3e herziening Amstelveen Midden-West Sportpark Janselaan West
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
2
Inhoudsopgave
TOELICHTING
7
Hoofdstuk 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding en doelstelling 1.2 Ligging en begrenzing plangebied 1.3 Geldende bestemmingsplannen
7 7 7 8
Hoofdstuk 2 BELEIDSKADER 2.1 Rijksbeleid 2.2 Provinciaal en regionaal beleid 2.3 Gemeentelijk beleid
9 9 14 20
Hoofdstuk 3 RUIMTELIJKE BESCHRIJVING
30
Hoofdstuk 4 FUNCTIONELE BESCHRIJVING EN OVERIGE ASPECTEN 4.1 Maatschappelijke functies 4.2 Verkeer en vervoer 4.3 Landschap en ecologie 4.4 Sociale veiligheid 4.5 Kabels, leidingen en straalpaden
32 32 32 35 36 36
Hoofdstuk 5 MILIEUASPECTEN 5.1 Bodem 5.2 Water 5.3 Geluid 5.4 Luchtkwaliteit 5.5 Externe veiligheid 5.6 Flora en fauna 5.7 Duurzaam bouwen en energie
37 37 37 40 43 46 49 51
Hoofdstuk 6 PLANOPZET 6.1 Algemeen 6.2 Hoofdlijnen van de juridische regeling 6.3 De bestemmingen 6.4 Handhaving
53 53 55 55 56
Hoofdstuk 7 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
58
Hoofdstuk 8 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 8.1 Overleg met de bevolking 8.2 Overleg met instanties 8.3 Vaststelling
59 59 59 59
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
3
PLANREGELS
61
Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
63 63 66
Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 Groen Artikel 4 Maatschappelijk Artikel 5 Sport Artikel 6 Sport - Sporthal Artikel 7 Verkeer-Parkeerterrein Artikel 8 Verkeer-Verblijfsgebied Artikel 9 Water Artikel 10 Leiding-Gas
67 67 68 69 71 72 73 74 75
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS Artikel 11 Anti-dubbeltelregel Artikel 12 Algemeen toetsingkader bijzondere bepalingen Artikel 13 Algemene ontheffingsregels Artikel 14 Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2 Artikel 15 Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3 Artikel 16 Toegelaten overschrijdingen
77 77 78 80 81 82 83
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 17 Overgangsrecht Artikel 18 Slotregel
84 84 85
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
4
TOELICHTING
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
5
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
6
TOELICHTING Hoofdstuk 1 INLEIDING 1.1
Aanleiding en doelstelling
De gemeente Amstelveen heeft in 2004 het Integraal HuisvestingsPlan (IHP) vastgesteld. Een van de belangrijkste doelen van het IHP is het terugdringen van het aantal dislocaties van scholen. Het Amstelveencollege is op dit moment gesitueerd op twee locaties. Dat is in het kader van het IHP ongewenst. Daarmee is het Amstelveencollege opgenomen in het Programma Integraal Accommodatiebeleid (PIA) en is gezocht naar een mogelijkheid om de school op één locatie te huisvesten. Op 15 december 2004 heeft de gemeenteraad besloten tot volledige nieuwbouw van het Amstelveencollege op een nader te bepalen locatie. Op 15 maart 2005 heeft het college van Burgemeester en Wethouders sportpark Janselaan West aangewezen als nieuwbouwlocatie. Ten slotte is op 21 december 2005 door de raad besloten de capaciteit en het budget van drie van de gymzalen van Amstelveen onder te brengen in een breedtesporthal geschikt voor topsport bij de school. Het besluit van 4 juli 2007 ten aanzien van topsport houdt in dat de topsportfunctie op de sporthal bij de school is komen te vervallen. In mei 2008 wordt het Randvoorwaarden LocatieOndezoek (RLO) door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Met als doel te komen tot de nieuwbouw van een sporthal en een school. Er ligt nu dus een opdracht om te komen tot realisatie van een schoolgebouw en een sporthal geschikt voor onderwijs in lichamelijke opvoeding en gebruik door sportverenigingen. Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in een mogelijkheid om te komen tot een bouwtitel voor dit project.
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied is gelegen in het middenwesten van Amstelveen en betreft grote gedeelten van het Sportpark Janselaan. Het gebied wordt aan de noordkant begrensd door de Sportlaan en aan de zuidzijde door het sportpark tussen de Sportlaan en Startbaan. Het plangebied wordt daarnaast begrensd door het Wimbledonpark aan de westzijde en de Van der Hooplaan aan de oostzijde.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
7
Het plangebied betreft de nieuwbouwlocatie van het Amstelveencollege en een sporthal zoals is weergegeven op de bovenstaande kaart. Andere onderdelen zijn noodzakelijk in verband met watercompensatie en/of een belangrijke wijziging in het gebruik of de bouwmogelijkheden van aangrenzende bestemmingen. Zo wordt het fietspad ter zuiden van het Amstelveencollege meegenomen aangezien de herinrichting een grote impact heeft op het gebruik. Daarnaast dient de Rugbyclub verplaatst te worden. De nieuwe locatie is dus ook mee genomen in de plankaart. Tenslotte zijn alle watercompensatielocaties opgenomen in de kaart. Het in kunstgras uitvoeren van het voetbalveld in het uiterste noordwesten van het gebied wordt niet meegenomen in het bestemmingsplan. Omdat kunstgras op dit moment reeds onverkort mogelijk is in de bestemming sport van het vigerend bestemmingsplan.
1.3
Geldende bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan Amstelveen MiddenWest. Dit geldende bestemmingsplan komt met het in werking treden van dit bestemmingsplan gedeeltelijk te vervallen
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
8
Hoofdstuk 2 BELEIDSKADER 2.1
Rijksbeleid
Hieronder volgt het beleid van het rijk vanuit beleidsnota´s, besluiten, planologische kernbeslissingen, regelingen en wetten. Met dit rijksbeleid wordt zo nodig rekening gehouden in dit bestemmingsplan.
2.1.1
Nota Ruimte
Op 17 mei 2005 is de Nota Ruimte door de Tweede Kamer aangenomen. Uiteindelijk heeft op 17 januari 2006 ook de Eerste Kamer ingestemd met de Nota Ruimte. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 in onder andere de Staatscourant is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. In de Nota Ruimte worden de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland tot 2020 met een doorkijk naar 2030 vastgelegd. In de Nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een rol zal spelen. De Nota Ruimte bevat niet alleen de ruimtelijke uitspraken uit de, nooit vastgestelde, Vijfde Nota, maar ook die uit het Tweede Structuurschema Groene Ruimte (SGR2) en uit het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP). Daarnaast worden de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven (GEP) erin opgenomen. De Nota Ruimte wordt daarmee een meer integrale beleidsnota met betekenis voor het beleid van de ministeries van VROM, LNV en V&W. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor verschillende ruimtevragende functies op de beperkte beschikbare ruimte. Het ruimtelijk beleid zal worden gericht op vier algemene doelen:
de versterking van de internationale concurrentiepositie; het bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland; het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; het borgen van de veiligheid.
Bestemmingsplannen zullen aan dit beleid zoveel mogelijk een bijdrage moeten leveren. In de Nota Ruimte is de ontwikkeling van de luchthaven Schiphol op de huidige locatie tot 2030 uitgangspunt. Het beleid is gericht op een blijvende bijdrage van de luchthaven aan de internationale concurrentiepositie van de Randstad. Bij de inrichting van de Noordvleugel van de Randstad voor andere ruimtevragende functies moet voldoende ruimte worden gelaten voor deze ontwikkeling van Schiphol. Dit betekent dat woningbouw in de omgeving van Schiphol op plaatsen waar dit uit het oogpunt van geluid en (externe) veiligheid niet wenselijk is, moet worden vermeden. Deze beleidslijn is geconcretiseerd in het beleid rond de 20 Ke-contour. Binnen en direct gelegen aan de 20 Ke-contour zijn uitsluitend herstructurering en intensivering van bestaand bebouwd gebied toegestaan. Nieuwe uitleglocaties (Legmeerpolder) worden niet toegelaten. Anders dan bijvoorbeeld voor de 30 en 35 Ke-contour heeft de juridische doorvertaling van de doelstelling ten aanzien van de 20 Ke-contour tot op heden niet plaatsgevonden. Dit onderwerp zal worden betrokken in de evaluatie van het voor Schiphol geldende wettelijke stelsel. Als gevolg hiervan kunnen het beloop en de implicatie van de 20 Kecontour voor ruimtelijke ontwikkelingen in de toekomst nog wijzigen. Een deel van het plangebied grenst aan de rijksweg 9 (A9). Deze maakt deel uit van de hoofdinfrastructuur en als zodanig van de Ruimtelijke hoofdstructuur. In de Nota Ruimte zijn, in het kader van netwerken en steden, de volgende punten van belang: Steden, dorpen en bereikbaarheid, uitbreidingsruimte hoofdinfrastructuur en milieu en externe veiligheid. Steden, dorpen en bereikbaarheid Het beleid met betrekking tot de basiskwaliteit van steden, dorpen en bereikbaarheid kent vier pijlers: bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, bundeling van infrastructuur, aansluiting van Nederland op de internationale netwerken van
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
9
luchtvaart en zeevaart en borging van milieukwaliteit en externe veiligheid. Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor een voldoende en tijdige beschikbaarheid van ruimte voor wonen en werken en de daarbij behorende voorzieningen, groen, water, recreatie, sport en infrastructuur. Het aanbod van ruimte sluit ook kwalitatief aan bij de vraag. De provincie, respectievelijk de WGR-plusregio's zijn met name verantwoordelijk voor de reservering van ruimte op lange termijn, gemeenten met name voor de beschikbaarheid van ruimte op kortere termijn. Voor de korte termijn is het nodig voldoende capaciteit beschikbaar te hebben in bestemmingsplannen, zodat de realisatie aan de maatschappelijke vraag kan voldoen.
Milieu en externe veiligheid Het rijk streeft naar een schone, veilige en aantrekkelijke leefomgeving voor burgers en bedrijven. Het rijk en andere overheden zijn er aan gehouden de gestelde basiskwaliteit te realiseren. Zij stellen waar mogelijk een hogere ambitie. Een belangrijk uitgangspunt bij de ontwikkeling van ruimtelijk beleid is dat milieu- en veiligheidsaspecten naast andere belangen vroegtijdig, gebiedsgericht en geïntegreerd in de planvorming betrokken worden. Het rijk legt de basismilieukwaliteit in wet- en regelgeving vast (minimumnormen) en biedt kaders waarbinnen overheden lokale afwegingen kunnen maken. Het rijk zal daarbij provincies en gemeenten meer ruimte bieden voor lokaal en regionaal maatwerk. De decentrale overheden realiseren ten minste de basiskwaliteit voor milieu en veiligheid binnen deze door het rijk gestelde kaders. Het rijk zorgt, in overleg met de decentrale overheden, ten minste voor basiskwaliteit langs de hoofdinfrastructuur. Bij de oplossing van bestaande knelpunten met betrekking tot milieu en externe veiligheid past het rijk het veroorzakers principe toe voor zover de knelpunten het gevolg zijn van het negeren van op dat moment van kracht zijnde wettelijke normen. Het rijk en decentrale overheden voorkomen gezamenlijk dat er nieuwe knelpunten ontstaan.
2.1.2
Wet luchtkwaliteit 2007
De Wet luchtkwaliteit is op 15 november in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De aanleiding daartoe is de maatschappelijke discussie die ontstond als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De kern van de 'Wet luchtkwaliteit' bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen op grond van de richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De wet voorziet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
2.1.3
Besluit Gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze AMvB wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school - in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Met het besluit worden kwetsbare groepen zoveel als mogelijk beschermd tegen ongezonde lucht. Nieuwe scholen, kinderdagverblijven en bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen (gevoelige bestemmingen) zullen voortaan niet meer binnen 300 meter vanaf de rijksweg en 50 meter vanaf de provinciale weg worden gebouwd als op de locatie in kwestie sprake is van een (dreigende) overschrijding van de Europese normen voor luchtkwaliteit.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
10
2.1.4
Vierde Nationaal Milieubeleidsplan, ministerie VROM, juni 2001
In het Vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) licht het kabinet het te voeren milieubeleid toe. Het milieubeleid moet bijdragen aan een gezond en veilig leven in een aantrekkelijke leefomgeving te midden van een vitale natuur zonder de mondiale biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten. Het NMP4 wil een eind maken aan het afwentelen van milieulasten op de generaties na ons en op mensen in arme landen. De nota is geen allesomvattend milieubeleidsplan, daarom blijft het NMP 3 grotendeels van kracht. Het NMP4 kijkt verder vooruit (beleidshorizon is 2030) dan de voorgaande NMP's en betrekt de wereldwijde dimensie van het milieuvraagstuk erbij. In het NMP 4 is geconstateerd dat het huidige beleid voor gevaarlijke stoffen vanwege gebrekkige handhaving en het ontbreken van een wettelijke grondslag geen garantie biedt dat de risico's voor de bevolking zo laag mogelijk worden gehouden. Het kabinet heeft na de vuurwerkramp in Enschede van het externe veiligheidsbeleid een topprioriteit gemaakt. De minister van VROM is coördinator op rijksniveau. De norm voor het plaatsgebonden risico krijgt op termijn een wettelijke status, aan de hand van een AMvB Milieukwaliteitseisen externe veiligheid bij inrichtingen en de AMvB externe veiligheid bij transport. Van de laatste is nog geen (ontwerp)besluit bekend.
2.1.5
Flora- en Faunawet, ministerie van LNV, april 2002
Op 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet van het ministerie van LNV in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van de dier- en plantensoorten op het Nederlandse grondgebied. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europees rechtelijke en internationale verplichtingen (Habitat- en Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern). Deze wet vervangt diverse wetten die voorheen betrekking hadden op de bescherming van dier- en plantensoorten. De wet kent een verbod op het aantasten of verstoren van zowel extra beschermde als overige soorten, alsmede het aantasten of verstoren van de nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen, behoudens verlening van ontheffing door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Beschermde soorten zijn onder meer alle amfibieën, reptielen, vleermuizen en vrijwel alle vogels.
2.1.6
Natuurbeschermingswet 1998
Nederland kreeg in 1967 voor het eerst een Natuurbeschermingswet. Deze wet maakte het mogelijk om natuurgebieden en soorten te beschermen. Op den duur voldeed de wet niet meer aan de eisen die internationale verdragen en Europese verordeningen stellen aan natuurbescherming. Daarom is in 1998 een nieuwe Natuurbeschermingswet gemaakt die alleen gericht is op gebiedsbescherming. De bescherming van soorten is geregeld in de Flora- en Faunawet. De Natuurbeschermingswet 1998 is op 1 oktober 2005 gewijzigd. Sindsdien zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:
Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden); Beschermde Natuurmonumenten en; Wetlands.
Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Hierdoor is in Nederland een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor natuurgebieden. Tevens is met de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 het verschil tussen Beschermde Monumenten en Staatsnatuurmonumenten vervallen: beide zijn nu Beschermde Natuurmonumenten. Beschermde Natuurmonumenten die overlappen met Natura 2000-gebieden worden opgeheven en niet langer beschermd als Beschermd Natuurmonument. De natuurwaarden waarvoor het natuurmonument was aangewezen worden wel in de Natura 2000-aanwijzing opgenomen.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
11
2.1.7
Nationaal Waterplan
Het nationaal waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. De 6 jaarlijkse planperiode is overgenomen van de Kaderrichtlijn Water. Het plan richt zich op de elementen veiligheid in relatie tot de klimaatswijziging, voldoende en schoon water (integraal waterbeheer) en diverse vormen van gebruik van water. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Waterkwaliteitdoelstellingen zijn overeenkomstig de Kaderrichtlijn water uitgewerkt in stroomgebiedsplannen. Amstelveen ligt in het stroomgebied Rijndelta.
2.1.8
Waterwet
De overheid staat voor grote opgaven in het waterbeheer. Om het beheer van de toekomst zo goed mogelijk vorm te geven en uit te voeren, was het nodig het wettelijke instrumentarium te stroomlijnen en te moderniseren. Daarbij staat integraal waterbeheer centraal. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. De Waterwet vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld: zes vergunningen uit de bestaande 'waterbeheerwetten' gaan op in één watervergunning. Waterbeleid 21e eeuw De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft diverse aanbevelingen gedaan voor het waterbeheer van de toekomst. Het waterbeleid van de 21e eeuw dient georganiseerd te zijn op basis van drie principes:
vasthouden van water en tijdelijk bergen; ruimte voor water; benutten van de kansen voor meervoudig ruimtegebruik.
Als uitgangspunt voor het nieuwe waterbeheer moet gelden geen afwenteling in het watersysteem zelf, evenmin van bestuurlijke verantwoordelijkheden en ook niet van de kosten. De drietrapsstrategie ´vasthouden, bergen en dan pas afvoeren´ dient in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe gehanteerd te worden. In het gemeentelijke beleid moeten de kansen worden benut om water de ruimte te geven en tegelijkertijd ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Water dient hierbij als ordenend principe. In februari 2001 is de watertoets verplicht gesteld voor ruimtelijke plannen. Belangrijkste inhoudelijke doel van de watertoets is dat initiatiefnemers “waterneutraal” bouwen. Dit betekent voor het waterkwantiteitsaspect dat niet meer water wordt uitgeslagen uit het plangebied dan in de situatie van voor de ruimtelijke ingreep. Voor de waterkwaliteit betekent dit dat de waterkwaliteit in en om het gebied niet mag verslechteren.
2.1.9
Structuurschema Groene Ruimte 2 (SGR2), ministerie LNV, 2002
De betreffende nota is de ontwerp planologische kernbeslissing (deel 1) van het SGR2. Ze bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het kabinet voor het landelijk gebied, en de samenhang met het water- en milieubeleid.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
12
In het Nederlandse landschap zijn de vitaliteit van het watersysteem, de beleving en het gebruik daarvan van groot belang voor de ruimtelijke kwaliteit. Een vitaal watersysteem op nationaal en regionaal niveau is essentieel om water drager te laten zijn voor een duurzame vervulling van de verschillende functies, zoals landbouw, natuur en recreatie. Deze kernkwaliteit richt zich in aanvulling op het waterbeleid uit de Vierde nota Waterhuishouding op het optimaliseren van de landschappelijke betekenis van het watersysteem door vergroting van de kenmerken, de zichtbaarheid en de openbare toegankelijkheid (water, oevers, waterwerken). Het kabinet wil de recreatiemogelijkheden versterken door de verdere ontwikkeling en kwaliteitsverbetering van het recreatietoervaartnet. Daarbij gaat het om:
oplossing van fysieke knelpunten in de waterwegen in het kader van de Beleidsvisie Recreatietoervaart in Nederland; verbetering van de openbare toegankelijkheid van oevers; versterking van de (water)recreatiemogelijkheden in de directe woonomgeving.
Voor waterkwaliteit geldt de volgende drietrapsstrategie: schoonhouden - scheiden zuiveren van waterstromen. Om de zoetwatervoorraad veilig te stellen wordt de ruimte zodanig ingericht en gebruikt, dat zo min mogelijk vervuiling optreedt naar het grond- en oppervlaktewater. Als dat niet voldoende is, worden (aanvullende) maatregelen getroffen om schone en vuile waterstromen gescheiden te houden. Wanneer ook dat onvoldoende soelaas biedt is ten slotte zuiveren van de vuile waterstromen vereist.
2.1.10 Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen, Ministerie van VROM 1984 Deze circulaire past een verantwoorde zonering toe langs nieuwe tracés van aardgastransportleidingen en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bestaande aardgastransportleidingen. Er is een gedifferentieerd gebied bepaald, waarbinnen zonering in verband met de aanwezigheid van de aardgastransportleiding dient plaats te vinden: 1. een belemmerde strook vastgelegd in het zakelijk recht, waar geen bebouwing is toegestaan; 2. een gebied waar incidentele bebouwing en minder kwetsbare objecten zijn toegestaan; 3. een gebied waar woonbebouwing en andere kwetsbare objecten zijn toegestaan. In de circulaire zijn deze gebieden met de bijbehorende toetsingsafstanden en minimaal aan te houden bebouwingsafstanden uitgewerkt. Er komt een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Buisleidingen. Deze AMvB zal regels gaan stellen aan risiconormering en -zonering langs buisleidingen, het opnemen van voorschriften in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen. Een voorstel voor deze AMvB wordt in de loop van 2007 naar de Tweede Kamer gezonden. Het externe veiligheidsbeleid gaat hiermee ook voor buisleidingen gelden. Dit houdt in dat er een wettelijk basisveiligheidsniveau gaat gelden voor het plaatsgebonden risico voor zowel bestaande situaties als bij nieuwe ruimtelijke plannen (nieuwbouw) en bij aanleg van nieuwe leidingen. Verder wordt verantwoording van het groepsrisico verplicht gesteld.
2.1.11 Bodembeleid Het bodembeleid in Nederland is weergegeven in de Wet bodembescherming, de wet Milieubeheer en Waterwet. Het bodembeleid heeft als uitgangspunt zorgplicht en het stand-still principe. Het beleid kent drie peilers, preventie, beheer en sanering die zijn uitgewerkt in afzonderlijke besluiten, circulaires en beleidsregels.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
13
Preventie of bodembescherming is gericht op het voorkomen van bodemverontreiniging. Dit beleid is vormgegeven door het stellen van regels voor activiteiten en het opleggen van normen aan diensten en producten. Dit beleid is o.a. vastgelegd in de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit en de Nederlandse richtlijn bodembescherming. In de Woningwet komt preventie tot uiting via het verbod om te bouwen op een verontreinigde bodem. Het beheer van de bodem zelf heeft betrekking op de toepassing en het hergebruik van grond, bagger en bouwstoffen. Dit is o.a. vastgelegd in het Besluit Bodemkwaliteit en bevat regelgeving over kwaliteitsborging, bouwstoffen en de toepassing van grond en bagger. Sanering betreft het opheffen van onacceptabele risico's die het gevolg zijn van bodemverontreiniging. De Circulaire bodemsanering geeft aan hoe om te gaan met de saneringscriteria en –doelstellingen. Belangrijk is dat het saneringsbeleid een onderscheid maakt tussen historische verontreinigingen die zijn ontstaan voor 1987 en verontreinigingen ontstaan vanaf 1987.
