HOOFDSTUK V .
GOEDEREN INLEIDING OVERHEIDSOPDRACHTEN BEHEER EN BESCHIKKING VAN GOEDEREN
WERKEN AAN GEBOUWEN PREMIES EN SUBSIEDIES SCHENKINGEN, LEGATEN EN STICHTINGEN § 4. WERKEN AAN GEBOUWEN - REGELING VOOR PREMIE EN SUBSIDIE 546. In deze materie dienen we een onderscheid te maken naargelang het soort patrimonium en het soort werken. 1. Soorten patrimonium - De erkende kerken: de kathedraal- en de parochiekerken, waaronder ook de erkende kapelanijen en annexe-kerken. - De pastorieën: zowel de pastorieën van de kerkfabriek als de presbyteria en de gewone pastorieën van de gemeente. - Het andere patrimonium (ook privé-patrimonium genoemd): betreft eigendommen die de kerkfabriek kan bezitten om met de gewone inkomsten ervan (huur/erfpacht) de uitgaven van de kerkfabriek te helpen dragen. 2. Soorten werken - Gewone onderhoudswerken: kleine herstellingen, regelmatig weerkerende onderhoudswerken. - Buitengewone herstellingswerken: grote herstellings- of restauratiewerken, uitzonderlijke onderhoudswerken van grote omvang. - Nieuwbouw. A. ONDERHOUDS- EN HERSTELLINGSWERKEN AAN GEBOUWEN 547. Het keizerlijk decreet van 30 december 1809, artikel 41 bepaalde dat de kerkmeesters en de schatbewaarder in het bijzonder samen met de vaklieden bij de aanvang van de lente en de herfst de gebouwen moeten onderzoeken en dat zij zonder verwijl en zuinig de gewone (onderhouds-) herstellingen moeten (laten) uitvoeren. Het is duidelijk dat regelmatige onderhoudsbeurten aan de gebouwen op termijn een kostenbesparend effect zullen hebben, ook voor de gemeenschapsgelden. Zelfs al is dit keizerlijk decreet nu opgeheven, toch blijft het voor de kerkbesturen een prioritaire opgave zorg te besteden aan een regelmatig onderhoud van hun gebouwen, in het bijzonder van daken, dakgoten en afvoerbuizen. Wanneer het halfjaarlijks nazicht, of het verslag van de Monumentenwacht, of gelijk welke andere vaststelling aanleiding geeft om zich zorgen te maken over de toestand van het gebouw, beraadt de kerkraad zich over de initiatieven die ondernomen moeten worden om aan het gebouw de nodige onderhouds- of herstellingswerken te laten uitvoeren. 548. In veel gevallen kan er voor instandhoudings- en onderhoudswerken (inclusief het interieur) een beroep worden gedaan op de bestaande subsidiestelsels. Doch zelfs indien er geen beroep wordt gedaan op subsidies, zal men sommige
voorschriften in acht moeten nemen. Hierna volgt een overzicht van de voornaamste voorschriften in zake werken aan gebouwen: 1. Voorschriften betreffende de beschermde gebouwen en van de elementen van beschermde straat- of pleinaankleding in het algemeen. 2. Voorschriften betreffende bodemgesteldheid en vegetatie 3. Voorschriften betreffende het interieur van monumenten 4. Bijkomende voorschriften voor orgels, beiaarden, klokken en torenuurwerken 5. Bijkomende algemene voorschriften betreffende graftekens en grafmonumenten. B. DOSSIER EN PROCEDURE BIJ WERKEN AAN GEBOUWEN Principefase 549. Ieder initiatief van de kerkfabriek tot nieuwbouw, herstel of onderhoud, zal het voorwerp uitmaken van een gemotiveerde principebeslissing. Deze beslissing, te nemen door de kerkraad, bevat een omschrijving van de uit te voeren werken en indien nodig - de vraag aan het gemeentebestuur om tussen te komen in de kosten. Het is wenselijk de dienst Monumentenwacht vooraf te contacteren. De bisschoppelijke overheid vraagt uitdrukkelijk dat alle bouw-, verbouwingsof herstellingswerken vooraf besproken worden met het bisdom (vicariaat kerkfabrieken). De principebeslissing van de kerkraad in zake werken wordt opgenomen in de notulen. Voor omvangrijke werken is het aangewezen contact op te nemen met de gemeente. Alle werken dienen voorzien te zijn in het budget. Vanaf 1 januari 2008 dienen zij ook voorzien te zijn in het meerjarenplan. Wanneer de werken niet voorzien werden in het meerjarenplan en er zich onverwachts toch dringende problemen stellen die niet kunnen wachten tot volgend meerjarenplan, zal het centraal kerkbestuur eerst deze hoogdringendheid met de gemeentelijke overheid (en met de andere subsidiërende instanties) moeten bespreken. Vervolgens start de kerkraad de procedure voor het aanstellen van een ontwerper en van een veiligheidscoördinator. Aanduiding van de ontwerper 550. Een ontwerpopdracht voor een nieuwbouw, sanering of restauratie is een dienst die wordt toevertrouwd aan een ontwerper. Hetzelfde geldt voor de opdracht van een veiligheidscoördinator. De toewijzing van deze dienst valt onder de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten. Bij de aanduiding van een ontwerper bij beschermde gebouwen zijn er opgelegde selectie- en gunningcriteria die werden vastgelegd bij besluit van 14 december 2001 Bij de aanduiding van een ontwerper voor een beschermd monument dient vooraf contact opgenomen te worden met de dienst Monumenten en Landschappen. Aanduiding van de veiligheidscoördinatoren 551. Vanaf 1 mei 2001 moeten er voor de bouwwerven verplicht veiligheidscoördinatoren worden aangesteld (K.B. van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen). Zij moeten het welzijn, de veiligheid en de gezondheid op de bouwwerven bevorderen. De coördinatie gebeurt door een “coördinator–ontwerp” tijdens de ontwerpfase van het bouwproject, en door een “coördinator–verwezenlijking” tijdens de uitvoering van de werken. Beide opdrachten mogen door een zelfde persoon worden uitgevoerd voor zover zij voldoen aan alle gestelde voorwaarden. Beiden coördinatoren worden door de opdrachtgever aangesteld met inachtneming
van de wet op de overheidsopdrachten. De “coördinator–ontwerp” moet aangesteld worden bij de aanvang van de studiefase, de “coördinator–verwezenlijking” vóór de aanvang van de werken. Krachtens hoger vermeld K.B. moet het opstarten van een tijdelijke of mobiele bouwplaats (tijdelijke werf) gemeld worden aan de lokale technische inspectie. Ontwerp 552. Vanaf het ontwerp verschilt de procedure naargelang het soort patrimonium en het soort werk. Bovendien is ze afhankelijk van het feit of er al dan niet een beroep wordt gedaan op subsidies. Indien de kerkfabriek geen beroep doet op subsidiëring door het Vlaams gewest en/of door de provincie, maar de uitgaven met eigen middelen en/of met een tussenkomst van de gemeente financiert, is enkel het algemeen administratief toezicht van toepassing, behoudens het advies van de Dienst Monumenten en Landschappen wanneer het een beschermd gebouw betreft. Wanneer men wel een beroep wil doen op subsidies van de provincie en van het Vlaams gewest, wordt het dossier toegezonden aan de provinciegouverneur. De ontwerpen van de werken worden onderzocht door de provinciale diensten van het Vlaams gewest, en worden ter advisering voorgelegd aan de bisschoppelijke overheid. Indien het een beschermd gebouw betreft wordt ook het advies van de Provinciale Cel Monumenten en Landschappen ingewonnen. Na onderzoek op provinciaal niveau wordt het dossier doorgestuurd naar het ministerie van de Vlaamse gemeenschap met het oog op het bekomen van een principiële belofte van subsidie of premie. De minister stelt het opdrachtgevend bestuur rechtstreeks in kennis van zijn beslissing met kopie hiervan aan de provinciegouverneur, het bisdom en de gemeente. Hij geeft tevens de nodige richtlijnen voor het samenstellen van het gunningsdossier. De te verwachten uitgaven en inkomsten dienen tijdig in het budget (en vanaf 1 januari 2008 ook in het meerjarenplan) te worden voorzien. Gunning 553. In de gunningsprocedure dient een onderscheid gemaakt te worden tussen beschermde monumenten en andere. Voor niet beschermde gebouwen verloopt de gunning als volgt: - De aanbesteding (of offerteaanvraag) wordt uitgeschreven. - Het gunningsdossier met de binnengekomen offertes wordt aan de provinciegouverneur toegezonden. - De gunning wordt op provinciaal niveau onderzocht door de provinciale dienst van de gebouwen. - De dossiers voor werken aan kerken worden door deze dienst doorgestuurd naar het ministerie van de Vlaamse gemeenschap met het oog op het nemen van de definitieve beslissing omtrent de subsidie of de premie. - De minister brengt de kerkfabriek officieel op de hoogte van de ministeriële beslissing, met kopie hiervan aan de provinciegouverneur en aan de gemeente; hij geeft tevens de nodige richtlijnen voor de uitvoeringsfase. - De kerkfabriek gunt de opdracht, geeft bevel tot aanvang van de werken en deelt onverwijld aan de andere inschrijvers mee dat hun aanbieding niet werd gekozen. 554. Voor beschermde monumenten gelden andere voorschriften bij de aanduiding van de uitvoerder der werken, voornamelijk m.b.t. de selectie- en gunningscriteria: - Bij de selectie dient o.m. rekening gehouden te worden met de studie- en beroepskwalificatie, en met de opgedane ervaring in zake restauratiewerken.
