VR 2016 0403 DOC.0198/36
SECTORCONVENANT 2016-2017 AFGESLOTEN TUSSEN DE VLAAMSE REGERING EN DE SOCIALE PARTNERS VAN DE SECTOR VAN METAAL BEDIENDEN (PC 209)
Tussen de Vlaamse Regering, hierbij vertegenwoordigd door: Mevrouw Hilde Crevits, Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Onderwijs; De heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport
en de sociale partners van de sector metaal bedienden, met als vertegenwoordigers voor de werkgevers: De heer Stephan Vanhaverbeke, AGORIA; Mevrouw Mieke Vermeiren, AGORIA; De heer Geert Verschraegen, AGORIA.
met als vertegenwoordigers voor de werknemers: De heer Philippe Bervoets, LBC-NVK; Mevrouw Pia Desmet, BBTK; De heer Geert Dumortier, ACLVB.
met als vertegenwoordigers voor de provinciale vormingsfondsen, de voorzitters: De heer Tom Colpaert, voor Vormetal vzw; De heer Paul De Smet, voor OBMB vzw; De heer Frank Lingier, voor VIBAM vzw; De heer Appie Mansouri, voor LIMOB vzw.
1
Wordt overeengekomen wat volgt Verbintenissen van de Vlaamse Regering Artikel 1. De Vlaamse Regering verbindt er zich toe in het kader van voorliggende overeenkomst tijdens de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017 een maximale toelage van 294.000,00 EUR ter financiering van 3 VTE sectorconsulenten. De indeling van de 3 sectorconsulenten is als volgt: -
0.60 VTE (zes tienden van een voltijds equivalent) bij: VORMETAL, Technologiepark 19 te 9052 Gent-Zwijnaarde (ondernemingsnummer: 0451.622.595 - bankrekeningnummer: BE95 3900 4424 2058);
- 0.60 VTE (zes tienden van een voltijds equivalent) bij: VIBAM, F. Williotstraat 9 te 2600 Antwerpen (ondernemingsnummer: 0431.801.636- bankrekeningnummer: BE12 4100 6049 6192); - 0,60 VTE (zes tienden van een voltijds equivalent) bij: OBMB, Leuvensesteenweg 467 te 1030 Brussel (ondernemingsnummer: 0434.364.911 - bankrekeningnummer: BE69 3100 7157 5578); - 0.60 VTE (zes tienden van een voltijds equivalent) bij: LIMOB, Guldensporenplein 6 te 3500 Hasselt (ondernemingsnummer: 0440.784.430 - bankrekeningnummer: BE86 4586 5376 7150) -
0,60 VTE (zes tienden van een voltijds equivalent) bij : INOM Bedienden, A. Reyerslaan 80 te 1030 Brussel (ondernemingsnummer: 0434.030.854 - bankrekeningnummer: BE33 2100 0497 5546)
Artikel 2. De Vlaamse Regering voorliggende overeenkomst, door:
stimuleert
en
ondersteunt
de uitvoering
van
1. het organiseren van ad hoc- overleg met de sociale partners, op vraag van de sectoren; 2. het organiseren van klankbordvergaderingen waarbij knelpunten worden besproken en desgevallend beleidsaanbevelingen kunnen worden geformuleerd, op vraag van de sectoren; 3. het organiseren van intervisiemomenten met vertegenwoordigers van de sector, die fungeren als doorgeefluik van informatie.
2
Verbintenissen van de sector Artikel 3. De sector metaal bedienden verbindt zich ertoe om, op basis van het door de VESOC-partners goedgekeurde, inhoudelijk kader voor de sectorconvenants 2016-2017, een sectorale visie te ontwikkelen en vanuit deze visie prioriteiten te bepalen en er doelgerichte acties aan te koppelen. De sectorspecifieke maatregelen geformuleerd in dit convenant zijn verbintenissen die betrekking hebben op het ondersteunen en uitvoeren van: -
de afstemming tussen onderwijs en de arbeidsmarkt;
-
een competentiebeleid, waaronder leven lang leren;
-
het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, vermeld in het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt.
Artikel 4. De sector verbindt er zich toe de werkingssubsidie uitsluitend aan te wenden ter uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen. Hiertoe worden effectief 3 VTEsectorconsulenten ingezet. Zij zijn tewerkgesteld in een paritair beheerde organisatie en werken onder paritair toezicht. Ze zijn belast met het geheel van coördinerende, rapporterende en ondersteunende taken ter uitvoering van het sectorconvenant. De loon- en werkingskosten van deze sectorconsulenten komen in aanmerking als subsidiabele kosten voor zover zij betrekking hebben op de uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen en voor zover ze uitgevoerd worden binnen de looptijd van het sectorconvenant. Periodes van tijdskrediet of loopbaanonderbreking komen niet in aanmerking voor financiering tenzij wordt aangetoond dat de functie van de sectorconsulent(e) tijdelijk tijdens zijn of haar afwezigheid door een vervang(st)er afdoende wordt uitgeoefend. De maximale werkingssubsidie wordt toegekend voor de inzet van 3 VTE op jaarbasis. Indien de sectorconsulent tijdens zijn of haar afwezigheid niet afdoende vervangen wordt voor het continueren van de inspanningen in het kader van het sectorconvenant, vermindert de maximale werkingssubsidie. De werkingssubsidie wordt dan berekend per consulent per dag van de looptijd. Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop geen/te weinig consulenten tewerk gesteld waren en in mindering gebracht. De sector zal de naam van de sectorconsulenten aan het departement Werk en Sociale Economie bezorgen en wijzigingen melden. Artikel 5. Ter verantwoording en ter evaluatie van deze overeenkomst bezorgt de sector ten laatste op 31 januari 2017 een voortgangsrapport en ten laatste op 31 januari 2018 een eindrapport aan het departement Werk en Sociale Economie. Het voortgangsen eindrapport omvatten: -
de rapportering over de verschillende initiatieven ter realisering van het actieplan;
-
de toetsing van de realisaties aan de resultaatsindicatoren en de doelstellingen vermeld in het sectorconvenant;
-
de verantwoording van de aanwending van de ontvangen subsidiebedragen (enkel voor het eindrapport).
Het departement Werk en Sociale Economie bezorgt tijdig aan de sector het modelformulier inzake de rapportering.
3
De sector metaal bedienden werkt vanuit onderstaande sectorale visie aan de uitvoering van de prioriteiten en acties van dit sectorconvenant.
COMPETENTE MENSEN AAN DE SLAG, IN GEMIDDELD LANGERE LOOPBANEN EN MEER WERKBARE JOBS.
UITGANGSPUNTEN Als basis voor deze nota hebben we rekening gehouden met de ’cao’s binnen de sector, de evaluatie van de aflopende sectorconvenant 2013 – 2014 (2015), het inhoudelijk kader voor de sectorconvenants 2016–2017, het Vlaams Regeerakkoord en in het bijzonder de Beleidsnota’s 2014-2019 van Werk en Onderwijs, het STEM-actieplan, de nota “Visie 2050. Een langetermijnstrategie voor Vlaanderen” en diverse statistieken. We baseren ons tevens op het overleg tussen de sociale partners o.a. tijdens een “visiedag” op 27 februari 2015 georganiseerd door INOM Bedienden Vlaanderen. Tijdens deze studiedag werden onder andere een aantal evoluties binnen de sector aan de hand van actuele statistieken besproken. De visie waarmee aan de uitvoering van de prioriteiten en acties sectorconvenant gewerkt wordt is globaal genomen dezelfde gebleven.
van
deze
1. De continue stroom aan veranderingen dwingt onze sector tot het blijvend versterken van haar economische draagkracht, het aanscherpen van haar innovatiekracht, het creëren en verhogen van organisatieen loopbaanontwikkeling en het optimaliseren van de inzetbaarheid van (gemotiveerde) werknemers, o.a. door het creëren van werkbaar werk. 2. De sectorfondsen behoren tot de actoren die hiertoe kunnen bijdragen. Gezien hun paritaire aansturing, sectorspecifieke knowhow en hun unieke plaats in het vormingslandschap zijn zij één van de belangrijke spelers bij het verhogen van de inzetbaarheid van werknemers en de verdere ontwikkeling van bedrijven. Sectorfondsen hebben een belangrijke rol te spelen in de opleiding en competentieontwikkeling van werknemers (en werkzoekenden) en het ondersteunen van wendbare arbeidsloopbanen. De sectorfondsen zullen hierbij :
kwaliteitszorg laten primeren op kwantitatieve doelstellingen;
samenwerking laten primeren op concurrentie.
De acties die binnen deze convenant naar voren geschoven worden, zijn vooral gericht op het aantrekken, behouden, ontwikkelen en heroriënteren van de nodige huidige en toekomstige competenties, en op deze wijze ook op het ondersteunen van loopbanen en van werkbaar werk. Hierdoor wordt er invulling gegeven aan de noden die bij de bedrijven en bedienden bestaan. Op die wijze passen de acties van dit convenant binnen de overkoepelende visie op de toekomst van de industrie in Vlaanderen zoals o.a. beschreven in de nota “Visie 2050. Een langetermijnstrategie voor Vlaanderen” van de Vlaamse Regering.
4
SECTORSCHETS Tewerkstellingsevolutie De metaalsector in Vlaanderen (PC 209) stelt in 2014 gemiddeld 44.345 bedienden1 tewerk in 2581 bedrijven.2 Ten opzichte van 2005 betekent dit een daling van 6,26%. Ten opzichte van het voorgaande jaar 2013 stellen we echter slechts een beperkte daling van 0,38% vast. Ter vergelijking :
de totale tewerkstelling in Vlaanderen steeg in dezelfde periode (vanaf 2005) met 5,36%;
nemen we arbeiders en bedienden samen, dan daalde de tewerkstelling in de metaalsector voor dezelfde periode met 16,39%.
De tewerkstellingsevolutie verschilt ook naargelang de subsector. De vervaardiging van metaalproducten kent slechts een kleine daling over de afgelopen 6 jaar (-1,3%). Hebben het harder te verduren, zowel in relatieve tewerkstellingscijfers als in absolute: de vervaardiging van elektrische apparatuur (-53,6%) en van elektronische producten (23,5%), de vervaardiging van machines (-9,7%), de assemblage van voertuigen (9,2%). Ook kleinere subsectoren zoals de vervaardiging van metalen in primaire vorm (23,8%) en de groothandel (-36,6%) gaan diep in het rood. Andere maar kleine subsectoren laten dan weer groeicijfers optekenen: herstelling en installatie van machines (+9%), ingenieursbureaus (+32,5%) en gespecialiseerde bedrijven actief voor en in de bouwsector (+17,6%). De groei in deze drie sectoren kan het verlies in de andere echter niet helemaal compenseren. Voorspellen hoe de tewerkstelling in de nabije toekomst zal evolueren is een moeilijke oefening. De situatie in China, de Griekse crisis en geopolitieke spanningen in het Midden-Oosten en Oekraïne blijven wegen op de economie. Toch is er voorzichtig optimisme. Cijfers van de Nationale Bank medio 2015 wijzen op een licht economisch herstel met een voorziene groei van de Belgische economie voor de volgende jaren van twee procent. 3 Binnen de technologische industrie zullen volgens Agoria de vrachtwagensector, de sector van aerospace, defense & security (en de ICT-sector) in 2015 groeicijfers laten optekenen4. Andere subsectoren blijven het dan weer moeilijk hebben (voor de sector van “production technology & mechanotronics” bijvoorbeeld wordt een daling vastgesteld van 5,5% van de omzet in het eerste semester 2015 t.o.v. 2014). Agoria voorspelt echter voor de globale technologiesector vanaf 2016 een sterke toename van de investeringen en een groei van meer dan 2%, wat het minimumniveau zou zijn voor jobcreatie. De sector gelooft dus in de toekomst!
1
Werknemers naar sectorgroep, paritair comité en statuut (Gewesten, België; 2003-2014) op www.steunpuntwse.be (http://www.steunpuntwse.be/node/2916 ) “ Vlaanderen” : volgens woonplaats van werknemer (exclusief Brussels Hoofdstedelijk Gewest). 2 Aantal bedrijven met bedienden PC 209, gekend bij het SFBM in juli 2015; exclusief het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. BHG : 165 bedrijven, Wallonië : 1230 bedrijven. 3 NBB, Economische indicatoren voor België, wekelijkse publicatie, 2015-31, 31/07/2015 4 2016: Technologiebedrijven groeien en werven weer aan. Persconferentie Agoria, 30/09/2015.
5
Aanwervingen Aanwervingen binnen de sector zullen volgens de meeste scenario’s op zijn minst noodzakelijk zijn ter vervanging van zittend personeel. In een projectie op korte en middellange termijn schat het Steunpunt WSE dat jaarlijks een kleine 2.000 werknemers zullen dienen aangeworven te worden, een aantal dat jaarlijks ook toe zal nemen. Ongeveer de helft daarvan kunnen jongeren zijn met een beperkte ervaring (-30 jaar)5. Agoria is wat de technologische sector betreft alvast optimistischer. Een verbeterd concurrentievermogen, groeiende export, een betere rendabiliteit zullen tot extra aanwervingen leiden.6 Jaarlijks vraagt Agoria aan haar ledenbedrijven welke vacatures moeilijk ingevuld geraken.7 Tijdens de recentste bevraging (2015) werd door de reagerende bedrijven melding gemaakt van 1.163 vacatures (arbeiders en bedienden, verschillende PC’s). Een aantal beroepen werden uit een voorgelegde lijst aangestipt als knelpunten, waaronder enkele, die (o.a. of hoofdzakelijk) door bedienden ingevuld worden 8:
technisch leidinggevenden (verantwoordelijken kwaliteitszorg, industrieel onderhoud, …);
planning
tekenaar en ontwerpers (kennis van mechanica én elektriciteit);
informatici (zowel infrastructuur als softwareontwikkeling);
elektriciens en elektromecaniciens (op verschillende niveaus);
en
productie,
o.a. onderhoudstechnici met kennis van elektriciteit én mechanica;
industriële technici.