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
2.2.1
Streekplan Noord-Holland Zuid, 17 februari 2003
In het streekplan Noord-Holland Zuid is Amstelveen gesitueerd binnen de regio Amstelen Meerlanden. Amstel- en Meerlanden is een gebied met een grote diversiteit. Amstelveen wordt met Aalsmeer, Uithoorn en Ouder-Amstel gekenmerkt door een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving, centrumgebied van de glastuinbouw en delen met een hoge landschappelijke kwaliteit. Het woonmilieu in deze gemeenten is aantrekkelijk. Groen (Amsterdamse Bos, Amstelscheg) en 'blauw' (Westeinderplassen) zijn onder handbereik. De hoogwaardige dienstverlening in Amstelveen en het internationale sierteeltcomplex maakt deze regio een aantrekkelijk gebied voor economische ontwikkelingen. De aanwezige glastuinbouwgebieden zijn voor een deel verouderd. Deze gebieden dienen te worden geherstructureerd, dan wel te worden ingevuld met andere functies (wonen, werken). Amstelveen kenmerkt zich door een veelzijdige productiestructuur, waarin internationaal management, financiële en zakelijke dienstverlening sterk vertegenwoordigd zijn. De belangrijkste ruimtelijke vraagstukken voor Amstel- en Meerlanden zijn:
verbeteren van de bereikbaarheid zowel per auto als per openbaar vervoer; ontwikkelen van bedrijvigheid; ontwikkeling en behoud van het hoogwaardige woon- en werkklimaat; opslagmogelijkheden voor water; realisatie van een blauwgroen casco door het gehele gebied; behoud en ontwikkeling van de groene en landschappelijke kwaliteiten rondom de Amstelscheg en Diemerscheg.
Onderstaand worden de uitgangspunten opgesomd die voor dit plangebied van belang zijn. In het streekplan is het onderhavige plangebied opgenomen als stedelijk gebied en het ligt binnen de rode contouren. Ruimte voor water Het water is ordenend voor de ruimtelijke ordening. De waterkwaliteit is voor natuur, recreatie en wonen van belang. In bestaand en nieuw stedelijk gebied wordt de ruimte voor water met name vergroot door de realisatie van het blauwgroene raamwerk (Amstelgroen). Een goede waterkwaliteit wordt onder andere mogelijk door meer waterberging in natuur en recreatiegebieden en in nieuw te ontwikkelen woongebieden te creëren. Het onderhavige plangebied is in het streekplan geen zoekgebied voor waterberging.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
14
Een bereikbare netwerkstad Centraal staat een betere benutting van de bestaande infrastructuur. De capaciteit van de infrastructuur in Amstel- en Meerlanden heeft invloed op de termijn waarop nieuwe stedelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. De ontwikkeling van kantoren- en bedrijventerreinen voor Schiphol en omgeving wordt gekoppeld aan de beschikbaarheid van voldoende weg- en openbaarvervoerscapaciteit. De uitgifte van nieuwe terreinen zal in de pas moeten lopen met de verbetering van de bereikbaarheid. Mobiliteitsgeleidende maatregelen zijn noodzakelijk om de bereikbaarheid te verbeteren. Het maken van ketenverplaatsingen wordt gestimuleerd door de overstap naar een ander soort vervoer te verbeteren. Maatregelen moeten het maken van ketenverplaatsingen aantrekkelijker maken. Gestreefd wordt naar de realisatie van de volgende weginfrastructuur:
uitvoering Masterplan N201+, inclusief de doortrekking van de N522 naar de omgelegde N201.
En naar de aanleg van nieuwe infrastructuur voor het openbaar vervoer:
diverse kwaliteitsslagen in het openbaar vervoer en zwaar spoor.
Op regionaal niveau worden de stadsgewestelijke openbaarvervoerssystemen aan elkaar gekoppeld in een regionaal systeem (Regionet). De provincie wenst:
de aanleg van de gehele Zuidtangent met als uitgangspunt vertramming op termijn; de doortrekking van de Amstelveenlijn (sneltram 51) naar Uithoorn met aansluiting op de Zuidtangent naar Aalsmeer.
In Amstel- en Meerlanden is een aantal knooppunten voorzien. Op internationaal niveau is dat Schiphol. De provincie ziet Amstelveen als regionaal knooppunt. Rondom de knooppunten vindt intensief ruimtegebruik plaats. Het fietspadennetwerk wordt verbeterd en voltooid, met ruimte voor voldoende stallingmogelijkheden bij stations en haltes voor het openbaar vervoer. Bij stations komen vrijliggende fietsroutes voor een goede afwikkeling van het fietsverkeer. Het streekplan biedt niet in alle gevallen voldoende gegevens om gemeentelijke ruimtelijke plannen aan te kunnen toetsen. Het streekplan is volgens de Wet op de Ruimtelijke Ordening een plan op hoofdlijnen. De beleidslijnen zijn bovendien door de dynamiek van het gebied en de beleidsontwikkelingen om ons heen, bewust globaal gehouden om op die manier flexibel te kunnen inspelen op toekomstige initiatieven. Als voor een goede doorwerking van het provinciale ruimtelijke beleid op een schaal van bestemmingsplannen meer gedetailleerde beleidsregels nodig zijn, zullen Gedeputeerde Staten het streekplan verder uitwerken of naderhand in de Provinciale Leidraad Ruimtelijk Beleid nadere beleidsregels opnemen. Herziening streekplan Noord-Holland Zuid, 19 november 2007 Het Streekplan Noord-Holland Zuid is in februari 2003 vastgesteld. Sindsdien hebben enkele in het streekplan aangekondigde herzieningen en uitwerkingen plaatsgevonden. In de Evaluatienota Streekplan Noord-Holland Zuid, door Gedeputeerde Staten op 12 december 2006 vastgesteld wordt uitvoerig stilgestaan bij de beleidsresultaten op het terrein van ruimtelijke ordening in de periode 2003 -2007. De algemene conclusie is dat er in deze periode veel tot stand is gekomen en dat op een aantal onderdelen een aanpassing van het streekplan nodig is. De voorbereiding en opstelling van zowel het Streekplan Noord-Holland Zuid als de Nota Ruimte liepen deels parallel. Hierdoor kon het streekplan inhoudelijk zoveel mogelijk op de Nota Ruimte afgestemd. Het streekplan is op de meeste punten Nota Ruimte-proof gemaakt. Bij het in mei 2005 verschijnen van de door de Tweede Kamer vastgestelde Nota Ruimte bleek het streekplan wat betreft enkele onderwerpen niet meer in lijn te liggen met het Rijksbeleid. Er is nog een beperkt aantal punten over waarop het streekplan moest worden aangepast. De herziening omvat 13 onderwerpen:
Begrenzing van (het Noord-Hollandse deel van) de nationale landschappen Stelling van Amsterdam, Groene Hart, Nieuwe Hollandse Waterlinie en Arkerheem-Eemland (gedeelte De Kampen, ten oosten van de A27); Begrenzing van de rijksbufferzones Amsterdam - Haarlem, Amsterdam - Purmerend, Hilversum - Utrecht en Amstelland – Vechtstreek;
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
15
Wijziging beschermings- en compensatieregime voor natuur en recreatie; De begrenzing van het Kustfundament in het kader van het Kustveiligheidsbeleid; Strandzonering en jaarrondpaviljoens Aantal minimale uitgangspunten voor het locatiebeleid en perifere detailhandel; De 20 Ke-contour van Schiphol; Aanpassing van de ligging van de rode contouren en wijziging status rode contour; Golfbaan Amstelveen; Traject 380 kV leiding Randstad; Ruimte voor piekberging water van 1 miljoen m3 in de zuidwestpunt van Haarlemmermeer; Wijziging bedrijfsfunctie 't Plaveen; Bundeling van planologische belemmeringen: voorbeeld AmstelveenBovenkerkerpolder-Legmeerpolders.
Van deze 13 punten is de Golfbaan Amstelveen niet meegenomen in de streekplanherziening.
2.2.2
Provinciale verordening
Provinciale Staten hebben op 15 december 2008 de Provinciale ruimtelijke verordening 2009 vastgesteld. Deze verordening schrijft voor waaraan de inhoud van (gemeentelijke) bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen moeten voldoen. De regels komen voort uit de bestaande streekplannen Noord-Holland Zuid en Noord. Het provinciale belang moet de inzet van de verordening rechtvaardigen. Het is uitgangspunt van de wet dat bevoegdheden ter doorwerking van het ruimtelijke beleid zoveel mogelijk proactief worden ingezet. De nu geldende Provinciale ruimtelijke verordening 2009 is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: 1. De provinciale categorie 1-onderwerpen genoemd in het Overgangsdocument van 3 juni 2008. 2. Uitsluitend nu geldend streekplanbeleid, geen nieuw beleid (beleidsneutrale doorwerking). Nieuw beleid (herzieningen, aanvullingen) als uitvloeisel van nieuwe ruimtelijke keuzes zoals deze onder de vlag van de structuurvisie gemaakt zullen gaan worden, zullen zo nodig worden vervat in een nieuwe ruimtelijke verordening.
2.2.3
Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2010
Het provinciaal waterplan bevat de volgende strategische waterdoelen: Het waarborgen met waterschappen en Rijkswaterstaat van voldoende bescherming van mens, natuur en bedrijvigheid tegen overstromingrisico's via het principe: preventie (het op orde houden van de waterkeringen met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit), gevolgschade beperken (bijvoorbeeld waterbestendig bouwen daar waar nodig) en rampenbeheersing (bijvoorbeeld goede vluchtroutes en informatievoorziening). Het samen met waterschappen, gemeenten en Rijkswaterstaat zorg dragen dat water in balans en verantwoord benut en beleefd wordt door mens, natuur en bedrijvigheid. Het watersysteem en de beleving van het water worden versterkt door deze te combineren met natuurontwikkeling, recreatie en/of cultuurhistorie. Het samen met gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat en drinkwaterbedrijven zorgen voor schoon en voldoende water. Kosteneffectiviteit en klimaatbestendigheid van het grond- en oppervlaktewatersysteem speelt hierin de hoofdrol. Het samen met gemeenten, waterschappen en belanghebbenden zorgen voor maatwerk in het Noord-Hollandse grond- en oppervlaktewatersysteem. Daarbij wordt integrale gebiedsontwikkeling gehanteerd.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
16
2.2.4
Regionaal bodembeheersplan en bodemkwaliteitskaarten
Het regionaal bodembeheersplan stelt regels aan het hergebruik van grond als bodem. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit niet verslechterd. De bodemkwaliteitskaarten geven gebieden aan met vergelijkbare bodemkwaliteit waarbinnen hergebruik van grond is vereenvoudigd. Per 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (Bbk)van kracht waarin het mogelijk is de bodemkwaliteitseisen af te stemmen op het bodemgebruik. Op dit moment is in de regio echter nog het Overgangsrecht van toepassing waardoor er nog niets is gewijzigd. Dit overgangsrecht geldt tot uiterlijk 1 juli 2013 maar wordt naar verwachting al voor 2010 vervangen.
2.2.5
Milieuprogramma 2004
Het milieuprogramma 2004 is een uitvoeringsprogramma van het PMP. Aan de volgende beleidsvraagstukken wordt in het milieuprogramma de hoogste prioriteit gegeven:
Bodemsanering
Gestart is met het Meerjarenprogramma Bodemsanering 2004-2009, o.a. met saneringen in het landelijk gebied, Anna's Hoeve en Masterplan het Gooi. Voortgezet wordt het programma voor sanering en herinrichting van oude gasfabriekterreinen in Alkmaar, Bussum, Haarlem, Heemstede, Hilversum, Purmerend en Zaanstad. Na sanering zullen deze terreinen een woon- en/of werkbestemming krijgen. Dit is bijzonder omdat vrijkomende grote locaties in stedelijk gebied schaars zijn.
Regie handhaving;
Onder regie van de provincie is een gezamenlijk traject verbetering (milieu)handhaving van o.a. gemeenten, waterschappen, politie en rijksinspecties ingeslagen. Daarop aansluitend starten volgend jaar de voorbereidingen voor een beperkt aantal regionale milieudiensten in Noord-Holland.
Duurzame energie;
2 megaton CO2-reductie, te vergelijken met een rij vrachtwagens van Amsterdam naar Parijs. En realisatie van 2,5% energie uit duurzame bronnen waarvan minimaal 200 MW uit windenergie in 2007. Dit betekent schone stroom voor 140.000 huishoudens, een stad van circa 300.000 inwoners.
2.2.6
Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan, 2007
Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan maakt de keuzes van de provincie duidelijk op het gebied van verkeer en vervoer. Er staat in welke maatregelen zij in de periode 20072013 wil uitvoeren en wat zij van andere partijen verwacht. Daarnaast geeft het stuk aan hoe de provincie wil omgaan met de effecten van verkeer en vervoer op veiligheid, milieu, economie, ruimtelijke kwaliteit, natuur en landschap en water. De provincie is volgens de Planwet verkeer en vervoer verplicht een verkeers- en vervoersplan te maken. De essentiële onderdelen uit het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan, de Nota Mobiliteit uit 2006, moeten daarin zijn verwerkt. Bovendien vereist de Planwet dat gemeenten de essentiële onderdelen die de provincie in haar Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan formuleert, in hun beleid en maatregelen overnemen. De provincie kan, indien zij dat wenst, uitvoering van de essentiële onderdelen van gemeenten afdwingen.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
17
Het doel van het beleid is eenvoudig samen te vatten met het motto 'vlot en veilig door Noord- Holland'. Lopende plannen voor verbetering van de infrastructuur worden verder ontwikkeld en waar mogelijk verwezenlijkt. Omdat alleen met de uitbreiding van weginfrastructuur de groei van het autogebruik niet is bij te houden, worden ook andere beleidsonderdelen geïntensiveerd. De bedoeling is dat het totaal van netwerken - auto, openbaar vervoer, fiets - efficiënter wordt gebruikt en alternatieven voor het autogebruik worden gestimuleerd, zodat er meer keuzemogelijkheden ontstaan. Er zijn een aantal speerpunten geformuleerd waarop extra inspanningen zullen worden geleverd:
Ketenmobiliteit en mobiliteitsmanagement;
Bij ketenmobiliteit gaat het om het combineren van de diverse netwerken (fiets, OV, auto) in een reis. De combinatie moet zo soepel mogelijk zijn en goed op elkaar aansluiten. De provincie ontwikkelt initiatieven op dit terrein zoals bijvoorbeeld de betere afstemming tussen trein- en busvervoer en meer en beter bereikbare P&R(park & ride)plaatsen, waar reizigers hun auto kunnen parkeren en op het OV kunnen overstappen.
Impuls fiets;
De fiets is het schoonste, gezondste, duurzaamste en in de stad snelste vervoermiddel. Daarom wil de provincie bekijken op welke wijze fietsers materieel en immaterieel meer beloond kunnen worden. De provincie wil ook de fietsverbindingen verbeteren en een fietsplanner ontwikkelen. De fiets is de optimale schakel naar een OV-knooppunt. De provincie wil de stallingmogelijkheden bij deze knooppunten verbeteren en de OV-fiets voor het natransport stimuleren. Bovendien moeten fietsroutes opgenomen worden in routeplanners. Hoogwaardig openbaar vervoer; De provincie wil zwaar inzetten op hoogwaardig openbaar vervoer (snel, frequent en comfortabel), omdat de overtuiging bestaat dat hiermee veel te winnen valt. De provincie werkt aan een samenhangend vervoerssysteem van hoge kwaliteit voor het noordelijk deel van de Randstad. De provincie streeft bij de ontwikkeling van haar infrastructuurbeleid een zorgvuldige inpassing na en investeert in milieu, ecologie en ruimtelijke kwaliteit bij aanleg van infrastructuur. Naast de wettelijke verplichte instrumenten zoals MER, worden zogenaamde beeldkwaliteitsplannen opgesteld ter behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in een dynamische omgeving.
2.2.7
Regionaal Verkeers- en Vervoersplan Stadsregio Amsterdam
Eind 2004 is het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP) voor de regio vastgesteld. Het RVVP is het beleidskader voor het verkeer- en vervoerbeleid in de regio en geeft de visie van de regio op mobiliteitsvraagstukken. Het is richtinggevend voor de uitvoering van het openbaar vervoer (exploitatie, RegioNet), voor de aanleg en verbetering van infrastructuur en voor verhoging van de verkeersveiligheid (Duurzaam Veilig). Onderdeel van het RVVP is een uitvoeringsprogramma waarin de verantwoordelijkheden ten aanzien van beleid en uitvoering van projecten zijn vastgelegd. Het RVVP is door het Stadsregio Amsterdam gemaakt in samenspraak met gemeenten, andere overheden en een aantal betrokken belangenorganisaties. Het nieuwe RVVP is door alle 16 ROAgemeenten goedgekeurd. Het Stadsregio Amsterdam heeft verschillende corridorstudies verricht waarvan hier van belang de Openbaar vervoerscorridor Amstelveen-Uithoorn (COVAU). Deze verkennende studie richt zich op de toekomstige kwaliteit van het openbaar vervoer tussen Amstelveen en Uithoorn. Hieruit is gebleken dat een tweetal opties voor een HOV buslijn mogelijk zijn: via de Bovenkerk/Zijdelweg of via het spoortracé. De provincie heeft de volgende fase van de COVAU studie waaruit blijkt welke van de 2 varianten gekozen wordt. Een eventuele toekomstige doortrekking van de Amstelveenlijn naar Schiphol Oost en Schiphol Plaza via de verlengde Beneluxbaan is een toekomstige optie die open moet blijven staan. Tevens is vanuit het RVVP het
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
18
busstation Amstelveen, als belangrijk onderdeel van het Stadshart, een aandachtspunt. Het busstation is benoemd als regionaal OV knooppunt van een aantal hoog frequente RegionNet lijnen waarvoor op de aanvoerroutes voorzieningen ten behoeve van een betrouwbare en snelle doorstroming gewenst zijn.
2.2.8 Waterbeheerplan AGV, Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, 2006-2009 Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) draagt zorg voor waterkwaliteit, waterkwantiteit en waterveiligheid in het eigen beheergebied. De essentie van het Waterbeheerplan is dat AGV de planperiode gaat gebruiken om door te gaan met het realiseren van 'droge voeten en schoon water op peil' en ook om een omschakeling te gaan maken naar een nieuwe manier van werken: Dat wil zeggen:
het implementeren van de Europese Kaderrichtlijn Water, die in 2000 van kracht is geworden en sterke invloed heeft op alles wat met waterkwaliteit te maken heeft; het op de rol zetten van acties die nodig zijn om verwachte klimaatveranderingen en daarmee gepaard gaande wateroverlastproblemen het hoofd te kunnen bieden (gericht op het nakomen van de afspraken uit het nationaal Bestuursakkoord Water in 2015); een nieuwe benadering van de afvalwaterketen, waarbij het uitgangspunt is: die maatregelen treffen in de afvalwaterketen, die het meest kosteneffectief zijn voor het realiseren van de watersysteemdoelen.
Het Waterbeheerplan heeft tot doel: 1. het formuleren van doelstellingen voor het watersysteem en de zuiveringstaken binnen de afvalwaterketen voor 2009, met een doorkijk naar 2015; 2. het vaststellen van een samenhangende, duurzame en integrale strategie om meestal gezamenlijk met andere partijen - de doelen te realiseren; 3. het vaststellen van de daarvoor benodigde middelen; 4. het communiceren met partners in het waterbeheer over het beleid en de maatregelen die nodig zijn om de doelen te realiseren, door het waterschap zelf en/of door anderen. Ontwerp Waterbeheerplan 2010-2015 Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht heeft drie hoofdtaken: zorg voor veilige dijken, zorg voor voldoende water en de zorg voor schoon water. Daarnaast zorgt het hoogheemraadschap in het beheergebied voor: vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. In het (ontwerp) waterbeheerplan is het beleid voor al deze taken voor de komende 6 jaar opgenomen. Dit beleid vormt tevens het uitgangspunt voor de watergebiedplannen en voor de stedelijke waterplannen die gemeenten in afstemming met het hoogheemraadschap maken. Waterbeheer/ Keur 2009 De Keur is de waterschapsverordening van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). In de Keur staan regels over hoe er met het water en alles er omheen omgegaan moet worden. Bijvoorbeeld over leidingen in of onder dijken, het bouwen van steigers en het schonen van sloten. De Keur geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen (dijken) niet zijn toegestaan. Daarnaast geeft de Keur met geboden aan welke onderhoudsverplichtingen eigenaren en gebruikers van wateren en waterkeringen hebben. Met de Keur wil AGV de waterkwaliteit verbeteren, de doorstroming in sloten veilig stellen en de dijken sterk houden.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
19
2.3
Gemeentelijk beleid
2.3.1
Toekomstvisie Amstelveen 2020+
De Toekomstvisie Amstelveen 2020+ (december 2001) moet als richtsnoer dienen voor het gemeentelijk handelen in de eigen stad en voor de standpuntbepaling van de gemeente in bestuurlijke besluitvormingsprocessen op regionale en landelijke schaal. In de Toekomstvisie worden twee hoofdthema´s behandeld: 1. Samenleving Onder dit hoofdthema vallen verschillende facetten: bevolking, huisvesting, voorzieningen, economie, recreatie, cultuur en verkeer. 2. Ruimte De ruimte in en rondom Amstelveen is de plek waar de samenleving functioneert. Vandaar dat aan de ruimtelijke inrichting hoge eisen worden gesteld. Voor de thema´s samenleving en ruimte zijn kernopgaven opgesteld. Robuuste groendooradering van de stad Door de stad wordt het groen-blauwe raamwerk verstekt en uitgebreid. Een robuuste groendooradering die op meerdere plaatsen oost-west door de stad loopt is daarvan het belangrijkste onderdeel. Deze robuuste groendooradering dient een meerledig doel. In de stad komen, dicht bij de bewoners, extra groene voorzieningen ter verbetering van de leefbaarheid. In het Stadshart is dit bereikt door het aanleggen van een stadspark. Vanuit de stad worden de grote groengebieden buiten Amstelveen beter en aangenamer bereikbaar, namelijk via die robuuste groendooradering. Voor met name fietsers zal de toegankelijkheid van het buitengebied daardoor sterk verbeteren. Ook komen er op verschillende plaatsen verbindingen tot stand tussen het Amsterdamse Bos en de Amstelscheg. De robuuste groenverbindingen komen met name voort uit de wens groene en ecologische kwaliteiten aan het stedelijk gebied toe te voegen. Tevens zijn de wensen om de oost-west relaties te verbeteren en de regionale recreatieve functie van het aanwezige landschap te versterken een impuls. Versterken stedelijke groen en waterstructuur Ook de 'blauwe' component van het groen-blauwe raamwerk in de stad, de waterstructuur, wordt versterkt. Dit houdt in dat binnen de bestaande wijken en stadsdelen wordt gezocht naar mogelijkheden om meer water te bergen. Dit kan zowel in bestaande watergangen (breder maken) als in nieuwe. Bij het verbeteren van de waterstructuur hoort ook het zoeken naar opvangmogelijkheden voor stedelijk water in de stadsrand. Uiteraard kan dergelijk 'nieuw water' ook een functie vervullen voor natuur en recreatie. Ook het verbeteren van de continuïteit van de waterlopen is van belang voor de verbetering van de waterstructuur als geheel. Het te behouden groene imago van Amstelveen en de ambitie te komen tot een duurzaam waterbeheer in zowel stad als ommeland liggen ten grondslag aan deze ontwikkelingen. Verbetering openbaar vervoer Het openbaar vervoer wordt uitgebreid en verbeterd. Ingezet wordt op de 'vertramming' van de Zuidtangent en het bundelen van de (eventuele) doortrekking van de noordzuidlijn door Amstelveen met de A9. Op termijn worden nieuwe woongebieden in het zuiden van de gemeente ook aangesloten op het bestaande openbaar vervoernetwerk. Voor de verbetering van het openbaar vervoer wordt tevens gelet op de veiligheid en aantrekkelijkheid van oost-west fietsverbindingen, met name in het kader van voor- en natransport. De verbetering van het openbaar vervoer en de daarmee beoogde verhoging van het gebruik ervan helpen de duurzame mobiliteit in Amstelveen te bevorderen.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
20
2.3.2
Ruimte voor groen; Groenstructuurplan voor Amstelveen 2008-2018
Amstelveen is naast een stad met een rijke groentraditie een stad in beweging. Ruimtelijke ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Ondanks de stevige verankering van het groen in de structuur van de stad hebben ruimtelijke ontwikkelingen consequenties voor groen. Juist door het bijzonder groene karakter raken veranderingen in de stad al snel de stedelijke groenstructuur. Om op een verantwoorde wijze keuzes te kunnen maken is het groenstructuurplan van Amstelveen geactualiseerd. Het voorliggende groenstructuurplan is daardoor geen volledig nieuw plan. Met deze geactualiseerde versie van het groenstructuurplan wordt op overzichtelijke wijze het ruimtelijke groenkader weergegeven. Het plan vormt en een herbevestiging van bestaand groenbeleid. De hoofdlijnen uit het Amstelveense groenstructuurplan en landschapsplan (1993) zijn dan ook in dit plan terug te vinden. Het groenstructuurplan heeft de volgende doelstellingen:
Het vastleggen/bepalen van de ambitie ten aanzien van de ontwikkeling van de groenstructuur; Het behouden en waar mogelijk versterken van het groen in Amstelveen zowel in de bebouwde kom als in het buitengebied in omvang en/of in kwaliteit door het vaststellen van structuur en beeldbepalende delen van het Amstelveense groen; Het benoemen van de bijzondere karakteristiek alsmede de functionele betekenis van de groenstructuur; Het bieden van een heldere groenvisie op hoofdlijnen op basis waarvan bij ruimtelijke ingrepen goed afgewogen keuzes kunnen worden gemaakt; Het aanreiken van concrete actiepunten die bijdragen aan het behouden en verder ontwikkelen van de groenstructuur in al haar facetten.
