Hoofdstuk 11
11.1
Friesland en de EHS: 1994
Bestuurlijk gezien: 1994
30 maart 1994 wordt in de staten van Friesland het streekplan 1994 vastgesteld. September 1994 verschijnt de evaluatie ‘Van kikkers en knikkers’ van het convenant LNVIPO door Heidemij-advies. Naar aanleiding van deze evaluatie èn naar aanleiding van de uitwerking van het DI-akkoord wordt besloten het bestaande convenant tussen IPO en LNV te verlengen tot het einde van 1995. 11.1
Dynamisch en stabiel
Een staartje van de discussie over het akkoord tussen GS en de landbouw komt terug bij het Voorstel tot vaststelling van het ontwerp-streekplan Friesland 1994 op 30 maart 1994. Het CDA wacht op de nadere uitwerking van de Blauwe Zone, het Rom-gebied en het Waardevolle Cultuurlandschap (WCL) Gaasterland en voorziet nog de nodige moeilijkheden. De PvdA heeft nog een aantal bedenkingen. Die gelden in de eerste plaats de voorgestelde procedure voor nadere uitwerking. Het voorstel om dat via streekplanwijzigingen te doen met inspraak en al, is niet naar de zin van de PvdA. Daarnaast is de fractie ontevreden over de ruimte die in het concept-streekplan wordt geboden voor vestiging van intensieve veehouderijen in de kwetsbare zand- en veengebieden. Tenslotte zet de woordvoerder kritische kanttekeningen bij het voorgestelde natuurgebied bij de IJsselmeerkust. In het concept-streekplan zijn twee uitsparingen in dat groene gebied gemaakt: de Hoge Grazen, ten westen van het Oude Mirdumer Klif, en de kust ten zuiden van de Zuiderfennenspolder. De PvdA-fractie vindt dat de IJsselmeerkust ten zuiden van de Zuiderfennenspolder, het buitendijkse gebied, natuurgebied moet zijn. De fractie wijst er op dat de gemeenteraad van Gaasterlân-Sleat daar hetzelfde over denkt en wil daarom, ook gezien het belang van een goede samenwerkingsrelatie tussen de provincie en betrokkenen, een wijziging. Daarvoor wordt een amendement ingediend, dat mede ondertekend is door Groen Links, de FNP, de fractie Spyksma en D66. De VVD is niet gelukkig met het in het ontwerp-streekplan aangebrachte onderscheid tussen dynamische en stabiele gebieden. Volgens hen moet het hele Friese gebied als dynamisch worden aangewezen om aan de hoofddoelstelling, die wordt omschreven als ontplooiingsmogelijkheden voor de hele bevolking, te kunnen voldoen. De VVD-woordvoerder herhaalt dat de VVD niet blij is met de omzetting van landbouwgrond in natuurgrond, zoals dat in 1993 in de staten is geregeld. Volgens de VVD staat er meer dan genoeg donkergroen (= natuurgebied) op de kaart: “Wij moeten wel bedenken dat de oppervlakte van Friesland al voor 20% een natuurbestemming heeft en als we de Waddenzee en het IJsselmeer meerekenen zitten we op 44%. Daarbij dreigt er door de strenger wordende milieuregels en het amoniakbeleid een steeds verdergaande extensivering van de landbouw..... Burgers en wij kunnen het doel om goede landbouwgrond in moerasgrond ‘sompebosk’ om te zetten, niet begrijpen. De leefbaarheid wordt aangetast.. Met het draagvlak wordt geen rekening gehouden ..... We zouden graag zien dat GS nog eens kijkt naar grensverkorting van natuurgebieden. De natuur heeft hele 148