Bedrijven vulden de lijst nog aan met andere moeilijk invulbare vacatures, zoals : boekhouder, expeditie- en facturatiebediende, logistiek bediende, customer service engineer, sales met technische kennis, R&D, materiaalkundige. Het knelpuntkarakter kwantitatieve aard.
is
volgens
deze
enquête
zowel
van
kwalitatieve
als
van
5
De zogenaamde “aanzuiveringsbehoefte” 2016: Technologiebedrijven groeien en werven weer aan. Persconferentie Agoria, 30/09/2015 Agoria spreekt van 1.500 extra banen in 2016,en tot 10.000 de komende 5 jaar. Het gaat hierbij om zowel arbeiders- als bediendenjobs en het betreft het geheel van de technologische industrie, inclusief de ICT-sector dus, die voor een groot deel van de vermelde groei zorgt maar ressorteert onder PC 200 i.p.v. PC209. 7 Hufkens Goedele, Agoria enquête knelpuntberoepen: resultaten (5 juni 2015) Presentatie aan de onderwijsnetten. Respons van 116 bedrijven , verspreid over alle provincies. De bedrijven vormen een goed staal uit verschillende bedrijfstakken en paritaire comités. 28% van de respondenten zijn bedrijven met meer dan 200 werknemers. 67% van de respondenten ressorteren onder PC 209 (27% onder PC 200, ex-218). 8 Verder werden nog volgende (hoofdzakelijk) arbeidersprofielen als knelpuntberoepen aangestipt: installateurs en elektriciens bouw, mecaniciens van voertuigen, plaatwerkers koetswerk, metaalbewerkers, metaalproductie arbeiders, operatoren chemie en kunststoffen, transport- en logistieke beroepen (heftruck, magazijn, …) 6
6
Kwalitatief :
technische scholing blijkt onvoldoende diepgaand;
multidisciplinariteit is moeilijk te vinden, nl. combinatie van vaardigheden (bijvoorbeeld technische kennis plus : talenkennis, administratieve vaardigheden of sociale vaardigheden) of kennis elektriciteit plus mechanica;
gebrek aan ervaring (seniorprofielen).
Kwantitatief:
er is onvoldoende of geen uitstroom uit het onderwijs;
uitstromende studenten hebben geen interesse in de sector (een aantal technische functies vinden afgestudeerden “beneden hun niveau” of onaantrekkelijk omwille van ploegenstelsel, hogere salarisverwachtingen, enz.).
Ook VDAB beschouwt voor onze sector een aantal vacatures als knelpunten9. Commerciële functies: commercieel medewerker (m/v); technisch-commercieel afgevaardigde (m/v); vertegenwoordiger (m/v); technisch-commercieel adviseur (m/v). Tekenaar: tekenaar-ontwerper mechanica (m/v); tekenaar-ontwerper elektriciteit, elektronica (m/v). Productie: verantwoordelijke productiemethodes en industrialisatie (m/v); leidinggevende industriële productie (m/v); verantwoordelijke planning en productiebeheer (m/v); verantwoordelijke kwaliteitscontrole (m/v); productiemanager (m/v). Innovatie: medewerker onderzoek en ontwikkeling in de industrie (m/v). Uit de cijfers van de VDAB blijkt dat de meeste knelpuntberoepen een structureel karakter hebben. Dit wordt o.a. verklaard door een te geringe instroom van studenten in technische richtingen. Agoria berekende dat elk jaar minimum 9.000 inschrijvingen in een technologische studierichting (op het niveau van hoger onderwijs) nodig zijn om op termijn alle technologische knelpuntvacatures op de arbeidsmarkt te kunnen blijven invullen. Ze houdt sedert 5 jaar dit inschrijvingsaantal bij in haar “Technologiebarometer” en stelt een positieve evolutie vast, alhoewel deze doelstelling nog niet bereikt wordt: voor het studiejaar 2015-2016 strandde het aantal ingeschrevenen op 8.545. De groeicijfers zijn vooral merkbaar bij de professionele bachelors ICT en technologie. Positief is tevens dat het aandeel vrouwen weliswaar nog beperkt is, maar toch stelselmatig toeneemt.10
9
Gegevens sectorconvenanten, VDAB: december 2014 (www.vdab.be/trends/sectoren.shtml) Het aandeel vrouwen is in 2015-2016 t.o.v. het vorige schooljaar van 10% naar 11,5% gestegen. Het betreft in absolute cijfers een stijging van 161 vrouwen. 10
7
Naast een kwantitatief is er volgens de VDAB cijfers ook een kwalitatief probleem, omdat de arbeidsreserve de gevraagde competenties mist: quasi alle knelpuntvacatures zijn technische functies, die een hogere opleiding vereisen. Binnen de productieafdeling betreft het bovendien enkel leidinggevende functies. VDAB geeft voor het geheel van de gemelde vacatures volgende indeling volgens studieniveau 11: -
laaggeschoold (
HSO) : 56%.
Vroeger was een diploma secundair onderwijs voldoende, nu verlangen bedrijven meer en meer een bachelorsdiploma. De evolutie in de richting van automatisering en informatisering verklaart mee de stijging van het gevraagde studieniveau. Voor bijna de helft (43,50%) van de aan de VDAB gemelde vacatures wordt overigens tevens minstens 2 jaren ervaring gevraagd. Ook uit de cijfers met betrekking tot Individuele Beroepsopleidingen (IBO) blijkt de nood aan scholing. Van de 113 IBO’s was slechts 9% laaggeschoold, 45% middengeschoold en 46% hooggeschoold. Slechts 22% van de IBO-ers uit de sector behoren tot “prioritaire kansengroepen”.12 In vergelijking met andere sectoren maakt PC 209 overigens minder gebruik van deze steunmaatregel. Per 100 VTE’s tellen we in 2014 slechts 0,3 IBO. Dit is ver verwijderd van het Vlaams gemiddelde (0,8) of van het aantal in een andere bediendensector zoals het APCB (PC 200) met 3.164 IBO’s of 1,2 op 100 VTE. 13 Het belang van hogere scholing verklaart wellicht ook voor een deel het relatief beperkt aantal toegekende doelgroepverminderingen voor aanwerving van laag tot middengeschoolde jongeren tot 26 jaar. Dat bedraagt in de sector slechts 4% , wat gelijk is aan het Vlaams gemiddelde maar veel lager dan een andere bediendensector zoals het APCB (10%). 14
Evoluerende jobs Uit analyses van prof. Maarten Goos (KU Leuven) blijkt dan weer dat op de Belgische arbeidsmarkt door een verdergaande informatisering en automatisering een polarisatie van jobs ontstaat15. De jongste jaren zaten twee soorten jobs in de lift. Aan de laagbetaalde kant: niet-routineuze handenarbeid, zoals onderhoud en opdienen. Aan de hoogbetaalde kant: complexe hersenarbeid, zoals management en hightech-beroepen. Routinejobs die een gemiddelde scholing vragen, staan onder druk.
11
Op 336 vacatures Djait Faiza, Vlaamse beleidsmaatregelen in sectoraal perspectief. Presentatie overleg sectorconsulenten 0107-2015. Cijfers 2014. Kansengroepen zoals gedefinieerd door de Vlaamse overheid. Ter vergelijking : APCB : 22%, Vlaams gemiddelde: 42%, PC 111 : 48%. 13 Djait Faiza, Vlaamse beleidsmaatregelen in sectoraal perspectief. Presentatie overleg sectorconsulenten 0107-2015. 14 Djait Faiza, Vlaamse beleidsmaatregelen in sectoraal perspectief. Presentatie overleg sectorconsulenten 0107-2015. Cijfers 2014. 12
15
Presentatie op Visiedag INOM Bedienden Vlaanderen, februari 2015
8
Dit hoeft echter niet noodzakelijk in onze regio en voor de bedienden uit onze sector met jobverlies gepaard te gaan. Onze maakindustrie is immers reeds vergaand geautomatiseerd. Wel zullen jobevoluties onvermijdelijk zijn en wendbaarheid op het niveau van de onderneming en van de medewerker noodzakelijk.
Kenmerken van de bedrijven en tewerkgestelde bedienden Meer dan 74% van de in de sector tewerkgestelde bedienden zijn mannen, een cijfer dat over de afgelopen 10 jaren quasi niet gewijzigd is16. Het gros van de tewerkstelling wordt gerealiseerd in Antwerpen (13.018 bedienden), gevolgd door West-Vlaanderen (10.458), Vlaams-Brabant (7.875), Oost-Vlaanderen (7.149) en tenslotte Limburg (5.689). De sector wordt geconfronteerd met een toenemende vergrijzing van zijn bediendenpopulatie, zoals blijkt uit een projectie van de evolutie van het aantal werknemers per leeftijdscategorie, berekend door het Steunpunt Werkgelegenheid en Sociale Economie en weergegeven in onderstaande grafiek.17
16
Werknemers naar sectorgroep, paritair comité, statuut, geslacht en leeftijd (Gewesten, België; 2005-2014) op www.steunpuntwse.be (http://www.steunpuntwse.be/node/2771 ) 17 Presentatie op Visiedag INOM Bedienden Vlaanderen, februari 2015
9
Een zeer klein aandeel van de werknemers is jonger dan 25 jaar, en deze groep is de afgelopen 10 jaar kleiner geworden, zowel in relatieve cijfers als in absolute.18
-25 jaar 25-49 jaar 50+ jaar Totaal
2005
2014
2005
2014
Evolutie
1.686
1.238
3,56%
2,79%
-26,57%
36.110
31.006
76,34%
69,92%
-14,13%
9.508
12.101
20,10%
27,29%
27,27%
47.304
44.345
100,00%
100,00%
-6,26%
Gegevens over het gebruik van doelgroepverminderingen bevestigen dit beeld van een vergrijzende sector. Vastgesteld wordt dat deze beleidsmaatregel in 2014 in onze sector bijna uitsluitend (92%) ten goede kwam van oudere werknemers (+55), wat ruim boven het Vlaams gemiddelde ligt (68%) of het aantal in een andere bediendensector zoals het APCB (86%). 19 Het aandeel werknemers met een buitenlandse herkomst bedraagt in PC 209 8,1% (waarvan 5,7% met EU herkomst en 2,4% met niet-EU herkomst). Dit ligt, wellicht omwille van het bediendenprofiel, lager dan het Vlaams gemiddelde (14%), maar hoger dan bijvoorbeeld het aandeel binnen de overheid (7,6%). 20 KMO’s (minder dan 200 werknemers) zorgen voor ongeveer de helft van de tewerkstelling binnen de sector (2014: 49,8% of 22.080 bedienden PC 209), een verhouding die de laatste 5 jaren vrij stabiel gebleven is. 21
18
Werknemers naar sectorgroep, paritair comité, statuut, geslacht en leeftijd (Gewesten, België; 2005-2014) op www.steunpuntwse.be (http://www.steunpuntwse.be/node/2771) 19 Forfaitaire vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen voor 4 categorieën aangeworven of tewerkgestelde werknemers: jongeren (laag tot middengeschoold -26 jaar), ouderen +55 jaar, langdurig werkzoekenden en enkele restcategorieën (herstructureringen, mentorvermindering, …) Djait Faiza, Vlaamse beleidsmaatregelen in sectoraal perspectief. Presentatie overleg sectorconsulenten 01-072015. Cijfers 2014. 20 In de metaalindustrie (alle subsectoren, arbeiders en bedienden) benadert het aandeel werknemers met een buitenlandse herkomst het Vlaams gemiddelde: 14,5%. Bron : Faiza Djait ,Herkomstmonitor 2015. Arbeidsmarktpositie van personen met een buitenlandse herkomst op basis van administratieve gegevens. 2015, Vlaamse overheid - Departement Werk en Sociale Economie, p. 41 – 48. 21 Analyse RSZ gegevens door WSE (Visiedag INOM Bedienden 2015)
10
Opleidingsinspanningen Uit gegevens van de sociale balans blijkt dat de sector qua opleidingsinspanningen beter presteert dan gemiddeld 22. PC 209
Metaal23
Industrie
Totaal
Opleidingsparticipatie (in % van de werknemers) Formeel
44,0
38,6
43,3
36,2
Informeel
31,8
26,5
30,4
23,1
Opleidingsuren (in % van de gewerkte uren) Totaal
1,50
1,42
1,60
1,16
Formeel
0,73
0,69
0,77
0,71
Informeel
0,77
0,72
0,83
0,45
Er kan echter een sterk verschil vastgesteld worden tussen kleinere en grotere ondernemingen. Dit blijkt uit een analyse van de recentste neergelegde sociale balansen (2014) van bedrijven uit onze sector. 24 Aantal werknemers (bedienden en arbeiders) (PC 209, 111 en eventueel andere)
Totaal aantal bedrijven (met opgave van alle gegevens)
Vormingsbedrijven (=opleidingsinspanning geregistreerd in sociale balans 2014)
<50
4391
27%
50-100
298
83%
101 - 200
160
91%
> 200
149
97%
Alle bedrijven
4998
34%
Gemiddeld wordt in vormingsbedrijven iets meer dan 40 uren per medewerker geïnvesteerd in opleiding, waarbij de grotere bedrijven de grootste inspanning leveren. Over alle vormingsbedrijven heen gaat gemiddeld 61% van de opleidingstijd naar formele opleidingsinspanningen (net geen 25 uren per medewerker). 25 Gegevens van vormingsbedrijven ( = opleidingsinspanning volgens sociale balans
22
Bron: sociale balans 2012, Vlaams Gewest (bewerking Steunpunt WSE, Visiedag INOM Bedienden 2015) Metaal : PC’s 104, 105, 111, 112, 142.01/147/149.03, 149.01, 149.02, 149.04, 209, 210, 224 24 Eigen berekening op data sociale balans 2014 (export 09/2015) voor bedrijven met medewerkers in PC209 en PC 111 (databank ter beschikking gesteld door Agoria, Data and statistical services.) Een onbekend aantal medewerkers uit de geselecteerde bedrijven ressorteren ook onder andere paritaire comités zoals PC 200 (ex218) 25 Exclusief initiële beroepsopleiding (alternerend leren zoals ILW enz.) 23
11
2014) gemiddeld aantal opleidingsuren per medewerker
gemiddeld aantal uren formele opleiding per medewerker
gemiddeld aantal uren informele opleiding per medewerker26
<50
22,86
10,86
12,01
50-100
30,08
21,01
9,06
101 - 200
23,18
11,48
11,69
> 200
49,31
31,43
17,88
alle bedrijven
40,18
24,89
15,29
Aantal werknemers (bedienden en arbeiders)
Samenwerking onderwijs Met betrekking tot leerlingenstages in het voltijds secundair onderwijs doet de sector het in verhouding niet slecht. Het betreft stages van jongeren, die zijn ingeschreven in de laatste jaren van het BSO, TSO, KSO of BuSO, en waar de stage deel uitmaakt van de opleiding. Tijdens het schooljaar 2013 – 2014 vonden 2.114 stages plaats in een bedrijf van PC 209. 27 Uitgedrukt per 100 VTE gaat het om 5,1 stageplaatsen. Dit is minder dan het Vlaams gemiddelde (8,4%) maar hoger dan andere bediendensectoren, zoals het APCB (1,5 op 100 VTE). Binnen de sector worden quasi geen ILW-overeenkomsten opgemaakt (2 in 2014). Studierichtingen binnen het DBSO sluiten minder aan bij de beroepsprofielen van PC 209. De belangrijkste samenwerking voor de sector van PC 209 situeert zich ongetwijfeld op het niveau van het hoger onderwijs, waarover slechts beperkte cijfers beschikbaar zijn. Uit de knelpuntberoepenenquête van Agoria blijkt dat bij een degelijke steekproef bedrijven 59% van de aangeboden stageplaatsen open staan voor studenten hoger onderwijs en 41% voor leerlingen TSO/BSO.28 De verhouding verschilt van provincie tot provincie: Antwerpen en (vooral) Vlaams-Brabant: overwegend hoger onderwijs; Limburg en West-Vlaanderen: overwegend secundair onderwijs.