Het groenstructuurplan kan worden gebruikt als informatiebron over status, waarde en functie van het groen binnen Amstelveen. Het Groenstructuurplan wordt daarnaast gebruikt als kader bij:
Renovaties en reconstructies van de openbare ruimte Functiewijziging van het openbaar groen, bijvoorbeeld de wijziging van groen naar water. Beheer van groen Uitgifte van openbaar groen
Binnen de groenstructuur is onderscheid gemaakt in drie statusniveaus. Bovenwijks groen en wijkgroen vormen de hoofdgroenstructuur. Overig groen is gelegen buiten de hoofd groenstructuur. Tevens wordt onderscheid gemaakt in stedelijk gebied en buitengebied. Hoofdstructuur stedelijk gebied Het bovenwijks groen van de hoofdgroenstructuur bestaat vooral uit laanbeplanting langs bijvoorbeeld de Keizer Karelweg, Van der Hooplaan, Beneluxbaan en Handweg. Ook de groene stadsrandzones, zoals aan de oostkant op de grens met het voormalige A3 tracé en groenzones op de overgang van het bovenland naar de polders maken deel uit van het bovenwijks groen. De stadsparken zoals het Broersepark, de Braak en het Thijsepark zijn dankzij hun betekenis voor Amstelveen en de ligging in de hoofdgroenstructuur onderdeel van de categorie bovenwijks groen. Belangrijke elementen van het wijkgroen zijn de parkstroken zoals bijvoorbeeld de centrale strook Bankras en het groen langs wijkontsluitingswegen zoals bijvoorbeeld de Startbaan en de Bankrasweg. De wijkparken worden gerekend tot het wijkgroen. Hoofdstructuur buitengebied Belangrijke structuurbepalende landschapselementen in het buitengebied zijn het Amsterdamse Bos in het westen en het bovenland in het oosten. Het Amsterdamse Bos heeft ondanks de relatief jonge ontstaansgeschiedenis landschappelijke en ecologische waarde. De recreatieve betekenis is uitzonderlijk hoog. Het Bovenland kent een hoge
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
21
cultuurhistorische en landschappelijke waarde. Deze waarde wordt in belangrijke mate bepaald door het aangrenzende circa 3,5 meter lager gelegen open landschap van de oudere droogmakerijen. Het open deel van de Bovenkerkerpolder is van grote invloed op de structuur van het buitengebied ten zuiden van de Nesserlaan. Lanen, dijken en kades worden door hun structuurbepalend karakter en de cultuurhistorische waarde gerekend tot structuurbepalend landschapselement. De onderdelen van de hoofdgroenstructuur die gerekend worden tot open landschap zijn de Bovenkerkerpolder en een deel van de Legmeerpolders. De Middelpolder heeft door de herinrichting en het beheer een andere structuur gekregen en wordt daarom aangeduid als half open landschap. Visie en Ambitie 2006-2016 De hoofdgroenstructuur geeft Amstelveen zijn karakteristiek groene parkachtige uitstraling en zorgt voor een bijzonder aantrekkelijke leefomgeving. Dat geldt niet alleen voor het stedelijk gebied maar ook voor het buitengebied. Ligt het accent van de kwaliteit van de hoofdgroenstructuur binnen de stad op fraaie lanen en rijk beplante parkstroken, in het buitengebied bepaalt de landschappelijke opbouw in belangrijke mate de kwaliteit. De landschappelijke elementen zoals dijken, waterlopen en de Bovenlanden vormen belangrijke dragers voor de verdere ontwikkeling van het buitengebied. Het is de ambitie van Amstelveen om de hoofdgroenstructuur duurzaam in stand te houden en verder te ontwikkelen.
2.3.3
Nota Fiets 2006-2015, maart 2006
De doelstellingen van het Amstelveense fietsbeleid in de periode 2006-2015 zijn:
Verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Op een directe manier, omdat veilige en comfortabele fietsvoorzieningen voor veel inwoners een meerwaarde heeft. Indirect, doordat de fiets korte autoverplaatsingen vervangt die relatief veel (geluid) hinder veroorzaken; Vergroting van de sociale- en verkeersveiligheid: zowel objectief (vermindering van het aantal slachtoffers van verkeersongevallen) als subjectief (vermindering van gevoelens van onveiligheid); Verbetering van de volksgezondheid. Direct: fietsgebruik zorgt voor lichaamsbeweging als onderdeel van de dagelijkse activiteiten. En indirect: de luchtkwaliteit verbetert als mensen voor korte verplaatsingen de fiets nemen in plaats van de auto; Vergroten van de bereikbaarheid van bedrijven en voorzieningen. Op een directe manier, door verbetering van de fietsvoorzieningen voor klanten en werknemers die nu al op de fiets komen. En indirect: door te stimuleren dat klanten en werknemers die met de auto komen overstappen naar fiets of naar de combinatie fiets en openbaar vervoer. Hierdoor verbetert de bereikbaarheid voor het overige autoverkeer; Vergroten ontplooiingsmogelijkheden. Veel inwoners van Amstelveen hebben op veel momenten niet de beschikking over een auto. Door goede en veilige fietsvoorzieningen kunnen zij veelal toch zelfstandig activiteiten ontplooien. Ook mensen met een handicap zijn veelal aangewezen op de fietsinfrastructuur. Indirect: voor de zelfredzaamheid en ontwikkeling van kinderen is het van belang dat zij zich op jonge leeftijd zelfstandig kunnen verplaatsten; Terugdringen van het aantal fietsdiefstallen. Fietsdiefstal is een grote ergernis van veel fietsers. Voor veel mensen is de angst voor fietsdiefstal een reden om minder vaak de fiets te nemen. Daarnaast zijn fietsers in gebieden met een hoog diefstalrisico minder bereid om te investeren in de veiligheid en het comfort van de fiets.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
22
2.3.4
Energie beleidsplan 2009-2012
Het energiebeleidsplan is op 27 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld en geeft het energiebeleid van Amstelveen nieuwe impulsen. De Amstelveense energievisie bestaat uit de volgende uitgangspunten:
het aangaan van nieuwe participaties: zoals het benaderen van nieuwe partners om een samenwerking aan te gaan, al dan niet in convenantvorm. Zoals met: 1. maatschappelijke groeperingen die burgerinitiatieven ondersteunen; 2. wooncorporaties, (internationale) bedrijven en waterbeheersorganisaties; 3. de nationale Stichting Urgenda, de Stichting Innovatienetwerk; 4. de Hoogheemraadschappen AGV & Rijnland en Waternet; het hanteren van het optimale schaalniveau: bij ieder onderwerp wordt samenwerking opgezet op het daarvoor meest geschikte schaalniveau: lokaal, partner-gemeente, AM-regio, metropolitaan of provinciaal. Samenwerking in regioverband ligt voor de hand bij onderwerpen zoals het benutten van regionale warmwater- of CO2-leidingen. het maximaal leren van al uitgevonden concepten: bijvoorbeeld bij de bouw van zeer energiezuinige scholen; het stimuleren van innovatie: door drempels weg te nemen voor energiezuinige producten en aansprekende voorbeeldprojecten te realiseren. De gemeente treedt op als “early adapter”. Ter stimulering van innovatie en hierop gerichte educatie kan bijvoorbeeld samenwerking worden gezocht met scholen (schoolbesturen), het ROC en de universiteiten (VU en UvA); het optimaal benutten van energie uit de omgeving: een duurzame energie infrastructuur wordt ontwikkeld, waardoor alle in de regio aanwezige natuurlijke hulpbronnen (bijv. aardwarmte of restwarmte van de industrie) zo efficiënt mogelijk kunnen worden benut. Hiertoe wordt samenwerking gezocht met energiebedrijven, ICT-bedrijven en de tuinbouwsector (o.a. van toepassing bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen en koppeling woningbouw, glastuinbouw); De Gemeente Amstelveen draagt eraan bij dat per 2012 5% van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt, duurzaam is opgewekt en wordt geleverd via grootschalige en/of collectieve opties (zonne-energie, warmte/koude-opslag, aardwarmte, mestvergisting, etc.) en speelt zoveel mogelijk in op nieuwe technologische ontwikkelingen bij het opwekken van duurzame energie en faciliteert en stimuleert bedrijven om duurzame energie te benutten en/of op te wekken, zo mogelijk in samenwerking met andere bedrijven het toepassen van het “cradle to cradle” principe: afvalstoffen volgens dit principe worden niet alleen gerecycled, maar zelfs bij voorkeur bewerkt zodat nieuwe meer hoogwaardige grondstoffen ontstaan. Dit vereist herontwerp van de gehele productie- en verwerkingsketen. Dit kan worden toegepast bij huizenbouw, aanleg en onderhoud van infrastructuur, de inkoop van goederen en afvalverwerking. Wat dit laatste betreft is de eerste stap die wordt gemaakt het benutten van groenafval voor vergisting, waar aardgas en zuivere CO2 voor de glastuinbouw bij vrijkomt. het stimuleren van integraal werken: het energiebeleid wordt doorvertaald in andere sectoren: economie en landbouw, verkeer en vervoer en sociaal beleid. Door beleidsdoelen te koppelen wordt een beter resultaat bereikt. Bij het ontwerpen en realiseren van gebouwen en woonwijken wordt voortaan de methode van integraal ontwerpen toegepast. door integraal te ontwerpen zijn belangrijke kostenbesparingen te bereiken. Zo kunnen bedrijfsgebouwen binnen een kasconstructie worden neergezet waardoor minder warmte-isolatie nodig is en tevens een gezond binnenklimaat te creëren is met aanplant die luchtzuiverend werkt en door goede vochtregulatie. Op die manier kan een hoogwaardige werkomgeving gerealiseerd. 1. Door woonwijken aan een tuinbouwregio te koppelen, kunnen energiestromen over korte afstanden naar de huizen worden getransporteerd en gezuiverd water aan de kas worden teruggeleverd. 2. Bij de bouw van huizen zijn funderingspalen toe te passen waarin een warmtewisselaar is geïntegreerd. 3. Door in gebouwontwerp uit te gaan van energiezuinige verlichting wordt op de energienota bespaard. 4. Door Warmte-Koude opslag in de ondergrond toe te passen wordt een verlaging van kosten voor verwarming én koeling bereikt.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
23
Evaluatie Nota Duurzaam Bouwen: vindt eind 2009 plaats. Vooruitlopend hierop wordt de GPR-ambitie thema energie verhoogt van een 7,5 naar een 10. De gemeente streeft overeenkomsten na op vrijwillige basis, waarbij de GPR wens wordt doorvertaald in de bouwaanvraag. Onderzoek naar duurzame energieopwekking: de Gemeente Amstelveen onderzoekt de mogelijkheid tot grootschalige toepassing van zonopwekking en/of realisatie van bio-energieopwekking, alsmede betere benutting van afvalstromen.
Amstelveen heeft de ambitie met regiogemeenten in 2040 een energieneutrale regio gerealiseerd te hebben, door integraal en maximaal in te zetten op alle gerelateerde onderwerpen die binnen haar invloedssfeer liggen. Hiertoe zet zij gedurende de periode 2009-2012 en verder, waar mogelijk, maximaal in op het terugdringen van het energiegebruik en de CO2-uitstoot. Tegelijk stimuleert de gemeente het opwekken en benutten van duurzame energie, wil ze een voorbeeldfunctie vervullen en een nauwe samenwerking met regiogemeenten, inwoners, bedrijven en andere organisaties aangaan op het bereiken van de doelen.
2.3.5
Stedelijk Waterplan 2008-2015
Het Stedelijk Waterplan voorziet in de behoefte van beide partijen aan meer inzicht in het functioneren van het watersysteem, een eenduidige en realistische visie op water en in het aandragen van maatregelen die bijdragen aan het oplossen van knelpunten in het watersysteem en het realiseren van ambities. Het stedelijk waterplan is een uitvoeringsplan. In het plangebied bestaat de mogelijkheid om ambities ten behoeve van natuurvriendelijk oevers te realiseren.
2.3.6
Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2014
Het rioleringsplan geeft aan hoe de gemeente tot 2014 omgaat met het onderhoud en vernieuwen van het rioolstelsel. Het plan gaat ook in op zorgplichten voor hemelwater en grondwater en is hiermee breder van opzet dan voorheen. In Amstelveen is ongeveer 350 kilometer riool aanwezig met een waarde van circa 300 miljoen euro. De gemeente moet het riool na circa vijftig jaar vervangen. De vervanging vindt zoveel mogelijk plaats in combinatie met reeds geplande herstratingswerkzaamheden waardoor de gemeente haar middelen zo efficiënt mogelijk kan inzetten. De gemeente kiest ervoor om het regenwater zoveel mogelijk direct te laten vloeien richting het oppervlakte water. Waardoor alleen het vuile water nog door het hoofdriool loopt. Dit is belangrijk voor het terugdringen van overlast door water op straat (overbelasting van de riolering) en het beperken van de waterhoeveelheid richting de waterzuivering. Daarnaast brengt de gemeente extra bergingsriolen aan. De riolering is hierdoor robuuster en beter voorbereid op mogelijke klimaatveranderingen waarbij in korte periodes zware buien vallen.
2.3.7
Nota heroriëntatie gemeentelijk sportbeleid 2004-2009
De maatschappelijke betekenis van sport is heden ten dage onomstreden. Sport is een belangrijk bindmiddel voor de sociale infrastructuur van een gemeente en voor de samenleving in het geheel. Sport brengt mensen samen en leert hen sportief met elkaar om te gaan. Sport kan de integratie tussen verschillende groepen mensen bevorderen en is daarom een waardevol middel om de sociale cohesie in de wijken te versterken. Aan jongeren biedt de sport een goede fysieke en mentale basis voor de toekomst. Voor ouderen betekent sporten: gezond zijn en gezond blijven. Voor onderwijs betekent sport het aanleren van normen en vaardigheden. Sport beoefenen en kijken naar sport betekent plezier. Voor de gezondheidszorg betekenen sport en bewegen lagere gezondheidskosten en het bedrijfsleven tenslotte is gebaat bij actievere werknemers. Allemaal redenen voor de gemeente om zich actief bezig te blijven houden met sport en sportbeleid.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
24
Als uitgangspunten van het sportvoorzieningenbeleid 1999 – 2004 zijn destijds gekozen:
De gemeente draagt zorg voor het aanbieden van kwantitatief en kwalitatief goede sportvoorzieningen voor zowel georganiseerde als ongebonden sportbeoefening. Uit oogpunt van milieu en sociale veiligheid wordt groot belang gehecht aan een goede spreiding in de gemeente, gekoppeld aan goede bereikbaarheid. De gemeente streeft een doelmatig gebruik van accommodaties na.
Kortom, gekozen werd voor kwaliteit, kwantiteit, spreiding en doelmatigheid. Het college heeft het sportbeleid voor de komende periode tot een van de speerpunten van het collegeprogramma gemaakt. Als algemene uitgangspunten van de visie op het sportbeleid worden de volgende hoofdlijnen voorgesteld.
Sport en bewegen is van (groeiende) betekenis voor de Amstelveense samenleving als zinvolle vrije tijdsbesteding en bijdrage aan de sociale cohesie en participatie. (Toekomstvisie Amstelveen 2020+). Sport is niet alleen een doel op zichzelf, maar sport is ook verweven met andere beleidsterreinen als onderwijs-, ouderen- en jongerenbeleid. De sport kan hierbij gezien worden als bindmiddel en instrument. Ambitie van de gemeente: “Amstelveen, ook sportstad!”
Als hoofddoelstelling van het gemeentelijk sportbeleid wordt voorgesteld:
Het stimuleren van en voorwaarden scheppen voor sportdeelneming door de Amstelveense bevolking. De gemeente wil het mogelijk maken dat zo veel mogelijk inwoners van Amstelveen aan sport kunnen doen, omdat sport goed is voor de gezondheid en het welbevinden van mensen en bijdraagt aan een verbetering van de leefbaarheid en sociale cohesie.
2.3.8
Parkeernota 2005-2010
Het parkeerbeleid heeft raakvlakken met diverse andere beleidsterreinen binnen de gemeente, zoals op het gebied van economie, verkeer en vervoer, inrichting openbare ruimte, groen, stedenbouw, zorg en onderwijs. Enkele specifieke beleidsonderdelen zijn direct met het product parkeren in verband te brengen en verdienen nadere toelichting. Die onderdelen zijn: Ondergronds bouwen/parkeren Vanuit het oogpunt van grondwaterbeheer zijn er in principe geen bezwaren tegen het realiseren van ondergrondse parkeervoorzieningen. Zolang het verhard oppervlak niet extra toeneemt, is compensatie met wateroppervlak niet noodzakelijk. Door een ondergrondse voorziening kan de bestaande grondwaterstromingen wel van richting veranderen. Of hierdoor wateroverlast op gaat treden, is afhankelijk van de plaatselijke situatie. Bebouwde ruimte Wanneer er meer parkeerruimte op maaiveld wordt aangelegd, betekent dit een vergroting van het verhard oppervlak. Van dit verhard oppervlak dient 10% elders in het plan of de omgeving (in ieder geval in hetzelfde watersysteem) te worden gecompenseerd in de vorm van oppervlaktewater. Een uitbreiding van de parkeerruimte heeft dus ook een ruimtelijke consequentie elders in de omgeving.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
25
Openbaar vervoer Het gebruik van het openbaar vervoer wordt zoveel mogelijk gestimuleerd. Dit wordt enerzijds gedaan door het verder verbeteren van het openbaar vervoernetwerk en anderzijds via het vergroten van het gebruik van het openbaar vervoer, onder meer via promotie en voorlichting. Voor parkeren is het daarbij van belang dat er sprake kan zijn van een overstap van auto naar openbaar vervoer (en vice versa). Daarvoor dient er wel parkeergelegenheid bij de belangrijke vervoershaltes te zijn. Fiets In deze parkeernota wordt geen specifieke aandacht besteed aan het fietsparkeren. In de nota Fiets, welke is vastgesteld in 2006, is fietsparkeren als een belangrijk onderdeel opgenomen. Verkeersafwikkeling Parkeergelegenheden moeten bereikt kunnen worden met de auto. Elke verandering in het aanbod van parkeervoorzieningen kan ook een verandering in het verkeersaanbod op de toevoerroutes ten gevolg hebben. Bij iedere verandering dient daarom te worden onderzocht welke invloed dit op de verkeersafwikkeling heeft. Dat kan betekenen dat er zonodig ook maatregelen op deze routes getroffen dienen te worden, of – wanneer dat niet mogelijk blijkt te zijn – dat geconcludeerd moet worden dat de verkeersafwikkeling dermate in het gedrang komt dat de beoogde (parkeer)ontwikkeling niet wenselijk is.