- Ook voor de gunning zijn er specifieke voorschriften. Het opdrachtgevend bestuur gunt de restauratiewerkzaam-heden bij openbare aanbesteding of bij beperkte aanbesteding, met naleving van de regels van bekendmaking, of na algemene of beperkte offerteaanvraag. In geval van beperkte aanbesteding, moet een offerte gevraagd worden aan tenminste vijf van elkaar onafhankelijke aannemers. Wanneer uit de hoger vermelde selectie blijkt dat er slechts drie of minder aannemers beantwoorden aan de gestelde criteria kan, mits een grondige motivering van het opdrachtgevend bestuur, de Vlaamse regering hiervoor een afwijking verlenen. - Bij beschermde gebouwen dient de ontwerper ook rekening te houden met de bepalingen die de Vlaamse regering voorziet ter bescherming van het vakmanschap (besluit van 14 december 2001, art. 30). Uitvoering 555. De overeenkomst komt tot stand op het ogenblik dat aan de gekozen inschrijver per aangetekend schrijven kennis wordt gegeven van de goedkeuring van zijn inschrijving (de definitieve gunning). De werken dienen aan te vangen op de datum opgelegd in het bevel tot aanvang der werken, binnen de door de wet vastgestelde termijnen. De controle op de uitvoering gebeurt door de ontwerper. Oplevering en vrijgave van de borgtocht 556. Na de beëindiging van het werk heeft de voorlopige oplevering plaats en wordt gecontroleerd of de prestatie volledig volgens het bestek en vakkundig werd uitgevoerd. Bij de voorlopige oplevering wordt de helft van de borgtocht vrijgegeven. Na een waarborgperiode van één jaar (of van een andere termijn vermeld in het bijzonder bestek) volgend op de voorlopige oplevering, heeft de definitieve oplevering plaats. Bij de definitieve oplevering wordt de andere helft van de borgtocht vrijgegeven. Bij leveringen en diensten kan de borgtocht volledig worden vrijgegeven na de voorlopige oplevering, tenzij het bestek het anders bepaalt. In alle gevallen moet de aannemer het verzoek tot vrijgave van de borgtocht door het opdrachtgevend bestuur. schriftelijk aan de aanbestedende overheid sturen. C. FINANCIERING VAN WERKEN AAN GEBOUWEN Algemeen principe 557. De kosten van de werken worden in eerste instantie steeds gedragen Voor de kerkfabriek geldt dat zij, in de mate van het mogelijke, uit haar middelen bijdraagt in de kosten van de werken. De middelen voor deze tussenkomst put de kerkfabriek uit haar inkomsten, niet uit de vervreemding van haar patrimonium. Bij ontoereikendheid van de gewone inkomsten der kerkfabriek, rust op de gemeente de verplichting om de tekorten van de kerkfabriek aan te vullen voor wat de uitgaven betreft die nodig zijn voor het onderhoud en herstel van kerken en pastorieën. Een kerkfabriek mag haar roerend en onroerend bezit niet vervreemden voor de financiering van werken aan gebouwen. Men mag evenwel niet uit het oog verliezen dat de gemeente soms belangrijke financiële inspanningen moet leveren voor de onderscheiden gebouwen van de kerkfabriek(en) binnen de gemeente. Het is dan ook aangewezen dat aan de gelovigen wordt gevraagd eveneens een financiële inspanning te doen als inbreng van de parochiegemeenschap in de uit te voeren werken. Beschermde monumenten: onderhoudspremie
558. Het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 2004 tot het vaststellen van een onderhoudspremie voor beschermde monumenten en stads- en dorpszichten voorziet een premie voor allerlei onderhoudswerken bij beschermde monumenten. De onderhoudspremie bedraagt 40 % van de voor betoelaging aanvaarde kostenraming. Voor specifiek omschreven monumenten zonder economisch nut, zoals veldkapellen en grafmonumenten, bedraagt de premie zelfs 80 %. De kostenraming moet minimum € 1.000 bedragen en wordt maximaal voor € 30.000 in aanmerking genomen. Het betreft telkens bedragen exclusief BTW. De toegekende premie wordt berekend op het bedrag inclusief de BTW op voorwaarde dat deze niet kan gerecupereerd worden door de aanvrager. Om in aanmerking te komen voor de toekenning van een onderhoudspremie moet de premienemer per post een aanvraagdossier indienen. Het dossier bevat in viervoud volgende documenten: - een aanvraag met motivering van de werkzaamheden waarvoor een onderhoudspremie wordt aangevraagd; - een beschrijving en kostenraming of offerte(s) van de werkzaamheden (eventueel aanvullen met 1 exemplaar van foto’s en plans); - een voorstel van gunnen van de werkzaamheden met naleving van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten; - een verklaring met betrekking tot de eigendomstitel. Pas na toekenning van de premie door de minister mag met de werkzaamheden worden gestart. In andere gevallen wordt de premie ambtshalve geweigerd. Bij de afrekening van de toegekende onderhoudspremie neemt de premienemer de aanvullende kosten voor de meer- en bijwerken voor zijn rekening voorzover het bedrag van de eindafrekening hoger is dan dat waarop de premie is berekend. Als het bedrag van de eindafrekening lager ligt dan dat waarop de premie werd berekend, wordt de premie in verhouding verminderd. De onderhoudspremie wordt in eenmaal uitbetaald na voorlegging van de totaliteit van de vereffende facturen. Per monument kan – binnen de door de Vlaamse regering voorziene budgetten – normaal per kalenderjaar slechts één onderhoudspremie aangevraagd worden. Uitzondering wordt gemaakt voor een tweede dossier als dit betrekking heeft op het interieur of op cultuurgoederen die integrerend deel uitmaken van het monument. Beschermde monumenten: restauratiepremie 559. Het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001, later gewijzigd, voorziet een restauratiepremie voor stabiliteitswerken en allerlei andere werken ter beveiliging en instandhouding van het gebouw of van bepaalde waardevolle elementen van het monument. 560. De restauratiepremie van het Vlaams gewest bedraagt 60 %. Met inbegrip van de bijdrage van de regionale en lokale besturen ziet de volledige kostenverdeling eruit als volgt: - Voor werken aan beschermde gebouwen bestemd voor een erkende eredienst, seminaries en pastorieën: • de opdrachtgever is een lokaal bestuur Vlaams gewest 60 %, provincie 20 %, gemeente 10 % en de kerkfabriek 10 % • de opdrachtgever is een regionaal bestuur Vlaams gewest 60 %, provincie 30 % en de andere regionale besturen 10 %. - Voor werken aan beschermde monumenten, andere dan gebouwen
bestemd voor een erkende eredienst, seminaries en pastorieën: • de opdrachtgever is een lokaal bestuur Vlaams gewest 60 %, provincie 20 %, lokaal bestuur 20 %; • de opdrachtgever is een regionaal bestuur Vlaams gewest 60%, regionaal bestuur 40%. De premie wordt door het Vlaams gewest vastgesteld en vastgelegd op basis van de door de Vlaamse regering aanvaarde kostenraming of van de inschrijving indien het bedrag ervan lager ligt dan dat van de raming. Dit bedrag wordt verhoogd met 10 % als tussenkomst in de algemene kosten. Voor zover de premienemer de BTW niet kan recupereren, worden voormelde bedragen vermeerderd met het bedrag van de BTW. 561. Voor de uitbetaling van de restauratiepremie kan de premienemer voorschotten aanvragen respectievelijk van 25 % en van 50 %. Bij de afrekening van een toegekende restauratiepremie neemt de premienemer de aanvullende kosten voor de meer- en bijwerken voor zijn rekening voor zover het bedrag van de eindafrekening hoger is dan dat waarop de premie is berekend. Indien het eindbedrag van de restauratiewerkzaamheden lager ligt dan de toegekende premie, wordt de premie in verhouding verminderd. Wanneer ingevolge onvoorzienbare omstandigheden tijdens de uitvoering van restauratiewerkzaamheden, bijkomende werkzaamheden, hetzij meer- of bijwerken, noodzakelijk zijn die onmogelijk kunnen worden losgekoppeld van de in uitvoering zijnde restauratiewerkzaamheden, kan de Vlaamse regering na een gemotiveerde schriftelijke aanvraag van de premienemer hiervoor een bijkomende restauratiepremie toekennen. 562. De afhandeling van een subsidiedossier verloopt in verschillende stappen. In het voorafgaand overleg worden tijdens een eerste contactvergadering de krijtlijnen uitgezet in zake vorm en inhoud van het restauratieontwerp afgebakend. De opdrachtgever organiseert, samen met de ontwerper, een overlegvergadering om het restauratieproject voor te stellen. Alle betrokken besturen worden hierop uitgenodigd. Ook andere instanties die bij de restauratie betrokken kunnen zijn, zoals bvb. stedenbouw of de brandweer, worden best reeds uitgenodigd. Het bisdom wordt best verwittigd, zeker indien restauratiewerken aan het interieur worden voorzien. Het hoeft weinig toelichting dat dit voorafgaand contact in het belang van de opdrachtgever is. Onaangename verrassingen in de ontwerpfase kunnen zo vermeden worden, dit zowel op het vlak van de aard, de omvang en het concept van de restauratie, als wat de subsidieerbaarheid betreft. Het indienen van een voorontwerpdossier is immers niet meer vereist. Het ontwerp en de andere elementen uit het restauratiedossier worden reeds op het voorafgaand overleg toegelicht en besproken. In de contactvergadering worden de opmerkingen, richtlijnen en informatie besproken betreffende: - opportuniteit en prioriteit van de voorgestelde werken; - opportuniteit van de restauratieopties; - opportuniteit van de aan te wenden restauratietechnieken of –methoden; - noodzaak van een vooronderzoek of interventie van vakspecialisten; - samenstelling van het dossier; - werken die voor toekenning van een restauratiepremie in aanmerking komen. De restauratiearchitect maakt een verslag op van deze eerste contactvergadering. Indien geen consensus wordt bereikt, worden de standpunten van de verschillende
parijen in het verslag genotuleerd. Dit verslag wordt door de initiatiefnemer aan alle partijen toegestuurd. Zij beschikken over 15 kalenderdagen om eventuele bezwaren op het verslag kenbaar te maken. Worden binnen deze termijn geen opmerkingen geformuleerd, dan wordt aangenomen dat akkoord wordt gegaan met het verslag. Indien er een algemeen akkoord werd bereikt, dan geldt dit als toelating aan de initiatiefnemer om het definitief ontwerp op te stellen. Naargelang de opportuniteit kunnen verdere besprekingen en plaatsbezoeken georganiseerd worden. 563. In de ontwerpfase wordt een ontwerp opgemaakt, en het restauratiedossier volledig samengesteld. Vooral volgende stukken moeten daarin opgenomen worden: - een bouwhistorische nota; - een inventaris en de opmetingsplannen van de delen van het monument waarvoor een restauratiepremie wordt gevraagd; - een diagnosenota die inzicht geeft in de technische en fysische problemen van het monument; - een bestemmingsnota; - een verantwoordingsnota; - een raming van het totaal bedrag en een postgewijze raming met hoeveelheden en eenheidsprijzen; En verder alle nodige en nuttige inlichtingen en contractuele bepalingen. 564. In een volgende vergadering, overlegvergadering genoemd, wordt de inhoud van het restauratiedossier besproken. Eerst moet de restauratiearchitect, zodra alle gegevens voldoende gemotiveerd en uitgewerkt zijn, een voorstel van ontwerpdossier opmaken dat in prelectuur wordt bezorgd aan de Provinciale Cel Monumenten en Landschappen, de diensten van de provinciegouverneur en de besturen die in de restauratiekosten bijdragen. De Provinciale Cel Monumenten en Landschappen verwittigt zowel het opdrachtgevend bestuur als de restauratiearchitect indien het dossier onvolledig is en vraagt de ontbrekende documenten. Binnen de zestig dagen vanaf ontvangst van het volledig dossier brengt de Provinciale Cel Monumenten en Landschappen advies uit aan de bouwheer, met het verzoek een overlegvergadering te organiseren. Op de overlegvergadering worden ook de diensten van de provinciegouverneur uitgenodigd. Deze overlegvergadering heeft tot doel de verscheidene adviezen te bespreken en tot een consensus te komen over het opgemaakte dossier. De restauratiearchitect maakt een verslag van deze overlegvergadering, en bezorgt het aan de Provinciale Cel Monumenten en Landschappen. Bij gebrek aan consensus wordt hiervan melding gemaakt in het verslag. In dit geval wordt het verslag overgemaakt aan de Afdeling Monumenten en Landschappen. De bevoegde Vlaamse minister neemt hierover een eindbeslissing welke aan de betrokken partijen wordt betekend. Wanneer het ontwerpdossier moet worden aangepast tengevolge van de overlegvergadering of van de beslissing van de Vlaamse minister, wordt het aangepast ontwerp voor verificatie terug doorgestuurd naar de Provinciale Cel Monumenten en Landschappen. Pas wanneer het dossier wat betreft inhoud en samenstelling voldoet, formuleert de Provinciale Cel Monumenten en Landschappen haar eindverslag voor de inhoud van het dossier. Samen met een inlichtingenblad en een verbintenis wordt dit eindverslag aan het opdrachtgevend bestuur bezorgd, met het verzoek het
definitieve ontwerpdossier en de aanvraag voor de toekenning van een restauratiepremie in te dienen bij de diensten van de provinciegouverneur. Deze stap houdt in dat er geen aanpassingen of wijzigingen aan het dossier meer kunnen worden aangebracht.
