thema 1
3 weken - kennen - kunnen - zijn aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding
• synthese
De cursorische periodes waarin specifieke elementen aan bod komen uit de domeinen: - natuur - tijd - technologie - ruimte - mens en uit - maatschappij - verkeer - muzische opvoeding
- kennen - kunnen - zijn aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding
• synthese
op het thema • activiteiten
• oriëntatie
→
1ste cursorische periode
↵
thema 2 - kennen - kunnen - zijn aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding
• synthese
op het thema • activiteiten
• oriëntatie
- kennen - kunnen - zijn aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding
• synthese
op het thema • activiteiten
• oriëntatie
Het boekje ‘Voor altijd’ met een selectie van: - te verwerven begrippen - te verwerven vaardigheden uit - de syntheses van het thematisch werken - de cursorische periodes
- kennen - kunnen - zijn aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding
• synthese
op het thema • activiteiten
• oriëntatie
→
2de cursorische periode
CURSORISCH WERKEN (einde van elk trimester)
3 weken op het thema • activiteiten
2 weken
• oriëntatie
2 weken
- kennen - kunnen - zijn aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding
thema 3 Dingen en mensen getuigen
- kennen - kunnen - zijn aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding
• synthese
op het thema • activiteiten
• oriëntatie
De instrumenten voor de evaluatie van: - kennis - vaardigheden - attitudes (en zelfbeeld)
- kennen - kunnen - zijn aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding
• synthese
op het thema • activiteiten
• oriëntatie
Zoveel grond! Blik op We doen er oneindig iets mee
2 1/2 weken
- kennen - kunnen - zijn aanbod - muzische vorming - praktische verkeersopvoeding
3 weken
• synthese
thema 4
• synthese
3 weken
op het thema • activiteiten
thema 5
• oriëntatie
2 1/2 weken
op het thema • activiteiten
thema 6
• oriëntatie
2 1/2 weken
Stromen van letters en beelden
thema 7
Zevenmijlslaarzen
2 1/2 weken
Help, we zijn Handel en bedreigd! wandel
thema 8
Wij zijn allemaal wereldburgers
DERDE TRIMESTER
2 1/2 weken
Welkom
TWEEDE TRIMESTER
2 weken
↓
EERSTE TRIMESTER
Het jaarschema van het zesde leerjaar met de volgorde van de thema’s en de cursorische periodes
thema 9
THEMATISCH WERKEN
TIMING
3
30 1/2 weken
3de cursorische periode
Thema 1
Welkom
Activiteit 1 Onderwerp
■ Welkommiddag: een creamiddag
Doelen
1 De kinderen kunnen zelfstandig een keuze maken uit een toegelicht aanbod van activiteiten. 2 De kinderen kunnen samenwerken tijdens een groepstaak en geven/ aanvaarden hierbij leiding aan/van leeftijdsgenoten. 3 De kinderen kunnen genieten van de realisaties van leeftijdsgenoten en kunnen deze waarderen. 4 De kinderen kunnen kritisch staan tegenover de eigen realisaties en het eigen functioneren in de deelgroep. De doelen bij de keuzeactiviteiten ■ Keuze 1
Zie lesfiche muzische vorming muziek.
■ Keuze 2 5 De kinderen kunnen eigen ervaringen en kennis aanwenden om zelf een beperkt scenario over een fictief interview te schrijven. 6 De kinderen durven in dit dramastukje creatief en expressief omgaan met hun eigen stem en taal. ■ Keuze 3
Zie lesfiche muzische vorming beweging.
■ Keuze 4 7 De kinderen maken aan de hand van een eigen of voorgesteld recept een hapje of drankje klaar. 8 De kinderen werken hierbij veilig en net, verkwisten geen ingrediënten en dragen zorg voor het keukengerei en het lokaal. ■ Keuze 5 9 De kinderen stellen een lijst met informatieve vragen samen als basis voor een interview met de leerkracht.
Activiteit 2 Onderwerp
■ Ken je me nog? Een raadselspel
Doelen
1 De kinderen kunnen een aantal persoonlijke keuzes maken aan de hand van een aangeboden vragenschema. 2 De kinderen kunnen hun klasgenoten herkennen aan de hand van een reeks persoonlijke keuzes op een aangeboden vragenschema. 3 De kinderen kunnen hun keuzes verantwoorden indien de leerkracht of leerlingen dit vragen. 4 De kinderen kunnen een fotokopieerapparaat correct bedienen.
Activiteit 3 Onderwerp
■ Wat betekent nu een naam?
Doelen
1 De kinderen kennen de historische periodes en kunnen deze plaatsen op een tijdsbalk. 2 De kinderen kunnen met behulp van teksten en tekeningen maatschappelijke gegevens plaatsen in hun historische context en periode. 3 De kinderen zien in dat bepaalde begrippen of personen symbolisch zijn voor een maatschappelijk fenomeen en kunnen dit op hun niveau verklaren. 4 De kinderen kunnen zich voorstellen wat een ‘kolonie’ betekende, zowel voor de kolonisator als de gekoloniseerde en kunnen deze verhouding in beperkte mate beoordelen. 5 De kinderen kunnen hoofdzaak van bijzaak onderscheiden door in kleine tekstgehelen woorden of woordgroepen te markeren. 6 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een vastomlijnde opdracht afwerken.