26
Informele of minder formele opleiding (definitie sociale balans): vormingsactiviteiten die rechtstreeks te maken hebben met de functie van de werknemer; gekenmerkt door een hoge graad van zelforganisatie door de persoon die deelneemt aan de opleiding; de inhoud van de opleiding sluit rechtstreeks aan bij de individuele behoeften van de werknemer en heeft rechtstreeks betrekking op zijn functie. Bijvoorbeeld: training on the job; vormingen door middel van jobrotaties; detacheringen; zelfstudie; opleiding op afstand; bijwonen van conferenties; bijwonen van workshops. Brainstorming, sessies beleidsinformatie en het eenvoudig onthaal van de werknemers zijn uitgesloten. 27 In dezelfde bedrijven waren er daarnaast ook 4.570 stages in PC 111 Djait Faiza, Vlaamse beleidsmaatregelen in sectoraal perspectief. Presentatie overleg sectorconsulenten 01-072015. 28 Hufkens Goedele, Agoria enquête knelpuntberoepen: resultaten (5 juni 2015) 500 aangeboden stageplaatsen. Respons van 116 bedrijven , verspreid over alle provincies. De bedrijven vormen een goed staal uit verschillende bedrijfstakken en paritaire comités. 28% van de respondenten zijn bedrijven met meer dan 200 werknemers. 67% van de respondenten ressorteren onder PC 209 (27% onder PC 200, ex-218).
12
SECTORALE VISIE EN UITDAGINGEN Werken aan instroom Ondanks een globaal dalende tewerkstelling blijkt uit de cijfers van het Steunpunt WSE dat de sector zal blijven aanwerven, o.a. bij jongeren. Voorwaarde voor aanwerving is echter in veel gevallen, en zeker bij knelpuntvacatures, een hogere (technische) scholing en/of ervaring. Dit vergt onder andere (volgehouden) inspanningen om bij schoolgaande jongeren het positieve imago van de sector en van technische opleidingen te versterken. Daarom worden er specifieke acties opgezet naar het onderwijs. Leerlingen uit doorstroomrichtingen zijn voor ons hierbij belangrijke ‘klanten’. Zij worden immers de bachelors en masters van de toekomst. Acties naar schoolgaande jongeren dienen:
de bekendheid en het positieve imago van de sector te vergroten; de uiteenlopende jobmogelijkheden en de grote variatie aan gezochte profielen in de kijker te zetten (vaak, maar niet uitsluitend technische profielen); leerlingen uit doorstroomrichtingen aan te sporen om hogere (technische) studies aan te vatten: onze sector heeft immers nood aan dergelijke profielen; de samenwerking tussen scholen en bedrijven te stimuleren en te ondersteunen (bijvoorbeeld via peterschap van bedrijven bij het uitwerken van geïntegreerde proeven).
Met deze initiatieven ondersteunt de sector tevens het “STEM-actieplan”, met name de acties “aanbieden van aantrekkelijk STEM-onderwijs” (door samenwerking industrie – onderwijs binnen LIMTEC en ANTTEC), het “versterken van leerkrachten” (via bijscholingskansen) en het “verbeteren van het studie-en loopbaankeuzeproces” (via het promoten van technische onderwijsrichtingen door o.a. de opwaardering van de GIP’s en het informeren over technische beroepen, in een intersectorale context via het Beroepenhuis). Het ondersteunen van de uitbouw van een kwaliteitsvol stelsel van duaal leren en werken 29 kan eveneens een belangrijke hefboom worden bij het aantrekkelijker maken van) onderwijs en het verhogen van de competenties van instromende jongeren. Daarnaast wordt de komende jaren de ondersteuning van ingroeibanen voor jongeren een belangrijke zorg binnen de sector. 30 Ook het naar de sector toeleiden van competente (bijgeschoolde of herschoolde) werkzoekenden blijft belangrijk. Dit is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de VDAB, maar de sector kan ondersteunende, complementaire initiatieven nemen. Aangezien een aantal knelpuntvacatures een structureel karakter hebben en rekening houdende met een op korte termijn bescheiden heropleving van de economie 31zal extra aandacht voor risicogroepen, zoals die gedefinieerd zijn binnen de van toepassing zijnde ’cao’s van de sector, niet enkel behartenswaardig zijn, maar economische noodzaak.
29
Zie bijvoorbeeld : Agoria Vlaanderen, Visietekst Duaal Leren, 10 maart 2015 Cao 6 juli 2015 : De helft van de middelen bestemd voor risicogroepen (0,05%) zal aangewend worden voor initiatieven ten gunste van jongeren onder de 26 jaar, teneinde op sectoraal vlak elke jongere via ingroeibanen een kans op werk te bieden. 31 NBB, Economische indicatoren voor België, wekelijkse publicatie, 2015-31, 31/07/2015 30
13
Werken aan competenties Alhoewel cijfers aantonen dat de opleidingsinspanningen binnen de sector beter dan gemiddeld zijn32, vereist de in het nationaal akkoord vermelde doelstelling met betrekking tot opleidingsinspanningen, nl. 1,7% van het gepresteerde aantal uren, een blijvende inspanning33. De creatie van een laagdrempelig opleidingsaanbod voor een breed publiek aan werknemers blijft dan ook een belangrijke opdracht voor de sectorfondsen. De sector biedt haar bedienden opleidingen en trainingen aan die niet of te weinig georganiseerd worden, die vernieuwend zijn of snel inspelen op behoeften van bedrijven. Opleidingen worden gratis aangeboden of tegen een geringe kostprijs. Op die wijze wil de sector drempelverlagend werken om zoveel mogelijk bedrijven en werknemers de kans te geven zich blijvend te ontwikkelen. Naast kwantiteit van leermogelijkheden en opleidingen, is hierbij ook de kwaliteit van belang. Prof. Mien Segers (Universiteit Maastricht) heeft het over “High Impact Learning”: leren met duurzame effecten 34. Elementen die bewezen hebben het leereffect te verhogen zijn, naast de klassiekers zoals leermotivatie en een pro-actieve houding (vooruitzien op veranderingen): integratie in het dagelijks werk, hybride werkvormen, mix van formeel en informeel leren, o.a. via het krachtige leren van en met collega’s35. Een groot deel van de informele leeractiviteiten vindt plaats in een sociale context: informatie zoeken, hulp zoeken, feedback zoeken. Nieuwe of bestaande, maar tot nu toe minder ondersteunde leervormen (stimuleren van informeel leren, werkplekleren, elearning via webinars,…) vormen voor de sectorfondsen belangrijke uitdagingen. Het bestaande opleidingsaanbod kan hiermee aangevuld of versterkt worden. Competentieontwikkeling valt best te benaderen vanuit het perspectief van loopbaanontwikkeling. De invalshoek voor opleiding is dan ruimer dan het verwerven van de nodige vaardigheden voor het uitvoeren van een welbepaalde functie. Belangrijk is dat werknemers ook het potentieel (kunnen) ontwikkelen om de (soms nog deels onbekende) toekomstige taken, functies, rollen in een snel evoluerende bedrijfsomgeving op te kunnen nemen. Meer nog: levenslang leren is noodzakelijk voor duurzame tewerkstelling binnen bedrijven en blijvende tewerkstelbaarheid binnen de sector. Dit levenslang leren is een gedeelde verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer. Sectorfondsen en de sociale partners kunnen daarbij de nodige ondersteuning geven. De werkgever staat o.a. in voor een positief leerklimaat en voorziet in een passend opleidingsaanbod. De werknemer van zijn kant moet zijn eigen loopbaan en persoonlijk ontwikkelingsplan in handen (leren) nemen. Het sectorfonds ondersteunt dit door de creatie van een aanvullend opleidingsaanbod, financiële tussenkomsten, steun bij de ontwikkeling van een professioneel opleidingsaanbod, loopbaanontwikkeling, enz. Ook Agoria en de vakorganisaties nemen initiatieven die een geïntegreerd opleidingsbeleid kunnen stimuleren.
32
Steunpunt WSE, analyse sociale balans 2012 (presentatie februari 2015 Visiedag INOM Bedienden Noord) Voor 2015-2016 wordt geen verhoging van de opleidingsinspanning beoogd, maar een status quo t.o.v. 20132014 34 Presentatie Visiedag INOM Bedienden Vlaanderen, februari 2015. Eén van de stellingen van prof. Segers : “Formeel leren doet er toe; informeel leren heeft een bredere impact.” 35 De langere inzetbaarheid van oudere werknemers creëert hiervoor een extra opportuniteit: ze kunnen nl. op basis van hun ervaring en knowhow in veel bedrijven een belangrijke bijdrage leveren aan kennisdeling en – borging, zowel binnen het formele als informele leren. 33
14
Werken aan de Fabriek (en de Competenties) van de Toekomst en Industrie 4.0 Een aantal transformaties moeten van onze bedrijven echte ‘Factories of the Future’ maken.36 De betrokkenheid van werknemers bij de toekomstige ontwikkeling van hun bedrijf is hierbij één van de cruciale hefbomen om voldoende snel de nodige slimme doorbraken te kunnen realiseren binnen de overige transformaties. Ook het belang van zelfsturende cellen van hechte teams wordt benadrukt. Deze teams zullen met hoge autonomie het binnenkomende werk moeten kunnen organiseren en hebben daardoor slechts voor een fractie van hun werktijd de specifieke aandacht of supervisie van een manager nodig. Eén van de belangrijke uitdagingen waar deze ”Fabrieken van de Toekomst” en de sector tegen aankijken is de evolutie naar “Industrie 4.0”, een verzamelnaam voor de doorgedreven digitalisering binnen een mondiale kennis- en maakeconomie: het internet der dingen (internet of things), 3D-printen, artificiële intelligentie, nanotechnologie, robotica, digitale technologie en andere innovaties. 37 De werknemers uit de sector zullen in staat moeten zijn om al deze nieuwe evoluties en hoge verwachtingen te blijven volgen. Dit zal o.a. extra inspanningen vereisen op vlak van competentie-ontwikkeling en loopbaanbegeleiding. Naast de van overheidswege voorziene steunmaatregelen (bijvoorbeeld de “strategische transformatiesteun”, o.a. voor investeringen in opleiding), kunnen de sectorfondsen complementaire initiatieven voorzien, zoals een aangepast open opleidingsaanbod rond werken met en in zelfsturende teams. Dit was ook de conclusie van prof. Goos op de door INOM Bedienden georganiseerde visiedag rond evoluties in de sector: “Sectorfondsen kunnen een cruciale rol spelen in belangrijke uitdagingen van de derde industriële revolutie, nl. door de ontwikkeling van complementaire vaardigheden, een rol als instituut van samenwerking tussen partners om het sociale potentieel van IR3 te realiseren, de begeleiding van werknemers bij transit.”
Werken aan opleidingsinvesteringen in KMO’s KMO’s (< 200 werknemers) nemen in onze sector een belangrijk deel van de tewerkstelling voor hun rekening (bijna 50%). Het aandeel aan vormingsbedrijven onder deze KMO’s neemt de laatste jaren weliswaar toe, maar blijft toch beduidend achter op grotere bedrijven, niet in het minst bij microondernemingen. Recente analyses van de sociale balansen geven aan dat over alle sectoren heen slechts 7,1% van deze micro- ondernemingen (tot 9 werknemers) als
36
De visie op de “Factories of the Future” wordt verwoord in het actieplan “Made Different” van de Vlaamse regering, Agoria en het onderzoekscentrum Sirris. Doel is de Vlaamse maakindustrie te versterken. Wil een productiebedrijf ook in de toekomst succesvol zijn, dan moet het zijn CO2-uitstoot en energie- en materiaalverbruik verminderen, zorgen voor een state-of-the-art productieapparaat, de betrokkenheid, creativiteit en autonomie van zijn werknemers stimuleren, producten met een hogere toegevoegde waarde ontwikkelen én in staat zijn snel in te spelen op een voortdurend veranderende marktvraag. 7 transformaties zetten bedrijven hierbij op de goede weg: world class manufacturing technologies; end-to-end engineering; digital factory; human centered production; production network; eco production; smart production systems. 37 Vlaamse Regering. Visie 2050. Een langetermijnstrategie voor Vlaanderen.
15
vormingsbedrijven kunnen aangeduid worden, t.o.v. meer dan 94% bij bedrijven met meer dan 200 werknemers 38. KMO’s zijn voor hun vormingsinspanningen meer dan andere bedrijven aangewezen op het externe opleidingsaanbod en, in tweede instantie, op opleidingen op de werkplek. Onze sectorfondsen willen met enkele specifiek op KMO’s gerichte drempelverlagende initiatieven de opleidingsinspanningen binnen KMO’s ondersteunen en verhogen.