2.3.9
Evenementennota, Uitvoeringskader 2009-2013
Het doel van de evenementennota is om de visie op evenementen van de gemeente weer te geven en tevens een beleidskader voor de regulering van evenementen in de gemeente Amstelveen te bieden. Deze doelstelling kan nader uitgewerkt worden in vijf subdoelstellingen, als volgt: 1. Het stimuleren van economische activiteit; 2. Beschermen van de leef- en werkomgeving en het waarborgen van de rechtsbescherming van bewoners en ondernemers; 3. Eenduidige besluitvorming rond het verlenen van vergunningen door middel van bijbehorend uitvoeringskader; 4. Duidelijkheid aan organisatoren van evenementen, ondernemers en bewoners; 5. Het bieden van randvoorwaarden zodat veiligheid gewaarborgd is. Het beleid dient in eerste instantie als toetsingskader voor vergunningverleners. Zij kunnen op een voor ieder navolgbare wijze beoordelen of een vergunningaanvraag in behandeling kan worden genomen om tot verlening te komen. Wanneer een aanvraag wordt behandeld, dan zullen de hulpdiensten en diverse beleidsmedewerkers van de gemeente e.a. de aanvraag vanuit hun eigen expertise beoordelen. De beleidsregels welke vertaald zijn in – op de uitvoering – gerichte uitgangspunten zijn opgenomen in een apart uitvoeringskader. Dit uitvoeringskader geeft inzicht in alle aspecten waarmee de organisatoren van evenementen én de vergunningverleners rekening dienen te houden. Het gaat onder andere in op de openbare orde en veiligheid, de mobiliteit (verkeersafzettingen/omleidingen), de (geluid)overlast en de volksgezondheid (EHBO/openbare toiletten). In de evenementennota wordt de stad in drie gebieden ingedeeld en wordt per gebied ingegaan op de mogelijkheden en beperkingen en de beschikbare locaties. De drie gebieden zijn:
Stadshart: De gemeente stelt zich ten doel een bruisend Stadshart te stimuleren, waarin de functies winkelen, horeca, amusement en wonen tot hun recht komen. Om dit te bereiken worden onder meer evenementen op het Stadsplein gesubsidieerd en is een pleinregisseur aangesteld als aanjager van activiteiten en samenwerking. In het Stadshart wordt onderscheid gemaakt tussen het Stadsplein, het Handelsplein en het
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
26
overige stadshart. Per locatie is een maximumstelsel opgesteld van het aantal evenementen op die locatie. Voor het stadshart geldt tevens: voor evenementen die een totaal oppervlakte hebben van minder dan 1.000 m² wordt geen maximum gesteld aan het aantal te houden evenementen. Wel zijn er op het Stadsplein extra voorwaarden gesteld aan het type evenementen.
Amsterdamse Bos: Voor het vrijwel onbebouwde Amsterdamse Bos is geconstateerd dat aan het beleid andere eisen worden gesteld door de bijzondere omgeving. Niet alleen wordt er per locatie nadere regels opgesteld, tevens geldt voor kleine evenementen (<500 bezoekers) dat zij niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn aan de gemeente. Deze moeten echter wel gemeld worden aan de 5 beheerorganisatie van het Amsterdamse Bos. De gemeente Amstelveen hanteert een aantal criteria wanneer het aanvragen van een vergunning wél noodzakelijk is.
Overig Amstelveen / wijkwinkelcentra: De buurt- en wijkwinkelcentra vervullen een belangrijke rol in de wijken. Het is van belang dat er ruimte wordt gecreëerd voor activiteiten en evenementen. Anderzijds moet rekening worden gehouden met de overlast voor bewoners en winkeliers. In de volgende centra heeft de gemeente een maximumstelsel opgesteld aan het aantal evenementen: Westwijk, Middenhoven, Waardhuizen, Groenhof, van der Hooplaan, Amsterdamseweg Noord en Zuid, Rembrandtweg Noord, Bankrashof, Kostverlorenhof. Dit maximumstelsel geldt niet voor kleine evenementen (<500 bezoekers).
2.3.10 Actieplan luchtkwaliteit Amstelveen 2007-2015 Luchtkwaliteit is een zwaarwegende factor bij ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland. De Raad van State heeft landelijk tal van projecten stilgelegd, omdat deze onvoldoende rekening hielden met de eisen uit het Besluit luchtkwaliteit. Reeds in een vroegtijdig stadium dienen de normen uit het Besluit luchtkwaliteit beoordeeld te worden en moeten consequenties van ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen inzichtelijk worden gemaakt. De gemeente Amstelveen heeft vanuit gezondheidsoogpunt en vanwege het veiligstellen van haar ruimtelijke plannen reeds in augustus 2005 het besluit genomen om een actieplan luchtkwaliteit op te stellen. Inmiddels blijkt uit de uitgevoerde luchtkwaliteitsrapportage over het jaar 2005 dat er overschrijdingen voorkomen van de grenswaarden voor fijn stof en de plandrempeloverschrijdingen voor stikstofdioxide. Hierdoor is de gemeente wettelijk verplicht om een actieplan op te stellen. Van belang is dat de gemeente maatregelen neemt om de luchtkwaliteit te verbeteren. De provincie heeft de bevoegdheid om bestemmingsplanwijzigingen af te keuren, indien er in het plangebied zich wegen bevinden waar overschrijdingen van verontreinigende stoffen voorkomen. Het doel van het Amstelveense actieplan is om door kosteneffectieve maatregelen de huidige overschrijdingen terug te brengen onder het niveau van de grenswaarden. Voor zowel fijn stof als stikstofdioxide wordt nagestreefd om in 2010 aan de geldende normen te voldoen. Ook voor het jaar 2015 stelt de gemeente zich ten doel om aan de geldende normen te voldoen. Via de jaarlijkse luchtkwaliteitsrapportage wordt gemonitord of deze doelstellingen worden behaald. Het Besluit luchtkwaliteit is het wettelijk kader voor de luchtkwaliteit. De gemeente neemt door het opstellen van het actieplan haar verantwoordelijkheid om datgene te doen dat binnen haar eigen mogelijkheden ligt. Ook in andere plannen, waaronder de gebiedsontwikkeling van de A9 en het Amstelveense Verkeers- en Vervoersplan, zal aandacht besteed worden aan de luchtkwaliteit in de gemeente. Uit de jaarlijkse luchtkwaliteitsrapportage zal blijken of de overschrijdingen van de gestelde grenswaarden tot het acceptabele normniveau zijn teruggebracht, waardoor er een beter leefklimaat ontstaat en bouwprojecten binnen Amstelveen doorgang kunnen vinden. Jaarlijks wordt in de bijlage bij de luchtkwaliteitsrapportage verslag uitgebracht over de uitwerking en uitvoering van de maatregelen die in dit actieplan zijn opgenomen.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
27
2.3.11 Nota Duurzaam Bouwen, naar duurzame bouwresultaten 2007-2012 De nota 'Duurzaam Bouwen, naar duurzame bouwresultaten', geeft een nieuw kader voor duurzaam bouwen in de gemeente Amstelveen. De noodzaak van een nieuw kader komt voort uit in- en externe ontwikkelingen: Nationale- en Europese wet- en regelgeving, ontwikkelingen in inzichten en instrumenten voor duurzaam bouwen. Het nieuwe kader vindt zijn basis in de eigen praktijk van duurzaam bouwen. Een belangrijke impuls gaat naar verwachting uit van de nieuwe werkwijze voor duurzaam bouwen: prestatiegericht werken met het instrument GPR Gebouw (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn). Deze werkwijze verbreedt de reikwijdte van het beleid naar kwaliteitsthema's: gezondheid en woonkwaliteit. Tevens verbeteren de mogelijkheden voor monitoring van beleid en voor communicatie van de resultaten naar ontwikkelaars en consumenten. Beide worden gezien als belangrijke succesfactoren voor effectief beleid. Kernvraag bij deze nieuwe werkwijze is: welk ambitieniveau gaat de gemeente Amstelveen voor de periode 2007-2012 hanteren? De Amstelveense historie van duurzaam bouwen De gemeente Amstelveen heeft in 1993 duurzaam bouwen als speerpunt van haar milieubeleid benoemd. Duurzaam bouwen is nog steeds actueel, vandaar dat dit thema ook een plaats heeft gekregen in het huidige collegeprogramma. Sinds 1995 worden afspraken gemaakt met ontwikkelende partijen om duurzame bouwprojecten te stimuleren. Hierin erkent en neemt de gemeente ook haar eigen verantwoordelijkheid. Zo is er in de afgelopen jaren een aantal projecten geweest waar de gemeente zelf bij de bouw van overheidsgebouwen heeft laten zien dat zij een hoge ambitie toekent aan duurzaamheid in het bouwproces. Voorbeelden hiervan zijn de school de Westwijzer en de Brandweerkazerne. In 2007 onderzoekt de gemeente welk project zij energieneutraal wil realiseren. De doelstelling van de gemeente Amstelveen is om door middel van duurzaam bouwen in de woningbouw en utiliteitsbouw (nieuwe en bestaande voorraad) een bijdrage te leveren aan het terugbrengen van de milieubelasting en het verhogen van de bouw- en leefomgevingskwaliteit. Nieuwe (beleids)ontwikkelingen internationaal en nationaal Het beleid op het gebied van duurzaam bouwen is in ontwikkeling. Zo is de landelijke norm welke het energieverbruik in de woning aantoont, de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC), aangescherpt van 1,0 naar 0,8. Daarnaast wordt in Europees verband een norm ontwikkeld voor energie; de Energy Performance for Building Directives. Dit betekent dat ontwikkelende partijen meer rekening moeten houden met de energieprestaties van een woning. Nieuwe werkwijze en instrumentarium Om uitvoering te geven aan het vastgestelde beleid worden instrumenten ingezet. De gemeente Amstelveen werkte vanaf 1998 met het Nationaal Pakket duurzaam bouwen. Medio 2005 werd bekend dat het vigerende instrument niet meer werd uitgebracht en geactualiseerd. Vanwege de beëindiging van de Nationale Pakketten is eind 2005 een nieuw instrument aangekocht; GPR Gebouw (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn). Het voordeel van dit instrument is dat het uitstekend geschikt is om deze op gebouwniveau toe te passen. GPR Gebouw is een prestatiegericht en communicatief instrument dat vele voordelen met zich meebrengt. Zo beschikt het instrument over een CO2- reductiemonitor en een consumentenlabel, waardoor via communicatie en een gebruikershandleiding de bewoner(s) / gebruiker(s) ook zien hoe de woning scoort op het thema duurzaamheid. De gemeente Amstelveen beschikt inmiddels over een licentie voor het gebruik van GPR Gebouw. Deze zal ingezet worden bij alle op te starten nieuwbouwprojecten (zoals voor de woningbouw, kantoorgebouwen en schoolgebouwen) binnen de gemeente.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
28
Het CO2-Servicepunt heeft menukaarten (checklist met keuzemaatregelen) voor de bestaande en nieuwbouw ontwikkeld. De menukaart voor de nieuwbouw is bedoeld als hulpmiddel om bij kleinere projecten met ontwikkelende partijen afspraken te maken over duurzaamheidsmaatregelen. Tevens is een menukaart ontwikkeld voor de bestaande bouw. De nieuwe kaders Doordat duurzaam bouwen binnen de gemeente in ontwikkeling is, is er binnen het college behoefte aan nieuwe beleidskaders die verder vorm en richting geven aan het duurzame bouwproces. Met het opstellen van de nota “Duurzaam Bouwen, naar duurzame bouwresultaten” laat de gemeente zien welke ambities zij heeft op het gebied van duurzaam bouwen. Het college van BenW heeft middels punt 8.1.2 uit het collegeprogramma “Samen werken aan resultaat” hier opdracht toe gegeven. Met deze nota wordt een start gemaakt om te komen tot effectief prestatiegericht beleid dat ervoor kan zorgen dat duurzaam bouwen verder geïmplementeerd wordt in de bouwprocessen en de bouwpraktijk. Op basis van interviews, eigen ervaringen met pilotprojecten en ervaringen van andere gemeenten zijn nieuwe ambities voor duurzaam bouwen geformuleerd. Hierbij is met name aandacht besteed aan de procesmatige werkwijze. Immers duurzame bouwprojecten hebben de grootste kans van slagen als in elke geleding van het bouwproces getoetst wordt op de overeengekomen duurzaamheidscriteria. Ambities voor duurzaam bouwen nieuwbouw en utiliteitsbouw:
GPR Gebouw zal ingezet worden voor de grote nieuwbouwprojecten met een omvang van meer dan 10 woningen en voor de ontwikkeling van scholen en kantoorgebouwen. Op basis van het instrument GPR gebouw wordt voor alle thema's (Energie, Materialen, Afval, Water, Gezondheid en Woonkwaliteit) een ambitieniveau gehanteerd van 7,5. De meerinvestering om dit ambitieniveau te bereiken komt neer op een bedrag van € 3.250 per woning. De koper verdient deze meerinvestering binnen 5 jaar terug. Indien er onoverkomelijke kosten gepaard zouden gaan bij een bouw van 7,5 kan de bouwer een verzoek indienen voor verlaging naar een 7. Per project moet dit gemotiveerd worden. In samenwerking met de gemeente kan vervolgens getracht worden om toch op een 7,5 uit te komen door bijvoorbeeld het verwerven van meer (gemeentelijke) subsidies. Het ambitieniveau van een 7,5 en de clausule om lager uit te komen worden ook opgenomen in de in de toekomst te maken prestatieafspraken (voor nieuwbouw) met de woningbouwcorporaties. Voor een bouwproject van minder dan 10 woningen wordt het instrument van het CO2- Servicepunt ingezet; de menukaart 'Nieuwbouw'. Alle (nieuw)bouwprojecten zijn gerealiseerd volgens de richtlijnen van het Politiekeurmerk Veilig Wonen. Vanaf 2007 wordt het duurzaam bouwen beleid in de gemeente geïmplementeerd. Ervaringen en resultaten van duurzaam bouwen (CO2-reductie per project) worden jaarlijks beschreven in milieuverslagen. In het najaar van 2008 zal de voortgang van het instrument GPR worden geëvalueerd. Tevens wordt dan bezien of de ambities gehaald worden.
Ambities voor duurzaam bouwen bestaande bouw
De menukaart 'Bestaande bouw' wordt toegepast voor de bestaande woningbouw bij uitbouw- en verbouwwerkzaamheden.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
29
Hoofdstuk 3 RUIMTELIJKE BESCHRIJVING De flexibiliteit voor een eventuele toekomstige herindeling van sportvelden wordt als gevolg van het toelaten van niet-sportgerelateerde functies in het sportpark kleiner. Het is een belangrijke ontwerprandvoorwaarde om versnippering van het sportpark Janselaan West als gevolg van de voorgenomen inpassing van de school en de sporthal tot een minimum te beperken. Profielen Tussen de functies op het sportpark liggen diverse sloten, groensingels en paden (zie bijlage dwarsprofielen). Zonder deze openbare ruimten kan een sportpark niet functioneren. Door de functieverplaatsingen zijn herinrichtingen van verscheidene profielen nodig. Bij herinrichting moeten de nieuwe profielen voldoen aan nu geldende inrichtingsnormen. Het water dient niet alleen voor berging en drainage maar ook als scheiding tussen functies. Als scheidend element is het water te prefereren boven hekken. Water is enerzijds duurzamer en anderzijds fraaier om te zien. Een nevenvoordeel van water is de extra waterberging die ermee wordt gecreëerd. Op een enkele plek is niet genoeg ruimte beschikbaar en zijn hekken toch onvermijdelijk. Verkaveling, Bouwhoogten In de woonbuurten en bedrijventerreinen rond het sportpark zijn de hoogteaccenten (hoger dan 30 meter) geconcentreerd nabij de wegknooppunten. Middelhoge gebouwen (10- 30 meter hoog) komen overal voor rond het sportpark. Op het sportpark zelf komen middelhoge gebouwen alleen voor ten zuiden van de Startbaan, langs de van der Hooplaan, de Beneluxlaan en de Bovenkerkerweg. Gebouwen lager dan 10 meter komen ook verspreid binnen het sportpark voor. Bij nieuwbouw heeft het de nadrukkelijke voorkeur om middelhoge gebouwen alleen langs de randen van sportpark Janselaan te situeren en in de zone tussen Startbaan en Beneluxbaan.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
30
Duurzaam bouwen en energie De gemeentelijke prestatierichtlijn (GPR) voor duurzaam bouwen is, naast woningen en kantoren, ook van toepassing voor school- en utiliteitsgebouwen. Dit leidt tot een inspanningsverplichting om het minimale ambitieniveau voor de aspecten energie, materialen, afval, water en gezondheid van minimaal een 7,5 te bereiken. Bouwen volgens Bouwbesluit geeft een score van 5. In het bouwkundig Programma van Eisen zullen de hieruit voortvloeiende maatregelen nader worden omschreven.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
31
Hoofdstuk 4 FUNCTIONELE BESCHRIJVING EN OVERIGE ASPECTEN 4.1
Maatschappelijke functies
Het bestemmingsplan wordt opgesteld om de nieuwbouw van een school en sporthal mogelijk te maken. De realisatie van maatschappelijke functies is dus de hoofdreden om dit bestemmingsplan op te stellen. Het plan voorziet in de nieuwbouw van een schoolgebouw, groot genoeg om 1500 leerlingen te kunnen huisvesten. Dit houdt in dat er een schoolgebouw met een bruto vloeroppervlakte van 12.040 m2 gerealiseerd zal worden. De school zal gerealiseerd worden in 4 bouwlagen en een moderne vormgeving mee krijgen. Een school van deze omvang heeft recht op 4 sportzalen voor het lichamelijke opvoedingsonderwijs. Eén van de zalen zal gerealiseerd worden binnen het schoolgebouw, de drie overgebleven zalen zullen gerealiseerd worden in een breedtesporthal. Naast de school zal voor de overgebleven drie sportzalen een sporthal gerealiseerd worden. De sporthal zal voornamelijk dienen voor de lichamelijke opvoedingsonderwijs van de school. Daarnaast zal de sporthal geschikt zijn voor gebruik door breedtesport. De sporthal zal een oppervlakte krijgen van 2500 m2 bruto vloeroppervlak. Dit zal zich vertalen in een footprint van 50 x 50 meter met een minimale binnenhoogte van 9 meter. Tenslotte wordt de school gerealiseerd in het sportpark West Janselaan. Hierdoor vindt er een herijking plaats van de buitensport mogelijkheden en activiteiten in het sportpark. Er zullen een aantal velden verplaatst en opgewaardeerd worden en een clubgebouw wordt verplaatst.
4.2
Verkeer en vervoer
De verkeersstructuur in en rondom het nieuw te ontwikkelen gebied is weergegeven in onderstaande kaart. In deze kaart zijn de categorisering van de wegen en belangrijkste routes opgenomen. Aanvullend zijn ook belangrijke transferpunten voor het openbaar vervoer (Tram en Bus) en fietsroutes aangegeven. Bij het opstellen van de wegcategorisering is onderscheid gemaakt naar de functie van de weg binnen de verkeersstructuur. De Beneluxbaan is ingericht als gebiedsontsluitingsweg met gescheiden rijbanen. Op het wegvak ten noorden van het kruispunt BeneluxbaanSportlaan (richting A9) geldt een snelheidsregime van 70km. Op het wegvak van de Beneluxbaan tussen het kruispunt Sportlaan en de Bovenkerkerweg geldt een maximumsnelheid van 50km/uur. De Bovenkerkerweg, Van der Hooplaan en Sportlaan hebben een wijkontsluitende functie. Verkeer wordt op deze wegen met een snelheid van 50km/ uur afgewikkeld tussen de verblijfsgebieden en de gebiedsontsluitingswegen. Op dit moment geldt voor de Startbaan een 50 km/uur regime en is de vormgeving van de weg daarop aangepast (vanwege de ontsluiting van verkeer van aanliggende grote bedrijven). Erftoegangswegen worden bij voorkeur ingericht als 30 km/uur zone. Deze wegen hebben een duidelijke verblijfsfunctie. Het Wimbledonpark is ingericht als 30zone. De ontsluiting van de sportvelden vindt zo veel mogelijk rechtstreeks vanaf de omringende wegen plaats. Binnen het sportpark lopen smalle paden, die zowel voor ontsluiting als voor beheer van de sportvelden dienen. Door hekken en sloten is het sportpark in compartimenten verdeeld. Het publiek kan niet vrij van het ene naar het andere deel lopen of rijden. Onderdeel van het gedeeltelijk herinrichten van het sportpark is de aanleg van een nieuwe fiets- en voetverbinding tussen de Startbaan en Sportlaan achter zwembad de Meerkamp. Het pad wordt in een rechte lijn aangelegd, met een scheiding tussen het fietsers- en het voetgangersgedeelte. Doel van het pad is een verkeersveilige en sociaal veilige route te bieden voor scholieren en sporthalbezoekers. De entree van twee sportverenigingen ligt tevens aan dit pad.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
32
Verkeersveiligheid Amstelveen volgt de landelijke richtlijnen van Duurzaam Veilig. Het convenant Duurzaam Veilig streeft naar het creëren van een verkeerssituatie waarin gebruikers een 'natuurlijk gepast' gewenst gedrag vertonen. Belangrijk is het dat onderscheid wordt gemaakt in de functie van wegen (een verbindende, ontsluitende of een verblijfsfunctie). Voorbeelden hiervan zijn het inrichten van 30km zones in verblijfsgebieden en het scheiden van verkeersfuncties langs drukkere ontsluitingswegen. Hierbij is het afstemmen van 3 componenten die verkeersveiligheid beïnvloeden van belang, namelijk: vormgeving, gebruik en functie. Door de functie van een weg in de vormgeving tot uiting te laten komen zal het gebruik volgens een vanuit verkeersveiligheid gewenste manier gaan verlopen. De veiligheidsprincipes duurzaam veilig zijn gericht op drie uitgangspunten: 1. het voorkomen van onbedoeld gebruik; 2. het voorkomen van ontmoetingen met hoge snelheids-, richtings- en massaverschillen; 3. het voorkomen van onzeker gedrag van verkeerdeelnemers. Ten behoeve van de verkeersveiligheid is het gewenst de entree van voorzieningen voor fietsers en voetgangers te scheiden van de entree voor autoverkeer. Ook oversteken dienen op een verkeersveilige en logische locatie plaats te vinden. Het illegaal tegen de richting in rijden van fietsers dient te worden voorkomen.
profiel Sportlaan
parkeerterreinen sport en zwembad
toegangspad hockeyvelden
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
33
Parkeren De gemeente wil de bereikbaarheid en de doorstroming van het verkeer in Amstelveen verbeteren en de beschikbare parkeerruimte maximaal benutten. In de omgeving van sportpark Janselaan West is op piekmomenten van de veldsportverenigingen een relatief hoge druk op de bestaande parkeerfaciliteiten. Vergroting van deze parkeerdruk als gevolg van nieuwe ontwikkelingen moet worden voorkomen. De gemeente gaat in de parkeernota uit van parkeeroverlast als de bezettingsgraad overdag in een gebied hoger is dan 85%. Uit gehouden parkeeronderzoek (medio 2007) is gebleken dat in de huidige situatie zich hoofdzakelijk op vier plaatsen parkeerproblemen voordoen, op een overigens zeer beperkt aantal tijdstippen: 1. 2. 3. 4.
op- of aan het Wimbledonpark (werkdagavond en zondag); op het parkeerterrein bij zwembad Meerkamp (dinsdagavond en zondagmiddag); op de haaksparkeervakken aan de Startbaan(zondagochtend); het parkeerterrein ten noorden van het zwembad (zondagmiddag).