565. Het volledige restauratiedossier wordt in drie exemplaren bij de provinciegouverneur ingediend en bevat bovendien: - een kopie van het verslag van de overlegvergadering; - het eindverslag van de Provinciale Cel Monumenten en Landschappen; - het inlichtingenblad; - het kerkraadsbesluit houdende goedkeuring van het ontwerp en van de raming, aanvraag om machtiging tot uitvoering van de geplande werken en aanvraag van de restauratiepremie; - de gemeenteraadsbeslissing houdende advisering van het door de kerkraad goedgekeurde ontwerp. 566. Bij het begin van de gunningsfase worden de Provinciale Cel Monumenten en Landschappen en de provinciegouverneur tijdig in kennis gesteld van de datum van de opening van de inschrijvingen. De opdrachtgever dient het volledige gunningsdossier in drievoud in bij de provinciegouverneur. De toewijzingsbeslissing van de kerkraad is onderworpen aan de procedure van het bijzonder administratief toezicht. - De diensten van de provinciegouverneur onderzoeken hiertoe het dossier en geven aan de kerkfabriek kennis van de resultaten van het onderzoek. - Vervolgens sturen deze diensten, binnen de vastgestelde termijn van 50 dagen, het dossier door aan het ministerie van de Vlaamse gemeenschap. - De Provinciale Cel Monumenten en Landschappen stelt de provinciegouverneur in kennis van de beslissing van de Vlaamse minister bevoegd voor Monumenten en Landschappen met betrekking tot de eventuele aanpassing van het subsidiebedrag. - De Vlaamse regering bezorgt een afschrift van de machtiging tot uitvoering van de werken aan de provinciegouverneur. - Nadat de ministeriële beslissing betreffende de premie aan de provinciegouverneur werd bezorgd, stelt deze de opdrachtgever er officieel van in kennis en verstrekt richtlijnen voor de verdere afhandeling van het administratief dossier. - Na de ministeriële beslissing omtrent de premie mag de toewijzing betekend worden aan de aannemer. Niet beschermde gebouwen 567. Volgens het K.B. van 23 juli 1981 komen werken aan niet beschermde kerken, pastorieën en bisschoppelijke seminaries in aanmerking voor subsidies. Het subsidiepercentage van het Vlaams gewest is 30 % van de werken. Bovendien wordt het bedrag, waarop de subsidie wordt berekend, nog verhoogd met een tussenkomst in de algemene kosten, nl. voor de honoraria van ontwerper en veiligheidscoördinator, en eventueel voor bijkomende proeven. Deze algemene kosten worden forfaitair vastgelegd op 7 % van de goedgekeurde kostenraming. 568. Teneinde de subsidies te verkrijgen moet een ontwerpdossier rechtstreeks ingediend worden bij de provinciegouverneur. Het ontwerpdossier moet volgende documenten in drievoud bevatten:
- de aanbestedingsbescheiden (bestek, plannen, raming, offerteformulier); - het afschrift van de beslissing van de kerkraad houdende goedkeuring van het ontwerp en van de raming, - de bepaling van de wijze van gunnen; - de aanvraag van de nodig bevonden toelagen vanwege de gemeente en de hogere overheid. Tot 1 januari 2008 is ook een afschrift van de beslissing van de gemeenteraad vereist houdende advisering van de hierboven genoemde kerkraadsbeslissing. Na 1 januari 2008 is deze beslissing niet meer nodig wanneer de werken en de kostenraming conform het meerjarenplan zijn. De diensten van de provinciegouverneur onderwerpen het dossier aan een onderzoek en vragen het advies van de bisschoppelijke overheid en van de Provinciale Dienst Monumentenzorg en cultuurpatrimonium. De bevoegde Vlaamse minister geeft op basis van het ontwerpdossier al dan niet de belofte van subsidie en stelt hiervan de initiatiefnemer in kennis. Hij bezorgt kopie hiervan aan de provinciegouverneur, de gemeente, desgevallend de kerkfabriek en het bisdom. Het verlenen van de belofte van subsidie houdt in dat de kredietvastlegging op naam van de initiatiefnemer en op basis van het goedgekeurd ramingsbedrag van het ontwerpdossier, wordt doorgevoerd. 569. De ontvangst van de belofte van subsidie geeft de initiatiefnemer het recht de gunningsprocedure in te zetten. Bij de toekenning van de subsidie wordt de vereiste samenstelling van het gunningsdossier meegedeeld. Binnen de 365 kalenderdagen vanaf de datum van betekening van de belofte van subsidie, dient het volledige gunningsdossier door de initiatiefnemer aan de subsidiërende overheden overgelegd te worden. Binnen de 115 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van het versturen van de gunningsbundel wordt de initiatiefnemer in kennis gesteld van de beslissing omtrent het toegekende subsidiebedrag. De subsidie van het Vlaams gewest wordt uitbetaald aan de initiatiefnemer naargelang van de vordering van de werken en op zicht van de vorderingsstaten en van de facturen. De subsidie van de provincie wordt voor 75 % uitbetaald na het indienen van de eerste vorderingsstaat, het saldo op zicht van de eindafrekening. 570. Bij de keuze van de aannemer mag - op straffe van de ambtshalve schrapping van de subsidie - de kennisgeving van de goedkeuring van zijn inschrijving aan de betrokken inschrijver niet worden betekend vooraleer de bevoegde gemeenschapsminister of diens afgevaardigde zijn instemming heeft betuigd met de laagste regelmatige inschrijver. De initiatiefnemer wordt door de Vlaamse gemeenschap rechtstreeks op de hoogte gebracht van deze instemming, en van de ministeriële beslissing omtrent de subsidie. De kerkfabriek gunt de opdracht, geeft bevel tot aanvang van de werken en deelt onverwijld aan de andere inschrijvers mee dat hun offerte niet werd gekozen. Provinciale subsidies 571. De meeste provincies geven ook provinciale subsidies voor instandhoudingsen onderhoudswerken aan niet als monument beschermde waardevolle gebouwen. Deze subsidieregeling verschilt van provincie tot provincie, zowel wat betreft de toekenningmodaliteiten als de procedure en ook de berekening van het subsidiebedrag. Contact met de diensten van de provincie of van het bisdom is hier aangewezen om de juiste modaliteiten te kennen.
Werken zonder subsidies 572. Indien de kerkfabriek beslist geen beroep te doen op subsidies van het Vlaams gewest en/of de provincie voor de uit te voeren buitengewone onderhouds- en herstellingswerken aan de kerkgebouwen, maar de uitgaven met eigen middelen en/of met een tussenkomst van de gemeente financiert, moet toch het advies van het bisdom gevraagd worden. Een ministeriële machtiging is in dit geval niet nodig. Deze beslissing van de kerkraad valt enkel nog onder het algemeen administratief toezicht op de kerkfabrieken. Indien deze werken mede gefinancierd worden met een tussenkomst van de gemeente is tot 1 januari 2008 wel nog de goedkeuring van de gemeenteraad vereist. Wanneer na 1 januari 2008 deze werken voorzien zijn in het meerjarenplan is deze voorafgaande goedkeuring door de gemeenteraad niet meer nodig. Nochtans zal ook dan wellicht enig voorafgaand contact wenselijk zijn, o.a. via het centraal kerkbestuur. Verdiscontering van vast toegezegde subsidies 573. De vaste belofte van subsidie vanwege de Vlaamse regering of van de provincie betekent nog niet dat deze toelagen onmiddellijk ter beschikking worden gesteld van de kerkfabriek. De uitbetaling van deze toelagen zal vaak op zich laten wachten, zelfs wanneer de werken reeds in uitvoering zijn. Anderzijds heeft de kerkfabriek op dat ogenblik haar wettelijke en contractuele verplichtingen tegenover de aannemer(s) (of leveranciers). Dit kan tot gevolg hebben dat de kerkfabriek in geldnood komt, terwijl een oplossing via gewone leningen hoge intresten zou meebrengen. Zoals voor de gemeentebesturen aanvaarden de financiële instellingen dat de kerkfabrieken in deze omstandigheden hun vaste toezegging van subsidies kunnen verdisconteren. Dit betekent dat, op voorwaarde dat de kerkraad de verbintenis aangaat om voormelde toelagen door de subsidiërende overheid rechtstreeks aan de gekozen financiële instelling te doen uitbetalen, deze kredietinstelling bereid is het bedrag van de toegezegde toelagen al op voorhand ter beschikking te stellen van de kerkfabriek. Zo kan zij dan haar schuldeisers tijdig betalen. 574. Natuurlijk zijn hieraan voorwaarden verbonden. Zo kan de kerkfabriek maar tot verdiscontering overgaan wanneer de definitieve toezegging van betoelaging officieel werd betekend. De totale terugbetaling van de kredieten aan de kredietinstelling moet binnen een termijn van 3 jaar voltooid zijn. De beslissing van de kerkraad i.v.m. de verdiscontering is onderworpen aan het algemeen administratief toezicht. HOOFDSTUK V . GOEDEREN INLEIDING OVERHEIDSOPDRACHTEN BEHEER EN BESCHIKKING VAN GOEDEREN WERKEN AAN GEBOUWEN PREMIES EN SUBSIEDIES SCHENKINGEN, LEGATEN EN STICHTINGEN 5. SCHENKINGEN, LEGATEN EN STICHTINGEN (FUNDATIES) A. INLEIDING
575. Het aanvaarden door kerkfabrieken van schenkingen, van legaten of van stichtingen is onderworpen aan enkele algemene principes of voorwaarden, waarvan we de belangrijkste overlopen. Specialiteitsprincipe 576. De opdracht van de kerkfabrieken is duidelijk afgebakend in art. 4 van het decreet van 7 mei 2004. Krachtens het principe van de specialiteit kan een kerkfabriek slechts schenkingen, legaten of stichtingen aanvaarden die passen binnen de haar toegekende bevoegdheid, zo o.m. voor de ondersteuning van de beoefening van de eredienst, voor eucharistievieringen voor bepaalde godsdienstige intenties of voor de zielenrust van overledenen, alsook voor het onderhoud, het herstel of de nieuwbouw van kerken. Anderzijds komen dergelijke schenkingen, legaten en stichtingen ten voordele van andere openbare instanties die hiertoe niet bevoegd zijn (bvb. gemeente of OCMW) krachtens dit specialiteitsprincipe toe aan de kerkfabrieken. Onwettige en ongeoorloofde bepalingen 577. Zoals voor alle burgerlijke akten, zullen voorwaarden die strijdig zijn met de wet of de goede zeden, ofwel de aanvaarding van schenkingen, legaten en stichtingen onmogelijk maken, ofwel als niet bestaande worden beschouwd. De aanvaarding is onmogelijk wanneer de onwettige of ongeoorloofde voorwaarde als essentiële voorwaarde of als enig mogelijke bestemming geformuleerd werd. De voorwaarde wordt als onbestaande beschouwd wanneer zij niet als exclusief bedoeld werd en het geschonkene ook op een andere wijze zinvol kan aangewend worden (bvb. de schenking van een huis onder de voorwaarde dat het niet mag verhuurd worden aan vreemdelingen). Het gaat hier over een ongeoorloofde voorwaarde. Het huis kan echter wel aanvaard worden, maar de ongeoorloofde restrictie moet als niet bestaande worden beschouwd. Het huis kan aan eenieder verkocht of verhuurd worden. B. SCHENKINGEN Begrip 578. Een schenking is een akte waarbij de schenker (een “levende” natuurlijke persoon of een rechtspersoon) zich onmiddellijk en onherroepelijk van de geschonken zaak ontdoet ten gunste van de begiftigde. Essentieel hierbij is: - dat het aanbod gebeurt bij middel van een notariële akte; - dat de schenker gebonden is vanaf het ogenblik dat de schenking (voorlopig) wordt aanvaard door de begiftigde. Procedure 579. Schenkingen bij “akte onder levenden” worden voorlopig aanvaard door de penningmeester (art. 36). De definitieve aanvaarding van een schenking gebeurt bij beraadslaging door de kerkraad (art. 37). Deze beslissing van de kerkraad is niet meer onderworpen aan het bijzonder toezicht, maar wordt voortaan alleen gevat onder het algemeen administratief toezicht (zie verder hoofdstuk VII). Dossier 580. Ten einde de kerkfabriek in staat te stellen een gemotiveerde beslissing te nemen omtrent het al dan niet aanvaarden van een schenking, om de toezichthoudende overheid de nodige inlichtingen te kunnen bezorgen, en om de instrumenterende notaris de nodige elementen te kunnen verschaffen bij het opmaken van de notariële akte, moet vooraf een dossier opgemaakt worden.