lange grenzen en de negatieve uitstraling daarvan op activiteiten in het omliggende gebied is zorgwekkend.” De woordvoerder haalt een demonstratie van scholieren in Oudemirdum tegen It Fryske Gea aan als voorbeeld van een te vergaande natuurontwikkeling in Friesland. D66 is ontevreden over de opzet van het concept-streekplan: “Er zijn 9 nevenschikkende doelstellingen. In welke richting wordt dan gestuurd?” De woordvoerster vindt dat de politieke visie ontbreekt en maakt meteen via een motie duidelijk dat voor D66 duurzame ontwikkeling de hoofddoelstelling van het streekplan moet zijn: economie moet zich ontwikkelen binnen de grenzen van de natuur. Daarnaast dient D66 nog een tweede motie in die betrekking heeft op de EHS. Daarin wordt uitgesproken dat alle passages over de EHS in het concept-streekplan prematuur zijn en daarom geen deel kunnen uitmaken van het streekplan. Ook de FNP heeft bezwaar tegen het onderscheid dynamisch - stabiel. Nogmaals spreekt de fractie woordvoerster zich uit voor een samengaan van landbouw en natuur. Zij wil dat uitbreiden tot een verweving van recreatie en natuur: “Boer en natuur moeten gelijk op en dat geldt ook voor recreatie en natuur. Bindende factor daarbij is het landschap. Het respect voor natuur en landschap ontbreekt als men er geen weet van heeft. Daarom moeten natuurgebieden toegankelijk zijn en moet het landschap intact worden gehouden.” De FNP pleit er voor om het aanleggen van ecologische verbindingszones zoveel mogelijk te combineren met de aanleg van recreatieve paden, vaarwegen en wegen. Een amendement met die strekking is door hen samen met de VVD ingediend. Net als D66 probeert Groen Links via een motie, duurzaamheid de hoofddoelstelling van het streekplan te laten zijn. Door middel van een amendement herhalen zij hun standpunt met betrekking tot de aanpak van de EHS: de EHS in Friesland zou 14.000 hectaresmoeten beslaan met planologische basisbescherming. De fractie Spyksma schetst de bedoeling van een streekplan. Daarin moet ruimte worden geboden aan het sterke, de economische ontwikkelingen, maar ook moet voldoende ruimte worden gereserveerd om de zwakke waarden en belangen te garanderen. Die waarden komen echter in dit concept-streekplan onvoldoende tot uitdrukking, meent de woordvoerder. Er zijn wel degelijk hoofddoelstellingen, geven GS ten antwoord: kiezen voor kwaliteit en kiezen voor samenwerking. Het antwoord van GS beperkt zich verder voornamelijk tot het beoordelen van de moties en amendementen. Van de hier genoemde moties en amendementen, krijgt geen enkele van GS het groene licht. In tweede termijn bespreken de fracties elkaars moties en amendementen.143 Bij de stemming wordt het amendement van de PvdA en anderen om aan het gedeelte van de IJsselmeerkust ter plaatse van de Zuidervennenspolder de status van natuur- en bosgebied toe te kennen, aangenomen met CDA en VVD tegen. Het amendement van de VVD, waarin wordt voorgesteld ook in de meest kwetsbare natuurgebieden recreatief medegebruik toe te staan, wordt aangenomen met D66, Groen Links, de fractie Spyksma en de PvdA minus de PvdA-gedeputeerden tegen. Het amendement van VVD en FNP met het voorstel om ecologische verbindingszones zoveel mogelijk te combineren met mogelijkheden voor extensieve recreatie wordt door GS overgenomen.
