Inhoudsopgave 1. DANKWOORD.........................................................................................................3 2. INLEIDING............................................................................................................. 4 3. OPENING VAN HET COLLOQUIUM.......................................................................5 Toespraak : • De Minister-President, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel..........................................................................................................7 • De Staatssecretaris belast met Ambtenarenzaken, Gelijke Kansen en de Haven van Brussel......9 • Françoise Goffinet, vertenwoordigster van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen............................................................................................................................11
4. Initiatieven inzake partnergeweld in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest................................................................................. 13 5. POSITIE VAN HET KIND IN EEN SITUATIE VAN PARTNERGEWELD EN DE GEVOLGENS VOOR ZIJN ONTWIKKELING......................................................... 16 Véronique Sion en Stéphanie Blondeau, Psychologen, CCMH-ULB, SOS Enfants ULB/CHU Saint-Pierre
6. HOE REAGEREN OP HET LIJDEN VAN EEN GETUIGE VAN PARTNERGEWELD ?......................................................................................24 Eliane De Vleeschouwer, Psychopedagoog et psychoanalyste, Fondation Françoise Dolto
7. Opvang en verhoor van minderjarigen die getuige zijn van strafbare feiten............................................................................. 30 Jean-Luc Bodson, Gespecialiseerd hoofdinspecteur/belast met cursussen over het audiovisueel verhoor van minderjarigen, Dienst Jeugd-Dienst politionele slachtofferhulp van de lokale politie Binche-Anderlues
8. GEWELD TIJDENS DE ZWANGERSCHAP: DE GEVOLGEN VOOR DE ZWANGERE VROUW EN DE BABY...................................................................35 An-Sofie Van Parys, Onderzoekster en promovenda, Universiteit Gent
9. DEBAT.................................................................................................................. 40 10. SAMENVATTING.................................................................................................42 11. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN.....................................................................46 10. DEELNEMERSLIJST.............................................................................................48
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
1
1. DANKWOORD
We willen graag de deelnemers, de sprekers, alle actoren op het terrein, de professionals en de leden van het gewestelijke overlegplatform bedanken, die zich elke dag weer inzetten voor de bestrijding van partnergeweld en die dit colloquium hebben verrijkt door hun aanwezigheid en hun ervaring. Zonder hen zouden deze problematiek en de intrafamiliale gevolgen ervan nog altijd tot de privésfeer behoren en taboe zijn. Onze dank gaat ook naar de directie Human Resources en Gelijke Kansen voor de logistieke steun, en naar onze partner, het Instituut voor Gelijkheid voor Vrouwen en Mannen, voor de succesvolle samenwerking. Minister-President bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel Staatssecretaris bevoegd voor Ambtenarenzaken, Geijke Kansen en de Haven van Brussel
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
3
2. INLEIDING
3. OPENING VAN HET COLLOQUIUM
Kinderen die lijden onder het partnergeweld bij hun ouders, zijn niet enkel “getuigen”, maar ook “slachtoffers”. Ze verschillen niet van kinderen die fysiek mishandeled worden. De kans is ook groot dat die kinderen of tieners die getuige zijn van partnergeweld de rol van slachtoffer of beul op zich zullen nemem als ze eenmaal volwassen zijn.
Toespraak van de Minister-President belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel
De specialisten vestingen de aandacht op de positie van het kind in een geweldsituatie en de gevolgen daarvan op zi jn affectieve, psychologische en schoolse ontwikkeling. Ze stellen opsporings- en preventiemethodes voor aan de ouders en aan de beroepsmensen die in contact komen met dit andere slachtoffer van partnergeweld. Om de mensen bewust te maken van deze problematiek heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de MinisterPresident et de Staatsecretaris voor Gelijke Kansen, in samenwerking met het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, ervoor gekozen om ter gelegenheid van de nationale dag voor de rechten van het kind en de internationale dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen een colloquium te organiseren rond het thema “Kinderen die getuige zijn van partnergeweld en intrafamiliaal geweld”1.
Mevrouw de Staatssecretaris, Mevrouw de vertegenwoordigster van het Instituut, Geachte dames, Geachte heren,
De gevolgen van dit geweld tussen personen zijn catastrofaal op menselijk, sociaal en economisch vlak en bedreigen ook het evenwicht in de structuren van onze samenleving. Sinds 2001 en het eerste Nationaal Actieplan (NAP) inzake bestrijding van geweld tegen vrouwen van Laurette Onkelinx zijn de overheden zich bewust geworden van deze gevolgen en hebben zij gecoördineerde maatregelen genomen om deze problematiek aan te pakken. Om tot een allesomvattende en efficiënte aanpak van partnergeweld te komen, is het immers nodig overleg te plegen, de maatregelen uit te breiden en ze te laten kaderen in een integraal en transversaal overheidsbeleid.
Sta mij toe u eerst welkom te heten op dit tweede gewestelijk colloquium over partnergeweld. Ook wil ik het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen danken om ons opnieuw hun lokalen ter beschikking te stellen. Ik maak er geen geheim van dat het toenemend geweld in onze samenleving, in welke vorm dan ook, mij erg verontrust. Doordat in onze samenleving geweld of nieuwe vormen van viriliteit al te vaak in het voetlicht geplaatst worden, vrees ik dat de terugkeer naar het recht van de sterkste gebanaliseerd wordt.
Toen Minister Christian Dupont later het startsein gaf voor het Nationaal Actieplan voor de Bestrijding van Partnergeweld 2004-2007, werkte het Brussels Gewest de vastgelegde thema’s naar aanleiding daarvan verder uit.
Geweld heeft nu zelfs een esthetisch dimensie en wordt steeds weer gebruikt als lokmiddel in films, reclame en zelfs de spelletjes van onze kinderen.
Daarop volgde de interministeriële conferentie van 8 februari 2006, waarvan de grote verdienste erin bestond dat zij een gezamenlijke en nauwkeurige omschrijving vastlegde voor het begrip « partnergeweld ».
Geweld tussen partners en in het gezin is een uiterst complex en delicaat probleem. Het sluipt vaak onmerkbaar binnen in een relatie, door het mis¬kennen van de rechten van de andere, van de zwakste binnen het koppel.
« Geweld in intieme relaties is een geheel van gedragingen, handelingen en houdingen van één van de partners of ex-partners die erop gericht zijn de andere te controleren en te domineren. Het omvat verbale, fysieke, seksu-
1 Tekst van de uitnodigingsfolder van het colloquium van 24/11/2008 “Partnergeweld: het kind als getuige” Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
4
5
ele en economische agressie, bedreigingen of geweldplegingen, die zich herhalen of kunnen herhalen en die de integriteit van de ander en zelfs zijn socio-professionele integratie aantasten. Dit geweld treft niet alleen het slachtoffer, maar ook de andere familieleden, waaronder de kinderen. Het is een vorm van intrafamiliaal geweld. Meestal zijn de daders van dit geweld mannen en de slachtoffers vrouwen. Geweld in intieme relaties in de privésfeer is een uiting van de ongelijke machtsverhoudingen die in onze samenleving nog steeds bestaan tussen vrouwen en mannen. ».
Bevangen tussen “een gevoel van loyauteit ten aanzien van de ouder die het geweld pleegt” en “een schuldgevoel ten aanzien van de ouder die daarvan het slachtoffer is”, worden de meeste kinderen ertoe genoopt een soort vermijdingsen verdringingsgedrag te ontwikkelen, hetgeen onmiskenbaar van invloed is op hun huidige gedragingen, alsook op het latere gedrag dat zij zullen ontwikkelen als volwassene. Canadese kinderpsychiaters hebben naar aanleiding van een onderzoek een lijst opgesteld van de symptomen die 91 kinderen ertoe brachten hen te komen raadplegen: angst, agressiviteit, gedragsstoornissen met verzet, aandachtsstoornissen met hyperactiviteit, schoolfobie, enzovoort.
Dankzij deze omschrijving, die het College van Procureurs-generaal aangenomen heeft in omzendbrief COL 4, is het enerzijds eenvoudiger geworden het optreden van gerecht en politie te harmoniseren en te systematiseren en anderzijds een duidelijk kader vast te leggen waarbinnen we ons beleid verder kunnen uitwerken.
Agressiviteit komt voor bij 43 % van de jongens en bij 17 % van de meisjes die aan geweld worden blootgesteld. Vereenzelviging met de agressor valt niet uit te sluiten. Kinderen die te maken krijgen met echtelijk geweld, zouden meer geneigd zijn zelf geweld te gebruiken en geweld goed te keuren om conflicten te beslechten. Zo ook hebben mannen die als kind aan deze vorm van geweld blootgesteld werden, meer kans hun toevlucht te nemen tot geweld in de relatie met hun partner.
Dat neemt niet weg dat, algemeen beschouwd, partnergeweld binnen een bevolking statistisch moeilijk in te schatten valt. Velen die geweld ondergaan of doen ondergaan, zijn omwille van verschillende redenen niet bereid daar openlijk voor uit te komen: schaamte, schroom, wantrouwen, angst. Taboe.
Vandaag geven de overheden zich rekenschap van het gevaar en hebben zij dit probleem op de maatschappelijke agenda geplaatst. Blootstelling aan geweld wordt zelden spontaan gemeld. Daarom is een belangrijk rol weggelegd voor de praktijkwerkers en professionele hulpverleners, met andere woorden: u dames en heren die te maken hebben met kinderen. Hoe vaststellen dat een kind te lijden heeft? Hoe handelen wanneer het kind hiermee naar buiten komt? Wat zijn de gevolgen? Wat zegt de wet? Daarom vonden wij het van groot belang een colloquium te organiseren rond kinderen die getuige zijn van partnergeweld, dat bovendien bijna samenvalt met de internationale dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen en de nationale dag voor de kinderrechten. Wij rekenen sterk op uw ervaring en getuigenissen om deze dag in te vullen. Ik dank u. �
De Minister-President
België beschikt zelf nog niet over cijfers ter zake, maar de Canadese statistieken waarnaar ik daarjuist verwees, zijn alarmerend en roepen vragen op wat betreft de situatie van kinderen, voor wiens bescherming en veiligheid wij allen moeten zorgen.
Bevolkingsenquêtes noch politieonderzoeken kunnen de volledige omvang van dit probleem weergeven. Uit Canadese studies blijkt dat 11 tot 23 % van de bevolking in het algemeen blootgesteld wordt aan partnergeweld, 17 % van de kinderen tussen 6 en 11 jaar oud en één kind op twaalf, ofwel 8 %, tussen 4 en 7 jaar oud (aan om het even welke vorm van geweld).
Gedurende veel te lange tijd werd voorbijgegaan aan deze zelfvermenigvuldigende kwaal, die niet alleen de gezondheid van onze kinderen schaadt, maar ook de fundamenten van onze samenleving aantast.
Partnergeweld laat bijna altijd sporen na, zeker wanneer er kinderen bij betrokken zijn.
2 Definitie die op 8 februari 2006 aangenomen werd door het College van Procureurs-Generaal en door de interministeriële conferentie van de federale overhead, de gemeenschappen en de gewesten, in het kader van het Nationaal Actieplan tegen Partnergeweld 2004-2007. Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
6
7
Toespraak van de Staatssecretaris belast met Ambtenarenzaken, Gelijke Kansen, de Haven van Brussel
Dames en heren, Het is voor mij een waar genoegen u te mogen verwelkomen op dit colloquium Partnergeweld dat ik samen met de minster-voorzitter organiseer op deze vooravond van de Internationale Dag tegen Geweld tegen de vrouw. Graag wens ik de heer Pasteel, mevrouw Goffinet en het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen van harte te bedanken voor de goede samenwerking rond partnergeweld, alsook om ons hier vandaag deze uitstekende locatie ter beschikking te stellen. Op basis van beperkte en niet-volledige gegevens, wordt geschat dat wereldwijd meer dan 275 miljoen kinderen te maken hebben met de meest voorkomende geweldvorm in onze samenleving, intrafamiliaal geweld. De wens om dit jaar om extra aandacht te besteden aan de kinderen die getuigen zijn van partnergeweld is gebaseerd op de overtuiging dat het onaanvaardbaar is dat kinderen geweld moeten ondergaan of meemaken binnen het gezin. Behalve een persoonlijk aanvoelen van eenieder, zijn er de studies die aantonen dat verschillende vormen van geweld samen moeten gezien worden. Zo blijkt bijvoorbeeld dat moeders die door hun partner worden of werden mishandeld twee keer zo vaak hun kinderen mishandelen. Ook plegen daders van parntergeweld meer geweld op hun kinderen dan mensen die geen geweld plegen op de partner. De grens tussen de verschillende vormen van geweld is dus zéér dun. Dit colloquium gaat niet over geweld bewust gepleegd op kinderen, maar over situaties waarin kinderen dagelijks geconfronteerd worden met bedreigingen die bij hen een reeks van emoties en gevoelens teweegbrengen die veel invloed hebben op hun emotionele, motorische en sociale ontwikkeling als mens:
Jongeren die blootgesteld zijn aan geweld, die het horen, aanvoelen of zien zonder dat ze betrokken partij zijn, ontwikkelen vaak een dader- of slachtoffergedrag en geen beiden zijn aanvaardbaar.
·· ze beleven hun kind zijn niet als andere kinderen; ·· ze geraken geïsoleerd omdat ze bijvoorbeeld thuis geen vriendjes kunnen uitnodigen; ·· ze vertonen verstoorde eet- en slaappatronen;
Het gaat om complexe en totale dynamiek die op lange termijn dient gezien te worden, waar de sprekers van vandaag ongetwijfeld meer over zullen vertellen.
·· ze lijden dikwijls aan pijn zonder dat daar aanwijsbare redenen voor zijn; ·· hun veiligheidsgevoel wordt aangetast;
Welke verschillende situaties kunnen zich voordoen? Hoe moeten gesprekken met kinderen gevoerd worden? Hoe kunnen we de ouders aandachtig maken voor hun kinderen?
·· d e regulatie van emoties en gedrag is in de war. Heel wat onderzoeksliteratuur noemt de blootstelling van kinderen aan huiselijk geweld dan ook een vorm van psychishe mishandeling.
Ik wens u een zeer leerrijk en interessant colloquium toe. �
Geweld tussen de partners brengt voor een kind ook heel wat fysieke risico’s met zich mee:
De Staatssecretaris
·· h et kind kan toevallig mee gewond raken tijdens een incident; ·· o m de moeder te terroriseren kan een kind ook het doelwit van de vader zijn. Er is een grote overlap tussen geweld op de moeder en de kinderen. Tussen de 30% en 60% van de kinderen van mishandelde vrouwen wordt zelf mishandeld. Het is mijn stelligste overtuiging dat elk kind een voorbeeld moet krijgen van een evenwichtige en gelijkwaardige partnerrelatie omdat dat zijn recht is als mens en omdat een kind niet onnodig belast dient te worden door het aanschouwen van geweld tussen de ouders.
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
8
9
Toespraak van Mevrouw Françoise Goffinet, vertegenwoordigster van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen
Geachte dames en heren,
Toch moeten we voorzichtig blijven in die analyses, aangezien de kinderen niet op dezelfde manier reageren en ze anders getroffen kunnen worden door het geweld waaraan ze worden blootgesteld. Er zouden dus beschermende factoren kunnen bestaan die de problemen beïnvloeden die bij het kind worden opgemerkt.
Allereerst wil ik Minister-President en Staatssecretaris bedanken dat ze het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen hebben uitgenodigd om het woord te nemen ter gelegenheid van de opening van het Brusselse colloquium inzake kinderen die getuige zijn van partnergeweld. Ik wil ook de heer Pasteel verontschuldigen, die er vanmorgen jammer genoeg niet bij kon zijn.
De studies wijzen op het belang van elementen zoals de eigenschappen van de ouders en de aard van de ouder-kindrelatie. Naast die elementen, die eigen zijn aan de gezinsstructuur, zijn er ook nog factoren buiten het gezin, hoofdzakelijk de sociale ondersteuning.