Het dossier omvat: - een door de notaris verstrekte expeditie van de schenkingsakte; - een staat van het onroerend en van het roerend vermogen (belegde kapitalen) van de kerkfabriek. Bij de schenking van een onroerend goed moeten ook nog volgende stukken voorzien worden: - een opmetingsplan en een kadastraal plan van het geschonken perceel alsook een procesverbaal van de officiële schatting; - een origineel uittreksel uit de kadastrale legger; - een hypothecair getuigschrift. Tenslotte eveneens de beraadslaging van de kerkraad waarin verwezen wordt naar de hierboven vermelde elementen en waaruit blijkt dat de aanvaarding van deze schenking een reëel voordeel inhoudt voor de kerkfabriek. C. HANDGIFTEN 581. Een handgift (soms ook genoemd “gift uit de hand” of “gift van hand tot hand”) is een schenking onder levenden van roerende goederen (geld of andere voorwerpen) door eenvoudige overhandiging. De overeenkomst is voltrokken door de overhandiging zelf. Een notariële akte is hierbij niet vereist. Deze giften zijn niet onderworpen aan enige aanvaardingsprocedure. D. LEGATEN Begrip 582. Een legaat is een “schenking bij testament”. Het is een beschikking waarbij iemand zijn goederen geheel of gedeeltelijk aan een ander overdraagt, maar die slechts effect sorteert na het overlijden van de schenker of erflater. Aangezien een legaat slechts van kracht wordt na de dood van de erflater, kan hij zijn beschikkingen vóór zijn dood steeds nog wijzigen. Na zijn dood ligt zijn beschikking uiteraard vast, zij kan niet meer gewijzigd worden. Een voorlopige aanvaarding is hier derhalve niet nodig. Een kerkfabriek kan zowel algemene als bijzondere legataris zijn. Men zal zich bij de betrokken notaris wel goed moeten informeren omtrent de rechten van de kerkfabriek inzake genot en inbezitneming van de gelegateerde goederen: deze rechten verschillen naargelang de kerkfabriek algemene legataris, legataris onder algemene titel of bijzonder legataris is. Procedure 583. Legaten worden aanvaard door de kerkraad (art. 37). Deze beslissing van de kerkraad valt onder het algemeen administratief toezicht op de kerkfabrieken (zie verder hoofdstuk VII). Daarnaast kunnen belanghebbenden binnen de 30 dagen na de beslissing van de kerkraad bezwaar aantekenen bij de Vlaamse regering. Dossier 584. Het dossier dat de kerkraad samen met de instrumenterende notaris dient op temaken, loopt grotendeels parallel met het hierboven beschreven dossier bij een schenking, aangevuld met volgende nog bijkomende gegevens: - de notaris-vereffenaar moet een verklaring opmaken waaruit blijkt of de erflater, al dan niet buiten de betrokken legaten, ook schikkingen heeft gemaakt ten voordele
van andere publieke of private rechtspersonen; - de kerkraad moet in haar besluitvorming vermelden wanneer de erflater is overleden; - indien er speciale lasten aan het legaat zijn verbonden moet zij meedelen hoe deze lasten zullen vervuld worden. E. STICHTINGEN (FUNDATIES) Begrip stichting 585. Een stichting (ook soms fundatie genoemd) is een schenking of een legaat waarbij een onroerend goed (grond of gebouw) en/of een roerend goed (bvb. kunstwerk, geldsom, kasbon) aan de kerkfabriek wordt geschonken met de last de opbrengst ervan voor een bepaalde tijd (of soms eeuwigdurend) geheel of gedeeltelijk aan te wenden voor de aangegeven opdracht. Het geschonken of gelegateerde kapitaal of goed wordt dus niet opgebruikt om de last te volbrengen: alleen de jaarlijkse opbrengst wordt hiertoe geheel of gedeeltelijk aangewend. Deze last omvat doorgaans het laten opdragen van een bepaald aantal missen per jaar, soms ook het onderhoud van een graf of andere concrete opdrachten. Dergelijke stichtingen zijn een concrete vorm of een welbepaald gevolg van een “vrome wilsbeschikking” waaraan de kerk steeds een bijzondere zorg en aandacht heeft besteed. Hier wordt er dan ook wat dieper op ingaan, te meer daar de burgerlijke wetgeving en de meeste handboeken aan dit aspect minder aandacht besteden en de opvolging ervan vooral aan de bisschop overlaten. Stichtingen en vrome wilsbeschikkingen 586. Vrome wilsbeschikkingen in het algemeen, en stichtingen in het bijzonder, vallen onder de regelgeving van zowel de burgerlijke als de kerkelijke overheid. In zover zij deel uitmaken van een schenking of een legaat vallen zij onder Boek III. Titel II van het Burgerlijke Wetboek, en voor kerkfabrieken vooral ook onder de wetgeving en onder het administratief toezicht op de kerkfabrieken, zoals bepaald in het decreet van de Vlaamse regering van 7 mei 2004, art. 36- 38 en 57-58. Op basis van hun inhoud behoren ze ook tot het domein van de kerkelijke wetgeving (Wetboek van canoniek recht, Boek V, Titel IV, can. 1299-1310). Men zal dus i.v.m. stichtingen nauwgezet de burgerlijke wetgeving en de voorgeschreven burgerlijke procedure in acht nemen. Wanneer dit niet gebeurd is moeten de erfgenamen erop gewezen worden toch zo goed mogelijk de wil van de erflater te eerbiedigen (can. 1299 § 2). Men zou hier kunnen spreken van een morele erflast. Stichtingen en manuele missen 587. Uit de hoger omschreven definitie van een stichting volgt een duidelijk onderscheid tussen “manuele missen” (missen uit de hand) en “missen uit stichtingen”. Bij “manuele missen” wordt een bepaald bedrag betaald met de bedoeling er een bepaald aantal missen voor op te dragen. De som geld wordt dus omgezet in een bepaald aantal missen (of wordt m.a.w. opgebruikt voor missen aan het tarief van de dag). Bij “missen uit stichtingen” wordt het kapitaal, of ander roerend of onroerend goed, niet opgebruikt, maar vastgelegd als grondslag, om met de opbrengst van deze grondslag, (nl. de interest van het kapitaal, of de huur of pacht van een onroerend goed), de vastgelegde jaarlijkse last te dragen.
Openbare en niet-openbare stichtingen 588. Vervolgens is er ook nog het onderscheid tussen de “openbare stichtingen” en de “niet-openbare stichtingen” (soms ook gewoon “vrome wilsbeschikking” genoemd). “Openbare stichtingen” zijn ten laste van de kerkfabriek (soms van het OCMW, via de kerkfabriek). “Niet-openbare stichtingen” (of gewone vrome stichtingen) hebben rechtstreeks niets met de kerkfabriek te maken. Het kapitaal (de grondslag van de stichting) berust in het bisdom (of de parochie). Het beheer ervan valt dus ook niet onder het algemeen administratief toezicht op de kerkfabriek. Stichtingen en erfenislasten 589. Er is ook een essentieel onderscheid tussen een “stichting” en een “erfenislast”. Een “stichting” is het resultaat van een beschikking in een schenkingsakte of in een testament, door de notaris uit te voeren ten voordele van een instelling, met een jaarlijks weerkerende last hieraan verbonden. Een “erfenislast” daarentegen is een bepaling in een testament waarbij de erflater na zijn dood de uitvoering vraagt van bepaalde handelingen of diensten, zonder dat het de bedoeling is een bepaalde instelling te begunstigen. Het gaat hierbij om wilsbeschikkingen die alleen het geweten van de erfgenamen of de uitvoerders van het testament verbinden. Procedure bij aanvaarding van een openbare stichting 590. De beslissing tot het aanvaarden van een stichting is een beslissing van de kerkraad. Om een openbare stichting te kunnen aanvaarden is de schriftelijke toestemming van de bisschoppelijke overheid vereist, die o.m. moet nagaan of de rechtspersoon (hier de kerkfabriek) de beschreven last kan dragen (of m.a.w. de inkomsten volstaan voor de aan de stichting verbonden last) (Wetboek voor canoniek recht can. 1304 § 1). De beslissing van de kerkraad tot het aanvaarden van een stichting valt als schenking of als legaat (naar gelang het geval) uiteraard ook onder de burgerlijke wetgeving, en in het bijzonder onder de bepalingen van art. 36-38. De samenstelling van het dossier is ook grotendeels gelijklopend met dit voor andere schenkingen of legaten. Beheer en uitvoering van openbare stichtingen 591. De kerkfabriek moet het kapitaal of de goederen van openbare stichtingen beheren als een goede huisvader: zij moet immers met de opbrengst ook de last kunnen dragen. Daarom mogen deze goederen in principe ook niet vervreemd worden. Wanneer men om een of andere dwingende reden de grondslag toch moet vervreemden (bvb. wanneer het perceel grond dat de grondslag vormt wordt onteigend), dan moet de opbrengst ervan vastgelegd worden, hetzij in ander onroerend goed, hetzij in erkende waarden. Deze vormen dan de nieuwe grondslag voor die stichting. Dit beheer van de kerkfabriek valt, zoals voor alle andere goederen die zij bezit, onder het algemeen administratief toezicht van de voogdijoverheid. Daarnaast vraagt de kerkelijke wetgeving een heel bijzonder toezicht van de bisschop (can. 1305). Er wordt o.m. bepaald dat alle stichtingen schriftelijk moeten geregistreerd worden en vastgelegd in twee oorkonden (Algemene Tabel) waarvan één exemplaar moet bewaard worden in het archief van het bisdom en een tweede exemplaar in de parochie (hier: bij de kerkfabriek - cfr. can. 1306). De pastoor van zijn kant, waakt over de stipte uitvoering van de lasten. 592. De jaarlijkse inkomsten van de openbare stichtingen (bvb. huishuren, pachten, renten en intresten) worden in de begroting en ook in de rekening ingeboekt bij de gewone inkomsten.