143 In totaal zijn er 7 moties en 33 amendementen ingediend. 149
Op 31 maart 1994 doet het FD verslag van de Statenvergadering waarin het streekplan werd vastgesteld. De krant schrijft dat gedeputeerde Jansen zwaar was geërgerd omdat hij geconfronteerd werd met 33 amendementen en acht moties. FNP, Groen Links en de fractie Spyksma stemden uiteindelijk tegen. Een deel van de argumentatie van deze laatste twee fracties wordt weergegeven. Spyksma: “Er is selectief omgegaan met de inspraakresultaten. Naar de Friese Milieufederatie en Leefbaar Friesland wordt niet geluisterd. Een boer uit Tytsjerkeradiel krijgt wel zijn zin.” GroenLinks: “De mondige bevolking van Friesland trapt op de rem voor dit beleid...” Ook de kritiek van D66 wordt weergegeven: “Het plan rammelt. Er blijkt geen politieke visie uit.” De VVD is bang voor inperking van economische kansen voor ontwikkeling. Vooral de kritiek van Spyksma viel verkeerd bij de gedeputeerde: “Als Spyksma ons ondemocratisch handelen verwijt, moet hij naar de rechter stappen.” (verslag) 11.3
Natuur en recreatie
Op 29 juni 1994 staat in de Statenvergadering het Voorstel tot vaststelling van het beheersprogramma Alde Feanen op de agenda. Het gaat hier om een beheersplan voor de Oude Venen, een onderdeel uit de Blauwe Zone. It Fryske Gea krijgt hierin een rol toebedeeld als toezichthouder op overtredingen. De VVD zet de nodige vraagtekens bij het ontstaan van het beheersplan: “Wij zijn voor beheersplannen die op democratische manier zijn vastgesteld, waarin de belangen die in een gebied spelen tegen elkaar kunnen worden afgewogen en waarop gekozen volksvertegenwoordigers kunnen worden aangesproken. Dit plan wordt vastgesteld door 3 raden en de staten en dat maakt de aanspreekbaarheid van volksvertegenwoordigers toch wat dubieus. Een analyse van de belangen en de waarde daarvan ontbreekt en dat maakt een bestuurlijke afweging onmogelijk.” Ook inhoudelijk heeft de VVD bezwaren. Politietoezicht moet worden geregeld, desnoods uit eigen middelen, meent de VVD daarmee een verbaliserende rol van It Fryske Gea verwerpend. En waarom is herstel van afgesloten vaarwegen en aanleg van eventuele nieuwe vaarwegen absoluut niet bespreekbaar? De inspraak heeft immers laten zien dat watersporters, de grootste belangengroep, tenminste een deel van de afgesloten recreatiemogelijkheden terug wil. Waarom werken wij daar niet aan mee, vraagt de VVD zich af. Dat was toch de bedoeling van de Raad van State, die vroeg om een maatregelenpakket dat zich baseert op overleg met betrokkenen? Daarnaast wil de VVD een veilige (nieuwe) route voor kleinere boten, die daardoor het Margrietkanaal kunnen vermijden omdat dat te gevaarlijk is geworden. Daartoe dient de VVD samen met het FNP een motie in waarin als overwegingen voor de nieuwe vaarweg wordt uitgesproken dat het goed gaat met de natuur in dat gebied en dat het natuur-areaal is uitgebreid maar dat de het waterrecreatie-areaal de laatste decennia is verminderd. De PvdA memoreert in het kort de voorgeschiedenis: “Er was een Kroonuitspraak op 5 januari 1993, die opdracht gaf om een beheersplan voor dit gebied op te stellen met alle betrokkenen waarin alle waarden meegenomen moesten worden. De Alde Feanen staan centraal in het strategisch groenproject en in de EHS van Friesland. Het is een belangrijk natuurgebied en een belangrijk watersportgebied. Er moest dus naar een permanente dynamische evenwichtssituatie worden gezocht, die recht zou doen aan de belangen van natuur en natuurbeheer en aan de belangen van recreatie en toerisme. Wij vinden dat het plan hieraan 150
