Blanco
3824
2211. Willy JONCKHEERE: Heyman en Deinze In ons jongste nummer (KGKC 29-1, pp. 3821-3822, nr. 2208) maakte ik melding van het tijdelijk verblijf van Hendrik Heyman te Deinze. Het leek er toen op dat dit een ‘nieuw’ gegeven was. Het alziend oog van KGK-bestuurslid Paul Huys maakte er ons meteen attent op dat de aanwezigheid van Heyman te Deinze reeds vroeger in ons Contactblad gesignaleerd werd. Waarvoor onze dank. We verwijzen naar : KOK-Kontaktblad I, 1, pp. 16-17, nr. 19: [H.Maes], Hendrik Heyman te Deinze. KOK-Kontaktblad VIII, 3, pp. 965-966 : Paul Huys, Hendrik Heyman en…Deinze.
2212. Paul HUYS (nr. 519) : Nog over het anoniem verzetspamflet van 1944 Zie het KGK-Contactblad, XXVIII/4, nr. 2191, pp. 3766-3775) Na de publicatie van het artikel over het anonieme pamflet van september 1944 in het decembernummer 2008 van het Contactblad werden mij door enkele kritische lezers (J. Demeyer, D. De Mulder, A Heyerick , D. Vanhove en R. Walgraeve) opnieuw enige correcties en/of aanvullingen toegestuurd, waarvoor mijn erkentelijke dank. We geven daarvan uiteraard graag mededeling, om aldus de historische juistheid en waarheid over personen en feiten zo dicht mogelijk te benaderen (met excuus voor de vergissingen die ongewild toch in de tekst waren geslopen). “Veste Van Fleteren” (noot 32) Een andere versie over de verklaring van de alias-naam “Veste” is te lezen in het KOKKontakblad VIII/4 van juni 1988, p. 979, noot 5, waarin we bij A. Heyerick lezen dat de weduwe van August Van Fleteren († 1894), die de vader was van Felix Van Fleteren, nadien hertrouwde met de kleermaker-herbergier Camiel Vestens , wat misschien de familiebijnaam “Veste” zou kunnen verklaren. Germaine Patée (noot 35) Zou de bijnaam geweest zijn van Germaine Zelie Fosse (°Laken 1907), de vrouw van de bakker Ivan P.J. Vandeputte (°Deinze 1901). Zij hadden een bakkerij in de Stationsstraat, dichtbij de Knok, rechtover “De Pulle. “Germaine Patée” werd daarnaast ook wel “Mène Putte” genoemd. Na hun pensionering verhuisde het echtpaar Vandeputte-Fosse naar de Guido Gezellelaan 97 (zie Deinse Kiezerslijst 1976, resp. nrs. 5181 en 9381). Juffrouw Van [den] Dorpe (noot 41) Er is mij betreffende de in het pamflet vernoemde “Juffrouw Van Dorpe” (sic) bevestigd dat hiermee wel degelijk Paula Van den Dorpe (°1921) bedoeld is, dochter van François Van den Dorpe, die toen op de Markt het “Restaurant Belge” uitbaatte. Pieter Joye (noot 45) Petrus Joye (°Lichtervelde, 9 sept. 1877), “vellenwever” van beroep, kwam zich in maart 1936 in Petegem vestigen. Op de Kortrijksesteenweg (een eind voorbij “Tielts Routje” en de Kattebeek) woonde hij er op een drietal verschillende adressen, althans volgens de Petegemse kiezerslijsten. (KZL) uit de periode kort vóór en vlak ná de oorlog: KZL 1938: Kortrijksesteenweg 246; geen verwijzing naar een echtgenote; wel woonde toen op datzelfde adres ook Maria Magdalena Verbeke, met wie hij begin jaren ’50 zou huwen (cfr. infra); KZL 1948-1950: ibid. nr. 197; “marktkramer in fourruren”; hier wordt Petrus Joye wel vermeld als gehuwd met Leontine De Coninck; KZL 1954-1956: ibid. 237; “marktkramer in pelsen”; nu vermeld als gehuwd met Maria Magdalena Verbeke (°Lokeren 1905), naaister. Haar zoon, Gaspard Verbeke [een van mijn generatiegenoten - P.H.], bouwde in die jaren een carrière op als beroepsmilitair (officier).
3825
Chanterie (noot 46) Dat het gezin Frans Chanterie-Schaubroeck pas in oktober 1945 naar Petegem op het Kouterke (Kortrijksesteenweg 59) kwam wonen, staat aldus in het bevolkingsregister van Petegem vermeld, maar dat blijkt niet te stroken met de werkelijkheid. Dat is allicht te wijten aan het feit dat Petegem met ingang van 1 juli 1942 bij Deinze werd aangehecht en vanaf die datum geen eigen bevolkingsregister meer mocht bijhouden (de wijzigingen in het bevolkingsverloop werden blijkbaar pas later, in de loop van 1945, weer ingevoerd!). Naar verluidt kwam het gezin van het echtpaar Chanterie reeds in het voorjaar 1942 op PetegemKouterke wonen; hun zoon Frans (later Jezuïet geworden) werd aldaar geboren op 4 juni 1942, slechts enkele weken vóór de gemeente Petegem (tijdelijk, en op uitstel) ophield te bestaan. Remi Boeckaert (noot 54) Hij was gehuwd, niet met Louise Maria Lust (°1915; nu in “Veilige Have”, Aalter), zoals in het artikel verkeerdelijk vermeld staat, maar wel met Louisa’s jongere zuster Jeanne Germaine (°1922; nu verblijvend in een bejaardenhome in Sint-Laureins). Jeanne Lust gaf in de oorlogsjaren (1942-1943) dansles bij de Deinse afdeling van VIVO (Vlaams Instituut Volksopvoeding). Gesloten huizen (noot 76) Dat Duitse officieren en/of soldaten in hotels verbleven en restaurants, cafés of andere gelegenheden met publieke toegang bezochten, was uiteraard niet te vermijden. Deze allusie op hun aanwezigheid in “gesloten huizen” verwijst allicht niet zozeer naar de gedwongen inkwartiering van militairen in privéwoningen; maar wel naar het feit dat zij daar in sommige gevallen zelfs hartelijk welkom waren (bij feestjes en dgl., waar ook wel gemusiceerd en gedanst werd); dit laatste bleef natuurlijk niet onopgemerkt en wekte vanzelfsprekend de nodige wrevel en achterdocht op. De commissaris-generaal van den Dries (noot 81) Mogelijk een allusie naar de man die de Deinse politiecommissaris Alois Meersschaert, na diens afzetting (en internering in de citadel van Hoei!) in de zomer van 1942 heeft opgevolgd, m.n. de Ledebergse politieagent Armand Pelfrène (°1917), die toen op de Dries woonde, waar hij later een schilderszaak begon (in de jaren ’70 woonde hij daar in Lentelaan 19). Zie hierover: Geschiedenis van Deinze, dl. 2, p. 130. Niet te verwarren echter met de Deinse socialistische vakverbondsman Roger Pelfrène (weerstander bij het O.F.), die in april 1945 overleed in het concentratiekamp van Dora/Nordhausen (zie Geschiedenis van Deinze, dl. 2, 2005, pp.137 en 141). Kakkebroekstraat nr. 7 (noot 82) Verwijst mogelijk naar een of andere, toen reëel bestaande “kinderkribbe” (als een soort “Kinderwelzijn”-avant-la lettre), waar de toekomstige en/of pasbevallen moeders terecht konden voor hulp en advies. Mogelijk was die raadpleging gevestigd op een adres met een 7 als huisnummer (maar in precies welke straat dan?). “De Pulle” kan hier dus niet bedoeld zijn, want de oostzijde van de straat heeft pare huisnummers. André Kinet (noot 86) Over zoon André Kinet (1925-1985) schreef ik (p. 3769-3770): “Er werd achteraf gezegd dat hij ‘bij het Verzet’ zou geweest zijn, maar details daarvan zijn niet bekend”. Hij heeft inderdaad deel uitgemaakt van de Deinse “Witte Brigade” (Geheim Leger - Schuiloord Taling-B) van Joseph Versichele; zijn directe sectieoverste daarin was René Van Hove (°Petegem 1909), spoorwegarbeider. André Kinet werd o.m. ingezet als bewaker van de gedetineerden in “Volder’s Molen”; hij was erbij toen daar, op een van eerste dagen kort na de Bevrijding, een van de opgepakten, m.n. de Dentergemse onderwijzer Matton (vader van de latere RUG-professor Jef Matton), door een per ongeluk afgeschoten kogel van een machinegeweer getroffen werd. Maar de kogel kwam eerst op diens portefeuille terecht, hetgeen hem, ondanks verwonding, toch het leven redde. Voor deze verwonding moest later door de Weerstand, bij uitspraak van de Rechtbank, een schadevergoeding betaald worden (*). Wie van onze lezers belangstelt in een foto van de Deinse Witte Brigade, met cdt.
3826 Joseph Versichele en o.m. de sectieoversten Lucien De Lodder, René Van Hove en Maurice Van Neste, kan die vinden in de recente Geschiedenis van Deinze, dl. 2 (2005), p. 150. (*) Deze vergoeding werd deels betaald met “witgewassen” gelden (bij de Operatie-Gutt had de Weerstand een “percent” op de gelden die door haar leiding bij Deinse fabrikanten werden opgehaald en die, o.m. via een kloostergemeenschap, aan 100% konden worden omgewisseld!). Dat toen door de Weerstand volop met financiële middelen werd geknoeid (o.m. ook tot persoonlijk profijt) was toen al mondgemeen. Het was één van de redenen tot het vinnige geruzie onder de weerstanders onderling (van wie er overigens een aantal nogal ontevreden waren wegens de over hen uitgebrachte “evaluatie”, die van groot belang was voor hun erkenning als weerstander en de daaraan verbonden geldelijke voordelen). Maar dat alles is eigenlijk een verhaal apart. NOTA VAN DE REDACTIE. De vele (en welkome) reacties vanwege een aantal lezers rond dit
thema bewijst ten volle het nut van een periodiek tijdschrift zoals ons Contactblad, waarin de lezer inderdaad wordt uitgenodigd om in contact te komen met de redactie en/of de auteur(s). En de publicatie, achteraf, van deze reacties is voor de artikelen zelf in vele gevallen een tastbare toegevoegde waarde. Niet aarzelen dus om ons te contacteren!
2213. Luc GOEMINNE : De erfvrouw van Machelen, prinses van Izegem Marie-Thérèse de Crévant d’Humières werd omstreeks 1655 geboren als dochter van de Franse Maarschalk Louis en Louise-Antoinette de la Châtre. Op 10 februari 1677, volop tijdens de Hollandse Oorlog (1674-1678), trouwde deze jonge Franse adellijke dame met de 22-jarige Vlaamse franstalige edelman Jean-Alphonse Vilain XIIII de Gand. Twee jaar vroeger, in 1675 was hij door vererving de Heer van Machelen geworden. Op dat ogenblik was Gent samen met geheel Oost-Vlaanderen bezet door de Franse troepen van Lodewijk XIV. Ter gelegenheid van dat huwelijk promoveerde Lodewijk XIV het leenhof Izegem, dat toen in handen was van Balthazar-Philips Vilain XIIII de Gand, de vader van Jean-Alphonse, tot prinsdom ! Van 1668 tot 1678 was Izegem immers in Franse handen. Bij het overlijden van zijn vader op 22 februari 1680 erfde Jean-Alphonse Vilain XIIII, dus amper 3 jaar na zijn huwelijk, ook de titel van prins van Izegem. De vader van zijn echtgenote Marie-Thérèse de Crévant d’Humières was een belangrijk Frans edelman. Hij droeg de titel van maarschalk en pair de France. Reeds in 1656 was hij door Lodewijk XIV tot luitenant-generaal van Frankrijk in Vlaanderen benoemd. Doch hij was vooral ook een beruchte levensgenieter, die er zelfs tijdens veldtochten een luxueuze levensstijl op na hield. Vanaf 1672 kreeg hij het opperbevel over alle Franse troepen in Vlaanderen. Hij bleef een belangrijk aanvoerder van het Franse leger in onze streken tot zijn strategische blunder tijdens de slag bij Walcourt op 27 augustus 1689. Op 3 april 1690 liet de woedende Lodewijk XIV hem als leider van de Franse troepen in de Nederlanden vervangen door de even beruchte Henry-Francois de Montmorency, le maréchal de Luxembourg. Louis de Crévant d’Humières bleef echter als troostprijs nog officieel gouverneur van Vlaanderen, doch zijn invloed verdween helemaal. (zie verder) Hij overleed vereenzaamd aan het hof van Versailles op 30 augustus 1694. Toen jaren vroeger zijn dochter Marie-Thérèse de Crévant d’Humières in de zomer van 1683, 5 jaar na haar huwelijk, haar blijde intrede in Vlaanderen deed, wisten de inwoners van haar leenhoven en heerlijkheden, ongetwijfeld allemaal dat haar vader de beruchte Franse legeraanvoerder was.
