Aan de uitvoeringsorganen Ziekenfondswet en/of AWBZ
Circulaire nr.
Betreft uitvoering krachtens de
Datum
04/43
ZFW en AWBZ
18 augustus 2004
Onderwerp
Opheffen contracteerplicht AWBZ extramuraal Ingangsdatum
Vervangt circulaire(s)
1 september 2004 Kenmerk
Afdeling/Behandelaar
Doorkiesnummer
V&U/24061507
V&U/mw. mr. M. Hulshof
(020) 797 86 04
Resumé: Zeer binnenkort, waarschijnlijk per 1 september 2004 wordt de contracteerplicht voor AWBZ-zorg zonder verblijf opgeheven. Daarnaast wordt waarschijnlijk ook de contracteerplicht voor de functies dieetadvisering, prenatale zorg en uitleenartikelen opgeheven. Na het opheffen van deze plicht kan een zorgkantoor (namens de uitvoeringsorganen) bepalen met welke zorgaanbieder het wel en met welke het geen overeenkomst wil sluiten. Voor een zorgvuldige afweging om een zorgaanbieder wel of niet te contracteren, dient het zorgkantoor een contracteerbeleid te ontwikkelen. Daarbij moet het zorgkantoor rekening houden met een aantal (juridische) criteria / aandachtspunten om tot een dergelijk contracteerbeleid te komen.
1. Inleiding Zeer binnenkort, waarschijnlijk per 1 september 2004, wordt bij algemene maatregel van bestuur de contracteerplicht opgeheven voor AWBZ-zorg zonder verblijf. Ook voor de functies dieetadvisering, prenatale zorg en uitleenartikelen zal deze verplichting naar alle waarschijnlijkheid worden opgeheven. Met deze circulaire, die met Zorgverzekeraars Nederland is afgestemd, wil ik u informeren over de (praktische) gevolgen van deze maatregel. Ook wil ik u hiermee een handreiking bieden voor een goede uitvoering van het sluiten van overeenkomsten met zorgaanbieders. Als eerste ga ik in op de positie van het zorgkantoor in relatie tot de uitvoeringsorganen. Vervolgens komt het werkdomein van het zorgkantoor aan de orde. Daarna de (juridische) criteria / aandachtspunten waarmee het zorgkantoor rekening moet houden bij het contracteren. Ten vierde wordt een overzicht van de faciliteringsinstrumenten gegeven, waarvan u gebruik kunt maken bij het opstellen van een contracteerbeleid. Tenslotte worden de consequenties van het opheffen van de contracteerplicht, uitgaande van 1 september 2004, weergegeven.
2. Het uitvoeringsorgaan is de juridische contractant Het zorgkantoor onderhandelt met zorgaanbieders op basis van volmacht van (momenteel: alle) uitvoeringsorganen en sluit op basis van die volmacht overeenkomsten met zorgaanbieders. Dit betekent dat, zodra de overeenkomst met de zorgaanbieder tot stand is gekomen, het zorgkantoor er als gevolmachtigde partij tussenuit valt: de contractspartijen zijn dan de zorgaanbieder en de uitvoeringsorganen.
Deze constructie betekent onvermijdelijk dat niet het zorgkantoor maar de uitvoeringsorganen juridisch partij zijn bij de overeenkomst. Het zorgkantoor vult de beleidsruimte voor de uitvoeringsorganen als gevolmachtigde in. Wanneer een zorgaanbieder niet akkoord gaat met de weigering van het zorgkantoor om een overeenkomst met hem te sluiten, zal de zorgaanbieder dus niet het zorgkantoor, maar de volmachtgevende uitvoeringsorganen (in rechte) daarop aan moeten spreken. Dit is niet veranderd in vergelijking met de situatie vóór de gedeeltelijke opheffing van de contracteerplicht.
