid op de sporen voldoende is Verkeerssignalisatie Zoals voor een openbare overweg van 4de categorie, t.t.z. : - verkeersborden A45 of A47 naargelang de overgang één of meer sporen omvat.
27ste bijvoegsel maart 2003
ARAD 06 - Deel IV - Titel II - Hoofdstuk I Blz. 9 ___________________________________________________________________ 550
5. Type D5 Aanlegvoorwaarden Deze overgangen worden aangelegd op verkeerswegen die slechts weinig gebruikte sporen dwarsen die enkel met rijden op zicht worden bereden. Verkeerssignalisatie Dit type dienstovergang is niet uitgerust met verkeerssignalisatie.
551
E. Dienstovergangen van type E Aanlegvoorwaarden Deze overgangen zijn voor hogesnelheidslijnen bedoeld en worden uitzonderlijk aangelegd. Ze zijn uitgerust met een lichtsein dat bestaat uit twee witte lichten die elk overeenstemmen met één spoor en metdrukknoppen. Verkeerssignalisatie De overgang is aangeduid met in het wit geschilderde spoorstaven, er is echter geen speciale nivelleringsweg aangelegd. Bij het bewerken van een drukknop kan de werknemer nagaan of het spoor vrij is (licht brandt) of dat er een trein in aantocht is (gedoofd licht). Het oversteken is toegelaten wanneer de lichten branden die met de in dienst zijnde sporen overeenstemmen. Indien deze lichten doven tijdens het oversteken, blijft er voldoende tijd om over te steken.
552
F. Opmerking In funktie van gefundeerde plaatselijke omstandigheden en mits advies van het betrokken comité PBW kunnen andere bijkomende maatregelen genomen worden (zoals zig-zagdoorgangen, afsluitingen, slagbomen met sloten, ...) 4.2.3. MARKERING VAN DE DIENSTOVERGANGEN
De boorden van de harde delen van de dienstovergangen worden in het wit geschilderd voor overgangen die ook geregeld door derden worden gebruikt (verkeerswegen) of in het geel voor de andere gevallen.
27ste bijvoegsel maart 2003
ARAD 06 - Deel IV - Titel II - Hoofdstuk I Blz. 10 ________________________________________________________________________ 4.3. Procedure voor het goedkeuren van verkeerswegen, verkeerspaden en dienstovergangen 553
1° De belanghebbende onmiddellijke chef(s) van het gebied waarin verkeerswegen, verkeerspaden en dienstovergangen dienen aangelegd, gewijzigd of afgeschaft, stelt (of stellen) een dossier op. Het opmaken van dit dossier gebeurt in gemeen overleg tussen de betrokken plaatselijke diensten. Het dossier omvat : a) een plan op schaal van het betrokken gebied met aanduiding van het tracé van de bestaande en in te planten verkeerswegen en -paden alsook de plaats van inplanting van de bestaande en aan te leggen dienstovergangen. b) een schets per dienstovergang met : - de plaatselijke toestand; - de weg- en spoorsignalisatie; - de zichtbaarheidsafstanden op het spoor (of op de sporen). c) een omstandige rechtvaardiging met inzonderheid : - de snelheid van het spoorverkeer; - de omschrijving van de voorgestelde weg- en spoorsignalisatie. d) een omstandige kostenraming (wegenis en signalisatie van de dienstovergang gescheiden). 2° De dienstwegen, de dienstpaden en de dienstovergangen worden door de bevoegde instanties goedgekeurd volgens de hierna beschreven procedure. a) dienstwegen, dienstpaden en dienstovergangen aangelegd in de stations en bundels Het dossier wordt aan de preventieadviseur van de eenheid PBW N voorgelegd, die de preventieadviseurs van de andere gebruikende eenheden PBW raadpleegt. Het dossier wordt vervolgens voor advies voorgelegd aan het subcomité PBW N en dan aan het comité PBW N dat voor de betrokken plaats bevoegd is. b) dienstwegen, dienstpaden en dienstovergangen aangelegd in volle baan Het dossier wordt aan de preventieadviseur van de eenheid PBW II voorgelegd, die de preventieadviseurs van de andere gebruikende eenheden PBW raadpleegt.