3827 Toen de Fransen op 1 september 1683 Vlaanderen voor de zoveelste keer binnenvielen, werd de prinses van Izegem, dan ook de aangewezen beschermvrouw van talrijke getroffen dorpen. Ze reisden vaak naar Rijsel om haar te spreken en haar gunsten of te smeken. De prins Jean-Alphonse en de prinses verbleven immers vaak, als ze niet in Versailles vertoefden, op hun kasteel in Ongnies, in de omgeving van Rijsel. Vooral bij het begin van de Negenjarige Oorlog (1689-1698) werd vaak op haar beroep gedaan. Vanaf september 1690, het ergste van die oorlog moest er nog komen, was haar bemiddelingsrol echter uitgespeeld. Haar vader was immers als Franse legeraanvoerder in Vlaanderen, uitgerangeerd … Voor verminderde opeisingen en kwijtscheldingen van boeten in de door haar “beschermde” dorpen, liet de prinses zich zwaar betalen. Haar omkoopgelden bedroegen niet minder dan 1450 Vlaamse Ponden ! In 8 jaar tijd streek ze als steekpenningen het equivalent op van bijna 10.000 arbeidsdaglonen ! Doch veel dorpelingen verkozen te betalen in plaats van overgeleverd te zijn aan de tergende willekeur van stelende Franse troepen. Prinses Marie-Thérèse kende ook tegenslagen in haar leven. Ze werd reeds weduwe op haar 32e jaar. Haar echtgenoot Jean-Alphonse overleed immers voortijdig te Versailles op 6 juli 1687, 10 jaar na zijn huwelijk. Hij was ook amper 32 jaar geworden. Zijn echtgenote Marie-Thérèse werd dan op haar beurt gedurende 23 jaar o.a. erfvrouw van Machelen, met de titel prinses van Izegem en Middelburg. Ze overleed reeds in 1710. De familie Vilain XIIII de Gand, prinsen van Izegem, waren van 1620 tot 1750 o.a. ook Heren van Machelen. Uit al het voorgaande is het duidelijk gebleken dat deze familie Vilain de Gand, als prinsen van Izegem, zich weinig of niet met Machelen hebben ingelaten. Ze hebben er nooit gewoond. Hun sociaal-economische rol ter plaatse was zeer gering. Ze vergenoegden zich alleen met het opstrijken en verteren van hun pachtgelden… En het Vlaamse volk, dat zwoegde en ploegde voort … Bronnen - Goeminne Luc : De latere heren van Machelen, in Bijdragen tot de Geschiedenis van Deinze, jaarboek 75, 2008, p. 487-496. - Vandenbussche Koenraad : De Princesse van Iseghem, in Ernigahem, nr. 2, p. 39-50, en nr. 3, p. 61-70, 2003. - R. A. Gent : Inventaris van het familie-archief Prinsen van Izegem, 1986 (Dit fonds dat hoofdzakelijk documenten uit de 18de eeuw bevat, bezit geen eigenlijke archiefgegevens over Machelen zelf).
2214. Stefaan DE GROOTE : Kan de grafzerk van de Deinse beeldhouwer Luc Van Parijs worden beschermd? Petegemnaar Peter Parmentier is leraar in Gent en één van de drijvende krachten achter de instandhouding van het bekende kerkhof Campo Santo in Sint-Amandsberg. Eén van de vele kunstenaars die er begraven liggen, is de van Deinze afkomstige Luc Van Parys (19201991). Luc is de zoon van de beeldhouwer Antoon Van Parys van wie hij de stiel leerde en met wie hij veel samenwerkte. Hij woonde eerst in Deinze en dan in Gentbrugge. Bekend van hen zijn: het monument voor de ouders van Streuvels in Heule, het standbeeld van
3828 Tinneke van Heule in Gentbrugge en het monument voor René De Clercq in Deerlijk.
Tijdens een gidsbeurt op het Campo Santo, zag Peter dat de concessie van diens grafzerk vervalt. Indien de familie de concessie niet zou verlengen, kan zijn graf volgend jaar geruimd worden. Indien de familie wel verlengt dan stelt zich binnen 10, 20 of 25 jaar hetzelfde probleem. De vraag die zich opdringt is, of het stadsbestuur van Deinze aan Gent zou kunnen voorstellen om het grafmonument te beschermen? Dit gebeurde al met heel wat kunstenaarsgraven op het Campo Santo. "Dit zou een mooie hulde zijn aan de Deinse kunstenaar Luc Van Parijs. Op deze manier zou ook een uniek beeld van zijn vader gered worden" benadrukt Peter Parmentier. Een interessant voorstel en het lijkt me meteen iets voor de Deinse erfgoedcommissie die in oprichting is. De bevoegde schepen voor cultuur en erfgoed in Gent is Lieven Decaluwé, en laat die nu net afkomstig zijn van Deinze. NVDR: Als deze vraag gericht wordt aan het stadsbestuur van Deinze, dan zou men van de
gelegenheid kunnen gebruik maken om te vragen dat eindelijk de sokkel van het monument op het graf van Antoon Van Parys, op het kerkhof van Deinze zelf, zou verfraaid worden met arduinsteen.
2215. Paul HUYS (nr. 520) : De parlementaire schoolenquête van 1880, een authentieke documentatiebron uit de Schoolstrijd van 1879-1884. De opgeroepen getuigen in de kantons Deinze en Nevele. De liberale regeringen in de jonge Belgische Staat na 1830 trachtten het openbaar onderwijs te veralgemenen en streefden uiteindelijk ook naar de neutraliteit ervan. Deze schoolpolitiek, eerst en vooral geaxeerd op het lager onderwijs, maar daarna ook op het secundair onderwijs, leidde – na de liberale verkiezingsoverwinning van 1878 (regering Frère-Van Humbeeck, 1878-1884) en de invoering van de Onderwijswet-Van Humbeeck van 1879 – tot een ongemeen scherpe schooloorlog tussen de klerikalen en de antiklerikalen. Deze strijd rond de gelaïciseerde gemeenteschool sloeg diepe wonden, die decennialang hebben nagekankerd1. In 1880 werd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers een parlementaire commissie aangesteld2, die als opdracht kreeg een “onderzoek te doen over den zedelijken en stoffelijken toestand van het lager onderwijs in België, over de uitslagen der wet van 1n juli 1879, en over de middelen, gebruikt om de uitvoering dier wet te belemmeren”3. In zitting van 05.05.1880 besliste de Kamer dat de Commissie zou bestaan uit 25 leden; onder de bekendste leden citeren we de namen van Beernaert, de Hemptinne, De Vigne, Jottrand, Lippens, Vandenpeereboom en Woeste. Het Bureau van de Commissie werd op 15.05.1880 samengesteld uit de heren Couvreur, voorzitter; Neujean en Willequet, ondervoorzitters; Paternoster en Washer, secretarissen. De Commissie startte haar werkzaamheden verbazend vlug. De hoorzittingen gebeurden per kanton. Tegen het einde van hetzelfde jaar 1880 waren al een aantal van die zittingen gehouden. Die voor het kanton Deinze had plaats “ten lokale van het vredegerecht” op 6 december 18804, die voor het kanton Nevele op 20 december 1880, eveneens in het vredegerecht aldaar5. In de beide gevallen waren de commissieleden dezelfden, nl. de kamerleden E. Willequet, voorzitter, A. Lippens en G. Washer, bijzitters; de toegevoegde secretaris was ene [NN.] Siffer. De verslagen (genoemd “Proces-verbaal van onderzoek”) werden naderhand allemaal gepubliceerd6 en op de ruimst mogelijke basis verspreid7.
3829 In de hoorzitting voor het kanton Deinze werden 20 getuigen gehoord, afkomstig uit vier verschillende gemeenten, w.o. 18 mannen. Voor het kanton Nevele waren er 23 getuigen, op één na allen uit Nevele zelf, maar hier wel een minderheid van 10 mannen naast 13 vrouwen en meisjes8. In deze korte bijdrage voor het K.G.K.-Contactblad beperken we ons tot een opsomming van de getuigen in de twee resp. kantons. De inhoud zelf van die getuigenissen reserveren we het liefst voor een uitvoeriger bijdrage voor het K.G.K.-Jaarboek van 2010, waarin ook plaats zal zijn voor enige aanvullende commentaar.
KANTON DEINZE - LIJST VAN DE GETUIGEN Jan-Frans Van der Cruyssen, 40 j., kantonnale opziener te Deinze. August Van Goethem, 21 j., vrije hoofdonderwijzer te Deinze. Eugeen Van Cauthem, 27 j., vrije onderwijzer te Petegem. Gommaar Vandeputte, 26 j., gemeenteonderwijzer te Deinze. Gentiel Lagrange, 28 j., handelaar te Deinze. Karel De Clerck, 52j., , koopman en burgemeester te Deinze. Jan De Beil, 46 j., kunstschilder en schepen te Deinze. Hendrik Anckaert, 52 j., koopman en burgemeester te Petegem. Elisa Tessely, 17 j., normaliste te Gent. Camiel Balcaen, 41 j., gemeenteonderwijzer te Petegem. Adela Gevaert, 34 j., huishoudster te Deinze. Pieter Maesfrancx, 70 j., pastoor te Petegem. Lodewijk Geltmeyer, 41 j., onderpastoor te Herzele. Theophile Verschueren, 42 j., onderpastoor te Deinze. Pieter-Lodewijk Lagrange, 62 j., koophandelaar te Deinze. Constant Scheerlinck, 56 j., gepensioneerde gendarm en winkelier te Deinze. Karel-Lodewijk De Decker, 43 j., koster en vrije onderwijzer te Zeveren. Camiel De Decker, 29 j., gemeenteonderwijzer te Zeveren. Karel-Lodewijk Cornelis, 60 j., bijzondere en burgemeester te Zeveren. Karel Bovijn, 72 j., zonder bedrijf, te Zeveren. KANTON NEVELE - LIJST VAN DE GETUIGEN Jan-Frans Van der Cruyssen, 40 j., kantonnale schoolopziener te Deinze. Honoré Meganck, 25 j., postmeester te Nevele. Bernard Pattijn, 29 j., hoofdonderwijzer te Nevele. Leonie De Maertelaere (echtgen. Gustaaf Carlier), 36 j., onderwijzeres te Nevele. Clementia Claeys, 30 j., herbergierster te Nevele. Charlotte Van Dooren (echtgen. Koenrard De Vos), 34 j., huishoudster te Nevele. Constant Mortier, 58 j., landbouwer te Nevele. Florent ’T Kindt, 26 j., ingenieur te Nevele. Leo Kneuvels, 32 j., koopman in boter te Nevele. Louise De Waele (echtgen. Fr. Tuytschaever), 28 j., huishoudster te Nevele. Amélie Haeltermans (echtgen. B. Duchâteau), 38 j., huishoudster te Nevele. Melania Dumont (echtgen. van wachtmeester De Wasch), 37 j., huishoudster te Nevele. Livinus De Groote, 50 j., pastoor-deken te Nevele. Eugène Delaroyère, 26 j., onderpastoor te Nevele. Jozef-Lodewijk Verbiest, 34 j., katholieke schoolonderwijzer te Nevele. Emma Cogen, 13 j., leerlinge in de gemeenteschool te Nevele. Virginie De Vogelaere (echtgen. Petrus Cogen), huishoudster [geen leeftijd vermeld]. Clemence Snoeck, 14 j., scholierster te Nevele. Emerence Tuytschaever, 14 j., scholierster te Nevele.
3830 Jozef Schelpe, 50 j., orgelist te Nevele. Tryphon Bruggeman, 59 j., gareelmaker en armmeester te Nevele. Ursula Cannoot (echtgen. Coddens), 47 j., huishoudster te Nevele. Sophia Roets (echtgen. L. Van Gansbeke), 47 j., huishoudster te Nevele.
1. Zie o.m. Jeffrey Tyssens, Om de schone ziel van ’t kind… Het onderwijsconflict als een breuklijn in de Belgische politiek (Gent, Provinciebestuur & Liberaal Archief, 1998 – Bijdragen Museum Vlaamse Sociale Strijd, nr. 14), pp. 55-75. 2. Zie hierover: De schoolstrijd in ons land (1879-1884) (Gent, Boekh. J. Vuylsteke, 1907 – Uitgave van het Julius Vuylsteke-Fonds nr. 4), inz. pp. 12-14 (De schoolstrijd) en 15-22 (Het schoolenquest). 3. Geciteerd uit de publicatie van de resultaten van dit Schoolonderzoek (dl. 1, p. II). Zie verder over deze publicatie in de noten 6 en 7. 4. Zie Schoolonderzoek, dl. 1, pp. 415-418. 5. Zie Schoolonderzoek, dl. 1, pp. 419-424. 6. Alles bijeen werden 5.381 getuigen gehoord, met feitenmateriaal over 779 gemeenten in 88 kantons. Al die verslagen samen werden ook gebundeld in vijf stevige boekdelen van in totaal 5.732 bladzijden, onder de titel Enquête scolaire (Brussel, bij F. Hayez, 1881-1883). De Nederlandse versie ervan droeg als titel Schoolonderzoek. Een exemplaar van de complete Franstalige editie bevindt zich in de Gentse Univ.Bibl. (nr. A.17469); een exemplaar van alleen maar het Nederlandstalige eerste deel (met o.m. de kantons Deinze, Nevele, Kruishoutem en Oudenaarde) zal binnenkort te raadplegen zijn in het Liberaal Archief te Gent. 7. De processen-verbaal der zittingen werden gezonden aan alle getuigen, aan alle krantenredacties, aan alle abonnees van de Moniteur (het Staatsblad, dat toen nog enkel in het Frans verscheen) en van andere parlementaire publicaties (zoals Documents parlementaires, Beknopt Verslag e.a.m.). Sommige processen- verbaal werden aldus verspreid op zowat 85.000 (!) exemplaren (55.000 in het Frans, 30.000 in het Ndl.). Zie De schoolstrijd in ons land (Vuylsteke-Fonds, 1907), p. 21-22. 8. Wat verder nog de streek bezuiden Deinze betreft: voor het kanton Kruishoutem (zie het procesverbaal in Schoolonderzoek, dl. 1, pp. 243-245) werden elf getuigen gehoord (o.w. zes uit Nokere).
2216. Willy JONCKHEERE : Geschiedenis op de buis Met dank aan E. De Maesschalck en P. Verbist, resp. voorzitter en secretaris van de Vereniging van Historici Lovansienses (VHL). Een nieuwe historische reeks op Canvas (Verloren land) is een mooie aanleiding om enkele elementen van de historische programmering op Canvas en Canvas+ voor de volgende weken en maanden voor te stellen. Op dinsdag (vanaf 7 april) om 21.40 u. op Canvas: Verloren land In een nieuwe, tweede reeks afleveringen van Verloren land gaan acht interessante bekende Vlamingen op zoek gaan naar de waarheid achter een boeiend maar mysterieus gebleven verhaal uit hun familiegeschiedenis waarbij één van hun voorouders een centrale rol heeft gespeeld. Ze hebben die persoon meestal wel gekend, maar over zijn of haar verhaal hebben ze nooit het fijne geweten. In elke aflevering ontdekt het hoofdpersonage, al dan niet samen met een ander familielid, hoe de vork juist in de steel zat. Zo verneemt hij beetje bij beetje wat de invloed geweest is van de “grote geschiedenis” op zijn eigen “familiegeschiedenis”. Dat maakt het ook voor de kijker een boeiende ontdekkingstocht. De bekende Vlamingen in deze tweede reeks van Verloren land zijn: Jan en Kris De Smet, Chantal Pattyn, Bob Mendes, Katelijne Verbeke, Tom Waes, Anne Provoost, Deborah Ostrega en Steven Van Herreweghe.