3. Werkdomein zorgkantoor Op grond van verleende volmacht voert het zorgkantoor, namens (momenteel: alle) uitvoeringsorganen, ter verkrijging van de AWBZ-verzekerde zorg, in zijn regio de onderhandelingen en sluit het voor de uitvoeringsorganen overeenkomsten met zorgaanbieders. Sinds het bestaan van zorgkantoren is het onderhandelen en het sluiten van overeenkomsten in de zorgkantoorregio ("de uitvoering van de AWBZ" zoals in de Beschikking aanwijzing zorgkantoren staat) zo uitgelegd dat zorgkantoren onderhandelen en overeenkomsten sluiten met alleen die zorgaanbieders die statutair zijn gevestigd in de regio van het zorgkantoor. Het zorgkantoor voert de AWBZ uit in de voor hem aangewezen regio. Tot welk zorgkantoor een zorgaanbieder zich moet wenden om een overeenkomst te sluiten, hangt af van de statutaire vestigingsplaats van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder is vanwege zijn statutaire vestigingsplaats aangewezen op één zorgkantoor. Als dat zorgkantoor met de zorgaanbieder een contract heeft gesloten, hebben, door de volmachtverlening van de uitvoeringsorganen aan dat zorgkantoor, alle AWBZverzekerden van die uitvoeringsorganen toegang tot die zorgaanbieder, ongeacht waar deze verzekerden wonen (in of buiten de regio van het zorgkantoor). Als de zorgaanbieder een statutaire vestiging heeft in een bepaalde zorgkantoorregio, kan de zorgaanbieder niet met een ander zorgkantoor (van een andere regio) een overeenkomst sluiten. Indien het zorgkantoor van de regio waarin de zorgaanbieder gevestigd is, weigert een overeenkomst met de zorgaanbieder te sluiten, kan de zorgaanbieder alsnog proberen een contract voor het verstrekken van zorg te krijgen. Dat kan op de volgende manier: ¾ De zorgaanbieder kan zich rechtstreeks wenden tot de uitvoeringsorganen en met hen een overeenkomst sluiten; ¾ De zorgaanbieder kan zijn statutaire vestigingsplaats naar een andere zorgkantoorregio overbrengen of van bijvoorbeeld een dependance in een andere zorgkantoorregio een afzonderlijke instelling maken (met dus een eigen statutaire vestigingsplaats) en ook daarvoor apart toelating aanvragen).
4. Aandachtspunten uit het Convenant Een zorgkantoor dient (namens de uitvoeringsorganen) een contracteerbeleid te ontwikkelen op basis waarvan het kan besluiten een zorgaanbieder wel of niet te contracteren. Het Convenant inzake taken en beheerskosten zorgkantoren van 13 maart 2001 (geactualiseerd op 19 maart 2003) somt een aantal vereisten op voor het contracteren van zorg door zorgkantoren. Deze eisen bestaan uit het contracteren van: ¾ voldoende, ¾ gedifferentieerde, en ¾ doelmatige zorg, ¾ geleverd binnen een redelijke termijn. ¾ Bovendien dient het gecontracteerde zorgaanbod aan te sluiten bij de zorgvraag. Daarnaast regelt het Convenant dat zorgkantoren bij het ontwikkelen van contracteerbeleid de volgende elementen in beeld brengen:
circulaire CVZ – 04/43
2
¾
¾
¾ ¾
¾
¾
De aard en omvang van de zorgvraag in de regio, gebaseerd op gegevens over aanbod van zorg, wachtlijsten, demografische gegevens en indicaties, en andere relevante gegevens voor zover die bekend zijn, dan wel waarover het uitvoeringsorgaan op basis van de AZR in 2003, respectievelijk 2004 geacht wordt te beschikken; De wijze waarop het zorgkantoor inzicht in de ontwikkeling van de zorgvraag heeft, zowel kwantitatief op basis van historische trends als in termen van veranderingen in de zorgvraag als gevolg van nieuw beleid en gewijzigde wensen van verzekerden, voor zover hierover gegevens bekend zijn; De spreiding van de zorgvraag en het zorgaanbod in de regio; De veranderingen die het zorgkantoor in aard, omvang en spreiding van het regionale zorgaanbod wenst te stimuleren en de wijze waarop het zorgkantoor dit denkt te realiseren; De eisen die het zorgkantoor stelt aan de transparantie van instellingen over de besteding van middelen en de continuïteit van zorgverlening (bijvoorbeeld early warning system); De wijze waarop het zorgkantoor zorgaanbieders wil monitoren en controleren in het nakomen van de afspraken in de overeenkomst.