Zoals verwacht is de parkeerdrukte in het gebied op zondagochtend en middag zeer groot. Het is de bedoeling de parkeerruimte van de school/ sporthal ook deels voor de weekenddrukte van de overige sportaccommodaties gebruikt kan worden. Bij het ramen van de benodigde hoeveelheid parkeerplaatsen wordt uitgegaan van de parkeerkencijfers uit CROW publicatie 182 en de Parkeernota “Parkeren is maatwerk”, gemeente Amstelveen 2005-2010. Ook wordt rekening gehouden met aanwezigheidspercentages van de diverse functies over de dag. Door mogelijk optreden van dubbelgebruik te stimuleren kan de parkeercapaciteit beter worden benut. Op deze wijze kunnen piekmomenten in de parkeerdruk van de ene functie worden opgevangen met tijdelijk vrije parkeerruimte van een andere functie. Uitgangspunt is de piekbehoefte van 88 parkeerplaatsen voor de sporthal ('s- avonds en weekeinden). De te realiseren sporthal is maatgevend voor het aantal te realiseren parkeerplaatsen (zie tabel grondgebruik, onderdeel parkeren). De benodigde capaciteit van 50 parkeerplaatsen voor de school kan als gevolg van de verschillende piekmomenten worden gevonden binnen de capaciteit van de 88 parkeerplaatsen voor de sporthal. De ruimte voor deze parkeerplaatsen is gevonden in de herinrichting van het nu niet goed functionerende parkeerterrein aan de sportlaan.Het achter de sporthal te realiseren grasveld zal, zeer incidenteel, ingezet kunnen worden voor de opvang van extreme parkeerpieken. Naast parkeren is het wenselijk bij de school en sporthal een laad- en loosstrook in te richten ten behoeve van serviceverlenende bedrijven die nabij de ingang(en) goederen moeten in- en uitladen. Openbaar vervoer De bereikbaarheid van de nieuwe school en sporthal per openbaar vervoer is gewaarborgd via meerdere vervoerslijnen/ transferpunten. Deze transferpunten zijn opgenomen in de verkeersstructuurkaart. Via de Beneluxbaan rijdt tramlijn 51 naar Middenhoven/Westwijk, met twee transferpunten nabij de beide zoeklocaties: halte Sportlaan en halte Marne. Deze haltes zijn gelegen binnen een loopafstand van 900meter van de beide zoeklocaties voor het Amstelveen college. Voor een sneltram is dit een acceptabele loopafstand. Halte Poortwachter is vanuit het plangebied niet handig te bereiken voor voetgangers door de barrière die de Beneluxbaan voor voetgangers vormt. Nabij het sportpark Janselaan– West zijn 5 Buslijnen binnen acceptabele loopafstand (loopafstand < 500 meter). Twee lijnen rijden via de Bovenkerkerweg: lijn 142 (WilnisAmsterdam CS) en lijn 170 (Uithoorn- Amsterdam CS). De derde lijn 171 rijdt over de Sportlaan (tussen Kudelstaart- Amstelveen). Over de van der Hooplaan rijden twee buslijnen. Lijn 147 rijdt tussen Amstelveen en Alphen aan de Rijn. Een andere buslijn is lijn 172, die Kudelstaart met Amstelveen verbindt. Het beleid met betrekking tot openbaar vervoer is geformuleerd in de Nota Openbaar vervoer. Fiets Zowel de bestaande en nieuwe sportvoorzieningen als de nieuwe school zijn gelegen aan hoofdfietsroutes. Een vrijliggend twee-richtingen fietspad is aan de zuidzijde van de Startbaan gesitueerd. De Sportlaan heeft aan beide zijden een vrijliggend
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
34
éénrichtingsfietspad. Het fietsparkeren wordt conform de landelijke richtlijn uitgevoerd: leidraad fietsparkeren, CROW. Aanvullend wordt uitgegaan van de beleidsdocumenten: Nota Fiets en Fietsparkeren bij onderwijsinstellingen. Uitgangspunt is dat de 1500 fietsenparkeerplaatsen van het Amstelveencollege ook gebruikt worden voor bezoekers van de sporthal 's avonds en in de weekenden. Dit vraagt aandacht bij het ontwerpproces voor de meest geschikte locatie en situering van de fietsenstalling.
4.3
Landschap en ecologie
Langs de hoofdwegen rond Sportpark Janselaan liggen brede groenstroken, die onderdeel zijn van de hoofdgroenstructuur met een bovenwijks belang. Het groen langs de Beneluxbaan is aangemerkt als "stedelijke ecologische verbindingszone". De wijkstructuur van de omringende woonbuurten raakt aan het sportpark, maar loopt niet door in het sportpark zelf. In het sportpark wordt de groenstructuur vooral bepaald door windsingels, voor een deel langs sloten. Deze stroken beplanting vormen een geheel van "groene kamers", waarbinnen functies, met name sportvoorzieningen, zijn gesitueerd. Deze groenstructuur heeft de status van structureel groen op wijkniveau.
bomen en sloot langs Startbaan
bomen en sloot voetbalvelden
bomen en sloot langs Sportlaan
Door het overwegend onbebouwde karakter wordt het gebied ervaren als een "groene long" binnen een stedelijke omgeving. Deze kwaliteit is waardevol voor de aangrenzende woonbuurten. Bebouwing van enige omvang (school, zwembad) is vooral te vinden aan de Van der Hooplaan. Door de barrières van drukke wegen en het ontbreken van openbare paden in het sportpark vervult het park als groene ruimte minder een recreatieve functie voor de aangrenzende woonbuurten dan mogelijk, en op sportparken van vergelijkbare omvang elders, wel het geval is. Het vergroten van de toegankelijkheid van het gebied zou de betekenis van het gebied als groenvoorziening voor omwonenden doen toenemen. Dit vraagt wel maatregelen om de eigendommen van de sportverenigingen tegen vandalisme en inbraak te beschermen. De sportverenigingen zijn daarom geen voorstander van grotere toegankelijkheid. De kwaliteit van de aanwezige beplantingen lijkt over het algemeen redelijk tot goed, maar sommige boombeplantingen lopen in kwaliteit terug. Vooral de populieren langs de noordzijde van het gebied zullen niet lang meer meegaan, en de laanbeplanting langs de Sportlaan is door gestage uitval onregelmatig geworden. De kwaliteit van het groen zal nader geïnventariseerd moeten worden ten behoeve van de planuitwerking.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
35
4.4
Sociale veiligheid
Sociale veiligheid In het verleden werd bij het plaatsen van openbare verlichting weinig rekening gehouden met de verlichting van achterpaden. Uit oogpunt van sociale veiligheid is ook deze verlichting noodzakelijk. Indien er sprake is van particulier eigendom wordt geen openbare verlichting geplaatst. Wel wordt gestreefd naar het aanlichten van achterpaden vanaf de openbare weg. Bluswatervoorziening De brandweer heeft water nodig bij het bestrijden van brand. Primair wordt dit gedaan door middel van het drinkwaternet, maar wanneer de brand groter wordt van omvang is secundaire waterwinning van belang. Onder secundaire waterwinning wordt verstaan, bereikbare sloten, poelen die aan een aantal eisen moeten voldoen. Het aanwezige water kan tevens worden gebruikt door de brandweer. Dit gebruik is geen strijdig gebruik.
4.5
Kabels, leidingen en straalpaden
Ondergrondse infrastructuur Onder het huidige fietspad aan de zuidzijde van de Startbaan liggen WRK/PWN leidingen. Voor eventuele aanpassingen aan de bovenlaag van deze leidingenstraat ten behoeve van een nieuwe functie zoals bijvoorbeeld een rijweg of parkeerplaatsen moet rekening gehouden worden met relatief hoge kosten.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
36
Hoofdstuk 5 MILIEUASPECTEN 5.1
Bodem
Bodemopbouw De bodemopbouw heeft een directe relatie met de ontwikkelingsgeschiedenis. De bodem is ontstaan door inpoldering en ontvening. Hierdoor bestaat de bodem oorspronkelijk uit een kleiige deklaag. Het pleistocene zand bevindt zich op circa 10 m –NAP. De sportvelden zijn aangelegd ter plaatse van weilanden en zijn voorzien van drainage en (zandige bodemverbetering). Bodemkwaliteit Uitgangspunt is dat de oorspronkelijke bodem als gevolg van het agrarisch gebruik niet verontreinigd is geweest. De aanleg en het gebruik van sportaccommodaties hebben geen nadelige invloed op de bodemkwaliteit. Ter plaatse van het plangebied is in 2007 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Wareco, kenmerk AT30005ktrap.doc, 10 oktober 2007). Hieruit blijkt dat de sportvelden over het algemeen ten hoogste licht verontreinigd zijn en geschikt voor de beoogde bestemming. Lokaal is bodemverontreiniging aangetoond in slakken- en puinhoudend funderingsmateriaal onder wegverhardingen. Dit funderingsmateriaal kan niet worden hergebruikt. Zie voor het bodemonderzoek bijlage 1. Aangezien het plangebied groter is geworden dan het onderzoeksgebied, vindt er op dit moment aanvullend onderzoek plaats. Deze resultaten zullen bij de vaststelling verwerkt worden. Milieubeschermingsgebieden Het plangebied bevindt zich niet in een bodembeschermingsgebied. Cultuurhistorie Ten zuiden van de Sportlaan bevindt zich parallel aan de Sportlaan een overblijfsel van een oude polderweg. Het betreft het Janselaantje (geen officiële naam), een van de oorspronkelijk oost-west verbindingen in de Bovenkerkerpolder. De polderweg is onderdeel van de oorspronkelijke (beperkte) infrastructuur van de Bovenkerkerpolder die elders in het bebouwde gebied niet meer zichtbaar is.
5.2
Water
Beschrijving Het plangebied bevindt zich in de Bovenkerkerpolder. Dit was oorspronkelijk een veenpolder, maar zij is grotendeels ontveend en in 1770 drooggemalen. Oppervlaktewater Waterbeheer Het oppervlaktewater van de Bovenkerkerpolder is in beheer bij het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor zowel kwantiteit (peilbeheer) als kwaliteit van het oppervlaktewater. Waterkeringen In het gebied vinden zich geen waterkeringen.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
37
Peilbeheer Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het peilbeheer van het oppervlaktewater. Watersysteem Het watersysteem in het plangebied is onderdeel van het stedelijk watersysteem van Amstelveen–Zuid. Het regenwater wordt afgevoerd via hoofdwatergangen langs de randen van het sportpark en tussen de velden in. De stroomrichting is overwegend van noordwest naar zuidoost (van de inlaten bij de Poel naar een gemaal aan de Amstel). De watergangen zijn een onmisbare schakel in de ontwatering en buffering van water uit aangrenzende woonbuurten. Tevens bergen zij het regenwater dat afkomstig is van de sportvelden. De bestaande sportvelden zijn gedraineerd. De verschillende drainagesystemen die onder de velden aanwezig zijn, ontwateren via de watergangen. Door herinrichtingen in het verleden zijn soms 2 systemen over elkaar heen aangelegd in verschillende richtingen.
Waterkwaliteit De waterkwaliteit wordt beheerst via een structurele doorspoeling van het systeem. Het benodigde water wordt ingelaten uit de Amstelveense Poel (HH Rijnland) en uitgeslagen ter hoogte van de Nesserlaan. Aangezien het Poelwater eutroof is kan geen optimale ecologische waterkwaliteit worden bereikt. Grondwater Het peil van het grondwater is gerelateerd aan het peil van het oppervlaktewater. De kwaliteit van het grondwater wordt beinvloed door diepe kwel. Afvalwater Het huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd op de riolering. Het plangebied bevat geen Individuele afvalwaterzuiveringsinstallaties. Riolering Het plangebied is grotendeels voorzien van een gemengde riolering.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
38
Ruimtelijke wijzigingen Door het realiseren van de nieuwbouw en het aanleggen van kunstgrasvelden wordt het verhard oppervlak (daken, verharding, e.d.) aanzienlijk vergroot. Grofweg bevat het herinrichtingsplan voor Janselaan West 23.400 m² toegevoegd verhard oppervlak (1 kunstgrasveld voetbal, een school voor voortgezet onderwijs met sporthal, 1 sportclubgebouw). Op basis van de AGV beleidsregel moet 10% van de toename in verhard oppervlak worden ingericht voor extra waterberging; dat is 2340 m². Een deel hiervan wordt aangelegd als sloot bij de bouwlocatie van het Amstelveen College zelf (a op het hieronder opgenomen kaartje). Een ander deel wordt gegraven in de groenzone langs de van der Hooplaan ter hoogte van het sportcomplex (b). Het resterende deel wordt gerealiseerd als uitbreiding van het reeds bestaande water in het bouwvlak bij c. Daarnaast dient ingeval van dempen van bestaande watergangen, deze voor 100% gecompenseerd worden. Het in het bouwvlak (c) gelegen water zal qua vorm worden aangepast om de benodigde herschikking van sportvelden mogelijk te maken, maar niet in oppervlakte afnemen.
Het verschuiven van de watergangen is wel mogelijk, mits de watergangen onderling goed met elkaar verbonden blijven. De afvoer van water binnen het afvoergebied mag door de ontwikkeling niet worden belemmerd, de afvoercapaciteit mag niet worden verminderd en de berging ten opzichte van het verhard oppervlak mag niet verminderen. De profielen van de nieuwe watergangen zullen aangesloten worden op de bestaande watergangen. Het Hoogheemraadschap stelt eisen aan kunstwerken (bruggen en dammen met duikers) op en over de watergangen, met name om de waterstroming te waarborgen en het beheer en onderhoud van de watergangen goed uit te kunnen voeren. Het onderhoud van de watergangen mag niet door de inrichting worden belemmerd.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
39
5.3
Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) is het juridisch kader voor het Nederlandse geluidhinderbeleid en richt zich voornamelijk op de bescherming van de woonomgeving en bevat vele normen voor de geluidbelasting op de gevel van gevoelige bestemmingen (woningen, scholen e.d). De ingezette vernieuwing van het nationale geluidhinderbeleid is met het oog op EU verplichtingen in het stelsel van de Wgh gewijzigd. Het doel hiervan is om lokaal geluidbeleid mogelijk te maken en te vertalen in bestemmingsplannen. Op 1 januari 2007 is de Wijziging Wet geluidhinder van kracht geworden. Een belangrijke wijziging in deze wet is dat de geluidsbelasting in een andere dosismaat berekend en getoetst moet worden. De nieuwe dosismaat is de Lden [dB] geworden. Voor de bepaling van Lden zijn drie periodes van belang namelijk:
Het equivalente geluidsniveau LAeq over de dagperiode (07.00-19.00 uur); Het equivalente geluidsniveau LAeq over de avondperiode (19.00-23.00 uur) vermeerderd met 5 dB; Het equivalente geluidsniveau LAeq over de nachtperiode (19.00-23.00 uur) vermeerderd met 10 dB.
De toetswaarde Lden [dB] bestaat uit het energetisch gemiddelde van de drie bovenstaande waarden. De voorkeurgrenswaarde voor het wegverkeerslawaai bij nieuw te bouwen woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de gewijzigde Wet geluidhinder Lden = 48 dB. De maximale grenswaarde die kan worden aangevraagd is afhankelijk van de situatie en is maximaal 68 dB. De toe te passen aftrek is aangegeven in artikel 3.6 van het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006. De aftrek is afhankelijk van de ter plaatse als representatief te beschouwen snelheid van de lichte motorvoertuigen en deze bedraagt 2 dB voor een rijsnelheid van v> 70 km/uur en 5 dB voor een rijsnelheid van v< 70 km/uur. Het zoneren behelst het creëren van afstand tussen een geluidsbron (verkeer/industrie/spoor) en geluidsgevoelige gebieden. Binnen een geluidszone geldt een beperking voor de bouw van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. Wordt aangetoond dat de geluidbelasting onder de voorkeurswaarde blijft, dan gelden geen beperkingen. Blijkt dat de geluidbelasting boven de voorkeurgrenswaarde uitkomt, dan dient onderzocht te worden welke mogelijkheden er zijn om de geluidbelasting terug te dringen. Blijkt het niet mogelijk om voldoende maatregelen te nemen dan kan een hogere grenswaarde worden aangevraagd. Hogere grenswaarden kunnen slechts worden verleend onder bepaalde condities welke staan vermeld in de Wet geluidhinder. De noodzaak tot zonering en de omvang van de zone is afhankelijk van de geluidssoort. In de volgende alinea's zal per geluidsoort op een aantal specifieke aspecten worden ingegaan. Vervolgens zal worden ingegaan op de geluidsgevoelige bestemmingen. Door sanering kunnen bestaande geluidsknelpunten (industrie, wegverkeer en railverkeer) verminderd worden. Wegverkeerslawaai Tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd worden binnen de zone van een weg. In geval sprake is van aanleg van een nieuwe weg zal ook de geluidsbelasting veroorzaakt door verkeer op de nieuwe weg op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen in beeld moeten worden gebracht. Als geluidgevoelige bestemmingen gelden:
woningen en woonwagenstandplaatsen; onderwijsgebouwen (behalve gymzalen); ziekenhuizen en verpleeghuizen; andere gezondheidszorggebouwen zijnde: verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven;
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
40
geluidgevoelige terreinen zijn: terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen of voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg.
Volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone, variërend van 200 tot 600 m, uitzondering hierop zijn:
woonerven; wegen, waarop een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
De ruimte boven en onder de weg behoort tot de zone langs de weg. Bestaande woningen Voor bestaande geluidsbelaste woningen, die op 1 maart 1986 een geluidsbelasting hoger dan 55 dB(A) ondervonden, bestaat een afzonderlijke geluidssaneringsregeling. Op basis van deze regeling wordt door het ministerie van VROM bijgedragen in de kosten voor de geluidsisolatie van buitengevels. De inventarisatie en aanmelding van woningen die voor geluidssanering in aanmerking komen heeft al plaatsgevonden. De uitvoering van de geluidssaneringsregeling vindt plaats op basis van afzonderlijke procedures die buiten bestemmingsplanprocedures worden doorlopen. Geluidsgrenswaarden voor nieuwe woningen De wettelijke grenswaarden bestaan uit een voorkeurswaarde van Lden 48 dB en een bovengrenswaarde. De bovengrenswaarde is afhankelijk van een aantal factoren zoals een stedelijke of buitenstedelijke situatie en of er al dan niet sprake is van vervangende nieuwbouw. De bovengrenswaarde is, afhankelijk van de situatie, maximaal 68 dB. Indien de geluidsbelasting tussen de voorkeurgrenswaarde en de maximale bovengrenswaarde ligt, dient beoordeeld te worden of de geluidsbelasting kan worden verminderd door het toepassen van geluidsbeperkende voorzieningen zoals bijvoorbeeld geluidsschermen. In situaties waar dergelijke maatregelen niet haalbaar zijn kan een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden aangevraagd. In de daarvoor benodigde procedure voor de vaststelling van hogere grenswaarden, kunnen aanvullende eisen gesteld worden aan de geluidswering van de buitengevels, de situering van buitenruimten die bij de woning horen en de situering alsmede de indeling van de woningen ten opzichte van de geluidsbron. Samengevat bedragen voor wegverkeerslawaai de relevante grenswaarden, Lden:
voorkeursgrenswaarde (berekend op de buitengevel) maximaal toelaatbare grenswaarde binnenstedelijk (berekend op de buitengevel) maximaal toelaatbare grenswaarde buitenstedelijk (berekend op de buitengevel) maximaal toelaatbaar binnenshuis
48 dB 63 dB 53 dB 33 dB
Akoestisch onderzoek Amstelveencollege De onderzochte locatie bevindt zich in de nabijheid van de volgende wegen:
Sportlaan, 50 km/uur, standaard glad asfalt (DAB); Van der Hooplaan, 50 km/uur, standaard glad asfalt (DAB); interne weg, 30 km/uur, standaard glad asfalt (DAB).