3831 Zij keren telkens terug naar plaatsen die bepalend zijn geweest voor hun familiegeschiedenis, in binnen- en in buitenland. Ze gaan zoeken in archieven en bij overheidsinstanties, ontmoeten verre verwanten en ooggetuigen, bezoeken locaties die belangrijk zijn in het verhaal. Zo vervolledigen ze hun eigen familiegeschiedenis en via die familiegeschiedenis komen ze algauw terecht bij de grote geschiedenis. Voor de kijker is het boeiend om te zien hoe die twee met elkaar verweven zijn. Alle familiegeschiedenissen in deze tweede reeks van Verloren land zijn „oorlogsverhalen‟ uit de Eerste en vooral Tweede Wereldoorlog. Dat is een bewuste keuze van de redactie. Enerzijds hebben de twee Wereldoorlogen in de 20e eeuw zo’n grote impact gehad op de Belgische samenleving dat bijna iedereen van ons er – net als de bekende Vlamingen in de reeks - wel een „familieverhaal‟ over heeft. Dat vergroot de herkenbaarheid en de betrokkenheid. Anderzijds is het nu zowat de laatste kans om die verhalen te reconstrueren met de hulp en de getuigenissen van mensen die het zelf nog hebben beleefd en meegemaakt. Verloren land wil die kans aangrijpen om deze laatste getuigen nog eens aan het woord te laten. Aansluitend vanaf 2 juni volgt de herhaling van de eerste reeks van Verloren land : Stijn & Bart Peeters – 2 juni De grootvader van Stijn en Bart Peeters, Gustave Van Boeckel, was tijdens de Tweede Wereldoorlog actief in het Lierse verzet. Maar Van Boeckel wordt verklikt en door de Gestapo gearresteerd. Het is het begin van een lange tocht langs verschillende kampen. Na de bevrijding nam Gustave zijn gewone leven weer op en wou hij zo weinig mogelijk aan die periode herinnerd worden. Maar nu willen zijn kleinkinderen graag meer weten … Stijn & Steven Kolacny – 9 juni Franz Kolacny, de grootvader van Stijn en Steven, werd na de eerste wereldoorlog als kind van Wenen naar Tielt-Winge gestuurd. Het was de bedoeling dat hij hier maar tijdelijk zou verblijven maar hij keerde uiteindelijk niet meer terug naar zijn familie. Stijn en Steven hebben nooit goed begrepen hoe dat komt en reizen nu zelf naar Oostenrijk, op zoek naar een antwoord. Annelies Beck – 16 juni Enkele jaren geleden kreeg Annelies van haar grootmoeder een doos met documenten in handen. Het waren papieren van haar overgrootvader die tijdens de Eerste Wereldoorlog in Glasgow verbleef. Hoe is August Keppens daar als jongeman verzeild geraakt? Waarom werd hij niet opgeroepen als soldaat? En wat deed hij daar al die jaren? Gabriel Rios – 23 juni Gabriel heeft zijn grootvader José Escribano Ortiz goed gekend; ze hadden een zeer warme band. Gabriel koestert een foto die tijdens de Tweede Wereldoorlog is genomen. Die toont zijn grootvader in een Amerikaans soldatenuniform voor een hotel in Brussel. Hoe kwam zijn grootvader hier terecht? Om dat uit te zoeken reist Gabriel in de voetsporen van zijn grootvader naar de States en Puerto Rico. Roos Van Acker - 30 juni Roos kende haar grootvader Georges Van Acker vooral als dichter en schrijver. Ze weet wel dat hij tijdens de oorlog in het verzet is geweest en nadien lid werd van de Communistische Partij. Maar wat zijn grote verzetsdaden waren, en welke rol hij precies heeft gespeeld tijdens de repressie, daar heeft ze geen idee van. Paul & Marilyn Ambach – 7 juli Paul en zijn dochter Marilyn zoeken naar sporen van hun ouders en grootouders, Jozef Ambach en Daizy Ouziël. Jozef en Daizy overleefden allebei de holocaust. Daizy bleef tot
3832 aan het einde van de oorlog ondergedoken in een klein dorpje in de Ardennen, Jozef vluchtte naar Lyon maar werd toch opgepakt. De bevrijding kwam net voor hij naar Auschwitz kon getransporteerd worden. Paul en Marilyn proberen het traject te reconstrueren dat beiden aflegden. Tine Embrechts – 14 juli De grootmoeder van Tine, Maria Verlackt, werd op vrij jonge leeftijd weduwe. Zij was politiek actief en moest dat combineren met de opvoeding van haar vier kinderen. Tine vraagt zich af hoe een vrouw alleen zoveel energie kon opbrengen om haar gezin te onderhouden en tegelijkertijd één van de eerste vrouwelijke politici op hoger niveau te zijn. Karoline Kamosi aka Leki – 21 juli Lulungu Yilela Samuel, de grootvader van Karoline, werd als weeskind door Amerikaanse missionarissen in Congo geadopteerd. Hij behoorde tot de Lunda-stam maar werd door de missionarissen bekeerd en op een westerse manier opgevoed. Hij ging naar school en werd later burgemeester in Kinshasa. Karoline is zeer benieuwd om sporen te vinden van haar afstamming en het geloof van haar voorouders. Dinsdag 21 mei op Canvas+ : Oude Belgen en nieuwe Neanderthalers Thema-avond n.a.v de heropening van het Gallo-Romeinse Museum in Tongeren 20.35u – De Grootste Belg: Ambiorix In 2005 hield journalist en schrijver Patrick De Witte tijdens de verkiezing van De Grootste Belg een televisioneel pleidooi voor Ambiorix, de oude Belg die Caesar het bloed van onder de nagels haalde. Patrick was al als klein broekje in de ban van de oude Belgen. “Zij leefden van de jacht en de visvangst, dronken bier en speelden met de dobbelstenen” is een zinnetje dat in Patricks‟ geheugen gegrift is. Had Ambiorix – en vooral zijn aartsrivaal Julius Caesar – de Belgen niet zo onuitwisbaar in de geschiedenis geschreven, dan was er volgens De Witte zelfs geen sprake van het land „België‟. In deze documentaire kan Patrick nostalgisch wegdromen tussen de Eburonen en de Romeinen. Meer nog, hij is zelf ooggetuige van de veldslag tussen de dapperste van de Galliërs en duizenden Romeinen. Tussendoor polst hij in Rome wat ze vandaag vinden van zijn idool en onderzoekt hij de innige band van zijn Grootste Belg met Julius Caesar. De documentaire over Ambiorix is een buitenbeentje. Ambiorix heeft wel degelijk bestaan, maar over heel wat facetten van zijn leven zijn historici en archeologen het vandaag nog niet eens. De enige die ooit over Ambiorix heeft geschreven is Julius Caesar. We proberen te achterhalen of de Romeinse heerser zijn held wel juist heeft voorgesteld. Hoe dan ook, de documentaire geeft een verhelderende kijk op de manier waarop Ambiorix onze gebieden beschermde tegen de Romeinse overheerser en hoe hij zo het grondgebied van wat later België zou worden, op de kaart zette. De film schetst het beeld van onze samenleving zoals die er rond het begin van onze jaartelling zou moeten hebben uitgezien. In Gallië leefden de verschillende stammen niet altijd op een vreedzame manier naast elkaar. De Eburonen, de Remers, de Essuviërs, de Morinen, enz. Diplomatie moest toen nog uitgevonden worden. Wanneer de Romeinse legioenen onder leiding van Julius Caesar onze gebieden binnenvallen zijn ze - op zijn zachtst gezegd - helemaal niet welkom. Patrick De Witte beschrijft het voorspel van het conflict tussen de Oude Belgen – in casu de Eburonen – en de Romeinse bezetter. Daarvoor gaat hij terug naar dé belangrijkste metropool uit die tijd: Rome. Hij toont aan wanneer de Romeinen de fatale, strategische vergissing begaan om Ambiorix in vertrouwen te nemen en hoe die laatste via een sluwe list de Romeinen vernedert. We staan te midden van de strijd en zien hoe het grootste en machtigste leger uit die tijd het onderspit moet delven tegen een klein, maar moedig leger: dat van Ambiorix. Caesar schrijft enige tijd later: “Van alle Galliërs, zijn de Belgen het dapperst”.
3833 Ambiorix is dan wel al meer dan 2000 jaar overleden, het is pas vanaf het midden van de 19de eeuw dat hij een uithangbord wordt van onze Belgische identiteit. Het standbeeld in Tongeren is daarvan het resultaat. Maar is dit wel de échte Ambiorix? En heeft hij wel in Tongeren gewoond? Patrick De Witte legt het allemaal uit. 21.10u – De nieuwe Neanderthaler Documentaire uit de reeks Overleven (2003) over een onderzoek van Belgische wetenschappers die willen aantonen dat de Neanderthalers geen onderontwikkelde bruten waren, zoals de schoolboeken ons leren, maar dat zij cultuur hadden, net als de vroege moderne mens. Enkele jaren geleden vonden wetenschappers in een grot in de Ardennen beenderen van holenberen die 35.000 jaar geleden door Neanderthalers waren gedood. Op zich niet zo opmerkelijk, ware het niet dat ze in het laboratorium sporen van oker op die beenderen ontdekten. De wetenschappers stonden voor een raadsel. Oker is een kleurstof die voor de Neanderthalers geen enkel praktisch nut kan hebben gehad. Wat was hier aan de hand? Neanderthalers waren onderontwikkelde bruten. Althans, dat willen de schoolboeken ons doen geloven. Wetenschappers uit Leuven en Brussel denken daar heel anders over. Zij zoeken naar bewijzen dat de Neanderthalers cultuur hadden, net als de vroege moderne mens. Voor hen heeft de wetenschap nooit overtuigend aangetoond dat Neanderthalers minder ontwikkeld waren. De laatste decennia zijn de inzichten over de Neanderthaler grondig gewijzigd. Wetenschappers zoeken niet langer naar verschillen, maar naar gelijkenissen tussen de Neanderthalers en de moderne mens. Nieuwe opgraving- en dateringtechnieken, nieuw gevonden materiaal in Veldwezelt moet hen daarbij helpen. Ze willen duidelijkheid scheppen over wie de Neanderthaler was, hoe hij leefde, hoe 'menselijk' hij was. Archeologen puzzelen de vondsten bij elkaar en bouwen stenen werktuigen na met de middelen die de Neanderthalers moeten hebben gehad. Zo hopen ze te achterhalen hoe zij hun werktuigen maakten en gebruikten. En die kennis vertelt archeologen weer iets over het intelligentiepeil van de Neanderthalers. Paleontologen geven de Neanderthaler een gelaat. Zo krijgen we langzaam maar zeker antwoord op de intrigerende vraag: hadden de Neanderthalers cultuur? 2217. Paul HUYS (nr. 521) : Losse archiefvondsten betreffende Groot-Deinze in registers van de “Indaginge” (Archief van de “Lieutenant-Civil” in Gent), 1693-1745 Tot voor kort was het archief van de “Lieutenant-Civil”, bewaard in het Gentse Rijksarchief, in ongeordende toestand en niet geïnventariseerd, zodat de interessante inhoud ervan voor het historische vorserswerk alsnog ontoegankelijk was gebleven. Maar een recente inventarisatie, door een gelegenheidsmedewerker-stagiair, heeft daarin verandering gebracht1. We deden een eerste steekproef, in een zestal registers slechts2, en brengen hier verslag uit over het resultaat ervan betreffende bewoners van Deinze/Petegem en bijhorende dorpen, over wie we gegevens hebben aangetroffen. Maar eerst enige informatie over het archief van de “Indaginge”. Het ambt van LieutenantCivil werd in 1540 door Keizer Karel (art. 63 van de “Concessio Carolina”) ingesteld en deze ambtenaar kreeg (rechts) bevoegdheid binnen het zgn. “Gents Kwartier”, d.w.z. een zeer ruime invloedssfeer van Gent, die grote delen van Vlaanderen bestreek. Het hele archief beloopt zowat 100 strekkende meter en de inventaris ervan telt 679 nummers. Interessante reeksen (voor lokale vorsers en/of genealogen) zijn ondermeer: Enkwesten (vooronderzoeken): nrs. 290 (a°1622) tot 309 (a°1794); Vonnissen (“sententiën”): nrs. 313 (a°1588) tot 329 (a°1796); Vonnissen bij verstek: nrs. 350 (a°1633) tot 510 (a°1796); Borgstellingen (“namptissementen”):nrs. 511 (a°1675) tot 515 (a°1790); Vrijwillige rechtspraak: nrs. 535 (a°1571) tot 548 (a°1788);
3834 Procesdossiers:
nrs. 580 (a°1563) tot 679 (a°1795).