voldoet. Er is gekozen om de bestaande situatie als uitgangspunt te nemen en dat was niet zo’n gemakkelijk compromis. Maar vanuit de natuurbelangen wordt niet aangedrongen op verdere afsluiting van de nu nog toegankelijke gebieden en van bestaande vaarverbindingen en vanuit de recreatie wordt aanvaard dat er geen ruimte is voor nieuwe vaarverbindingen of voor het open stellen van oude vaarten.” De PvdA-fractie wijst daarom ook meteen de VVD/FNP-motie af die, volgens hen, een deelbelang benadrukt. Maar ook de PvdA vindt dat It Fryske Gea niet de toezichthoudende rol van de politie te water met alle daarbij behorende bevoegdheden, kan overnemen De fractie Spyksma meent dat het programma uitgaat van een heel optimistische visie op de menselijke natuur. De voorgestelde maatregelen zijn boterzacht, zo bekritiseert de woordvoerder het beheersprogramma: er wordt vanuit gegaan dat de verschillende belanghebbenden vrijwillig zullen meewerken en er zijn nauwelijks sancties. Kritiek van het GPV richt zich op het de manier van omgaan met stiltegebieden en het mogelijke gebruik van fluisterboten. De fractie vindt het niet juist dat wordt voorgesteld als zou de formele aanwijzing van stiltegebied geen extra beperkingen voor de recreatie met zich meebrengen. Samen met Groen Links en de RPF/SGP wordt een motie ingediend om die uitspraak te schrappen. GS geeft ten antwoord dat zij het een groot goed vinden dat er overeenstemming is bereikt met alle betrokkenen en dat er is afgesproken om tot een soort zelfregulering te komen in plaats van ge- en verboden. De woordvoerder van GS zegt opnieuw aan de orde te zullen stellen dat de meerderheid van de Staten het niet verstandig vindt om It Fryske Gea in te schakelen bij toezicht en handhaving. In antwoord op de motie van het GPV over stiltegebieden, meent het College dat mensen uit de omgeving benauwd zijn dat de aanwijzing van stiltegebied de eerste stap is op weg naar verdere beperkingen. De fractie Spyksma vindt dat onzin. Want zoiets kan pas worden vastgesteld als een gebied als stiltegebied wordt aangewezen. Het GPV sluit zich daarbij aan. Het gaat niet om wel of niet extra beperkingen maar het gaat om een juiste toepassing van de Wet. De fractie handhaaft de motie. Datzelfde geldt voor de VVD die vasthoudt aan de alternatieve vaarroute. Met de stemming wordt de motie van het GPV over stiltegebieden verworpen met alleen het GPV, RPF/SGP, fractie Spyksma en Groen Links voor. Ook de motie van de VVD over de alternatieve vaarroute wordt verworpen met VVD GPV RPF/SGP en FNP voor. Het voorstel tot vaststelling van het beheersprogramma wordt tenslotte bijna met algemene stemmen aangenomen; een lid van de VVD stemt tegen. 28 september 1994 wordt het Voorstel tot vaststelling van het Provinciaal Milieubeleidsplan Friesland 1994-1997 in de staten behandeld. Het voorstel wordt aangenomen met de fractie van de VVD, de fractie Spyksma en Groen Links tegen. De VVD stemt tegen omdat hun motie, die mede is ondertekend door CDA en FNP en waarin zij eisen dat “bij het stellen van milieu-eisen geen strengere dan op het moment van beoordeling landelijke geldende wettelijke normen zullen worden gehanteerd”, wordt afgewezen. De fractie Spyksma stemt tegen omdat de woordvoerder vindt dat de economische belangen die van het milieu overheersen: “Hoe lang duurt het nog dat in deze zaal de mythe overeind wordt gehouden dat een groei-economie nodig is om de kosten van de schadelijke gevolgen van die economie met de opbrengsten van die economie te bestrijden? Dat is toch het paard achter de wagen spannen..... Dit plan kan het beste worden omschreven als ‘georganiseerde onverantwoordelijkheid.” Groen Links stemt tegen omdat zij vinden dat de economie normstellend is 151