5. AWBZ en BW: wettelijke eisen Ingevolge artikel 42 en volgende van de AWBZ wordt de overeenkomst tussen zorgkantoor en zorgaanbieder schriftelijk gesloten. De overeenkomst bevat verder (tenminste) de volgende bepalingen: ¾ de kwaliteit van de zorg; ¾ de doelmatigheid van de zorgverlening; ¾ het tijdstip waarop de overeenkomst begint en de duur van de overeenkomst; ¾ de beëindiging van de overeenkomst; ¾ de aard en de omvang van de wederzijdse rechten en verplichtingen van partijen; ¾ de voorwaarden van administratieve aard waaraan partijen hebben te voldoen; ¾ de controle op de naleving van de overeenkomst; ¾ de voorziening voor de situaties waarin de overeenkomst kan afwijken van de Modelovereenkomst en Uitkomst van Overleg (nb. Dit geldt naar mag worden aangenomen, alleen tot 1 januari 2005. Vanaf die datum worden door de inwerkingtreding van de Wet Herziening overeenkomstenstelsel zorg de Modelovereenkomsten en Uitkomsten van Overleg afgeschaft); ¾ de mogelijkheid van instelling van een commissie die kan bemiddelen bij geschillen die uit de overeenkomst voortvloeien. De overeenkomst is een (privaatrechtelijke) overeenkomst van opdracht, waarop naast de AWBZ, het Burgerlijk Wetboek (BW), met name de bepalingen over het verbintenissenrecht en de volmachtsconstructie, van toepassing is. Partijen zullen zich naast de bepalingen in de AWBZ, ook aan de regels uit het Burgerlijk Wetboek moeten houden.
6. Aandachtspunten naar aanleiding van jurisprudentie In onderstaand overzicht is hoofdzakelijk geput uit jurisprudentie in het kader van de Ziekenfondswet waar de contracteerplicht voor individuele beroepsbeoefenaars al sinds 1992 is vervallen en waaruit dus het nodige voor de AWBZ kan worden geleerd. Uit de jurisprudentie blijkt dat het traject van onderhandelen met zorgaanbieders, het sluiten van overeenkomsten en het eventueel beëindigen van overeenkomsten spelregels met zich meebrengt waaraan beide partijen zich moeten houden: ¾ Van zorgkantoren mag verwacht worden dat zij een doorzichtige procedure volgen en zorgaanbieders faire kansen bieden voor eerlijke en open onderhandelingen. Een voorbeeld hiervan is dat het zorgkantoor bij de onderhandelingen voor het sluiten van een overeenkomst met een zorgaanbieder waarmee in de periode circulaire CVZ – 04/43
3
voorafgaand ook al een overeenkomst was gesloten, voor het eindigen van de overeenkomst aan die zorgaanbieder kenbaar maakt dat hernieuwing van het contract gebeurt op basis van mededingende zorgaanbieders, met dien verstande, dat een wederzijds naar tevredenheid verlopen samenwerking bij de uiteindelijke keuze een prioriterende rol zal spelen. ¾ De gang van contact naar contract voltrekt zich meestal in fasen: een verkennende fase, een onderhandelingsfase en een afrondingsfase. Op basis van jurisprudentie kan geconcludeerd worden dat afhankelijk van de fase waarin partijen zich bevinden, één van beide partijen zich alsnog kan onttrekken aan het sluiten van een overeenkomst. Zolang partijen nog niet verder zijn dan de verkennende fase, bestaat er