4 December
☼
Tweede Brief aan de Corinthiërs Het incident met Demetrius en de andere ambachtslieden is ongetwijfeld niet de enige reden dat Paulus Efeze verlaat. Het is begrijpelijk dat Paulus graag iets van Titus wil vernemen over de reactie van de Corinthiërs op zijn vorige brief. Daarom lijkt Paulus op weg te gaan naar Troas, waar hij Titus hoopt te ontmoeten. Maar Titus blijkt niet in Troas te zijn en Paulus reist, wellicht teleurgesteld, verder naar Macedonië waar Titus zich bij hem voegt. Daar schrijft Paulus zijn laatste brief aan de Corinthiërs, waarschijnlijk rond 56-57 na Christus. In deze brief legt hij uit waarom hij hen nog niet voor de derde keer heeft bezocht, zoals hij gehoopt had, en bespreekt uitvoerig hoeveel voldoening hij vindt in zijn bediening en in de Corinthiërs zelf. Aan het einde van de brief (hoofdstukken 10-13) verandert zijn toon abrupt wanneer hij opnieuw zijn apostelschap en zijn persoonlijke karakter verdedigt. Deze brief wordt meegezonden met Titus en enkele anderen die naar Corinthe terugkeren om daar giften op te halen, bestemd voor de broeders in Judea die financiële steun nodig hebben. 2 Cor. 1:1,2
GROET. Van: Paulus, die door de wil van God is aangewezen als apostel van Christus Jezus, en
broeder Timotheüs. Aan: De gemeente in Corinthe en alle gelovigen in Achaje. De genade en de vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus wens ik u toe. 2 Cor. 1:3-7
DANKBAARHEID OM GODS TROOST. Alle eer en lof is voor God, de Vader van onze Here Jezus
Christus en de bron van alle liefdevolle hulp. Hij troost ons en geeft ons nieuwe moed in alle ontberingen en beproevingen. Hij doet dat, opdat wij anderen kunnen troosten en bemoedigen. Hoe meer wij lijden, omdat wij voor Christus leven, des te meer zal Hij ons troosten en bemoedigen. Om u Gods troost en redding te brengen, moeten wij veel doorstaan. Maar God heeft ons in onze moeilijkheden bijgestaan. En dit is ook terwille van u: Om u uit onze ervaring te verzekeren dat God u zal troosten als u hetzelfde moet doormaken. Hij zal u kracht geven om vol te houden. 2 Cor. 1:8-11
EERDERE WANHOOP VERDWENEN. Broeders, ik wil dat u weet wat wij in Turkije allemaal hebben
doorgemaakt. We zijn er bijna onderdoor gegaan en waren bang het niet te overleven. Wij hadden het gevoel ten dode opgeschreven te zijn en konden er zelf niets tegen doen. Maar dat was goed, want toen hebben wij alles aan God overgegeven. Alleen Hij kon ons nog redden; Hij, Die zelfs doden levend maakt. Hij heeft ons inderdaad geholpen en ons leven gered. Ja, wij weten zeker dat Hij dat telkens weer zal doen. Maar u moet ons ook helpen door uw gebed voor ons. Als men dan ziet hoe God uw gebeden verhoort, zal Hij lof en dank van vele mensen ontvangen. 2 Cor. 1:12-14
HOOP OP POSITIEVE KIJK. Wij kunnen eerlijk zeggen dat wij altijd zuiver en oprecht geweest zijn.
Wij hebben rustig op de Here vertrouwd en niet op ons eigen kunnen. Dat geldt in het bijzonder voor onze omgang met u. Mijn brieven zijn rechttoe, rechtaan geweest. Er is niets onduidelijks bij. Ik zou het fijn vinden als u begreep (zoals u ten dele ook doet) dat u trots op ons kunt zijn; net zoals wij op u trots zullen zijn op de grote dag als onze Here Jezus terugkomt. 2 Cor. 1:15-22
REISPLANNEN NIET GRILLIG. Omdat ik zo zeker was van uw begrip en vertrouwen, had ik
besloten op weg naar Macedonië bij u langs te komen en op de terugweg nog eens. Dan kon ik u twee keer tot zegen zijn en zou u mij kunnen voorthelpen op mijn reis naar Judea. U zult zich wel afvragen waarom ik van gedachten veranderd ben. Weet ik soms niet wat ik wil? Of ben ik onbetrouwbaar en zeg ik 'ja', maar doe ik 'nee'? Zeker niet! Net zoals God betrouwbaar is, is ook mijn woord betrouwbaar. Timotheüs, Silvanus en ik hebben u verteld over Jezus Christus, de Zoon van God. Hij zegt niet 'ja' als Hij 'nee' bedoelt. Wat Hij zegt, doet Hij. Hij maakt al Gods beloften waar, hoeveel het er ook zijn. En omdat Hij Gods 'ja' is, worden wij gedrongen daar 'amen' op te zeggen, tot eer van God. God heeft u en ons door Christus vaste grond onder de voeten gegeven; en wij, als apostelen, zijn door Hem aangesteld. Hij heeft Zijn stempel op ons gezet door ons Zijn Heilige Geest in het hart te geven.