27ste bijvoegsel maart 2003
ARAD 06 - Deel IV - Titel II - Hoofdstuk I Blz. 11 ___________________________________________________________________ Het dossier wordt vervolgens voor advies voorgelegd aan het subcomité PBW II en dan aan het comité PBW II dat voor de betrokken plaats bevoegd is. c) dienstwegen, dienstpaden en dienstovergangen aangelegd in de werkplaatsen Het dossier wordt voorgelegd aan de preventieadviseur en aan het (de) subcomité(s) PBW of comité(s) PBW dat (die) voor de werkplaats bevoegd is (zijn). Als er in de drie bovengenoemde gevallen geen akkoord is bereikt, wordt het dossier aan de GPC voorgelegd. 3° Vervolgens wordt het dossier voor uitvoering overgemaakt aan de plaatselijke betrokken diensten. 5. CONSIGNE VAN DE DIENSTOVERGANGEN EN -WEGEN 5.1. Opstellen van het consigne 554
1) Voor elk zonestation en zijn aanhorigheden en elke centrale werkplaats wordt voor iedere werkzetel door toedoen van de onmiddellijke chef, een consigne opgesteld, gemeenzaam "consigne van de dienstwegen" genoemd. Voor de volle baan volstaat een verklarend schema van de dienstwegen. 2) Het consigne bevat ten minste : - een schema van de dienstwegen en dienstovergangen (zie model in bijlage 2); - de gebruiksregels; - de toegestane snelheid op de dienstwegen; - de toegangswegen; - de dienstovergangen met hun eventuele bijzonderheden. Voor de stations en voor de volle baan stelt het arrondissement I het schema op. De werkplaatsen stellen zelf een schema op. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de verkeerspaden die uitsluitend bestemd zijn voor voetgangers, de paden waarop fietsers toegelaten zijn en de verkeerswegen waarop zwaarder vervoer is toegestaan. 3) Het bij het consigne gevoegde schema en het schema voor de volle baan worden ter kennisgeving aan de gebruikers opgehangen in geschikte plaatsen (stations, werkplaatsen, depots, onderhoudscentra, bureau van het toezichtspersoneel enz.).
27ste bijvoegsel maart 2003
ARAD 06 - Deel IV - Titel II - Hoofdstuk I Blz. 12 ________________________________________________________________________ 5.2. Identificatie en conventionele voorstelling van dienstovergangen 555
5.2.1. IDENTIFICATIENUMMER
Iedere dienstovergang wordt geïdentificeerd volgens een doorlopende nummering die geldt voor de hele werkzetel waarin hij gelegen is. De nummers staan op het schema van de dienstwegen en -overgangen waarvan sprake hiervoor. Deze nummering moet overeenstemmen met die van de documenten opgesteld in het kader van het OH-plan ( plan voor het organiseren van de hulpverlening bij incidenten, ongevallen of rampen bij het vervoer per spoor) van het ARAD bundel 05.6. 5.2.2. CONVENTIONELE VOORSTELLING
1° Dienstovergangen van type A, B en C. Deze dienstovergangen worden niet opgenomen in het SSP (schematische seininrichtingsplannen). In teksten of plannen moeten ze als volgt worden opgenomen : -
dienstovergang type A : DOA + identificatienummer; dienstovergang type B : DOB + identificatienummer; dienstovergang type C : DOC + identificatienummer;
2° Dienstovergangen van type D De dienstovergangen van type D worden op dezelfde manier weergegeven als openbare overwegen; hun identificatienummer wordt echter omcirkeld om hen ervan te onderscheiden. Ze worden ook aangeduid op de schema's van de plaatselijke consignes. 3° Dienstovergangen van type E De dienstovergangen van type E worden opgenomen in het SSP.
27ste bijvoegsel maart 2003
ARAD 06 - Deel IV - Titel II - Hoofdstuk I Blz. 13 ___________________________________________________________________ 6. TOEGANG TOT DE TERREINEN VAN DE MAATSCHAPPIJ 556
1) De plaatsen waarlangs het terrein van de Maatschappij betreden of verlaten kan worden, zijn vermeld op het schema dat bij het consigne van de dienstwegen is gevoegd. Deze vermelding moet overeenstemmen met die van de documenten opgesteld in het kader van het OH-plan van het ARAD 05.6. Zo nodig is de toegangsregeling vermeld op bij de ingangen aangebrachte borden. 2) Werknemers die naar hun werk gaan of ervan terugkeren, moeten gebruik maken van de officiële in- en uitgangen die in het consigne van de dienstwegen vermeld zijn. 3) Spoorwegterrein waar geen publiek is toegelaten, is ook niet toegankelijk voor bedienden van de Maatschappij die er niet moeten zijn voor de dienst. 4) Het stationeren van voertuigen buiten de voorziene plaatsen is verboden; in geen enkel geval mag er op de dienstwegen of -overgangen gestationeerd worden. 5) De gebruikers van groep 2 moeten beschouwd worden als "personeel van externe ondernemingen" in de zin van randnummer 185 van het ARAD 06. De werkgever waarvan de instellingen afhangen waar deze gebruikers toegang hebben, moet hen dus inlichten omtrent de risico's die zij lopen door het terrein van de NMBS te betreden. Deze gebruikers mogen noch de veiligheid van het verkeer, noch de veiligheid van het personeel van de Maatschappij, noch de hunne in het gedrang brengen en moeten zich zorgvuldig houden aan de gegeven onderrichtingen.
27ste bijvoegsel maart 2003