Het Instituut is verheugd in onze lokalen dit Brusselse colloquium te mogen verwelkomen, dat zeker de nodige aandacht zal vestigen op de invloed en de gevolgen van dit soort geweld voor de kinderen die er getuige van zijn.
Sinds 2005 maakt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest deel uit van de spelers die betrokken zijn bij het Nationale Actieplan ter bestrijding van partnergeweld.
De gemeenschappelijke definitie van partnergeweld, die is goedgekeurd in 2006, roept die dimensie al op, door aan te geven dat het geweld rechtstreekse of onrechtstreekse gevolgen kan hebben op andere leden van het gezin, en in het bijzonder op de kinderen, of die er nu “enkel” getuige van zijn of gebruikt worden als een middel om de ander te raken.
Tijdens de interministeriële conferentie op 13 juli 2005 is immers beslist om het federale actieplan 2004-2007 te wijzigen om een nationaal actieplan (NAP) op te stellen, voor de federale overheid en de Gemeenschappen en Gewesten samen, en om de prioritaire acties ter bestrijding van partnergeweld een concrete invulling te geven. Deze beslissing is goedgekeurd op de interministeriële conferentie op 8 februari 2006, net als de gemeenschappelijke definitie van het geweld, waardoor we kunnen samenwerken om het partnergeweld uit te bannen.
Uit meerdere studies blijkt dat getuige zijn van geweld ernstige negatieve gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van het kind. Die onderzoeken vermelden diverse problemen die zijn veroorzaakt bij die kinderen. Ze ondervinden onder andere meer stoornissen zoals depressie en angst, gevoelens als verdriet en ongerustheid, ze zijn afhankelijker van de volwassenen, ze hebben minder zelfrespect, ze ondervinden leerproblemen en, niet te vergeten, ze hebben meer gezondheidsproblemen.
Van de acties ter bestrijding van intrafamiliaal geweld behoren veel aspecten tot de bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten, en hun bijdrage is dus essentieel.
Al jaren ondersteunt de federale overheid in de provincies, in het kader van het plaatselijke beleid (geëvalueerd door Engender in 2006), de coördinatie inzake de bestrijding van partnergeweld. Daarom hebben het Instituut en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zich in 2005 bij de bestrijding van het geweld gevoegd, door de coördinatie inzake partnergeweld op te richten binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In Brussel speelt deze coördinatie, onder leiding van Minister-President en Staatssecretaris, een belangrijke rol. De coördinatie is ermee belast een stand van zaken op te stellen en een gewestelijk platform bijeen te brengen van actoren op het terrein en beroepsmensen die partnergeweld bestrijden.
Daartoe wil ik kort de nationale campagne van het witte lint vermelden die morgen plaatsvindt. Die witte linten, die al zijn uitgedeeld aan de deelnemers van vandaag, passen in het kader van de internationale dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen op 25 november. Ik dank u voor uw aandacht en ik wens iedereen een uitstekend colloquium. �
Françoise Goffinet voor het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen
Op de vooravond van 25 november, de internationale dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen, lijkt het essentieel om u te herinneren aan de coördinatierol die het Instituut op zich neemt op het vlak van de internationale verslagen die België voorstelt aan de VN en aan de Raad van Europa. Het Instituut vertegenwoordigt België ook in het bestuurscomité van het Daphnéprogramma (de bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen). Om tot die vertegenwoordiging te komen in alle internationale instellingen, moet het Instituut kunnen rekenen op de Gewesten, de Gemeenschappen, de beroepsmensen en de actoren op het terrein die u vandaag zo handig hebt bijeengebracht. Samen moeten we ons inspannen om de mentaliteit te doen verdwijnen en te doen evolueren.
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
10
11
4. INITIATIEVEN INZAKE PARTNERGEWELS IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 1. Context In 2005 heeft de federale staat de Gemeenschappen en de Gewesten tijdens een interministeriële conferentie betrokken bij de uitwerking van het Nationale Actieplan ter Bestrijding van Partnergeweld (NAP 2006-2007). Deze overeenkomst voorziet in de ontwikkeling van zes strategische doelstellingen: sensibilisering, opleiding, preventie, opvang en bescherming van het slachtoffer, repressie en evaluatie. Tijdens die ontmoeting hebben de federale, gemeenschaps- en gewestoverheden een gemeenschappelijke definitie opgesteld en aangenomen. Om deze nationale verbintenis tot een goed einde te brengen is in 2005 een overeenkomst ondertekend tussen het Gewest, vertegenwoordigd door Minister-President, Staatssecretaris en het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, waarbij de gewestelijke coördinatie inzake partnergeweld werd opgericht. De coördinatie ontwikkelt haar opdrachten bij het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, meer specifiek bij de directie Human Resources en Gelijke Kansen. De coördinatie speelt enerzijds de rol van gewestelijke tussenpersoon tussen de gewestministers, het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen en de bevoegde sectoren inzake partnergeweld. Anderzijds is zij ermee belast de actoren ter plaatse en de experten ertoe aan te zetten samen te werken door hen een globale en multidisciplinaire kijk te verschaffen. Overigens is het ook haar taak om opleidings- of sensibiliseringssessies te organiseren voor de actoren op het terrein zodat ze hun kennis van het beleid en de praktijken inzake partnergeweld kunnen vergroten en updaten.
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
12
13
3. Preventieactie bij jongeren
2. A cties ter sensibilisering van de Brusselse professionals
De Minister-President heeft een sensibiliserings- en preventiecampagne opgestart bij jongeren. Het gaat erom de banalysering van het geweld en de terugkeer naar fysieke machtsverhoudingen te neutraliseren door zich tot hen te richten in het kader van hun dagelijkse activiteiten: gemeentescholen, verenigingen, recreatieplaatsen, …
In 2008 zijn sensibiliseringsdagen georganiseerd voor de Brusselse eerstelijnshulpverleners uit diverse sectoren (gemeentepolitie, Bureau voor Slachtofferhulp, OCMW’s, medische huizen, justitiehuizen, psycho-medisch-sociale huizen, vzw’s, centra voor gezinsplanning, …) en voor de gemeentemandatarissen en gemeenteambtenaren die betrokken zijn bij de problematiek (dienst gelijke kansen, preventiedienst, lokale bemiddeling).
De keuze is gevallen op een actietoneelstuk dat in avant-première veel succes oogstte bij de aanwezige professionals op het colloquium ‘Partnergeweld: kinderen als getuigen’ in november 2008.
Ze zijn bedoeld om concrete inlichtingen te verschaffen over de psychologische en ondersteunende aanpak van partnergeweld, waarbij de rol en de functie van de eerstelijnshulpverlener bij deze problematiek voor het voetlicht wordt geplaatst, en ook om inzicht te krijgen in partnergeweld en om de doorverwijzing en de opvang van slachtoffers en daders van partnergeweld te verbeteren.
Bij het toneelstuk, met als titel « Pars, cours, le rouge sur les lèvres » (‘Wegwezen, lopen, met het rood op de lippen)’ hoort een infobundel met als titel ‘Partnergeweld bij jongeren : praktische hulpmiddelen’. De bundel bevat diverse informatie- of sensibiliseringsmiddelen (brochures, tests, cd, dvd, …) waarmee de lesgever of opvoeder met de leerlingen het debat kan voortzetten dat het toneelstuk zeker zal teweegbrengen: de diverse vormen van geweld herkennen (psychologisch, verbaal, fysiek, seksueel), bewust worden van de gevolgen van dit geweld voor het slachtoffer, nadenken over mogelijke acties om uit de geweldspiraal weg te raken, de stereotiepen afbreken die bestaan rond geweld in relaties tussen jonge partners, herinneren aan de waarden van gelijkheid tussen vrouwen en mannen, de voorzieningen ter ondersteuning van de slachtoffers en de daders voor het voetlicht plaatsen.
Deze sensibiliseringsdagen hebben de verwachtingen van de deelnemers positief ingelost. Volgens hun evaluatie hebben ze door de sensibilisering een betere theoretische en praktische kennis van de problematiek verworven, en nieuwe tools om de slachtoffers van partnergeweld beter te kunnen opvangen en begeleiden, ze hebben andere hulpverleners en professionals die betrokken zijn bij partnergeweld kunnen ontmoeten om hun ervaring en hun goede praktijken te delen en toekomstige samenwerkingsprojecten te ontwikkelen en om ook sensibiliserings-, info- en opleidingsacties te voeren.
4. Projectoproep aan de gemeenten inzake partnergeweld
5. Ondersteuning van de gemeenten bij het opzetten van gemeentelijke netwerken
Het Gewest lanceert al vier jaar lang elk jaar een projectoproep om goede praktijken te ontwikkelen op het vlak van gelijke kansen en de bestrijding van partnergeweld. Die projectoproep, die in het begin enkel het aspect ‘gelijke kansen’ betrof, kan op almaar meer interesse rekenen sinds het onderdeel ‘partnergeweld’ eraan is toegevoegd. Naar aanleiding daarvan moeten we de groeiende inzet van de gemeentelijke partners erkennen, wat ook te wijten is aan de oprichting van nieuwe schepenambten inzake gelijke kansen na de laatste gemeenteraadsverkiezingen in 2006.
Het Gewest wil meer gaan samenwerken met de gemeenten door de plaatselijke bestaande of geplande krachtenbundelingen inzake intrafamiliaal en partnergeweld te ondersteunen. Het Gewest dringt erop aan (inter)lokale platformen op te richten via de gewestelijke coördinatrice. Dit initiatief is erop gericht de plaatselijke gemeenschappelijke acties inzake partnergeweld te bevorderen en te stimuleren. 6. Drukken en verspreiden van de documenten van het colloquium op 23/11/2007
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest stelt subsidies ter beschikking van de Brusselse gemeenten zodat ze projecten kunnen opstarten inzake gelijke kansen voor mannen en vrouwen en inzake partnergeweld. Deze projecten zijn erop gericht een relevante bijdrage te leveren tot de ontwikkeling van acties ter bestrijding van partnergeweld en acties om het werk zichtbaarder te maken van sectoren die met de problematiek te maken krijgen.
Het Gewest stond erop de documenten van het colloquium “Partnergeweld: aanpak en vooruitzichten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest”, op 23 november 2007, uit te geven en te verspreiden. De balans die is opgemaakt die dag heeft het mogelijk gemaakt de gewestelijke en plaatselijke vooruitgang onder de aandacht te brengen en nieuwe denksporen aan te snijden. De tweetalige brochure met de samenvatting van de werken is uitgedeeld aan de leden van het platform, de gemeentemandatarissen, de deelnemers aan de sensibiliseringsdagen inzake partnergeweld en de verantwoordelijken of diensten inzake gelijke kansen bij de Brusselse gemeenten.
De projectoproep is erop gericht de plaatselijke sensibiliserings- en preventie-initiatieven te ondersteunen inzake partnergeweld, plaatselijk ontwikkelde goede praktijken zichtbaarder te maken en bij te dragen tot een netwerk van gemeentelijke of intercommunale bemiddelaars. In 2008 zijn in het totaal 14 projecten rond partnergeweld geselecteerd, voor een totaal budget van 118.000 euro.
De documenten van het colloquium zijn online beschikbare op de site van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om de professionals, de terreinactoren en de plaatselijk verkozenen verder bewust te maken van deze problematiek via een grootschalige verspreiding.
De campagne wordt gespreid over het schooljaar 2008-2009.
�
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
14
15
5. POSITIE VAN HET KIND IN EEN SITUATIE VAN PARTNERGEWELD EN GEVOLGEN VOOR ZIJN ONTWIKKELING Véronique Sion en Stéphanie Blondeau Psychologen, CCMH-ULB, SOS Enfants ULB/CHU Saint-Pierre
1. D e SOS Enfants-teams in de Franse Gemeenschap van België Het gaat om gespecialiseerde diensten, die openstaan voor alle mensen die rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken zijn bij een situatie van kindermishandeling. Het zijn opvangplaatsen waar beroepsmensen, in een multidisciplinair team, kunnen luisteren en de tijd nemen om na te denken over de mishandelingssituatie, en samen oplossingen kunnen zoeken. De SOS Enfants-teams hebben als opdracht “in te staan voor de individuele preventie en de behandeling van mishandelingssituaties, op eigen initiatief of als een persoon, instelling of dienst om een tussenkomst vraagt.” De tussenkomst van de SOS Enfants-teams verloopt over het algemeen in drie stappen: de analyse van de aanvraag, de diagnostische evaluatie van de situatie en de samenstelling van een therapeutisch project.
bestaan die partnergeweld onderscheiden van een conflict binnen een koppel:
2. Wat is partnergeweld? De Belgische regering heeft eindelijk toegegeven dat er geen overtuigende definitie bestond van partnergeweld. Daarom heeft de wetgevende macht zich ingezet om, in het kader van het nationale actieplan ter bestrijding van geweld (2006) en met de hulp van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, een definitie te geven ( volgens ons, dit is een brede definitie van het begrip partnergeweld)3 . Toch bestaan er ook veel andere definities van partnergeweld in de literatuur. Drie daarvan trokken in het bijzonder onze aandacht: die van de regering van Québec in haar interventiebeleid inzake partnergeweld, de operationele definitie van Diane Prud’homme van de “provinciale groepering van de opvangtehuizen en de overgangshuizen voor vrouwen die het slachtoffer zijn van partnergeweld”, en ook de definitie die professor Henrion heeft gegeven voor het ministerie van Volksgezondheid van Québec (2001).
·· De intentie/ het overwicht: partnergeweld is een middel om macht te verwerven over de Ander. De agressie wordt opzettelijk gebruikt met als specifiek doel om macht over de Ander te verwerven. Bij een conflict binnen het koppel staat altijd een onderwerp centraal in het conflict, dat de oorzaak is van de ruzie, en niet het voorwendsel om de Ander geweld aan te doen. ·· De macht over de Ander: de wil om controle over de Ander te hebben is het fundamentele doel van het partnergeweld, terwijl het bij een conflict gaat om de uitdrukking van een meningsverschil, waarbij niet zozeer de macht over de Ander op het spel staat, maar eerder de macht over de situatie en het verlangen om te overtuigen. ·· De herhaling: partnergeweld wordt uitgedrukt via cyclische en terugkerende strategieën met in elke cyclus dezelfde fasen, terwijl een conflict niet gepland is, zelfs als het over onderwerpen gaat die onenigheid blijven veroorzaken.
Kortom, uit die definities blijkt dat als we het hebben over partnergeweld, het dan gaat om…
·· De gevolgen voor het slachtoffer: partnergeweld heeft destructieve gevolgen voor het slachtoffer, dat machteloos wordt gemaakt en verplicht wordt strategisch te reageren op de agressie, terwijl bij een conflict de partners vrij zijn in hun reacties en spontaan kunnen blijven, ze worden niet “geterroriseerd”.
• een geweldcyclus of een ontwikkelingsproces waarbij een partner welbepaalde strategiëen uitwerkt om het slachtoffer te overheersen. • een strategische cyclus die bestaat uit 4 fasen:
Overigens hebben de teams ook als opdracht de wetenschappelijke kennnis uit te breiden op het vlak van de preventie en de behandeling van mishandelingssituaties, maar ook om specifieke acties te ontwikkelen om te reageren op nieuwe problemen (zoals de problematiek van kinderen die getuige zijn van partnergeweld of de problematiek van tieners die feiten van seksueel misbruik plegen).
In onze praktijk worden we steeds vaker geconfronteerd met vragen om hulp met betrekking tot de problematiek van kinderen die getuige en slachtoffer zijn van partnergeweld tussen volwassenen. Voor we verder gaan in onze voorstelling van de gevolgen die deze gebeurtenissen hebben, lijkt het belangrijk om stil te staan bij de definitie van het onderwerp van onze presentatie.
·· Agressie en Bedreiging om het slachtoffer onder controle te krijgen
• geweld van velerlei aard: fysiek, seksueel, psychologisch, ontzeggingen en eisen.