Daardoor zijn wij verzekerd dat wij bij Hem horen. 2 Cor. 1:23-2:4 REDEN VOOR BRIEF.
Ik roep God op als mijn getuige dat ik de waarheid spreek: De reden dat ik niet naar Corinthe kwam, is dat ik u wilde sparen. Niet dat ik iets over uw geloof te zeggen heb; dat is sterk genoeg. Nee, ik wil met u meewerken aan uw blijdschap. "Nee", zei ik bij mijzelf, "ik zal hen niet weer ongelukkig maken door zo'n pijnlijk bezoek." Als ik u bedroefd maak, wie zal mij dan blij maken? De enigen die dat kunnen doen, bent u. Maar dat gaat niet als ik u verdriet bezorg. Ik heb u in mijn laatste brief een en ander geschreven met de bedoeling dat ik niet zal worden bedroefd door hen die mij juist grote blijdschap zouden moeten geven. Ik had de stellige overtuiging dat uw geluk afhangt van het mijne. Ik vond het vreselijk die brief te schrijven! Mijn hart brak en ik huilde van verdriet. Ik wilde u helemaal geen pijn doen, maar ik wilde u wel laten weten hoeveel ik van u houd.
2 Cor. 2:5-11
ONRUSTSTOKERS MOETEN VERGEVEN WORDEN. Besef goed dat de man over wie ik schreef,
die al die problemen veroorzaakte, niet zozeer mij verdriet heeft gedaan, als wel u; hoewel ik mijn deel ook heb gehad. Ik wil hem nu niet te hard vallen. Hij is door uw gezamenlijke afkeuring al genoeg gestraft. Het is nu tijd om hem te vergeven en te bemoedigen. Anders wordt hij zo verbitterd en ontmoedigd dat hij er nooit meer bovenop komt. Daarom vraag ik u hem te laten merken dat u nog altijd van hem houdt. Ik heb die vorige brief ook geschreven om te zien hoe ver uw gehoorzaamheid aan mij zou gaan. En nu, wanneer u iemand vergeeft, doe ik het ook. Als ik iemand iets vergeef (vooropgesteld dat ik iets te vergeven heb), doe ik dat als vertegenwoordiger van Christus, terwille van u. Anders zou satan wel eens voordeel op ons kunnen behalen; wij kennen zijn streken maar al te goed. 2 Cor. 2:12,13
GRETIG VERLANGEN NAAR VERSLAG VAN TITUS. Toen ik de stad Troas bereikte, gaf de Here mij
een prachtige kans er het goede nieuws te brengen. Maar ik trof mijn broeder Titus daar niet aan en had geen rust. Ik vroeg me af waar hij kon zijn. Daarom nam ik snel weer afscheid en ging direct naar Macedonië om hem te zoeken. Over de bediening van Paulus 2 Cor. 2:14-17
SUCCES VAN BEDIENING. God zij dank, door Jezus Christus voert Hij ons mee in Zijn
overwinning. Waar wij nu ook gaan, gebruikt Hij ons om Zich bekend te maken en het goede nieuws als een aangename geur te verspreiden. Wij zijn voor God een aangename geur. Het is de geur van Christus voor mensen die gered worden én voor mensen die niet gered worden. Voor hen die niet gered worden, zijn wij een geur van dood en verderf; voor hen die wel gered worden, zijn wij een geur van Christus, Die leven geeft. Wie kan zo'n taak aan? Wij doen dit werk in Christus met zuivere bedoelingen en niet zoals vele anderen, die Gods boodschap uitdragen om er zelf beter van te worden. Wij werken in opdracht van God en Hij ziet alles wat wij doen. 2 Cor. 3:1-3
ZIJ ZIJN HET BEWIJS. Moeten wij onszelf bij u aanbevelen? Of moeten wij, net als sommigen dat