Ondersteunen van werkbaarheid, duurzame inzetbaarheid, loopbanen en leeftijdsbewust personeelsbeleid Omdat werknemers langer aan de slag blijven, moet ingezet worden op werkbaarheid op de werkvloer en duurzame inzetbaarheid, o.a. met behulp van een leeftijdsbewust personeelsbeleid. De sociale partners van de sector zijn van oordeel dat cao 104 (over “de uitvoering van een werkgelegenheidsplan voor oudere werknemers”) daartoe alvast een geschikt kader biedt39. Wanneer men werkt aan duurzame inzetbaarheid, houdt men echter zoveel mogelijk rekening met de specifieke omstandigheden en wensen van werknemers in alle fasen van hun leven en loopbaan. Voor bedrijven is het immers belangrijk dat alle werknemers altijd goed inzetbaar blijven. Goed inzetbare werknemers kunnen immers beter inspelen op aanpassingen van hun takenpakket, veranderingen in hun loopbaan en ontwikkelingen in de organisatie. Het op peil houden van een duurzame inzetbaarheid begint op de eerste werkdag van een nieuwe medewerker. Enkele belangrijke actiedomeinen voor de verbetering van duurzame inzetbaarheid zijn: rekrutering en selectie, het onthaalbeleid (de “eerste 100 dagen” op het werk), welzijn op het werk, afspraken m.b.t. evaluatieprocedures en functionerings- en loopbaangesprekken, opleidingskansen, acties bij vertrek van een werknemer. Binnen onze sector kunnen de fondsen een bijdrage leveren via o.a. :
een laagdrempelig performant opleidingsaanbod; een aanbod aan loopbaanbegeleiding (binnen de onderneming); info over het “opleidings-CV” (opmaak per medewerker van de portfolio aan gevolgde opleidingen); informeren over steunmaatregelen en nuttige info en tools, zoals: de mogelijkheid tot ondersteuning via de KMO-portefeuille, info over www.dejuistestoel.be (een
38
Steunpunt WSE, De vormingsinspanningen in Vlaamse bedrijven belicht. Een analyse op basis van geregionaliseerde sociale balansgegevens. Over Werk, september 2014. Raming door Steunpunt WSE op basis van de neergelegde Sociale Balansen 2012 (gegevens België, over alle sectoren heen, NBB & RSZ): 1 – 9 werknemers : 7,1%, 10-49 werknemers : 31,8%, 50-199 werknemers 75,0%, 200+ werknemers 94,3% Op basis van ouder onderzoek weten we overigens dat KMO’s toch best niet over eenzelfde kam geschoren worden: snelle groeiers, jonge bedrijven en niet-familiale bedrijven bijvoorbeeld investeren meer in opleiding dan andere ondernemingen van dezelfde grootte (Luc Sels et al., Opleiding en ontwikkeling in KMO’s (Cahier 4 uit : Personeelsbeleid in KMO’s: een onderzoek naar de kenmerken van een effectief KMO-personeelsbeleid.) Leuven, 2002. 39 Een paritaire werkgroep werd opgericht met de bedoeling het thema “werkbaar werk” verder richting en inhoud te geven en een kader op te stellen met concrete suggesties en handvaten voor de ondernemingen voor de invulling van cao 104. (nationaal akkoord PC 209 2013 – 2014)
16
toolbox met suggesties om +50 jarige werknemers aan het werk te houden), mogelijkheden tot “erkenning van verworven competenties (EVC)”, …
17
Zorgzaam omgaan met de uitstroom Alhoewel de recentste cijfers (cf. supra) wijzen op een licht economisch herstel, blijft deze heropleving bijzonder precair, zeker in de sector van de metaal- en technologische industrie 40. Beslissingen tot herstructurering of stopzetting uit voorgaande jaren zullen overigens, ondanks een heropleving, de komende jaren nog een impact hebben. Het ondersteunen van ontslagen bedienden bij hun zoektocht naar een nieuwe job, bij voorkeur in de sector, via een kwaliteitsvol aanbod aan outplacement blijft dan ook een belangrijk aandachtspunt. De sector biedt zelf ontslagbegeleiding aan via de sectorfondsen (hetzij in eigen beheer, hetzij via uitbesteding). Dat heeft tal van voordelen voor de bedrijven: kostprijs, garantie op kwaliteit en professionalisme, sterker maatgericht, sterke link met het sectoraal ondersteund opleidingsaanbod. Verdere onderhandelingen tussen de sociale partners (voorzien in het najaar van 2015) zullen echter een nieuw kader bieden voor de rol van de sectorfondsen, rekening houdende met de gewijzigde regelgeving met betrekking tot outplacement.
Werken aan diversiteit Kansen creëren voor jongeren en de inzetbaarheid van ouderen ondersteunen zijn speerpunten bij het werken aan diversiteit binnen de sector. Maar ook andere groepen met een afstand tot de arbeidsmarkt (o.a. allochtone 41 werkzoekenden) en personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid) worden in sectorale cao’s als doelgroepen van ondersteunende acties vermeld. Om voor deze doelgroepen tewerkstellingskansen te creëren en een blijvende inzetbaarheid te verzekeren is een kwaliteitsvol en laagdrempelig opleidingsaanbod een belangrijk instrument, die door de sector en haar fondsen ingezet wordt. Daarnaast blijft sensibiliseren een belangrijke opdracht. De sectorfondsen promoten bijvoorbeeld naar aanleiding van bedrijfscontacten de opname van een anti-discriminatiecode in het arbeidsreglement.
Werken aan samenwerking De sector staat open voor samenwerking met fondsen van andere sectoren. samenwerking kan immers belangrijke schaalvoordelen opleveren.
Zo’n
Binnen verschillende acties en domeinen wordt deze samenwerking dan ook geconcretiseerd: bij de organisatie van een aanbod aan werknemersopleidingen, bij de investering in informatica, in lokale netwerken zoals de Talentenfabriek, bij concrete projecten gericht op het onderwijs zoals de Techno Trailer, … Daarnaast participeren medewerkers van de sectorfondsen van PC 209 aan enkele informele zelfsturende (lerende) netwerken met consulenten uit quasi alle fondsen, gericht op een efficiënte ervaringsuitwisseling en deling van kennis en expertise.
40
http://www.agoria.be/nl/2015-begon-ongunstig-voor-de-technologische-industrie Personen die niet de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezitten, of van wie minstens één van de ouders deze nationaliteit niet bezit of niet bezat bij overlijden, of van wie minstens twee van de grootouders deze nationaliteit niet bezitten of niet bezaten bij overlijden. 41
18
De sector streeft tevens een constructieve samenwerking met VDAB en Syntra na, als evenwaardige partners binnen een aantal actiedomeinen, zowel op het niveau van Vlaanderen als binnen regionale en lokale netwerken. De uitdaging tot samenwerking vertaalt zich de komende jaren echter ook in de verdere ontwikkeling van gezamenlijke initiatieven en een gemeenschappelijke aanpak van de verschillende fondsen van de sector. De sectorfondsen in PC 209 werden immers opgericht op het niveau van de provincies en van het gewest om tegemoet te komen aan de vraag van de bedrijven en de specifieke aard van elke regio:
West- en Oost-Vlaanderen: Vormetal; Antwerpen: VIBAM; Brabant: OBMB – FEMB; Limburg: LIMOB; Vlaanderen : INOM-Bedienden.
De middelen waarmee elk fonds zijn acties organiseert zijn verschillend en afhankelijk van het aantal bedienden PC 209, die in die provincie tewerkgesteld zijn. De fondsen hebben eigen beslissingsorganen en een grote autonomie qua beleid. Om versnippering tegen te gaan, werken de vier provinciale fondsen en het regionaal fonds INOMBedienden Vlaanderen echter reeds intensief samen. Deze samenwerking tussen de provinciale bediendenfondsen en INOM Bedienden Vlaanderen wordt de komende jaren waar mogelijk en zinvol verder geoptimaliseerd. Terzelfdertijd worden eerste stappen gezet (in Antwerpen en Limburg) om samen met de arbeidersfondsen een geïntegreerde provinciale dienstverlening uit te bouwen.
OVERZICHT PRIORITEITEN Vanuit de geschetste sectorale visie en vanuit de sectorspecifieke uitdagingen waar de sector op korte en langere termijn voor staat, maakt de sector werk van het aanpakken van de volgende prioriteiten (zie de hierna volgende prioriteitenfiches):
Prioriteit 1: Prioriteit Prioriteit Prioriteit Prioriteit
2: 3: 4: 5:
(Op)waardering, ondersteuning en promotie van technische studierichtingen Instroom van werkzoekenden Competentieversterking vanuit het perspectief van een loopbaan Sectorale en intersectorale samenwerking Sensibiliseren voor en ondersteunen van een duurzaam diversiteitsbeleid
De sector kiest ervoor om geen aparte indicator per begunstigde op te nemen. De sector gaat ermee akkoord dat bij elke begunstigde van dit convenant bij het niet behalen van één of meerdere indicatoren de korting op 10% (a rato van het aantal niet behaalde prioriteiten) van het bedrag zal toegepast worden. Alle begunstigden zijn akkoord om gezamenlijk in te staan voor het realiseren van de resultaatsindicatoren.
19
Prioriteit 1: (Op)waardering, ondersteuning en promotie van technische studierichtingen Motivatie De uitdaging “werken aan instroom” houdt o.a. in dat de sectorfondsen ten aanzien van het onderwijs een aantal engagementen en acties willen opnemen. Het blijft immers noodzakelijk om bij schoolgaande jongeren de kennis over (en het imago van) de sector en technische opleidingen te versterken. We willen een degelijke studie- en beroepskeuze ondersteunen door technische studierichtingen en jobs in de (metaalverwerkende en technologische) industrie op een positieve manier in de kijker te zetten. We willen er mee toe bijdragen dat het onderwijs, leerlingen, leerkrachten en ouders vertrouwd zijn met de noden van het bedrijfsleven. Een aantal van onderstaande acties nemen dit ter harte. De sector ondersteunt met deze initiatieven tevens het “STEM-actieplan”, met name de voorstellen tot “aanbieden van aantrekkelijk STEM-onderwijs” (door samenwerking industrie – onderwijs binnen LIMTEC en ANTTEC), het “versterken van leerkrachten” (via bijscholingskansen) en het “verbeteren van het studie-en loopbaankeuzeproces”. Ook het belang van “duaal leren”, een project dat nog in de ontwikkelfase zit, willen we onderstrepen door hiervoor nu al een engagement tot ondersteuning als actie op te nemen.
Resultaatsindicator Aantal bereikte leerlingen en leerkrachten in de periode 2016 - 2017 : 1.500 (excl. de actie Beroepenhuis) binnen de acties uit deze prioriteit. Met “bereikte” deelnemers (leerlingen en leerkrachten) wordt bedoeld dat de deelnemer ingeschreven was en niet geannuleerd heeft of dat zijn deelname vastgesteld of geteld werd (op grotere evenementen zonder persoonlijke inschrijving). De registratie gebeurt hetzij binnen een geïnformatiseerd beheerssysteem en door vermelding op een deelnemerslijst, hetzij bij acties zonder inschrijving door opgave van het deelnamecijfer in een formeel verslag van de activiteit.
Actie 1: “Dag van de Technologie (Peter Heller Talent Award)” en “TechnoVips” Omschrijving Met deze initiatieven willen de organisatoren knappe “geïntegreerde proeven” (GIP's) in TSO en BSO studiegebieden Mechanica, Elektriciteit, Auto en Koeling en Warmte onder de aandacht brengen van het bedrijfsleven én van een breed publiek. De projecten worden beoordeeld door een jury, bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Zij evalueren niet enkel de technische kennis van de leerlingen, maar ook het procesmatig en vakoverschrijdend werken, het teamwerk en de aandacht voor veiligheid, het kostenbesparend en energie-efficiënt werken, aspecten die in de bedrijfswereld hoog op de agenda staan.
20
De Dag van de Technologie is een event dat in 2016 door LIMOB, FTML en LIMTEC in de provincie Limburg voor de 19de maal georganiseerd zal worden. Tijdens deze Dag van de Technologie wordt de “Peter Heller Talent Award” uitgereikt voor de beste geïntegreerde proef (GIP). Alle deelnemende scholen ontvangen didactisch materiaal ter waarde van 250 Euro. De 3 beste GIP’s worden bekroond met prijzen in natura ter waarde van resp. 2.000, 1.000 en 500 Euro. Daarnaast krijgen de leerlingen van de 3 winnende GIP’s een prijs (in geld) van 250 Euro. ‘TechnoVips’ is een gelijkaardige wedstrijd in de provincie Antwerpen. De wedstrijd beperkt zich niet tot de presentatie en jurering tijdens het event zelf. In de loop van het schooljaar worden de scholen, leerkrachten en leerlingen begeleid. Er kunnen bijvoorbeeld tussentijdse evaluatiebezoeken gepland worden. In de deelnemende klassen kan een workshop voor de leerlingen georganiseerd worden. De keuze van het onderwerp wordt o.a. bepaald op basis van tijdens de GIP-presentaties van de voorgaande edities vastgestelde verbeterpunten. Mogelijke onderwerpen zijn: ‘communicatietechnieken’, ‘presentatietechnieken’, ‘het kwaliteitsgebeuren in ondernemingen’, ‘probleemoplossend denken’, ‘attitude en communicatie bij het solliciteren’. Deze activiteiten zijn kosteloos voor de deelnemers. Timing 2016 en 2017 (eindevent in de loop van de derde week van mei). Betrokken partners Dag van de Technologie: LIMOB en FTML, Limtec, RTC Limburg, technische scholen uit de provincie Limburg, Beroepenhuis Gent. TechnoVips: VIBAM en: FTMA, ANTTEC, RTC Antwerpen, technische scholen uit de provincie Antwerpen. Beoogde sectorale doelstellingen
meewerken aan een positief imago van het technisch en beroepsonderwijs; het kwaliteitsstreven binnen het onderwijs ondersteunen; de samenwerking bevorderen tussen het onderwijs en het bedrijfsleven, wat kansen biedt voor een verdere uitbouw van het werkplekleren voor leerlingen en leerkrachten; een vak- en studiegebied overschrijdende samenwerking in de deelnemende scholen stimuleren; op langere termijn de instroom in de sector verbeteren.
Actie 2: Techno Trailer Omschrijving De Techno Trailer is een state-of-the-art, twaalf meter lange trailer met verschillende interactieve opstellingen waarin basisprincipes van chemie en technologie aan bod komen. De Techno Trailer zal de lagere scholen van de provincie Antwerpen bezoeken. Leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar ontdekken in de trailer techniek door allerlei proefjes uit te voeren; zelf haargel maken bijvoorbeeld, of een robot laten bewegen. Zeer veel aandacht gaat bovendien uit naar de relatie meisjes en techniek in een, speciaal voor het project, ontwikkelde film.
21
Deze activiteit is kosteloos voor de deelnemers. Timing 2016 en 2017. Betrokken partners FTMA met steun van VIBAM en sponsorende bedrijven, Vormelek, Co-Valent, RTC Antwerpen, scholen uit de Antwerpse regio, de Provincie Antwerpen. Beoogde sectorale doelstellingen -
jongeren hun technische talenten zelf laten ontdekken; het technisch onderwijs presenteren als een positieve keuze; leerlingen, leerkrachten en ouders een correcter beeld geven van de mogelijkheden die een technische opleiding biedt binnen het secundair onderwijs, maar ook erna.