De jaarlijkse uitgave voor de uitvoering van de last, bvb. voor de voorziene missen (soms ook voor het onderhoud van het graf), wordt ingeboekt bij de gewone uitgaven. Tarieven van kerkdiensten bij openbare stichtingen 593. De tarieven voor de kerkdiensten die de last vormen van openbare stichtingen worden door de bisschoppen vastgelegd (laatste tariefbepaling: 31 mei 2001 - B.S. 12 juli 2001). In deze tarieven is een groter aandeel voorzien voor de kerkfabrieken omdat men er terecht van uitgaat dat een stichting ten dele moet beschouwd worden als een schenking of een legaat ten voordele van de kerk. Reductie van de stichtingslast 594. De tarieven van de missen, ook deze van de kerkelijke diensten voortvloeiend uit de last van de stichtingen, worden periodiek aangepast aan de (stijgende) levensduurte. Opdat de kerkfabriek de last van haar stichtingen zou kunnen dragen, moet deze last dus ook regelmatig aangepast worden. Hierbij zal men echter niet alleen rekening moeten houden met de gestegen onkosten, maar ook met de normaal gestegen inkomsten van de huishuren, pachten, renten of intresten. Het Wetboek voor canoniek recht (can. 1308, 1309, 1310) schenkt wat dit betreft een vrij grote bevoegdheid aan de diocesane bisschop. Wanneer de inkomsten niet meer volstaan om de vastgestelde last te dragen, bvb. omwille van de verhoging van de tarieven van de eraan verbonden kerkelijke diensten, zal de bisschop deze diensten moeten reduceren. Deze reductie kan op twee manieren gebeuren: door het verminderen van het aantal diensten, ofwel door een matiging in de modaliteiten van deze diensten waardoor de kostprijs verlaagt, bvb. door gezongen missen te vervangen door gelezen missen. HOOFDSTUK V . GOEDEREN INLEIDING OVERHEIDSOPDRACHTEN BEHEER EN BESCHIKKING VAN GOEDEREN WERKEN AAN GEBOUWEN PREMIES EN SUBSIEDIES SCHENKINGEN, LEGATEN EN STICHTINGEN § 2. OVERHEIDSOPDRACHTEN 504. De kerkfabriek is een publieke rechtspersoon en als dusdanig bij het uitvoeren van al haar opdrachten van werken, leveringen en diensten onderworpen aan de wet op de overheidsopdrachten. A. ALGEMENE BEGINSELEN IN ZAKE OVERHEIDSOPDRACHTEN Begrip overheidsopdracht 505. Een overheidsopdracht is een schriftelijke overeenkomst gesloten door een aanbestedende overheid (publiekrechtelijke persoon) met als doel de verwezenlijking van een aanneming van werken, leveringen of diensten, en dit onder de voorwaarden gesteld in de wet betreffende overheidsopdrachten en haar uitvoeringsbesluiten. Een overheidsopdracht bestaat uit al de handelingen die worden verricht, zowel de handelingen die de toekenning van een werk, levering of dienst voorafgaan, als de handelingen die in de geschreven overeenkomst met de aannemer of leverancier worden bepaald.
Regelgeving inzake overheidsopdrachten 506. De regelgeving vindt men in: - de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten; - het K.B. van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken; - het K.B. van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken. 507 Deze regelgeving heeft tot doel aan de ganse publieke sector een eenvormige regeling voor het gunnen en uitvoeren van opdrachten op te leggen in overeenstemming met de Europese richtlijnen. De regels waarborgen een eerlijke concurrentie en vermijden dat opdrachten worden toegewezen op grond van subjectieve criteria. Ze waarborgen tevens de regelmatigheid van een opdracht en zorgen voor een gezond beheer en goed gebruik van overheidsgeld. Soorten overheidsopdrachten 508. De wetgever onderscheidt drie soorten overheidsopdrachten. 1. Werken Een opdracht van werken is een overeenkomst die gesloten wordt met rechtspersonen of natuurlijke personen. Deze opdracht heeft betrekking op activiteiten uit de algemene bouwnijverheid zoals: slopingswerken, burgerlijke bouw en utiliteitsbouw, water-, spoor- en wegenbouw, cultuurtechnische werken, afwerking, herstel of verbouwing van gebouwen. Het voorwerp van de opdracht kan betrekking hebben op afzonderlijke werkzaamheden of op een werk in zijn geheel. 2. Leveringen Een opdracht van levering is een overeenkomst die gesloten wordt met als doel gebruik te maken van een roerend goed. Het kan gaan om koop, aanneming, huur of leasing, zodat het feit of men de eigendom van deze goederen verwerft of niet, irrelevant is. 3. Diensten Een opdracht van diensten is elke overeenkomst die betrekking heeft op het presteren van diensten. Dit kunnen ondermeer zijn: onderhoudsdiensten, schoonmaak, bankverrichtingen en verzekering, ontwerpen. Basisbeginselen i.v.m. overheidsopdrachten 509. De wetgever bepaalt ook de basisvereisten waaraan een overheidsopdracht dient te beantwoorden. 1. Gunning na mededinging Een overheidsopdracht kan slechts gegund worden na mededinging. Onder mededinging wordt verstaan het bieden van gelijke kansen aan ieder belangstellende om de opdracht te mogen uitvoeren. Zoals verder zal blijken kan deze mededinging op verschillende wijzen (openbaar, beperkt, via onderhandelingen) en op diverse schaal georganiseerd worden (louter nationaal of ook Europees). 2. Keuze van de gunningsprocedure
Overheidsopdrachten kunnen worden gegund bij aanbesteding, bij offerteaanvraag of bij onderhandelingsprocedure. De aanbestedende overheid kan in principe kiezen tussen de aanbesteding en offerteaanvraag. De onderhandelingsprocedure daarentegen is slecht mogelijk in de gevallen die limitatief in de wet zijn beschreven. 3. Algemene aannemingsvoorwaarden (AAV) De bijlage “algemene aannemingsvoorwaarden” bestaat uit een hele lijst van bepalingen die dienen nageleefd te worden gedurende de uitvoering van overheidsopdrachten. Een gedetailleerde bespreking hiervan is binnen dit vademecum voor kerkfabrieken niet aangewezen. Wanneer de kerkfabriek een concreet dossier in behandeling heeft, is het aangewezen om voor dit aspect professionele hulp in te roepen (bijvoorbeeld een architect). Van een aantal van de algemene aannemingsvoorwaarden kan slechts afgeweken worden wanneer er in het bestek een formeel gemotiveerde afwijking is opgenomen. Voor het overige kan het volgende gesteld worden: - voor de bedragen boven de € 22.000 (excl. BTW) zijn de AAV integraal van toepassing; - voor de bedragen tussen € 5.000 en 22.000 (excl. BTW) zijn de fundamentele bepalingen van de AAV van toepassing, tenzij het bestek een gemotiveerde afwijking bevat; - voor de bedragen onder de € 5.500 (excl. BTW) zijn de AAV niet van toepassing. 4. De publiciteit De nieuwe wetgeving inzake overheidsopdrachten huldigt het principe van de publiciteit. Behalve indien er kan gegund worden via onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande publiciteit, moet elke opdracht worden bekendgemaakt. B. WIJZE WAAROP OVERHEIDSOPDRACHTEN WORDEN GEGUND 510. Om een opdracht te gunnen bestaan er zes mogelijke gunningswijzen: - de onderhandelingsprocedure met bekendmaking; - de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking; - de openbare aanbesteding; - de beperkte aanbesteding; - de algemene offerteaanvraag; - de beperkte offerteaanvraag. Onderhandelingsprocedure 511. In de onderhandelingsprocedure kunnen we twee vormen onderscheiden. 1. Onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking Bij een onderhandelingsprocedure wordt onderhandeld op basis van de offertes die door de verschillende inschrijvers in een eerste stadium ingediend werden.Een overheidsopdracht geschiedt bij onderhandelingsprocedure wanneer de aanbestedende overheid meerdere aannemers, leveranciers of dienstverleners van haar keuze raadpleegt en over de voorwaarden van de opdracht onderhandelt met één of meerdere van hen. De onderhandelingsprocedure is slechts toegestaan in de gevallen die uitdrukkelijk in de wet beschreven zijn. Zo is de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking o.m. toegestaan indien het gunningsbedrag van werken € 67.000 (excl. BTW) niet overschrijdt, alsook in geval van dringende noodzakelijkheid (K.B. van 8 januari 1996, art. 120).