Activiteit 4 Onderwerp
■ Vakantieherinneringen
Doelen
1 De kinderen verwoorden voor hun klasgenoten hun betekenisvolle vakantieherinneringen. 2 De kinderen situeren hun vakantiebelevenissen, indien mogelijk, geografisch en/of historisch op de kaart van Europa/wereld of op de tijdsbalk. 3 De kinderen maken kennis met de staatkundige wereldkaart. 4 De kinderen situeren bepaalde vakantiebestemmingen op de kaart van Europa/wereld. 5 De kinderen plaatsen enkele historische data op de tijdsbalk. 6 De kinderen kunnen een aantal eigen favoriete maar onbezochte reisbestemmingen situeren op de kaart van Europa/wereld. 7 De kinderen kunnen een aantal eigen favoriete historische data aangeven en plaatsen op de tijdsbalk. 8 De kinderen leven tijdens een kring- of klassengesprek een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies na.
Activiteit 5 Onderwerp
■ Opstellen van het weekrooster ■ Opstarten van het themaboek, de actualiteitenfries en de schooljaarkalender
Doelen
1
De kinderen kunnen bestaande kalenders en gegevens gebruiken bij het opstellen van eigen tijdskaders.
2
De kinderen kunnen met reeds verkende middelen bepaalde begrippen beeldend vormgeven.
3
De kinderen kunnen de inhoud, de betekenis of het doel van de gekozen beelden verduidelijken aan hun klasgenoten.
4
De kinderen kunnen genieten van het eigen vormgevingsproces en van het beeldend werk van klasgenoten.
5
De kinderen kunnen samenwerken tijdens een groepstaak en geven/ aanvaarden hierbij leiding aan/van leeftijdsgenoten.
6
De kinderen kunnen bij een groepstaak onderling afspraken maken over de taakverdeling en de planning en kunnen deze naleven.
Activiteit 6 Onderwerp
■ Mijn fiets is in orde ■ Ik ken een veilige fietsroute
Doelen
1 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een vastomlijnde opdracht afwerken. 2 De kinderen kunnen op basis van een controlefiche hun eigen fiets controleren. 3 De kinderen kennen de veiligste fietsroutes en gevaarlijke knooppunten op de weg van school naar huis en omgekeerd. 4 De kinderen kunnen in een bepaalde verkeerscontext het veiligste fiets- of voetgangersgedrag omschrijven.
Activiteit 7 Onderwerp
■ Een aangekondigde evacuatieoefening
Doelen
1 De kinderen kennen de afspraken inzake evacuatie en passen die vlot toe. 2 De teamleden en/of personeelsleden kennen hun specifieke taak bij evacuatie en voeren die correct uit. 3 De kinderen, leerkrachten en het personeel verlaten het schoolgebouw in de kortst mogelijke tijd en verzamelen op een veilige plaats. 4 De verzamelverantwoordelijken bekomen door controle de zekerheid dat niemand in het schoolgebouw is achtergebleven. 5 De verzamelverantwoordelijken verhinderen dat iemand terugkeert naar het gebouw of de verzamelplaats verlaat. 6 De betrokkenen evalueren de oefening en passen indien nodig de procedure aan.
Activiteit 8 Onderwerp
■ Opstellen van de klasafspraken ■ Bespreken van het schoolreglement
Doelen
1 De kinderen kunnen vanuit eigen ervaringen aantonen dat klasafspraken het werken en samenleven in een klasgroep ondersteunen. 2 De kinderen kunnen vanuit eigen ervaringen de klasafspraken uit de vorige klas evalueren, eventueel bijsturen en daarna naleven. 3 De kinderen kunnen de afspraken uit het schoolreglement verklaren en verantwoorden. 5 De kinderen kunnen de afspraken uit het schoolreglement naleven.
Activiteit 9 Onderwerp
■ Mensenrechten
Doelen
1 De kinderen kunnen kort de historiek van de mensenrechten schetsen. 2 De kinderen weten dat je de 30 artikels van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens kan opdelen in sociale, economische en culturele rechten en in politieke en burgerrechten. 3 De kinderen kunnen van elke groep enkele rechten opsommen en voorbeelden ervan verwoorden. 4 De kinderen kunnen oordelen of in bepaalde situaties de mensenrechten worden geëerbiedigd of geschonden. 5 De kinderen kunnen met enkele concrete voorbeelden aantonen dat respect voor de mensenrechten een continu proces is, zowel vroeger als nu, zowel bij ons als in andere landen. 6 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een vastomlijnde opdracht afwerken.
Activiteit 10 Onderwerp
■ Mode: ben jij in of uit?
Doelen
1 De kinderen kunnen in een kring- of klassengesprek vaststellen dat mode - een tijdelijk, groepsgebonden karakter heeft; - economische motieven heeft. 2 De kinderen kunnen bij zichzelf uitmaken of zij al dan niet modebewust zijn of willen zijn en kunnen hun houding toelichten. 3 De kinderen zien in, door het dateren van enkele modieuze voorwerpen, dat mode - tijdelijk en tijdsgebonden kan zijn; - soms licht gewijzigd terugkeert; - geen vat heeft op klassieke gebruiken en/of ontwerpen die deel uitmaken van een bepaalde cultuur. 4 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een vastomlijnde opdracht afwerken.
Activiteit 11 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit thema 1
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en verwoorden hoe deze vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dit vast op een specifieke fiche. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes van kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.