doen, een getuigschrift voor u meebrengen? Of dat aan u vragen? De enige brief die wij hebben, bent uzelf; een brief die in ons hart gegrift is. Door de verandering in uw leven kan iedereen zien dat wij een goed werk onder u hebben gedaan. Men kan zien dat u een brief van Christus bent, die door ons geschreven is; niet een brief met pen en inkt geschreven of in steen gebeiteld, maar een brief die door de Heilige Geest in harten van mensen gegrift is. 2 Cor. 3:4-6
PAULUS' KRACHTBRON. Wij durven dit alleen maar over onszelf te zeggen, omdat wij er dank zij
Christus op vertrouwen dat God ons zal helpen het waar te maken. Wij denken niet zelf iets van blijvende waarde te kunnen doen. Onze kracht en de resultaten komen alleen van God. Hij heeft ons geholpen anderen over Zijn nieuwe verbond te vertellen. Dit is geen verbond door de wet, maar door de Heilige Geest. Want hoe men ook probeert de wet van God te houden, het eindigt altijd met de dood. Door de Heilige Geest komt er leven. 2 Cor. 3:7-11
GLANS VAN HET EVANGELIE. Toch begon het oude verbond (dat tot de dood leidde) met zo'n
stralend licht, dat de Israëlieten het niet konden verdragen naar Mozes te kijken. Want terwijl hij hun de wet gaf die zij moesten gehoorzamen, straalde zijn gezicht door de aanwezigheid van God. Maar dat was van voorbijgaande aard. Moeten wij dan niet een veel grotere glans verwachten, nu de Heilige Geest leven geeft? Als het verbond dat tot veroordeling leidt al zo'n glans gaf, hoeveel meer moet dan de glans van het verbond zijn dat de mensen bij God brengt? Sterker nog: De glans die van Mozes' gezicht afstraalde, was een flauw schijnsel vergeleken bij de schitterende glans van het nieuwe verbond. Dus, als het oude verbond (dat toch weer zou
verdwijnen) al een hemelse glans had, hoeveel sterker moet dan de glans van Gods nieuwe verbond zijn, omdat dat blijvend is. 2 Cor. 3:12-18
GEEST ZONDER SLUIER. Omdat wij hiernaar uitzien, kunnen wij Gods boodschap met grote
vrijmoedigheid brengen. Dat is een groot verschil met Mozes, die een doek over zijn hoofd droeg, zodat de Israëlieten niet zouden zien dat de glans langzaam van zijn gezicht verdween. Niet alleen het gezicht van Mozes was bedekt, maar ook de gedachten en het inzicht van de mensen. Zelfs nu nog ligt er, als uit de Boeken wordt voorgelezen, over de gedachten van de Joden een dikke sluier; zij begrijpen niet wat er eigenlijk staat. Want deze sluier van onbegrip wordt alleen weggenomen door het geloof in Jezus Christus. Ja, ook in deze tijd zijn zij verblind, als zij lezen wat Mozes geschreven heeft. Maar als iemand zich tot de Here bekeert, wordt die sluier weggenomen. De Here is de Geest, Die leven geeft en waar Hij is, is vrijheid. Wij, gelovigen, hebben geen sluier over ons gezicht. Wij zijn net spiegels, die het schitterende licht van de Here weerspiegelen. Terwijl Zijn Geest in ons werkt, gaan wij steeds meer op Hem lijken. 2 Cor. 4:1-6
EVANGELIE EERLIJK GEPREDIKT. Omdat God zo goed was ons dit werk toe te vertrouwen, geven