Actie 3: Ontdekhoek “metaal en technologie – bedienden” in het Beroepenhuis Omschrijving Het Beroepenhuis in Gent richt zich tot jongeren uit de derde graad basisonderwijs en de eerste graad secundair onderwijs, hun ouders en alle leraren, schooldirecteurs en medewerkers van centra voor leerlingenbegeleiding en pedagogische begeleidingsdiensten. Deze doelgroepen kunnen in het Beroepenhuis een waaier van beroepen en informatie over studierichtingen ontdekken. Vooral de technische en praktisch uitvoerende beroepen staan er in de kijker. Het Beroepenhuis wil immers de wereld van arbeid en beroepen bekend maken bij jongeren, bijdragen aan een mentaliteit die positief staat tegenover praktisch-uitvoerende en technische beroepen of opleidingen en bijdragen aan de zelfkennis van de jongeren over eigen talenten en interesses om zo een invloed te hebben op de studie- en beroepskeuze. De activiteiten van het Beroepenhuis beperken zich overigens niet tot de beroepenateliers binnen de ruimte van het Beroepenhuis. Het Beroepenhuis is zelf initiatiefnemer of betrokkene in een aantal projecten en initiatieven, zoals bij voorbeeld: -
de organisatie van bedrijfsbezoeken voor jongeren, voorbereid volgens een aangepast scenario waarbij ze een doe-activiteit in het bedrijf kunnen doen en op die manier kennis kunnen maken met beroepen;
-
de organisatie van “doe-dagen” op meer dan 20 locaties in alle provincies in samenwerking met de VDAB, waarbij leerlingen van het 6 de leerjaar en eerste graad secundair onderwijs (in de VDAB competentiecentra) kunnen kennismaken met sectoren en beroepen, met bijzondere aandacht voor de STEM beroepen;
-
inbreng in de (didactische) uitwerking van de “Dag van de Technologie” van LIMOB.
Vormetal heeft ervoor gezorgd dat in het Beroepenhuis een eigentijdse ontdekhoek gebouwd werd, die een goed beeld geeft van enkele sleutelberoepen in de sector van de metaalverwerkende en technologische industrie. Vormetal ondersteunt het Beroepenhuis tevens in zijn zoektocht naar bedrijven, die open staan voor een bedrijfsbezoek en helpt mee bij de “doe-dagen”.
22
De activiteiten van het Beroepenhuis zijn kosteloos voor de deelnemers. Timing 2016 -2017. De huidige samenwerkingsovereenkomst loopt tot eind 2015. De sector (Vormetal) staat volgens deze overeenkomst in voor een deel van de onderhouds- en personeelskosten. Eind 2015 wordt de samenwerking met het Beroepenhuis geëvalueerd en wordt in overleg met de verantwoordelijken van het Beroepenhuis beslist over de aard van de steun in 2016 en 2017. Betrokken partners Het Beroepenhuis vzw is een open partnerschap, ontstaan als actiegroep binnen 'Gent, stad in werking'. Negen sectorfondsen, waaronder Vormetal, enkele beroepsverenigingen, de VDAB en overheden op diverse niveaus maken deel uit van het partnerschap. Beoogde sectorale doelstelling Doel is jongeren en hun ouders in contact te brengen met beroepen uit onze sector opdat ze een gemotiveerde studie- en beroepskeuze kunnen maken.
Actie 4: Talentenfabriek Antwerpen Omschrijving Talentenfabriek is een samenwerkingsverband tussen verschillende partners actief in de regio Antwerpen, die hun kennis, ervaring, mensen en middelen samenbrengen om samen één job- en opleidingspunt voor de industrie te creëren. Als job- en opleidingspunt wil het een integrale dienstverlening bieden op het vlak van tewerkstelling, werkgelegenheid en opleiding. De doelgroepen van Talentenfabriek zijn werkzoekenden, bedrijven en hun werknemers, maar ook scholen en hun leerlingen. Talentenfabriek heeft een aantal acties die zich richten naar het onderwijs:
informatie voor leerkrachten; ondersteuning van netoverschrijdende projecten binnen opleidingen binnen mechanica-elektriciteit (en chemie); informatie voor leerlingen en leerlingen over de sector chemie-industrie: o Talentenfabriek ondersteunt en adviseert bij initiatieven rond studie- en beroepskeuze; o Talentenfabriek maakt wegwijs in het studieaanbod voor technische richtingen. De “Routeplanner” geeft een overzicht van de studiemogelijkheden binnen Industrie; o Talentenfabriek geeft info over technische beroepen en de sector; ondersteuning en medewerking bij een aantal projecten, zoals: o HAAI-tech!: jongeren van de eerste graad secundair onderwijs (A-stroom) interesseren voor een technische opleiding; o Start 2 Industry is een evenement om 1-jarige industriële opleidingen in de kijker te zetten bij jongeren en werkzoekenden; o Techno Vips; o Dag van de wetenschap.
23
De activiteiten in samenwerking met de Talentenfabriek zijn kosteloos voor de deelnemers. Timing 2016 – 2017, permanente samenwerking. Betrokken partners VIBAM en FTMA, Stad Antwerpen, VDAB, RTC Antwerpen, de werkgeversorganisaties Agoria en Essenscia, Co-Valent (vormingsfonds voor de scheikundige nijverheid), Beoogde sectorale doelstellingen De sector wil via de samenwerking in het kader van de Talentenfabriek in de Antwerpse regio: meer mensen warm maken voor een job of opleiding richting industrie, wetenschappen en techniek, meebouwen aan een positieve beeldvorming over technische opleidingen en beroepen, dit zowel bij jongeren, werkzoekenden als bij het grote publiek; via gerichte acties en samen met partners werken aan het onevenwicht tussen vraag en aanbod op de Antwerpse arbeidsmarkt.
Actie 5: Opleidingsaanbod voor werknemers opengesteld voor leerkrachten Omschrijving Het door de provinciale fondsen georganiseerde aanbod aan “open” opleidingen voor werknemers, in het bijzonder de technische (teken)opleidingen, is toegankelijk voor leerkrachten. Welke van deze opleidingen kosteloos of betalend zijn, is afhankelijk van de activiteit in functie van o.a. het partnerschap en de financieringsbronnen. De voorwaarden worden per opleiding(stype) vastgelegd en in de communicatie hierover bevestigd. Timing 2016-2017, doorlopend. Betrokken partners LIMOB, Vormetal, VIBAM, OBMB en onderwijsinstellingen. Beoogde sectorale doelstelling Bedrijfsgerichte competenties van docenten mee op peil helpen houden.
Actie 6: Opleidingsaanbod voor leerlingen Omschrijving LIMOB en VIBAM ondersteunen (financieel) samen met de arbeidersfondsen de werking van de technologiecentra van de metaalsector in Limburg en Antwerpen, LIMTEC en ANTTEC.
24
Deze technologiecentra hebben een sterk uitgebouwde dienstverlening naar het onderwijs toe. Bepaalde opleidingen uit het ruime aanbod richten zich tot leerlingen uit het technisch en beroepsonderwijs: industriële automatisering, mechanische onderhoudstechnieken, veiligheidstechnologie, … . Belangrijke troef bij deze opleidingen is het state-of-the-art machinepark. Het aanbod is voor scholen en leerkrachten raadpleegbaar op de website van de technologiecentra en RTC’s. Welke van deze opleidingen kosteloos of betalend zijn, is afhankelijk van de activiteit in functie van o.a. het partnerschap en de financieringsbronnen. De voorwaarden worden per opleiding(stype) vastgelegd en in de communicatie hierover bevestigd. Timing 2016-2017, doorlopend. Betrokken partners VIBAM en LIMOB & onderwijsinstellingen, RTC Limburg en Antwerpen. Beoogde sectorale doelstelling Technische competenties van leerlingen op het niveau helpen brengen, dat beantwoordt aan de verwachtingen van bedrijven.
Actie 7: Duaal leren Omschrijving De sectorfondsen kunnen een bijdrage leveren aan het organiseren van duaal leren in TSO en BSO binnen het kader geschetst door de sectorale sociale partners. Bij het implementeren van het werkplekleren kunnen de sectorfondsen de didactische en coachende competenties van trainers en coaches in bedrijven versterken. (Zie hiervoor ook prioriteit 4, actie 7: vorming van mentoren) Vanuit de sector is Agoria alvast kandidaat om een pilootproject te trekken voor de ontwikkeling en implementatie van een TSO opleiding electromechanicus via duaal leren. De sector verleent haar medewerking bij de ontwikkeling van de leerplekkendatabank. Er zal in 2016 bekeken worden op welke manier de sector hierin een bijdrage kan leveren. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners OBMB, VIBAM, LIMOB, onderwijsinstellingen.
VDAB,
Vormetal,
Agoria
en
bedrijven
uit
de
sector,
Beoogde sectorale doelstelling Kwaliteitsvol werkplekleren verzekeren.
25
Prioriteit 2: Instroom van werkzoekenden Motivatie De uitstroom vanuit het onderwijs zal ook op korte termijn niet volstaan om een aantal knelpuntvacatures, zoals die beschreven staan in de omgevingsanalyse, ingevuld te krijgen. Dit biedt de mogelijkheid om competente en gemotiveerde werkzoekenden, bij voorkeur uit kansengroepen, naar deze vacatures toe te leiden. Extra bijscholing is dan wel vereist. Bijzondere aandacht zal hierbij naar jongeren gaan. De sectorfondsen organiseren en/of ondersteunen daarom opleidingen voor werkzoekenden complementair aan de initiatieven van VDAB waarmee nauw wordt samengewerkt. Deze opleidingen moeten voorbereiden op en leiden naar knelpuntvacatures binnen de sector. Het gaat om herscholingen, gezien het langdurig karakter van deze opleidingstrajecten. Belangrijk in de aanpak is de aandacht voor werkplekleren via bedrijfsstages. Uit de omgevingsanalyse blijkt immers dat voor heel wat vacatures niet alleen een hogere technische scholing, maar ook ervaring vereist is. Bij de inhoudelijke uitwerking van deze opleidingstrajecten wordt rekening gehouden met de erkende beroepskwalificaties, indien deze beschreven zijn binnen de Vlaamse kwalificatiestructuur. Daarnaast kunnen kortlopende initiatieven (bijscholingen) genomen worden, die meer aansluiten bij de behoeften van jongeren, die over onvoldoende arbeidsmarktrijpe competenties beschikken maar toch snel een job willen vinden. De rol van de sector in deze context bestaat er in om extra kwaliteitsvolle initiatieven mogelijk te maken waarbij werkzoekenden toegeleid worden naar tewerkstelling binnen de sector en waarbij prioriteit gegeven wordt aan de bij cao omschreven risicodoelgroepen. Daartoe kunnen de sectorfondsen zelf initiatieven ontwikkelen en organiseren, of ervoor opteren om bestaande initiatieven performanter te maken (bijvoorbeeld qua tewerkstellingsresultaten binnen de sector). Initiatieven zullen steeds aanvullend zijn op wat reeds bestaat en waar mogelijk en zinvol in samenwerking met andere actoren genomen worden. Eén van de belangrijkste partners hierbij is de VDAB. De vertaling van deze opdracht in concrete acties hangt af van het project en van het partnerschap: co-financieren, organiseren van opleiding, trajectbegeleiding, adviseren, informeren, …
Resultaatsindicator Aantal ondersteunde werkzoekenden in de periode 2016 - 2017: 100 Met “ondersteund” wordt bedoeld dat de werkzoekende deelgenomen heeft aan een activiteit zoals trajectbegeleiding, loopbaangesprek, opleiding, infosessies over de sector,… Deze deelname wordt geregistreerd en gerapporteerd.
26
Actie 1: Organisatie en/of ondersteuning van opleidingstrajecten “industrieel tekenaar” en “technisch administratief medewerker”.
tot
Omschrijving De sectorfondsen organiseren in samenwerking met VDAB voor geselecteerde werkzoekenden een opleidingsaanbod tot de (knelpunt)beroepen “industrieel tekenaar” en “technisch administratief medewerker”. De sectorfondsen kunnen, afhankelijk van de afspraken die met VDAB gemaakt worden, bijdragen aan de planning en organisatie, de rekrutering en selectie van kandidaten, bevraging van bedrijven, opvolging en bijsturing van de opleiding, het zoeken van stageplaatsen, de begeleiding van stages, steun bij het zoeken van tewerkstelling, organisatie en financiering van sectorspecifieke opleidingsmodules, …. De begeleiding van de stages als vorm van werkplekleren is voor de sector zeer belangrijk. De bedrijven worden ondersteund om deze stages op een kwaliteitsvolle manier aan te bieden. Ze worden vooraf bezocht, waarbij het doel van de stage besproken wordt. Er wordt ook telkens gepolst naar eventuele tewerkstellingsmogelijkheden nadien. Het profiel van de deelnemers wordt besproken, samen met de specifieke aandachtspunten en de verwachtingen vanwege het bedrijf. Door deze persoonlijke begeleiding weten beide partijen duidelijk wat er van hen verwacht wordt en wat ze van elkaar kunnen verwachten. Ook tijdens de stage wordt het bedrijf opnieuw bezocht en wordt de evolutie van de stagiair opgevolgd. Bij de keuze van de locatie van een opleidingstraject wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van werkzoekenden en (groei)bedrijven in de regio, en met de tewerkstellingsresultaten van voorgaande trajecten in een bepaalde regio. Of een project herhaald wordt, hangt o.a. af van de tewerkstellingsresultaten (in de sector) van de voorbije initiatieven. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners VIBAM, OBMB, Vormetal, LIMOB en VDAB, Talentenfabriek Bij de uitvoering worden ook LIMTEC, ANTTEC, EDUGO en zelfstandige docenten betrokken. Beoogde sectorale doelstelling Instroom van werkzoekenden in knelpuntberoepen binnen de sector.
Actie 2: Organisatie van een boekhoudkundig medewerker
opleiding
tot
tweetalig
administratief
en
Omschrijving OBMB organiseert voor geselecteerde werkzoekenden een opleidingsaanbod tot het knelpuntberoep “tweetalig administratief en boekhoudkundig medewerker”. Het ganse traject van deze langlopende opleiding wordt aangestuurd door de consulenten van OBMB i.s.m. medewerkers van vzw Interface3 en van de partnerorganisaties Cevora,
27
Essenscia en Bruxelles Formation: planning en organisatie, rekrutering en selectie van kandidaten, bevraging bedrijven, opvolging en bijsturing, zoeken van stageplaatsen, begeleiding van stages, steun bij het zoeken van tewerkstelling, …. De contacten met bedrijven uit de sector (o.a. bij het zoeken van stageplaatsen) worden opgenomen door OBMB. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners OBMB en Bruxelles Formation, Cevora, Essenscia, Interface 3. Beoogde sectorale doelstelling Instroom van werkzoekenden in knelpuntberoepen binnen de sector.