Thema 2
Wij zijn allemaal wereldburgers
Oriëntatie op thema 2 Onderwerp
■ Verkenning van het thema
Doelen
1 De kinderen vertrouwd maken met vooraf de belangrijkste onderwerpen en doelen van dit thema. 2 De kinderen kunnen elementen van voorkennis gebruiken bij het beantwoorden van enkele oriënterende vragen over het thema. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf en voor de groep bepalen of ze antwoorden op basis van verworven voorkennis, een schatting maken of gokken. 4 De kinderen kunnen zelfstandig op hun niveau materiaal verzamelen en selecteren dat volgens hen verwijst naar de geografische entiteiten, de EU en de continenten. 5 De kinderen kunnen zelfstandig een thematafel invulling geven en ordenen. 6 De kinderen kunnen samenwerken aan een afgelijnde groepstaak.
Activiteit 1 Onderwerp
■ Nummer zes miljard
Doelen
1 De kinderen ervaren dat de tweedimensionale voorstelling van het aardoppervlak op een wereldkaart enkel kan door het vervormen van de reële verhoudingen. 2 De kinderen weten dat: - nog geen derde van het aardoppervlak bestaat uit landmassa; - dat amper 1 % van het water op aarde zoet en vloeibaar is; - dat er 7 continenten zijn en dat Europa het op één na kleinste is; - dat er in 2000 naar schatting ruim zes miljard wereldburgers zijn; - dat grote natuurrampen een maatschappij plots maar grondig kunnen ontwrichten. 3 De kinderen kunnen de begrippen globe of wereldbol, evenaar, pool of poolgebied, werelddeel of continent, land en volk omschrijven. 4 De kinderen kunnen met eigen woorden uitleggen waarom: - de groei van de wereldbevolking, vooral in de ontwikkelingslanden, een wereldbedreigend probleem is; - de vervuiling van het zoete oppervlaktewater wereldbedreigend is; - de wereldbevolking helemaal niet gelijkmatig is verdeeld over het aardoppervlak. 5 De kinderen zijn zich bewust van de grote kloof tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden. 6 De kinderen kunnen hun eigen gevoelens en ideeën over bepaalde problemen verwoorden in een klassengesprek. 7 De kinderen kunnen op hun niveau hiervoor oplossingen formuleren en bepalen of zijzelf hieraan kunnen meewerken. 8 De kinderen kunnen vlot hun atlas gebruiken om geografische gegevens te situeren op de kaart van Europa of de wereldkaart. 9 De kinderen kunnen een afgelijnde opdracht samen afwerken.
Activiteit 2 Onderwerp
■ Steekkaart van de continenten De grote wereldquiz - Deel 2
Doelen
1 De kinderen verwoorden hun voorkennis van de 7 continenten. 2 De kinderen kennen de namen van de 7 werelddelen en kunnen vanuit informatie op hun niveau enkele belangrijke gegevens over de bevolking, de geschiedenis en de geografie ervan selecteren en verwoorden. 3 De kinderen kunnen op basis van een reeks objectieve gegevens enkele zinvolle uitspraken doen over economische en andere verhoudingen tussen continenten. 4 De kinderen kunnen op basis van verworven kennis en inzichten losstaande cijfers-, tekst- en beeldgegevens koppelen aan het passende werelddeel. 5 De kinderen kunnen hoofdzaak van bijzaak onderscheiden in overzichtelijke tekstgehelen. 6 De kinderen kunnen tabellen, diagrammen en grafieken correct aflezen en interpreteren. 7 De kinderen kunnen voor zichzelf uitmaken of zij liever individueel of samen met een partner werken en rond welk continent zij willen werken. 8 De kinderen kunnen vlot en gericht opzoeken in een atlas. 9 De kinderen zijn eventueel bereid om bijkomende informatie op te zoeken.
Activiteit 3 Onderwerp Doelen
■ De Europese Unie: samen sterk in de wereld 1
De kinderen kunnen de Europese Unie situeren t.o.v. andere vormen van bestuur.
2
De kinderen verwoorden kort wat zij al weten over de Europese Unie en wat zij te weten willen komen.
3
De kinderen kunnen met een concreet voorbeeld aangeven waarom Europese eenmaking zinvol is.
4
De kinderen kunnen op basis van een informatieve tekst belangrijke data situeren op een tijdsbalk.
5
De kinderen weten of een land al dan niet lid is van de Europese Unie en kunnen het situeren op de kaart.
6
De kinderen kunnen aan de hand van een voorbeeld de begrippen ‘volk’ en ‘land’ duiden.
7
De kinderen kunnen de taak en de leden omschrijven van de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van Ministers.
8
De kinderen weten dat er verschillende politieke partijen zijn met verschillende oplossingen voor eenzelfde probleem.
9
De kinderen weten dat er verschillende bestuursniveaus zijn en kunnen dit illustreren.
10
De kinderen verwerken informatie op hun niveau door teksten te markeren, schema’s aan te vullen en een passende titel te bedenken.
11
De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen of hun vooraf gestelde vragen na de activiteit zijn beantwoord.
12
De kinderen kunnen samen met een partner een afgelijnde opdracht afwerken.
Activiteit 4 Onderwerp Doelen
■ Europees erfgoed De grote wereldquiz - Deel 3 1
De kinderen kunnen enkele voorbeelden geven van zaken die tot het Europees erfgoed behoren en kunnen dit begrip met eigen woorden omschrijven.
2
De kinderen weten dat onze westerse beschaving historisch erg is beïnvloed door de klassieke ideeën van Romeinen en Grieken en door het christendom en kunnen hiervan voorbeelden geven.
3
De kinderen kunnen samen met een klasgenoot op eigen tempo een afgelijnde opdracht afwerken.