in het plan en dat het milieu daar wat achteraan bengelt. Voor een duurzame ontwikkeling moet het milieu de norm wezen, aldus de woordvoerder. In dezelfde vergadering staat ook op de agenda het Voorstel om in te stemmen met het voornemen van gedeputeerde staten om de ontwerp-notitie Grondwaterbeheer vast te stellen144 De VVD vindt principieel dat geen extra eisen ten behoeve van natuurdoelen mogen worden gesteld aan landbouwgrond die nog niet is aangekocht voor reservaatsvorming of natuurontwikkeling. Zij dienen daarom een motie in, samen met FNP, SGP/RPF en GPV waarin zij het voornemen van het College van GS afkeuren om het beleid t.a.v. de onttrekking van grondwater voor beregeningsdoeleinden aan te scherpen. Het CDA dient een soortgelijke motie in met als argument dat zij geen relatie-nota-achtige gebieden willen buiten de EHS. In die motie wordt gevraagd om onttrekking van grondwater binnen 200 m van de begrensde EHS-gebieden niet vergunningsplichtig te laten zijn. De PvdA keert zich tegen beide moties. De fractie vindt het onjuist om het voorstel eenzijdig vanuit de landbouw te bezien, zoals sommige fracties doen. Bij stemming worden beide moties aangenomen. 11.4
De minister reageert
Op 12 december 1994 besteedt de LC aandacht aan de reactie van de minister van VROM op het Friese natuurbeleid. De minister stuurde op 24 november een brief aan het provinciebestuur waarin ze haar zorg uitspreekt over “de invulling van de 14.500 hectares nettoEHS. Dat betreft met name de inzet van uw college voor een voortvarende totstandkoming van duurzame systemen van samenhangende natuurgebieden. Hetzelfde geldt voor uw beleid voor de planologische bescherming van weidevogelgebieden.” GS voelde zich door de brief gegriefd omdat de minister de indruk wekte alsof Friesland er met de pet naar gooit en wil dat de minister dat rechtzet. Volgens de minister geeft Friesland een interpretatie aan de brief “die absoluut niet aan de orde is. Er is meer gevoelswaarde aan toegekend dan mijn bedoeling is.” De minister twijfelt niet aan de integriteit of kwaliteit van GS maar het zakelijk verschil van inzicht blijft. In januari zullen de provincie en de ministers van VROM en LNV overleggen over het Friese natuurbeleid. (nieuwsbericht) In de rubriek Te Gast, is in de LC op 12 december 1994 een bestuurslid van de Bond van Friese Vogelbeschermings Wachten (BFVW) aan het woord. De aanleiding voor zijn artikel is het advies van de RPC aan de minister van VROM om de Friese proef met ‘vliegende hectares’ niet uit te breiden over heel Friesland. In eerste instantie wordt door Roodbergen het idee om meer agrarische grond in ‘fûgeltsjeslân’ te veranderen, toegejuicht. Maar, schrijft hij, als je de plannen van de RWS voor de Workumerwaard ziet, dan is gezond wantrouwen op zijn plaats. Want in die plannen moet dat vrijwel onvervangbare weidevogelgebied op de schop om er moeras van te maken. Hij is van mening dat in gewoon boerenland nog altijd de meerderheid van de weidevogels tot voortplanting komt
144 Het vaststellen van de grondwaterverordening is een bevoegdheid van GS. GS heeft echter gemeend daar de staten bij te kunnen en mogen betrekken. 152
en dat dat type grasland door streekbewoners als natuur wordt ervaren, ook al denken ecologen daar anders over. Want in Friesland is nog steeds sprake van grondgebonden produktie en een betrekkelijk milieuvriendelijke manier van produceren. Daarom was het verstandig van de provincie om het natuurbeleid in 1993 te heroverwegen en niet zomaar landbouwgrond in natuurgebied om te zetten. Het idee van de ‘vliegende hectares’ is daar een creatief voorbeeld van. Er is in eerste instantie een proefproject ontwikkeld: 500 hectaresaan te melden vanuit twee ‘zoekgebieden’ van totaal 9000 ha, liggend bij Wommels en het Slotermeer. Als die proef slaagt, kan 5500 hectares ingevuld worden met de hele provincie als zoekgebied. Het verweven van agrarische bedrijfsvoering en weidevogelzorg ziet de BFVW als een kansrijke oplossing. De financiële beloning van de boer is niet afhankelijk van het aantal legsels en daarom niet fraudegevoelig. De Vogelwacht kan daardoor heel goed ondersteuning leveren. Waarom dan de afwijzing van de RPC? Het doel, bescherming van weidevogels, wordt op een eigen wijze ingevuld en het experiment zou een aantal jaren moeten lopen voordat over de resultaten kan worden geoordeeld. Een groot aantal Friese boeren werkt nog op de ouderwetse manier. Vanwege de natuurwaarden