Actie 3: Samenwerking Talentenfabriek Omschrijving (Cf. supra) Talentenfabriek is een samenwerkingsverband tussen verschillende partners actief in de regio Antwerpen, die hun kennis, ervaring, mensen en middelen samenbrengen om samen één job- en opleidingspunt voor de industriesector te creëren. Als job- en opleidingspunt wil het een integrale dienstverlening bieden op het vlak van tewerkstelling, werkgelegenheid en opleiding. De doelgroepen van Talentenfabriek zijn o.a. werkzoekenden. Timing 2016 – 2017, permanente samenwerking. Betrokken partners VIBAM en FTMA, Stad Antwerpen, VDAB, RTC Antwerpen, de werkgeversorganisaties Agoria en Essenscia, Co-Valent. Beoogde sectorale doelstellingen De sector wil via de samenwerking in het kader van de Talentenfabriek in de Antwerpse regio: via gerichte acties en samen met partners werken aan het evenwicht tussen vraag en aanbod op de Antwerpse arbeidsmarkt; meer mensen warm maken voor een job of opleiding richting industrie; meebouwen aan een positieve beeldvorming over technische opleidingen en beroepen o.a. bij werkzoekenden.
28
Actie 4: Extra ondersteuning van jongeren Omschrijving De sectorfondsen zullen initiatieven ontwikkelen ten gunste van werkzoekende jongeren onder de 26 jaar, met het doel hen toe te leiden naar ingroeibanen binnen de sector. Onder ingroeibanen wordt verstaan de combinatie op de werkplek van een praktijkopleiding met een werkervaring. Mogelijke acties kunnen de volgende zijn.
“Jump to action” Jonge werkzoekende afgestudeerden, die na 6 maanden nog geen werk gevonden hebben en interesse hebben voor een job in de industrie, nemen deel aan een intakegesprek, dat de motivatie en haalbaarheid van hun project dient te bevestigen en kunnen vervolgens deelnemen aan een kort opleidingstraject van 14 dagen met volgende modules: bedrijfsbezoek, opleiding solliciteren, opleidingen rond sociale vaardigheden en ondernemerschap, toegang tot het aanbod aan taal- en Office opleidingen via e-learning, mogelijkheid tot trajectbegeleiding en job coaching gedurende zes maanden.
Nazorg bij niet selectie van jongeren in één van onze bedrijven Na een selectieprocedure kan een bedrijf uit de sector niet weerhouden jonge (ernstige) kandidaten doorverwijzen naar een nazorgtraject, dat o.a. volgende modules kan inhouden: een Individuele nabespreking van hoe de selectie verlopen is, sterkte zwakte analyse, toegang tot het open opleidingsaanbod.
Prioriteit geven aan jongeren, die zich kandidaat stellen voor het volgen van een door de sector georganiseerde werkzoekendenopleiding.
Timing 2016 – 2017. Betrokken partners OBMB, VIBAM, LIMOB, Vormetal, VDAB. Beoogde sectorale doelstelling Extra tewerkstellingskansen creëren voor jongeren.
29
Prioriteit 3: Competentieversterking vanuit het perspectief van een loopbaan Motivatie Uit de omgevingsanalyse blijkt dat, hoewel de opleidingsinspanningen binnen de sector beter dan gemiddeld zijn, de creatie van een laagdrempelig opleidingsaanbod voor een breed publiek aan werknemers voor de sectorfondsen een belangrijke opdracht blijft. Zowel voor de creatie van werkbare jobs als met het oog op een langdurige en wendbare inzetbaarheid en loopbanen van werknemers is het op peil houden van competenties van werknemers immers essentieel. De analyse van prof. Goos over de transformatie van de arbeidsmarkt en de ambitie te werken aan de “Fabriek van de Toekomst” onderstrepen nog eens extra het belang van competentieversterking bij werknemers. In onze sectorvisie benadrukken we dat naast een ruim aanbod, gericht op een voldoende breed publiek, ook de kwaliteit ervan zeer belangrijk is. Leren moet duurzame effecten hebben. Bij de ontwikkeling van een opleidingsaanbod wordt daarom rekening gehouden met de nieuwste inzichten en evoluties, o.a. op vlak van transfer van leerresultaten, e-learning, het belang van werkplekleren en informeel leren. Met een aantal van hieronder vermelde acties (mentoropleidingen, professioneel opleidingsbeleid, e-learning) willen we dit (helpen) realiseren. Bij enkele van onderstaande acties wordt tevens extra aandacht gegeven aan de toegankelijkheid voor KMO’s. Uit de omgevingsanalyse blijkt immers dat KMO’s enerzijds voor heel wat tewerkstelling staan, maar anderzijds achterblijven op vlak van opleidingsinvesteringen. Het aandeel aan vormingsbedrijven onder KMO’s neemt toe, maar blijft toch beduidend achter op grotere bedrijven, niet in het minst bij de microondernemingen. KMO’s zijn voor hun vormingsinspanningen meer dan andere bedrijven aangewezen op het externe opleidingsaanbod en, in tweede instantie, op opleidingen op de werkplek. Onze sectorfondsen willen met enkele specifiek op KMO’s gerichte drempelverlagende initiatieven dan ook de opleidingsinspanningen binnen KMO’s ondersteunen en verhogen. In de visie van de sector wordt tenslotte benadrukt dat competentieontwikkeling best te benaderen valt vanuit het perspectief van loopbaanontwikkeling. Levenslang leren is noodzakelijk en wordt nog belangrijker omdat verwacht wordt dat werknemers langer aan de slag zullen moeten blijven. Daarom wil de sector inzetten op de ondersteuning van een noodzakelijke langdurige inzetbaarheid door o.a. stimulansen te creëren voor leeftijdsbewust personeelsbeleid en loopbaanbegeleiding (naast werkbare jobs). Enkele van onderstaande acties concretiseren deze ambitie. Zorgzaam omgaan met uitstroom houdt dan weer in dat de sector de ambitie heeft om ook voor ontslagen bedienden een vorm van loopbaanbegeleiding te verzekeren, waarbij competentieversterking de nodige aandacht krijgt . Hulp bij de zoektocht naar een nieuwe job, bij voorkeur in de sector, via een kwaliteitsvol aanbod aan outplacement gekoppeld aan opleidingskansen blijft een belangrijk aandachtspunt, maar de concrete ondersteunende maatregelen zullen afhankelijk zijn van verder overleg tussen de sociale partners rekening houdende met het gewijzigd wettelijk kader..
30
Resultaatsindicator Aantal bereikte werknemers in opleiding en begeleiding in de periode 2016 2017: 6.000 Met opleiding wordt bedoeld het eigen opleidingsaanbod (inclusief de internetopleidingen), de gefinancierde opleidingen, vorming van mentoren en opleidingen van ontslagen werknemers. Met begeleiding wordt bedoeld de ondersteuning van aangeworven jongeren, loopbaanontwikkeling, outplacement, tewerkstellingscellen en development center. Met “bereikte” werknemers wordt bedoeld dat deze ingeschreven waren en niet geannuleerd hebben voor een opleidings- of begeleidingsactiviteit. De registratie gebeurt binnen een vermelding op een deelnemerslijst.
geïnformatiseerd
beheerssysteem
en/of
door
Actie 1: Open opleidingsaanbod rond taal, kwaliteit en productiviteit, logistiek, financiële onderwerpen, sociale vaardigheden, veiligheidsthema’s, sectorspecifieke technische opleidingen, IT-opleidingen. Omschrijving Een marktaanvullend intersectoraal open opleidingsaanbod aangeboden aan bedienden en bedrijven uit de sector.
wordt
ontwikkeld
en
Heel wat aandacht gaat naar een degelijke regionale spreiding, een sectorspecifieke invalshoek, laagdrempelige inschrijvingsvoorwaarden en kwaliteitszorg. Via nieuwsbrieven, bedrijfsbezoeken, gerichte mailings (al dan niet elektronisch), website… worden de opleidingen kenbaar gemaakt aan de bedrijven. Ontslagen bedienden, die door de fondsen begeleid worden in het kader van een outplacementtraject, hebben eveneens toegang tot dit opleidingsaanbod. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners Vormetal, VIBAM, OBMB, LIMOB en IPV, COBOT, IVOC De uitvoering van de opleidingen wordt gerealiseerd door zelfstandige trainers en opleidingsorganisaties (zowel commerciële als vzw’s). Beoogde sectorale doelstelling Kansen creëren voor werknemers om bij te blijven met betrekking tot hun sectorspecifieke professionele competenties. Inspanningen van bedrijven hiervoor ondersteunen. Een performante, efficiënte en wendbare bedrijfswerking ondersteunen via competente medewerkers.
31
Actie 2: Financiële ondersteuning van bedrijfsinterne opleidingen Omschrijving De sectorfondsen voorzien voor bedrijven, die bedrijfsintern een opleiding organiseren, onder bepaalde voorwaarden financiële steun. Deze voorwaarden kunnen bijvoorbeeld het openstellen van de opleiding voor deelnemers uit andere bedrijven inhouden. De sectorconsulenten promoten deze ondersteuningsmogelijkheid en sensibiliseren de bedrijven om er gebruik te maken tijdens bedrijfsbezoeken en in nieuwsbrieven en mailings. Indien aan de voorwaarde tot “openstelling” dient voldaan te worden, zal dit zo spoedig als mogelijk aan andere bedrijven kenbaar gemaakt worden, o.a. via de website en gerichte elektronische nieuwsbrieven. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners Vormetal, OBMB, VIBAM, LIMOB en bedrijven uit hun regio. Beoogde sectorale doelstelling Kansen creëren voor werknemers om bij te blijven met betrekking tot hun sectorspecifieke professionele competenties. Inspanningen van bedrijven hiervoor ondersteunen. Een performante, efficiënte en wendbare bedrijfswerking ondersteunen via competente medewerkers.
Actie 3: Financiële ondersteuning van bedrijven, die hun bedienden extern opleidingen laten volgen (georganiseerd door derden) Omschrijving Bedrijven die een bediende een opleiding laten volgen door deze in te schrijven in een extern open aanbod, worden hierin onder bepaalde voorwaarden financieel ondersteund. De voorwaarden worden kenbaar gemaakt via bedrijfsbezoek, website en gerichte mailings (o.a. via elektronische nieuwsbrieven). Een voorwaarde kan bijvoorbeeld zijn dat de inhoud van de opleiding van technische aard is. Timing 2016-2017. Betrokken partners Vormetal, VIBAM, OBMB, LIMOB. Beoogde sectorale doelstelling Kansen creëren voor werknemers om bij te blijven met betrekking tot hun sectorspecifieke professionele competenties. Inspanningen van bedrijven hiervoor ondersteunen.
32
Een performante, efficiënte en wendbare bedrijfswerking ondersteunen via competente medewerkers.
Actie 4: Aanbod aan opleidingen via internet Omschrijving De sectorfondsen bieden de mogelijkheid om ook via afstandsleren op een efficiënte en flexibele wijze een aantal competenties bij te spijkeren met betrekking tot: de meest courante Officepakketten via een klassieke formule van e-learning, in een modulair aanbod zonder coaching; bedrijfsgerichte taalvaardigheden (Engels, Frans, Duits, Nederlands) via korte of langlopende formules, telkens mét coaching; sociale vaardigheden en technische kennis via webinars, “live” met interactie tussen cursisten en docent plus voor een aantal opleidingen met natraject, of “uitgesteld” te bekijken (“on-demand”). Het aanbod wordt aan bedrijven kenbaar gemaakt tijdens bedrijfsbezoeken, via diverse websites en via gerichte elektronische mailings. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners INOM Bedienden, Vormetal, VIBAM, OBMB, LIMOB. Beoogde sectorale doelstelling Kansen creëren voor werknemers om bij te blijven met betrekking tot hun sectorspecifieke professionele competenties. Inspanningen van bedrijven hiervoor ondersteunen. In het bijzonder een opleidingsaanbod creëren voor bedienden, die zich niet op korte termijn kunnen vrijmaken voor een klassiek (open) opleidingsaanbod, geen aanbod op korte termijn in hun regio vinden, en/of een snelle opfrissing of actualisering van latent aanwezige competenties nodig hebben. Een opleidingsaanbod creëren dat het werkplekleren ondersteunt. Een performante, efficiënte en wendbare bedrijfswerking ondersteunen via competente medewerkers.
Actie 5: Bewaken van de kwaliteit van het opleidingsaanbod Omschrijving De opleidingen worden na afloop systematisch geëvalueerd. Dit gebeurt niet op het einde van de opleiding, maar via mail en een specifieke elektronische tool enkele dagen na afloop met het oog op een betere validiteit én een eerste effectmeting. De evaluaties (deelnemersevaluatie, evaluatie van de organisatie en docent, effectmeting) worden kort na elke opleiding door de projectverantwoordelijke verzameld en geverifieerd. Bij vastgestelde problemen wordt onmiddellijk bijgestuurd. Daarnaast worden deze evaluaties op globale wijze halfjaarlijks besproken met de verantwoordelijke sectorconsulenten uit de organiserende fondsen.
33
Timing 2016 – 2017. Betrokken partners Vormetal, VIBAM, OBMB, LIMOB en IPV, Cobot, IVOC. Beoogde sectorale doelstelling De kwaliteit van het aangebodene continue bewaken. Bijsturen van het opleidingsaanbod naar inhoud en aanbod.
Actie 6: Vorming van en voor mentoren (peter/meters, werkplekcoaches, …) Omschrijving De vorming heeft als doel aan werknemers vaardigheden bij te brengen op het vlak van begeleiding, coaching en opleiding van “werkpleklerenden” (= leerlingen, cursisten of stagiairs in opleiding op de werkvloer of jongeren in instapbanen of ingroeibanen): technieken om een opleidingsplan op te stellen, instructies te geven, afdoende te communiceren, vorderingen op te volgen, feedback te geven, bij te sturen, te evalueren, enz. Deze opleidingen kunnen verschillende vormen aannemen: een klassikaal open opleiding, een webinar, een lerend netwerk, … . Waar zinvol wordt een koppeling gemaakt met het Ervaringsbewijs “opleider/begeleider”. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners Vormetal, VIBAM, OBMB, LIMOB. Beoogde sectorale doelstelling Het werkplekleren effectiever maken door het professionalisme van mentoren te verhogen.
Actie 7: De ontwikkeling van een professioneel vormingsbeleid ondersteunen Omschrijving Een specifiek aanbod aan workshops, opleidingen en webinars heeft als doel de uitbouw van een professioneel vormingsbeleid binnen bedrijven te stimuleren en ondersteunen. In een blog, opgemaakt door OBMB, worden een aantal elementen inhoudelijk uitgediept en nieuwe inzichten en tendensen besproken. Timing 2016-2017.
34
Betrokken partners Vormetal, VIBAM, OBMB, LIMOB. Beoogde sectorale doelstelling Bedrijven overtuigen van het nut van competentieontwikkeling en hen ondersteunen bij de realisatie van een vormingsbeleid.
Actie 8: Vormingsbarometer Omschrijving LIMOB heeft een “Vormingsbarometer” ontwikkeld. Dit is een online tool voor het plannen van opleidingstrajecten. De tool is eenvoudig in gebruik, maar vergt toch de nodige toelichting, die o.a. naar aanleiding van bedrijfsbezoeken gegeven wordt. Timing 2016 – 2017; Beoogde sectorale doelstelling Bedrijven helpen bij een planmatige aanpak van opleidingsinspanningen.