4
De kinderen kunnen geografische en historische gegevens situeren op een blinde kaart van Europa of op een lege tijdsbalk.
Activiteit 5 Onderwerp Doelen
■ Leven in Afrika: armoede is meer dan honger alleen 1
De kinderen kunnen zich vanuit een concrete situatie een beeld vormen van het dagelijks leven in een plattelandsdorp in Centraal Afrika en zich deels inleven in deze situatie.
2
De kinderen kunnen vanuit een vergelijking met de eigen situatie vaststellen dat onderontwikkeling veel meer betekent dan zichtbare armoede of honger.
3
De kinderen ervaren dat oplossingen voor de derdewereldproblematiek niet eenvoudig zijn, maar kunnen toch op hun niveau enkele voorstellen formuleren.
4
De kinderen kunnen daarbij aangeven of hun voorstellen onmiddellijke en levensnoodzakelijke hulp inhouden en of zij resultaat beogen op korte of op lange termijn.
5
De kinderen werken samen in groep aan een afgelijnde opdracht.
6
De kinderen kunnen zowel in het groepswerk als tijdens het gesprek conventies naleven en elkaars ideeën evalueren en becommentariëren.
Activiteit 6 Onderwerp Doelen
■ Mensen helpen mensen 1
De kinderen maken kennis met drie niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) die betrokken zijn bij ontwikkelingshulp of -samenwerking.
2
De kinderen kunnen aan de hand van de gegeven informatie over één van deze NGO’s een synthetiserende folder ontwerpen die beantwoordt aan enkele criteria.
3
De kinderen kunnen op basis van deze criteria de folder van klasgenoten beoordelen.
4
De kinderen kunnen op hun niveau reflecteren over enkele ideeën omtrent ontwikkelingssamenwerking en -hulp.
5
De kinderen kunnen daarbij tegenstrijdige opinies uitleggen, zelf een standpunt innemen en dit eventueel voor de hele groep toelichten.
6
De kinderen kunnen genieten van het eigen vormgevingsproces en van het werk van klasgenoten.
Activiteit 7 Onderwerp Doelen
■ Indianen: de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika 1
De kinderen weten dat de indianen de oorspronkelijke bewoners van het Amerikaanse continent waren.
2
De kinderen kennen enkele voorwerpen, gewoontes en opvattingen uit de indiaanse cultuur en kunnen aantonen met concrete voorbeelden dat ons beeld hierover vaak te stereotiep is.
3
De kinderen kiezen zelfstandig voor een ‘indiaanse’ knutselopdracht en zorgen deels zelf voor het gereedschap en de grondstoffen.
4
De kinderen kunnen aan de hand van een summier stappenplan of een constructietekening een voorwerp maken, waarbij zij onder meer passende verbindings- en hechtingswijzen gebruiken.
5
De kinderen kunnen daarbij het gereedschap en de grondstoffen veilig en zorgvuldig gebruiken en na afloop opruimen/opbergen.
6
De kinderen genieten van het creatief proces en kunnen dit na afloop kritisch evalueren.
7
De kinderen weten eigen en andermans creatief werk te waarderen.
Activiteit 8 Onderwerp Doelen
■ De wereld bij mij thuis: proeven van continenten 1
De kinderen kennen de naam en oorsprong van enkele gerechten of producten uit de wereldkeuken en kunnen de smaak en/of de ingrediënten beschrijven.
2
De kinderen kunnen in een groep opbouwend overleg plegen over een fictieve opdracht.
3
De kinderen kunnen bepaalde beslissingen die ze nemen binnen die opdracht motiveren vanuit onderliggende normen of waarden.
4
De kinderen kunnen genieten van vreemde smaken en gerechten.
5
De kinderen kunnen van een bepaald product of gerecht het land van herkomst situeren op een wereldkaart.
Activiteit 9 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit thema 2
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en verwoorden hoe deze vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dit vast op een specifieke fiche. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes van kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.
Thema 3
Help, we zijn bedreigd!
Oriëntatie op thema 3 Onderwerp
■ Verkenning van het thema
Doelen
1 De kinderen kennen vooraf de belangrijkste onderwerpen en doelen van dit thema. 2 De kinderen kunnen elementen van voorkennis gebruiken bij het beantwoorden van enkele oriënterende vragen over het komende thema. 3 De kinderen zien, door een confrontatie met concrete situaties, in dat de natuur beschermd dient te worden en dat daarvoor al maatregelen genomen zijn. 4 De kinderen kunnen samen een aantal concrete gedragsregels voor de boswandelaar opstellen en engageren zich om die tijdens hun boswandeling te volgen. 5 De kinderen kunnen voor zichzelf o.m. verwoorden wat zij van het komende bosbezoek verwachten. 6 De kinderen kunnen onder de leiding van een klasgenoot een groepstaak afwerken.
Activiteit 1 Onderwerp
■ Leeruitstap naar het bos
Doelen
1 De kinderen kunnen in het bos de stilte opbrengen om naar de geluiden te luisteren en onderscheiden daarbij ‘natuurlijke’ en ‘andere’ geluiden. 2 De kinderen hebben oog voor de maatregelen die in het bos getroffen zijn ter bescherming van de natuur. 3 De kinderen hebben respect voor de natuur en beseffen dat wij een inspanning moeten doen om die in stand te houden. 4 De kinderen begrijpen de pictogrammen en infoborden ‘bij’ of ‘in’ het bos en zijn bereid die afspraken te eerbiedigen. 5 De kinderen kunnen met een cassetterecorder een geluidsopname maken. 6 De kinderen kunnen met een determinatiegids, al of niet geleid, de naam van een onbekende boom, plant, blad of vrucht opzoeken. 7 De kinderen kunnen buiten de school- en klascontext een groepstaak correct en taakgericht afwerken. 8 De kinderen kunnen verwonderd zijn over de schoonheid en de verscheidenheid in het bos en kunnen daar ook van genieten.