De voorkeursgrenswaarde voor het wegverkeerslawaai bij nieuw te bouwen scholen bedraagt Lden= 48dB. Toetsing aan de voorkeursgrenswaarde vindt plaats per weg. Alvorens de berekende geluidsbelasting wordt getoetst aan de voorkeursgrenswaarde mag, conform artikel 110g Wet geluidhinder een correctie worden toegepast. De hoogte van deze aftrek is aangegeven in artikel 3.6 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
41
aftrek is afhankelijk van de ter plaatse als representatief te beschouwen snelheid van de lichte motorvoertuigen, en deze bedraagt 2 dB voor een rijsnelheid van v >= 70 km/uur en 5 dB voor een rijsnelheid van v < 70 km/uur. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden kan in veel gevallen door Burgemeester en Wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Het verlenen van een hogere waarde moet nader gemotiveerd worden. De ontheffingsgronden zijn in principe vastgesteld in het gemeentelijke geluidsbeleid. De maximale grenswaarde die kan worden verleend is afhankelijk van de situatie en is in beginsel voor stedelijke situaties maximaal 63 dB en voor buitenstedelijke situaties maximaal 53 dB. De interne weg heeft een maximum rijsnelheid van 30 km/uur. Deze weg heeft geen zone en hoeft in het kader van de Wet geluidhinder niet te worden getoetst. Echter in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing is het gebruikelijk (vaak opgenomen in gemeentelijk beleid) om de geluidsbelasting van deze wegen wel te bepalen en te beoordelen. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden zal onder andere onderzoek moeten plaatsvinden naar de geluidswering van de gevels. De eisen met betrekking tot de minimale geluidswering van de gevel zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2003. In het Bouwbesluit is ook expliciet opgenomen dat indien er een hoge geluidsbelasting heerst vanwege een 30 km/uur weg, deze geluidsbelasting ook moet worden beschouwd ten behoeve van het bepalen van de geluidswering van de gevels. De geluidsbelasting op de waarneempunten van het schoolgebouw is berekend met behulp van de standaard rekenmethode II uit het RMG 2006. De geluidsbelastingen worden uitgedrukt in Lden (dB) dagwaarde omdat het hier een schoolgebouw betreft, welke alleen overdag wordt gebruikt. De maximale geluidsbelasting vanwege de Sportlaan bedraagt 52 dB op de noordgevel van het schoolgebouw. Vanwege de Van der Hooplaan is geen overschrijding van de grenswaarde aanwezig. De geluidsbelasting bedraagt hier maximaal 47 dB op de oostgevel. De geluidsbelasting Lden vanwege de interne weg bedraagt hier maximaal 44 dB. Zie voor het akoestisch onderzoek bijlage 2. De geluidsbelasting op de gevel van het schoolgebouw is hoger dan de grenswaarde er dient een hogere waarde aangevraagd te worden. De maximaal aan te vragen hogere waarde bedraagt 52 dB vanwege het wegverkeer over de Sportlaan. De Deelnota Hogere Waarden van de gemeente Amstelveen (november 2007) geeft aan dat er voorwaarden zijn verbonden aan het verlenen van deze ontheffing. Met het toepassen van een stiller wegdek, van bijvoorbeeld het type dunne deklaag B kan de geluidsbelasting vanwege de Sportlaan teruggedrongen worden. Dit leidt tot een reductie van ongeveer 4 dB. Als dit type wegdek wordt toegepast is de geluidsbelasting maximaal 48 dB en wordt de grenswaarde niet meer overschreden. Echter, geluidreducerend asfalt is zeer onderhoudsgevoelig omdat na verloop van tijd de geluidsreductie weer afneemt. Daarbij heeft het een kortere levensduur dan standaard glad asfalt (DAB). Omdat de aanleg van geluidsreducerend asfalt op korte termijn niet gegarandeerd kan worden, zal ontheffing verleend worden en maatregelen aan de gevel worden getroffen. Dit biedt voor de school de zekerheid op een goed binnenklimaat. Het toepassen van overdrachtsmaatregelen (geluidsscherm) bij de weg om de geluidsbelasting te verlagen is vanuit stedenbouwkundig oogpunt en de functie van de weg niet gewenst. Onderzoek geluidswering gevel Bij het optreden van verhoogde geluidsbelastingen dient er ook gekeken te worden naar de karakteristieke geluidwering van de gevels. De eisen aan de geluidswering zijn opgenomen in het Bouwbesluit. De gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt maximaal 57 dB ter plaatse van de noordgevel van het schoolgebouw, Amstelveen College. De vereiste karakteristieke geluidswering van de verblijfsruimten bedraagt maximaal GA;k = 29 dB(A).
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
42
Globaal zijn, aanvullend op de tekeningen en de voorgenomen gebalanceerde ventilatie, de volgende geluidswerende voorzieningen benodigd:
dubbele kierdichting bij de lokalen aan de noordgevel; verzwaarde dubbele beglazing (4-16-8 mm) bij de lokalen aan de noordgevel.
Zie bijlage 3 voor het rapport met betrekking tot de geluidwering van de gevel.
5.4
Luchtkwaliteit
Op 5 augustus 2005 is het Besluit Luchtkwaliteit 2005 vastgesteld, inclusief de bijbehorende Meetregeling luchtkwaliteit 2005. In deze nieuwe regeling is de mogelijkheid opgenomen om bij de beoordeling van de concentraties fijn stof het aandeel natuurlijk fijn stof (zeezout) buiten beschouwing te laten. Ze omvat een vaste aftrek van zes dagen voor het aantal dagen dat de dagnorm mag worden overschreden en een plaatsafhankelijke correctie op de jaargemiddelde norm die varieert van 3 µg/m³ tot 7 µg/m³. Deze aftrek is het hoogst aan de kust en neemt verder landinwaarts af. Voor de gemeente Amstelveen bedraagt de aftrek voor de beoordeling van de jaargemiddelde norm 6 µg/m³. Een ander punt van wijziging in het Besluit luchtkwaliteit 2005 is het opnemen van de zogenaamde saldobenadering. Dit houdt in dat er op een bepaalde plek een verslechtering van de luchtkwaliteit mag optreden, mits dit op een andere plek tot een duidelijke verbetering en daardoor tot minder blootgestelden leidt. Ook dit is een aspect dat voor de beoordeling van het ontstaan van potentiële knelpunten extra mogelijkheden biedt. Daarnaast is er in het Besluit uitvoering gegeven aan de 2e dochterrichtlijn ten aanzien van koolmonoxide (CO) en benzeen. De normen voor beide stoffen zijn gewijzigd. De opgenomen grenswaarde voor CO van 10 mg/m³ komt overeen met de advieswaarde van de WHO (World Health Organization, Wereldgezondheidsorganisatie) en is twee maal strenger dan de in het vorige Besluit luchtkwaliteit opgenomen waarde. Deze grenswaarde wordt echter in Nederland sinds 2000 al niet meer overschreden. Voor benzeen geldt momenteel een grenswaarde van 10 µg/m³, vanaf 2010 geldt een grenswaarde van 5 µg/m³. Er is een plandrempel voor benzeen opgenomen, wanneer die wordt overschreden dient een actieplan te worden opgesteld. De ervaring leert dat in veel gevallen de concentratie nu al onder de 5 µg/m³ zit. Wet luchtkwaliteit Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving van de luchtkwaliteitseisen vastgelegd in de Wet milieubeheer. Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (o.a. wijzigingen van bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal een van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering:
er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; een project leidt niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit; een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging; een project past binnen het NSL, of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Vanaf 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. In het NSL zijn alle maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en tevens zijn ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Overheden zijn gehouden de in het NSL opgenomen maatregelen uit te voeren en kunnen het NSL gebruiken als onderbouwing bij plannen voor de NSL-projecten. Met het NSL laat de Nederlandse overheid zien hoe zij aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit gaat voldoen. Daarvoor heeft zij extra tijd van de Europese Commissie gevraagd en gekregen, het zogenaamde derogatieverzoek.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
43
Tijdens de derogatieperiode gelden tijdelijk verhoogde grenswaarden. Voor fijn stof zullen de huidige grenswaarden gaan gelden per 2011 (in plaats van 2005) en voor NO2 per 2015 (in plaats van 2010). Grenswaarden In de Wet milieubeheer zijn de volgende grenswaarden voor de luchtkwaliteit opgenomen, zie onderstaande tabel. Ook de grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM2,5) is in deze tabel weergegeven. De grenswaarden zijn vastgesteld op basis van een algemeen aanvaard beschermingsniveau voor de gezondheid van de mens. Bij de voorbereiding hiervan zijn door de wetgever alle relevante adviezen en wetenschappelijke inzichten betrokken.
Voor de beoordeling van de situatie in de omgeving van het plan zijn met name de volgende grenswaarden relevant:
de jaargemiddelde concentraties voor NO2 moeten vanaf 2015 voldoen aan de grenswaarde van 40 µg/m3. Tot 2015 geldt een jaargemiddelde van 60 µg/m3; voor PM10 geldt vanaf 2011 een grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie. Tot 2011 geldt een jaargemiddelde van 48 µg/m3; de 24-uurgemiddelde waarde voor PM10 mag niet vaker dan 35 keer per jaar overschreden worden.
De bovengenoemde kwaliteitseisen ter bescherming van de gezondheid van de mens, gelden ingevolge de EG-richtlijnen voor de buitenlucht voor het gehele grondgebied van de lidstaten, met uitzondering van de werkplek. De luchtkwaliteitsnormen zijn opgesplitst in grenswaarden en alarmdrempels. Grenswaarde: Kwaliteitsniveau van de buitenlucht dat op een bepaald tijdstip bereikt moet zijn, voor de grenswaarde geldt een resultaatsverplichting; er is geen afwijking van de norm toegestaan. Alarmdrempel: Kwaliteitsniveau van de buitenlucht dat bij kortstondige overschrijding risico's voor de gezondheid van de mens oplevert.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
44
Gezondheidseffecten
Benzo(a)pyreen (BaP) is geen gas maar een vaste stof die meegevoerd wordt met de wind. Benzo(a)pyreen is geclassificeerd als waarschijnlijk kankerverwekkend voor de mens. Bij de huidige concentraties is het risico hierop echter vrij klein. Benzeen, is een vluchtige carcinogene stof, een bestanddeel van benzine. Bij een langdurige blootstelling kunnen ernstige bloedziekten optreden. Bij de huidige concentraties is het risico hierop echter vrij klein. Fijn stof (PM10) betreft kleine stofdeeltjes (doorsnee tot 10 micrometer), die diverse bronnen hebben, onder andere verbrandingsprocessen, slijtage van banden maar ook een natuurlijke oorsprong kunnen hebben. Ze kunnen gemakkelijk diep in de longen dringen. De longfunctie vermindert hierdoor. Tevens kan een verhoogd risico op luchtwegaandoeningen of hart- en vaatziekten ontstaan. Koolmonoxide (CO) ontstaat eveneens bij (onvolledige) verbranding. Het maakt de opname van zuurstof in het lichaam lastiger. Dat kan aanleiding zijn tot klachten als hoofdpijn en duizeligheid. Bij de huidige concentraties is het risico hierop echter vrij klein. Stikstofdioxide (NO2) is een gas dat bij verbrandingsprocessen gevormd wordt. Het kan schadelijk effect hebben op de longfunctie en de ademhalingswegen. Zwaveldioxide (SO2) hoort met stikstofoxiden en ammoniak tot de verzurende gassen, waaruit ook weer fijn stof kan ontstaan. De concentraties zijn tegenwoordig zo laag, dat directe gezondheidseffecten niet langer waarneembaar zijn. Zwevende deeltjes (PM2,5) betreft zeer kleine stofdeeltjes (doorsnee tot 2,5 micrometer), die diverse bronnen hebben, onder andere verbrandingsprocessen maar ook een natuurlijke oorsprong kunnen hebben. Ze kunnen gemakkelijk diep in de longen dringen. De longfunctie vermindert hierdoor. Tevens kan een verhoogd risico op luchtwegaandoeningen of hart- en vaatziekten ontstaan.
Gevoelige bestemmingen Met het Besluit Gevoelige bestemmingen wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school of kinderopvang - in de nabijheid van provinciale (binnen 50 meter) en rijkswegen (binnen 300 meter) beperkt. Dat geldt voor nieuwe situaties en bestaande situaties die worden uitgebreid, waarbij sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor NO2 en PM10. Binnen dit bestemmingsplan is een school gepland. Het schoolgebouw ligt echter niet in de nabijheid van een provinciale weg of rijksweg. Het Besluit is voor deze school dan ook niet van toepassing. Luchtkwaliteitsonderzoek Amstelveen college In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de huidige en toekomstige situatie, wat blootstelling aan de luchtverontreiniging betreft beoordeeld. Op basis van de toekomstige verkeersintensiteiten zijn berekeningen gemaakt voor de huidige en toekomstige situatie met betrekking tot luchtkwaliteit. De berekeningen zijn gemaakt voor de Van der Hooplaan en de Sportlaan met behulp van de nieuwste CAR versie (8.1). De gebruikte invoergegevens zijn weergegeven in bijlage B van het geluid en lucht onderzoek voor de ontwikkeling "Amstelveen College". Uit de resultaten blijkt dat zowel in 2010, 2011, 2015 en 2020 geen grenswaarden worden overschreden, ter plaatse van de wijziging. De maximale jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide bedraagt 31,9 µg/m3. De maximale jaargemiddelde concentratie fijn stof bedraagt 19,9 µg/m3. Beide concentraties zijn berekend in het jaar 2010. Over de peiljaren 2011, 2015 en 2020 nemen de concentraties af, er is dus geen sprake van dreigende overschrijdingen van de in de Wet milieubeheer gestelde grenswaarden. De PM2,5-grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie is voor 2015 vastgesteld op 25 µg/m3. Omdat de berekende concentraties PM10 in de jaren 2010, 2011, 2015 en 2020 ruim lager zijn dan 25 µg/m3 zal op basis van de kwalitatieve inschatting de grenswaarde voor PM2,5 niet overschreden worden. Een overzicht van de rekenresultaten is terug te vinden in bijlage C van het geluid en lucht onderzoek voor de ontwikkeling "Amstelveen College".
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
45
Aan de hand van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er, voor wat de luchtkwaliteit betreft, geen bezwaren zijn om het Amstelveen College te realiseren. Zie voor het onderzoek naar de luchtkwaliteit bijlage 2.
5.5
Externe veiligheid
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Het doel van het Bevi is om individuele burgers en groepen mensen een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het Bevi (en Revi, de Regeling externe veiligheid inrichtingen) legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten en zogenoemde kwetsbare objecten (zoals huizen, ziekenhuizen, scholen of winkels). Bij bedrijven met risicovolle activiteiten kan worden gedacht aan chemische fabrieken, Lpgtankstations en – op termijn ook – spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Gemeenten en provincies zijn met de inwerkingtreding van het besluit wettelijk verplicht om bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Plaatsgebonden risico (PR) Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijk stof betrokken is. Groepsrisico (GR) Cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100, 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijk stof betrokken is. Het Bevi verdeelt de te beschermen objecten in “beperkt kwetsbare” en “kwetsbare objecten”. Tevens beperkt het besluit het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van de risicovolle inrichting. Het Bevi verplicht de bevoegde gezagen (voor de Wet Milieubeheer en Wet op de Ruimtelijke Ordening) afstand te creëren tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven. Risicocontouren en/of veiligheidsafstanden m.b.t. het plaatsgebonden risico zijn op grond daarvan zowel in de ruimtelijke planvorming als bij de milieuvergunning op te nemen, De verankering in het bestemmingsplan kan plaatsvinden via weergave van risicocontouren en afstanden op de plankaart, zonering, opname van de normen in het bestemmingsplan en via uitwerkingsbepalingen; zie de Handleiding Externe veiligheid inrichtingen (Infomil, 2004). Bij het groepsrisico wordt gewerkt met de “oriënterende waarde”: een ongeval met tien doden mag slechts met een kans van één op de honderdduizend per jaar voorkomen, een ongeval met honderd doden met een kans van één op de tien miljoen per jaar. Voor het groepsrisico geldt de zogenaamde verantwoordingsplicht, dit houdt in dat voor ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico het bevoegd gezag gehouden is om haar besluit te motiveren. Voor de elementen die in deze verantwoording aandacht moet krijgen, wordt verwezen naar de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (Ministerie van VROM, 2004). Binnen het plangebied bevinden zich geen bedrijven met risicovolle activiteiten.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
46
Circulaire risico normering vervoer gevaarlijke stoffen In augustus 2004 is de circulaire risico normering vervoer gevaarlijke stoffen van kracht geworden. In de circulaire wordt aangegeven hoe om te gaan met de risiconormering rond het vervoer van gevaarlijke stoffen. De circulaire heeft aanzienlijke gevolgen voor ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden langs de A9. Deze weg is gesitueerd aan de noordkant van het plangebied. In opdracht van de gemeente is door AVIV Adviserende Ingenieurs het rapport “Actualisatie risico's wegtransport A9 Amstelveen”, d.d. 19 april 2005 (nr. 05785) opgesteld. De consequenties van deze circulaire zijn uitgewerkt in een advies aan het college. De conclusie van dit onderzoek is dat het plaatsgebonden risico op de wegas ligt. Indien er mogelijke ontwikkelingen zijn binnen de invloedssfeer van de A9 is het nodig om voor het groepsrisico aanvullend onderzoek te laten uitvoeren. Nota vervoer gevaarlijke stoffen Op 11 november 2005 werd de nota vervoer gevaarlijke stoffen door de minister aan de tweede kamer aangeboden. Deze nota heeft de kamer nog niet geaccepteerd. Dit beleid zal t.z.t. worden meegenomen bij de ontwikkeling en het opstellen van gemeentelijk beleid. De nota is een uitwerking van de beleidsvernieuwing uit de Nota Mobiliteit en heeft tot doel om het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot ruimte en veiligheid zo duurzaam mogelijk te maken en kan mogelijk ook gevolgen hebben voor Amstelveen. Het plangebied is gelegen buiten de risicozone van de spoorlijn Amsterdam Amstel naar Abcoude. Buisleidingen Toekomstige ontwikkeling “Algemene Maatregel van Bestuur Buisleidingen” Met betrekking tot de externe veiligheid en de hoge druk aardgasleidingen is nu nog de circulaire "Zonering langs aardgasleidingen" uit 1984 van toepassing. De circulaire uit 1984 wordt medio 2011 vervangen door de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Buisleidingen. Deze AMvB zal regels gaan stellen aan risiconormering en -zonering langs buisleidingen, het opnemen van planregels in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen. Het externe veiligheidsbeleid gaat hiermee ook voor buisleidingen gelden. Dit houdt in dat er een wettelijk basisveiligheidsniveau gaat gelden voor het plaatsgebonden risico voor zowel bestaande situaties als bij nieuwe ruimtelijke plannen (nieuwbouw) en bij aanleg van nieuwe leidingen. Verder wordt verantwoording van het groepsrisico verplicht gesteld. Plaatsgebonden risico en groepsrisico De plaatsgebonden risico contour van 10-6 is een grenswaarde. Binnen deze contour mogen zich geen kwetsbare objecten bevinden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een genuanceerder beleid. hiervoor is deze contour een richtwaarde waar de gemeente rekening mee heeft te houden bij het nemen van nieuwe ruimtelijke besluiten. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Deze basisnorm bepaalt dat het risico om te overlijden aan een ongeluk met een gevaarlijke stof voor omwonenden niet hoger mag zijn dan één op de miljoen (10-6). Dat betekent dat de kans voor een omwonende van bijvoorbeeld een gevaarlijke fabriek om te overlijden als gevolg van een ongeluk in die fabriek maximaal maar ééns in de 1 miljoen jaar mag zijn. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het risico geeft aan hoe groot de kans is dat bij een ongeval bij een risicolocatie 10, 100 of 1000 slachtoffers tegelijk vallen. Dit risico is daardoor een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Het risico wordt bepaald op grond van een vrij technische systematiek (het zogenoemde beoordelingskader). Bij de berekening van het groepsrisico speelt mee:
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
47
De jaarlijkse kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen Dit hangt af van de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en de daarmee verrichte handelingen. Het aantal potentiële slachtoffers in de omgeving van de activiteit. Dit hangt af van de hoeveelheid én spreiding van de bevolking en de effecten van een stof bij een ongeluk. Het groepsrisico neemt dus ook toe als er meer personen in de omgeving gaan wonen of werken.
Voor het groepsrisico geldt een oriëntatiewaarde. Dit is geen norm, maar een ijkpunt. Overheden moeten bij besluiten (bijvoorbeeld over nieuw ruimtelijk plan) iedere verandering boven of onder deze waarde verantwoorden. Deze verantwoordingsplicht moet overheden aanzetten tot discussie over de omvang van het groepsrisico en de verhouding tot de oriëntatiewaarde. Maar ook over de veiligheid van de risicovolle situatie, de gevolgen voor de omgeving, mogelijke alternatieven, de hulpverlening en de zelfredzaamheid van omwonenden. Huidige situatie gastransportleidingen Binnen het plangebied is één gastransportleiding aanwezig. Het betreft:
een gastransportleiding 12" 40 bar (W-540-01). Binnen een afstand van 4 meter ter weerszijden van het hart van de gastransportleiding mag niet worden gebouwd (zogenaamde "belemmerde strook").
Toekomst Vooruitlopend op eventuele toekomstige ontwikkelingen is in het kader van de externe veiligheid het plaatsgebonden risico van de leiding berekend. De risicoberekening is conform CPR-18E (Committee for the Prevention of Disasters, Guidelines for Quantative Risk Assessment) uitgevoerd met PIPESAFE, een door de overheid goedgekeurd softwarepakket voor het uitvoeren van risicoberekeningen aan aardgastransport. De risicoberekening is uitgevoerd op basis van de in tabel 1 opgenomen leidingparameters. Tabel 1 Parameterwaarden van de leiding Parameter Diameter (mm) Wanddikte (mm) Staalsoort (-)
W-540-01 323.9 7.14 Grade B
Ontwerpdruk (barg)
40
Dekking (m)
1.1
De volgende uitgangspunten zijn gehanteerd:
De faalfrequentie is gebaseerd op schade door derden en corrosie; De faalfrequentie als gevolg van schade door derden is gecorrigeerd met een factor 2.5 als gevolg van een wettelijke grondroerdersregeling; De faalfrequentie als gevolg van schade door derden is gecorrigeerd voor recent ingevoerde maatregelen (factor 1.2) en een dalende trend in leidingbreuken (factor 2.8). Deze factoren zijn onder voorbehoud van formele goedkeuring door VROM; In de risicoberekening is rekening gehouden met directe ontsteking (75%) en ontsteking na 120s (25%); In de risicoberekening is rekening gehouden met de uit casuïstiek verkregen diameter en druk afhankelijke ontstekingskans plus een opslag van 10% voor indirecte ontsteking bij RTL leidingen.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
48
Tabel 2 Resultaten PR-berekening W-540-01 10-6 jaar-1
PR Afstand (m)
0
Uit bovenstaande tabellen blijkt dat er geen belemmeringen aanwezig zijn binnen het plangebied. Bij het van kracht worden van de AmvB Buisleidingen zal het Groepsgebondenrisico berekend worden.