voor een zorgkantoor geen plicht tot contracteren, ook niet als het weet dat er bij de wederpartij grote belangen op het spel staan. Bij 'nieuwe' zorgaanbieders is er ook geen 'contractueel verleden' waaruit men verplichtingen voor de toekomst zou kunnen afleiden. In de onderhandelingsfase zou de rechter bij terugtrekking van één van beide partijen, het bevel kunnen geven tot dooronderhandelen of bij een onherstelbare breuk een vordering tot schadevergoeding kunnen toewijzen. In de afrondingsfase is er in wezen sprake van overeenstemming. Eenzijdige terugtrekking van een partij kan dan als wanprestatie worden gekwalificeerd (met als gevolg dat er schadevergoeding toegekend kan worden). ¾ In verband met eventueel misbruik van zijn machtspositie dient het zorgkantoor (namens een uitvoeringsorgaan) ervoor te zorgen dat het: ¾ niet willekeurig of lichtvaardig zal handelen; ¾ gelijkheid ten aanzien van alle zorgaanbieders betracht; ¾ de eisen van redelijkheid en billijkheid in acht zal nemen; ¾ een (kenbare) beleidslijn aanhoudt, en ¾ in redelijkheid (en zorgvuldigheid) tot zijn beslissing om met een zorgaanbieder wel of niet te contracteren, is gekomen. Uit de jurisprudentie blijkt dat een niet-deugdelijke motivering van een weigering om een overeenkomst te sluiten, tot procedures kan leiden. Van belang is dus de motivering en een consistent contracteerbeleid van het zorgkantoor.
7. Overige aandachtspunten 7.1. Mededingingswet In het visiedocument AWBZ-zorgmarkten van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (Nma) van januari 2004, wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van marktwerking tussen uitvoeringsorganen met betrekking tot het aanbieden van de volksverzekering AWBZ. Dat betekent dat de Mededingingswet niet van toepassing is op zorgkantoren. In hetzelfde visiedocument concludeert de Nma dat ten aanzien van de zorgaanbieders van AWBZ-zorg, de Mededingingswet wel van toepassing is. Deze uitspraak van de Nma betekent dat voor de zorgaanbieders het verbod op mededingingsbeperkende afspraken (artikel 6 Mededingingswet), het verbod op het maken van misbruik van een economische machtspositie (artikel 24 Mededingingswet) en de regels inzake het concurrentietoezicht op fusies en overnames van toepassing zijn. Voor nadere informatie over de Mededingingswet verwijs ik u naar www.nmanet.nl. 7.2. Europese aanbesteding Uitvoeringsorganen zijn aanbestedingsplichtig, waardoor de Europese richtlijnen voor aanbesteding op hen van toepassing zijn. Nu zorgkantoren op grond van volmacht van die uitvoeringsorganen onderhandelingen voeren en overeenkomsten sluiten met zorgaanbieders, zijn zorgkantoren ook aanbestedingsplichtig. Voor de regels met betrekking tot het aanbesteden van diensten (het sluiten van medewerkersovereenkomsten) verwijs ik u naar een eerdere circulaire van het CVZ van 7 januari 2004, circulaire nr. 04/03. Ook verwijs ik u naar de door Zorgverzekeraars circulaire CVZ – 04/43
4
Nederland beschikbaar gestelde 'Handreiking aanbesteding zorgcontracten door zorgverzekeraars'.