Activiteit 2 Onderwerp
■ De bossen bedreigd: Vlaanderen en België
Doelen
1 De kinderen krijgen door het interpreteren van een schijf- of cirkeldiagram zicht op het bodemgebruik in ons land. 2 De kinderen weten dat Vlaanderen, in tegenstelling tot Wallonië, weinig bebost is. 3 De kinderen weten dat, in vergelijking met de andere provincies, vooral West- en Oost-Vlaanderen weinig bebost zijn. 4 De kinderen kunnen een tabel met cijfergegevens interpreteren, toelichten en omzetten in een staafdiagram. 5 De kinderen kunnen een themakaart en de legende correct interpreteren. 6 De kinderen kunnen samen met een klasgenoot een afgelijnde opdracht afwerken. 7 De kinderen beseffen dat het Vlaamse bosbestand goed moet beheerd worden en zijn bereid daar op hun manier aan mee te werken.
Activiteit 3 Onderwerp
■ Het regenwoud: de longen van de wereld
Doelen
1 De kinderen kunnen de regenwouden bij benadering op een wereldkaart situeren. 2 De kinderen kunnen met hun eigen woorden enkele eigenschappen en gegevens over het regenwoud weergeven. 3 De kinderen zien in dat het regenwoud een sterke invloed heeft op het milieu en kunnen zich op hun niveau een beeld vormen van de risico’s bij een massale vernietiging ervan. 4 De kinderen kunnen nauwgezet een huistaak afwerken en daarbij voor zichzelf bepalen hoeveel extra taken zij willen maken.
Activiteit 4 Onderwerp
■ In het regenwoud toont de mens twee gezichten
Doelen
1 De kinderen maken kennis met de uiteenlopende belangen en handels-/levenswijze van de inheemse regenwoudbewoner en de westerse ontginner. 2 De kinderen kunnen op hun niveau deze tegenstelling verwoorden en met enkele voorbeelden illustreren. 3 De kinderen kunnen ruimere tekstgehelen verwerken door de belangrijkste woorden of woordgroepen te markeren en passende tussentitels te plaatsen. 4 De kinderen kunnen zelfstandig beschikbare infobronnen raadplegen. 5 De kinderen kunnen in een stellingenspel hun eigen mening verwoorden en funderen. 6 De kinderen kunnen in een stellingenspel kritisch, opbouwend en taakgericht reageren op de boodschap van een klasgenoot. 7 De kinderen zijn bereid om op een eigen manier mee te werken aan een toekomst voor het regenwoud.
Activiteit 5 Onderwerp
■ In de natuur heeft alles zijn plaats
Doelen
1 De kinderen kunnen op basis van een beperkte proef ervaren dat levende organismen reageren op niet-levende omgevingsfactoren. 2 De kinderen zien in dat er tussen planten en dieren die in eenzelfde biotoop leven, onderling relaties bestaan. 3 De kinderen kunnen één van de relaties, de wet van eten en gegeten worden, illustreren door de volgende modellen met voorbeelden op te bouwen: een voedselketen, -web, -piramide en -kringloop. 4 De kinderen weten dat een voedselketen, -web en -piramide achtereenvolgens is opgebouwd uit planten, planteneters en vleeseters. 5 De kinderen weten dat er in een voedselkringloop opbouwers (planten), verbruikers (planten- en vleeseters) en opruimers zijn. 6 De kinderen zijn bereid om door dit inzicht in de complexiteit en kwetsbaarheid van de natuur die nog meer te waarderen en binnen hun mogelijkheden te beschermen.
Activiteit 6 Onderwerp
■ Help, we zijn bedreigd!
Doelen
1 De kinderen zien in dat een aantal diersoorten in hun voortbestaan bedreigd zijn door al dan niet noodzakelijke ingrepen van de mens. 2 De kinderen kunnen in een aantal concrete situaties die voor dieren levensbedreigend zijn, de negatieve rol van de mens herkennen en verwoorden. 3 De kinderen kunnen in een beschrijving onder meer enkele schema’s (voedselketen, -web, -piramide, -kringloop en biotoop) zinvol aanwenden en illustreren. 4 De kinderen kunnen een aantal uitgestorven diersoorten benoemen en de oorzaak van deze uitroeiing verwoorden. 5 De kinderen kennen een aantal bedreigde diersoorten en kunnen een aantal preventieve, beschermende maatregelen formuleren. 6 De kinderen kunnen samen met klasgenoten een passende slogan bedenken en die op een creatieve manier visualiseren. 7 De kinderen kunnen de relatie tussen de spectaculaire groei van de wereldbevolking en de toename van het aantal bedreigde diersoorten ontdekken en verwoorden.