5.6
Flora en fauna
Algemeen De betreffende richtlijnen (Vogel- en Habitatrichtlijn) van de Europese Unie zijn niet direct van toepassing op de gronden binnen de gemeente Amstelveen. Volgens een tekening speciale beschermingszones (EG. Vogelrichtlijn) van 5 april 2000 van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn er geen aangewezen vogelgebieden binnen Amstelveen en de directe omgeving. Tot de aangemelde Habitatrichtlijngebieden behoort volgens een tekening van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 10 september 1998 de nabij de gemeente Haarlem gelegen Kennemerduinen en Amsterdamse Waterleidingduinen tot het dichtbij gesitueerde gebieden bij de gemeente Amstelveen. Deze duingebieden zijn het leefmilieu van diverse vogelsoorten en andere dieren. Nu de diersoort de vos niet meer (overal) mag worden afgeschoten, wijken diverse vogelsoorten uit naar het oosten en komen vooreerst terecht in de meest westelijke wijken van Haarlem. Verscheidene vogelsoorten welke voorheen daar niet te vinden waren, worden nu gesignaleerd binnen de gemeente Haarlem. Dit heeft een opschuiving van andere 'meer stadse' vogelsoorten naar het oosten tot gevolg. Als deze vogelsoorten hun leefgebied gaan verplaatsen naar de gemeente Amstelveen zal dat zijn het gebied van het Amsterdamse Bos. Het is niet de verwachting, dat voor het plangebied met betrekking tot de Vogel- en Habitatrichtlijn enige verandering in de komende planperiode zal plaatsvinden. De natuurbescherming bestaat uit twee onderdelen: de bescherming van soorten en de bescherming van gebieden (habitats). Nederland heeft de Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd in de Flora- en Faunawet voor de bescherming van soorten en zal de bescherming van gebieden (habitats) opnemen in de Natuurbeschermingswet. Soortenbescherming De soortenbescherming wordt geregeld via soortenbeschermingsregels uit de Europese Habitatrichtlijn en uit de Europese Vogelrichtlijn en uit de Flora- en faunawet. Met het in werking treden van de Flora- en faunawet in 2002 zijn de bepalingen uit de Europese richtlijnen omgezet in Nederlands recht. De soorten die genoemd zijn onder de Europese wetgeving vallen onder de categorie ´streng beschermd´. Daarnaast is er een aanvullende lijst met soorten die vallen onder de Flora- en faunawet. Deze soorten vallen onder de categorie ´streng beschermd´ en ´beschermd´. In de Gemeente Amstelveen gaat het om de bescherming van de soort ´ringslang´ (natrix natrix). Binnen het plangebied komt deze soort niet voor.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
49
Flora- en Faunawet Onder de werking van de Flora- en Faunawet vallen circa 1.000 dier- en plantsoorten. Een groot deel van de inheemse zoogdieren en vogels en alle hier van nature voorkomende amfibieën en reptielen zijn beschermd. Ook enkele soorten vissen en insecten hebben een beschermde status. Voor de in het wild voorkomende planten en dieren geldt de algemene zorgplicht (artikel 2). Volgens de Fora- en Faunawet mogen beschermde dier- en plantsoorten niet worden verwond, gevangen, opzettelijk worden verontrust of gedood. Voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen mogen niet worden beschadigd, vernield of verstoord. Beschermde planten mogen op geen enkele wijze van hun groeiplaats worden verwijderd of vernield. De werkingssfeer van de Flora- en Faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Artikel 75 van de Flora- en Faunawet geeft de ontheffingsmogelijkheden weer. Met een aanvulling op artikel 75 in de wet van juli 2002 is er een differentiatie aangebracht in de soorten die onder de Flora- en Faunawet vallen en soorten die opgenomen zijn in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Daarnaast ligt er sinds februari 2005 een AMvB op artikel 75. In deze AMvB wordt het strenge beschermingsregime van toepassing op beschermde soorten die tevens (ernstig) bedreigd zijn. Voor algemeen voorkomende soorten is het verjagen, verstoren of verplaatsen ontheffingsvrij in geval van ruimtelijke ingrepen. Bij de beoordeling van aanvragen voor ontheffing ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet maakt het uitvoeringsbureau van het ministerie van LNV (Dienst Regelingen) onderscheid in twee categorieën van soorten, te weten: 1. alle soorten, opgenomen in Habitatrichtlijn bijlage IV en de Vogelrichtlijn zijn beschermd onder het zwaarste regime; 2. de overige soorten vallen onder het lichte beschermingsregime. De 1e categorie is strikt beschermd. Voor deze soorten wordt alleen vrijstelling of ontheffing verleend als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, er geen andere oplossingen mogelijk zijn om de doelstellingen van het project te behalen (mitigatie en/of alternatieven) en als er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang (artikel 75, lid 5 onder c). Voor de 2e categorie wordt vrijstelling of ontheffing verleend wanneer er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort (artikel 75, lid 4). Als strikt beschermde soorten (categorie 1) voorkomen in een potentieel projectgebied en uitvoering van het project het voortbestaan van deze soort negatief beïnvloedt, dient eerst te worden gezocht naar alternatieven (bijvoorbeeld activiteiten in de tijd spreiden, een alternatieve locatie zoeken). Bovendien moet er sprake zijn van zwaarwegende maatschappelijke belangen. Als met de realisatie van het project het voortbestaan van een populatie van een strikt beschermde soort niet in het geding is, kan er een ontheffing worden aangevraagd bij het uitvoeringsbureau van het ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij. Voor de overige categorieën moet worden aangetoond dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de instandhouding van de populatie op zich. Als er geen afbreuk wordt gedaan, kan voor deze soorten vrijstelling of ontheffing worden aangevraagd, met uitzondering voor vogels. Voor vogels wordt geen ontheffing verleend. Indien er broedvogels aanwezig zijn, dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden. De directe bescherming uit de Vogel- en Habitatrichtlijn is overgenomen in de Flora- en Faunawet en op een enkele uitzondering na stringenter dan de twee Europese richtlijnen. Hierdoor dient bij ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven vooral aandacht besteed te worden aan de verplichtingen die op grond van de Flora- en Faunawet gelden. Gemeenten en projectontwikkelaars (initiatiefnemer) zijn bij het ontwikkelen van plannen voor ruimtelijke ingrepen verantwoordelijk voor het vooraf beoordelen van mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
50
Tijdens de uitwerking van plannen of het plannen van werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart te worden gebracht: 1. Welke beschermde dieren- en plantensoorten komen in en nabij het plangebied voor; 2. Leidt het realiseren van het plan of de uitvoering van geplande werkzaamheden tot handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet betreffende planten op hun groeiplaats of dieren in hun natuurlijk leefomgeving; 3. Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig gewijzigd worden dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden; 4. Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten ontheffing (ex art. 75 van de Flora & Faunawet) van de verbodsbepalingen op de groeiplaats of dieren in hun natuurlijke leefomgeving vereist. Gebiedsbescherming De bescherming van gebieden wordt (nu nog) geregeld in de Europese Habitatrichtlijn en de Europese Vogelrichtlijn. Een verandering is echter op komst als de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking treedt. De wijziging van de Natuurbeschermingswet is inmiddels in het Staatsblad verschenen (Stb 2005, 195), maar nog niet in werking. Hierin zijn de bepalingen over gebiedsbescherming uit de Vogel- en Habitatrichtlijn omgezet in Nederlands recht. In, maar ook in de nabijheid van, een beschermd natuurgebied gelden strengere regels dan in andere gebieden. De Habitat- en Vogelrichtlijngebieden beslaan samen 20% van het Nederlandse grondgebied. In de Gemeente Amstelveen liggen geen beschermde gebieden. Rode lijsten Voorts worden nog gehanteerd de zogenaamde ´rode lijsten´. Deze rode lijsten hebben geen wettelijke status, maar geven wel de kwetsbaarheid van soorten aan. Er wordt bijvoorbeeld aangegeven of een soort bijna is uitgestorven of bedreigd is in zijn voorkomen in Nederland. Een soort die bescherming geniet onder de Flora- en Faunawet kan ook op de Rode Lijst voorkomen, maar een soort op de Rode Lijst, is niet automatisch beschermd onder de Flora- en faunawet. Bij ontwikkelingen moet onderzocht worden wat de gevolgen zijn voor de leefgebieden van beschermde soorten en moeten mitigerende of compenserende maatregelen getroffen worden. Bovendien moet er ontheffing aangevraagd worden. Onderzoek flora en fauna plangebied Voor de ontwikkeling van het plangebied zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd door Ben D natuuradvies. Deze onderzoeken worden samengevat in de volgende twee documenten.
"sportpark Amstelveen College" "Van der Hooplaan Amstelveen College"
Uit deze onderzoeken blijkt dat er geen belemmeringen aanwezig zijn voor de beoogde ontwikkelingen. Zie voor de onderzoeken bijlage 4 en 5.
5.7
Duurzaam bouwen en energie
Duurzaam bouwen Duurzaam bouwen levert een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van het milieueffect van gebouwen. Duurzaam bouwen vraagt minder materiaal en energie voor productie van materialen waardoor snelle uitputting van waardevolle grondstoffen wordt voorkomen. Door bij het ontwerp aandacht te besteden aan recyclebaarheid wordt de aanslag op grondstoffen verder beperkt. Verder levert duurzaam bouwen een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van emissies van stoffen in de natuur, zoals koolwaterstoffen en zware metalen.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
51
Hierdoor wordt verdere aantasting van natuurwaarden voorkomen. Tevens heeft duurzaam bouwen positieve effecten voor de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater door vermindering van de uitloging van schadelijke stoffen. Als laatste kan duurzaam bouwen een bijdrage leveren aan de gezondheid van bewoners. De gemeente Amstelveen stimuleert duurzaam bouwen en vraagt van initiatiefnemers aandacht voor dit aspect. Hiervoor is beleid ontwikkeld en vastgelegd. De beleidsnota Duurzaam Bouwen is in september 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. Energie De Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening bevat doelstellingen voor het windenergiebeleid. Het Rijk bevordert de plaatsing van windturbines zodanig dat in 2020 een totaal opwekkingsvermogen van 7.500 MW is bereikt. Hiervan zal ten minste 1.500 MW reeds in 2010 op het provinciaal ingedeelde deel van Nederland zijn geplaatst en ten minste 6.000 MW in 2020 in het Nederlandse deel van de Noordzee. De Vijfde Nota gaat de voorkeur expliciet uit naar gebundelde plaatsing van windturbines in plaats van solitaire plaatsing. Hierbij wordt gedacht aan het bundelen van de turbines zelf tot lijnen of parken, of aan de bundeling met verkeer- en vaarwegen. De plaatsing van windturbines nabij de hoofdinfrastructuur mag niet conflicteren met de inrichting van vrijwaringszones en met de zonering in verband met de externe veiligheid en het milieu. Bij plaatsing nabij de waterkering moet rekening worden gehouden met de veiligheidsfunctie. De gemeente heeft als beleid om uitbreiding van het geplaatste vermogen te stimuleren. Het plangebied is voornamelijk bedoeld voor wonen en dat lijkt vooralsnog niet goed samen te kunnen gaan met de plaatsing van een combinatie van windturbines. Om deze reden zal de gemeente zich vooralsnog bij de stimulering van duurzame energie beperken tot het plaatsen van zonnecollectoren. Aangezien het bouwen van een collector voor warmteopwekking sinds 1 januari 2003 meestal vergunningvrij is geworden, zijn geen voorschriften hiervoor opgenomen. Energieopslag Door de recente aandacht voor warmte –koude opslag (WKO) ook wel energieopslag genoemd, is aandacht voor de ruimtelijke consequenties wenselijk. WKO maakt gebruik van de constante temperatuur van diep grondwater uit het 2e of 3e watervoerend pakket. Het water wordt op een plaats onttrokken en elders geïnfiltreerd op dezelfde diepte. Bovengronds wordt warmte aan het grondwater toegevoegd of onttrokken. Er ontstaan op deze wijze 2 lokale zones in het grondwaterpakket, waarvan de een kouder en de ander warmer is dan het omringende grondwater. De omvang van de zones is afhankelijk van het debiet en de hoeveelheid warmte. Een potentieel probleem ontstaan wanneer de aanleg van systemen niet wordt geregisseerd. Zonder regie bestaat de kans dat de ondergrond niet efficiënt wordt benut, omdat de systemen niet op elkaar aansluiten of de aanleg van toekomstige systemen belemmeren. De provincie Noord-Holland is bevoegd gezag voor de Grondwaterwet en voor het grondwater onder de Waterwet, die in de loop van 2009 in werking treedt. De provincie heeft momenteel het beleid om bij toenemende vraag naar deze systemen de krachten te bundelen en in samenwerking met de betrokkenen een masterplan energieopslag op te stellen. De gemeentelijke prestatierichtlijn (GPR) voor duurzaam bouwen is, naast woningen en kantoren, ook van toepassing voor school- en utiliteitsgebouwen. Dit leidt tot een inspanningsverplichting om het minimale ambitieniveau voor de aspecten energie, materialen, afval, water en gezondheid van minimaal een 7,5 te bereiken. Bouwen volgens Bouwbesluit geeft een score van 5. In het bouwkundig Programma van Eisen zullen de hieruit voortvloeiende maatregelen nader worden omschreven.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
52
Hoofdstuk 6 PLANOPZET 6.1
Algemeen
Het bestemmingsplan is het belangrijkste publiekrechtelijk instrument om doelstellingen te realiseren. Hiermee wordt de basis gelegd voor handhaving, wordt gereageerd op de markt of kunnen ontwikkelingen worden gestuurd. Gemeentelijke verordeningen en ingrepen in de openbare buitenruimte zijn andere publiekrechtelijke instrumenten. Gronduitgifte en verhuur van grond zijn privaatrechtelijke mogelijkheden. In de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) behoudt het bestemmingsplan de belangrijke rol in het ruimtelijk planstelsel. Het bestemmingsplan is en blijft een belangrijk – zo niet het belangrijkste –normstellende instrumentarium voor het ruimtelijk beleid. Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) De vorige Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna WRO) en het daarbij behorende Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro 1985) bevatten bijna geen bepalingen over de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan. De artikelen 12 en 16 van het Bro 1985 kenden alleen enkele voorschriften voor de verschijningsvorm van het bestemmingsplan. Dit heeft er toe geleid dat in de praktijk allerlei varianten zijn toegepast. Hierdoor zijn er zeer verschillende bestemmingsplannen ontstaan. Bestemmingsplannen met dezelfde beleidsmatige inhoud en met hetzelfde doel zagen er geheel anders uit en waren moeilijk vergelijkbaar. Hierdoor ontbrak het aan duidelijkheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan. En dit terwijl leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan van groot gewicht zijn. Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, de monitoring van beleid en de handhaving. De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP2008) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. In dit hoofdstuk gaat het om de vertaling van de doelstellingen naar een planologische regeling. SVBP 2008 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan. Het bestemmingsplan zelf bestaat uit een verzameling geografische bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels. Er wordt uitdrukkelijk op gewezen dat de standaarden geen betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan. Opzet regels De opbouw van de planregels is gelijk aan SVBP 2008. De opbouw van de planregels is als volgt: Hoofdstuk I Inleidende regels:
Begrippen; hierin worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gebruikt. Wijze van meten en berekenen; hierin wordt aangegeven hoe de diverse maten worden gemeten en de inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden berekend om zo een eenduidige toepassing van de bebouwingregeling te bewerkstelligen.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
53
Hoofdstuk II Bestemmingsregels De doeleinden van de bestemming worden beschreven en de daarvoor geldende bouwen andere bepalingen worden aangegeven. Het artikel bestaat uit de volgende elementen:
bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden van de bestemming; bouwregels: regels omtrent hoogte, afstand tot de perceelsgrens enz; gebruiksregels: regels omtrent welk gebruik als strijdig ten aanzien van de bestemming dient te worden beschouwd; een eventuele ontheffingsregeling: van algemene ontheffingen tot verandering van de soort bedrijvigheid tot een uitbreiding van de oppervlakte van bedrijfsbebouwing via een ontheffing; een eventuele aanlegvergunning; een eventuele wijzigingsbevoegdheid.
Eventuele specifieke nadere eisenregelingen, ontheffingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden en mogelijk aanlegvergunningregels zullen zoveel mogelijk per bestemming worden opgenomen. Hierdoor wordt direct per bestemming inzicht geboden in de eventuele afwijkingsmogelijkheden en onnodig verwijzen naar andere artikelen voorkomen. Deze werkwijze bevordert de toegankelijkheid van het bestemmingsplan. Er wordt derhalve voor de volgorde van de regels een standaardindeling gehanteerd Hoofdstuk III Algemene regels
Gebiedsaanduidingen: een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. Dit betreft bijvoorbeeld de zone van het Luchthavenindelingbesluit (luchthaven Schiphol) waarvoor binnen deze zone beperkingen gelden voor bebouwing. Algemeen toetsingskader bijzondere bepalingen: de in dit artikel genoemde criteria gelden in ieder geval als (mede)toetsingskader voor het stellen van nadere eisen, het verlenen van ontheffing en het wijzigen van het plan. Bij het verlenen van ontheffing kunnen bijvoorbeeld nadere eisen gesteld worden aan het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid. Toegelaten overschrijdingen: in dit artikel wordt aangegeven in welke gevallen de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en/of hoogtematen overschreden mogen worden. Dit betreffen bijvoorbeeld liftkokers, schoorstenen en balkons. Algemene ontheffingsbevoegdheid: in dit artikel wordt bepaald in het kader van welke algemene ontheffing in het plangebied gebruik gemaakt kan worden.
Hoofdstuk IV Overgangs- en slotregels
Overgangsbepaling; samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Daarbij wordt het hierin mogelijk gemaakt om op te treden tegen eerder ontstaan illegaal gebruik. Slotregel; voor de duidelijkheid, o.a. bij benoeming en verwijzing, is hierin een eenduidige naam voor het gehele plan inclusief de toelichting aangegeven.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
54
6.2
Hoofdlijnen van de juridische regeling
Planvorm Algemeen De Wet ruimtelijke ordening biedt de keuze uit drie planvormen: 1. het gedetailleerde bestemmingsplan; 2. het globale eindplan; 3. het globale bestemmingsplan met uitwerkingsbevoegdheden. Het verschil tussen de eerste twee soorten bestemmingsplannen en het globale bestemmingsplan met uitwerkingsbevoegdheden is dat de eerste twee bestemmingsplannen meteen een basis bieden voor het verlenen van bouwvergunning en dat het andere bestemmingsplan eerst moet worden uitgewerkt voordat bouwvergunning verleend kan worden. Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de planregels en de verbeelding (plankaart).
6.3
De bestemmingen
Het centrale onderdeel van een bestemmingsplan is de bestemming. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de in het plan begrepen grond bestemmingen toegewezen met bij behorende doeleinden. Aan de bestemmingen zijn regels gekoppeld over het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Kenmerk van bestemmingen is dat het gehele plangebied ermee is bedekt. Elke bestemming is geometrisch bepaald. Een bestemmingsplan kan ook dubbelbestemmingen bevatten (bijvoorbeeld leidingen, waterkeringen en archeologische waarden). Deze overlappen bestemmingen en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen hoeven het gehele plangebied niet te bedekken. Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor. Verklaringen zijn de overige in de verbeelding van het bestemmingsplan voorkomende zaken. Verklaringen hebben geen juridische betekenis. Zij zijn bedoeld om nadere informatie te verschaffen of om de duidelijkheid en raadpleegbaarheid te bevorderen. Omdat verklaringen geen juridische betekenis hebben, wordt hierop niet nader ingegaan. Doelstellingen en uitgangspunten Het uitgangspunt bij het opstellen van het bestemmingsplan is dat de van kracht zijnde regelingen zodanig worden geactualiseerd dat samenhangende, op actuele beleidsinzichten en gebruikerswensen afgestemde bestemmingsregelingen ontstaan. Als doelstellingen en uitgangspunten kunnen daarbij worden onderscheiden:
Rechtszekerheid en klantgerichtheid, dat wil zeggen voor de burger een duidelijk, toegankelijk en op actuele behoeften en eisen afgestemd plan. Makkelijke toepasbaarheid en hanteerbaarheid voor de gemeentelijke diensten; een plan waaraan bouwaanvragen op heldere wijze kunnen worden getoetst met als resultaat een minimale bestuurslast. Duidelijkheid en inzichtelijkheid van hetgeen is toegestaan, dit houdt in dat de bestemmingen met hun bouw- en gebruiksmogelijkheden zoveel als mogelijk is op de plankaart zichtbaar worden gemaakt.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
55
In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen: Groen Het groen binnen het plangebied is als zodanig bestemd. Het groen is mede bestemd voor bermen en beplanting, paden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede voor verhardingen, parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en straatmeubilair. Het groen kan tevens worden gebruikt voor opstelplaatsen voor voertuigen van hulpdiensten. Maatschappelijk De maatschappelijke voorzieningen zijn als zodanig bestemd. Het betreft hier specifiek een school. Sport De sportterreinen in het plangebied zijn al zondanig bestemd. Het betreft hier voornamelijk buitensport. Daarnaast is binnen de bestemming een bouwvlak opgenomen waar een maatschappelijke bestemming is toegestaan. Dit om de realisatie van naschoolse opvang mogelijk te maken. Sport - Sporthal De nieuw te bouwen sporthal naast het Amstelveencollege is als zodanig bestemd. Er is gekozen voor een specifieke bestemming om onduidelijkheid met de voorschriften van de sportbestemmingen (wat buitensporten betreft) te voorkomen. Verkeer Onder deze bestemming zijn gebracht de verkeerswegen, straten en fiets- en voetpaden. Het verblijfsgebied, waaronder de woonstraten en woonerven hebben de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied'. Het parkeren is ondergebracht in de bestemming 'Verkeer parkeerterrein'. Water In het plangebied is het water als zodanig bestemd. De gronden met de bestemming water kunnen niet worden omgezet in groenvoorziening, terwijl de gronden met de bestemming groenvoorziening mede bestemd zijn voor water en waterpartijen.