wordt er later gemaaid of geweid. Ze laten bewust een stuk inkomen staan ten gunste van natuur en milieu. Maar ze houden maar met moeite het hoofd boven water. De ‘vliegende hectares’ zouden hen kunnen helpen. Als heel Friesland ‘zoekgebied’ zou zijn, “en overal een stukje van de lappendeken van de vliegende hectares neergelegd kon worden, dan was er voor hen uitzicht op een beter belegde boterham.” (opinie van derden) Bij de Algemene Beschouwingen van 13 december 1994 staan de kerntaken van het provinciaal bestuur centraal. Maar toch wordt ook aan de uitvoering van het Natuurbeleidsplan in Friesland aandacht geschonken. Want kort daarvoor is het advies van de Rijksplanologische Commissie (RPC) over het streekplan145 en de reactie van de minister van VROM daarop uitgekomen. Duurzaamheid en kwaliteit van natuur en landschap zouden gebaat zijn met decentralisatie van bevoegdheden, vindt de FNP. Maar in plaats daarvan blaast de minister van VROM hoog van de toren, zonder er geld bij te leggen. De VVD-woordvoerder vraagt naar het bestuurlijk overleg met het ministerie van LNV dat voor 1994 stond aangekondigd. Hij is er van overtuigd dat er veel bereikt zou kunnen worden als de provincie haar eigen gang zou kunnen gaan en minder betutteld zou worden door Den Haag. Als voorbeeld van die betutteling noemt hij het recente advies van de RPC over het vastgestelde streekplan en de reactie daarop van VROM: “De RPC gaat voorbij aan het door GS en de georganiseerde landbouw gesloten convenant inzake de invulling van de EHS. De RPC meent dat bij dit convenant vele vraagtekens zijn te plaatsen ‘omdat voor een te groot deel van de 14.500 hectaresgeen concrete begrenzing plaats vindt’. De minister van VROM maakt het zo mogelijk nog bonter door in reactie op het advies van de RPC op te merken dat de invulling van de 14.500 hectaresnetto EHS haar ‘met zorg vervult’. De reactie van het college daarop was terecht en bepaald niet overtrokken.” Ook de PvdA gaat, iets gematigder, op het thema in: “De vliegende hectares’ is een beeldend
145. De RPC plaatst kanttekeningen bij het streekplan omdat voor een “te groot deel van de 14.500 hectare voor de EHS geen concrete begrenzing plaatsvindt”. 153
begrip. Een nieuw begrip dat niet overal even goed werd begrepen. Wij rekenen er op dat het Paarse kabinet nu goed voor ogen heeft waar het in Friesland om draait. Ons moeizaam opgebouwde draagvlak moet niet onderuit worden gehaald door Haagse ambtenaren. Wij willen werken aan een vernieuwend en op resultaat gericht natuurbeleid. Natuur is meer dan moeras, het is ook een van onze dragende economische peilers.” Het CDA herhaalt zijn visie op het ruimtelijk beleid nog eens. Dat moet het agrarisch bedrijfsleven in staat blijven stellen om zoveel mogelijk mensen een bestaan te bieden. Natuurbeleid, dat door de overheid bijna niet meer te betalen is, kan voor de boeren een aardige bijverdienste, een neventak, zijn. De functie van het in stand houden van het landschap en het leefmilieu krijgt bij de agrariërs steeds meer aanhang, zo meent de CDA-woordvoerder. Daarom moet Friesland doorgaan met het vergroten van het draagvlak onder agrariërs. Het CDA deelt een pluim uit aan het college van GS dat een eerste voorzet daarvoor heeft gedaan in het kader van het weidevogelbeleid, dat heel positief door de landbouw is ontvangen. De woordvoerder van GS beaamt dat het aan de ene kant goed zou zijn als de provincie meer beleidsvrijheid zou krijgen. Maar aan de andere kant, zegt hij, krijgen wij die ruimte voor eigen beleid alleen maar als Den Haag overtuigd is van onze goede bedoelingen. Hij waarschuwt er voor dat de indruk beslist niet mag bestaan dat Friesland alleen maar het aantal hectares terug wil brengen en hij roept de staten op om het Rijk van de goede bedoelingen te overtuigen. Hij noemt het weidevogelbeheer van Friesland uniek. De ‘vliegende hectares’ zijn , naar zijn mening, juist heel goed voor biologische