7.3. AWBZ Zorgregistratiesysteem Onder andere voor het wegwerken van wachtlijsten wordt een AWBZ-breed zorgregistratiesysteem ontwikkeld. De bedoeling is dat dit geautomatiseerde systeem uitvoeringsorganen informatie verstrekt over wachtlijstregistratie en zorgtoewijzing. Er is een aantal minimumeisen beschreven waaraan het zorgkantoor moet voldoen voor het goed kunnen functioneren van dit systeem. Dit zijn eisen voor de gegevensopbouw, de gegevensopslag, de datatransmissie, de zorgtoewijzing, de landelijke gegevensaanwijzing, de beveiliging en continuïteit, de exploitatie & beheer en, tot slot, de opleiding. Voor de inhoudelijke eisen verwijs ik naar het rapport van het CVZ "ontwikkeling AWBZ-breed zorgregistratiesysteem; programma van eisen". Uit dit systeem kan informatie worden gehaald die gebruikt kan worden bij het opstellen van een contracteerbeleid door de zorgkantoren. 7.4. Gedragsregels aanpak tijdige zorgverlening De Gedragsregels aanpak tijdige zorgverlening van het College voor zorgverzekeringen van 19 december 2002 bevatten procedurele eisen voor tijdige zorgverlening waaraan zorgkantoren en uitvoeringsorganen minimaal moeten voldoen en waarover zij verantwoording moeten afleggen. De gedragsregels zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat uitvoeringsorganen (en zorgkantoren namens deze) optimaal inspelen op de zorgvraag. Het gaat erom dat de benodigde zorg tijdig wordt aangeboden en dat dus de wachttijden in de zorg zoveel mogelijk worden teruggedrongen. De Gedragsregels bevatten de minimale eisen die uitvoeringsorganen (en dus ook zorgkantoren) in acht moeten nemen om een actieve en transparante aanpak van tijdige zorgverlening te bevorderen. Ook deze Gedragsregels kunnen als handvatten dienst doen om een contracteerbeleid te ontwikkelen. Hieronder volgen de gedragsregels in het kort, voor een uitwerking verwijs ik u naar de circulaire van het CVZ van 19 december 2002, circulaire nr. 02/61. 1. De aanpak van het uitvoeringsorgaan / zorgkantoor moet actief en transparant zijn. Dat betekent onder andere dat het uitvoeringsorgaan / zorgkantoor al het nodige onderneemt om een goed beeld te krijgen van zorgvraag en aanbod; 2. Het uitvoeringsorgaan / zorgkantoor moet bemiddeling aanbieden. Als verzekerden knelpunten ondervinden bij de tijdige levering van zorg, moet het uitvoeringsorgaan / zorgkantoor hen via zorgbemiddeling ondersteunen; 3. Het uitvoeringsorgaan / zorgkantoor moet ertoe bijdragen dat de aanpak van wachttijden verder ontwikkeld kan worden. Dat betekent dat het uitvoeringsorgaan / zorgkantoor de nodige informatie moet verzamelen die het mogelijk maakt om de aanpak van tijdige zorgverlening te beoordelen en verder te ontwikkelen. 7.5. Gedragscode van de zorgverzekeraar Dit document bevat een aantal specifieke Gedragsrichtlijnen die betrekking hebben op de relaties die zorgverzekeraars en uitvoeringsorganen aangaan met verschillende groeperingen en individuen. Ten aanzien van de zorgaanbieders rust, blijkt uit het document, op de zorgverzekeraar de verplichting om bij de uitvoering van de wettelijke bepalingen dusdanige relaties met hen aan te gaan dat duurzame zorg voor de verzekerden optimaal beschikbaar is. Deze verantwoordelijkheid uit zich in een zorgvuldige keuze van zorgaanbieders, in heldere afspraken ten aanzien van kwaliteit en doelmatigheid, en in het gemeenschappelijk streven naar een beheersing van de kosten. Over de relatie tussen het uitvoeringsorgaan en de zorgaanbieder zijn in de Gedragscode Richtlijnen voor de zorgverzekeraar opgesteld. Deze luiden als volgt: ¾ Bij het al dan niet aangaan van overeenkomsten met zorgaanbieders betracht het uitvoeringsorgaan ten opzichte van de zorgaanbieder de vereiste zorgvuldigheid;
circulaire CVZ – 04/43
5
¾
¾ ¾ ¾
Als het uitvoeringsorgaan in het kader van de wettelijke verzekering geen overeenkomst met de zorgaanbieder wil sluiten, deelt hij aan de zorgaanbieder de redenen mee van zijn besluit; Bij de keuze van zorgaanbieders hanteert de zorgverzekeraar openbare, objectieve criteria; Bij het sluiten van contracten met zorgaanbieders houdt de zorgverzekeraar rekening met de wet- en regelgeving waaraan de zorgaanbieder is gebonden; De zorgverzekeraar maakt wijzigingen in zijn contracteerbeleid tijdig bekend aan de betrokken zorgaanbieders.