·· Verantwoording en Verzoening om het slachtoffer terug te winnen en de invloed af te schermen
• een relationeel fenomeen waarbij de reacties van de slachtoffers erg gewelddadig kunnen zijn, maar zich onderscheiden van de agressie waartoe opzettelijk het initiatief is genomen. Die gewelddadige reacties zijn er meer op gericht opnieuw controle te krijgen over de situatie en zich te beschermen tegen de Ander, dan om controle te verwerven over de Ander.
• een fenomeen dat verschilt van een gewelddadig verlies van zelfbeheersing binnen een koppel. Op dat gebied herinnert Diane Prud’homme ons eraan dat er vier criteria 3 Ibidem
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
16
17
van de haat blijft de destructieve band bestaan tussen de volwassenen, en het risico zit erin dat deze keer de kinderen als doelwit worden genomen.
3. D e globale context van het partnergeweld evalueren om de gevolgen ervan voor het kind beter te kunnen evalueren Voor we de gekende gevolgen van partnergeweld voor de kinderen gaan beschrijven, lijkt het ons nuttig u eraan te herinneren dat de gevolgen van het geweld geval per geval genuanceerd moet worden volgens de globale context waarin het geweld plaatsvindt. Zo is het interessant om op te merken dat de aard van het geweld, de eigenschappen van het gezin en van het kind belangrijke variabelen zijn bij het onderzoeken van de mogelijke gevolgen.
3.2. Eigenschappen van het gezinsmilieu Heeft het kind in kwestie broers of zussen? En zorgen die broers of zussen volgens E. de Becker voor de activatie van het geweld, of voor een systeem dat de kinderen beschermt?
We zien broers en zussen die een sterke band hebben, en die elkaar ondersteunen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van het geweld dat ze ondergaan, en we zien andere broers en zussen waar de regel “ieder voor zich” geldt. Er kan ook een overzetting plaatsvinden van het conflict tussen de ouders naar de generatie van de kinderen, waardoor het risico bestaat dat het geweld nog lang na de scheiding van de ouders blijft voortduren. Het gebeurt ook dat kinderen als zondebokken worden aangewezen door hun broers en zussen, als het geweld van de ouders hen tegen elkaar opzet.
3.1. Aard van het geweld Hoe komt het geweld tot uiting binnen het koppel in kwestie?
• Zoals we al hebben vermeld, kan het geweld meerdere vormen aannemen en kan het zich op verschillende manieren uiten (fysiek, seksueel, psychologisch, ontzeggingen, …); • Het geweld kan direct of indirect zijn;
Wat voor persoonlijkheid hebben de ouders? Kunnen zij de ernst van de gestelde daden inzien, ernaar streven de dingen recht te zetten en proberen de dingen te veranderen?
• Bij het geweld kan het kind betrokken partij of getuige zijn; • Het geweld kan acuut of chronisch zijn in zijn evolutie;
Zelfs al is de gewelddaad traumatisch op zich, wat de ouders erover kunnen zeggen of ermee kunnen doen bepaalt ruimschoots de affectieve sporen die het achterlaat bij het kind. Hoe zwakker de persoonlijkheid van de ouder (psychotisch, depressief, onvolwassen of pervers), hoe minder de gesprekken over het geweld inhoud zullen hebben voor het kind en hoe groter het risico op een trauma!
• Het geweld wordt vaak verborgen gehouden en de clinici moeten dus bijzonder aandachtig zijn; Er valt ook op te merken dat partnergeweld niet neerkomt op een tweevoudige dynamiek dader/ slachtoffer, maar dat beide protagonisten van het koppel partnergeweld kunnen uitoefenen (met verschillende doelstellingen, zoals eerder is vermeld). Tot slot kan het geweld aanhouden na de effectieve scheiding, want onder het mom
hulpmiddelen om zich te beschermen tegen het geweld om zich heen:
Welke plaats geven de ouders aan het kind? Is het een persoon in de ogen van zijn ouders of is het maar een voorwerp voor psychische geruststelling?
• Bij een baby die niet kan praten, is het risico groot dat het kind als een ding wordt beschouwd in het conflict, als een trofee waar om gevochten wordt.
Naargelang zijn persoonlijkheid zal de ouder een verschillende relatie aanknopen met het kind. Als de ouder geen rekening kan houden met het kind als subject van de relatie (met zijn eigen psychische leven, zijn angsten, zijn eigen geruststellingscapaciteiten, …), dan valt te vrezen dat er geen enkel herstellend gesprek zal worden gevoerd met het kind. Bovendien dreigt het kind snel het voorwerp van het geweld en van het conflict tussen de volwassenen te worden, en loopt het kind veel risico verdrongen te worden of geweld te ondergaan.
• A ls het kind ouder is, kan het praten, en dat kan de ouder op een verdorven manier gebruiken, ofwel om van het kind een bondgenoot voor zijn zaak te maken, ofwel om het kind te stigmatiseren als een verrader en er een zondebok van het conflict van te maken (het risico is dan groot dat het kind zelf mishandeld wordt). Bepaalde kinderen zijn zich bewust van het belang van wat ze zeggen, en hullen zich in stilzwijgen. Jammer genoeg wordt dit zwijgen ook door de volwassenen geïnterpreteerd volgens hun eigen verwachtingen, en het brengt hen er soms toe de kinderen aan ware ondervragingen te onderwerpen. Daarbij houden ze totaal geen rekening met de persoonlijkheid van het kind, zijn behoeften, zijn verwachtingen, … Het kind wordt weer als een ding, als een instrument beschouwd.
3.3. Eigenschappen van het kind a) Wat voor persoonlijkheid heeft het kind?
Het basistemperament en de persoonlijkheid worden opgebouwd vanuit wat aangeboren is en wat verworven is. De interacties en relaties met onze omgeving beïnvloeden die opbouw in het bijzonder. Het spreekt dus voor zich dat partnergeweld het kind doet lijden en het ertoe aanzet aanpassingsstrategieën te vinden (zoals geremdheid op grond van schuldgevoelens of angst, onrust, …), die niet altijd de integratie in een andere relationele context bevordert (bijvoorbeeld: heel wantrouwig kind dat op school wordt uitgesloten). Hoe eerder het geweld ingrijpt in de ontwikkeling van het kind, hoe dieper verankerd de verdedigingsmechanismen dreigen te zijn en hoe moeilijker ze op losse schroeven kunnen worden gezet.
• Tijdens de puberteit worden bepaalde jongeren echte pleitbezorgers van de ene of de andere ouder. Ze vereenzelvigen zich met een ouderlijke rol en worden opgenomen in de helse cirkel van bedrog! Die tieners denken “mee te tellen” door een zwakke ouder te redden, ze denken dat ze invloed kunnen uitoefenen op de situatie en ze halen een zekere kracht uit dat standpunt. Jammer genoeg is de desillusie groot! Want in werkelijkheid wordt hun eigen bestaan op de achtergrond geschoven. Ze worden te veel in beslag genomen door dat valse gezinsdrama en hebben vaak niet meer voldoende energie om hun eigen persoonlijkheid en hun eigen leven op te bouwen.
b) Hoe oud is het kind in kwestie?
Hoe jonger het kind is, hoe minder het over verdedigingsmechanismen beschikt en psychische
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
18
19
ondergedompeld in destructieve relaties en een onbegrijpelijke chaos, zonder volwassene om die in bedwang te houden, kan het enkel bij zichzelf de oorzaken van die functiestoornissen zoeken. Het kind komt dan meestal tot de conclusie dat “dit alles aan hem en aan zijn stommiteiten te wijten is”. Het geringschat zichzelf en voelt zich schuldig.
4. Gevolgen voor het kind dat getuige is van geweld Ter informatie: in België zijn de cijfergegevens over dit fenomeen nog vaag. In Canada daarentegen, waar de slachtofferstatus van het kind dat partnergeweld meemaakt al lang erkend is, zijn de cijfergegevens verontrustend: het aantal kinderen dat blootgesteld wordt aan partnergeweld wordt op een half miljoen geschat (CRIVIFF, 2003). In andere studies meldt ongeveer 30% van een willekeurige groep volwassenen dat ze in hun kindertijd getuige zijn geweest van daden van partnergeweld (ibid). En het werkelijke cijfer kennen we niet!
c) Ontkenning en scheiding
Die verdedigingsmechanismen ontwikkelt het kind om de agressieve kant van de ouder te verbloemen en gehecht te blijven aan de zeldzame fijne momenten die het kan delen met de ouder. Het bestaan van ontkenning en scheiding, krachtige mechanismen, maakt het makkelijker om de extreme loyauteit te begrijpen die we zien bij de meeste kinderen die mishandeld zijn of die zijn blootgesteld aan ernstig geweld tegen hun ouders. Het risico is natuurlijk dat die verdedigingsmechanismen zich uitbreiden tot andere relationele situaties waar ze niet gepast zijn. Het kind zou zichzelf of anderen dan in gevaar kunnen brengen doordat het zich niet bewust is van de ernst van bepaalde gebeurtenissen.
4.1. Psychologische gevolgen a) O ntwikkeling van angstgevoelens en depressie
Geweld veroorzaakt angst bij alle kinderen die eraan worden blootgesteld. De angst kan de vorm aannemen van posttraumatische stress, een veralgemeend angstgevoel of nog lichamelijke angstproblemen (slaap- of eetstoornissen, …). Overigens ontwikkelt het kind vaak, om zich te beschermen tegen de angst, verdedigingsmechanismen als heteroagressiviteit (bv.kinderen die hun vriendjes, dieren, enz. mishandelen) of autoagressiviteit (bv.: mutilatie, impulsieve zelfdoding tijdens de kinderjaren, …).
d) Risico op vereenzelviging
Dit risico steekt de kop op als het kind de nodige affectieve afstand verliest ten opzichte van het pathogene relationele fenomeen dat zich voor zijn ogen afspeelt. Om de angst te overwinnen, neemt het kind dan een nieuwe identiteit aan en het bijhorende gedrag. Het kan zich vereenzelvigen met de dader, en zijn vrienden, zijn broers en zussen, enz. pijn doen, of het kan zich vereenzelvigen met het slachtoffer door eerder een ‘vogel voor de kat’-houding aan te nemen en door de slachtofferfeiten uit te breiden (cfr kinderen die de zondebok zijn op school, die altijd wel iets breken, …)
Depressie komt ook heel vaak voor en gaat samen met een belangrijk gevoel van verkoeling. Als geen van beide ouders die kinderen kan helpen, kunnen het schuldgevoel en de depressie de identiteit van de jongeren aantasten. b) Zelfdepreciatie en schuldgevoelens
Om zich te ontwikkelen heeft een kind nood aan sereniteit om het hoofd te kunnen bieden aan de interacties met de omgeving. Als een kind wordt
4.2. Invloed op het gedrag
e) Ontwijking en Aanpassing
Bepaalde kinderen beseffen heel goed het gevaar van het geweld en trachten zich ertegen te beschermen door ofwel het conflict te vermijden, ofwel de omvang van het geweld te ontkennen, ofwel zich “aan te passen”, waarbij hun identiteit aangetast dreigt te worden. Deze kinderen “snijden zich af van een deel van zichzelf” uit zelfbehoud, ze functioneren automatisch, zonder verder in te gaan op of na te denken over wat affectief met hen gebeurt. Het zijn kinderen die de dingen aanvaarden zoals ze hen worden voorgesteld en die zich geen vragen meer stellen. Het risico is natuurlijk dat de angst lichamelijk tot uiting komt of dat het kind zich gaat afreageren.
Het gaat niet zozeer om specifiek gedrag, maar eerder om een wijziging, een “breuk” in de gewoonlijke manier van doen van het kind of de tiener, die zijn omgeving moet aanspreken over wat hij meemaakt. De volgende gedragingen verdienen bijzondere aandacht: teruggetrokken gedrag, de neiging om zich af te zonderen, heimelijk te zijn, te weigeren om te praten, agressief gedrag, aandachtsproblemen, de aantasting van het schoolbezoek (regelmatig maar lang niet systematisch), misdadig gedrag (de mentalisatieproblemen zijn soms zo erg dat de kinderen hun onbehagen op geen enkele andere manier kunnen uiten dan door zich af te reageren, wat in het lichaam al het geweld omzet dat het kind psychisch heeft meegemaakt. Het risico is vaak dat het kind niet begrepen wordt en enkel ervaren wordt als een agressor.), relationele en socialisatieproblemen,… Er valt ook op te merken dat bepaalde kinderen geen aandacht vragen van hun omgeving. Ze zijn onopvallend, terughoudend … Het zijn kinderen “die niet hinderen”, die we “zouden kunnen vergeten achter in de klas”, omdat ze zich zodanig gepast gedragen en terughoudend zijn. Ze beantwoorden aan alle verwachtingen van de volwassenen en “leiden hen om de tuin”. Het risico dat ze zich in zichzelf keren en een depressie krijgen is vaak niet veraf!
f ) Vervreemding
Dit fenomeen komt voor als een kind elke capaciteit verliest om de situatie persoonlijk te evalueren, als het slechts nadenkt en zich uitdrukt alsof het een deel is van de ouder van wie het vervreemd is (“onderworpen”). De gevolgen voor de opbouw van zijn eigen identiteit zijn heel nadelig. g) Verlies van houvast over de begrippen goed en kwaad / Verlies van sociaal houvast
Het kind wordt onderworpen aan een omgeving waar de waarden eerlijkheid en respect voor de Ander met de voeten worden getreden, en wordt gegrepen door de manipulatie zonder enige mogelijkheid om eruit te geraken. Zijn morele oordeel wordt verstoord en zijn relationele empathie vernietigd. Het kind is er dus, meer dan andere kinderen, toe in staat relatievormen te ontwikkelen die weinig correct zijn op sociaal vlak (scheldwoorden, manipulatie, …).
4.3. Fysieke gevolgen Vaak geeft het kind dat geconfronteerd wordt met partnergeweld er de voorkeur aan zijn onbehagen te uiten via zijn motoriek of via lichamelijke klachten, want het kind kan zelf de gebeurtenissen waarvan het de machteloze getuige is niet “verteren”. Iets gaat het te boven en uit zich in zijn lichaam, zonder dat het daarvan echt het geheim kent. Het lichaam zet op
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
20
21
weinig specifieke wijze om wat het kind soms niet kan zeggen. We zien dan diverse symptomen: motorische onrust, infecties van de luchtwegen, slapeloosheid, allergieën, maagdarmklachten, gezichts-, gehoor- en oorproblemen, …
6.2. T herapeutische opvang van de betrokken kinderen en volwassenen De zorg voor het kind is vooral gericht op het einde van de gewelddaad. Wij kunnen niet instemmen met het behoud van het geweld. We moeten dus eest opteren voor maatregelen in de sociale realiteit: de beschermende gerechtelijke instanties aanspreken, onderhandelen in aanwezigheid van een sociale autoriteit (de Dienst voor hulpverlening aan de jeugd, …) of minnelijke planning met de volwassenen (zelden mogelijk). Daarna moeten we op de juiste manier (zonder beïnvloeding of vermijding) het kind en zijn referenten ondervragen over dit geweld. De therapeutische ruimte die het kind wordt geboden zou het een derde ruimte moeten bieden om zich te distantiëren van de pathologische relationele patronen die het gezin vertoont. Maar om doeltreffend te kunnen zijn in die context, zal de clinicus zich moeten inleven, de verantwoordelijkheden van iedereen moeten vermelden, herinneren aan de zekerheden op dit vlak en het kind geleidelijk losmaken van de terreur. Het gaat er dus om de gewelddaden vastberaden af te keuren, zonder de ouders te beoordelen. Door zo te werk te gaan, biedt men aan iedereen de mogelijkheid om zijn legitieme plaats opnieuw in te nemen.