wij de moed niet op. Alles wat schandelijk is, houden wij ver van ons. Wij willen niets weten van duistere praktijken. Want wij zijn niet doortrapt en zullen de boodschap van God nooit verdraaien. Wij spreken de waarheid. Dat zal ieder die zijn geweten voor God zuiver houdt, moeten toegeven. Als het goede nieuws dat wij bekendmaken, voor iemand verborgen is, is het verborgen voor hen die op weg zijn naar de eeuwige dood. Satan, de god van deze wereld, heeft hen verblind, zodat zij het goede nieuws niet geloven. Zij zien het stralende licht van Christus niet, Die het beeld van God is. Wij maken niet onszelf bekend, maar de Here Jezus Christus. Wat wij van onszelf zeggen, is alleen dat wij u willen dienen terwille van Jezus. Want God, Die gezegd heeft: "Laat er licht in de duisternis zijn", heeft in de duisternis van onze harten geschenen en ons doen inzien dat Zijn heerlijke glans van Jezus Christus afstraalt. 2 Cor. 4:7-12
VERVOLGING IS BEWIJS. Maar deze kostbare schat hebben wij in kwetsbaar aardewerk, ons
lichaam. Iedereen kan zien dat de buitengewone kracht in ons niet van onszelf maar van God is. Wij worden van alle kanten bestookt, maar zitten niet in het nauw; wij krijgen veel moeilijkheden te verduren, maar worden niet wanhopig; wij worden vervolgd, maar God laat ons niet in de steek; wij worden neergeslagen, maar staan telkens weer op. Omdat wij dagelijks ons leven voor Jezus inzetten, ervaren wij in ons lichaam het sterven van Jezus; en zo komt ook het leven van Christus in ons tot uiting. Ja, ons leven loopt steeds gevaar, omdat wij de Here dienen. Maar dan blijkt ook telkens weer hoe sterk het leven van Jezus in ons sterfelijk lichaam zichtbaar wordt. Doordat wij Hem bekendmaken, staan wij telkens weer oog in oog met de dood; maar voor u is het gevolg daarvan dat u eeuwig leven hebt gekregen. 2 Cor. 4:13-15
PREDIKING VANUIT GELOOF. Wij geloven dat God voor ons zal zorgen. Dat is hetzelfde wat een
van de psalmschrijvers zei: "Ik geloof en daarom spreek ik." Wij weten dat dezelfde God, Die de Here Jezus weer levend heeft gemaakt, ons ook samen met Hem weer levend zal maken en met u voor Zich zal zetten. Want dit is allemaal terwille van u. Hoe meer mensen voor Christus gewonnen worden, hoe meer mensen God voor Zijn grote genade zullen danken en prijzen. 2 Cor. 4:16-18
INNERLIJKE KRACHT. Daarom geven wij het niet op. Hoewel ons lichaam zwakker wordt, wordt
onze innerlijke kracht met de dag groter. Onze moeilijkheden en pijn zijn uiteindelijk niet zo groot en zullen ook niet zo lang duren. Maar het gevolg ervan is dat wij voor altijd in Gods heerlijke nabijheid zullen leven. Dus kijken wij niet naar wat zich voor onze ogen afspeelt, naar de moeilijkheden om ons heen. Maar wij kijken uit naar de blijdschap die ons wacht, al zien wij die nu nog niet. Alle zichtbare dingen zijn tijdelijk, maar de dingen die nu nog niet zichtbaar zijn, zullen eeuwig blijven. 2 Cor. 5:1-5
VERLANGEN NAAR EEUWIG THUIS. Wij weten dat als ons lichaam sterft, wij een nieuw huis in de
hemel krijgen, waar wij altijd mogen wonen. Dat is een huis door God gemaakt en niet door mensen. Wij ervaren nu nog wel allerlei moeilijkheden, maar kijken met verlangen uit naar de dag dat wij een hemels lichaam krijgen en dat zullen aantrekken als nieuwe kleren. Wij zullen niet als geesten zijn, maar een lichaam hebben. In ons aardse lichaam hebben wij het vaak moeilijk, maar wij zouden het vreselijk vinden om geen lichaam meer te hebben. Wij willen vanuit ons oude lichaam in ons nieuwe lichaam overgaan, zodat het sterfelijke door het leven wordt opgeheven. Daarvoor heeft God ons juist gemaakt en als onderpand heeft Hij ons de Heilige Geest gegeven.