Actie 9: Extra ondersteuning van nieuw aangeworven jonge werknemers Omschrijving De sectorfondsen zullen initiatieven ontwikkelen ten gunste van jongeren onder de 26 jaar, die een ingroeibaan binnen de sector aangeboden krijgen. Onder ingroeibanen wordt verstaan de combinatie op de werkplek van een praktijkopleiding met een werkervaring, ongeacht de aard van de overeenkomst (IBO, arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde duur, …). Mogelijke acties kunnen de volgende zijn. Kosteloze deelname aan open opleidingsaanbod van de sector voor -26 jaar. “Eerste 100 dagen” – starterspakket. Kosteloze 3-daagse basisopleiding, via webinar of klassieke groepstraining, rond communicatievaardigheden (overtuigend communiceren, assertiviteit, oplossingsgericht denken en handelen), aangevuld met jobcoaching (sterktezwakte analyse en 2 individuele opvolgingsgesprekken) en complementaire toegang tot het bestaande open opleidingsaanbod van de sector, indien bepaalde competenties dienen bijgespijkerd te worden. Webinar resultaatgericht coachen. Voor coaches en coachende leidinggevenden en collega’s, die een nieuwe en jonge (onervaren) werknemer moeten coachen (zie ook actie 7). Timing 2016 – 2017;
35
Betrokken partners OBMB, VIBAM, LIMOB, Vormetal. Beoogde sectorale doelstellingen Extra tewerkstellingskansen creëren voor jongeren.
Actie 10: Extra ondersteuning van KMO’s Omschrijving Bij enkele acties wordt extra ondersteuning voor KMO’s voorzien met het oog op het stimuleren van de opleidingsinspanningen bij deze bedrijven. Opleidingsaanbod (actie 1); Voor werknemers van KMO’s wordt bij deelname aan het door de provinciale fondsen georganiseerd open opleidingsaanbod in een aantal regio’s een goedkopere tarifering toegepast. Financiële ondersteuning van bedrijven die hun bedienden extern opleidingen laten volgen (georganiseerd door derden) (actie 3). Het bedrag dat een bedrijf voor zijn werknemers jaarlijks maximaal als financiële steun kan ontvangen , hangt af van de hoogte van de bijdrage aan het Sociaal Fonds van de sector. Voor KMO’s wordt echter ook een minimumbedrag vastgelegd. Extra communicatie, o.a. via bedrijfsbezoeken. De extra steun voor KMO’s wordt via diverse kanalen bekendgemaakt, o.a. via bedrijfsbezoeken, die zich prioritair richten op deze KMO’s. Deze bedrijven hebben immers minder mankracht om alle informatie over steunmaatregelen efficiënt te verwerken. Goede informatie vanuit de sectorfondsen (en sociale partners van de sector) over de dienstverlening is voor KMO’s dan ook belangrijk. Timing 2016 – 2017; Betrokken partners OBMB, VIBAM, LIMOB, Vormetal. Beoogde sectorale doelstellingen Hogere opleidingsinspanningen in meer KMO’s .
36
Actie 11: Beroepskwalificatiedossiers Omschrijving De sector engageert zich om waar zinvol mee te werken aan de ontwikkeling en/of actualisering van beroepskwalificatiedossiers in samenwerking met AHOVOKS. Bij bedrijfscontacten zullen bedrijven gesensibiliseerd worden om bij aanwervingsprocedures competentiegericht te selecteren en, met andere woorden, naast diploma’s ook rekening te houden met verworven competenties, zoals deze bijvoorbeeld beschreven staan in deze beroepscompetentieprofielen. Timing 2016-2017 Betrokken partners OBMB, VIBAM, LIMOB, Vormetal , INOM Bedienden
Actie 12: Loopbaanontwikkeling voor individuele werknemers Omschrijving Loopbaanontwikkeling is een krachtig instrument om mensen toe te laten zich op hun eigen tempo verder te ontwikkelen, terwijl ze hun draai (blijven) vinden in hun werkomgeving. Het biedt de werknemer de kans om stil te staan bij enerzijds de opgebouwde ervaring en competenties en anderzijds de verwachtingen (eigen verwachtingen of die van de werkgever). Bedoeling is dat de werknemer zichzelf leert evalueren en bijsturen en op die wijze ook met de eigen loopbaan bewuster omgaat. De werknemer wordt hierbij begeleid door een loopbaanadviseur. Elke communicatie met de werkgever over deze coaching behoort tot de verantwoordelijkheid van de werknemer. De startbasis van het aangeboden loopbaantraject is een sterkte-zwakte analyse van de competenties van de medewerker en een “profielbepaling”, hoofdzakelijk gebaseerd op zelfevaluatie. Er worden twee instapmogelijkheden voorzien. 1. Op initiatief van de werknemer. De werknemer die minstens vijf jaar tewerkgesteld is binnen het bedrijf kan zelf vragen om gratis een persoonlijke balans op te maken. Hij doet dit in zijn eigen vrije tijd. De sessies met de loopbaanadviseur vinden bij VIBAM plaats tijdens de kantooruren. Eventuele afwezigheid op het werk is volledig voor rekening van de werknemer. 2. Op initiatief van de werkgever. De werkgever kan in samenspraak met de betrokken werknemer en na een paritaire overeenkomst, beroep doen op VIBAM om de werknemer een oriënteringstraject te laten doorlopen. Het traject loopt tijdens de werkuren en kost 1. 100 euro per werknemer. Timing 2016 – 2017.
37
Betrokken partners VIBAM en bedrijven. Beoogde sectorale doelstelling De competentieontwikkeling van medewerkers binnen de sector stimuleren door ze in een loopbaanperspectief te plaatsen.
Actie 13: Development Center voor werknemers Omschrijving De focus bij deze acties ligt op te verwerven competenties en dit vanuit een loopbaanperspectief. Doel is het ontwikkelingspotentieel en de ontwikkelingsbereidheid in kaart te brengen voor een toekomstige functie. Op basis van een intake gesprek met het bedrijf worden de kerncompetenties voor een specifieke functie bepaald. Aan de hand hiervan wordt een “development center” samengesteld: een testomgeving met verschillende modules, zoals bij voorbeeld een assessment, een STAR-interview, psychologische tests, vragenlijsten, een werkboek voor de deelnemer, … . Na het development center, dat 1 dag duurt, volgt een feedbackgesprek met de betrokken werknemer(s), waarin de resultaten besproken worden. Dit moet uiteindelijk leiden tot de opmaak van een ‘SMART’ Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) door en voor de deelnemer(s). Het bedrijf krijgt een verslag met een duidelijk beeld van de sterkten en ontwikkelpunten van de betrokken werknemers en enkele aanbevelingen met betrekking tot verdere ontwikkelacties (de POP’s). Timing 2016 – 2017. Betrokken partners LIMOB en bedrijven. Beoogde sectorale doelstelling De competentieontwikkeling van medewerkers binnen de sector stimuleren door ze in een loopbaanperspectief te plaatsen (met bijzondere aandacht voor duurzame inzetbaarheid en werkbaar werk).
Actie 14: Deelname aan tewerkstellingscellen Omschrijving De deelname aan tewerkstellingscellen in de sector houdt het bijwonen van de sessies in, waarbij het outplacementproces kritisch opgevolgd wordt. Het sectoraal aanbod aan opleidingen, infosessies voor werkzoekendenopleidingen, eventuele extra begeleidingen, vacatures, enz. worden toegelicht aan de betrokken outplacementkantoren.
38
Timing 2016 – 2017. Betrokken partners VIBAM, Vormetal, OBMB, outplacementkantoren.
LIMOB
en
bedrijven,
VDAB,
sociale
partners,
Beoogde sectorale doelstelling Snelle hertewerkstelling bij voorkeur binnen de sector.
Actie 15: Outplacement Omschrijving Deze actie houdt het ondersteunen in van ontslagen bedienden bij hun zoektocht naar een nieuwe job, bij voorkeur in de sector, via een kwaliteitsvol aanbod aan outplacement. De sector biedt zelf outplacement aan via haar sectorfondsen, hetzij in eigen beheer, hetzij via uitbesteding. Dat heeft tal van voordelen voor de bedrijven: kostprijs, garantie op kwaliteit en professionalisme, sterker maatgericht, sterke link met het sectoraal ondersteund opleidingsaanbod. Verdere onderhandelingen tussen de sociale partners, voorzien in het najaar van 2015, zullen echter een nieuw kader bieden voor de rol van de sectorfondsen, rekening houdende met de gewijzigde regelgeving met betrekking tot outplacement. Timing 2016 – 2017, volgens noodzaak. Betrokken partners Outplacementkantoren, bedrijven, overheid (RVA, RVP..), VDAB, OBMB, LIMOB, VIBAM, Vormetal. Beoogde sectorale doelstelling Snelle hertewerkstelling bij voorkeur binnen de sector.
39
Actie 16: Opleiding van ontslagen werknemers Omschrijving Bedienden ontslagen binnen een bedrijf van PC 209 kunnen onder bepaalde voorwaarden gedurende 1 tot 2 jaar na het ontslag als werkzoekende deelnemen aan het open opleidingsaanbod voor werknemers van de sector. Een voorwaarde kan zijn dat betrokkene een outplacementtraject volgt, georganiseerd door de sector. Deze opleidingen worden tot nu toe kosteloos aangeboden, maar omwille van de gewijzigde regelgeving met betrekking tot (de financiering van) outplacement bestaat de mogelijkheid dat de komende jaren toch voor bepaalde doelgroepen een bijdrage gevraagd wordt. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners Vormetal, VIBAM, OBMB, LIMOB Beoogde sectorale doelstelling De betrokkenen de kans geven om hun competenties verder te ontwikkelen en een forum om te netwerken aanbieden met het oog op een snelle hertewerkstelling, bij voorkeur binnen de sector.
Actie 17: Informeren van bedrijven Omschrijving In de visietekst wordt benadrukt dat het realiseren van duurzame inzetbaarheid en krachtige loopbanen de nodige aandacht en professionalisme vereist binnen tal van (HR-) domeinen: rekrutering en selectie, het onthaalbeleid en de eerste 100 dagen op het werk, welzijn op het werk, afspraken m.b.t. evaluatieprocedures en functionerings- en loopbaangesprekken, opleidingskansen, acties bij vertrek van een werknemer, … Voor heel wat van die domeinen zijn nuttige info en handige tools beschikbaar: het “opleidings-CV” (opmaak per medewerker van de portfolio aan gevolgde opleidingen), de mogelijkheid tot ondersteuning via de KMO-portefeuille, info over www.dejuistestoel.be (een toolbox met suggesties om +50 jarige werknemers aan het werk te houden), mogelijkheden tot “erkenning van verworven competenties (EVC)”, … Naar aanleiding van bedrijfsbezoeken en via andere kanalen, zoals nieuwsbrieven en website, zullen de consulenten waar passend de aandacht vestigen op deze tools, zonder hierbij de rol te willen op- of overnemen van de binnen deze domeinen gespecialiseerde experten en consulenten, werkzaam in opdracht van overheden. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners Vormetal, VIBAM, OBMB, LIMOB
40
Beoogde sectorale doelstelling Bedrijven, in het bijzonder KMO’s, met degelijke informatie ondersteunen bij hun investeringen in competente werknemers, langer durende loopbanen en werkbaar werk.
Prioriteit 4: Intersectorale en sectorale samenwerking Motivatie Bij heel wat van de aangehaalde acties is geopteerd voor intersectorale samenwerking. Deze levert een aantal voordelen op: opleidingen voor werknemers kunnen dankzij voldoende geïnteresseerden vlotter in verschillende regio’s georganiseerd worden, kort bij de bedrijven (dit laatste werkt drempelverlagend, niet in het minst naar KMO’s toe); meer opleidingen voor werknemers kunnen doorgaan, omdat er dankzij deze samenwerking voldoende deelnemers zijn; het aanbod aan werknemersopleidingen kan uitgebreid worden met gespecialiseerde onderwerpen, waarvoor binnen de sector alleen onvoldoende geïnteresseerden zijn (bijvoorbeeld: gespecialiseerde opleidingen voor informatici) binnen lokale netwerken kunnen door een bundeling van knowhow, ervaring en middelen krachtiger acties ontwikkeld worden, met een voor een regio aangepaste aanpak (maatwerk); investeringskosten kunnen gedeeld worden, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van IT tools. In de visietekst werd tevens aangestipt dat de komende jaren de verdere ontwikkeling van samenwerkingsinitiatieven tussen de verschillende fondsen van de eigen sector eveneens een belangrijke uitdaging zal vormen. De sectorfondsen in PC 209 zijn immers opgericht op het niveau van de provincies en van het gewest om tegemoet te komen aan de vraag van de bedrijven en de specifieke aard van elke regio. Deze samenwerking tussen de provinciale bediendenfondsen (en INOM Bedienden Vlaanderen) wordt de komende jaren geïntensiveerd. Terzelfdertijd worden eerste stappen gezet om samen met de arbeidersfondsen een geïntegreerde provinciale en Vlaamse dienstverlening uit te bouwen.
Resultaatsindicator Aantal fondsen waarmee samengewerkt wordt in de periode 2016 - 2017: 7 Met fondsen wordt bedoeld: andere fondsen dan de bedienden- en arbeidersfondsen van de metaalverwerkende en technologische industrie (PC 209 of PC 111) We spreken van een “samenwerking” als een project aantoonbaar samen met één of meerdere andere fondsen gefinancierd en/of gerealiseerd en/of op een andere wijze ondersteund wordt (bijvoorbeeld via een communicatiecampagne).
41
Met aantoonbaar wordt bedoeld dat de samenwerking zichtbaar is in de communicatie erover en/of blijkt uit verslagen van overlegmomenten en/of contractueel vastgelegd werd. Een project kan zowel een concrete actie zijn waarbij specifieke doelgroepen bereikt worden, als de ontwikkeling of verbetering van “back office” systemen en werkprocedures. Het kan gaan om een eenmalig event of om langdurige acties. Doelstelling van de samenwerking is kostenefficiëntie, kwaliteitsverbetering, impact en delen van knowhow.
Actie 1: Intersectorale samenwerking door gezamenlijke organisatie van een open opleidingsaanbod voor werknemers Omschrijving Het open opleidingsaanbod voor werknemers wordt gezamenlijk georganiseerd met andere industriële sectorfondsen: IPV, Cobot, IVOC. De samenwerking slaat zowel op de inhoudelijke ontwikkeling, de praktische organisatie als de kwaliteitsbewaking. De communicatie over het aanbod gebeurt door elk fonds afzonderlijk. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners VIBAM, LIMOB, Vormetal, OBMB en IPV, Cobot en IVOC. Beoogde sectorale doelstelling Een ruimer aanbod aan opleidingen kunnen realiseren, zowel inhoudelijk als qua spreiding over de regio’s.