Activiteit 7 Onderwerp
■ Uitgestorven en toch geliefd ... de dinosauriërs
Doelen
1 De kinderen kunnen a.d.h.v. opzoekingswerk in naslagwerken vooraf een vragenlijst oplossen in de vorm van contractwerk. 2 De kinderen kunnen in groeps- of partnerwerk een werkstuk samenstellen over een welomschreven onderwerp i.v.m. dinosauriërs. 3 De kinderen kunnen zelfstandig informatie en documentatie opzoeken en selecteren en kunnen daarbij de juiste bronvermelding weergeven. 4 De kinderen kunnen bij het werken aan een werkstuk een stappenplan hanteren. 5 De kinderen kunnen als samenvatting van een activiteit een tentoonstelling opbouwen en hebben daarbij waardering voor het werk van de medeleerlingen. 6 De kinderen kunnen (facultatief) volgende middelen correct en veilig hanteren: tekstverwerking, kopieerapparaat, perforator, nietjesmachine ...
Activiteit 8 Onderwerp
■ Dieren in nood ... Wij doen er iets aan!
Doelen
1 De kinderen maken kennis met natuurorganisaties, zowel op nationaal als op internationaal vlak. 2 De kinderen kunnen aan de hand van de ontstaansgeschiedenis van het Zwin aangeven hoe het reservaat een rol speelt bij het behoud van een aantal diersoorten. 3 De kinderen kunnen na kennisname van een aantal acties van GAIA en Greenpeace de karakteristieke kenmerken achterhalen van GAIA als dierenbeschermingsorganisatie en Greenpeace als milieuorganisatie. 4 De kinderen kunnen op hun niveau reflecteren over opinies en praktijken van actievoerende milieuorganisaties. 5 De kinderen stellen na confrontatie met een aangeboden situatie en naargelang de groep waartoe zij behoren, een petitie op waarin de accenten van de instanties duidelijk naar voren komen. 6 De kinderen kunnen na de confrontatie met de petities van andere groepen verwoorden waarom zij de petitie al dan niet ondertekenen. 7 De kinderen kunnen met de klas een petitie opstellen in verband met dierenbescherming, die ter ondertekening wordt aangeboden aan leerkrachten en leerlingen van de school. 8 De kinderen kunnen, na confrontatie met de mening van anderen hun eigen visie aanvullen of verfijnen.
Activiteit 9 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit thema 3
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en verwoorden hoe deze vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dit vast op een specifieke fiche. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes van kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.
Thema 4
Handel en wandel
Oriëntatie op thema 4 Onderwerp
■ Het aandelenspel
Doelen
1 De kinderen kunnen spelregels lezen, begrijpen en toepassen tijdens het spel onder leiding van een klasgenoot. 2 De kinderen beleven plezier aan het spel. 3 De kinderen kunnen verrichtingen bijhouden in het spellogboek. 4 De kinderen kunnen het eindsaldo bepalen door eigendommen en schulden te verrekenen. 5 De kinderen kunnen verwoorden welke spelstrategie ze gebruikten en welke hierbij hun ervaringen waren. 6 De kinderen gebruiken hun voorkennis over het thema bij het beantwoorden van de vragen.
Activiteit 1 Onderwerp Doelen
■ Weet wat je koopt! 1
De kinderen kunnen gegevens op een productetiket op hun niveau begrijpen en interpreteren.
2
De kinderen kunnen op basis van eigen of objectieve criteria (smaak, kwaliteit, uitzicht ...) een eindbeoordeling over een bepaald product verwoorden.
3
De kinderen ontdekken prijsverschillen tussen gelijkaardige producten en kunnen dat op hun niveau verklaren.
4
De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in hoeverre zij al beantwoorden aan het profiel van een ‘kritische consument’.
5
De kinderen zijn bereid om zich over hun consumentengedrag te bezinnen en willen dat eventueel wat bijsturen.
Activiteit 2 Onderwerp Doelen
■ Handel: hier en elders, vroeger en nu 1
De kinderen hebben enige kennis van de aard en frequentie van de import- en exportstromen tussen continenten.
2
De kinderen kunnen op basis van informatie op hun niveau economisch zwakke en sterke continenten aanduiden.
3
De kinderen weten dat ons land behoort tot het meest welvarende deel van het Europese continent.
4
De kinderen kunnen door het vergelijken van themakaarten verbanden leggen tussen de economische activiteit, de welvaart en de levensomstandigheden in een bepaald continent.
5
De kinderen weten, onder meer door het vergelijken van gezinsinkomens en -uitgaven, dat in ons land pas na WO II de welvaart ook voor de gemiddelde burger is weggelegd.
6
De kinderen weten dat er ook nu nog hier en elders veel armoede bestaat.
7
De kinderen kunnen een afgelijnde opdracht samen met een klasgenoot afwerken.
8
De kinderen kunnen themakaarten correct interpreteren en gegevens op een tijdsbalk situeren.
Activiteit 3 Onderwerp Doelen
■ Eerlijke handel, heerlijke handel 1
De kinderen kunnen zich door het spelen van een spel een zeker beeld vormen van de onevenredige verhouding tussen rijkdom en bevolking binnen de continenten.
2
De kinderen kunnen met eigen woorden omschrijven wat het bruto nationaal product is.
3
De kinderen leren de doelstellingen en werking van de Oxfamwereldwinkels kennen.
4
De kinderen kunnen over dit onderwerp vragen voor een interview formuleren.
5
De kinderen kunnen tijdens een bezoek of interview gemaakte afspraken naleven.
6
De kinderen kunnen verwoorden of en hoe zij nu/later de werking van de Oxfam-wereldwinkels willen steunen.
7
De kinderen kunnen de criteria voor ethisch bankieren op hun niveau beoordelen.
8
De kinderen kunnen op hun niveau de arbeidsvoorwaarden in Thaise fabrieken beoordelen.