2 Cor. 5:6-10
GEEN ANGST VOOR DOOD. Wij houden dus de moed erin. Al beseffen we heel goed dat wij
(zolang we in ons lichaam leven) nog ver van ons hemelse huis verwijderd zijn. Door het geloof en niet door het zien, weten wij dat dit waar is. Daarom zijn wij ook niet bang om te sterven; integendeel, wij zien ernaar uit om naar huis te gaan, naar de Here. Daarom is ons hoogste doel te doen wat Hij wil, of we nu in dit lichaam of thuis bij de Here zijn. Want wij zullen allemaal eens voor Christus rekenschap moeten afleggen. Dan wordt alles blootgelegd. Ieder van ons zal krijgen wat hem toekomt, voor wat hij in zijn aardse lichaam heeft gedaan, goed of kwaad. 2 Cor. 5:11-15
AANPRIJZING VOOR HUN EIGEN WELZIJN. Omdat wij zo'n diep ontzag voor de Here hebben,
doen wij ons best anderen voor Hem te winnen. God weet dat wij hierin oprecht zijn en ik hoop van harte dat dat ook voor u duidelijk is. Proberen wij nu onszelf weer aan te prijzen? Nee, ik reik u alleen maar de argumenten aan, waarmee u ons kunt verdedigen tegen hen, die het uiterlijk belangrijker vinden dan het innerlijk. In elk geval kunt u van ons zeggen dat wij eerlijk en oprecht zijn. Als wij in vervoering zijn, is het voor God. Als wij nuchter en kalm zijn, is het voor u. Wat wij ook doen, het is omdat we er door de liefde van Christus toe gedrongen worden. Als wij geloven dat Christus voor ons allen gestorven is, moeten wij ook geloven dat wij (wat ons oude leven betreft) gestorven zijn. Hij is gestorven, opdat allen die van Hem eeuwig leven kregen, niet langer voor zichzelf zullen leven, maar voor Christus, Die voor hen gestorven en weer levend geworden is. 2 Cor. 5:16-6:2 VERZOENENDE BEDIENING.
Houd er dus mee op gelovigen naar hun uiterlijk te beoordelen of naar wat men over hen zegt. Ik heb zelf de fout gemaakt zo over Christus te denken en Hem alleen als een mens te beschouwen. Maar dat is nu wel anders! Als u christen wordt, wordt u van binnen helemaal nieuw. U bent als het ware opnieuw door God geschapen. Er is een heel nieuw leven begonnen. Al dit nieuwe komt van God, Die ons door Jezus Christus bij Zichzelf heeft teruggebracht. Hij heeft ons opgedragen overal te vertellen dat iedereen het nu met God in orde kan maken. Door Christus herstelde God Zijn relatie met de wereld; Hij rekende de mensen hun zonden niet meer toe, maar wiste ze uit. En wij mogen dit geweldige nieuws aan iedereen vertellen. Wij zijn boodschappers van Christus. God doet door ons een beroep op u. Wij smeken u namens Christus: Laat het in orde komen tussen God en u! Want God nam Christus, Die geen zonde gedaan had, en belastte Hem met onze zonden. In ruil daarvoor rekent God de rechtvaardigheid van Christus aan ons toe. Als Gods medewerkers dringen wij er op aan dat u de genade van God, die u ontvangen hebt, niet naast u zult neerleggen. Want God zegt: "Op het goede moment verhoorde Ik uw gebed. Op de dag van redding kwam Ik u te hulp." Dat goede moment is nu aangebroken en het is nu ook die dag van redding.
2 Cor. 6:3-10
ONDERWERPING IN MOEILIJKE TIJDEN. Wij leven zo dat niemand door onze houding van de Here
wordt afgehouden. Zo kan van ons werk geen kwaad gesproken worden. Bij alles wat wij doen, willen wij laten blijken dat wij echte dienaren van God zijn. Wij verdragen geduldig allerlei pijn en moeite terwille van de Here. Wij zijn geslagen, gevangen gezet en uitgejouwd; wij hebben gezwoegd, hele nachten hebben wij slapeloos doorgebracht en wij moesten het vaak zonder eten doen. Wat wij over onszelf zeggen, hebben wij waargemaakt door ons zuivere leven, ons begrip van het goede nieuws en ons geduld. We zijn vriendelijk, vol oprechte liefde en vol van de Heilige Geest geweest. Onze woorden zijn een getuigenis van de waarheid en God heeft ons daarvoor kracht gegeven. De rechtvaardigheid was ons wapen, zowel in de aanval als in de verdediging. Wij blijven de Here trouw, of anderen ons nu minachten of hoogachten, of ze ons nu prijzen of bekritiseren. Wij zijn eerlijk, al noemt men ons leugenaars. De wereld negeert ons, maar God kent ons. Wij leven op de rand van de dood en toch zijn wij springlevend! Wij worden geslagen, maar niet gedood. Ons hart doet pijn, maar de Here geeft ons blijdschap. Wij zijn arm, maar geven anderen veel geestelijke rijkdom. Wij hebben niets, maar genieten van alles. 2 Cor. 6:11-13
VRAAG OM VOLLEDIGE AANVAARDING. Och, vrienden in Corinthe, ik heb u verteld wat ik voor u
voel. Ik houd van u met heel mijn hart. Als het wat koel is tussen u en mij, komt dat niet door een tekort aan liefde van mijn kant. Nee, dat komt dan omdat uw liefde te klein is en mij buitensluit. Ik doe nu alsof u mijn eigen kinderen bent. Zet uw hart voor ons open en beantwoord onze liefde. 2 Cor. 6:14-7:1 MENSEN DIE ZICH VERZETTEN TEGEN EVANGELIE.