We ordenen onze archiefvondsten per lokaliteit, en vervolgens in chronologische volgorde. Opvallend is wel het flinke aantal “Leernse” dossiers (zowat 40% van het totaal). Anderzijds vonden we geen casussen uit Astene, Gottem, Grammene en Meigem. Bachte 01. Pieter Duyvetter, burgemeester van de parochie “Bachte met tReckelijnghe”, en Marten Volckaert, pointer derzelfde parochie, compareren “om te voldoen de fouraege”, gevraagd op 07.09.1693 door de Kasselrij van de Oudburg van Gent “in consequentie van Syne Keurvorstelyke Hoocheyt”. (Reg. 542/05.10.1693) 02. Jan Minnens fs. Jacques, inwoner van Bachte, pacht sedert mei 1721 van mevrouw douairière barones van Nokere een “pachtgoed, landen en meersen”, gelegen in Bachte en onder de “jurisdictie van Deinze”; voor deze laatste werd hij (ook) belast door de Deinse griffier De Loore. Er is derhalve betwisting met de barones over eventuele “dubbele” betaling. De afgaande pachter tot april 1721 was ene Joannes Lootens. (Reg. 544/21.08.1722) Deinze 03. Jacques Reynbaut gheseyt Vollaert3, als eiser, heeft klacht ingediend tegen ene Frans Roman (wegens?), maar zijn klacht wordt onontvankelijk verklaard en hijzelf veroordeeld tot betaling van de proceskosten. (Reg. 324/31.07.1694) 04. Louys Bourdaux4, inwoner van Deinze, “aldaer hem geneirende met gebrande wyn te vercoopen, met potten, pannen, flasschen ende bouteillen ofte by cleene maete te schyncken”, vraagt “quijtschelt van vier stuyvers op elcken stoop ghebranden wyn, toeghestaen ende gheaccordeert by de collecteurs vanden vier pond per vat”, dit voor een periode van drie jaar, ingegaan 1 mei 1697. Hij garandeert dat hij zich zal houden aan alle voorschriften, zonder “frauduleuse” praktijken. (Reg. 542/18.01.1698 – katern 20) 05. Jacques Ramont, postmeester van Deinze, in opdracht van Jooris van Graefschepe te Sint-Winnoksbergen (bij cessie van 05.09.1704), stelt aan als procureur ad lites: Mr. Cornelis de Grauw, procureur in Z. Majesteits Grote Raad te Mechelen, “om hem te dienen in de zaak vanden voorn. Graefschepe jegens Jaecques Bannaert, baljuw van Deinze, appellant”. (Reg. 543/26.09.1710) 06. Jacques vander Meulen, uit Deinze, verklaart zich akkoord met een som van 21 pond gr. voor 3½ jaar “diensthuere” (à 6 pond per jaar), ten laste van jonkvrouw Anne Marie vanden Plassche, weduwe van Sieur Paulus Steven (†Gent, Marjoleinstraat). Zijn dienstperiode, als “wijncuyper ende voorderen dienst als domestique” ten huize van de voorn. jonkvrouw te Gent, was verstreken op 04.09.1739 (Reg. 544/30.12.1739 – nr. 213) Petegem 07. Philips de Coukelaere tot Petegem bij Deinze, verweerder, in het proces tegen Sieur Jan Bom, eiser, wordt “gecondemneerd te betalen de som van 5 pond gr. Over koop en levering van twee tonnen lijnzaad”, verhoogd met de interest (penning 16, of 6,25%) en de gerechtskosten. (Reg. 324/19.02.1695) 08. Vonnis in de zaak tussen Jan Baptist Tuytschavere, herbergier int Lindeke op de Voormuide binnen Gent, eiser, en Frans de Waele, inwoner van Petegem bij Deinze, “gecontumaceerde verweerder”, door “den heere lieutenant civil van d’Indaegynghe der Stad van Gendt”. De betwisting ging over herbergvertier (19 sch.10 gr.) en geleend geld. De kostenberekening bedroeg in totaal 9£ 3 sch. Parisis. (Reg. 453/21.03.1733) Sint-Jans- of Maria-Leerne
3835 09. Gheeraert Slock, pointer van de parochie Ste-Maria-Leerne, en Adriaen de Vreese, geautoriseerde van dezelfde parochie, compareren om te voldoen “de fouraege”, gevraagd door de Gentse Oudburg i.o.v. de Keurvorstelijke Hoogheid. (Reg. 542/05.10.1693) 10. Sieur Lieven Alleman, wonend in Sint-Maria-Leerne, is betrokken in een proces voor de Grote Raad te Mechelen, tegen hem aangespannen door Valentin Quesau, procureur in de Raad van Vlaanderen, appelant van de sententie van deze Raad, uitgesproken in Allemans nadeel. Hij geeft “procuratie ad lites” aan Mr. Passchier Haesaert, procureur. (Reg. 542/27.04.1696 – katern 14) 11. Pieter van Reybroeck fs. Joos, wonend in Sint-Jans-Leerne, stelt zich borg voor pointers en zetters van het genoemde Leerne, “in profyt van Sieur Arnaut vander Meeren, voogd van de wezen van Hercules Autrap, ende dat om by dezelve pointers en zetters te genieten de provisionele slaeckinghe van de executie aen hun gheaccordeert by den Lieut. Civil van de voors. Indaginghe op de requeste van hedent”. Medecomparant van Pieter van Reybroeck is Pieter Goethals fs. Pieter, ook inwoner van Sint-Jans-Leerne, die de “souffisanthede” (= solvabiliteit, betaalkracht) van Van Reybroeck certifieert. (Reg. 542/23.05.1696 – katern 15) 12. Philips de Paepe fs. Jan, wonend in Sint-Maria-Leerne (Land van Nevele), “voorsien van souffisante erfgronden en andere goederen” binnen vermelde parochie, stelt zich borg voor Jan en Lieven Moerman, resp. wonend in Sint-Jans-Leerne en in Nevele, “om te genieten van ’t effect van provisie van staat, aen hun gheaccordeert door de Lieutenant Civil” dd° 01.06.1696 jegens heer en meester Petrus van Alsteyn, presbyter”. (Reg. 542/02.06.1696 – katern 15) 13. Comparant is Judocus de Loire, inwoner van Sint-Maria-Leerne. Het betreft de koop van een partij land (groot 298 roeden, gelegen O., Z. & W. de heer van Huise, N. de heer van Meere en jonkheer Thomas de Morrey), door de Loire gekocht op 10.09.1726 in wettelijk gebannen vierschaar van de Schepenen van Nevele, zijnde de vijfde koop in de verkoping op verzoek van Sr. Emanuel Morel, wijnkoopman in Gent. (Reg. 544/13.04.1731) 14. Sieur Louis Norbert de Schuytere fs. Pieters, “costumier” te Sint-Maria-Leerne, stelt zich borg voor dhr. Jan Frans Hopsomere5, wonende te Deinze, vrijschepen van de kasselrij Kortrijk. Het betreft Hopsomeres zaak (proces in appel in de Raad van Vlaanderen), als verweerder, jegens hr. en mr. Pieter Raelen, advocaat in de Raad van Vlaanderen6, door deze laatste ingeleid op 16.06.1742. (Reg. 544/06.07.1742 – nr. 415) Sint-Martens-Leerne 15. Daneel van Langenhove, inwoner van Sint-Martens-Leerne, is aan jonkheer Thomas Murray7 achterstallige landpacht schuldig voor een hofstede die hij gebruikt. (Reg. 543/19.06.1719) 16. Betwisting tussen Livijne vande Velde, weduwe van Laureins de Backere, te SintMartens-Leerne, en heer Frans de Brouhem la Vende, ontvanger van de heerlijkheid van Strobynghe (sic). Grond van de betwisting : ? (Reg. 544/25.09.1722) 17. Vonnis in het proces tussen jonkheer Glaude Frans Everard, eiser, contra Joos van Hecke fs. Geeraert, inwoner van Sint-Martens-Leerne, “ghecontumaceerde verweerder”. Voorwerp van het geschil: ? (Bundel 454 – drie diverse stukken, resp. dd° 12.12.1733, 16.12.1733 en 16.01.1734) Vinkt 18. Jan Cornelis uit Vinkt wordt gedaagd door Joos de Pape, herbergier Inden Bruynvisch te Gent, wegens niet-betaling van een bedrag van £13.13.8 gr. “over theerijnghe bij hem s’heerschers huyse ghedaen”; hij wordt veroordeeld tot betaling van het verschuldigde
3836 bedrag, verhoogd “met den intrest vandien, den penn. xvj (=6,25%), ende inde costen”. (Reg. 324/30.04.1694) 19. Vonnis in het proces tussen Mr. Louijs van Damme, advocaat in de RvVl., eiser, contra Hendrick van Hecke te Vinkt, “zoo over zyn zelven als over Adriaen Tant”. De betwisting gaat over de betaling van 25 pond 10 sch. gr. Voor 3 jaar pacht (à 8 pond 10 sch. per jaar), laatst verschenen in 1733. (Reg. 454/03.07.1734) 20. Adriaen van Wonterghem fs. Frans8, inwoner van Vinkt, verklaart dat hij aan jonkheer Alexander de Gernovael, in zijn leven heer van Reibroek9, altijd de pacht heeft betaald voor een partij meers in Vinkt. Maar toen de heer Van Reibroek die meers had afgestaan aan de parochie Vinkt, heeft Van Wonterghem “voortgepacht aan de parochie”; voor die periode was hij dus aan de heer van Reibroek geen pacht verschuldigd. (Reg. 543/19.11.1701) 21. Heyndrick Lievens, wonende te Vinkt, verklaart zich akkoord met een bedrag van 10 pond 15 sch. groten courant geld, ten laste van wijlen Mattheus van Hecke en zijn vrouw, voor (reparatie?) werken “bij den meulemaecker vervrocht aenden muelen op Bijlockevelt” binnen Gent. (Reg. 544/20.12.1740 – nr. 288) Wontergem 22. Betwisting over het aantal werkuren door de Wontergemse timmerman Laureyns Blancke gepresteerd voor en in opdracht van Mr. Frans Anthone Danneels op diens hofstede binnen Wontergem, gebruikt door Pieter Galle. Het ging o.m. over het leggen van de zolder boven de weefkamer. (Reg. 544/22.05.1736) Zeveren 23. Jan de Raedt fs. Gillis, inwoner van Zeveren, geeft procuratie aan procureur Anthone van Gheluwe als procureur in zijn zaak tegen dhr. Banninck (?) en Remy de Laury10, eisers. (Reg. 542/06.09.1697 – katern 19) Lijst der familienamen (De cijfers verwijzen naar de volgnummers van de resp. casussen) Alleman 10; Autrap 11; Bannaert 5; Banninck 23; Blancke 22; Bom 7; Bourdaux 4; Cornelis 18; Danneels 22; De Brouhem la Vende 16; De Coukelaere 7; De Gernovael 20; De Grauw 5; De Loire 13; De Loore 2; De Morrey 13; De Paepe 12; De Pape 18; De Raedt 23; De Schuytere 14; De Vreese 9; De Waele 8; Dhuyvetter 1; Du Laury 23; Everard 17; Galle 22; Goethals 11; Haesaert 10; Hopsomere 14; Lievens 21; Lootens 2; Minnens 2; Moerman 12; Morel 13; Murray 15; Quesau 10; Raelen 14; Ramont 5; Reynbaut 3; Roman 3; Slock 9; Steven 6; Tant 19; Tuytschaevere 8; Van Alsteyn 12; Van Damme 19; Vanden Plassche 6; Vander Meeren 11; Vander Muelen 6; Van de Velde 16; Van Gheluwe 23; Van Graefschepe 5; Van Hecke 15,16,21; Van Langenhove 15; Van Reybroeck 11; Van Wonterghem 20; Volckaert 1; Vollaert 3. 1. Archief van de “Indaginge” (Lt.-Civil) door Dieter Viaene (Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2008); in het RAG te consulteren onder het inventarisnummer 286. De inventaris bevat momenteel 679 archiefnummers, waarvan de nrs. 535-577 betrekking hebben op de reeks wettelijke passeringen
3837
2.
3.
4.
5.
6. 7.
8.
9.
10.
(= vrijwillige of gracieuze rechtspraak, d.i. acten en contracten en andere overeenkomsten) uit de periode 1562-1795. We hebben, bij wijze van steekproef, de volgende nummers doorgenomen: a. nr. 324: Register van sententiën (12.02.1692-24.12.1700) b. nr. 453: Vonnissen bij verstek (jaar 1733) nr. 454: Vonnissen bij verstek (jaar 1734) c. nrs. 542 (1697-1700), 543 (1701-1721) en 544 (1722-1745): vrijwillige rechtspraak: acten en contracten. Deze registers zijn niet gefolieerd, maar de akten staan, uiteraard, in chronologische volgorde genoteerd, zodat de resp. akten via hun datum gemakkelijk terug te vinden zijn. Maar in het register nr. 544, vanaf januari 1737, kreeg elke akte een apart volgnummer (van 1 tot 486), zodat de lokalisering van elke akte nog eenvoudiger wordt. Jacques Reynbaut/Vollaert (°1671) was chirurgijn in Deinze. Zie onze studie “Geneeskundigen in Deinze in de 17e en 18e eeuw” (K.G.K.-Jaarboek LXX/2003), blz. 103-104 (we attesteerden zijn aanwezigheid in Deinze vanaf 1702, toen hij daar huwde). Een broer (?) van hem, genaamd “Adriaen Rynbaut gheseyt Vollaert, fs. Jaecques”, hebben we aangetroffen in Reg. 542/25.01.1700, katern 26, in een verklaring onder eed, waarin hij belooft dat hij en zijn kinderen zullen “onderhouden de renunciatie (= verzaking aan een erfenis, wegens nadelig saldo) hierboven gedaen”. Louis Bourdaux, Deins poorter geworden op 30.04.1679 en ook diverse malen Deins schepen tussen 1676 en 1700, kennen we als chirurgijn te Deinze in de periode 1672-1702 (zie K.G.K.Jaarboek 2003, blz. 80-81 en 136). Over Jan Frans Hopsomere (Petegem Sint-Martinus 1696 – Gent Sint-Niklaas 1769), heer van Gampelaere te Astene: zie K.G.K.-Jaarboek 2001, blz. 409 en 424 (sub III,1). Hij was geneverstoker en zeepzieder (met rosmolen) in de Gentstraat nabij de Knok, naast de herberg De Fonteine aldaar. Zie ook: RAG, RvVl., nr. 21090 (proces tussen Sebastiaan van Baelen, adv. RvVl. en meier van de Gentse Sint-Pietersheerlijkheid, eiser, en Jan-Frans Opsomer, verweerder, wegens injuriën, 1738). Pieter Rael(l)en: blijkens een ander proces in de Raad van Vlaanderen (nr. 21025, 1734-1735) was hij, benevens advokaat in de RvVl., ook griffier van Oosterzele, Gontrode en Landskouter. Blijkens enkele procesbundels in de RvVl. (nrs. 20370, 20545 en 25991) was ene Thomas Murray kapitein in het regiment van kolonel Hartop (in garnizoen te Brussel). In 1710-1711 voerde Murray proces tegen de abt van Drongen over recht van naarhede, in 1715-1719 tegen een Gentse dame over niet-naleving van een hypotheekcontract en in 1722-1723 tegen de heer van Nevele over “indaginghe” van gronden. Zeer waarschijnlijk was hij ook de eiser in de zaak tegen Daneel van Langenhove in Leerne anno 1719. Zie ook, voor een ander procesdossier: RAG, RvVl., nr. 26.144 (proces tussen Frans van Ooteghem en Adriaen van Wonterghem, allebei Vinktenaars, in een geschil over teerkosten, 1727-1728). Jr. Alexander de Guernoval, heer van Reibroek (= heerlijkheid in Evergem ?), was betrokken in een dozijn processen voor de Raad van Vlaanderen (zie J. Buntinx, Inventaris van het Archief van de Raad van Vlaanderen, dl. 8, blz. 254). Remy du Laury, baljuw van de Heerlijkheid van Sint-Pieters nevens Gent (zie RAG, RvVl., nr. 34440).