In de Gedragscode wordt uitdrukkelijk vermeld dat de Gedragscode (en dus ook de daarin opgesomde Richtlijnen) kan worden betrokken bij de eventuele beoordeling van een geschil tussen de zorgverzekeraar en de zorgaanbieder bij de Commissie voor de Rechtspraak of de burgerlijke rechter.
8. Faciliteringsinstrumenten Zowel door Zorgverzekeraars Nederland als door andere organisaties zijn diverse instrumenten ontwikkeld die zorgkantoren faciliteren met betrekking tot de zorginkoop. Hieronder volgt een opsomming van deze handreikingen.
8.1. Kwaliteitskader AWBZ Het CVZ is op dit moment, met input van zorgkantoren en Zorgverzekeraars Nederland, bezig met het maken van een kwaliteitskader voor de zorginkoop in de AWBZ. Dit kwaliteitskader is een instrument om het onderhandelen over kwaliteit van zorg te bevorderen en de uitvoering van de kwaliteitsafspraken met praktische instrumenten te ondersteunen. Het kwaliteitskader kan zorgkantoren ook ondersteunen bij het maken van een contracteerbeleid over de kwaliteit en het formuleren van kwaliteitseisen die in de overeenkomst met de zorgaanbieder worden vastgelegd. Het is de bedoeling het kwaliteitskader in oktober 2004 gereed te hebben. 8.2. Benchmarken Zorgkantoren Benchmarken is het systematisch vergelijken van prestaties en bedrijfsvoering van zorgkantoren met als doel het bieden van spiegelinformatie, waarmee aanknopingspunten voor verbetering mogelijk worden gemaakt. Spiegelinformatie wordt gemaakt met behulp van kengetallen en raadplegingen van belanghebbenden, waarbij nadrukkelijk wordt beoogd om zonder het stellen van normen een vergelijking tussen zorgkantoren mogelijk te maken. Voor de doelmatigheid van de taak van zorgcontractering door zorgkantoren, zijn er vier kengetallen ontwikkeld, waaronder het aantal zorgaanbieders en de totale zorgcapaciteit in de regio. Omdat de definities voor het formuleren van de kengetallen voor alle regio's worden gehanteerd, zijn de uitkomsten vergelijkbaar, ook bij verschillende regionale invulling. Mogelijk kan voor het inventariseren van de regionale zorgcapaciteit, informatie uit de benchmarking gehaald worden. Het eerste benchmarkonderzoek zal op zijn vroegst in het voorjaar van 2005 zijn afgerond en vervolgens in een rapport worden weergegeven. Zorgaanbieders Ook voor zorgaanbieders zijn benchmarks ontwikkeld. Hierin worden de prestaties en bedrijfsvoering van zorgaanbieders systematisch vergeleken, waarmee aanknopingspunten voor verbetering kunnen worden geïdentificeerd. Voor het beoordelen van de doelmatigheid van zorgaanbieders worden kengetallen gehanteerd die betrekking hebben op de productiviteit van de direct uitvoerende circulaire CVZ – 04/43
6
medewerkers en de overhead van de organisatie. Voor het ontwikkelen van criteria van contractering en de beoordeling van zorgaanbieders kan de benchmark van zorgaanbieders ook voor de zorgkantoren een waardevol instrument zijn.