Verbind u niet aan mensen die niet van de Here houden. Wat hebben recht en slecht met elkaar te maken? Of licht en donker? Wat voor
overeenkomst is er tussen Christus en de duivel? En wat voor gemeenschappelijks heeft een gelovige met iemand die niets van Christus wil weten? Wat voor eenheid kan er bestaan tussen Gods tempel en die van de valse goden? Ja, wij zijn de tempel van de levende God, Die heeft gezegd: "Ik zal bij hen wonen en bij hen zijn. Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn." Daarom heeft de Here ook gezegd dat wij niet meer moeten omgaan met mensen, die niets van Hem willen weten; wij moeten ons van hen afkeren en ons niet met hun onreinheid inlaten. "En Ik zal u aannemen", zegt de Here, Die alle macht heeft. "Ik zal uw Vader zijn en u zult mijn zonen en dochters zijn." Vrienden, omdat God ons zulke geweldige beloften heeft gedaan, moeten wij ons afkeren van alles wat ons lichamelijk en geestelijk bevuilt. Wij moeten onszelf reinigen door ontzag voor God te hebben en ons volkomen aan Hem te geven. 2 Cor. 7:2-4
SMEEKBEDE VOOR BROEDERSCHAP. En zet uw hart toch ook voor ons open, want wij hebben
niemand van u slecht behandeld, uitgebuit of bedrogen. Dat ik dit zeg, is niet bedoeld als een veroordeling. Ik zei u immers al dat wij zoveel van u houden dat wij niet alleen met u willen leven, maar ook sterven. Ik heb het volste vertrouwen in u en ben trots op u. U hebt mij bijzonder bemoedigd. Ondanks al mijn moeilijkheden hebt u mij blij gemaakt. 2 Cor. 7:5-7
VREUGDE OVER HUN HOUDING. Toen wij in Macedonië kwamen, kregen wij door alle
moeilijkheden geen kans om uit te rusten. Overal waren problemen en innerlijk hadden wij angst. Maar God, Die moed geeft aan de moedelozen, beurde ons op door de komst van Titus. Wij werden niet alleen blij doordat hij er was, maar ook doordat hij goed nieuws meebracht. Hij zei een fijne tijd bij u te hebben gehad. En toen hij mij vertelde dat u naar mijn komst uitziet en ook over uw zorg en inspanning voor mij, nam mijn blijdschap alleen maar toe. 2 Cor. 7:8-12
VREUGDE OVER HUN IJVER. Ik heb geen spijt dat ik u met mijn brief verdriet heb gedaan, al had
ik dat eerst wel. Dat verdriet heeft gelukkig niet lang geduurd. Nu ben ik blij dat ik die brief heb gestuurd, niet omdat ik u er verdriet mee heb gedaan, maar omdat u zich daardoor tot God hebt gewend. Het verdriet dat u voelde, was zoals God wilde. Daardoor hoef ik u straks niet nog eens pijn te doen. Soms gebruikt God verdriet om een radicale omkeer in ons leven te laten komen en ons te redden. Maar verdriet op zich, dat niet tot een omkeer leidt, heeft een dodelijke uitwerking. U ziet hoe dit verdriet, dat volgens Gods wil over u kwam, verandering heeft teweeggebracht. U kwam niet alleen tot een serieus inzicht, maar ook tot verontschuldiging en verontwaardiging over de situatie. U werd bang en verlangde naar een oplossing. U pakte het probleem aan en loste het op door de man te straffen, die de zonde had begaan. U hebt in alles laten zien dat u zuiver voor God wilt staan. Ik heb dat allemaal geschreven, opdat de Here u zou laten zien hoeveel u eigenlijk om ons geeft. Het was me daar veel meer om begonnen dan om de man die het kwaad had gedaan of om degene die daarvan de dupe was. 2 Cor. 7:13-16
VREUGDE OVER TITUS' BOODSCHAP. Uw liefde heeft ons al bemoedigd, maar de blijdschap