Activiteit 4 Onderwerp Doelen
■ Transportmiddelen 1
De kinderen kunnen de verschillende transportmiddelen herkennen, benoemen en omschrijven.
2
De kinderen kunnen de voor- en nadelen van de diverse transportmiddelen verwoorden.
3
De kinderen kunnen, rekening houdend met bepaalde criteria, een lading toewijzen aan het meest geschikte transportmiddel.
4
De kinderen kunnen zelfstandig een beperkte opdracht afwerken.
Activiteit 5 Onderwerp Doelen
■ Een dag uit het leven van een trucker 1
De kinderen kunnen een fotoverhaal lezen en alle handelingen benoemen.
2
De kinderen kunnen hun eigen dagindeling vergelijken met die van de chauffeur uit de fotoreportage.
3
De kinderen kunnen verantwoorden waarom toekomstige truckers in hun opleiding bepaalde vakken krijgen.
4
De kinderen zien in dat het beroep van chauffeur heel wat vaardigheden vereist en kunnen er enkele benoemen.
5
De kinderen kunnen hun mening over het beroep van vrachtwagenchauffeur verwoorden.
6
De kinderen kunnen argumenteren waarom vrachtwagenchauffeur nu al dan niet een typisch ‘mannenberoep’ is.
Activiteit 6 Onderwerp
■ Transport vroeger en nu
Doelen
1
De kinderen kunnen gegevens uit een info correct overbrengen op een tijdsbalk.
2
De kinderen kunnen op hun niveau de evolutie van de vervoermiddelen te land, te water en in de lucht verwoorden en situeren op de tijdsbalk.
3
De kinderen kunnen zelfstandig een keuze maken uit een aanbod van drie knutselopdrachten.
4
De kinderen kunnen deze opdracht zelfstandig of met de hulp van een klasgenoot volgens een schema uitvoeren.
5
De kinderen passen enkele technische oplossingen toe om onder meer verschillende onderdelen aan elkaar te hechten.
6
De kinderen ervaren enkele natuurkundige verschijnselen en zoeken hiervoor een hypothetische verklaring.
7
De kinderen genieten van het knutselen en het uitproberen/ demonstreren van het eindproduct.
8
De kinderen kunnen informatie opzoeken in diverse infobronnen.
9
De kinderen weten dat veel kinderen enkel zelfgebouwd speelgoed hebben.
Activiteit 7 Onderwerp Doelen
■ Beroepskeuze 1
De kinderen kunnen op foto’s beroepen benoemen en er een korte taakomschrijving van geven.
2
De kinderen kunnen iemand uit hun onmiddellijke omgeving (ma, pa, broer, zus ...) interviewen over hun beroepsactiviteiten.
3
De kinderen kunnen hun mening formuleren over het beroep van de geïnterviewde.
4
De kinderen kunnen, aan de hand van de antwoorden, verwoorden of een beroep hen al dan niet aanspreekt.
5
De kinderen kunnen bij zichzelf en bij anderen kenmerken ontdekken die nuttig zijn in het beroepsleven.
6
De kinderen kunnen enkele beroepen die passen bij die bepaalde kenmerken, noteren.
7
De kinderen kunnen uit alle interviews een beroep kiezen dat bij hen past en die keuze verantwoorden.
8
De kinderen kunnen de structuur van het secundair onderwijs begrijpen en beroepen toewijzen die na een bepaalde studierichting mogelijk zijn.
Activiteit 8 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit thema 4
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en verwoorden hoe deze vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al of niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dit vast op een specifieke fiche. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes van kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.
Activiteit 1 Onderwerp
■ De bol waarop wij wonen
Doelen
1 De kinderen begrijpen de begrippen evenaar, halfrond, nulmeridiaan, noorderbreedte, zuiderbreedte, westerlengte, oosterlengte, breedtecirkels, lengtecirkels en graden. 2 De kinderen kunnen die begrippen gebruiken om plaatsen te situeren op de globe en op de wereldkaart. 3 De kinderen kunnen met behulp van de breedte- en lengtecirkels een plaats op de globe of wereldkaart terugvinden. 4 De kinderen kennen de werelddelen (continenten) en oceanen en kunnen die op een blinde wereldkaart situeren. 5 De kinderen kunnen op een passende thematische kaart de vindplaats van enkele grondstoffen aanduiden en een concrete verwerkingstoepassing ervan geven. 6 De kinderen kunnen de relatie tussen klimaat en plantengroei (vegetatie) met voorbeelden illustreren. 7 De kinderen kunnen ons land situeren op een globe of wereldkaart en weten tot welke klimaat- en vegetatiezone het behoort. 8 De kinderen kunnen kiezen of ze zelfstandig of met een partner werken.
Activiteit 2 Onderwerp
■ Weet jij hoe IK me voel?
Doelen
1 De kinderen kunnen in een bepaalde context eigen gevoelens (h)erkennen, uitdrukken en benoemen. 2 De kinderen kunnen gevoelens van anderen, in een bepaalde context uitgebeeld in een tekening, herkennen en verwoorden. 3 De kinderen kunnen in beide gevallen een eventuele oorzaak of reden voor deze gevoelens verwoorden. 4 De kinderen weten dat zij zelf in een identieke situatie anders kunnen reageren dan een leeftijdsgenoot en kunnen hiervoor eventueel een verklaring geven. 5 De kinderen durven over de eigen gevoelens spreken in de klasgroep.