5. Gevolgen voor het kind dat slachtoffer is van partnergeweld “Partnergeweld kan natuurlijk het uitgangspunt zijn voor kindermishandeling als de volwassene het kind rechtstreeks de schuld geeft, of dat nu via fysiek en/of psychologisch geweld gebeurt. Spanning, onderdrukking, overwicht, terreur en afwijzing komen dan op het kind terecht, dat nooit voldoet. Het wordt geconfronteerd met te hoge verwachtingen voor zijn leeftijd en krijgt berispingen die ongerechtvaardigd zijn zowel in hun inhoud als in hun omvang.” (E.de Becker, 2008). Het gewelddadige afreageren op het kind is ontzettend traumatisch, vooral als dat gepaard gaat met een wil om overwicht te hebben over het kind en met afwijzing van de subjectiviteit van het kind. Deze kindermishandeling kan nog lang voortduren na de scheiding van de volwassenen zonder dat het kind beschermd wordt door een van de partijen. De een mishandelt het kind, de ander is te verblind door zijn eigen lijden om bewust te kunnen worden van het lijden van het kind en om beschermingsstrategieën te kunnen toepassen!
De opvang moet ook uitgebreid worden tot de betrokken volwassenen, aangezien het slecht functioneren van het koppel leidt tot het geweld, moeten de volwassenen ook opgevangen worden, ofwel in koppeltherapie, ofwel in het kader van individuele gescheiden therapie, ofwel in het kader van groepstherapie voor daders. De bemiddeling bij de moeders blijft essentieel om met het kind te werken.
6. Opvang 6.1. Ontwikkeling van preventieve acties De ontwikkeling van preventieve acties in educatieve kringen: de slaagkansen verhogen en de situaties die een positieve evaluatie bevorderen diversifiëren opdat het kind zich een goed idee vormt van zijn vaardigheden.
De breekbaarheid van het kader blijft problematisch bij deze opvolgingen en doet een beroep op ieders creativiteit om projecten op te
starten die een maximale veiligheid bieden wat de continuïteit van de opvolging betreft (bijvoorbeeld: meerdere onthaalcentra aanbieden om verschillende emotionele banden mogelijk te maken, en daarbij de samenhang van een gezamenlijke actie te behouden, onder mandaat werken, …).
Femmes Prévoyantes Socialistes, Les enfants témoins de violence dans le couple, document disponible sur leur site internet, 2006. Fortin A., Trabelsi M., Dupuis F., Les enfants témoins de violence conjugale : analyse des facteurs de protection. Documents de synthèse, Montréal, Centre de Liaison sur l’Intervention et la Prévention Psychosociales(CLIPP), 2002. Girard J., Rinaldi Baud I., Rey Hanson H., POUJOULY M-C., Les violences conjugales : pour une clinique du réel in Thérapie familiale, Genève, 2004 vol.25, n°4, pp 473-483.
6.3. Netwerken De kinderen die getuige zijn van partnergeweld moeten bij de beroepsmensen een gezamenlijke actie kunnen vinden tussen de gerechtelijke, therapeutische en opvoedkundige spelers, die hen voldoende geruststelt om opnieuw te kunnen leren om wat vertrouwen te hebben in de wereld van de volwassenen en hun beschermingscapaciteiten! �
Jaffe P. et Sudermann M., Les enfants exposés à la violence conjugale et familiale : guide à l’intention des éducateurs et des intervenants en santé et en services sociaux, Unité de prévention de la violence familiale, Santé Canada, 1999. Lavergne C., Chamberland C., Laporte L. et Baraldi R., Violence conjugale : impliquer les pères et aider les mères pour protéger les enfants, Centre d’excellence pour la protection et le bien-être des enfants, 2003.
7. Bibliographie
Moss K., Les enfants témoins de violence familiale in Tendances Sociales Canadiennes, Eté 2004.
CRIVIFF (Centre de Recherche Interdisciplinaire sur la Violence Familiale et la Violence Faite aux Femmes) : Les enfants témoins de violence conjugale : analyse des facteurs de protection, n°13 ; coll. Etudes et analyse, Québec, 2003.
Pâquet-Deehy A., Les conséquences de la violence conjugale sur les jeunes in Options CEQ n°19, Université de Montréal.
De Becker E., L’impact des violences conjugales sur les mineurs d’âge in Neuropsychiatrie de l’enfance et de l’adolescence, n°56, 2008, pp21-26.
Prud’homme D., Contexte de violence conjugale ou chicane de ménage : bien faire la distinction afin de mieux agir, atelier présenté dans le cadre du colloque de Plaidoyer-Victimes, juin 2005.
Femmes Prévoyantes Socialistes, Dépister et Aider les enfants témoins de violences dans le couple. A la croisée des pratiques psychosociales et féministes, document de base pour l’intervention lors du colloque « Violences entre partenaires : approche et perspectives en Région de BruxellesCapitale », 23 novembre 2007.
Regroupement provincial des maisons d’hébergement et de transition pour femmes victimes de violence conjugale, Comment protéger les enfants exposés à la violence conjugale ?, Mémoire concernant le projet de loi 125 présenté à la Commission des Affaires sociales du Québec, décembre 2005.
Femmes Prévoyantes Socialistes, Concomitance des violences entre les partenaires et des violences envers les enfants, document de base pour l’intervention lors du colloque « Violences entre partenaires : approche et perspectives en Région de Bruxelles-Capitale », 23 novembre 2007.
Rojas-Viger C., L’impact des violences structurelle et conjugale en contexte migratoire. Perceptions d’intervenants pour le contrer, Nouvelles Pratiques Sociales, vol.20, 2008, Presses Universitaires du Québec.
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
22
23
6. HOE REAGEREN OP HET LIJDEN VAN EEN GETUIGE VAN PARTNERGEWELD?
vader als met zijn moeder vereenzelvigen, en vooral met de relatie die bestaat tussen zijn ouders.
Het gebeurt zelfs dat het kind uit wraak wordt ontvoerd door een van de ouders. Het kind, dat zich bedreigd voelt, kan in de verleiding komen zich samen met de ouder die voor hem zorgt terug te trekken, en riskeert daarbij de vertrouweling van de ouder te worden en het onveiligheidsgevoel van de ouder te delen.
Als een van beiden zich in een zwakke positie bevindt, verzwakt die identificatie-opbouw en zal het kind een slecht beeld hebben van zichzelf.
Eliane De Vleeschouwer Psychopedagoge et psychoanalyste, Fondation Françoise Dolto
1. D oel van het fysieke of psychische geweld: de vernietiging van de ander We mogen niet vergeten dat het gezin bij uitstek een plaats voor geweld is: het is de plaats van de grootste liefde en van het ergste geweld. Dat heeft een fundamentele betekenis: dat het emotionele altijd in extremen dreigt te vervallen. Het hoeft ons niet te verbazen dat het gezin een plaats is waar zowel extreme liefde als extreem geweld mogelijk is, aangezien het per definitie het emotionele is dat de relaties regelt die er aangeknoopt worden. In België gebruikt één man op de zeven geweld in de gezinssfeer, en zo legt hij zijn gezin een destructieve sfeer op, een relationele ontwikkeling die gebaseerd is op macht en terreur. De kinderen worden onderworpen aan een socialisatiesysteem waarbij ze regels als geweld, bedreigingen en terreur als gerechtvaardigd beschouwen.
Zelfs als hij afwezig is, neemt de gewelddadige man de geest en de ruimte in beslag, en dwingt hij zijn slachtoffers tot constante waakzaamheid. Het isolement en de chaotische sfeer die de gewelddadige man oplegt, brengen de moeders ertoe constant strategisch te denken, om een zekere veiligheid te behouden, maar die in beweging komen, vluchten afremt.
Partnergeweld is altijd gericht op de vernietiging van de ander, zijn psychische en soms fysieke vernietiging. Geweld, dat is de wet van de sterkste, die zich altijd doet gelden door de wet van de stilte.
De kinderen leven dus vaak lang in die sfeer, en hen helpen zich “weer op te bouwen” is geen gemakkelijke taak. 1.1. D e gevolgen van het psychologische geweld:
De beledigingen, slagen, ontzeggingen komen er plots en op een irrationele manier. Het valt dus niet te voorspellen of te beheersen.
De ouders zijn de pijlers waarop het kind zichzelf kan bouwen. Het zal zich zowel met zijn
Een ouder zijn partner in diskrediet zien brengen is traumatiserend. Het kind kan de vernederde ouder verachten of in tegendeel de ouder willen troosten, de toegebrachte wonden willen helen; in dit geval zal het de grenzen tussen het aanvaardbare en het ontoelaatbare niet meer aanvoelen. Bepaalde kinderen kunnen ook een grote ontvankelijkheid voor geweld ontwikkelen en geweld beschouwen als een normale manier om conflicten op te lossen.
1.2. Het kan elke levensfase betreffen Het begint vaak tijdens de zwangerschap, aangezien die periode van grote affectieve spanning vaak het begin aankondigt van het geweld vanwege de vader, die een tweeslachtig of een gefrustreerd gevoel kan hebben over de komst van een kind. Slagen, zeker, maar vooral psychologisch geweld kan erge fysieke of psychische gevolgen hebben voor het kind dat geboren zal worden: vroeggeboorte, baby die weinig weegt, sterfte rond de geboorte.
Het geweld tussen de ouders kan bij het kind ook schuldgevoelens opwekken, want hoe jonger het kind is, hoe meer het gelooft dat de wereld rond hem draait. Het denkt dan ook dat het verantwoordelijk is voor het partnergeweld, en is ervan overtuigd dat het niet het kind is waar de ouders van droomden. Het kind beschouwt zich als slecht, plaatst zich in een mislukkingssituatie, vertoont gedragsproblemen of haalt zich de veroordeling van de gewelddadige ouder op de hals om de ouder die aangevallen wordt te beschermen. Het kind beschouwt zichzelf als “slecht” en vindt daarom dat hij het verdient gestraft te worden. Tot slot kan het kind oook zijn broers en zussen of zijn schoolkameraadjes aanvallen, en zo onbewust de gewelddadige ouder rechtvaardigen: “hij is niet zo stout, want ik doe hetzelfde als hij.”
Vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld laten zich medisch minder vaak checken en nemen minder vaak deel aan de sessies ter voorbereiding op de bevalling. Zwangerschapsonderbrekingen komen bij hen ook meer voor, ofwel omdat de partner niet wou dat de zwangerschap werd voortgezet, ofwel omdat de vrouw bang was voor nog meer geweld. Als de zwangerschap voltooid wordt, kan het partnergeweld onrechtstreeks stoornissen veroorzaken voor het kind: de moeders zijn bang of depressief. Sommige moeders drinken alcohol of nemen psychotrope middelen. Het spreekt voor zich dat moeders die geweld ondergaan hun kinderen niet kunnen beschermen. Hun vermogen om zich te hechten is vaak verstoord. Zuigelingen die te weinig affectie krijgen zullen strategieën toepassen zoals hyperactiviteit of huilen om “de aandacht te
Tot slot bestaat het ergste erin het kind te gebruiken als inzet voor het partnerconflict, waarbij het kind dan het voorwerp uitmaakt van chantage: “Als je vertrekt, zorg ik ervoor dat je het hoederecht van de kinderen niet krijgt!”.
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
24
25
trekken” van hun ouders, en het risico bestaat dat dit de problemen van het koppel nog verergert.
bare opvattingen is geweld niet aangeboren. Als het kind geweld ten tonele brengt, betekent dit dat hij er het eerste slachtoffer van is of dat hij probeert om een traumatiserende gebeurtenis te tonen waarvan hij getuige is geweest.
De ouders minimaliseren ten onrechte de gevolgen van het geweld, vooral voor de allerkleinsten die er geen afstand van kunnen nemen. We weten in het bijzonder dat kinderen posttraumatische stoornissen kunnen vertonen vanaf twee jaar. Het lijkt erop dat de negatieve gevolgen voor kinderen van zes à zeven jaar of ouder minder groot zijn dan voor een kind dat jonger is dan drie jaar. De opvoedkundige kwesties brengen ook veel conflicten met zich mee (maaltijden, naar bed brengen, televisie, …).
We kunnen ons ook vragen stellen bij een kind dat affectief heel koel is, heel teruggetrokken. Risico’s nemen tijdens de puberteit vormt ook soms een signaal. Een tiener kan bijvoorbeeld drugs gaan gebruiken om het symptoom op zichzelf over te zetten en de ouders de mogelijkheid te bieden te stoppen met vechten om zich met hem bezig te houden. We zien soms jonge meisjes die zichzelf in gevaar brengen om hun moeder te helpen, en dat gaat zelfs tot het onbewust op zich vestigen van het geweld van de vader, soms komt het zelfs tot incest.
Elke ouder verdedigt via de opvoedkundige regels zijn gezinscultuur. Daarkomt een gezinsconflict uit voort dat kan leiden tot geweld om de eigen opvoedkundige of religieuze regels op te leggen. Het moment waarop het kind een puber wordt, maakt het koppel ook zwakker, het wakkert de oude conflicten weer aan, in het bijzonder wat de ontluikende seksualiteit van de tiener betreft.
Bepaalde gevallen van anorexie bij jonge meisjes houden verband met een weigering van hun vrouwenlichaam, aangezien ze de vrouwelijke seksualiteit linken aan het geweld dat hun moeder ondergaat.
Tot slot kan het geweld opduiken als een van de partners zich zelfstandig maakt en daardoor het evenwicht van het koppel in gevaar brengt, vooral als die persoon voordien in de greep van zijn partner was.
We kunnen het gedrag van een kind of van een tiener nooit scheiden van het gezinsmilieu. 3. Hoe kunnen we kinderen helpen die getuige zijn van partnergeweld?
2. Hoe kunnen we opsporen dat een kind getuige is van partnergeweld?
Als we luisteren naar kinderen die getuige zijn van partnergeweld, is het van belang de ouders niet in een slecht daglicht te plaatsen, maar om eerder te proberen te begrijpen in welke gezinsgeschiedenis ze gevangen zitten. Dat betekent niet dat de ernst van de feiten geminimaliseerd moet worden, want elke gewelddaad moet bestraft worden. De straf hangt af van het gerecht, de psycholoog daarentegen staat ten dienste van het lijden van de slachtoffers.
Dit is een netelig probleem dat voorzichtigheid en een waakzaam en geduldig luisterend oor vooronderstelt. Het kind spreekt er niet spontaan over, maar meerdere signalen kunnen ons waarschuwen. Als een heel jong kind zich gewelddadig gedraagt, kunnen we ons afvragen welke redenen het ertoe brengen dat geweld ten tonele te voeren. In tegenstelling tot de gang-
De kinderen zeggen dat partnergeweld schaamte veroorzaakt, dat het ofwel hun vader verraden ofwel hun moeder in de steek laten is. Het kind dat wordt blootgesteld aan partnergeweld drukt een aanzienlijk dubbel gevoel uit: het twijfelt constant over wie er de dader en wie er het slachtoffer is.
ongeval, …), … Over het algemeen verschijnen de stoornissen niet meteen, maar discrete signalen kunnen erop wijzen: teruggetrokkenheid, het gevoel niet begrepen te worden, overdreven verstrooidheid. Deze lijst legt de nadruk op de prioriteiten bij de opvang van kinderen.
Het lijden van de kinderen houdt verband met het gevoel van emotionele, fysieke of materiële onveiligheid dat ze gewaarworden. Het lijden wordt beïnvloed door het onvermogen van de ouders om die veiligheid te waarborgen.
Meer nog dan het fysieke geweld spreken de kinderen over een gezinssfeer waarin niets hen bindt, niets hen zekerheid biedt. Ze leven in een sfeer van stress, terreur, verwaarlozing. Er wordt niet voldaan aan hun behoeften, er wordt niet gesproken over hun emoties, er bestaat geen samenhang tussen de uitwisselingen tussen hen en hun ouders. Dat versterkt hun stilzwijgen en het geloof dat hun leven toebehoort aan een vader die ze beschouwen als een weerspannig en oppermachtig wezen.
Werken met de kinderen is lastig omdat, zelfs als de problemen uitgedrukt worden, het moeilijk is om die louter met de feiten van partnergeweld in verband te brengen. Allereerst minimaliseren de moeders heel vaak de blootstelling van hun kinderen aan het geweld en de gevolgen dat het geweld voor hen heeft. Toch zeggen de meeste moeders, als ze gevlucht zijn, dat ze dat hebben gedaan om hun leven en vooral dat van hun kinderen te beschermen.