waarmee Titus bij ons kwam, heeft ons pas echt gelukkig gemaakt. Hij was vol lof over de goede ontvangst die hij bij u kreeg. Zijn ongerustheid was daardoor volledig weggenomen. Voor zijn vertrek had ik tegenover hem al hoog van u opgegeven en u hebt mij niet teleurgesteld. Ik heb altijd de waarheid verteld; en dat ik tegenover Titus vol lof over u was, bleek dan ook terecht te zijn. Wat hij voor u voelt, wordt alleen maar sterker als hij eraan terugdenkt hoe u hem hebt ontvangen; hoe u hem, vol eerbied en ontzag, hebt gehoorzaamd. Ik ben blij dat ik u weer mijn vertrouwen kan geven. Over de collecte voor de broeders in Judea 2 Cor. 8:1-5
GULHEID VAN MACEDONIERS. Nu wil ik u vertellen, broeders, wat God in Zijn genade voor de
gemeenten in Macedonië heeft gedaan. Hoe meer zij door zware moeilijkheden op de proef werden gesteld, hoe groter ook hun blijdschap werd. Hoewel zij zelf in armoede verkeerden, hebben zij heel veel voor anderen gedaan. Zij gaven meer weg dan ze konden missen. En ik kan getuigen dat ze het niet deden omdat wij het vroegen, maar omdat zij het zelf wilden. Zij drongen er bij ons op aan het geld mee te nemen, want zij vonden het een voorrecht de gelovigen in Jeruzalem te kunnen helpen. Wat zij deden, ging onze verwachtingen ver te boven. Zij gaven zichzelf; eerst aan de Here en, omdat God het wilde, ook aan ons.
2 Cor. 8:6-9
GIFTEN EEN BEWIJS VAN LIEFDE. Daarom vroegen wij Titus, die bij u al begonnen was uw
liefdevolle gaven te verzamelen, dit werk ook af te maken. In alle opzichten bent u een voorbeeld; in geloof, in spreken en kennis, in enthousiasme en liefde voor ons. Blink dan ook uit in vrijgevigheid! Dit is niet bedoeld als een bevel; ik zeg niet dat u het móet doen. Ik vertel u alleen hoe anderen gul hebben bijgedragen. Zo kunt ook u bewijzen dat uw liefde echt is, door het niet bij woorden alleen te laten. U hebt toch de genade van onze Here Jezus Christus leren kennen? Hoewel Hij heel rijk was, werd Hij arm terwille van u, opdat Hij door arm te zijn u rijk zou maken. 2 Cor. 8:10-15
GULHEID SCHEPT GELIJKHEID. Ik denk dat het goed voor u is nu te voltooien, waarmee u een
jaar geleden bent begonnen; want u bent er niet alleen mee begonnen, maar hebt het ook in daden omgezet. Destijds toonde u de bereidheid om te helpen. U kunt dat nu in daden omzetten. Laat het enthousiasme niet verminderen en geef wat u hebt. Als u het verlangen hebt om te geven, is het niet belangrijk hoeveel u geeft. God vraagt om wat wij hebben en niet om wat wij niet hebben. Ik bedoel natuurlijk niet dat u anderen zo moet helpen, dat u daardoor zelf gebrek gaat lijden. Nee, het is een kwestie van eerlijk delen. Op het ogenblik hebt u meer dan genoeg en kunt u hen uit de nood helpen. Later kunnen zij u eventueel helpen, als het nodig is. Waar het om gaat, is een rechtvaardige verdeling. In de Boeken staat hierover: "Wie veel had verzameld, hield niets over; en wie weinig had verzameld, kwam niets tekort." 2 Cor. 8:16-24
MANNEN ZULLEN GIFTEN NAAR JERUZALEM BRENGEN. Ik ben God dankbaar dat Titus zich net
zo voor u inspant als ik. Hij ging graag in op mijn voorstel u nog eens te bezoeken, al zou hij toch wel gekomen zijn, omdat hij erg naar u verlangt. En ik stuur een andere, bekende broeder met hem mee, die in alle gemeenten wordt gewaardeerd voor het bekendmaken van het goede nieuws. Hij is de man die door de gemeenten werd aangewezen om, samen met mij, de opbrengst van de collecten naar Jeruzalem te brengen. Daardoor wordt de Here geëerd en blijkt dat wij (als gelovigen) ons best doen om elkaar te helpen. Door samen te reizen, nemen hij en ik elk wantrouwen weg. Want wij willen in geen geval dat iemand iets kan aanmerken op de manier waarop wij deze grote bedragen beheren. God weet dat wij eerlijk zijn, maar wij vinden dat alle