2218. Willy JONCKHEERE: Nog een ‘vergeten’ non Op het artikel van Piet Cassiman over priesters en kloosterlingen uit Groot-Deinze, verschenen in ons jaarboek 2008, werden reeds een paar maal aanvullingen gesignaleerd: KGKC 2008-4, nr. 2190, pp. 3764-3766 en KGKC 2009-1, nr. 2201, p. 3810. Toevallig stootten wij in de Gazette van Deinze, 10-03-1895, p. 2 op een nog niet vermelde naam : Pauline Colpaert, geboren te Deinze op 21-02-1820, en als zuster Martha overleden op 5-03-1895 in het klooster van de H. Kindsheid Jesu te Sint-Laureins. Er wordt bij vermeld dat zij op 7-04-1889 door de Koning vereerd werd met het gouden burgerlijk kruis van 1e klas voor meer dan 40 jaren dienst in het burgerlijk hospitaal aldaar.
3838 Paul HUYS (nr. 522 ) : Een brief van Julius De Praetere vanuit Zürich (1907) Julius De Praetere (Ledeberg 1879 – Bazel/Zwitserland 1947), tekenaar, schilder, decorateur, kunstdrukker (etc.) woonde in Latem van 1900 tot 1903, waar hij veelvuldig contact had met de kunstenaars van de zgn. “Eerste Latemse Groep” (Binus Vanden Abeele, Minne, de gebroeders Van de Woestijne…). Op zijn handdrukpers drukte hij in die tijd diverse bibliofiele boekuitgaven: Lenteleven van Streuvels, Het Vaderhuis van Karel Van de Woestijne, Natuur van René De Clercq, Kerkhofblommen van Gezelle en Vondels Lucifer. In 1901 was De Praetere tijdelijk leraar aan de Kunstgewerbeschule in Krefeld-Düsseldorf en in 1905 werd hij directeur van het gelijknamige instituut in Zürich. In 1915 werd hij directeur van de Centrale school voor decoratieve kunsten en ambachten in Bazel, waar hij de rest van zijn leven doorbracht1. Hoe hij met de Deinzenaar Armand Pauwels2 in contact was gekomen, is ons niet bekend (mogelijk via de levering van verfwaren, want de familie Pauwels had toen in de Tolpoortstraat een verfwarenfabriekje). Ook na De Praeteres vertrek naar Zwitserland bleef deze nog contact houden met Armand Pauwels. Van hun briefwisseling is misschien niet veel bewaard gebleven, maar alvast toch deze éne brief (in familiebezit-Pauwels), dd. 15 juni 1907, die we hierna in extenso afdrukken. Blijkbaar heeft Pauwels aan De Praetere gevraagd om voor hem een ex-libris te ontwerpen, d.i. een houtsnede als eigendomsmerk in boeken. In de brief is tevens sprake van een ex-librissententoonstelling (die Pauwels blijkbaar wil organiseren – in Deinze ?), en waarvoor De Praetere enkele specimens wil opsturen. De Praetere heeft het over zijn herinneringen aan natuurwandelingen in de Leiestreek, waaraan hij met geestdrift terugdenkt. Aan de vroege dood van Octaaf Goeminne, “de goede vriend”, wijdt hij een weemoedig afscheidsgedachte3. Ziehier de volledige tekst van de brief, geschreven op papier met gedrukt briefhoofd: “Direktion der Kunstgewerbeschule der Stadt Zürich”. Zürich, den 15-6-07.
Mijn beste Armand, Eindelijk kom ik op uwe vriendelijke brieven terug en geloof me dat de schuld niet aan mij ligt wanneer u er zoo lang op wachten moest. ’t Is voor mij een zoo geweldige verandering geweest, eene zoo groote administratie te besturen, dat mijn gansche tijd erin op gaat; alleen wacht ik dan op een rustig uurtje en dat wijdt (sic) ik mijne vrienden, wat ik ook nu in eerster linie voor u doe. Vlaanderens heilige dagen!, u spreekt er zoo gaarne van en het doet me immer genoegen te mogen nadenken op die gouden uurtjes welke ik damaals daar doorbracht. Op die dagen zonder uren, zou ‘k beter zeggen, want ik kende waarlijk noch uur noch tijd! En de wandelingen, ‘t was een wandelen, ’s morgens ’s avonds ’s nachts, men kon nooit genoeg van de mooie natuur zien, het was alsof ze opgroeien most (sic) in ons innerste, en ze groeide, ze groeit nog steeds maar onder welke heerlijkheid nog nooit zoo schoon, nog nooit zoo prachtig in kleur en vorm; zie ik Vlaanderen uit ’t verre land, zoo zie ik het uit gouden oogen. Gelukkige kerels, wat ligt er nog een diepe grond in het mooie daarzijn! Uw ex-libris zou ik ook deswegen als embleem en bloem willen teekenen en stuur u in enkele dagen eene houtsnêê. Mijn besten dank voor het toezenden van “het Boek”. ‘K heb hier bij mijn vele werk nog het bestuur gekregen voor het “nieuwe Kunsthuis” (nieuw goevernementsmuseum) met zijne tentoonstellingen en het is niet onmogelijk dat ik dit jaar nochmaals overkom … om een groote tentoonstelling van Jong Vlaanderen te organiseeren. Ik denk aan 2 groepen, 1° aan de kleurschilders en 2° aan de vormschilders. En ’t zou me eene vreugde zijn wanneer ik dat projekt snel uitwerken kan, maar … tijd, tijd, is het niet om zich te beschamen dat ik van tijd moet spreken, en toch is het voor ’t oogenblik dat waar het het meest aan happert (sic). Schrijf me nu eens over uwe plannen, en geef me van Vlaanderen nieuws, het droevig nieuws brengt me zoo na als het betere. Goeminne de goede vriend, wie hadt (sic) het gedacht, met zijn vurige
3839
geestdrift voor kunst en leven. Arme vrouw en kindertjes. ’t Was een heerlijk huisgezin; hoe hangt dood en noodlot dicht bij ons. Voor de tentoonstelling der ex-librissen kan ik natuurlijke eenige sturen, maar spaar me voor ’t oogenblik, wanneer ik zoo iets maken moet doe ik het gaarne maar dan ook goed, en zoo zou ik eenige dagen moeten hebben om alles te zamelen. Met mijne vriendenhand Uw genegen Julius De Praetere Damaals (Duits damals = toenmaals) : destijds, toen Daarzijn (Duits Dasein = het bestaan) : bestaan, leven Kunsthuis : het staatsmuseum Neues Kunsthaus, Zürich 1. Over Julius De Praetere, zie : P. Haesaerts, “Sint-Martens-Latem, Gezegend oord van de Vlaamse Kunst” (Brussel, Arcade, 1965), blz. 394. 2. Over de heemkundige Armand Pauwels (1878-1952), zie K.O.K.-Jaarboeken 1967 en 1968 (twee bijdragen van de hand van Armands jongste broer Fernand Pauwels, alias dichter Marnix van Gavere. 3. Remi Octave Goeminne (Deinze 17.10.1867-06.05.1907), zoon van de Deinse kruidenier-koopman Theodoor Goeminne (Deinze 1841-1915) en Maria Sidonia Marov (Waregem 1840-Deinze 1907) ; gehuwd (Aalter 1893) met Helena Bruneel (°1870), van wie drie dochtertjes : Elsa (1894), Martha (1896) en Alicia (1898). Octave Goeminne was fabrikant. In 1887 richtte hij, samen met Marcel Liebaert, een elastieke bretellenfabriek op (in Petegem, Statiestraat). Na Octaves vroege dood, net géén veertig jaar oud, ging de fabriek volledig in de handen van Liebaert over. Goeminne was liberaal-vrijzinnig en bezat een merkwaardige bibliotheek, die twee jaar na zijn dood werd geveild (zie het K.G.K.-jaarboek 2001, blz. 259-272, inzond. blz. 269). De weduwe Goeminne-Bruneel verhuisde enkele jaren later naar Gent. Haar kleinzoon, Pierre Vanderhaeghen (die nu in Latem woont) volgde met mij (P.H.) in 1956 de opleiding tot reserveofficier in de Sint-Janskazerne in Doornik.
2220. Luc GOEMINNE : De demografische evolutie van Deinze 2007-2008
3840
We geven hieronder de bevolkingsaantallen van Deinze op 31 december 2008 Gemeente Deinze Petegem Astene Gottem Wontergem Grammene Zeveren Vinkt B.-M.-Leerne S.-M.-Leerne Meigem
Bevolking Dec. 2007 6.454 9.254 4.915 559 968 808 926 1.352 1.693 1.184 698 28.812
Bevolking Dec. 2008 6.597 9.303 4.920 545 953 818 921 1.373 1.682 1.182 694 28.988
Aangroei
%
+ 143 + 49 + 5 - 14 - 15 + 10 5 + 21 - 11 2 4 + 177
+ 2,2 % + 0,5 % + 0,1 % - 2,5 % - 1,5 % + 1,2 % + 1,6 % - 0,6 % + 0,6 %
Deinze-kern werd in 2008 de deelgemeente met de grootste aangroei ( + 143), gevolgd door Petegem met een aangroei van (+ 49). Astene blijft ditmaal zonder noemenswaardige aangroei (+ 5) in 2008. Grammene (+ 10) en Vinkt (+ 21) kennen nog steeds een kleine aangroei. De aangroei in enkele deelgemeenten heeft zeker te maken met het openen van een nieuwe verkaveling of de bouw van één of meerdere appartementsgebouwen. In 4 deelgemeenten daalt de bevolking lichtjes. De deelgemeente met het hoogste bevolkingsaantal blijft Petegem (32 %), gevolgd door de kern Deinze (23 %) en Astene (17 %). Gottem heeft steeds het kleinste aantal inwoners 545 (2 %). Tussen december 2007 en december 2008 steeg het aantal vreemdelingen van 559 tot 642 (2,2 % van de totale bevolking). Op een totaal van 642 vreemdelingen zijn er ongeveer 374 van Europese afkomst en 268 van niet-Europese afkomst. De niet-Belgen wonen vooral in de 3 grootste deelgemeenten Deinze (266), Petegem (201) en Astene (96). Ze zijn vrijwel afwezig in de andere gemeenten. Astene zal pas in 2012 5000 inwoners bereiken. Groot-Deinze groeide in 2008 slechts aan met 177 inwoners (0,6 %) per jaar. Wanneer deze dalende trend in de aangroei zich doorzet zal Deinze slechts 30.000 inwoners bereiken in 2013 i.p.v. in 2012. 2221. Willy JONCKHEERE : Tentoonstelling “De wereld van Roger Raveel” Op 11 maart 2009 werd in de Lokettenzaal van het Vlaams Parlement te Brussel “De wereld van Roger Raveel” officieel geopend door voorzitter Marleen Vanderpoorten en Ernest Van Buynder, pro-voorzitter MuHKA en lid van de Commissie voor Integratie van Kunstwerken van het Vlaams Parlement. De tentoonstelling is opgebouwd rond drie kernen met vaak onbekende creaties afkomstig uit binnen- en buitenlandse musea en uit privéverzamelingen. Een eerste kern omvat een reeks schilderijen met geactualiseerde versies van Raveels vroegste periode. Het hoofdaccent ligt op de tweede kern, met tientallen grote schilderijen, allemaal ontstaan tussen 1960 en vandaag, die De wereld van Roger Raveel op een indringende manier gestalte geven. Een beschilderd kastobject en een
3841 monumentale tekening ondersteunen dit tweede deel. Het derde deel toont een facet van de kunstenaar dat vooral bij de bibliofielen bekend is, namelijk de albums die hij in de loop van de jaren creëerde in samenwerking met schrijvers als Hugo Claus, Roland Jooris, Rutger Kopland en anderen. Bij de tentoonstelling hoort een geïllustreerde catalogus met een literair beschouwende tekst over de kunstenaar. Voor de jongeren is er een didactisch bruikbaar werkboekje en een kaartspel met meerkeuzevragen. Dit album (25x34cm), uitgegeven door drukkerij Schaubroeck N.V., bevat niet minder dan 48 reproducties. Heel wat van de foto’s werden genomen door Peter Claeys uit Zeveren, zoon van de kunstenaar Juul Claeys (Gottem 1930-Gent 2002). Er werd ook een CD uitgebracht met 12 werken van Raveel, gefotografeerd door Peter Claeys. De tentoonstelling ‘De wereld van Roger Raveel’ in de zaal De Loketten van het Vlaams Parlement (IJzerenkruisstraat 99, Brussel) is tot 13 juni 2009 gratis te bezichtigen van maandag tot en met zaterdag, telkens van 10 tot 17 uur. Gesloten op zon- en feestdagen.