en ecologische landbouw. Die sector vraagt, volgens hem, om flexibele vormen van beheer. Verder kondigt hij aan dat in januari de ministers van VROM en LNV met GS gaan praten. De inzet van dat overleg is om tot een vergelijk te komen. Tenslotte deelt hij mee dat in het nieuwe IPO-LNV akkoord de kosten voor agrarisch natuurbeheer een plaats zullen krijgen. In tweede termijn gaat ook de fractie Spyksma op een bijna berustende toon op het onderwerp in: “Het College laat zich o zo beïnvloeden door protesten uit de gemeenschap maar heeft een blinde vlek voor de gevolgen van zijn besluiten op langere termijn. Het College acht zich niet in staat die effekten van die besluiten in kaart te brengen en de meerderheid van de Staten lijkt dat wel goed te vinden. De Staten hebben dus geen oor voor wat geen stem heeft. Dat verklaart ook de opstelling t.o.v. de natuur. Vogels en andere dieren kunnen hun belangen hier niet hardop verdedigen. Maar er wordt wel geluisterd naar diegenen die nadeel ondervinden van het in stand houden van de bestaansmogelijkheden voor dieren. Deze Staten hebben een antropocentrische instelling. Een houding die op de opvatting berust dat de mens heerst over de natuur. Dat komt ook tot uitdrukking in de opstelling die de Staten hebben gekozen voor invulling van de EHS. De gedeputeerde is trots op de ‘vliegende hectares’ omdat daardoor werkgelegenheidsdoelen en natuurdoelen kunnen worden gecombineerd. Op zich zelf is dat juist maar hij gaat aan de kern van de zaak voorbij. Het instrument van de ‘vliegende hectares’ wordt misbruikt om de begrenzing van de planologisch te beschermen natuurgebieden, die voor de meest kwetsbare soorten absoluut nodig is en waar de ‘vliegende hectares’ niks aan bijdragen, met 5.500 hectares terug te brengen.” Ook Groen Links heeft kritiek op de ‘vliegende hectares’. Het zijn tijdelijke overeenkomsten die ook na een paar jaar zomaar weer kunnen worden opgezegd. Zij vinden dat de ‘vliegende hectares’ moeten worden vastgelegd en dat er alles aan moet worden gedaan om daarbuiten ook overeenkomsten af te sluiten over het beheer van de natuur. De VVD vraagt in tweede termijn nog eens nadrukkelijk naar het bestuurlijk overleg dat tot doel had “te bezien in 154
hoeverre de genoemde doelstellingen m.b.t. de EHS daadwerkelijk bereikt kunnen worden en eventuele knelpunten bij de realisering van de EHS hierbij te betrekken” In tweede termijn constateert GS dat er geen algemene overeenstemming is te bereiken over de ‘vliegende hectares’ . Het College vindt dat het op de goede weg is want de 5.000 hectares worden heel bewust gebruikt om een groter effect op het natuurbeleid in Friesland te bewerkstelligen. Dat kan volgens Groen Links en de fractie Spyksma alleen maar via planologische bescherming, maar zegt de woordvoerder van GS, wij hebben voor een aanpak gekozen die ook tot resultaten kan leiden. Hij verwijst daarbij naar prof. Van der Ploeg die het idee van de ‘vliegende hectares’ een goede zaak vindt. Hij wijst kritiek als zou het College ‘draagvlak’ als een soort hoofditem beschouwen van de hand: “De richting van het natuurbeleid vindt zijn rechtvaardiging in de natuurdoelstelling. Als je dan dingen tegenkomt waarvoor draagvlak belangrijk is, dan spreekt dat van zelf.” Op 13 december 1994 verslaat het FD de algemene beschouwingen onder de kop “Betutteling Rijk ergerlijk”. De VVD wordt aan het woord gelaten met de opmerking dat het rijk zich teveel bemoeit met de ruimtelijke ordening in Friesland, dat zou een provincie zelf moeten kunnen bepalen. Ook de kritiek van de FNP op het rijk wordt vermeld: “De minister blaast uit een groot gat omdat we hier niet doen wat achter Haagse bureau’s wordt uitgedacht. Maar ze legt er geen beurs naast. Praatjes vullen geen gaatjes, zei onze beppe dan.” Ook opmerkingen van de PvdA in die richting worden neergeschreven: “We moeten het met een heleboel gezeur opgebouwde draagvlak voor het natuurbeleid