8.3. Spelregels voor de zorginkoop Zorgverzekeraars Nederland heeft zogenaamde 'spelregels voor de zorginkoop' voor zorgkantoren ontwikkeld. Het document bevat een overzicht van de meest gangbare relaties tussen functies en prestaties (producten). In het document verwijst ZN naar kengetallen die behulpzaam kunnen zijn bij de zorginkoop. Ook voor 2005 stelt ZN een dergelijke handreiking op. 8.4. CVZ-rapporten Het CVZ heeft ter facilitering van de uitvoering van de AWBZ de volgende rapporten uitgebracht die voor de zorgkantoren bruikbaar zijn om hun contracteerbeleid verder vorm te geven: ¾ Het CVZ-rapport van 27 november 2003 over het HHM-onderzoek naar de zorginkoop door zorgkantoren; ¾ De CVZ-uitvoeringstoets 'opheffing contracteerplicht extramurale zorg AWBZ' met als bijlage het KPMG-onderzoek naar de ontwikkeling van een concurrerend aanbod in zorgkantoorregio's. Deze uitvoeringstoets en het onderzoek zijn in verschillende bijeenkomsten met zorgkantoren besproken; ¾ Ter monitoring van de modernisering van de AWBZ heeft het CVZ de condities waaronder de nieuw toegelaten functiegerichte aanbieders AWBZ-zorg leveren, in kaart gebracht. Dit onderzoekrapport zal het CVZ onder de zorgkantoren verspreiden.
9. Consequenties van opheffing contracteerplicht per 1 september 2004 Vanaf de datum dat de contracteerplicht voor de AWBZ-zorg zonder verblijf wordt opgeheven, is het zorgkantoor niet langer verplicht om met elke zorgaanbieder een overeenkomst te sluiten. Vanwege het feit dat de overeenkomsten voor het jaar 2004 al voor 1 september 2004 (de mogelijke datum waarop de maatregel in werking treedt) met zorgaanbieders zijn gesloten, èn er van uitgaande dat zorgkantoren voor dat jaar daarmee reeds voldoende zorg hebben ingekocht, zullen de consequenties van het opheffen van de contracteerplicht voor het jaar 2004 nog zeer beperkt zijn. Een nieuwe zorgaanbieder kan vanaf 1 september 2004 een contract voor het jaar 2004 worden geweigerd vanwege het feit dat zorgkantoren voor dat jaar al voldoende zorg hebben ingekocht. Naast het opheffen van de contracteerplicht hebben zorgkantoren de komende jaren ook te maken met een beheerste groei van de AWBZ-uitgaven. De betekenis van deze beheerste groei van de AWBZ-uitgaven voor het op te stellen contracteerbeleid en de wijze waarop de komende jaren gecontracteerd dient te worden, zal mede afhankelijk zijn van keuzes die het kabinet maakt en die wellicht op Prinsjesdag bekend zullen zijn. Voor het jaar 2004 heeft de staatssecretaris bepaald dat er geen aanvullende afspraken meer kunnen worden gemaakt, omdat de financiële ruimte met de reeds gemaakte productieafspraken vrijwel geheel is ingevuld. Tegelijk wordt bescheiden ruimte gezocht voor 'onaanvaardbare situaties'. Namelijk situaties waarin, ondanks mogelijke herschikking van AWBZ-middelen binnen èn tussen gecontracteerde zorgaanbieders, nog hardnekkig lange wachttijden voor specifieke zorgvormen bestaan, met sterk nadelige gevolgen voor de betreffende verzekerden. Als dit laatste het geval is, zal VWS met het CTG nagaan of er ruimte is om eventuele nieuwe zorgaanbieders alsnog te contracteren voor het jaar 2004.
circulaire CVZ – 04/43
7
10. Tenslotte Tot zover enige informatie over de gevolgen van het opheffen van de contracteerplicht voor de extramurale zorg in de AWBZ. Met vragen over deze circulaire kunt u zich wenden tot mw. mr. M. Hulshof (020-7978604 of
[email protected]).
College voor zorgverzekeringen dr. P.C. Hermans Algemeen Directeur
circulaire CVZ – 04/43
8