‘De schilder’, (1975) Museum van Deinze en de Leiestreek Foto: Peter Claeys
2222. John BUYSE : Zoektocht naar het schetsboek van Emile Claus Door de tentoonstellingen van Emile Claus is me iets ingevallen van ruim vijftig jaar geleden. Op een warme zomerdag kwamen we uit het collegestraatje in de Tolpoortstraat richting Knok. Bij een van de eerste huizen aan de linkerkant stond de deur open. Zo konden we binnen enkele mooie schilderijen zien. De eigenaar was blij met onze interesse en toonde nog een schetsboek van Emile Claus. Hij wees er op dat Claus vierkanten gebruikte om zijn schetsen op doek over te brengen. Deze techniek was te zien in het voorgelegde schetsboek. Wie was deze kunstliefhebber? Wat is er met dit schetsboek gebeurd? 2223. Paul HUYS (nr. 523) : Foto’s uit de oude doos…of: Deinse studenten op de Academie van Gent (1942-1944) KGK-voorzitter Willy Jonckheere vraagt mij om enige commentaar bij een achttal foto’s, die hem ter beschikking gesteld werden door architect Pauwel Raoul Albert Robbens (°1952), Centrumlaan 98, Deinze. Die foto’s, waarvan er hier een drietal afgebeeld zijn, hebben betrekking op de Gentse Academie tijdens de oorlogsjaren, toen (wijlen) fotograaf Raoul Verstraeten1 daar student was. Met die eerder schaarse gegevens kon ik dan maar op zoek gaan…Ik startte mijn onderzoek in het Archief van de Kon. Academie voor Schone Kunsten (KASK), dat bewaard wordt in het Gentse Stadsarchief2. Op Foto A zijn de Deinzenaars Albert Robbens3 en Raoul Verstraeten herkenbaar, resp. links en rechts.
3842
Hen beiden vond ik in het uitslagenboekje 1942-1943 (KASK, IV/14). Zij volgden tijdens dat academiejaar de Afdeling Schilderkunst, 1e Studiejaar, met Hubert Malfait als leraar. Bij de eindejaarsexamens vielen beiden in de Prijzen: Raoul Verstraeten met een derde plaats, Albert Robbens met een zesde plaats.
Foto A ca. 1943 Links: Albert Robbens, Rechts: Raoul Verstraeten
Foto B ca. 1943 links: Alfons De Vogelaere;
midden: Raoul Verstraeten;
e
vooraan, 2 van lins: Dionyse
Op Foto B, waarop ze met z’n zevenen poseren, herken ik op de bovenste rij: links Alfons De Vogelaere4 en in het midden Raoul Verstraeten – de gebrilde met hoed is mij niet bekend -, en vooraan, als tweede van links onder de vier meisjes-studenten, Dionyse Janssens5, alias Carmen Dionyse, bekende sculpturale keramiste, die later met Alfons De Vogelaere trouwde. Blijkens de KASK-brochure 1942-1943 (IV/14) waren Alfons De Vogelaere en Dionyse ingeschreven (o.m. in de klas Schetsen naar gekleed levend model, met Jos Verdegem als klasleraar. En tijdens het jaar 1943-1944 (KASK-brochure IV/15) volgden ze beiden de klas Tekenkunst naar levend model. Zie Doc.C.
3843
Document C: KASK-brochure 1943-1944 (IV/15), p. 19
Maar terug naar de foto’s zelf: ze zijn gemaakt alle acht in openlucht. Dat was de volgende bruikbare hint voor mijn verder onderzoek. Aan de Gentse Academie was er toen immers, in de Afdeling Schilderkunst, ook een richting “Schilderen in openlucht”, met als klasleraar Victor De Budt6. En, ja hoor, In de KASKbrochure 1943-1944 (IV/15) vond ik de “gezochten” allemaal terug.
Document D: KASK-brocure 1943-1944 (IV/15), p. 24-25
In het Eerste Studiejaar (zie Doc. D, linkerpagina) prijkt Janssens Dionyse er aan de kop met 95/100, Verstraeten Raoul volgt op de zesde plaats van de Prijzen met 90/100 en Robbens Albert onder de Vermeldingen met 75/100. In het Tweede Studiejaar (zie Doc. D, rechterpagina) vinden we, als derde ex-aequo onder de Prijzen met 93/100, De Vogelaere Alfons, en in het Derde Studiejaar (zie Doc. D, rechts onderaan) op de vierde en zesde plaats, resp. de Machelenaar Raveel Roger met 94/100 en de Deinzenaar De Clercq Antoon met 92/100. Op sommige van de acht foto’s staan tot een dertigtal (!) personen afgebeeld. Zonder precies te kunnen zeggen wie wie is, mogen we er nagenoeg zeker van zijn dat de namen van de meesten van hen op ons Document D te vinden zijn. Ter afsluiting nog dit. Toen Raoul Verstraeten en Albert Robbens en Antoon De Clercq (en Roger Raveel) in de jaren 1942-1944 aan de Gentse Academie studeerden, was dat ook het geval voor de twee zonen van Albert Saverijs: Willy (°1921) volgde toen de leergangen in de bouwkunst, Jan (°1924) was leerling in de tekenklas. Veel Deinze- en Petegemnaars tegelijk dus. En dàt allemaal naar aanleiding van enkele foto’s uit de oude doos…
Foto E: De Vogelaere (links, met korte broek), R. Verstraeten (centraal tegen boomstam) en A. Robbens (rechts met stofjas, staande naast man met hoed)
1. Raoul Daniel P. Verstraeten (°Deinze, 25.04.1924) volgde zijn vader op in diens fotografie-atelier op de Markt, nr. 23 (het huis, vlak voorbij het stadhuis, werd recent gesloopt. Raoul Verstraeten huwde, omstreeks 1950, met Rita Corbisier (°Petegem 1929). Vader Alidoor-Karel Verstraeten (° Deinze 1895), begin jaren ’30 als fotograaf nog gevestigd aan het Congoplein 5, was gehuwd
3844
2.
3.
4. 5. 6.
met Laura-Maria Robbens. Er was dus familieverwantschap tussen Raoul Verstraeten en Albert Robbens (zie noot 3). Stadsarchief Gent, Dulle Grietlaan 12, Gentbrugge (op de voormalige ARBED-site nabij de Schelde): KASK-Archief, dozen 218-220, brochures IV.14 tot IV.16 (= schooljaren 1942-1943, 1943-1944 en 1944-1945). Albert Basiel Cyriel Robbens (Petegem 20.07.1917- Deinze 14.03.1992), in 1951 gehuwd met Denise Dolphen (° Diksmuide 1921); handelaar Kortrijkstraat 50, en vanaf 1960 in het geboortehuis, Kortrijksesteenweg (= Kouterke) 10; begin jaren ’70 verhuisd naar Centrumlaan 98. Alfons De Vogelaere (1922-1998), tekenaar-schilder, leraar aan het KASK (al in 1946 tot leraartekenen aangesteld!) en kunstcriticus (o.m. bij dagblad Vooruit, jaren ’60-’80). Dionyse Janssens (°1921), kunstenaarsnaam Carmen Dionyse, vooraanstaande keramiekspecialiste van internationale faam, en nog altijd actief als kunstenares. Victor De Budt (1886-1965), schilder en etser, opgeleid aan de Gentse Academie onder Jan Delvin, en zelf ook Academieleraar. Als schilder had hij een voorkeur voor stadsgezichten en landschappen, hoeven en andere landelijke taferelen, maar hij schilderde ook portretten en stillevens.
2224. Bart RYCKBOSCH: Artikel over onder meer pater Charles Van Quickenborne
In zijn nieuwsbrief, deel 4, nr.2 van december 2008, publiceerde de ‘Belgian American Historical Society of Chicago’ een artikel over de Belgische missionarissen in de Amerikaanse Midwest. In zijn inleiding schreef de voorzitter van het genootschap, Jim Vertenten: “Klein land, grote geschiedenis: ik denk dat dit een juiste omschrijving is van België. In het volgende artikel behandelen we de grote invloed die uitgeoefend werd door Belgische priesters op de geschiedenis van de Verenigde Staten, vooral hier in de Midwest, in zijn groei als onderdeel van de V.S. Hun inspanningen, of het nu ging om verkenning, opvoeding, geloofsverkondiging of handhaving van de vrede, waren doorslaggevend voor de opslorping van dit uitgestrekt gebied in de beschavingsopbouw van de natie. We hopen dat dit artikel uw kennis zal verruimen over de Belgen in Amerika en hun rechtmatige plaats in de Amerikaanse geschiedenis.” Meteen bedankt hij ‘Bart and David’ voor hun ‘great work’. Wie die David is weten we niet1, de Bart kennen we wel : Bart Ryckbosch Email:
[email protected] Als geboren Deinzenaar en wonend te Petegem voltooide Bart zijn humaniora aan het SintHendrikscollege. In 1981 behaalde hij de licentie Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde aan de RUG en nadien was Bart enkele jaren verbonden opeenvolgend aan het Museum van Deinze en de Leiestreek en het Priester-Daensmuseum te Aalst. Na zijn huwelijk met een Amerikaanse emigreerde Bart naar Chicago, waar hij enkele jaren verbonden was aan het Field Museum of National History. In 1990 trad hij dienst van de Stedelijke Monumenten- en Landschapszorg van Chicago om in 1994 hoofdarchivaris te worden van het prestigieuze The Art Institute of Chicago2.
3845
Belgische missionarissen in de Amerikaanse Midwest. Er zijn nogal wat aanwijzingen dat Jezuïeten en Franciscanen een vrij belangrijke rol speelden in de vroege Amerikaanse ontwikkeling van de regio tussen het Alleghanygebergte en de Rocky Mountains. Het is minder bekend dat het meest Belgen waren. Van in de vroege jaren 1800 openden ze scholen om de autochtone bevolking op te voeden. Ze richtten parochies op voor de pas aangekomen immigranten die zich vestigden langs de Missouri, Mississippi en Ohio rivieren. Ze openden universiteiten langs de oevers en in landinwaarts gelegen Midwestern grenssteden. Ze hebben het Amerikaanse denken voor bijna 150 jaar sterk beïnvloed. Opeenvolgend bespreekt men dan de rol van Father Louis Hennepin (1626-c.1705) uit Ath, die opgroeide in Gent; de jezuïet Charles Nerinckx (1761-1824) geboren in Herfelingen (Brabant), opgegroeid in Ninove en bijgenaamd ‘de apostel van Kentucky’; de 8 jonge Belgische jezuïeten die het Sint-Stanislaus Seminarie ontwikkelden in Florissant, Missouri : Peter J. Timmermans, S.J. (°20.07.1783 - † 31-05-1824) Charles F. Van Quickenborne, S.J. (° 21.06.1788 - † 17-08-1837) Aegidius De Bruyn, S.J. (° 18.01.1803 - † 10-09-1838) Bartholomew Krynen, S.J. (° 11.06.1808 - † 31-12-1838) Mark Boex, S.J. (° 13.12.1803 - † 26-11-1840) Jude Van Sweevelt, S.J. (° 29.02.1804 - † 10-05-1841) Bisschop Jacques Olivier VandeVelde, S.J. (° 3.04.1795 - † 13-11-1855) Peter-Jan De Smet, S.J. (° 30.01.1801 - † 23-05-1873) Charles F. Van Quickenborne, S.J. (° 21.01.1788 - † 17-08-1837) was geboren in Petegem-Deinze, België, en is vooral gekend als stichter van de Sint-Louis Universiteit. Hij werd als jezuïet opgenomen te Gent in 1815. Twee jaar later werd hij in 1817 op eigen verzoek naar de Amerikaanse missies gestuurd. Hij werd superior van het jezuïetennoviciaat in White Marsh in 1819. Op verzoek van de bisschop van ‘Louisiana Territory’, Louis DuBourg trok hij in 1823 samen met de vernoemde zeven confraters verder naar het Westen, de Mississippi over naar Missouri, dat pas twee jaar tot de Unie was toegetreden. In de huidige stad Florissant, tien mijl stroomopwaarts van St.-Louis, bouwden ze een blokhut en een school voor Indianen. Vrij snel werd een stenen gebouw opgetrokken, wat later de kern zou vormen van het St.-Stanislas Seminarie. Op een terrein van 1000 acres zorgden ze voor een opvoedings- en roepingsgemeenschap met een eigen boomgaard, kippenboerderij, veeboerderij, wijngaarden, bakkerij, slagerij enzomeer. In 1824 vroeg pater van Quickenborne aan de Generaal van de orde of de Jezuïeten een universiteit mochten openen in St.-Louis. Vanaf 1828 konden de werken van start gaan. Bij de opening was Van Quickenborne de eerste president. Daarnaast legde hij ook een grote missioneringsactiviteit aan de dag. Hij stierf op 49-jarige leeftijd in 1837. Vanuit dit Jezuïetenhuis vertrokken de paters om de eerste kolonisten en de inlandse bevolking van de Midwest te christianiseren. Zij groeiden uit tot specialisten in het oplossen van de problemen en de onderhandelingen tussen de VS-regering en de inlandse bevolking. Hierbij trachtten ze telkens de rechten en tradities van de Indianen te laten respecteren. Ze richtten scholen en parochies op en zorgden zo voor opvoeding en gemeenschapszin. Het seminarie werd gesloten in 1971. Al het historisch bronnenmateriaal werd ondergebracht in de nabije St.-Louis-universiteit. Het lokale kerkhof werd de laatste rustplaats voor een aantal van deze Vlaamse paters. Het is al bij al merkwaardig dat over deze Deinse figuur nooit eerder een biografie van enige omvang verschenen is, zodat zijn naam internationaal allicht beter gekend is dan in Deinze. Maar misschien komt daar ooit verandering in3? Bart Ryckbosch beloofde me alvast in St.Louis een en ander te gaan napluizen.
3846 1. Achteraf liet Bart Ryckbosch ons weten dat het gaat om David Baeckelandt, een derde generatie vlaams-amerikaan, met voorouders van Torhout en Gent. 2. In K.O.K-Kontaktblad jaargang XIII, 1993 verscheen een brief van Bart Ryckbosch in 5 afleveringen, waarin hij een beeld schetst van zijn activiteiten in Chicago (pp. 1687-1688; 17171718; 1752; 1763 en 1801-1802. 3. De meest recente biografische nota is van de hand van een confrater Jezuïet, Daniël Butaye, en verscheen in het Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 18, Brussel 2007, kol. 739-742. In dit NBW, dl. 18, kregen heel wat streekgenoten een lemma, in hoofdzaak van de hand van Paul Huys: cfr. KGKC 2007,4, pp. 3623-3624 en KGKC 2008, 1, pp. 3688-3689. In het K.O.K.-jaarboek van 1943 verscheen een levensschets van pater Van Quickenborne, door L. Mestdagh, S. J., eerder gepubliceerd in de “Bode van het H. Hart”: cfr. L. MESTDAGH, “Pater Van Quickenborne (Karel) S.J. (1788-1837)”, KOK-jaarboek 1943, pp. 43-55. Dit artikel werd voorafgegaan door een nota van A(chiel) C(assiman) over “De familie Van Quickenborne”, ibidem, pp. 39-42. Door Gaston Van Quickenborne werd over de familie een artikel geschreven in het KOK-jaarboek van 1980: G. VAN QUICKENBORNE, “Over de Deinse familie Van Quickenborne”, KOK-jaarboek 1980, pp. 121-140. Hierin is een “Bijlage over Pater Karel Van Quickenborne” opgenomen, ibidem pp. 135-138. Wie de naam ‘googelt’ zal gauw merken dat deze Leiezoon internationaal over een stevige reputatie beschikt.
