Driemaandelijks Tijdschrift nr. 42-43/1994 De nazi-misdaden en volkerenmoorden in de geschiedenis en de herinnering Internationaal Congres Brussel, 23-27 november 1992 HANDELINGEN IV 5
Paul HALTER : Woord vooraf tot de Handelingen IV van het Colloquium
7
Francine FOURNIER (Algemeen Onderdirecteur voor Sociale en Menswetenschappen - UNESCO) : Allocution d’ouverture.
11
René RAINDORF (Vriendenkring van oud politieke gevangenen van Auschwitz-Birkenau en de Gevangenissen van Opper-Silezië) : Mijn ervaring in het “Internationaal Auschwitz-Comité” (1944-1954-1965) (Commissie “Milieu van de herinnering ; overlevenden en erfgenamen).
19
Hanna LEVY-HASS (Unie van anti-nazistische verzetsstrijders en nazi-slachtoffers - Israël) : L’essentiel sur l’Union dans le contexte d’Israël (Commissie “Milieu van de herinnering ; overlevenden en erfgenamen).
25
Harold MARCUSE (Prof. Dept of History - University of California, U.S.A.) : Collective memories of the Nazi concentration camps in West Germany (Commissie “Geschiedenis en herinnering).
47
Michael LÖWY (Navorsings-directeur, C.N.R.S. - Groupe de Sociologie des religions, Frankrijk) : La Mémoire d’Auschwitz et l’Ecole de Francfort (Commissie “Geschiedenis en herinnering).
49
K. HESSE, F. DINGEL (Stiftung Topographie des Terrors. Internationales Dokumentations-und Begegnungszentrum Berlin - Duitsland) : Archäologie der Zeitgeschichte - das “Prinz-Albrecht-Gelände und die Dokumentation ‘Topographie des Terrors’ in der Berliner Museen- und Gedenkstättenlandschaft” (Commissie “Musea”).
57
Johannes BLUM (Leerkracht - België) : Répétez-le à vos enfants. La fonction des témoignages des survivants dans l’enseignement (commissie “Pedagogie”). 1
Thomas RAHE (Directeur - Gedenkstätte Bergen-Belsen - Duitsland) : Zur pädagogischen und wissenschaftlichen Arbeit der Gedenkstätte Bergen-Belsen (Commissie “Musea”).
63
Bernard FRUMER (Politoloog - België) : Sur quelques insuffisances inhérentes à la représentation cinématographique des crimes et génocides nazis (Commission “Film”)
71
André STEIN (Psychoterapeut - Prof. Menswetenschappen - Universiteit van Toronto, Canada) : Humor and Irony in two films about the Holocaust (Commissie “Film”).
83
Jacques HASSOUN (Psychoanalyst, Schrijver Frankrijk) : Nés de la destruction (Commissie “Psychologische aspekten”).
95
Philippe VAN MEERBEECK (Prof. - Voorzitter van het Departement Neuro-psychiatrie - Faculteit Geneeskunde - Université Catholique de Louvain - België) : En mémoire de moi (Commissie “Psychologische aspekten”).
103
Serge CREUZ (Schilder, Ontwerper van Gedenkteken Auschwitz - België) : Le mémorial d’Auschwitz. Scénographie au fond du piège. Un chemin de réflexion (Commissie “Kunst en Herinnering”).
107
Edouard DELRUELLE (Onderzoeksdirecteur N.F.W.O Universiteit Luik - België) : Oubli et communication de masse. Quelques mécanismes de neutralisation de l’innommable (Commissie “Media”).
115
Inhoud van Handelingen I, II en III
127
*** Bijvoegsel aan Tijdschrift nr. 42-43
131
Paul Halter : Een woord vooraf
133
Mededelingen :
137
- Themadag Lydia Chagoll - Tentoonstelling “De concentratiekampen en vernietingspolitiek van de nazi’s in hun historische contexte 19141945” 2
141
Boekbesprekingen : Yehuda AMICHAI, Een grote rust - Gedichten (J. Rosenstein), Jan BLOMMAERT & Jef VERSCHUEREN, Het Belgische migrantendebat (Prof. R. Burggraeve, D. Pollefeyt), Brigitte D’HAINAUT & Christine SOMERHAUSEN, Dora, (Elke Brems), R. MUNK & F.J. HOOGEWOUD (eds.), Joodse filosofie tussen rede en ervaring. Feestbundel ter ere van de tachtigste verjaardag van Prof. Dr. H.J. Heering (D. Pollefeyt), Chaja POLAK, De krijtcirkel (J. Boden).
153
Nieuwe aanwinsten van de bibliotheek.