in Friesland niet onder uit laten halen door Haagse ambtenaren.” (verslag) Ook de LC citeert op 13 december 1994 die uitlating van de PvdA met de toevoeging: “Wij rekenen er op dat het kabinet goed voor ogen heeft dat wij een vernieuwend, op resultaat gericht natuurbeleid willen voeren. Natuur is meer als moeras, het is ook een van de dragers van onze economie.” (verslag) Op 14 december 1994 laat voormalig CDA tweede kamerlid Van der Ploeg-Posthumus, ook in de rubriek Te Gast, nog eens haar licht schijnen over de geschiedenis. De minister van VROM had zich beter moeten laten inlichten over gemaakte afspraken en in feite moet ze blij zijn dat Friesland tot 9000 hectares heeft besloten want dat scheelt geld voor grondaankoop voor het rijk. Volgens Van der Ploeg-Posthumus luidt de geschiedenis als volgt: de Friese CDA-gedeputeerde kreeg het in de jaren tachtig voor elkaar dat Friesland, uitzonderingsgewijs, natuurprojecten mocht invullen uitgesmeerd over 25 tot 30 jaar. Dat veranderde toen in 1992 het SGR verscheen met nieuwe inzichten en feiten. Er moesten moerasgebieden in de Blauwe Zone komen en binnen vijf jaar moest in Friesland 14.500 hectares begrensd worden in het Streekplan. Het CDA, de Friese statenfractie en de Tweede Kamer-fractie, was daar niet gelukkig mee. Maar uit contacten met de georganiseerde landbouw werd duidelijk dat die wel een snellere begrenzing wilden. De CDAstatenfractie vroeg daarom aan het CDA in de Tweede Kamer om zich sterk te maken voor vermindering van het aantal hectares natuur in de Blauwe Zone, voor een begrenzing van maximaal 9000 hectares met daarnaast 550 vrij inzetbare, niet te begrenzen hectares. Het kostte veel moeite de staatssecretaris te overtuigen maar zijn uiteindelijke reactie was: “We komen er gezamenlijk met Friesland wel uit.” Ook de minister van LNV reageerde 155
pragmatisch alleen de minister van VROM vindt dat er in Friesland te soepel wordt omgegaan met het natuurbeleid. (opinie van derden) 11.5
Samengevat
Kwantitatieve analyse Van de vier voor 1994 geselecteerde statenvergaderingen worden er twee verslagen: de vergadering over het streekplan van 30 maart wordt verslagen door het FD en de algemene beschouwingen van 13 december door beide kranten. Naast deze verslaggeving van de statenvergaderingen verschijnen er in de daarvoor aangewezen periode 1 nieuwsbericht en 2 opiniestukken van derden. Kwalitatieve analyse De verslaglegging is zo objectief mogelijk wanneer: a. Het verslag niet alleen het genomen besluit beschrijft maar ook de meningsvorming daarover in de staten; b. Niet alleen aandacht wordt besteed aan woordvoerders van collegepartijen maar ook aan die van oppositiepartijen; c. In het verslag geen beoordeling van het gebeurde wordt gegeven door de verslaggever. Ad a. Het FD geeft een deel van de meningsvorming weer bij de besluitvorming over het streekplan. Ad b. Bij het verslag over de vergadering over het streekplan, laat het FD verschillende fracties aan het woord met de nadruk op de oppositie. In de verslaglegging van de algemene beschouwingen vermeldt de LC alleen de PvdA in tegenstelling tot het FD die daarnaast ook de VVD en het FNP aan het woord laat. Ad c. Er wordt door de krant geen standpunt ingenomen. Het nieuwsbericht is zo objectief mogelijk wanneer: meer dan één perspectief aan bod komt of meer dan één autoriteit wordt aangehaald. In het nieuwsbericht van de LC wordt vanuit meer dan één perspectief gerapporteerd over de ‘onmin’ tussen minister en GS. Bij de opinie van derden gaat het om de vraag hoe vaak en aan wie (welke belangen) de redactie de ruimte geeft voor een opiniërend artikel. Van de 2 opinies van derden (beiden in de LC) is een geschreven door een vertegenwoordiger van de vogelbescherming die opkomt voor de ‘vliegende hectares’ van de provincie en een door een voormalig CDA-kamerlid die de recente geschiedenis van het Friese natuurbeleid vanuit CDA-optiek beschrijft.
156