Activiteit 3 Onderwerp
■ Proeven van proeven
Doelen
1 De kinderen kunnen de voortaak in afspraak met de groepsleden uitvoeren. 2 De kinderen kunnen met al hun zintuigen gericht waarnemen en kunnen hun waarnemingen op een systematische wijze noteren. 3 De kinderen kunnen een natuurlijk verschijnsel onderzoeken en met een eenvoudig onderzoek toetsen aan een zelfgeformuleerde hypothese. 4 De kinderen kunnen samenwerken om de opdracht uit te voeren. 5 De kinderen kunnen het verloop en de resultaten van een proefopstelling aan de klasgroep voorstellen.
Activiteit 4 Onderwerp
■ Een sobere dag
Doelen
1 Door enkele ingrepen in hun dagelijkse situatie ervaren de kinderen gedurende een dag, op beperkte schaal, hoe het is om te leven met weinig of geen noodzakelijke voorzieningen. 2 De kinderen kunnen vooraf kort verwoorden hoe zij deze dag zullen beleven. 3 De kinderen kunnen over deze ervaringen reflecteren en die reflecties omschrijven in korte antwoorden op enkele concrete vragen. 4 De kinderen kunnen daarbij onderscheid maken tussen onmisbare (noodzakelijke) en misbare (luxe) voorzieningen. 5 De kinderen kunnen in een klassengesprek de gespreksconventies naleven.
Activiteit 5 Onderwerp
■ Alles op zijn tijd?
Doelen
1 De kinderen kunnen historische gebeurtenissen chronologisch ordenen. 2 De kinderen kunnen de tijdsbalk interpreteren en functioneel gebruiken. 3 De kinderen kunnen met voorbeelden illustreren dat objecten en opvattingen evolueren in de tijd. 4 De kinderen kunnen de verbanden tussen historische gebeurtenissen en de tijdsomstandigheden met voorbeelden illustreren. 5 De kinderen kunnen aangeboden informatie gebruiken en interpreteren om opdrachten uit te voeren.
Activiteit 6 Onderwerp
■ Muziek is van altijd en overal
Doelen
1 De kinderen kunnen de eigen muzikale voorkeur en die van enkele huisgenoten inventariseren en op hun niveau verwoorden en verklaren. 2 De kinderen maken kennis met verschillende muziekgenres, van vroeger en nu, van hier en elders. 3 De kinderen kunnen eenvoudige relaties leggen en verwoorden tussen verschillende muziekgenres onderling en het maatschappelijk kader anderzijds. 4 De kinderen kunnen geografische en historische gegevens in verband met muziek op de tijdsbalk en de blinde wereldkaart plaatsen. 5 De kinderen kunnen en durven hun eigen muzikale voorkeur aan klasgenoten voorstellen. 6 De kinderen kunnen genieten van hun eigen en andermans muzikale voorkeur. 7 De kinderen kunnen voor zichzelf uitmaken of ze een taak individueel of met een partner afwerken.
Activiteit 7 Onderwerp
■ Het kringloopspel
Doelen
1 De kinderen herhalen in een spel het inzicht dat de voedselkringloop de structuur van een piramide vertoont. 2 De kinderen kunnen hun vorderingen in het spel weergeven door te turven in een schema met de verschillende niveaus van een voedselkringloop. 3 De kinderen kunnen na het spelen van het spel volgende begrippen met eigen woorden omschrijven: voedselpiramide, voedselkringloop, organisch materiaal, producent, consument, consument tweede orde. 4 De kinderen zien in dat dood organisch materiaal omgezet kan worden tot mineralen die in de aarde de planten tot voedsel dienen. 5 De kinderen kunnen bij het spelen van een spel met klasgenoten de afspraken en spelregels respecteren.
Activiteit 8 Onderwerp
■ Beter voorkomen dan genezen, ook in het verkeer
Doelen
1 De kinderen kunnen met voorbeelden illustreren dat het verkeer altijd risico’s inhoudt. 2 De kinderen kunnen verkeerssituaties beoordelen en oplossingen voorstellen om verkeersproblemen of verkeersconflicten te vermijden. 3 De kinderen kunnen met voorbeelden illustreren hoe ze hun eigen fietsgedrag aanpassen in bepaalde concrete omstandigheden. 4 De kinderen kunnen voorbeelden geven waarin ze anticiperen op het verkeersgedrag van andere weggebruikers. 5 De kinderen kunnen de verkeersregels en -tekens voor fietsers en voetgangers interpreteren in concrete situaties.
Activiteit 9 Onderwerp
■ Syntheseactiviteit 1ste cursorische periode
Doelen
1 De kinderen kunnen uit de voorbije activiteiten binnen het behandelde thema de belangrijkste namen, woorden, gegevens en schema’s selecteren en verklaren. 2 De kinderen kunnen ingeoefende vaardigheden koppelen aan activiteiten binnen het behandelde thema en verwoorden hoe deze vaardigheden optimaal renderen. 3 De kinderen kunnen voor zichzelf bepalen in welke mate activiteiten uit het voorbije thema hen al dan niet hebben bevestigd of gewijzigd in hun zijn en leggen dit vast op een specifieke fiche. 4 De kinderen kunnen concrete voorbeelden geven van hoe zij de geselecteerde kennisgegevens en vaardigheden kunnen toepassen in andere leergebieden of contexten buiten de school. 5 De kinderen kunnen hun keuzes i.v.m. kennisgegevens en vaardigheden vergelijken met de selectie die is opgenomen in het boekje ‘Voor altijd’.