Actie 2: Intersectorale samenwerking door het openstellen van het eigen opleidingsaanbod voor werknemers uit andere sectoren Omschrijving Het open opleidingsaanbod voor werknemers wordt opengesteld voor werknemers uit andere sectoren, waarmee een samenwerkingsakkoord afgesloten is (o.a. met betrekking tot de deelnameprijs). Dergelijk samenwerkingsakkoord werd afgesloten met Cevora. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners VIBAM, LIMOB, Vormetal, OBMB en Cevora. Beoogde sectorale doelstelling Een ruimer aanbod aan opleidingen kunnen realiseren, zowel inhoudelijk als qua spreiding over de regio’s.
42
Actie 3: Intersectorale samenwerking binnen lokale netwerken en projecten Omschrijving Binnen een aantal lokale netwerken en projecten is er een samenwerking met andere fondsen, in de eerste plaats van industriële sectoren. Dit is bijvoorbeeld het geval in: - de Talentenfabriek, het job- en opleidingspunt voor de Antwerpse metaal- en chemiesector. - het Beroepenhuis in Gent, waarin ook IPV, Co-Valent, FVB, Grafoc en andere fondsen participeren. - werkzoekendenopleiding “tweetalig administratief en boekhoudkundig bediende” in Brusselwaar er samenwerking is met o.a. Cevora; - Techno Trailer, een samenwerking tussen FTMA, VIBAM en Vormelek, Co-Valent. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners VIBAM, Vormetal, OBMB, VIBAM en andere fondsen zoals IPV, Co-Valent, FVB, Grafoc, enz. Beoogde sectorale doelstelling Door samenwerking extra initiatieven realiseren of steunen. Betere afstemming van acties op elkaar. Actie 4: Intersectorale samenwerking op vlak van de ontwikkeling van informatica systemen. Omschrijving Voor de (verdere) ontwikkeling van een “state-of-the-art” geïnformatiseerd systeem voor beheer van contacten en projecten (opleidingsacties, financiële steunmaatregelen, …) wordt samengewerkt tussen verschillende fondsen, nl. VIBAM, FTMA, Co-Valent en Logos. Timing 2016 – 2017. Betrokken partn ers VIBAM en FTMA, Logos, Co-Valent. Beoogde sectorale doelstelling Door gezamenlijke ontwikkeling met beperkte middelen een performant beheerssysteem realiseren.
43
Actie 5: Sectorale samenwerking binnen de technologiecentra LIMTEC en ANTTEC Omschrijving VIBAM en LIMOB participeren in de sectorale technologiecentra ANTTEC (Antwerpen) en LIMTEC (Limburg) samen met de arbeidersfondsen FTMA en FTML. De centra ontlenen hun meerwaarde aan de combinatie van 4 factoren: een didactische infrastructuur, samengesteld uit state-of-the-art technologieën, een unieke didactische knowhow, de flexibiliteit waarmee gereageerd wordt op vragen om opleiding, de laagdrempeligheid van al deze initiatieven voor werknemers, werkzoekenden, studenten en docenten. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners VIBAM en FTMA, LIMOB en FTML Beoogde sectorale doelstelling De competentieverwerving bij de huidige en toekomstige werknemers van de sector mee te helpen verzekeren in de domeinen van onderhoudstechniek & industriële automatisering.
Actie 6: Intensievere samenwerking tussen de fondsen van de sector Omschrijving De verschillende fondsen onderzoeken of en hoe door een intensievere samenwerking een klantgerichtere en efficiëntere dienstverlening kan gerealiseerd worden. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners Alle arbeiders- en bediendenfondsen van de sector, weliswaar volgens eigen ritme. De voortrekkersrol wordt gespeeld door INOM Bedienden (samenwerking tussen bediendenfondsen) enerzijds en VIBAM en LIMOB (samenwerking met arbeidersfondsen) anderzijds. Beoogde sectorale doelstelling Efficiënte klantgerichte dienstverlening met respect voor de regionale specificiteit.
44
Prioriteit 5: Sensibiliseren voor en ondersteunen van een duurzaam diversiteitsbeleid Motivatie Aandacht voor diversiteit kan een belangrijke meerwaarde voor bedrijven bieden. Denken we maar aan het bereiken van een grotere populatie sollicitanten om talent uit te rekruteren en zo productiviteit, innovatie en creativiteit binnen de ondernemingen te stimuleren. Of de mogelijkheid om een grotere groep klanten aan te spreken en een ruimere afzetmarkt te bereiken. De rol van de sector en haar opleidingsfondsen op vlak van diversiteit bestaat eruit om, naast sensibiliseren, ook concrete acties te ontwikkelen, die omwille van hun laagdrempelige toegang (o.a. qua kostprijs), de inhoud en de methodiek extra kansen bieden voor specifieke doelgroepen, in het bijzonder de risicodoelgroepen die bij cao als prioritaire doelgroepen omschreven worden. Binnen de sector is één van de belangrijkste uitdagingen hierbij de vergrijzing van de werknemerspopulatie en de ondervertegenwoordiging van jongeren. Kansen creëren voor jongeren en de inzetbaarheid van ouderen verhogen zullen dan ook speerpunten zijn bij het werken aan diversiteit binnen de sector. Dat vereist aandacht voor de instroom enerzijds en voor duurzame inzetbaarheid en werkbaar werk anderzijds. Instroom: jongeren naar de sector leiden; aandacht voor competentiegericht rekruteren en selecteren. Werkbaar werk: omdat werknemers langer aan de slag blijven, moet ingezet worden op werkbaarheid op de werkvloer en een leeftijdsbewust personeelsbeleid. Het in november 2015 afgesloten nationaal sectoraal akkoord voorziet de oprichting van een paritaire werkgroep, die tegen juli 2016 voorstellen zal uitwerken om te komen tot een sectoraal model inzake werkbaar werk. Maar ook andere groepen met een afstand tot de arbeidsmarkt (o.a. allochtone werkzoekenden) en personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid) worden in sectorale cao’s als doelgroepen van ondersteunende acties vermeld.
Resultaatsindicator Het aandeel risicogroepen (zoals omschreven door de sectorale cao) in het resultaat van prioriteit 2 en 3 in de periode 2016 - 2017: 50% Bij de registratie van deelnemers aan initiatieven wordt genoteerd of deze tot een risicodoelgroep behoren.
Actie 1: Extra ondersteuning voor bedienden, die behoren tot de risicogroepen, zoals bepaald door de cao van de sector Omschrijving
45
Bedienden en werkzoekenden, die behoren tot de risicogroepen zoals die omschreven worden in cao’s van de sector, worden extra ondersteund vanuit de sectorfondsen. De middelen die bestemd zijn voor deze risicogroepen worden aangewend bij de belangrijkste acties, met de bedoeling deze groepen extra kansen te geven op duurzame tewerkstelling: werkzoekendenopleidingen, outplacement, opleidingstrajecten voor bedienden. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners Zie de verschillende acties. Beoogde sectorale doelstelling Duurzame tewerkstelling van risicogroepen.
Actie 2: Taalopleidingen Nederlands Omschrijving In het aanbod aan taalopleidingen voor werknemers wordt ook aandacht gegeven aan het Nederlands. Er worden individuele opleidingstrajecten voorzien voor wie al een basiskennis heeft, hetzij via telefoon (skype), hetzij via internet (met persoonlijke coaching). De focus ligt op bedrijfsgericht gebruik van het Nederlands. Als er in de looptijd van het convenant bijkomende noden of behoeften zijn, zal bekeken worden of/en welke extra acties hieromtrent genomen kunnen worden. Timing 2016 – 2017. Betrokken partners Vormetal, VIBAM, OBMB, LIMOB. Beoogde sectorale doelstelling Versnelde integratie en inzetbaarheid van anderstalige nieuwkomers.
Actie 3: Aandacht voor diversiteit doorheen alle acties Omschrijving Evenredige deelname en diversiteit zijn aandachtspunten doorheen alle acties. Enkele voorbeelden. Samenwerking onderwijs : extra aandacht voor rolmodellen, bijvoorbeeld vrouwen in technische beroepen Werkzoekendenopleidingen: bij de bekendmaking van initiatieven
46
samenwerking met organisaties, die dichtbij kansengroepen staan (bijvoorbeeld Talentenfabriek in Antwerpen) o diversiteitscheck van de ingezette communicatiemiddelen (bijvoorbeeld gebruikt fotomateriaal); competentiegericht selecteren; aandacht voor eventuele taalproblemen. o
Werknemersopleidingen: opleidingsdeelname stimuleren bij oudere werknemers; aandacht voor omgaan met diversiteit en interculturele samenwerking in de mentoropleidingen en de opleidingen leidinggeven; opleiding competentiegericht rekruteren en selecteren. Loopbaanbegeleiding deze actie kan o.a. ingezet worden bij oudere werknemers ( +55 jaar). Timing 2016 – 2017. Betrokken partners Zie de verschillende acties. Beoogde sectorale doelstelling Duurzame tewerkstelling van risicogroepen.
Actie 4: Informeren van bedrijven Omschrijving Via verschillende kanalen (website, bedrijfsbezoeken) wordt nuttige informatie bezorgd aan bedrijven die aan diversiteitsbeleid willen werken, zonder hierbij de rol te willen opof overnemen van de binnen deze domeinen gespecialiseerde experten en consulenten, werkzaam in opdracht van overheden. Bijvoorbeeld: o o o
o
leeftijdsbewust personeelsbeleid: o.a. www.talentontwikkelaar.be en www.dejuistestoel.be werkbaar werk: idem, plus : www.werkbaarwerk.be diversiteitsbeleid: Jobcoach VDAB (begeleiding gedurende eerste 6 maanden van tewerkstelling voor allochtonen, kortgeschoolden, 50+, arbeidsgehandicapten, …), Loopbaan- en diversiteitplannen, … vragen i.v.m. steun bij tewerkstelling van arbeidsgehandicapten: www.handicapenarbeid.be (Steunpunt Arbeid en Handicap), www.disability-management.be, de Vlaamse Ondersteuningspremie (VOP) bij aanwerving van een medewerker met een arbeidshandicap
Timing 2016 – 2017. Betrokken partners Zie de verschillende acties.
47
Beoogde sectorale doelstelling Duurzame tewerkstelling van risicogroepen.
Actie 5: anti-discriminatie code Omschrijving De sector moedigt bedrijven aan tijdens bedrijfsbezoeken en op de website van de vormingsfondsen om de volgende non-discriminatiecode op te nemen in het arbeidsreglement (met in achtneming van de van toepassing zijnde regelgeving tot instelling en aanpassing van de arbeidsreglementen): "Werknemers en werkgevers zijn ertoe gehouden alle regels van welvoeglijkheid, goede zeden en beleefdheid in acht te nemen, inclusief ten aanzien van bezoekers. Dit impliceert ook een onthouden van elke vorm van racisme en discriminatie en een bejegenen van iedereen met dezelfde nodige menselijke eerbied voor éénieders waardigheid, gevoelens en overtuiging. Verboden is bijgevolg elke vorm van verbaal racisme, alsook het verspreiden van racistische lectuur en pamfletten. Ook elke discriminatie op grond van geslacht, seksuele geaardheid, ras, huidskleur, afstamming, afkomst, nationaliteit en overtuiging is verboden." Timing 2016 – 2017. Betrokken partners VIBAM, Vormetal, OBMB, LIMOB Beoogde sectorale doelstelling Sensibiliseren voor het risico van discriminatie en aansporen om dit te vermijden.
48
Algemene bepalingen inzake financiering, beëindiging, wijziging, evaluatie, controle en toezicht van de overeenkomst
Financiering Tien procent van het in artikel 1 vermelde bedrag wordt uitbetaald in zoverre de resultaatsindicator per prioriteit is behaald. Als een indicator niet wordt behaald, wordt de tien procent a rato van het aantal behaalde prioriteiten uitbetaald.
Beëindiging Het sectorconvenant wordt afgesloten voor een periode van 2 jaar. Het sectorconvenant kan niet stilzwijgend worden verlengd. Het sectorconvenant eindigt hetzij bij het verstrijken van de looptijd, hetzij bij onderlinge overeenkomst tussen de partijen, hetzij door opzegging. De partijen kunnen op elk moment het sectorconvenant opzeggen, mits ze een opzegtermijn van 6 maanden in acht nemen. De kennisgeving van de opzegging gebeurt per aangetekende brief. De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de eerste werkdag na de kennisgeving. Het sectorconvenant kan door de Vlaamse Regering worden beëindigd zonder inachtname van een opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding als het algemeen belang dat in buitengewone omstandigheden vereist. Als bij de evaluatie door het departement Werk en Sociale Economie wordt vastgesteld dat de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties op ernstige wijze tekortschieten in de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen, kan de Vlaamse Regering het sectorconvenant eenzijdig beëindigen zonder opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding.
Wijzigbaarheid De Vlaamse Regering bepaalt na voorafgaand overleg tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners in het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité, de wijze waarop bijsturingen of wijzigingen van het actieplan of van de verbintenissen in het sectorconvenant tijdens de looptijd worden doorgevoerd.
Evaluatie Het departement Werk en Sociale Economie voorziet een sjabloon voor de inhoudelijke en financiële rapportage. Bij de opvolgingsmomenten en evaluaties wordt nagegaan of de aangegane verbintenissen ook effectief zijn bereikt.
Controle en toezicht De sociaalrechtelijke inspecteurs van de administratie zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van het decreet op de sectorconvenants en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan in het geval van een vastgestelde inbreuk het sectorconvenant opschorten.
49
Opgemaakt in drie originele exemplaren te Brussel op………………………………………, waarvan elke partij een exemplaar ontvangt.
Namens de Vlaamse Regering,
Mevrouw Hilde CREVITS, Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Onderwijs;
De heer Philippe MUYTERS, Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport
Namens de sociale partners van de sector metaal bedienden,
50
De heer Stephan VANHAVERBEKE, AGORIA
Mevrouw Mieke VERMEIREN, AGORIA
De heer Geert VERSCHRAEGEN, AGORIA
51
De heer Philippe BERVOETS, LBC-NVK
Mevrouw Pia DESMET, BBTK
De heer Geert DUMORTIER, ACLVB
52
Namens de provinciale vormingsfondsen:
De heer Tom COLPAERT, voor Vormetal vzw
De heer Paul DE SMET, voor OBMB vzw
De heer Frank LINGIER, voor VIBAM vzw
53
De heer Appie MANSOURI, voor LIMOB vzw
54