Zelfs in de gevallen waarin geen voorafgaande bekendmaking is verplicht, is het raadplegen van meerdere inschrijvers, ongeacht het bedrag, steeds van toepassing. Is de aanbestedende overheid van mening dat dit onmogelijk is, dan moet deze onmogelijkheid formeel gemotiveerd worden. Het aantal potentiële inschrijvers dat men moet raadplegen, wordt bepaald door de aard van de opdracht en de grootte van het bedrag. Een redelijke concurrentie moet mogelijk zijn. De uitnodiging van drie potentiële geschikte inschrijvers is een minimum. Men kan over ieder element van de opdracht onderhandelen behalve over deze die het bestuur vooraf heeft vastgelegd. Het is niet noodzakelijk dat de aanbestedende overheid over drie ingediende offertes beschikt, ze moet wel kunnen bewijzen dat de mededinging in voldoende mate gespeeld heeft. 2. Onderhandelingsprocedure met bekendmaking De wet voorziet in bepaalde uitzonderlijke gevallen dat boven de voormelde bedragen kan gebruik gemaakt worden van de onderhandelingsprocedure, mits bekendmaking (wet van 24 december 1993, art. 17 § 3). 3. Aanvaarde factuur Indien het bedrag lager is dan € 5.500 (excl. BTW), kan een opdracht via onderhandelingsprocedure eveneens tot stand komen op basis van een aanvaarde factuur, na voorafgaande prijsvergelijking van drie prijzen. Openbare of beperkte aanbesteding 512. De procedure bij aanbesteding berust op slechts één enkel criterium, dat zonder onderscheid van toepassing is op zowel de openbare als de beperkte aanbestedeing. 1. De prijs is het enige criterium Bij een aanbesteding moet de aanbestedende overheid tussen de ingediende offertes kiezen op basis van slechts één criterium, nl. de prijs. Wil men bijgevolg de gewenste kwaliteit voor de laagste prijs, dan moet het bestek zeer nauwkeurig het verwachte resultaat beschrijven. Bij een openbare aanbesteding krijgt iedere belangstellende de kans een offerte in te dienen. Bij een beperkte aanbesteding daarentegen doet de aanbestedende overheid vooraf een beroep tot kandidatuurstelling om te weten wie geïnteresseerd is om een offerte in te dienen. Uit de binnengekomen kandidaturen maakt de aanbestedende overheid eerst een selectie. Enkel de geselecteerden ontvangen dan een bestek met het verzoek om binnen een bepaalde periode een offerte in te dienen. De wet bepaalt dus dat bij de beperkte aanbesteding of beperkte offerteaanvraag (zie verder) de opdracht eerst moet bekendgemaakt worden. Men kan dus niet meer vrij de potentiële inschrijvers uitnodigen met het verzoek een offerte in te dienen. Deze verplichting geldt ongeacht het geraamde bedrag van de opdracht. 2. Procedure bij een openbare aanbesteding De geïnteresseerde inschrijvers worden opgeroepen (via publicatie in het Bulletin der Aanbestedingen en eventueel in bepaalde vakbladen) om een offerte in te dienen. Een inschrijver kan uitgesloten worden op basis van uitsluitingsgronden (o.a. faillissement, beroepsfout, niet in orde zijn met de sociale zekerheid). De inschrijvers worden getoetst aan de minimum kwalitatieve selectievoorwaarden. Al de offertes van de inschrijvers die aan deze voorwaarden voldoen, moeten
onderzocht worden op hun regelmatigheid. De toewijzing gaat naar de inschrijver met de laagste regelmatige offerte. 3. Procedure bij een beperkte aanbesteding: Vooreerst wordt een algemene oproep gedaan tot geïnteresseerden om hun kandidatuur voor de uitvoering van de opdracht kenbaar te maken (in het Bulletin der Aanbestedingen en eventueel in andere vakbladen). De ontvangen kandidaturen worden onderzocht op hun betrouwbaarheid (uitsluitingsgronden). Vervolgens wordt een selectie gemaakt van die firma’s die over voldoende financiële middelen en technische bekwaamheid beschikken, en dit op basis van de selectiecriteria die in de aankondiging gepubliceerd werden. De aanbestedende overheid kan iedereen selecteren die aan de minimum selectiecriteria voldoet, maar zij kan ook enkel de meest geschikte kandidaten selecteren voor zover er minstens vijf kandidaten uitgekozen worden. Enkel deze geselecteerden ontvangen een bestek met het verzoek binnen een bepaalde periode een offerte in te dienen. Al de binnengekomen offertes worden onderzocht op hun regelmatigheid. De toewijzing gebeurt aan de inschrijver die de laagste regelmatige offerte indiende. Algemene of beperkte offerteaanvraag 513. In tegenstelling met wat geldt voor de aanbesteding, zijn er bij een offerteaanvraag meerdere criteria die gelden bij de gunning. 1. De prijs is slechts één van de gunningscriteria Bij een offerteaanvraag moet de aanbestedende overheid kiezen voor de meest voordelige offerte, en dit aan de hand van vooraf kenbaar gemaakte gunningscriteria. De prijs zal bijna altijd één van de gunningscriteria zijn, maar daarnaast kunnen ook nog andere criteria in aanmerking worden genomen, die veeleer betrekking hebben op de kwaliteit of de creativiteit van het aanbod en/of de snelheid van uitvoering van de opdracht. Bij een offerteaanvraag moet de gunning gebeuren aan de inschrijver die de voordeligste - regelmatige - offerte heeft ingediend. Het voordelig karakter wordt beoordeeld aan de hand van de gunningscriteria die in het bestek of in de aankondiging van de opdracht vermeld staan. Gunningscriteria zijn de criteria die gebruikt worden om de intrinsieke waarde van de offerte te beoordelen. Bij een opdracht van werken is de offerteaanvraag geschikt indien men voor de technische oplossing of bepaalde andere aspecten van een opdracht beroep wenst te doen op de kennis van de inschrijver. Bij een opdracht voor diensten zullen de bestekbepalingen eerder een probleem beschrijven waarbij aan de inschrijvers gevraagd wordt een oplossing voor te stellen. Bij een opdracht van leveringen kunnen behalve de prijs, de technische kwaliteit, de duurzaamheid en dergelijke meer een rol spelen in de beoordeling van de offertes. 2. Procedure bij algemene en beperkte offerteaanvraag De procedure bij een algemene offerteaanvraag loopt parallel met de procedure van een openbare aanbesteding; de procedure bij een beperkte offerteaanvraag is analoog aan deze van een beperkte aanbesteding. Forfaitair karakter van de gunningen 514. Een opdracht kan op verschillende wijzen gegund worden. 1. Gunning van een opdracht op basis van een globale prijs In dat geval wordt in het bestek voor het geheel van de beschreven prestaties éé n
totaalprijs gevraagd. Door het forfaitair karakter draagt de aannemer het risico. Hij staat in voor de technische uitvoering, de feitelijke duur en omvang van de opdracht en de loon- en prijsevolutie tijdens de uitvoering van de opdracht. Het bestek kan ook samengesteld worden uit verschillende posten, die ieder forfaitair zijn. 2. Gunning van een opdracht op basis van een prijslijst In dat geval zijn de eenheidsprijzen, en niet de hoeveelheden, forfaitair. De hoeveelheden worden geraamd en worden als vermoedelijke hoeveelheden opgegeven. Al de binnengekomen offertes worden onderzocht op hun regelmatigheid. De toewijzing gebeurt aan de inschrijver die de laagste regelmatige offerte indiende. 3. Gunning van een gemengde opdracht De gemengde opdracht betreft een combinatie van forfaitaire posten en posten volgens prijslijst. In elk van deze drie gevallen is het mogelijk voor de loon- en prijsevolutie een prijsherzieningsformule in het bestek op te nemen. Betaling van de opdrachten 515. De betaling van een opdracht is slechts mogelijk “na verstrekte en aanvaarde dienst”. Betalingen kunnen dus slechts plaatsvinden nadat de overeengekomen prestaties geleverd werden en, wat de uitgevoerde hoeveelheden betreft, aanvaard. Betaling van voorschotten is dus in principe niet mogelijk. HOOFDSTUK V . GOEDEREN INLEIDING OVERHEIDSOPDRACHTEN BEHEER EN BESCHIKKING VAN GOEDEREN WERKEN AAN GEBOUWEN PREMIES EN SUBSIEDIES SCHENKINGEN, LEGATEN EN STICHTINGEN § 3. BEHEER EN BESCHIKKING VAN GOEDEREN 516. De kerkraad beslist over alle handelingen van beheer en van beschikking van de goederen en de gelden die toebehoren aan de kerkfabriek of die ter beschikking zijn gesteld van de eredienst, en stelt de voorwaarden vast waarop daden van beheer en van beschikking kunnen worden gesteld (art. 34). Het decreet heeft de procedure in zake beheer en beschikking van goederen sterk vereenvoudigd. Voor beslissingen in zake beheer en beschikking van goederen die genomen zijn na de inwerkingtreding van het decreet (1 maart 2005) is geen voorafgaande burgerlijke machtiging meer nodig. Elke beslissing van de kerkraad in zake beheer en beschikking dient te gebeuren op basis van het volgens de richtlijnen samengesteld dossier. De handelingen in zake beheer en beschikking zijn onderworpen aan het algemeen administratief toezicht. De juiste inhoud van het algemeen administratief toezicht wordt uitgebreid toegelicht in hoofdstuk VII van dit Vademecum. Belangrijk om weten is dat een beslissing van een kerkraad in zake beheer en beschikking van goederen binnen een termijn van 30 dagen na de kennisgeving geschorst of vernietigd kan worden. In het kader van het algemeen administratief toezicht kan het volledige dossier bij de kerkfabriek opgevraagd worden. Het niet volledig zijn van dit dossier zal aanleiding kunnen
geven tot schorsing of vernietiging. Wanneer een kerkraad een beslissing neemt in zake beheer en beschikking van goederen is het aangewezen om de kennisgeving aan de toezichthoudende overheden zo vlug mogelijk te doen en te wachten met de uitvoering van de beslissing tot de termijnen van het algemeen administratief toezicht verstreken zijn. Verder moet ook vermeld worden dat elke uitgevoerde beslissing in zake beheer en beschikking van goederen ook een boekhoudkundig spoor moet krijgen in het budget en in de rekening. A. VERKOOP VAN ONROERENDE GOEDEREN 517. De opbrengst van het onroerend “privaat” patrimonium moet de kerkfabriek toelaten haar opdracht uit te voeren en de inkomsten uit deze goederen zorgen ervoor dat de gemeentelijke toelagen enigszins beperkt blijven. Deze goederen mogen niet “verbruikt” of vervreemd worden voor gewone of buitengewone kosten aan kerk of pastorie. Het directe voordeel op korte termijn wordt op langere termijn immers teniet gedaan doordat de eigen inkomsten blijvend verminderd zijn en de gemeentelijke toelagen permanent hoger komen te liggen. Dit betekent niet dat deze goederen helemaal niet verkocht mogen worden. Verkoop is toegestaan en soms zelfs aangewezen, onder andere in volgende gevallen: - onteigening of verkoop omwille van openbaar nut; - vervreemding om sociale redenen; - wanneer de verkoop kan beschouwd worden als een daad van goed beheer; dit is bvb. het geval wanneer de opbrengst van de verkoop van een eigendom met geringe inkomsten of met zeer hoge onderhoudskosten, aangewend wordt voor een belegging met hoger rendement; - het te verkopen goed maakt deel uit van een verkaveling; - de opbrengst zal gebruikt worden om ander “privaat” patrimonium te verbeteren. In ieder geval moet de opbrengst herbelegd worden, hetzij in een ander onroerend goed, hetzij in erkende waarden. Vroeger moest een verkoop van onroerend goed in principe openbaar gebeuren. Tegenwoordig is ook een verkoop uit de hand in veel gevallen mogelijk mits de verkoopprijs minstens gelijk is aan de geschatte waarde van het goed uit het schattingsverslag. Motieven voor een onderhandse verkoop kunnen zijn: de verkoop voor openbaar nut (gemeente, provincie) of er komt slechts één kandidaat in aanmerking (ingesloten perceel of belast met erfpacht) Samenstelling van het dossier verkoop onroerend goed 518. Het administratief dossier dient volgende stukken te bevatten. 1. Beraadslaging van de kerkraad De beraadslaging moet volgende elementen bevatten: - beschrijving van het onroerend goed, met oppervlakte en volledige kadastrale gegevens; - omstandige opgave van de redenen, voordelen en voorwaarden van de vervreemding, de verkoopprijs en de identiteit van de koper; - aanwending van de opbrengst (gedetailleerd weergeven, zowel in het besluit als in het overwegend gedeelte); - vermelding of het goed bezwaard is met een stichting en in voorkomend geval, aanduiding van de wijze waarop het voortbestaan van de stichting gewaarborgd wordt.