3.1. Eerste punt: Veilig maken Natuurlijk gaat het er allereerst om bij de opvang de fysieke veiligheid van het kind en zijn moeder te verzekeren, en de lichamelijke behoeften krijgen de voorrang: eten, drinken, rusten, rustig slapen. De “achtervolger” is ver weg en kent het adres van het opvangtehuis niet, zodat iedereen wat kan “uitblazen”.
De kinderen zijn bang, ze voelen zich machteloos maar ook verantwoordelijk voor de toekomst, het behoud en de veiligheid van hun gezin. De kinderen zijn geen passieve getuigen. Tijdens gewelddadige voorvallen handelen ze en sluiten ze soms een verbond met een van de ouders. Hoe meer de kinderen betrokken zijn bij de conflicten, hoe meer ze de kans lopen aanzienlijke stoornissen te ontwikkelen.
Het kind is dus fysiek veilig, het weet dat er voor hem gezorgd zal worden en dat het zal genieten van stabiliteit en routine (bijvoorbeeld: naar dezelfde school blijven gaan, als dat mogelijk is). Daarna gaat het erom, in de mate van het mogelijke, een psychologisch veiligheidsgevoel te herstellen.
Bij deze stoornissen zijn bepaalde mensen van oordeel dat het kind, door het onvoorspelbare en mogelijk gevaarlijke karakter van het fysieke en/of psychische geweld, een dergelijke stress doormaakt dat het de symptomen van een posttraumatische neurose ontwikkelt. Deze symptomen zijn vergelijkbaar met wat mensen ondervinden als ze geconfronteerd worden met oorlog, terrorisme, ongevallen (brand, auto-
Een kind dat getuige is van geweld moet het volgende te horen krijgen: • dat het niet verantwoordelijk is voor het gewelddadige gedrag of de ellende van zijn
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
26
27
ouders, dat het geweld geen deel uitmaakt van een normaal gezinsleven;
lig voelen, om zich te herkennen als slachtoffers en om te breken met de greep waarin ze zitten. De terugkeer van de moeders naar hun echtgenoot of partner en het toepassen van beschermingsscenario’s moeten opgenomen worden in de opvang van de vrouwen en kinderen die worden blootgesteld aan partnergeweld. Breken met de gewelddadige partner is immers onderdeel van een proces. We moeten weten dat de greep waarin de slachtoffers zich bevinden zo erg is dat de vrouw vaak meerdere keren moet vertrekken voor ze een einde maakt aan de relatie. Het einde van de relatie tussen de partners is een kritieke periode waarin het geweld en het beschouwen van het kind als een instrument erger worden.
• dat het niet het enige kind is dat zich in een dergelijke situatie bevindt, dat anderen zich er goed uit gered hebben; • dat zijn ouders hem graag zien, zelfs als ze daar niet naar handelen, dat hij het waard is liefgehad te worden. Bovendien moet het kind uitleg krijgen en moet het herinnerd worden aan de regels van het samenleven, dat is heel belangrijk om het kind de houvast te bieden dat het al zolang ontbeert, aangezien het overgeleverd was aan de goede wil van onstabiele volwassenen. Het moet ook inlichtingen krijgen over wat er gebeurt, het moet zich kunnen ontspannen, het moet plaatsen hebben waar het gedrag kan aanleren dat niet gewelddadig is.
3.3. D erde punt: werken met de kinderen met betrekking tot hun vader Het is van belang dat het kind kan verwoorden wat het heeft meegemaakt met zijn vader: bijvoorbeeld “Ik mis mijn vader, hij voetbalde met me” of “Mijn vader dronk bier met me op café”. Het is nodig om te werken met het kind rond de emoties die het voelt met betrekking tot zijn vader: verraad, angst, verwaarlozing, een dubbel gevoel, verlangen naar wraak, verlangen naar een band, …
3.2. Tweede punt: werken met de moeders is onontbeerlijk De moeders zijn reserves van hoop voor de kinderen. Werken met de moeders zal de stress van het kind verminderen, zal het kind minder de rol van de ouder doen overnemen en zal zijn loyaliteitsconflicten afzwakken. Het gaat er ook om hun plaats als opvoedster te herstellen, hun “gezag” over het kind, een blijk van affectieve zekerheid. Toch hebben deze moeders weinig zelfrespect, zijn ze vaak moe, hebben ze gezondheidsproblemen en nemen ze soms risico’s voor hun veiligheid. Ze maken vaak heel wat wanhoop door voor de ogen van hun kind. Ze hebben ook behoefte aan concrete hulp op materieel vlak: huisvesting, financiën, kinderopvang, … om hun rechten te kennen en te laten gelden. Ze hebben tijd en affectieve ondersteuning nodig. Het is dus van belang hulp te bieden, ruimte om te praten zodat ze zich vei-
3.4. Vierde punt: herinneren aan de wet De daders hebben weinig zelfrespect. Ze zijn er niet toe in staat egalitaire relaties aan te knopen, te onderhandelen, conflicten te beheren. Zonder macht stellen ze niets voor. Maar de daders moeten begrijpen dat elke vorm van geweld ontoelaatbaar is, dat een gezinslid slaan een gewelddaad en dus een misdaad is, dat ze geen beroep moeten doen op fysieke kracht om gerespecteerd te worden en dat het aanvaardbaar is om hulp te vragen.
Als het gaat om psychologisch geweld, is het veel moeilijker om de dader bewust te maken van het verbodene: voor de pester is het enkel het slachtoffer die de manipulatie veroorzaakt.
mishandelt, dan nog zijn ze niet verantwoordelijk en moeten ze zichzelf de schuld niet geven voor de situatie. Als er een crisis voorkomt, hebben ze hulp nodig om hun veiligheid te verzekeren op fysiek vlak voor henzelf en hun kinderen, ze moeten weten dat ze er niet alleen voor staan.
Al voorziet de wetgever een straf voor pesterijen, toch is het moeilijker om te bewijzen, vooral in het privékader van het gezin, waar de “wet van de stilte” nog erg wordt opgevolgd.
5. Welke preventie? 3.5. V ijfde punt: het kind opnieuw een plaats geven binnen het gezin
5.1. In de maatschappij
Binnen het gezin moet de plaats onderscheiden worden die elk kind inneemt ten opzichte van zijn broers en zussen, net als de relatie van elk kind met zijn broers en zussen, en het soort banden: bijvoorbeeld kind dat gespaard wordt, kind dat als zondebok wordt gebruikt, moederskindje. Het is heel belangrijk het kind te helpen zijn emoties en gevoelens uit te drukken: vereenzelviging met de gewelddadige ouder, jaloezie, kind dat slachtoffer is en de “missie” op zich heeft genomen de moeder te beschermen.
Een vroegtijdige preventie is mogelijk dankzij de begeleiding van jonge ouders door het personeel van de kraamklinieken, aangezien de komst van een kind altijd een moeilijk moment is, al is er geen sprake van geweld. In maatschappelijke centra, vrijetijdscentra en op school kan men kinderen en tieners leren nadenken over seksualiteit, het beheer van hun emoties, van conflicten, de aanvaarding van de emoties van de anderen. Tot slot weten we dat ouders die voordeel halen uit praatgroepen of die over de problemen die ze ondervinden spreken met hun kinderen of hun partner minder geneigd zijn tot partnergeweld of familiaal geweld.
4. Het verbreken van de stilte en het isolement Vanaf het eerste gesprek moeten de slachtoffers voelen dat ze in alle vertrouwelijkheid hun hart kunnen uitstorten. Het opsporingsgesprek kan een primordiale rol spelen voor het slachtoffer dat bij zijn partner blijft, aangezien er een vertrouwensrelatie kan ontstaan tussen de hulpverlener en het slachtoffer. Het hulpproces kan dan aangevat worden met het slachtoffer.
5.2. Opmerking De opvang van gezinnen en vooral van kinderen in moeilijkheden schokt vaak de hulpverlener tot in het diepste van zijn ziel. Hij moet dus zijn gevoelens kunnen uiten, kunnen nadenken over het werk en de gebruikte middelen. De plaats die iedereen heeft en het vertrouwen in een multidisciplinair team verdient een duidelijke en regelmatige uitwerking, met de eventuele hulp van externe hulpverleners. �
De slachtoffers hebben informatie nodig met betrekking tot de gewelddynamiek, de geweldcyclus. Ze moeten begrijpen dat ze het recht hebben goed behandeld te worden, dat het geweld echt bestaat, al willen ze dat liever negeren. Zelfs al houden ze van de persoon die hen
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
28
29
7. OPVANG EN VERHOOR VAN MINDERJARIGE GETUIGEN VAN STRAFBARE FEITEN Jean-Luc Bodson Gespecialiseerde hoofdinspecteur/Belast met cursussen rond het audiovisueel verhoor van minderjarigen, Dienst Jeugd – Dienst Slachtofferhulp van de plaatselijke politie van Binche-Anderlues
1. Voorword Sinds het midden van de jaren ’90 heeft het verhoor van minderjarigen de interesse opgewekt van de politiediensten. De kwetsbaarheid en de vatbaarheid voor suggestie van de minderjarigen vragen om een aangepaste aanpak om problemen te vermijden als secundaire victimisatie of de ongeldigverklaring van de getuigenis van een kind, te wijten aan een slecht gevoerd gesprek. Sinds 1996 zijn vele initiatieven opgezet bij de diverse politiediensten die ons land telde. Die initiatieven waren dan wel lovenswaardig, maar vaak waren ze verspreid. De hervorming van de politiediensten, de geïntegreerde aanpak van de opleiding en de invoering van wetgevende hulpmiddelen ter zake hebben een harmonisering van de verhoortechnieken mogelijk gemaakt, opdat een kind op dezelfde manier verhoord zou worden in Brussel als in Aarlen of Oostende. Het traject dat een minderjarige doorloopt die het slachtoffer of getuige is van een strafbaar feit, bevat vaak veel hindernissen die kunnen zorgen voor secundaire victimisatie bij het kind en/of verlies of vervorming van de informatie. Amerikaanse studies hebben uitgewezen dat een kind zich gemiddeld 12 keer uitdrukt over de feiten waarvan hij het slachtoffer is geworden. Ondanks alle maatregelen die zijn ingevoerd sinds die studie is het gemiddelde gezakt tot7 keer. De herhaling van het verhaal over een strafbaar feit en de manier waarop het slachtoffer daarover is ondervraagd kunnen leiden tot ontbrekende, vervormde of gesuggereerde inlichtingen. Die wijzigingen van het oorspronkelijke verhaal zijn evenveel zandkorrels in het heropbouwmechanisme van het kind en in het proces om de gerechtelijke waarheid aan het licht te brengen.
over gebeurtenissen die geen verband houden met het strafbare feit dat de minderjarige heeft ervaren als getuige of als slachtoffer, de minderjarige aan te moedigen vrij te vertellen.
2. D e motieven voor een aangepaste aanpak Waarom vond men het nodig om een specifieke verhoortechniek te ontwikkelen? Waarom is het nodig om op te nemen? Eigenlijk zouden we kunnen denken dat een klassiek politieverhoor afnemen altijd vruchten heeft afgeworpen. De politiediensten hebben altijd resultaten verkregen door op de klassieke manier te werken, waarom dus van methode veranderen?
Deze systematische aanpak moedigt de minderjarige aan om zich gedetailleerd uit te drukken over een niet-bedreigende gebeurtenis, dat wil zeggen een gebeurtenis die geen verband houdt met een weinig geliefd onderwerp. Dat heeft als voordeel dat de minderjarige een actieve rol krijgt toebedeeld, ver verwijderd van het beeld dat de minderjarige kan hebben van een politieverhoor, waarbij hij verwacht vragen te moeten beantwoorden. Bij deze aanpak zal de politieagent werken met de sociale dynamiek tussen hem en zijn gesprekspartner. Het gaat erom de boodschap over te brengen dat de belangrijke persoon in de kamer de minderjarige is en niet de politieagent.
Die vragen zijn al ontelbaar vele keren gesteld door veel collega’s die van hun stuk gebracht worden door de nieuwe richting die de verhoren van minderjarigen uitgaan. Hoe informatie wordt verkregen in het kader van een gerechtelijk verhoor moet in feite niet in die termen worden gevraagd. Het gaat om de kwaliteit, de nauwkeurigheid en de betrouwbaarheid van de inlichtingen die ingezameld zijn via het gerechtelijke verhoor. En daar moeten we vaststellen dat de verschillen tussen een klassiek verhoor door personeel dat niet is opgeleid rond de techniek van het verhoren van minderjarigen en een audiovisueel verhoor door opgeleid personeel enorm groot zijn wat de overvloed aan ingezamelde informatie is.
Als iemand zich aanmeldt bij een politiebureau, bestaat er onvermijdelijk, zelfs als het om een meerderjarige gaat, een krachtsverhouding tussen de politieagent en de burger. De politieagent vertegenwoordigt de overheid en draagt bepaalde, soms verkeerde beelden uit die men soms onthoudt uit de vroege kinderjaren. De politieagent straft mensen, sluit hen op, komt tussen omdat ze iets afkeurenswaardigs hebben gedaan. Die beelden zijn soms hardnekkig bij volwassenen, maar ze zijn ook aanwezig, en nog sterker zelfs, bij kinderen. Welke ouder heeft nog nooit tegen zijn kind gezegd: “Als je niet braaf bent, moet je naar de gevangenis!”, “Als je daar niet meteen mee ophoudt, bel ik de politie!”. Voor een kind schetst dat een repressief beeld van de politieagent, wat de bestaande wanverhouding tussen het kind en de politieagent vergroot, simpelweg omdat het een kind is dat tegenover een volwassene staat.
Het audiovisuele kader van het verhoor laat toe een cocon te creëren die meer geschikt is om inlichtingen in te zamelen dan een klassiek bureau. De afwezigheid van een computer of van bronnen van afleiding zoals de telefoon of collega’s die voorbijkomen, werkt het opvangen van wat het kind zegt in de hand. De politieagent let meer op wat de minderjarige zegt. Zodra het kader geoptimaliseerd is, moet daarna de luisterbekwaamheid bevorderd worden door een aangepaste gesprekstechniek te gebruiken. Die gesprekstechniek vergemakkelijkt in het bijzonder het oproepen van herinneringen bij de minderjarige. Het gaat erom, via open vragen
Daarom zal de verhoortechniek die gebruikt wordt om het kind te verhoren er allereerst naar
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
30
31
streven die kloof tussen de politieagent en het kind zoveel mogelijk weg te werken. Die kloof kan erg eenvoudig weggewerkt worden door het kind de boodschap door te geven dat de politieagent niet de belangrijkste persoon is bij het verhoor, dat de politieagent waarschijnlijk enkele vragen zal stellen maar dat het belangrijkste is wat het kind ons te vertellen heeft. Deze fase van het verhoor bestaat erin contact te leggen met het kind. Dat kan heel simpel, door interesse te tonen voor wat het kind graag heeft. Er zijn maar weinig kinderen die niets te vertellen hebben als men hen vraagt naar hun lievelingsspelletjes, hun lievelingssport of hun favoriete spelconsole. In dit stadium gaat het er voor de politieagent om het kind te tonen dat hij niet alles weet, dat hij feilbaar is en bepaalde dingen niet weet of zich vergist over iets. De sociale dynamiek in evenwicht brengen, dat is het kind tonen dat de kennis over een bepaalde gebeurtenis of over een bepaald onderwerp ook bij het kind kan liggen. Zodra de politieagent het lievelingsonderwerp van het kind heeft gevonden, zal hij systematischer gaan werken en het kind vragen om gedetailleerd uit te leggen waarvan het houdt, en het mag daarvoor zijn tijd nemen.
kader van de minderjarige. In dit stadium mag niets de uitdrukking van de minderjarige verstoren. Daarom moeten gesloten en specifieke vragen zoveel mogelijk vermeden worden.