2225. Willy JONCKHEERE : Onze collega’s van de “Leiegouw” maken een halve eeuw rond Om zijn 50- jarig bestaan te vieren besteedde het tijdschrift “De Leiegouw, Vereniging voor geschied-, taal- en volkskundig onderzoek in het Kortrijkse” zijn tweede halfjaarlijkse publicatie van 2008 aan themata die met de Leie verband houden. Graag feliciteren we onze collega’s hiermee. Vermits de inhoud van dit nummer zich niet beperkt tot de West-Vlaamse regio maar de hele Leie bestrijkt, liggen hier dus ook voor Deinzenaars pareltjes te rapen. Wie interesse heeft voor de betekenis van de naam “Leie” kan terecht in het artikel van Luc Van Durme. Jaak Maertens behandelt “De Leie in de muziek”. Hij vermeldt ondermeer E.H. Felicien Van Den Bossche (1903-1988) die als leraar aan het Sint-Hendrikscollege, op tekst van zijn collega E.H.Emiel Ivens de muziek schreef voor de “Leiecantate” die op 22-07-1930 voor het eerst werd uitgevoerd1. Ook Louis Mestdagh (Deinze 1916-Brussel 2007) kreeg een vermelding met “Op de Leie-brug”. Deze zoon van zijdefabrikant Leonce Mestdagh werd als jezuïet ‘globetrotter-cineast’ en reisde als missiepropagandist de parochiezalen af met zijn films over de Verenigde Staten, India en Kongo. Hij was enkele jaren hoofdredacteur van het jezuïetenblad ‘Pro Apostolis’, maar werd vooral bekend als Zingende Pater of ‘Troubadour van het Heilig Hart’. Na zijn uittreden in 1966 werkte hij o.m. als vertaler, corrector en reisleider. In 2005 maakte zijn zoon Rudolf een documentaire over zijn vader met de titel “In het spoor van de Troebadoer”2
In het artikel van Luc Decorte “De Leie in de Nederlandse literatuur” wordt ook melding gemaakt van het werk van Gaston Pieter Baert en van Marnix van Gavere. Verder zijn er nog artikels van o.a. Niklaas Maddens (“Het Gentse monopolie van het lastbreken m.b.t. de Schelde en de Leie”), Jan Balduck (“Historisch overzicht van de aanpassingen aan de Leie en de erop
3847 aansluitende kanalen” met vermelding van het Schipdonkkanaal, Astene-sas en de herkalibrering van de Leie sinds 1966) en Pierre Mattelaer (“De watermolens van het Leiegebied”, met verwijzing naar artikels van Luc Goeminne en Paul Huys) 1. Zie het artikel van W. De Smet, Bij een “Plechtige Prijsuitdeeling” anno 1930 te Deinze, KGKC, jg. XXIX, 2009, 2, p. 3802 e.v., nr. 2199. 2. Niels Ruëll: “Vader was de Zingende Pater”, in De Standaard 13-12-2005.
2226. Piet CASSIMAN: Vluchtelingen te Deinze in 1944 Vermoedelijk weten er nog weinig Deinzenaars dat tijdens WO I en ook op het einde van WO II vluchtelingen in de stad werden ondergebracht. Tijdens een vakantie in Zuid-Frankrijk ontmoette ik een echtpaar uit Nieuwpoort en toen ik hen vertelde dat ik in Deinze geboren was, zei de man me dat hij in Deinze vluchteling geweest was op het einde van WOII. Na de geallieerde landing in juni 1944 vaardigde de bezetter een verordening uit waarbij verscheidene beoefenaars van een vrij beroep hun woning dienden te verlaten om minstens 70 km verder te gaan wonen. Ook drukker Dumon uit Nieuwpoort viel in deze categorie. Had de bezetter schrik voor opruiende pamfletten? Bij nazicht in het Stadsarchief van Deinze konden we een doos inkijken : ‘Vluchtelingen 1914-1944’. Daarin staan de families vermeld die in 1914 / 1944 te Deinze als vluchteling geregistreerd werden. Voor 1944 werden er 213 personen vermeld, waaronder mijn vakantie-ontmoeting, met zijn familie: Nr. 53 DUMON Ephraim ° Nieuwpoort 3-11-1890 Nr. 54 BILLIAU Wilhelmina ° Nieuwpoort 19-04-1909 Nr. 55 DUMON Mirjam ° Nieuwpoort 5-05-1934 Nr. 56 DUMON Joseph ° Nieuwpoort 23-07-1936 Nr. 57 DUMON Ignace ° Veurne 23-05-1941 Nr. 58 NEYTS Maria, wed. BILLIAU Renaat ° Geluwe 1-01-1878 Vader Dumon huurde een huis te Deinze, Congoplein 17, eigendom van Marcel Roelens, Congoplein 28, en betaalde hiervoor 350 frank voor het huis zonder de poort. Bij de terugtocht van de laatste Duitse soldaten verlieten de bewoners van het Congoplein hun woning en zochten hun toevlucht in de kelders van het Sint-Vincentiusklooster. De schrik zat er goed in, door de herinnering aan de vele doden van mei 1940. De familie Dumon, drukkers en papierhandelaars, had een voorraad papier meegebracht uit Nieuwpoort, maar bij hun terugkeer vanuit de kelders van Vincentius naar hun woning op het Congoplein stelden ze vast dat de papiervoorraad verdwenen was. Begin september 1944 gingen de oudste twee naar school. Joseph trok naar het SintHendrikscollege, over die ‘hoge kemelbrug’ zei hij. Hij was toen 8 jaar. We laten Joseph verder aan het woord: “ Enkele losse gedachten over mijn verblijf te Deinze. Wat ik me nog herinner zijn enkel de aangename dingen. Voor mijn ouders zal dit wel anders geweest zijn. De beproevingen stapelden zich op. Tot op vandaag weet ik nog niet waarom wij verplicht geëvacueerd werden. Wij leefden hier tijdens de oorlog in een spergebied. Om in Nieuwpoort te komen of er uit te gaan in een straal van 5 km diende men over een speciale “Schein” te beschikken. Ik ben nog altijd op zoek naar het waarom van de evacuatie.
3848 In augustus 1944 vertrokken we met de trein uit Nieuwpoort richting Deinze. Al onze meubelen, die we o.a. in leen hadden gekregen, waren al vooraf opgestuurd met de goederentrein vanuit Nieuwpoort naar Deinze, wij volgden met de reizigerstrein. Hoe mijn vader in Deinze terecht gekomen is en er een huis gevonden heeft om daar tijdelijk te kunnen verblijven is mij een raadsel. Wij betrokken er een nieuw huis, herbouwd na 1940. Op een bepaald ogenblik gingen wij voor een paar dagen overnachten in het klooster vlakbij. Wij sliepen daar in de gang op stro. Wanneer er gevaar dreigde vluchtten we naar de kelders van het klooster, waar o.a. ook zusters sliepen op bedden boven elkaar, in hout. Op een gegeven moment zochten mijn ouders mij: ik was blijven slapen in de gang. Dan werd ik bovenin zo’n duplexbed gestopt, waar reeds een non lag. Op één van die nachten werd er gezegd dat alle mannen zich dienden te verbergen. Mijn vader kroop in de chauffagekelder. Die voorzorgsmaatregel nam men omdat, zo werd verteld, er in het jaar 1940 een 40 –tal mannen werden opgepakt en daar door de Duitsers op het Congoplein waren gefusilleerd. Achteraf bleek dit niet waar. De reden van dit alarmerend bericht was dat een Duits officier aan het klooster was komen aankloppen. Pas achteraf vernamen we dat hij kwam vragen om te bidden voor een oplossing. De Duitsers konden maar niet beslissen wat ze moesten doen, blijven of terugtrekken. Iedereen heeft die nacht samen gebeden om tot een bevredigend resultaat te komen. ’s Anderendaags zagen we de colonnes Duitsers voorbijtrekken. Gehavend, verward, met materiaal dat deels stuk was maar toch nog kon rijden. Auto’s op drie wielen, die scheef hingen enz. Wij keken naar die groep voorbijtrekkende militairen als naar een stoet. Dat was voor ons een attractie. Zelf kreeg ik een grote appel van een voorbijtrekkende Duitse soldaat, zo’n “grote appel” had ik in de gegeven omstandigheden met mijn kinderogen nog nooit gezien. Op een bepaald moment dienden we alle ramen open te zetten, omdat de brug dichtbij werd opgeblazen, met glasbraak voor gevolg bij ons. Een andere keer kwam er een jeep aangereden met Engelse of Amerikaanse soldaten. Een voorpost. De mensen kwamen naar buiten en begonnen te juichen en met vlaggen te zwaaien. Die jeep zal ergens op de markt aangekomen zijn, toen we plots schoten hoorden. De mensen vluchtten opnieuw naar binnen. Even later zagen we enkele Duitse voertuigen voorbijrijden met geallieerde militairen, waarvan er een paar gewond waren. De Duitsers waren blijkbaar nog niet allemaal weg. Later, toen de Amerikanen, Engelsen, Canadezen, of wie het ook waren binnenkwamen waren de mensen eerder terughoudend en kwamen ze slechts langzaam naar buiten om te juichen, te roepen en met de Belgische driekleur te zwaaien. Er werd een nieuwe noodbrug aangelegd door de militairen. Ze spraken Engels en er waren negers tussen. Dat was een openbaring voor ons. Wie had er toen op 8-jarige leeftijd al een echte neger gezien? Ik kwam goed overeen met die zwarten en kreeg er chocolade van, en kauwgom. Wij spaarden ook hun lege doosjes van de sigaretten ‘Players’. Die matroos in een boei sneden we uit en maakten er een krans mee door de figuren aan elkaar te rijgen. Als mijn ouders mij zochten konden, ze naar de brug gaan, daar zat ik steevast te kijken hoe de werkzaamheden vorderden. Het interesseerde me enorm hoe ze dat allemaal deden. Niet ver van onze woonbuurt was er een boerderij, of een klein groenteboertje, waar we af en toe bepaalde etenswaar gingen kopen. Op een dag ben ik er nog aardappelen gaan rapen, en ik kreeg als beloning een zakje mee naar huis. Veel herinner ik me niet meer van de school waar ik naartoe ging. Het was een lange straat (de Markt?) en de school lag aan de overkant van een water. Een paar maal ben ik overgestoken met een roeibootje, en dat is in mijn geheugen blijven hangen. Naast ons huis, of vlakbij, was een café waar een meisje van ca. 10 jaar woonde, waar mijn zus regelmatig mee speelde. We werden ook eens bestolen. In Nieuwpoort hadden we een papierhandel en we hadden een lading mee verhuisd naar Deinze. Die papierartikelen bevonden zich in een afgesloten
3849 kamer. Toen we op een dag thuis kwamen was er een groot gat gemaakt in de deur van de bewuste kamer, en was een deel van de voorraad verdwenen. Toen we terugkeerden naar Nieuwpoort werd er een vrachtwagen ingehuurd, en mocht ik na veel ‘gezaag’ plaatsnemen in de laadruimte voor de terugweg naar de kust. In Nieuwpoort gingen we terug wonen in de Duinkerkestraat 1. De winkel in de Marktstraat 9 konden we niet meer huren en zo werd een nieuwe locatie gehuurd in de Langestraat. Ons oorspronkelijk huis van vóór 1940 was gelegen in de Markstraat 5-7. Bij het begin van de oorlog vluchtten mijn ouders met hun ‘Minerva’ naar Frankrijk, waar ze een drietal weken verbleven. Dat was echter geen meevaller, ze werden als vreemden behandeld en dienden veel te betalen om ergens in een achterhuis te mogen logeren. Toen ze terug in Nieuwpoort kwamen was alles uitgebrand en dienden ze op zoek te gaan naar een nieuw onderkomen. Dat vonden ze in de Duinkerkestraat 19, later Duinkerkestraat 1. De winkel-drukkerij werd opnieuw geopend in de Marktstraat 9. Ons oorspronkelijk huis werd herbouwd einde 1949 en we konden het opnieuw betrekken in 1950. Dit huis waar ik geboren ben op 23-07-1936 bewoon ik nog steeds met mijn vrouw Cécile Van Neste (° 20-05-1938). Joseph Dumon, Nieuwpoort, 19-11-2008”. In augustus 1944 van Nieuwpoort, Duinkerkestraat 19 gekomen, keerden ze op 17-11-1944 terug naar Nieuwpoort Duinkerkestraat 1. De gedane kosten van die dubbele verhuis bedroegen 7.888 fr., bedrag dat vader Dumon van de stad Nieuwpoort terugvorderde. De burgemeester antwoordde hem dat er geen sprake kon zijn van vergoeding volgens het Regentsbesluit van 5-12-1944. De huizen aan het Congoplein werden gesloopt voor de aanleg van de Peter Benoitlaan. Joseph Dumon leidt nu te Nieuwpoort een drukkerij en papierhandel, Marktstraat 7.