6.4
Handhaving
In een bestemmingsplan zijn het gebruik en de bouwmogelijkheden van de gronden vastgelegd in de planregels en op de plankaart. Discussie over de inhoud van een bestemmingsplan vindt plaats tijdens de planvoorbereiding. De motivering van afwegingen en keuzes zijn te vinden in de toelichting van het bestemmingsplan. Belangrijke onderdelen van de planvoorbereiding zijn de inspraak en het wettelijk vooroverleg. Doel is uiteindelijk een bestemmingsplan vast te stellen voor een periode van tien jaar. Wanneer een bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, dan is de discussie over de inhoud van het plan afgerond en dienen overheid en burgers zich aan het plan te houden. Gebruik en/of bouwen dat niet in overeenstemming is met de plankaart en/of de planregels is dan in strijd met het geldende bestemmingsplan. De zorg dat situaties gedurende de planperiode in overeenstemming zijn en blijven met het geldende bestemmingsplan valt onder het begrip handhaven. Goede handhaving vereist dat, naast de overheid ook belanghebbenden en de gebruikers van een plangebied op eenvoudige wijze kennis kunnen nemen van de inhoud van het geldende bestemmingsplan. Om dit te bereiken wordt er naar gestreefd om bestemmingsplannen digitaal toegankelijk te maken via het internet. In de opzet van voorliggend bestemmingsplan is al rekening gehouden met deze nieuwe ontwikkeling.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
56
Beleid gemeente Amstelveen In 2007 is het handhavingsprogramma 2008 – 2010 door het college van B&W vastgesteld. Het handhavingsprogramma 2008 – 2010 is de basis voor het systematisch toezichthouden en het gericht handhaven door de gemeente op de terreinen bouw- en woningtoezicht, milieu, ruimtelijke ordening, verkeer en parkeren. Deze kenmerken zich door belangrijke wijzigingen in wetgeving. Zo treedt per 1 januari 2008 het nieuwe Activiteiten Besluit in werking dat met betrekking tot milieu een verschuiving inhoudt van vergunningverlening naar handhaving. Bedrijven moeten weliswaar nog steeds aan de milieuregels voldoen, maar de ‘lichte’ bedrijven hebben geen meldingsplicht meer. Aandachtspunten bij het handhaven zijn energiebesparende maatregelen, ondernemers stimuleren door preventief handhaven, intensiveren toezicht op LPG stations, en controleren van bedrijfslozingen op het rioolstelsel. Binnen het handhavingsprogramma worden twee aspecten binnen de handhaving onderscheiden. Preventief handhavingsbeleid Bij handhaving is er in eerste instantie aandacht voor repressief handhaven, d.w.z. op het effectief ongedaan maken van overtredingen. Daarnaast is er echter ook de preventieve zijde van handhaving. Met preventieve handhaving worden maatregelen bedoeld die tot doel hebben te voorkomen dat opgetreden moet worden. Preventieve handhaving houdt onder andere in dat er bij de ontwikkeling van regelgeving voldoende wordt gecommuniceerd met belanghebbenden en er voldoende informatie beschikbaar is over het aanvragen van vergunningen. Deze taak wordt door bouwplantoetsers tijdens een vergunningaanvraag uitgevoerd. Uit de praktijk blijkt dat er preventieve werking uitgaat van de wetenschap dat een gemeente ingrijpt bij overtreding van de regels. Tijdens bouwwerkzaamheden wordt door een toezichthouder bekeken of er wordt gebouwd conform afgegeven bouwvergunning. Repressief handhavingsbeleid Het effectief ongedaan maken van overtredingen valt onder het begrip repressief handhaven. Artikel 125 van de Gemeentewet geeft het college de algemene bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang ter uitvoering van wet- en regelgeving. Handhaving is een bevoegdheid, tenzij een bijzondere wet anders aangeeft. Dit betekent dat het college voorkomend ook kan afzien van handhaving. In de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is gedurende een groot aantal jaren aan bestuursorganen een grote mate van beleidsvrijheid toegekend met betrekking tot de vraag of tegen een overtreding van bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen al dan niet handhavend moet worden opgetreden. Een reeks van recentere uitspraken bevestigen de ontwikkeling naar een minder vrijblijvende handhavingspraktijk, die leidt naar een 'beginselplicht tot handhaving'. Met name waar derden de gemeente verzoeken om handhavend op te treden, kan daarvan slechts om zeer zwaarwegende redenen worden afgezien. De huidige standaardformuleringen van de Afdeling luiden: “Indien door een belanghebbende derde uitdrukkelijk is verzocht tegen een illegale situatie op te treden, kan alleen in bijzondere gevallen van handhavend optreden worden afgezien” of (als er geen handhavingsverzoek is ingediend) “alleen in bijzondere gevallen kan van het bestuursorgaan worden verlangd dat het afziet van handhavend optreden tegen een illegale situatie”. Binnen de gemeente heeft preventieve handhaving de voorkeur boven repressieve handhaving. Bestuursrechterlijke handhaving heeft de voorkeur boven strafrechtelijke handhaving. Een combinatie van bestuursrechterlijke handhaving en strafrechtelijke handhaving is ook mogelijk.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
57
Hoofdstuk 7 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID De gemeente is wettelijk verplicht om alle ruimtelijke kosten die genoemd worden in de kostensoortenlijst van het Besluit ruimtelijke ordening te verhalen op de eigenaren van de gronden die betrokken zijn bij de ontwikkeling van deze gronden. De gemeente is de enige eigenaar in het bestemmingsplangebied en in het exploitatiegebied. Doordat de gemeente op eigen grond ontwikkelt is van de noodzaak van het verhalen van kosten op derden geen sprake. De gemeentelijke grondexploitatie omvat het maken van een bouwkavel voor het realiseren van de beoogde opstallen en het herinrichten van het openbaar gebied. Deze ruimtelijke kosten zijn opgenomen in het bouwkostenkrediet “nieuwbouw Amstelveencollege en breedtesporthal ter plaatse van rugbyclub ARC” en de raad heeft in de vergadering van 3 februari 2010 een krediet verleend voor de uitvoering. Daarmee is het beoogde ontwikkelprogramma economisch uitvoerbaar.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
58
Hoofdstuk 8 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 8.1
Overleg met de bevolking
In het kader van de locatieonderzoek en verdere uitwerkingen is er reeds uitgebreid vooroverleg geweest met de bevolking. Op 30 oktober 2007 heeft het college van B&W de Randvoorwaarden Locatieontwikkeling Amstelveencollege en sporthal vrijgegeven voor participatie. In de periode daarna zijn belanghebbenden en geïnteresseerden over de randvoorwaarden geïnformeerd en in staat gesteld hierop te reageren. Hiertoe heeft onder andere op 19 november 2007 een informatieavond plaatsgevonden. Tot 7 december 2007 bestond de gelegenheid om schriftelijk reacties in te dienen. Op 27 mei 2008 heeft het college van B&W de Randvoorwaarden Locatieontikkeling Amstelveencollege en sporthal vastgesteld met inachtneming van de ingediende reacties. Het ontwerp bestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd van donderdag 1 apil 2010 tot en met woensdag 12 mei 2010. Gedurende de termijn van ter inzage legging heeft een ieder de gelegenheid gekregen om schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken. Hiervan is vooraf kennis gegeven op de gemeentelijke website en de Staatscourant van 31 maart 2010. Er is een informatieavond gehouden op 8 april 2010 omtrent de geplande schoolgebouw, sporthal en indeling van de sportvelden. De gemeente heeft deze gelegenheid aangegrepen de doelstellingen van het ontwerp bestemmingsplan toe te lichten en omwonenden de gelegenheid te gegeven om vragen te stellen.
8.2
Overleg met instanties
In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is op 4 februari 2010 het voorontwerp toegezonden aan de hieronder genoemde provinciale en rijksdiensten en andere instanties. 1. 2. 3. 4. 5.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, afdeling Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid VROM-Inspectie Noord-West Waternet Gasunie Brandweer Amstelland
De toezending is gedaan met het verzoek om binnen 4 weken te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat het voorontwerp bestemmingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen. In bijlage 6 volgt een samenvatting van de ingediende reacties en het commentaar daarop van het college van burgemeester en wethouders.
8.3
Vaststelling
Het bestemmingsplan is vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van 15 september 2010.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
59
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
60
PLANREGELS
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
61
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
62
Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1
Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder: 1.1
plan:
het bestemmingsplan "3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West" van de gemeente Amstelveen; 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0362.07C- met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen); 1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het behouden van deze gronden; 1.4
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.6
bebouwingspercentage:
een in de regels of op de plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; 1.7
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak; 1.8
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.9
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.10
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.11
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak; 1.12
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensden, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
63
1.13
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.14
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel; 1.15
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.16
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.17
dak:
iedere bovenbeëindiging, vlak of hellend, van een gebouw; 1.18
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.19
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; 1.20
horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel; 1.21
langzaam-verkeerszone:
een begrensd gebied ter bundeling van fiets-, ruiter- en/of voetpaden; 1.22
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen; 1.23
multifunctioneel sportcentrum:
een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig bieden van de mogelijkheid tot het beoefenen van sportactiviteiten, alsmede direct met de sportactiviteiten verbonden gebruiksvormen, alsmede een ondersteunende horecafuncrie en ondergeschikte detailhandelsfunctie en al dan niet ruimte biedt voor vergaderingen, cursussen en seminars; 1.24
nokhoogte of kaphoogte:
het hoogste punt van een dakconstructie, behoudens toegelaten afwijkingen krachtens deze planregels; 1.25
ondergronds bouwen:
het bebouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld (zoals kelders en parkeergarages);
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
64
1.26
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt 1.27
peil:
a.
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil); 1.28
verticale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer; 1.29
voorgevel:
de gevel van een gebouw gericht naar de wegzijde; 1.30
Wet:
de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan; 1.31
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; 1.32
zij- of achtergevel:
een gevel van een gebouw niet gericht naar de wegzijde;
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
65
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
bebouwingspercentage:
het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden; 2.2
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.3
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.4
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.5
de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap; 2.6
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine; 2.7
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.8
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.9
het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen; 2.10
verticale diepte:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.
Toepassing ten aanzien van ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
66
Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 3.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
groenvoorzieningen; bermen en beplanting; paden; speelvoorzieningen; water, waterlopen, waterberging en waterpartijen;
met daaraan ondergeschikt: f. verhardingen; g. parkeervoorzieningen; met de daarbij behorende: h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van lichtmasten en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter; b. de hoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter; c. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter. 3.3
Specifieke gebruiksregels
3.3.1
Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming. 3.3.2
Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a.
het gebruik van gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of produkten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; b. het gebruik van gronden als staan- of ligplaats, alsmede kampeerterrein; c. het gebruik van gronden voor het beproeven van voer- of vaartuigen, voor het beoefenen van auto- of motorsport of de (model) vliegsport en voor het houden wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen; d. het gebruik van gronden voor sport- of wedstrijdterrein, parkeerterrein, landingsplaats, dagcamping dan wel voor de ruitersport.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
67
Artikel 4 4.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden in de vorm van sociale, religieuze, medische, culturele, (openbare) en educatieve voorzieningen; b. water ter plaatse van de aanduiding 'water'; c. woonstraten en speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'verkeer': met de daarbij behorende: d. e. f. g. h. i.
wegen en paden; parkeervoorzieningen; groenvoorzieningen; speelvoorzieningen; tuinen, erven en terreinen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte mag niet worden overschreden; c. het bebouwingspercentage bedraagt 100%. 4.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. 6 meter voor palen en masten; c. 3 meter voor lichtmasten en het overige. 4.3
Specifieke gebruiksregels
4.3.1
Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming. 4.3.2
Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a. b. c. d. e.
het het het het het
gebruik gebruik gebruik gebruik gebruik
van van van van van
de onbebouwde gronden voor opslag van goederen; gronden en bouwwerken als seksinrichting; gebouwen voor bewoning; gronden en bouwwerken voor detailhandel; gronden en bouwwerken voor horeca.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
68
Artikel 5 5.1
Sport
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportterreinen; b. gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, zoals club-, kantine- en kleedgebouwen en gebouwen voor beheer en onderhoud met daaraan ondergeschikt horeca; c. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden in de vorm van sociale, religieuze, medische, culturele, (openbare) en educatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'; met de daarbij behorende: d. e. f. g. h. i. j. k.
wegen en paden; speelvoorzieningen; terrassen; parkeervoorzieningen; water, waterpartijen en waterberging; groenvoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder tribunes; open terreinen.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage van een gebouw ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage mag niet worden overschreden. 5.2.2
Bijgebouwen
Binnen de bestemming Sportvoorzieningen mogen bijgebouwen ten dienste van de sportvoorziening worden gebouwd waarvan de bouwhoogte en de gezamenlijke oppervlakte per sportvereniging niet meer dan respectievelijk 4,50 en 50 m² bedragen. 5.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 10 meter; de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 20 meter bedragen; de hoogte van overige palen en masten mag niet meer dan 10 meter bedragen; de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
5.3
Specifieke gebruiksregels
5.3.1
Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
69
5.3.2
Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 5.3.1 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden: a. als staan- of ligplaats van onderkomens, alsmede kampeerterrein; b. als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; c. voor het aanwezig zijn of opgeslagen hebben van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen dan wel onderdelen daarvan, alsmede het plaatsen van al dan niet gerede motorvoertuigen; d. voor het beproeven van voer- of vaartuigen, voor het beoefenen van auto- of motorsport of de (model)vliegsport en voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen; e. voor landingsplaats, dagcamping; f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horeca; h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
70
Artikel 6 6.1
Sport - Sporthal
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Sporthal' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
een multifunctionele sportcentrumvoorziening, met de daarbij behorende direct met de sportactiviteiten verbonden gebruiksvormen, alsmede een ondersteunende horecafunctie en ondergeschikte detailhandelsfunctie;
met de daarbij behorende: b. c. d. e. f. g. h.
wegen en paden; speelvoorzieningen; parkeervoorzieningen; water en waterpartijen; groenvoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; open terreinen.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte mag niet worden overschreden. 6.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 10 meter; de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 15 meter bedragen; de hoogte van overige palen en masten mag niet meer dan 6 meter bedragen; de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
6.3
Specifieke gebruiksregels
6.3.1
Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming. 6.3.2
Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.3.1 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden: a. als staan- of ligplaats van onderkomens, alsmede kampeerterrein; b. als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte beheer van de gronden; c. voor het aanwezig zijn of opgeslagen hebben van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen dan wel onderdelen daarvan, alsmede het plaatsen van al dan niet gerede motorvoertuigen; d. voor het beproeven van voer- of vaartuigen, voor het beoefenen van auto- of motorsport of de (model)vliegsport en voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen; e. voor landingsplaats, dagcamping; f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
71
Artikel 7 7.1
Verkeer-Parkeerterrein
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer-Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende: b. c. d. e.
ontsluitingswegen, straten en paden; groenvoorzieningen; bouwwerken in de vorm van beheersgebouwtjes; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat per bestemmingsvlak één bouwwerk mag worden opgericht met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,00 en 4,50 meter en een maximale oppervlakte van 10 m²; 7.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
de hoogte van palen en masten en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 10 meter; b. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet bedragen dan 3 meter. 7.3
Specifieke gebruiksregels
7.3.1
Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming. 7.3.2
Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.3.1 wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
72
Artikel 8 8.1
Verkeer-Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
woonstraten en speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende: b. c. d. e.
wegen, straten en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
de hoogte van palen en masten en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 16 meter; b. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet bedragen dan 3 meter. 8.3
Specifieke gebruiksregels
8.3.1
Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming. 8.3.2
Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 8.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden voor de opslag van goederen; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
73
Artikel 9 9.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
waterberging; waterhuishouding; waterlopen; waterpartijen; het verkeer in en over het water;
met de daarbij behorende: f.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. 9.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van palen, masten en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter; b. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter; c. gebouwde aanlegsteigers zijn niet toegestaan. 9.3
Specifieke gebruiksregels
9.3.1
Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming. 9.3.2
Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 9.3.1, wordt in ieder geval gerekend: a.
het gebruik ten behoeve van drijvende steigers en ander daarmee vergelijkbaar drijftuig; b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats of aanlegsteiger voor woonschepen en bedrijfsschepen.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
74
Artikel 10 Leiding-Gas 10.1
Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding-Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de al dan niet ondergronds gelegen: a.
hoofdgastransportleiding (12" 40 bar), waarbij een minimale belemmerde strook geldt van 4 meter, ter weerzijde uit het hart van de leiding;
Met dien verstande, dat indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, deze andere bestemmingen ondergeschikt zijn aan de bestemming leidingen. met de daarbij behorende: b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 10.2
Bouwregels
Binnen een afstand van 4 meter ter weerzijden van de hart van de leidingen mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding.
10.3
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 10.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd mits: a.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding; b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. 10.4
Aanlegvergunning
10.4.1 Verboden werkzaamheden Het is verboden op of in de in lid 10.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders, binnen de belemmerde strook de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren: a. b. c. d. e. f. g. h. i.
het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder rietbeplanting; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging; het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; diepploegen; het aanbrengen van gesloten verhardingen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen; het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
75
10.4.2 Voorwaarden voor ontheffing Aanlegvergunningen kunnen slechts worden verleend indien het behoud van een veilige ligging van de leiding en de continuïteit van de energievoorziening zijn gewaarborgd. Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen activiteiten het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden. 10.4.3 Toegestane werkzaamheden Het in lid 10.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
10.5
Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Gebruiksverbod Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
76
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS Artikel 11 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
77
Artikel 12 Algemeen toetsingkader bijzondere bepalingen De in dit artikel genoemde criteria gelden in ieder geval als (mede)toetsingskader voor het stellen van nadere eisen, het verlenen van vrijstelling en het wijzigen van het plan.
12.1
Samenhangend straat- en bebouwingsbeeld
Ten aanzien van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte; b. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen; c. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving; d. de situering van de gebouwen op het bouwperceel. 12.2
Goede woonsituatie
Ten aanzien van een goede woonsituatie kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. b. c. d. e.
de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte; overlast door lawaai, stank en/of trillingen; de bezonning; het uitzicht; privacy.
12.3
Verkeersveiligheid
Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a.
de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden; b. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg; c. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden; d. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte. 12.4
Sociale veiligheid
Ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a.
de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek; b. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt. 12.5
Gebruiksmogelijkheden aangrenzende gronden
Ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden kan rekening worden gehouden met de volgende aspecten: a. belemmering bedrijfsvoering en ontwikkelmogelijkheden omliggende bedrijven; b. de situering van gebouwen 12.6
Milieusituatie
Ten aanzien van de milieusituatie kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de mate van hinder voor de omliggende functies; b. de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
78
c. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies; d. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving; e. de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit. 12.7
Adequate rampenbestrijding
Ten aanzien van een adequate rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de aanwezigheid van vluchtwegen; b. de bereikbaarheid van de bouwwerken; c. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen. 12.8
Behoud van de cultuur-historische (archeologische) waarden
Ten aanzien van het behoud van de cultuur-historische (archeologische) waarden kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten: a. de gevolgen voor landschappelijke en ecologische kwaliteiten; b. de gevolgen voor monumentale panden of een beschermd stads- of dorpsgezicht; c. plaats, goot-, bouwhoogte, dakvorm en dakhelling van (karakteristieke, monumentale) gebouwen, bijgebouwen en/of andere bouwwerken; d. erf- en tuinafscheidingen van landgoederen en huiskavels die de karakteristieke verkavelingstructuur visualiseren; e. ingrepen in de openbare ruimte in het algemeen en in de groenstructuur in het bijzonder
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
79
Artikel 13 Algemene ontheffingsregels 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van: a. de in de bestemmingsbepalingen opgenomen maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, uitsluitend indien dit nodig is voor een technische betere realisering van het plan; b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de inrichting van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven; c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter; e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter; f. de bestemmingsbepalingen ten behoeve van het oprichten van ondergrondse kelderruimte, met dien verstande dat: de ondergrondse bouwwerken binnen het op de plankaart aangegeven bestemmingsvlak dienen te worden gerealiseerd en conform de bestemming te worden gebruikt; het realiseren van ondergrondse bouwwerken geen nadelige effecten mag hebben op de bodem- en waterhuishouding. (Hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder); g. de bestemmingsbepalingen ten behoeve het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten behoeve van de dienstverlening van overheidswege, het openbaar bestuur en openbare nutsbedrijven, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen, gemaalgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten, mits de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 50 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter. 2. Ontheffing wordt niet verleend indien: a. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan (bijvoorbeeld door schaduwwerking) aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. dit leidt tot aantasting van de ruimtelijke karakteristiek ter plaatste.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
80
Artikel 14 Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2 14.1
Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2' gelden beperkingen van bouwhoogten als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
14.2
Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2 gelden de volgende regels a.
op de gronden die zijn aangeduid met de term 'Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2' mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan is aangegeven met hoogtelijnen met de daarbij behorende hellende vlakken, zoals aangegeven op bijlage 1. Hiervoor gelden de bepalingen gesteld in artikel 2.2.2 lid 1 van het "Luchthavenindelingbesluit Schiphol"; b. In afwijking van het eerste lid is een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat hoger is dan de desbetreffende maximale waarde toegestaan indien: 1. het bouwwerk, geen gebouw zijnde opgericht of geplaatst is overeenkomstig een bouwvergunning of een aanlegvergunning of voor het bouwwerk een dergelijke vergunning is verleend en; 2. de vergunning is verleend voor de datum van inwerkingtreding van het LIB (20 februari 2003); c. de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde wordt gemeten in relatie tot de referentiehoogte van de luchthaven Schiphol, zijnde -4.00 meter NAP.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
81
Artikel 15 Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3 15.1
Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.3' zoals aangegeven op . 2, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
15.2
Specifieke gebruiksregels
Op deze gronden is een grondgebruik of een functie binnen de volgende categorieën niet toegestaan: a. b. c. d. e.
industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag; viskwekerijen met extramurale bassins; opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking; natuurreservaten en vogelreservaten; moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare;
tenzij en voor zover dit gebruik of deze bestemming rechtmatig is op de datum van inwerkingtreding van het LIB (20 februari 2003).
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
82
Artikel 16 Toegelaten overschrijdingen Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmings-, bouwgrensen en/of hoogtematen te overschrijden: a.
ten behoeve van toegangen van bouwwerken, stoepen, stoeptreden, balkons, gaanderijen en funderingen en daarmee gelijk te stellen onderdelen van gebouwen, voor zover de bouwgrens met niet meer dan 2.50 meter wordt overschreden en deze onderdelen van gebouwen niet worden opgericht op gronden, bestemd voor verkeersdoeleinden en tevens een niet te bebouwen strook van 1 meter in acht wordt genomen ten opzichte van de gronden, bestemd voor verkeersdoeleinden; b. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, alsmede technische voorzieningen, mits: 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25% van de oppervlakte van het dak(vlak) bedraagt; 2. de hoogte niet meer dan 5 meter van de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
83
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 17 Overgangsrecht 17.1
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 17.2
Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 17.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.
17.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 73.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.4
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
17.5
Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
17.6
Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
17.7
Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
84
Artikel 18 Slotregel Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 15 september 2010.
De griffier,
de voorzitter,
Bestemmingsplan 3e herziening Amstelveen Midden-West - Sportpark Janselaan West
85