Het kan gaan om de regels van een videospel, een sport of iets heel anders. De politieagent zal dan bepaalde aanwijzingen geven, zoals dat het kind zich kan vergissen of dat het belangrijk is om goed na te denken, de tijd te nemen, zoveel mogelijk details te vermelden, zelfs al lijken die onbelangrijk.
Het audiovisuele verhoor van minderjarigen berust op een respectvol, niet-suggestief gesprek via geleidelijke stappen.
De politieagent mag deze contactleggingsfase niet afraffelen of oppervlakkig behandelen, want van deze aanmoediging van het kind om zich uit te drukken hangen de overvloed, de nauwkeurigheid en de hoeveelheid af van de ingezamelde inlichtingen als de politieagent later het onderwerp van het verhoor aankaart. In het gespreksschema dat de agenten wordt aangeleerd, wordt bijzondere aandacht besteed aan dit punt. Vóór iemand de techniek van het verhoor van minderjarigen toepast, moet hij het belang inzien van wat we hierboven uiteenzetten, anders zal hij machinaal een verhoorschema toepassen zonder zelfs de reden daarvan te begrijpen. Zodra hij begrijpt waarom we kiezen voor die aanpak, kunnen we de techniek zelf bespreken. 3. Inleiding tot het verhoor van minderjarigen
Een gesprek waarbij de minderjarige gerespecteerd wordt, betekent niet enkel een “beleefd”, “onderhoudend” gesprek. Onder respectvol moeten we verstaan dat we respect moeten opbrengen voor wat het kind zegt, maar dat we ook respect moeten hebben voor zijn stiltes. Tot op vandaag is er geen verhoor dat meer respect toont voor wat het kind zegt dan het audiovisuele verhoor, waardoor zowel de politieagent als de expert beschikken over het authentieke verhaal van het kind, zonder vervorming, samenvatting of interpretaties, wat
Het kind zal daardoor meer zelfvertrouwen krijgen en zal vrij vertellen over het thema dat het gekozen heeft. In dit stadium heeft de politieagent zijn doel bereikt om zich weg te cijferen in het belang van het verhaal van de minderjarige. Voor de politieagent is deze luisteroefening ook een manier om te evolueren in het referentie-
vrijwel onvermijdelijk is als we werken met een klassiek verhoor.
hulpmiddelen die de politieagenten worden aangeleerd om het gesprek weer te doen opleven. Die hulpscenario’s, zoals wij ze noemen, zullen niet besproken worden in dit document. Toch gebeurt het maar zelden dat een kind niet weet waarom het naar het politiebureau moest komen. Een negatief antwoord op de vraag waarom het kind daar is, kan voortkomen uit ofwel angst die het kind voelt, ofwel een gebrek aan informatie over hoe een verhoor in elkaar zit, ofwel een afgehaspelde contactleggingsfase, ofwel uit het principe dat de informatie waarover het kind beschikt, gedeeld wordt met andere mensen, en het kind vindt dan dat de politieagent het maar aan die mensen moet vragen. Deze opsomming is natuurlijk niet volledig.
Het niet-suggestieve aspect verwijst naar de absolute noodzaak om de minderjarige niets te suggereren, aangezien een minderjarige gevoeliger is voor suggestie dan een volwassene. Bovendien moet de ondervrager opletten hoe hij zijn vragen formuleert. Repetitieve vragen over hetzelfde onderwerp mogen niet, want er is bewezen dat dit soort vraag het verhaal van de minderjarige beïnvloedt. De ondervrager moet ook letten op de feedback die hij het kind geeft. Een negatieve verbale of non-verbale feedback zou ook invloed kunnen hebben op het verhaal van het kind. Multiple choicevragen moeten vermeden worden, net als de formulering van complexe zinnen. Samenvattingen van wat het kind moeten beperkt worden in aantal, want elke samenvatting door de ondervrager vergroot het risico dat het verhaal van het kind vervormd wordt.
In het geval dat het kind weet waarom het naar het politiebureau is gekomen, zal de politieagent zijn aanpak op dezelfde manier sturen als bij de contactlegging over een neutrale gebeurtenis. Ik herinner u eraan dat de politieagent tijdens de contactlegging herinneringen heeft opgeroepen bij het kind en het heeft gevraagd om alles gedetailleerd uit te leggen en daar voldoende tijd voor te nemen, en zoveel mogelijk inlichtingen te geven, al vindt het kind die onbelangrijk. Daardoor heeft de politieagent het kind ertoe aangezet vrij te vertellen. In dit stadium van het verhoor gaat de politieagent op precies dezelfde manier te werk, door het kind te vragen ook zo te vertellen om de feiten uiteen te zetten. Op dat moment krijgt het belang van een geslaagde contactleggingsfase zijn volle betekenis, want dan is het waarschijnlijker dat u relevante, nauwkeurige en gedetailleerde inlichtingen krijgt. Zodra de minderjarige vrij vertelt, moet de politieagent enkel nog die vertelling zoveel mogelijk aanmoedigen, in het bijzonder door de nodige stiltes in te lassen zodat het kind alles op een rijtje kan zetten en verder kan vertellen zonder onderbroken te worden. Als het kind de vertelfase(n) heeft afgesloten,
Het wordt een verhoor via geleidelijke stappen genoemd, want het moet allereerst wettelijke inlichtingen bevatten die aan de minderjarige moeten worden meegedeeld, daarna ook inlichtingen om concreet aan de minderjarige uit te leggen hoe een dergelijk verhoor in elkaar zit. Die inlichtingen verschaffen draagt ook bij tot de sociale dynamiek die hierboven wordt uitgelegd, want blijk geven van transparantie ten opzichte van de minderjarige zal de volgende stap vergemakkelijken, namelijk contact leggen met die minderjarige. Het verhoor moet daarna een contactleggingsfase omvatten, waarvan het belang u hierboven is uitgelegd. Daarna pas wordt met de minderjarige besproken waarom hij naar een politiedienst moest komen. Als de minderjarige zegt dat hij niet weet waarom hij moest komen, bestaan er bepaalde
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
32
33
moet de politieagent elke inlichting die het kind heeft meegedeeld herhalen en die zoveel mogelijk verduidelijken door herformuleringen, gevolgd door open vragen die de minderjarige ertoe aanzetten opnieuw te gaan vertellen. De politieagent moet ervoor zorgen dat hij eerst alle relevante inlichtingen op deze manier doet verduidelijken vóór hij specifieke vragen gaat stellen. Die specifieke vragen betreffen het wanneer, wat, waar, …, maar zijn misschien niet langer relevant, als het kind die inlichting al heeft verschaft tijdens zijn vrije vertellingen. Tot slot staat het de politieagent vrij om aan het eind van het verhoor meer suggestieve vragen te stellen, maar daarbij moet hij in gedachten houden dat het antwoord dat hij krijgt minder betrouwbaar zal zijn dan een inlichting die hij uit de vrije vertelling van het kind haalt. Deze inleiding op het audiovisuele verhoor van minderjarigen die slachtoffer of getuige zijn van strafbare feiten had als doel de deelnemers in te lichten over de technieken die de politie gebruikt om een respectvol, niet-suggestief gesprek te voeren, in geleidelijke stappen. Voor meer informatie over de theoretische bronvermeldingen waarop de techniek van het verhoor van minderjarigen gebaseerd is, kunt u contact opnemen met de volgende dienst:
of
Algemene directie van de gerechtelijke politie Dienst Gedragswetenschappen Fritz Toussaintstraat, 8 1050 Brussel
de verantwoordelijke voor cursussen van uw gerechtelijk arrondissement, waarvan de contactgegevens beschikbaar zijn bij de dienst Gedragswetenschappen. �
8. GEWELD TIJDENS DE ZWANGERSCHAP : DE GEVOLGEN VOOR DE ZWANGERE VROUW EN DE BABY An-Sofie Van Parys Onderzoekster en promovenda, Universiteit Gent
Partnergeweld is uitvoerig beschreven als een omvangrijk probleem met belangrijke maatschappelijke en klinische implicaties (Macy et al, 2007; Bailey & Daugherty, 2007; Tilley & Brackley, 2004;Jasinski, 2004; Espinosa & Osborne, 2002; McFarlane, et al 2000). Wereldwijd is partnergeweld de meest voorkomende vorm van geweld. Onder geweld in intieme relaties (partnergeweld) begrijpen we het geheel van gedragingen, handelingen en houdingen van één van de partners of ex-partners (of de dreiging ertoe) die mogelijk of effectief schade berokkenen aan de andere partner op fysiek, psychisch, economisch en/of seksueel vlak. (Roelens et al, 2007; Werkgroep Partnergeweld, 2006; WHO, 2002). Het treft in hoofdzaak vrouwen en gaat voorbij aan leeftijd, culturele, religieuze en sociale grenzen (Roelens et al, 2007). De periode rond zwangerschap en bevalling (perinatale periode hier begrepen als een jaar voor de zwangerschap, tijdens de zwangerschap en een jaar na de bevalling) is in het bijzonder een erg kwetsbare periode aangezien het geweld zowel het maternale als het foetale/neonatale welzijn bedreigt (Silverman et al., 2006; Janssen et al, 2003). Prevalentiecijfers van partnergeweld variëren erg naargelang de gehanteerde definities, onderzoeksmethodologie en studiepopulatie. Er wordt geschat dat 10 tot 69% van de vrouwen ooit in haar leven het slachtoffer is geworden van partnergeweld (Krug et al, 2002). Omtrent de cijfers van geweld tijdens de zwangerschap lijkt er een grotere consensus te bestaan, de meeste studies schatten dat 3 tot 8% van de vrouwen het slachtoffer is van partnergeweld tijdens de zwangerschap (Sanchez et al., 2007; Silverman et al., 2006; Jasinski, 2004; Espinosa & Osborne, 2002; Gazmarian et al, 1996). De resultaten van de (tot op heden) enige Vlaamse studie (Roelens et al, 2007) met een representatieve steekproef van 537 zwangere vrouwen, toonde aan dat 26,7% van de vrouwen ooit in haar leven fysiek en/of seksueel geweld meemaakten. In 3,0% van de gevallen geven vrouwen aan dat het gaat over fysiek en/of seksueel geweld tijdens
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
34
35
de zwangerschap. In het jaar voor de geboorte van het kind bedraagt dat aantal 3,9%. Uit deze prevalentiestudie blijkt eveneens dat partnergeweld de meest voorkomende vorm van geweld is, 2,2% van de vrouwen rapporteren partnergeweld tijdens de zwangerschap en 2,4% in het jaar dat de zwangerschap voorafging. In 10% van de gevallen gaf de zwangere vrouw aan ooit in haar leven (fysiek en/of seksueel) partnergeweld te hebben meegemaakt. In 53,8% van de gevallen was het partnergeweld reeds aanwezig vóór de zwangerschap. Zeer recent werden de resultaten van een Brusselse studie betreffende zwangerschap en geweld gepubliceerd (Jeanjot, Barlow & Rozenberg, 2008). Eén van de doelstellingen van deze studie was de prevalentie van huiselijk geweld te bepalen in de multiculturele en sociaal gedepriveerde context van het grootste OCMW ziekenhuis van Brussel (St-Pieter). De cijfers blijken in dezelfde lijn te liggen als de resultaten van Roelens et al (2007), 22% van de vrouwen geeft aan minstens één keer in hun leven het slachtoffer geweest te zijn van huiselijk geweld en 11% geeft aan huiselijk geweld meegemaakt te hebben tijdens hun zwangerschap. In meer dan de helft van de gevallen blijkt de (ex)partner de dader van het huiselijk geweld te zijn.
slotte de zwangerschap als risicofactor (De Winter, 2007). In het eerste geval is het geweld reeds aanwezig vóór de zwangerschap en houdt het niet op te bestaan tijdens de zwangerschap en het postpartum. De periode van de zwangerschap kan eventueel wel een stressfactor zijn die gepaard gaat met veranderingen in het patroon van geweldpleging, het fysiek geweld zal bijvoorbeeld meer gericht zijn op de zwangere buik of in andere gevallen zal net die buik vermeden worden (Saltzman, Christopher, Johnson, Gilbert, & Goodwin, 2003; Guo, Wu, & Yan, 2003; Bacchus, Mezey, Bewley, & Haworth, 2004; Martin, HarrisBritt, Li, Moracco, Kupper, & Campbell, 2004; Sagrestano, Carool, Rodriguez, & Nuwayhid, 2004; Harrykissoon, Rickert, & wiemann, 2005). Zoals de studie van Roelens et al (2007) eveneens illustreerde, is partnergeweld vóór de zwangerschap een erg belangrijke risicofactor. Ondanks de inconsistente empirische evidentie, lijkt het persisteren van het geweld (ook voor en na de bevalling) het meest frequente patroon van geweld tijdens de zwangerschap te zijn. Een tweede patroon betreft een gewelddadige relatie waar rond de periode van de zwangerschap, al dan niet tijdelijk, een einde komt aan het geweld door de partner (McFarlane, Parker, Soeken & Bullock, 1992; Campbell, Oliver & Bullock, 1993; O’Campo, Gielen, Faden, & Kass, 1994; Campbell, Harris, & Lee, 1995; Jansinski, 2001; Sagrestano, Carool, Rodriguez, & Nuwayhid, 2004). Vaak stelt men echter vast dat de geweldpleging in de postnatale periode wordt hervat (HedinWidding, 2000; Bowen, Heron, Waylen, & Wolke, 2005).
Uitgaande van het feit dat een zwangerschap een belangrijk transitiemoment is, kunnen we stellen dat dit zowel de betrokken individuen als hun relatie voor een sterke uitdaging plaatst. Mannen en vrouwen zijn naast partners eveneens toekomstige ouders en dienen hiervoor zichzelf en hun relatie te herdefiniëren. Hierbij kunnen we ons echter de vraag stellen wat maakt dat sommige koppels dit transitiemoment probleemloos doorkomen, terwijl anderen hierbij geweld gebruiken. We kunnen 3 patronen van geweld onderscheiden, het geweld als persisterende problematiek ongeacht de zwangerschap, de zwangerschap als protectieve factor en ten
Een derde en laatste patroon is dit waarbij het geweld voor het eerst optreedt tijdens de periode van de zwangerschap. Dat patroon wordt ondersteund door de visie dat een zwangerschap heel wat stress en conflicten met zich kan meebrengen die, wanneer zij escaleren,
aanleiding kunnen geven tot partnergeweld (Sagrestano, Carool, Rodriguez, & Nuwayhid, 2004; Burch & Gallup, 2004). Jaloezie, ambivalente gevoelen ten opzichte van de zwangerschap, stijgende financiële druk, toegenomen afhankelijkheid tegenover de zwangere vrouw, en verminderde seksuele beschikbaarheid zijn mogelijke elementen die aan de basis kunnen liggen van geweld tijdens de zwangerschap (Reel et al, 1996).
dervaringen (Priest, A., Austin, M. & Sullivan, E., 2007; Van der hulst et al., 2006; Silverman et al., 2005; McMahon et al., 2000). De negatieve impact van geweld op de zwangerschapsoutcome en -beleving wordt echter wel gemediëerd door variabelen zoals roken, alcohol- en druggebruik. Sommige studies stellen dat in vergelijking met vrouwen die geen slachtoffer zijn van geweld, zwangere vrouwen die wel geweld ervaren eerder naar sigaretten, alcohol of drugs zullen grijpen om het hoofd te bieden aan de stress die ze ondergaan (Mc Carraher et al., 2005).