2227. Paul HUYS (nr. 524) : Een Deinse oorkonde (1447) in het Iepers archief Een van de talrijke perkamenten oorkonden in het Stadsarchief van Ieper1, opgesteld in het Frans, begint als volgt (wij vertalen) : “Aan al degenen die deze oorkonde zullen zien, Heil ; (wij) Schepenen van Deinze laten weten dat …” , en de slotzin luidt : “Gedaan en gegeven in de voormelde stad Deinze de 19e dag van de maand april in het genadejaar 1447 na pasen”. Als archiefvondst lijkt dit beloftevol voor wie aan de geschiedenis van onze stad
geïnteresseerd is, maar – na lectuur van de volledige tekst van de oorkonde – eigenlijk een ontgoocheling. Want deze oorkonde heeft in feite met Deinze zelf … niets te maken. Waarover gaat het? De Deinse schepenen (van wie de namen jammer genoeg niet worden meegedeeld) oorkonden dat voor hen zijn verschenen in eigen persoon : Jaques du Puich als procureur van de baljuw en de schepenen van de “Heydene vierscare”2 van de heerlijkheid van de Guissene3 binnen de parochie (= dorpsgemeenschap) van Langemark, eisers, enerzijds; en Jehan Doverbeke als procureur van de baljuw en de schepenen van de Zaal (= Kasselrijhof) van Ieper, verweerders, anderzijds. De betrokkenen verklaren dat tussen beide partijen een proces hangende is voor de Raad van Vlaanderen te Gent. Dat proces heeft blijkbaar te maken met een bevoegdheidsbetwisting over het ressort van de rechtspraak. Baljuw en schepenen van de “Heydene vierschaar” van Guissene, eisers in deze zaak, beweren dat zij inzake rechtspraak
3850 onafhankelijk zijn van de Zaal van Ieper4. In een openbare rechtszitting, genoemd “france vérité” (= “doorgaande waarhede”), had de “Heydene vierschaar” van Guissene ene Ansel le Baselare veroordeeld tot een boete van 60 pond parisis, een vonnis waartoe zij, althans volgens de Zaal van Ieper, niet bevoegd was. Die van de vierschaar waren dan ook door Ieper op het matje geroepen. Deze zgz. bevoegdheidsovertreding (“abuz de loy”, of wetsmisbruik) had geleid tot een langdurig proces voor de Raad van Vlaanderen, waarna de beide partijen zelf onderling waren overeengekomen aan hun conflict maar beter een einde te stellen en opnieuw vriendschap tussen de partijen te laten heersen; het proces zou beschouwd worden als onbestaande, als iets wat niet had plaatsgehad5. Het is dat onderling akkoord dat voor de schepenen van Deinze wordt geacteerd. Ze bevestigen dat dit in een oorkonde (in tweevoud afgeleverd, voor elk der beide partijen) en bezegelen die oorkonde met het stadszegel-voor-zaken (“le scel aux causes”)6. Jammer genoeg echter is dat zegel niet meer aan de bewaard gebleven oorkonde bevestigd. Allicht gebroken, verdween het voorgoed; alleen de aan de oorkonde bevestigde “zegelstaart” getuigt nog van de oorspronkelijke aanwezigheid van het zegel. Aangebracht op een akte uit 1447, goed halfweg de regeerperiode van Filips de Goede7, was het zegel ruim een halve eeuw ouder dan het nu oudst bewaarde Deinse stadszegel (uit 1505). Blijft nog de vraag waarom het, in ’s hemels naam, de schepenen van Deinze waren die in deze zaak hebben geoorkond. Wat hadden zij met resp. een Langemarkse heerlijkheid en met het Ieperse kasselrijleenhof te maken? En/of waarom hebben die beide rechtspartijen zich nu precies tot de stad Deinze gericht om hun onderling akkoord te laten vastleggen in een oorkonde? Die rechtspraktijk op zich (het aanduiden van een neutrale, onafhankelijke derde partij) was niet onbekend, en volkomen legaal. Maar waarom de keuze voor Deinze? Die vraag zullen we allicht nooit afdoende kunnen beantwoorden. Maar we willen toch een poging wagen tot het suggereren van een mogelijk antwoord. Ziehier onze hypothese. Het geschil was oorspronkelijk behandeld voor de Raad van Vlaanderen in Gent. Dit impliceert dat de beide partijen zich daarheen hadden moeten begeven, misschien zelfs meer dan ééns. Zowel voor de Ieperlingen als voor die van Langemark liep de normale reisweg (die voor geen van beiden op één enkele dag af te leggen viel) over Deinze, toentertijd een klein, versterkt stadje8, met een behoorlijk aanbod aan afspanningen of herbergen voor een overnachting (aan de Petegemse Knok en op de Deinse Markt). Gelegen op een kleine dagreis van Gent, was Deinze een ideale pleisterplaats op weg van/naar de hoofdstad van het graafschap Vlaanderen. De afgevaardigden van de beide partijen kunnen elkaar hier in Deinze hebben ontmoet. En/of ze hebben zich er rekenschap kunnen van geven dat het bestuur van dit kleine, maar niet onbelangrijke stadje ongetwijfeld wel de gewenste rechtszekerheid kon bieden voor het afsluiten van een onderling akkoord tussen twee, eigenlijk zéér ongelijke partijen. Voor de Ieperlingen lag een keuze voor de schepenbank van bv. Gent zelf of van Brugge meer voor de hand, maar moest het landelijke dorp Langemark dan niet vrezen dat Ieper door zijn gelijken misschien wel zou bevoordeeld worden? Liever niet dus! Anderzijds mocht de als bemiddelaar acterende schepenbank (in casu Deinze) ook niet te onbeduidend zijn om op een deskundige en rechtszekere manier voor het opstellen van de verzoeningacte in aanmerking te kunnen komen. We mogen veronderstellen dat precies een stad(je) zoals Deinze zowel aan de grote, machtige broer (Ieper) als aan het relatief zwakke, kleine broertje (de Langemarkse heerlijkheid) de ideale tussenoplossing te bieden had. Bovendien lag Deinze (de meest oostelijk gelegen stad binnen de kasselrij Kortrijk, en in het kasselrijbestuur aldaar vertegenwoordigd!) ver genoeg van de beide betrokken partijen af om met zekerheid de rol van de volkomen neutrale, objectieve en onpartijdige buitenstaander te kunnen vervullen. Perfect aanvaardbaar voor de beide partijen dus. Zo althans zou het kunnen geweest zijn … en deze hypothese maakt alleszins de keuze voor Deinze iets aannemelijker dan op het eerste gezicht wel zou lijken. Maar zekerheid daarover is er niet.
3851 1. Stadsarchief Ieper, Kasselrijarchief, Bruine Pakken nr. 7574 (doos Oorkonden op datum – 19.04.1447). Over dit archieffonds zie : Kr. Papin, “Efemeriden uit het Ieperse kasselrijarchief (afl. 2)” in : Westhoek. Tijdschrift voor geschiedenis en familiekunde, jrg. 23, nr. 3-4 (juni 2007), blz. 185 e.v. (inz. nr. 20 op blz. 188). 2. Zie K. De Flou, “Toponymisch Woordenboek …”, dl. 5, s.v. “Heydene vierschaar”, met als verklaring : “De plaats waar de vierschaar van Ter Heyden stond, in Langemark”. De Flou geeft twee archiefattestaties, resp. de onderhavige oorkonde uit 1447 (toenm. ref. Cout. Salle Ypres, 2, 132) en een vermelding in 1643 (“de edene vierscare”). Zie ook ibid. kol. 141, s.v. Ter Heyden. 3. Guissene : vermoedelijk de heerlijkheid Gisene/Guise/Guyse in Bikschote, Langemark en Zevekote, afhangende van de baronie Coucy in Langemark. Niet vermeld bij De Flou. Het lemma Ghisene/Gisene/Guissen (ibibd. dl. 4, kol. 673) heeft betrekking op Guînes, een stad nabij Boulogne. 4. “Ilz prendent leur ressort en tous jugemens (…) ; et comme corps de loy (ilz) estoient et sont exemps en toute judicature et adreschement desdits Bailli et eschevins de la Salle d’Ypres”. 5. “… pour auquel procès eschevier (Fr. achever = voltooien, afmaken, beëindigen) et amour nourir entre lesdites parties (…), ledit procès est mis du tout au néant, et réputé comme chose non advenue”, d.w.z. beschouwd als iets wat niet had plaatsgehad. 6. Het zegel-voor-zaken (“sigillum ad causas””) was een collectief zegel ; het oudst-bewaarde dateert van 1505 (RAG, Fonds Bethlehem Deinze), d.i. ruim een halve eeuw later dan deze oorkonde uit 1447 (waarvan het zegel echter niet bewaard bleef …). Precies omdat het een collectief zegel was, worden de namen van de schepenen niet apart vermeld! Zie voorts: W. Prevenier, “Het ontstaan van stad en bestuurlijke entiteit”, in: Geschiedenis van Deinze, dl. 1 (2003), blz. 18-19. 7. Hertog Filips de Goede (°Dijon 1396), hertog van Bourgondië (1419-1467). 8. Voor zover nodig willen we er graag op wijzen dat Deinze toen nog het volledig autonome stadje Petegem (bezuiden de Leie) als buur had. Pas onder Karel de Stoute (die in 1467 zijn vader Filips de Goede opvolgde) werd het zgn. “Petegem-Binnen” (met de Knok als centrum) aan Deinze toegevoegd; dit gebeurde in 1469. Het resterende “Petegem-Buiten” bleef de aparte parochie (= gemeente) Petegem vormen, maar haar kerk (Sint-Martinus) stond voortaan binnen het stadsterritorium van Deinze.
MUSEUMKRONIEK
Nog tot 21 juni 2009 : Tentoonstelling “Emile Claus. Tekeningen”
4 juli tot 4 oktober 2009 Tentoonstelling “Tijdgenoten verwelkomen Xavier De Cock”
3852 Xavier De Cock werd in 1818 te Gent geboren. Door het vroegtijdig overlijden van zijn vader aan cholera, beschikte De Cock niet over de financiële mogelijkheden om een artistieke opleiding te bekostigen. Met de hulp van mecenas Gaillard, een Gentse lakenhandelaar, kon Xavier tussen 1835 en 1837 les gaan volgen in het atelier van Ferdinand De Braekeleer in Antwerpen. In de daaropvolgende jaren zou De Cock talrijke studiereizen ondernemen. Een beurs van de stad Gent stelde hem in staat een reis naar de Ardennen (1839-40) te ondernemen. In 1841 reisde hij naar Nederland om er de werken van oude meesters te kopiëren. Tussen 1852 en 1859 verbleef Xavier in Frankrijk waar hij de wintermaanden in Parijs en de zomermaanden in Barbizon doorbracht. In Parijs nam hij deel aan de kunst-salons en in Barbizon schilderde hij tussen Millet, Daubigny en Corot. In die periode reisde hij ook af en toe naar Normandië en naar Vlaanderen. Xavier De Cock huwde in 1860 en vestigde zich definitief in Deurle. Hij nam volop deel aan Belgische en Franse salons en keerde enkele maanden per jaar naar de Franse hoofdstad terug. De Cock debuteerde in een neo-classicistische stijl, die onder invloed van de Barbizonschilders realistischer wordt, maar toch een romantisch tintje behoudt. Zijn werken baden in een zacht licht en vertonen een zekere wazigheid die vanaf 1875 nog toeneemt. In de jaren 1890 sluit hij zich aan bij het impressionisme. Xaviers onderwerpen zijn ontleend aan het plattelands-leven : koeien in de weide of het bos, herderinnetjes met koeien en schapen, enz…
Naar aanleiding van de recente aankoop van het schilderij “De overzet van het veer te Latem” van Xavier de Cock organiseert het Museum van Deinze en de Leiestreek een tentoonstelling die dieper ingaat op de tijdgenoten van deze schilder. Het kunstwerk zal in het museum een definitief onderkomen vinden en in het licht van de andere grote meesters van zijn tijd zoals Gustave Den Duyts, Albijn Van den Abeele en César De Cock, krijgt dit topwerk zijn plaats in de collectie die het verdient.
13 september 2009 Open Monumentendag Vlaanderen wil het publiek van dichtbij laten kennismaken met het bouwkundig erfgoed, door monumenten één dag per jaar gratis open te stellen voor het publiek. Met als thema “Zorg” focust de 21ste editie van Open Monumentendag op het erfgoed dat te maken heeft met het geestelijk, lichamelijk en maatschappelijk welzijn van de
3853 mens: de aspecten van zorg die bepalend waren voor architectuur en inrichting, de gebouwen die speciaal voor allerlei vormen van zorg werden opgetrokken, de parken en andere landschapsvormen die bij zulke instellingen behoren, de sporen van zorg die archeologen terugvinden. Het museum is gratis te bezoeken.
26 september tot 6 december 2009 Tentoonstellingen
“Marcel Maeyer” “Johan Clarysse”
Marcel Maeyer (° 1920 Sint-Niklaas) studeerde Geschiedenis en Kunstgeschiedenis aan de Gentse Rijksuniversiteit. Hij was achtereenvolgens adjunct-conservator van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel en conservator aan het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Marcel Maeyer was ook een tijdlang docent en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Gent en directeur van het Seminarie Plastische Kunsten in Europa. Als autodidactisch kunstenaar vervaardigt hij schilderijen, assemblages, montages, objecten en reliëfs.
Kenmerkend zijn de seriële uitbouw van opeenvolgende, gedifferentieerde thema’s en de afstand tussen de kunstenaar en de uitgebeelde realiteit. Zowel het materiaal als een kleur, het formaat van een doek, het beeldmateriaal of een kunsthistorische overweging kan aanleiding geven tot het creëren van een kunstwerk. In deze tentoonstelling wordt een selectie getoond uit zijn recente werk. Johan Clarysse (° 1957 Kortrijk) woont en werkt in Brugge, studeerde filosofie aan de K.U. Leuven en genoot zijn plastische opleiding aan de Academies voor Schone Kunsten te Leuven en te Brugge. Vanuit die vorming weet de kunstenaar duidelijk een raakpunt te vinden tussen kunst en filosofie. Clarysse geeft in zijn werk de aanzet tot het openen van discussies rond de dingen en begrippen des levens en schildert zelfs veelal letterlijk de vragen op het doek. Uitvergrote movie-stills doen de toeschouwer verstommen en dwingen tot nadenken. Ze schuwen de tegenstellingen en de tweeslachtigheid in het menselijke doen en denken niet. Meer nog, Clarysse confronteert ons net met de subtiele gelaagdheid ervan.
3854 Op 28 oktober wordt een creatief kinderatelier voorzien, geïnspireerd op het werk van deze kunstenaars.
© MUDEL