De definitieve beraadslaging wordt pas genomen nadat alle stukken van het dossier verzameld zijn. In de notulen wordt verwezen naar alle stukken van het dossier 2. Lastenkohier (openbare verkoop) of aankoopbelofte (onderhandse verkoop) Het lastenkohier wordt opgemaakt door de notaris op ongezegeld papier. De inzet van de openbare verkoop mag niet lager zijn dan de prijs van de schatting. De aankoopbelofte is een schriftelijke verklaring vanwege de andere partij, met korte vermelding van de voorwaarden van de transactie. Wanneer de voorzitter en de secretaris namens de kerkfabriek meetekenen is er sprake van een compromis. Dit kan enkel op voorwaarde dat de kerkraad voorafgaandelijk een principiële beslissing genomen heeft omtrent de vervreemding en mits uitdrukkelijk vermelden van het voorbehoud van schorsing of vernietiging in het kader van het algemeen administratief toezicht. 3. Ontwerp van akte Het ontwerp van akte wordt opgemaakt door de notaris. Bij verkoop voor openbaar nut kan een commissaris van het aankoopcomité deze taak op zich nemen. De notaris zal voorafgaand het bodemattest opvragen en hiervan melding maken in de akte. 4. Origineel uittreksel uit de kadastrale legger 5. Origineel uittreksel uit het kadastraal plan Indien het goed niet samenvalt met een kadastraal geheel moet het kadastraal plan aangevuld worden met een “opmetingsplan” . 6. Proces-verbaal van schatting Het proces-verbaal van schatting wordt opgemaakt door de ontvanger van de registratie, een landmeter-schatter of een andere hiervoor erkende deskundige. De verkoopprijs mag niet lager zijn dan het bedrag van de schatting. 7. Proces-verbaal van onderzoek “de commodo et incommodo” Dit proces-verbaal wordt opgemaakt door de gemeente waar het te vervreemden goed gelegen is. Het omvat een getuigschrift van bekendmaking (met vermelding van begin- en einddatum) en het proces-verbaal van sluiting met aanduiding van eventuele bezwaren. Bij openbare verkoop en bij verkoop voor openbaar nut is dit proces-verbaal niet vereist. 8. Opgave van het onroerend en roerend patrimonium van de kerkfabriek Voor het onroerend patrimonium worden de kadastrale gegevens en de opbrengst vermeld. Voor het roerend patrimonium (belegde kapitalen) worden bedrag, aard van de belegging en opbrengst vermeld. Deze opgave is niet vereist bij verkoop voor openbaar nut. 9. Diverse Naargelang de aard van het te vervreemden goed zijn een aantal bijkomende documenten noodzakelijk: - in geval van bouwgrond of grond in verkaveling: stedebouwkundig attest, verkavelingsvergunning - voor landelijke goederen: afschrift van de kennisgeving van de verkoop aan de zittende pachter met betrekking tot het recht van voorkoop. Indien beschikbaar: afschrift van documenten met betrekking tot het beëindigen van de pacht door de zittende pachter of met betrekking tot de afstand van het recht van voorkoop. - bij verkoop van gronden die vallen onder de toepassing van het bosdecreet van 13 juni 1990: machtiging door de Vlaamse regering (op voorhand aan te vragen door de
kerkfabriek). B. VERLENEN OF VERVREEMDEN VAN ZAKELIJKE ONROERENDE RECHTEN 519. Wanneer een kerkfabriek een zakelijk onroerend recht verleent aan een andere partij, wordt deze transactie administratief gelijkgesteld met een verkoop. De procedure, het toezicht en de samenstelling van het dossier is dezelfde als bij een verkoop. Dit is onder andere het geval bij het verlenen van een erfpachtrecht (minimum 27 jaar en maximum 99 jaar), een opstalrecht (maximum 50 jaar), het vestigen van een erfdienstbaarheid of bij de opheffing (“afkoop” door een andere partij) van een erfdienstbaarheid ten voordele van de kerkfabriek. C. RUIL VAN ONROERENDE GOEDEREN 520. Een ruil is, in zekere zin, een dubbele verkoop. Een zuivere ruil is normaal niet te realiseren omdat er door één van de partijen een opleg betaald moet worden. De motieven om tot een ruil over te gaan kunnen dezelfde zijn als bij een verkoop. Het eventuele voordeel dat de kerkfabriek uit de transactie kan halen, ligt niet altijd in de ruil zelf maar in de meerwaarde die aanpalende eigendommen van de kerkfabriek kunnen krijgen. Indien de kerkfabriek een belangrijke opleg moet betalen, dan zal de motivering in dezelfde lijn moeten liggen als bij een aankoop. Een dergelijke situatie is echter zeer uitzonderlijk. In voorkomend geval is het trouwens aangewezen om een alternatieve manier van handelen te zoeken (bijvoorbeeld verkoop en aankoop). In administratief opzicht wordt een ruil beschouwd als een verkoop uit de hand. De bepalingen omtrent procedure en toezicht zijn dezelfde. Samenstelling van het dossier ruil 521. De samenstelling van het dossier is gelijklopend met de samenstelling van een dossier voor een verkoop uit de hand. De specifieke documenten (met betrekking tot de goederen zelf) moeten voor beide te ruilen goederen voorzien worden. Bovendien is voor het te verwerven goed een hypothecair getuigschrift noodzakelijk. 1. Beraadslaging van de kerkraad Zij bevat de volledige aanduiding van alle gegevens, modaliteiten, redenen en voordelen van de transactie. 2. Schattingsverslag van de te ruilen goederen De schatting moet uitgevoerd worden vóór alle andere stappen. De schatting is hier de basis en voorwaarde van de transactie zelf; de schatting moet bovendien door beide partijen aanvaard worden. 3. Ruilbelofte vanwege de andere partij Steeds onder voorbehoud van de toepassing van het algemeen administratief toezicht (eventueel is ook een wederzijds compromis mogelijk, zie voorwaarden bij verkoop uit de hand). 4. Ontwerp van akte 5. Originele uittreksels uit kadastrale legger, kadastrale plannen voor de beide te ruilen goederen. Eventueel opmetingsplannen voorzien. 6. Onderzoek “de commodo et incommodo” Hoewel hierover in de administratieve praktijk geen duidelijkheid bestaat, is het
aangewezen dit onderzoek te laten doorgaan. 7. Hypothecair getuigschrift voorzien voor het door de kerkfabriek te verwerven goed. 8. Opgave van het patrimonium Onroerend en roerend patrimonium van de kerkfabriek. D. AANKOOP VAN ONROERENDE GOEDEREN 522. De kerkfabriek kan onroerende goederen aankopen - om “eigen middelen”, meestal kapitalen voortkomende van vervreemdingen van andere onroerende goederen, te herbeleggen in onroerend “privaat” patrimonium; - (uitzonderlijk) met het oog op de bouw van een kerk of pastorie. De administratieve praktijk aanvaardt dat een kerkfabriek haar patrimonium vrij mag beheren en het mag beleggen in onroerende goederen voor zover die herbelegging geen vermindering van de eigen opbrengsten inhoudt. Wanneer het onroerend goed bestemd is voor openbaar nut (bijvoorbeeld de bouw van een kerk) is de verwerving vrij van registratierechten, mits de kerkfabriek in het besluit van de beraadslaging over de verwerving de erkenning voor openbaar nut aanvraagt en deze in het ontwerp van akte laat opnemen. Andere aankopen van onroerend goed door de kerkfabriek zijn onderworpen aan het normale regime van de registratierechten. Samenstelling van het dossier aankoop onroerend goed 523. Ook voor de aankoop van een onroerend goed dient een dossier te worden samengesteld. Het omvat de volgende stukken. 1. Beraadslaging van de kerkraad De beraadslaging van de kerkraad moet volgende elementen bevatten: - beschrijving van het onroerend goed, met oppervlakte en volledige kadastrale gegevens; - omstandige opgave van redenen, voordelen en voorwaarden van de transactie (onder andere prijs en identiteit van de verkoper); - de bestemming van het aan te kopen goed (tevens vermelden in besluit); - de financiering van de aankoop; - desgevallend de erkenning voor openbaar nut (tevens vermelden in besluit). 2. Verkoopbelofte De verkoopbelofte is de schriftelijke verklaring vanwege de verkopende partij, met korte vermelding van de voorwaarden van de transactie. Wanneer de voorzitter en de secretaris namens de kerkfabriek meetekenen is er sprake van een compromis. Dit kan enkel mits de kerkraad voorafgaandelijk een principiële beslissing genomen heeft omtrent de aankoop en mits uitdrukkelijk vermelden van het voorbehoud van schorsing of vernietiging in het kader van het algemeen administratief toezicht. 3. Ontwerp van akte 4. Origineel uittreksel uit de kadastrale legger 5. Origineel uittreksel uit het kadastraal plan Indien het goed niet samenvalt met een kadastraal geheel moet het kadastraal plan
aangevuld worden met een “opmetingsplan”. 6. Proces-verbaal van schatting Het proces-verbaal van schatting wordt opgemaakt door de ontvanger van de registratie, een landmeter-schatter of een andere hiervoor erkende deskundige. De aankoopprijs mag normaal niet hoger zijn dan de officiële schatting. 7. Hypothecair getuigschrift E. VERWERVEN VAN ZAKELIJKE ONROERENDE RECHTEN 524. Wanneer een kerkfabriek een zakelijk onroerend recht verwerft ten opzichte van een andere partij, wordt deze transactie administratief gelijkgesteld met een aankoop. De procedures, het toezicht en de samenstelling van de dossiers zijn dezelfde als bij een aankoop. Dit is onder andere het geval bij het verwerven door de kerkfabriek van een erfpachtrecht (minimum 27 jaar en maximum 99 jaar), een opstalrecht (maximum 50 jaar), een erfdienstbaarheid ten voordele van de kerkfabriek of bij de opheffing (“afkoop” door de kerkfabriek) van een erfdienstbaarheid. F. VERHUUR VAN ONROERENDE GOEDEREN 525. In de wetgeving zijn er geen specifieke bepalingen voorhanden die de verhuring van gebouwen door openbare rechtspersonen regelen. Een uitzondering hierop vormt de verpachting van landeigendommen (zie verder). Men heeft de keuze tussen openbare verhuring en verhuring uit de hand. De praktijk leert dat verhuring uit de hand meest voorkomt. Samenstelling van het dossier verhuur 526. Enkel voor verhuring voor een periode van langer dan negen jaar moet een dossier samengesteld worden. Het dossier wordt dan opgemaakt analoog met een dossier verkoop onroerend goed. Hierbij wordt het ontwerp van akte vervangen door het ontwerp van huurovereenkomst en is het onderzoek “de commodo et incommodo” niet nodig. 527. Ongeacht de duur van de overeenkomst kan de kerkfabriek alleen schriftelijke huurovereenkomsten aangaan. Voor huurovereenkomsten van langer dan negen jaar is een authentieke akte noodzakelijk met het oog op hypothecaire overschrijving. Tenslotte moeten huurovereenkomsten van kerkfabrieken geregistreerd worden. De kosten hiervoor zijn ten laste van de huurder. De woninghuur (wet van 20 februari 1991) 528. De wetgeving voorziet zowel algemene regels met betrekking tot huur als bijzondere regels die van toepassing zijn naargelang de aard of de bestemming van het te verhuren goed. Zo zal de kerkfabriek bij het verhuren van een woonhuis dat door de huurder als hoofdverblijfplaats gebruikt wordt, rekening moeten houden met de specifieke reglementering voor het verhuren van woningen. 529. De duur van een huurovereenkomst is negen jaar: Na 9 jaar eindigt de huur op voorwaarde dat de verhuurder of de huurder de huur opzegt tenminste zes maand vóór de vervaldag. Gebeurt dit niet, dan wordt de huurovereenkomst onder dezelfde voorwaarden verlengd voor een termijn van drie jaar. Gedurende de looptijd van het contract beschikken huurder en verhuurder over strikt geregelde opzegmogelijkheden.