De meeste onderzoekers zijn het erover eens dat geweld in al zijn vormen een negatieve impact heeft op de maternale en foetale outcome (Roelens et al., 2007, Sanchez et al., 2007; Van der hulst et al., 2007; Silverman et al., 2006; Janssen et al., 2003; MacMahon et al., 2000). Vrouwen die blootgesteld werden aan geweld tijdens de zwangerschap hebben o.a. meer risico op vaginaal bloedverlies, placentaloslating, pre-eclampsie, urineweginfectie, nierinfectie, vaginale infectie, cervicale infectie, HIV-infectie, zelfmoord, vermoord te worden, premature arbeid/bevalling, intra-uteriene groeiretardatie, neonatale sterfte (Sanchez et al.,2007). Vrouwen die ervaringen met partnergeweld rapporteren één jaar voor de zwangerschap lopen volgens Silverman et al. (2006) in vergelijking met vrouwen die geen geweldervaringen rapporteren meer kans op o.a. hoge bloeddruk, oedemen, vaginaal bloedverlies, ernstige nausea/braken/dehydratatie, urineweginfectie, nierinfectie, preterme bevalling, baby met een laag geboortegewicht en een baby die neonatale intensieve zorg nodig heeft. De gevolgen van geweld op de psychische/mentale gezondheid van moeder en kind zijn eveneens niet verwaarloosbaar. Perinatale problemen zoals o.a. depressie, een negatief zelfbeeld, psychosomatische klachten, dissociatie, angststoornissen, hoogrisico gedrag (vb. prostitutie), posttraumatische stressstoornis en postpartum psychose worden in verschillende studies in verband gebracht met gewel-
De negatieve gevolgen van partnergeweld tijdens de perinatale periode, zowel op fysiek als op psychisch vlak, zijn uitgebreid beschreven en aangetoond. Er is internationaal een vrij grote consensus onder zorgverleners over de nood aan een antwoord op dit ernstig en grootschalig probleem (Ramsay et al., 2007). De vorm en inhoud van dit antwoord is vooralsnog onduidelijk. Prenatale zorg wordt door vele zorgverleners en onderzoekers gezien als één van de toegangspoorten om slachtoffers te identificeren, te begeleiden en door te verwijzen aangezien zwangerschap vaak het enige moment is waar vrouwen op regelmatige basis in contact komen met zorgverleners (Espinosa & Osborne, 2002; Mc Farlane et al, 2000). Verschillende gezaghebbende instellingen in Groot-Brittannië en Amerika (a.o. American Medical Association, American College of Obstetricians and Gynaecologists, American Academy of Paediatrics, American College of Emergency Physicians, American Academy for Family Physicians, Centers for Disease Control) raden het systematisch prenataal screenen naar geweld aan, al blijft de veiligheid en het effect voor sommigen omstreden. In Vlaanderen wordt er tot op heden niet routinematig gescreend naar partnergeweld. Sterker
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
36
37
nog, in Vlaanderen verwerpen 69,5% van de 249 ondervraagde gynaecologen het voorstel van routinematig screenen naar geweld bij alle patiënten (Roelens et al, 2006). Gynæcologen (als primaire obstetrische zorgverstrekkers in België) lijken het probleem van intiem partnergeweld in grote mate te onderschatten.
De vraag blijft echter wel of het actief routinematig screenen en identificeren van geweldslachtoffers ook zal leiden naar een veiligere situatie en een betere psychische en fysieke zwangerschapsuitkomst. Momenteel ontbreekt het nog aan duidelijk wetenschappelijk bewijs omtrent de effectiviteit van het screenen.
De belangrijkste barrières om te screenen zijn een gebrek aan tijd, angst om de patiënten te beledigen en een gebrekkige kennis van doorverwijsmogelijkheden. De ondervraagde gynaecologen verkiezen het opportunistisch screenen indien er fysieke letsels aanwezig zijn. Dergelijke manier van screenen zal weinig geweldslachtoffers detecteren aangezien de meeste slachtoffers van (emotioneel, psychisch, verbaal,…) geweld geen duidelijke fysieke letsels vertonen. Sommige slachtoffers kunnen bepaald signaalgedrag (verbaal en/of nonverbaal) vertonen, andere slachtoffers zenden helemaal geen signalen uit. Het is daarom van cruciaal belang dat zorgverleners oog leren hebben voor dergelijk gedrag en niet enkel voor de duidelijke fysieke letsels. Het interpreteren van signaalgedrag is echter geen eenvoudige zaak en het vraagt heel wat psychosociale vaardigheden om op een adequate manier te reageren.
De meeste studies over partnergeweld tijdens de zwangerschap zijn gericht op de identificatie van geweld, er zijn nog maar weinig studies die een interventie met betrekking tot geweld evalueren (McFarlane, Soeken & Wiist, 2000). Een unieke studie van McFarlane et al. (2006) deed een interventiestudie bij 360 slachtoffers van partnergeweld. Deze onderzoekers vergeleken het effect van twee interventies, een “wallet size resource card (kaartje met telefoonnummers en veiligheidstips)” en een uitgebreide begeleiding op basis van een protocol. In beide groepen daalde het aantal geweldepisodes, stelden de slachtoffers meer veiligheidsgedrag en werd er op kort termijn meer hulp voor partnergeweld gezocht. Tegen de verwachtingen in leek het protocol niet effectiever dan de “wallet size resource card”. De onderzoekers concluderen dat het identificeren van geweld in combinatie met het aanbieden van verwijsmogelijkheden het voorkomen van geweld kan verhinderen en de geassocieerde traumata vermijden. Indien perinatale zorgverleners alert zijn voor het bestaan van partnergeweld, (mogelijke) slachtoffers identificeren, signaalgedrag kunnen interpreteren en hier adequaat op reageren, kunnen preventieve ondersteunende maatregelen gefaciliteerd worden en negatieve gevolgen vermeden worden (Hobbins et al., 2004; Radestad et al., 2004).
De barrières die de zorgverleners in de studie van Jeanjot et al (2008) vermelden zijn: taal en culturele obstakels, het feit dat de partner steeds aanwezig is en tijdsgebrek. De bevraagde zorgverleners voelden zich in deze specifieke multiculturele setting eveneens ongemakkelijk bij het stellen van vragen naar geweld, beschouwen zichzelf hiervoor als onvoldoende opgeleid en kennen de doorverwijsmogelijkheden onvoldoende. Tegen de verwachtingen in geeft de meerderheid van de zwangere vrouwen aan er geen probleem mee te hebben om openlijk en routinematig door hun gynaecoloog bevraagd te worden omtrent geweld (Roelens et al, 2006).
Daarom lanceerde vzw ZIJN, in samenwerking met verschillende partners4 een sensibilisatiecampagne2 die de aandacht van het ruime publiek wil vestigen op deze problematiek. Daarnaast willen ze zwangere koppels, gevangen in een geweldsspiraal, de boodschap geven dat ze niet alleen staan en de (para)medische sector hulpmiddelen aanreiken om adequaat op deze problematiek te reageren. De evaluatie van de studiedag (die doorging op 21 april 2008) en de resultaten van de studie van Roelens et al (2007) hebben hun ertoe bewogen om in samenwerking met Sensoa een opleiding voor (para) medici te organiseren. Deze ééndaagse opleiding (op 11 juni 2009, te Sensoa Antwerpen) zal op een zeer praktische manier handvaten aanreiken om binnen de perinatale zorgverlening slachtoffers te identificeren en/of te screenen naar geweld, te begeleiden en adequaat door te verwijzen. � Artikel geschreven door An-Sofie Van Parys, Kathia van Egmond, Kristien Roelens, Marleen Temmerman
4 (CAW Halle-Vilvoorde, CAW Regio Leuven-Hageland, NVKVV, Centrum voor Relatievorming en Zwangerschapsproblemen, Parel, De Bakermat, Erasmushogeschool Brussel - Departement Gezondheidszorg, Kind & Gezin Vlaams-Brabant, Preventiedienst Leuven, Provincie Vlaams-Brabant - Cel Gelijke Kansen, UGent en Vlaamse organisatie voor vroedvrouwen) - 2 “Deze campagne werd in 2008 bekroond met de Belgische Prijs voor Criminaliteitspreventie van de FOD Binnenlandse Zaken en dit voor de categorie ‘slachtoffergerichte preventie..
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
38
39
9. DEBAT
1.Wat zijn de gevolgen van partnergeweld voor broers en zussen? De gevolgen verschillen naargelang de band tussen de broers en zussen waarmee we te maken hebben. Als de broers en zussen duidelijk solidair zijn met elkaar, dan hebben ze de neiging elkaar te steunen en te helpen. Hun band met elkaar wordt een beschermingsfactor. Er zijn daarentegen ook gezinssituaties waarbij er geen enkele solidariteit bestaat tussen de kinderen. De ouders houden een zekere dualiteit in stand bij de broers en zussen, door bijvoorbeeld hun kinderen te vergelijken, wat onvermijdelijk jaloezie veroorzaakt bij de kinderen. In deze situatie wordt de band tussen de broers en zussen sterk beschadigd, verwrongen, zelfs volledig destructief. De broers en zussen hebben een negatief en destructief beeld van hun band en een volledig afstandelijk contact onderling. De kinderen zullen het geweld nog pijnlijker ervaren.
3.B estaat er psychologische opvolging voor politiepersoneel dat werkt met kinderen die getuige of slachtoffer zijn van intrafamiliaal geweld? Als professional rond een dergelijke problematiek werken, leidt noodgedwongen tot persoonlijke vragen over eigen ervaring. Er zijn verschillende psychologische opvolgingsmethodes uitgewerkt: individuele opvolging of opvolging in groep, en ook het “stressteam” op federaal niveau. Het valt ook op dat de politiemensen meer moeite ondervinden om een mishandelingsdossier te behandelen dan een dossier over seksueel misbruik. Het spreekt voor zich dat groepssupervisie noodzakelijk is: politiemensen die een audiovisueel verhoor moeten afnemen van minderjarigen die slachtoffer of getuige zijn van strafbare feiten hebben ook nood aan psychologische opvolging.
2.Kunnen we een fysiologische afhankelijkheid van geweld vaststellen bij de kinderen of tieners? We merken op dat er een relatie van fysiologische afhankelijkheid van geweld bestaat bij kinderen of tieners die in een gewelddadig familiaal kader hebben geleefd. Die jongeren streven voortdurend naar spanningssituaties, ze gaan enkel leven door extreme situaties. Ze hebben nood aan voortdurende sterke emoties. Die fysiologische afhankelijkheid kan zich ook uiten door een fysiologische monopolisering: het geweld wordt bij de afhankelijke jongere het belangrijkste onderwerp waar hij mee bezig is en het dringt geleidelijk binnen in heel zijn activiteitsveld. Om in een dergelijke geweldsituatie te overleven en om zich te beschermen, wijzen ze elke “normale”, niet gewelddadige relatie af, door zich te wapenen en hun eigen gevoelens te verbergen. Het is van belang met die kinderen te werken om hen te leren opnieuw vertrouwensrelaties op te bouwen met volwassenen en/of hun gelijken.
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
40
41
10. SAMENVATTING
In het kader van de gewestelijke coördinatie inzake partnergeweld heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het tweede jaar op een rij een colloquium georganiseerd over de problematiek van partnergeweld. Op 24 november 2008 draaide het colloquium rond het thema “kinderen die getuige zijn van of blootgesteld worden aan partnergeweld”, ter gelegenheid van de Nationale Dag voor de Rechten van het Kind en de Internationale Dag voor de Uitbanning van Geweld tegen Vrouwen. Het colloquium had als doel om de Brusselse professionals en actoren op het terrein die in het kader van hun functie geconfronteerd worden met kinderen die getuige zijn van geweld hulpmiddelen, de juiste aanpak en de juiste houding te verschaffen en denksporen voor te leggen. 1. D e noodzaak om de algemene context van een geweldsituatie te evalueren Uit studies blijkt dat getuige zijn van partnergeweld ernstige gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van het kind (psychologische, fysieke, schoolse, sociale, … ontwikkeling). Nochtans kan elk kind op een verschillende manier getroffen worden. Dat hangt hoofdzakelijk af van de globale context van de situatie: de aard van het geweld, de eigenschappen van het gezinsmilieu, de eigenschappen van het kind. 2. D e gevolgen van partnergeweld voor het kind dat er getuige van is De gevolgen van een geweldsituatie voor een kind dat er getuige van is, kunnen meerdere vormen aannemen: psychologische gevolgen (de ontwikkeling van angstgevoelens en van depressies, zelfdepreciatie en schuldgevoelens, ontkenning en het risico op scheiding, ontwijking of aanpassing, vervreemding, verlies van houvast over de begrippen goed en kwaad en verlies van sociaal houvast), invloed op het gedrag (afzondering, teruggetrokkenheid, agressiviteit, …) en fysieke gevolgen (allerlei infecties, allergie, hoofdpijn, buikpijn, …).
Het kind dat getuige is van partnergeweld ondervindt ook een zeker dubbel gevoel: het voelt zich verloren, het weet niet langer wie de dader en wie het slachtoffer is. Dat zou kunnen leiden tot loyaliteitsconflicten: zijn vader verraden of zijn moeder in de steek laten? 3. Opsporing en aanpak van kinderen die getuige zijn van partnergeweld Een professional moet ten opzichte van een kind dat getuige is van partnergeweld geduldig zijn en moet letten op de vaak nauwelijks waarneembare signalen die het kind uitzendt. Het kind of de jongere heeft immers de neiging om zich af te zonderen en zich in stilzwijgen te hullen. Het is dus van belang te blijven letten op andere waarschuwingssignalen zoals agressiviteit, teruggetrokkenheid, overactiviteit, gebrek aan emotie, het nemen van risico’s, … Als we omgaan met een kind dat getuige is geweest, is het essentieel om het kind een veilig gevoel te bezorgen: allereerst fysieke veiligheid (van het kind én van de moeder), maar ook psychologische veiligheid: luisteren naar het kind, proberen om zijn familiegeschiedenis te begrijpen, het kind geen schuldgevoel bezorgen of de ouders de schuld geven. De rol van de hulpverlener bestaat erin ten dienste te staan van het lijden van het kind dat getuige is, en niet te oordelen of te straffen (dat is de taak van het gerecht). De hulpverlener moet ook de levensregels uitleggen aan het kind, om zijn leven opnieuw op te bouwen rond het sociale houvast die het mankeert. 4. Het belang van werken met de moeders Moeders die het slachtoffer zijn van geweld zijn breekbare vrouwen, ze hebben een ontzettend tekort aan zelfvertrouwen, ze zijn gestresseerd en lijden voor de ogen van hun kinderen, die dus niet gespaard blijven van de situatie. Als hulpverlener is het van het allergrootste belang om het ouderlijke gezag van de moeder over hun kind te herstellen, haar opnieuw een plaats als ouder te geven, om zo affectieve zekerheid in te voeren voor het kind.
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
42
43
5. Het audiovisuele verhoor, een respectvolle, niet-suggestieve en stapsgewijze techniek Het verhoor via geleidelijke stappen heeft als doel een logische rode draad te bepalen voor de politieagent, maar het zorgt ook voor een gradatie van de aangekaarte onderwerpen, van neutrale onderwerpen die geen verband houden met de feiten naar onderwerpen die meer met de feiten te maken hebben. Het idee achter een dergelijk schema is dat inlichtingen over een traumatiserende gebeurtenis enkel efficiënt kunnen worden ingezameld door herinneringen op te roepen, maar ook door die gradatie na te leven bij de onderwerpen die aan bod komen, om contact te kunnen leggen met de minderjarige en daarbij de risico’s op secundaire victimisatie bij het kind tot een minimum te beperken. We onthouden dus over het audiovisuele verhoor van minderjarigen dat het respectvol en niet-suggestief moet zijn en via geleidelijke stappen moet verlopen. Het verhoor moet een kader creëren dat de inzameling van informatie bevordert en moet de sociale dynamiek tussen de politieagent en het kind opnieuw in evenwicht brengen, zodat ze optimaal contact kunnen leggen en zodat de politieagent alle kansen benut om kwaliteitsvolle inlichtingen in te zamelen in het kader van een gerechtelijk onderzoek. Tot slot kan via deze techniek de secundaire victimisatie zoveel mogelijk beperkt worden en kan de politieagent, en eventueel de expertpsycholoog, exact gebruiken wat het kind zegt.