mensen dat ook moeten weten. Daarom hebben wij het een en ander zo geregeld. Ik stuur nog een broeder met Titus mee. Iemand van wie wij uit ervaring weten dat hij oprecht en serieus is. Hij wil heel graag mee, omdat ik hem heb verteld hoe gul u bent als er geholpen moet worden. Als iemand onder u vraagt wie Titus eigenlijk is, zeg dan dat hij mijn medewerker is. Hij helpt mij u te dienen. Wat de twee andere broeders betreft, die vertegenwoordigen de gemeenten, en wat zij doen is tot eer van Christus. Laat hun zien hoeveel u van hen houdt. De gemeenten, die hen gezonden hebben, zullen daarover horen en dat bevestigt dat wij niet zonder reden hoog van u hebben opgegeven. 2 Cor. 9:1-5
VOORBEREIDING VAN GIFTEN. Eigenlijk is het helemaal niet nodig dat ik u vraag uw
medegelovigen te helpen, want ik weet hoe graag u dat doet. Ik heb bij de Macedoniërs vol lof over u gesproken en gezegd dat Corinthe een jaar geleden al begonnen was geld bijeen te brengen. Ja, uw enthousiasme heeft de meesten van hen warm gemaakt. Ik stuur deze mannen vooruit, omdat ik graag wil dat u voorbereid bent op mijn komst en dat het geld klaarligt. Want ik zou het erg vinden als zou blijken dat het niet waar is wat ik vol lof over u heb gezegd. Als de Macedoniërs, die straks misschien met mij meegaan, zouden ontdekken dat u helemaal geen geld hebt klaarliggen, zou ik voor schut staan en u niet minder. Dan zou ook ons vertrouwen in u geschokt zijn. Daarom leek het mij goed deze broeders te vragen mij vooruit te reizen om te zien of het geld, dat u beloofd had, inderdaad klaarligt. Maar het moet een echte gift zijn en niet één die wordt afgedwongen. 2 Cor. 9:6-9
VROLIJK EN OVERVLOEDIG GEVEN. Onthoud dit goed: Wie niet veel geeft, zal ook zelf niet veel
ontvangen. Een boer die weinig zaait, zal maar weinig oogsten; maar wie veel zaait, zal ook veel oogsten. Ieder moet voor zichzelf uitmaken hoeveel hij zal geven. Dwing niemand iets te geven, want dan doet hij het met tegenzin. God houdt ervan dat u met een blij hart geeft. God geeft Zijn genade in overvloed, zodat u niet alleen zelf alles krijgt wat nodig is, maar het ook royaal met anderen kunt delen. Het staat zo in de Boeken: "De goede en rechtvaardige geeft veel aan de armen. Voor het goede wat hij doet, zal hij altijd worden geëerd."
2 Cor. 9:10-15
VRIJGEVIGHEID EERT GOD. God, Die de boer zaad geeft om te zaaien en ons brood om te eten,
zal u steeds meer zaad en steeds grotere oogsten geven. Dan kunt u van uw overvloed steeds meer uitdelen. Ja, Hij geeft zoveel dat u altijd veel kunt weggeven. En wanneer wij uw gift brengen aan hen die te kort hebben, zullen zij God danken en prijzen voor uw hulp. Door deze vrijgevigheid worden niet alleen gelovigen in nood geholpen, maar ontvangt ook God veel lof en eer. De gelovigen van Jeruzalem zullen niet alleen blij zijn dat u hen en anderen zo geweldig helpt, maar ook God de eer geven, omdat uw daden bewijzen dat het goede nieuws van Christus dit allemaal in u heeft bewerkt. Zij zullen vurig voor u bidden en naar u verlangen, omdat zij de onbegrensde genade van God in u herkennen. Dank God voor Zijn Zoon, Die Hij heeft gegeven. Dat is zo geweldig dat er geen woorden voor zijn.
CHRONOLOGIE EN COMMENTAAR The Daily Bible, Copyright © 1984 Harvest House Publishers, Eugene, Oregon 97402 www.harvesthousepublishers.com Met toestemming gebruikt. Nadruk en reproductie is in geen enkele vorm toegestaan. BIJBELTEKSTEN HET BOEK, Copyright © 1979, 1988, 2007 van Biblica, Inc.® Gebruikt met toestemming van Biblica, Inc. Alle rechten wereldwijd voorbehouden.