Uitzondering Het huurcontract van korte duur, voor een termijn van maximum drie jaar, met opzeg tegen het einde van de overeenkomst mits naleven van een opzeggingstermijn van drie maand. Dit contract kan maar éénmaal verlengd of onder dezelfde voorwaarden hernieuwd worden in de mate dat de totale duur van drie jaar niet overschreden wordt. Indien geen opzeg werd betekend en indien de huurder na drie jaar de woning verder betrekt, wordt de lopende overeenkomst geacht te zijn aangegaan voor een periode van negen jaar, te rekenen vanaf de datum waarop het oorspronkelijk contract werd afgesloten. 530. De huurprijs mag en kan slechts éénmaal per jaar (op de verjaardag van het contract) aangepast worden volgens de formule: basishuurpijs x nieuw indexcijfer /basisindexcijfer waarvan: - basishuurprijs = huurprijs bij aanvang - basisindexcijfer = index van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de overeenkomst gesloten werd. Sinds 1994 is het toe te passen nieuw indexcijfer de “gezondheidsindex” van de maand voorafgaand aan die van de aanpassing. De indexering gebeurt trouwens niet automatisch, een (jaarlijks) schriftelijk verzoek is noodzakelijk. In het kader van haar verplichting tot goed beheer heeft de kerkfabriek er alle belang bij om deze aanpassingen aan te vragen. De handelshuur (wet van 30 april 1951) 531. De “handelshuurwet” bepaalt bijzondere regels van toepassing op huurpanden voor het uitoefenen van kleinhandel of ambachtelijke activiteiten welke rechtstreeks in contact staan met het publiek. Gelet op het specifiekekarakter en op de gevolgen voor de duur van de overeenkomst is het aan te raden dat de kerkfabriek zich laat bijstaan door een notaris of een andere deskundige. G. LANDPACHT 532. De pachtwetgeving (wet van 7 november 1988) bevat een bijzondere regeling voor de wijze van verpachting van landeigendommen door openbare besturen aan landbouwers die beantwoorden aan de voorwaarden van de wet. De verpachting moet gebeuren door middel van een openbare aanbesteding met geheime inschrijving. Eens het goed verpacht, gelden alle overige voorschriften van de pachtwetgeving. 533. Eerst neemt de kerkraad de principiële beslissing tot verpachting en stelt daarbij het lastenkohier vast. 534. De pachtwetgeving voorziet maximum toegelaten pachtprijzen. Deze maximum pachtprijs is gelijk aan het kadastraal inkomen (niet geïndexeerd) vermenigvuldigd met een bepaalde coëfficiënt die naargelang de provincie en de landbouwstreek varieert. Deze coëfficiënten worden om de drie jaar aangepast en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 december (zie www2.kerknet.be). Bepalingen die een hogere pachtprijs voorzien of de pachter verplichten tot het betalen van lasten die normaal door de verpachter verschuldigd zijn (bijvoorbeeld onroerende voorheffing, voor zover die niet slaat op gebouwen door de pachter zelf
opgericht), worden voor niet-geschreven gehouden. Voor bestaande overeenkomsten met een pachtprijs lager dan de maximum pachtprijs, mag de verpachter een herziening vragen bij aangetekend schrijven. Ook na aanpassing van de coëfficiënten moet deze herziening schriftelijk aangevraagd worden. In het kader van haar verplichting tot goed beheer moet de kerkfabriek steeds het nodige doen om voor haar bestaande overeenkomsten de maximum toegelaten pachtprijs te bekomen. 535. De duur van een pachtovereenkomst is minimum 9 jaar. Indien geen geldige opzegging werd betekend, wordt de periode van rechtswege verlengd, telkens met 9 jaar. Voor pachtovereenkomsten met een minimum duur van 18 jaar voor de eerste periode, is een verhoging van de wettelijke maximum pachtprijs mogelijk. 536. De pachtwet bepaalt uitdrukkelijk dat onderpacht en pachtoverdracht niet toegelaten zijn. Uitzonderingen op deze regel zijn de bevoorrechte pachtoverdracht ten voordele van familieleden en de voorafgaande instemming door de verpachter met een pachtoverdracht. Procedure openbare aanbesteding 537. Aangezien de verpachting moet gebeuren via openbare aanbesteding met geheime inschrijving, dient volgende procedure te worden toegepast. 1. Vaststelling van de aanbestedingsvoorwaarden (lastenkohier) door de kerkraad Het lastenkohier moet volgende elementen bevatten: - ligging, aard, oppervlakte en volledige kadastrale gegevens; - aanvangsdatum en duur van de overeenkomst; - vorm van inschrijving (verzegeld, anoniem en aangetekend), inschrijvingstermijn, plaats, dag en uur van de opening van de inschrijvingen; - de voorkeurnormen die gehanteerd zullen worden indien meerdere kandidaten in aanmerking komen op grond van een bod tegen de maximum pachtprijs. Er wordt aangenomen dat de door de bestendige deputatie vastgestelde voorkeurnormen hierbij verplicht gebruikt moeten worden (zie www2.kerknet.be/kerkfabrieken); - eventuele bijzondere voorwaarden. 2. Bekendmaking door aanplakking en/of publicatie in plaatselijke pers 3. De toewijzing Vooraleer tot de opening van de aanbiedingen en de toewijzing te kunnen overgaan, moet de maximum pachtprijs vastgesteld worden. Gelet op de beperking van de maximum pachtprijzen volstaat de vermelding ervan in de beraadslaging ter goedkeuring van het lastenkohier. Bij de opening van de aanbiedingen kunnen zich verschillende situaties voordoen: - geen of slechts één aanbieding die de maximum pachtprijs bereikt zonder deze te overschrijden: toewijzing aan de hoogstbiedende; - er zijn meerdere aanbiedingen die de maximum pachtprijs bereiken: toewijzing uit de hand onder deze aanbiedingen volgens voorkeurnormen; - minstens één aanbieding ligt hoger dan de maximum pachtprijs: toewijzing uit de hand volgens voorkeurnormen tussen alle deelnemers aan de aanbesteding, met uitzondering van diegenen die een overdreven bod (meer dan 10% boven de maximum pachtprijs) gedaan hebben; - geen of onvoldoende uitslag: nieuwe inschrijving of verpachting uit de hand. H. RELAISSTATIONS - GSM-OPERATOREN
538. Aanbieders van een GSM-netwerk tonen bijzondere belangstelling voor hoge gebouwen als ideale plaats voor het installeren van hun verbindingsapparatuur. Kerkfabrieken hebben de mogelijkheid om op deze vraag in te gaan. Wel dienen er een aantal regels gerespecteerd te worden en dit vooral ter vrijwaring van de eigen rechten. De relatie tussen de partijen wordt geregeld via een contract. De te volgen procedure is grotendeels dezelfde als op de vorige pagina’s beschreven voor verhuring in het algemeen. Men dient wel rekening te houden met onderstaande aandachtspunten (zie omzendbrief ministerie van Justitie van 14 juli 1997). Afsluiten van het contract 539. Het contract dient afgesloten te worden tussen de gemeente (indien eigenaar van het gebouw), de kerkfabriek en de betrokken maatschappij. De kerkfabriek heeft het voorafgaandelijk advies nodig van de kerkelijke overheid. Ontvangen van de vergoeding 540. De kerkfabriek dient de vergoeding te ontvangen (en dit ongeacht wie de eigenaar van het gebouw is) zodat dit op de gemeentelijke toelage in mindering gebracht wordt. Enkel op deze wijze blijft de vrijstelling van onroerende voorheffing op het kadastraal inkomen gelden. Toegang tot de installatie 541. De huurder dient - op zijn kosten - in een aparte toegang tot de installatie te voorzien. Dit wil zeggen: een toegang waarbij hij geen rechtstreekse toegang heeft tot de kerkruimte zelf (schip en koor). De gebruikte ruimte moet niet afgesloten zijn van de toegang tot de toren en het orgel. De pastoor moet een sleutel krijgen van deze technische ruimte. Sluitende afspraken dienen gemaakt te worden met betrekking tot de toegang tot en de werken aan de installaties tijdens de erediensten. Verzekeringsaspect 542. In de contracten wordt door beide partijen afstand van het recht van verhaal in de verzekeringspolis voorzien. De meerkost in hoofde van de kerkfabriek dient contractueel ten laste van de GSM-operatoren gelegd te worden. Plaatsing in geklasseerd gebouw 543. Er moet - voorafgaand aan het uitvoeren van de werken - advies gevraagd worden aan de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. I. VERKOOP VAN ROERENDE GOEDEREN 544. Kunst- en oudheidkundige voorwerpen kunnen in principe niet verkocht worden. Voor delen van als monument geklasseerde goederen, moet ook de Vlaamse regering toestemming verlenen (Bestuur Monumenten en Landschappen). De verkoop van roerende goederen zal slechts zeer uitzonderlijk kunnen gebeuren, zeker wanneer het liturgische voorwerpen betreft. Voor liturgische voorwerpen moet steeds de voorafgaande toelating van de diocesane overheid bekomen worden. De toelating wordt slechts verleend in de mate dat er garanties zijn omtrent de bestemming van de goederen. De verkoop van roerende goederen, andere dan hierboven vermeld, is onderworpen aan het algemeen administratief toezicht.
Er is een groeiende tendens om kerkgoederen de facto als niet vervreemdbaar te beschouwen. De argumentatie is, dat gebouwen voor de openbare eredienst en de bijhorende roerende goederen - onroerend door bestemming deel uitmaken van het openbaar domein en “buiten de handel” vallen (tenzij na uitdrukkelijke desaffectatie). Deze tendens wordt nog versterkt door de groeiende interesse voor de instandhouding van het kerkelijk patrimonium als een belangrijke vorm van cultureel erfgoed. In dit kader is ook de wettelijke verplichting tot het (jaarlijks) bijhouden van een inventaris van de inboedel van de kerk belangrijk. J. AANKOOP VAN ROERENDE GOEDEREN 545. De basisbeslissingen over de aankoop van roerende goederen met investeringskarakter (investeringsbudget) behoren tot de bevoegdheid van de kerkraad. De wetgeving betreffende de overheidsopdrachten is steeds van toepassing bij de aankoop van roerende goederen. Beslissingen betreffende de aankoop van roerende goederen zijn onderworpen aan het algemeen administratief toezicht.