6. Geweld tijdens de zwangerschap Uit studies blijkt dat de periode van de zwangerschap en het jaar na de bevalling een bijzonder gevaarlijke periode is voor vrouwen. Een wetenschappelijke consensus schat dat 3 tot 8% van de vrouwen het slachtoffer is van partnergeweld tijdens de zwangerschap. In die situaties vallen 3 geweldschema’s op: het geweld als persisterende problematiek ongeacht de zwangerschap, de zwangerschap als beschermende factor en ten slotte de zwangerschap als risicofactor. Onderzoekers zijn het unaniem eens dat het geweld invloed heeft op de fysieke en mentale gezondheid van de moeder en van de foetus. Vrouwen die geweld ondergaan tijdens hun zwangerschap lopen bijvoorbeeld veel risico om het kind te verliezen of voortijdig te bevallen. Studies stellen ook vast dat die (toekomstige) moeders zelfmoordneigingen hebben, dat ze weinig zelfrespect hebben, dat ze vaak lijden aan angstgevoelend of een depressie. Verschillende gezaghebbende instellingen in Groot-Brittannië en Amerika raden hun gynaecologen te profiteren van het regelmatige contact dat ze hebben met hun patiënte tijdens de zwangerschap om een systematische prenatale screening naar geweld uit te voeren. In Vlaanderen verwerpen de meeste gynaecologen dit idee. Ze willen die screening pas uitvoeren als er sporen van slagen zichtbaar zijn, terwijl veel zwangere vrouwen lijden onder psychologisch geweld, dat geen sporen nalaat op het lichaam. Het is dus van belang dat zorgverleners die in contact komen met zwangere vrouwen of jonge moeders leren om verdacht gedrag op te sporen, dat wijst op de aanwezigheid van geweld in de privésfeer.
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
44
45
11. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN
De thema’s die aan bod kwamen tijdens dit colloquium en het debat dat eruit voortkwam, hebben het mogelijk gemaakt aanbevelingen te formuleren met betrekking tot de problematiek van kinderen die getuige zijn van partnergeweld. 1. D e sociale actoren ervan bewust maken dat het belangrijk is om kinderen die getuige zijn van partnergeweld op te vangen en op te volgen Het is essentieel dat alle Brusselse professionals die werken met de slachtoffers of daders van partnergeweld blijvend bewust wordt gemaakt van de nefaste gevolgen van een geweldsituatie voor het kind dat er getuige van is. Zelfs al wordt het kind zelf niet mishandeld, toch ondergaat het de gevolgen van de blootstelling aan het partnergeweld.
3. D e professionals ervan bewust maken dat ze bijzondere aandacht moeten besteden aan de zwangerschapsperiode, want die is bijzonder gevaarlijk voor de vrouw De zwangerschap is een van de momenten waarop het risico op een partnergeweldsituatie hoog is. De professionals uit de gezondheidssector moeten dus bijzonder letten op tekenen van een dergelijke situatie bij zwangere patiëntes. Een sensibilisering of een opleiding rond de risico’s en symptomen van een partnergeweldsituatie tijdens deze periode van kwetsbaarheid lijkt aangewezen voor dit doelpubliek (huisarts, gynaecoloog, enz.).
2. D e professionals uit het onderwijs- en vormingsmilieu leren de waarschuwingssignalen te herkennen bij een kind dat getuige is van partnergeweld Het is van belang leerkrachten, opvoeders en iedereen die in contact komt met kinderen te leren om te letten op bepaalde aanwijzingen, symptomen (zoals hyperactiviteit, concentratieproblemen, constante angst, fobieën, eetstoornissen, slaapproblemen, …) die kunnen wijzen op een partnergeweldsituatie waar het kind getuige van is.
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
46
47
10. DEELNEMERSLIJST
titre
nom
prénom
association
fonction
De heer
AHIME
Fabrice
PZ 5340 Politie Brussel-West / Dienst Jeugd en Gezin
Hoofdinspecteur
Mevrouw
ANDRE
Isabelle
Psycho-medisch-sociaal centrum van de gemeente Ukkel
Sociaal verpleegster
Mevrouw
ANSIAU
Sylvie
Politiezone 5344
Mevrouw
ASLAN
Melda
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Gewestelijke coördinatrice inzake partnergeweld
Mevrouw
BALCERS
Irène
Bureau voor Slachtofferhulp
Politiecommissaris
De heer
BARON
Jean-Pierre
Bischoffsheiminstituut
Directeur
Mevrouw
BAUCHAU
Donatienne
Politiezone 5342
Stagiaire hoofdinspecteur
De heer
BLANCKE
Birger
Buro-Federatie
Coördinator
Mevrouw
BO-BOLIKO
Monka Margerite
CAPS
Psychologe
De heer
BODSON
Jean-Luc
Lokale politie BincheAnderlues
Gespecialiseerde hoofdinspecteur
Mevrouw
BOIGELOT
Nadine
Preventiedienst van Vorst
Psychologe
Mevrouw
CAILLAUX
Irène
Association des Maisons d'Accueil et des Services d'Aide aux Sans-Abri (Vereniging van de opvangtehuizen en de diensten voor steun aan daklozen)
Administratief assistent
Mevrouw
CALEWAERT
Brunhilde
Dienst voor jeugdbijstand van Nijvel
Hoofdafgevaardigde algemene preventieafdeling
Mevrouw
CRETEUR
Sophie
Dienst Mentale Gezondheid
Psychiatrisch maatschappelijk assistent
Mevrouw
COCHET
Maud
ITER
De heer
CONNEWUE
Vincent
Réseau Hommes Belgique
Mevrouw
COPPIETERS
Kathleen
Dienst politionele slachtofferbejegening zone Brussel-West
Maatschappelijk assistent
Mevrouw
CORVISIER
MarieChristine
Centrum ter preventie van partnergeweld
Medeverantwoordelijke
Mevrouw
COUET
Valérie
Bureau voor slachtofferhulp
Politieagente / Maatschappelijk assistent
Mevrouw
CUISINIER
Marie
Vzw Source
Opvoedster
Mevrouw
DAHMANE
Anissa
Gemeenteschool nr. 10
Maatschappelijk assistent positieve discriminatie
Mevrouw
DAL
Cécile
Gezinsdienst
Maatschappelijk assistent
De heer
DEBOT
Damien
Lokale bemiddeling politiezone 5344
Stagiair
Mevrouw
DE CANNIERE
Amandine
Gemeentelijke dienst voor slachtofferhulp
Juriste
Mevrouw
DE KEERSMAECKER
Liesbet
Kabinet taatssecretaris belast met gelijke kansen
Medewerkster Gelijke Kansen
Mevrouw
DE PAUW
Monique
Politie Zone Montgomery
Lokale bemiddelaarster
De heer
DEDONCKER
Koen
Vzw zijn
Medewerker
Mevrouw
DEHASQUE
Véronique
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Attachee Cel Gelijke Kansen
Mevrouw
DEKOSTER
Laura
Gemeenteschool nr. 2
Stagiaire AS
Mevrouw
DE VINCK
Myriam
Centrum ter preventie van partnergeweld
Medeverantwoordelijke
Mevrouw
DE VLEESCHOUWER
Eliane
Vereniging Françoise Dolto
Psychopedagoge en psychoanalyste
Mevrouw
DE VRIEZE
Jeannine
Politie Ukkel / Jeugddienst
Mevrouw
D'HULSTER
Fabienne
ONE / Borelingen
Mevrouw
DOUMONT
Christelle
Politie Ukkel / Gezin-Jeugd
Mevrouw
DUBOIS
Maïté
PZ 5340 Politie Brussel-West / Dienst Jeugd en Gezin
Hoofdinspecteur
Mevrouw
EXTIN
Sylvie
Gemeenteschool nr. 9
Maatschappelijk assistent inzake positieve discriminatie
Mevrouw
FIGGE
Myriam
Home du Pré
Maatschappelijk assistent - teamverantwoordelijke
Mevrouw
FIVE
Martine
Gemeenteschool nr. 13
Maatschappelijk assistent
Mevrouw
FRERE
Christine
Gezinsplanning
Mevrouw
GHILS
Alissa
Programma Vrouwenrechten van Amnesty International
Maatschappelijk assistent
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
48
49
De heer
GIANNI
Jean-Pierre
Politie van Sint-Joost
Politieambtenaar
Mevrouw
MARION
Valérie
Vorst Afdeling Gezondheid
Animatrice inzake communautaire gezondheid
Mevrouw
GILAIN
Cécile
Preventiedienst van Vorst
Juriste
Mevrouw
MARTENS
Ann
Politiedienst “Jeugd en Gezin”
Inspecteur
Mevrouw
GILLET
Anne
ONE
Medisch maatschappelijk werkster
Mevrouw
MATTENS
Sylvia
Politie Brussel-Hoofdstad -Elsene
Slachtofferhulp - Psychologe
Mevrouw
GILSOUL
Laurence
Nationaal Forum Slachtoffers
Medewerkster - Attachee
Mevrouw
MONNIER
Sophie
Gemeenteschool nr. 2
Maatschappelijk assistent
Mevrouw
GIRARD
Béatrice
Centrum ter preventie van partnergeweld
Medeverantwoordelijke
De heer
MOSCHINI
Alessandro
Politie - Jeugddienst - Watermaal-Bosvoorde
De heer
GOFFART
Benoît
Belgisch Instituut voor Victimologie
Mevrouw
NEKKEBROEK
Sandrine
PZ 5340 Politie Brussel-West / Dienst Jeugd en Gezin
Hoofdinspecteur
De heer
GOSSIAUX
Philippe
ZP 5343 Montgomery – Plaatselijke politie
Politiecommissaris
Mevrouw
ORMANCEY
Ghislaine
Sociale Dienst vzw
Maatschappelijk assistent
Mevrouw
GOURMET
Caroline
BAV Koekelberg
Psychologe
Mevrouw
PAQUAY
Wivine
Maatschappelijk assistent
Mevrouw
HAEZELEER
Pascale
Gemeenteschool nr. 7
Maatschappelijk assistent positieve discriminatie
Dienst voor politionele slachtofferbejegening – Federale Politie
Mevrouw
PEREIRA
Fabienne
OCMW Schaarbeek
Maatschappelijk assistent
De heer
HEINE
Serge
Politiezone 5344
Mevrouw
PLATEAU
Brigitte
HOUTMAN
Brigitte
Talita
Directrice
Gemeentelijke administratie van Sint-Pieters-Woluwe
Werknemer
Mevrouw
Mevrouw
POMORSKI
Marie
HUBINANT
Julie
La Maison Rue Verte vzw
Opvoedster
PZ 5343 Montgomery – Plaatselijke politie
Inspecteur
Mevrouw
De heer
REMUE
Jean-Claude
JANSSENS
Marie-Alice
vzw le Nouveau 150
Maatschappelijk assistent
Hoofdkwartier Politie 5344 Schaarbeek-Evere-Sint-Joost
Commissaris
Mevrouw
Mevrouw
REMY
Isabelle
Ecole 5
Maatschappelijk assistent
Mevrouw
JEANNEE
Marie
vzw le Nouveau 150
Maatschappelijk assistent
Mevrouw
RIABICHEFF
Irène
Mevrouw
KAMALANDUA
Belina
OCMW Schaarbeek
Maatschappelijk assistent
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Wnd. eerste attachee directie Human Resources en Gelijke Kansen
Mevrouw
KONINGS
Elise
Kabinet Gelijke Kansen – Brussel-Stad
Medewerkster
De heer
RODRIGUE
Philippe
O.N.E.
Medisch maatschappelijk werker
Mevrouw
LEBRECHTS
Christine
Porte ouverte
Maatschappelijk assistent
Mevrouw
ROOLANT
Aurélie
asbl Autrement - Aide aux justiciables Bxl I
Psychologe
Mevrouw
LEFEVER
Katrien
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Coördinatrice Cel Gelijke kansen
Mevrouw
SAINT-VITEUX
Caroline
asbl le Nouveau 150
Maatschappelijk assistent
Mevrouw
LIENARD
Laurence
Preventiedienst
Schoolbemiddelaarster
Mevrouw
SCHOONVAERE
Aurélie
Gemeenteschool nr. 9
Stagiaire Maatschappelijk assistent Haute école PaulHenri Spaak
De heer
LONGFILS
Jacques
Vrij PMS-centrum 3 van Brussel
Directeur
Mevrouw
SERSTE
Lydie
Politiezone 5344
Mevrouw
LUIS SEQUEIRA
Anne-Marie
La Maison Rue Verte vzw
Psychologe
Mevrouw
SION
Véronique
CCMH-ULB
Psychologe
Mevrouw
LUMBAN TOBING
Milan
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Attachee
Mevrouw
SOETENS
Monique
CPCF des femmes prévoyantes
Maatschappelijk assistent
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
50
51
Mevrouw
SOUGNE
Nadine
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Directrice Human Resources en Gelijke Kansen
Mevrouw
WILLEMS
Ria
Porte ouverte
Directrice
Mevrouw
STEGEN
Mia
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Verpleegster bij de sociale dienst
Mevrouw
WILLOCQ
Jessica
OCMW Brussel
Referentiepersoon Jeugd
Mevrouw
STEREF
Jennifer
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Secretariaat Cel Gelijke Kansen
Mevrouw
WULLENS
Lydia
Sociale bemiddeling
Mevrouw
TAES
Danielle
Consultation ONE
Arts
Mevrouw
YOUSFI
Emily
Gemeenteschool nr. 7
Stagiaire maatschappelijk assistent Paul-Henri Spaak
Mevrouw
THEWIS
Evi
CAW Archipel & Mozaiek
Lesgever netwerk & Spreker partnergeweld
Mevrouw
ZINBI
Touria
Kabinet Minister-President
Medewerkster Partnergeweld
Mevrouw
THEYS
Sylvie
Les Trois Pommiers asbl
Maatschappelijk assistent
Mevrouw
ZURNI
Catheline
vzw le Nouveau 150
Maatschappelijk assistent
Mevrouw
TOUSSAINT
Renée
Politiezone 5340 - Oudergem
Hoofdinspecteur
Mevrouw
VAN BUYNDER
Chantal
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Attachee
Mevrouw
VAN DEN EEDE
Vanessa
PZ 5340 Politie Brussel-West / Dienst Jeugd en Gezin
Inspecteur
Mevrouw
VANDEWALLE
Laurence
PZ 5342 Politie van Ukkel
Hoofdinspecteur
Mevrouw
VAN DORSLAER
Pascale
Bureau voor slachtofferhulp
Adviseur
Mevrouw
VANESSE
Anne
Gemeente Sint-Gillis
Schepen voor gelijke kansen in Sint-Gillis
Mevrouw
VAN LANDEGHEM
Stéphanie
Politiezone 5344
Mevrouw
VAN LOO
Judith
Politie – Dienst Jeugd - Watermaal-Bosvoorde
Mevrouw
VAN MUYSEWINKEL
Nathalie
ONE
Medisch maatschappelijk werkster
Mevrouw
VANDERMARLIERE
Audrey
Bureau voor slachtofferhulp
Adviseur
Mevrouw
VANHAELEN
Hélène
Plan F, centrum voor Gezinsplanning
Psychologe
Mevrouw
VAN PARYS
An-Sofie
Universiteit Gent
Onderzoekster en promovenda
Mevrouw
VIGNE
Solange
Dienst mentale gezondheid
Maatschappelijk assistent
Mevrouw
VOLS
Marie-Anne
CAP Famille
Mevrouw
WATHELET
Dominique
ELIPS
Psychologe
Mevrouw
WILLAMEBOONEN
Magdeleine
Conseil des Femmes Francophones
Voorzitster
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
52
53
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
54
55
Verantwoordelijke uitgever : Norbert De Cooman Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Kruidtuinlaan 20 1035 Brussel
Coördinatie : Melda Aslan, Directie Human Resources en Gelijke Kansen, Gewestelijke Coördinatie inzake partnergeweld Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Kruidtuinlaan 20 1035 Brussel Mail :
[email protected]
Design : Florence Biston, Directie Externe communicatie Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Kruidtuinlaan 20 1035 Brussel
Partnergeweld: het kind als getuige • Verslagen van het colloquium • 24 november 2008
56