3
4
Paul HALTER
Woord vooraf
Landelijke voorzitter van de Stichting Auschwitz
Wij zijn thans toe aan het vierde deel van de Handelingen van ons Internationaal Congres van november 1992 over de volkenmoorden en misdaden van de nazi’s in de geschiedenis en de herinnering. De herlezing van alle bijdragen en de reacties die we kregen na hun publikatie sterken ons in de overtuiging dat het initiatief dat we nu ongeveer twee jaar geleden genomen hebben aan een behoefte voldaan heeft. Als je het bekijkt vanuit het gezichtspunt van de opdracht die wij ons op lange termijn hebben gesteld, blijven alle onderwerpen die toen aan bod kwamen opmerkelijk actueel. Bepaalde vragen hebben al bevredigende antwoorden gekregen, andere blijven open en wachten op nieuw, diepgaander onderzoek. De al zeer gevorderde reflectie van twee werkgroepen op ons congres, namelijk de commissies ‘Geschiedenis en Herinnering’ enerzijds en ‘Media en Herinnering’ anderzijds, hebben wij willen voortzetten. Beide werkgroepen hebben de nadruk gelegd op de noodzaak ‘orale’ archieven tot stand te brengen aan de hand van de getuigenissen van overlevenden van de concentratie- en vernietigingskampen. In nauwe samenwerking met de Fondation pour la Mémoire de la Déportation de France organiseren we in september van volgend jaar een internationale ontmoeting in Parijs over de audiovisuele opname van getuigenissen van overlevenden. Dit nieuwe initiatief van beide Stichtingen wordt met succes onthaald door de betrokken kringen. De verantwoordelijken van de ‘orale’ archieven van verschillende instellingen en de audiovisuele ploegen uit Frankrijk, België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Polen, de Verenigde Staten, Israël, Australië en Brazilië, zullen eraan deelnemen. 5
De ontmoeting, die in de Medicizaal van het Parijse Palais du Luxembourg zal plaatsvinden, zal ongetwijfeld een belangrijke invloed hebben op de toekomst. Het gaat immers om de opname, bewaring en verspreiding van de herinnering van de misdaden en volkerenmoorden van de nazi’s. Het gaat over onze herinnering. In het volgende nummer van het Driemaandelijks Tijdschrift van de Stichting Auschwitz zullen wij van dit initiatief een eerste stand van zaken kunnen opmaken. Vanzelfsprekend streven wij naar de uitgave van de handelingen van de ontmoeting in september, in samenwerking met de Fondation pour la Mémoire de la Déportation en France. Het vooruitzicht op de buitengewone, veelvuldige activiteiten naar aanleiding van de herdenking van de vijftigste verjaardag van de bevrijding mag er niet toe leiden dat wij uit het oog verliezen dat wij een strenge taak van lange adem te vervullen hebben. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om allen te danken die ons op welke wijze ook bij de totstandkoming van onze projecten bijstaan.
6
Francine FOURNIER Sous-Directeur Général Pour les Sciences sociales et humaines, UNESCO
(*) Allocution prononcée le 23 novembre 1992
7
Allocution d’ouverture (*)
Excellences, Messieurs les Ambassadeurs Représentants du Corps Diplomatique
et
Messieurs les Ministres Madame le Recteur de l’Université libre de Bruxelles Monsieur le Président de la Fondation Auschwitz Mesdames et Messieurs C’est pour moi un grand honneur de représenter le Directeur général de l’UNESCO au Congrès international «histoire et mémoire des crimes et génocides nazis». Il ne s’agit pas d’une formule de politesse. C’est un honneur singulier, en effet, de prendre la parole devant le courage, la noblesse d’âme et la fidélité. Courage, noblesse d’âme, fidélité, personnifiés ici par ceux et celles qui ont vécu les terribles heures et années d’Auschwitz, ceux et celles qui ont souffert et vu souffrir l’indiscible dans ce camp et dans les autres, qui ont survécu ou qui ne sont plus. Je les salue. La présence d’aujourd’hui de témoins directs, de leurs familles et amis, mais aussi de chercheurs, d’intellectuels et de représentants publics, démontre non seulement ce sentiment de fidélité mais aussi la lucidité des organisateurs et participants de ce Congrès. Nous vivons aujourd’hui une période de bouleversements socio-politiques qui mettent en lumière l’absolue nécessité de la mémoire et de la reconnaissance de l’histoire. De cette histoire si proche et si lourde de leçons. Né en 1945, sur les ruines de cette «grande et terrible guerre» à laquelle se réfère le préambule de l’Acte constitutif de l’UNESCO, le système de Nations Unies a comme 8
finalité la tâche difficile, mais combien fondamentale, de préserver les générations futures du fléau de la guerre, de créer les conditions nécessaires au maintien de la justice et du respect des droits fondamentaux de la personne, des droits des nations, grandes et petites, et de favoriser le progrès social. L’UNESCO, qualifiée par M. Pérez de Cuellar de «conscience du système des Nations Unies», oeuvre à la consolidation de la paix par l’éducation, la science, la culture et la communication. A ce titre, elle est un acte de foi en l’humanité. Mais nous nous rappelons ici que la connaissance peut être pervertie. L’UNESCO a la responsabilité de veiller à ce qu’elle demeure le ferment d’une société meilleure. Compte tenu de ce mandat et de l’importance de l’événement, le Directeur général de l’UNESCO a accordé le patronage de l’Organisation à ce Congrès de 1992. La mémoire de l’histoire tragique d’Auschwitz-Birkenau doit être entretenue à travers le temps comme un témoignage et un avertissement terrible pour les générations à venir. C’est sur ce site qu’ont été perpétrés les crimes les plus monstrueux contre l’humanité : le génocide des Juifs et des Tziganes, le massacre des Slaves, des prisonniers de guerre et des résistants de toute l’Europe. Là qu’ont été systématiquement affamés, torturés, assassinés plus d’un million d’hommes, de femmes et d’enfants. Vous vous souviendrez sans doute qu’à la demande du Comité international d’Auschwitz, le Gouvernement polonais à obtenu de l’UNESCO en 1979 que le site d’Auschwitz-Birkenau soit inscrit sur la liste du patrimoine mondial, en tant que, je cite, «monument du martyre et de la résistance de millions d’hommes, de femmes et d’enfants» et afin que cette mémoire conservée «contribue à maintenir la paix dans le monde». Les programmes de l’UNESCO de l’éducation pour la paix se poursuivent dans le cadre de la Recommandation de 1974 sur l’éducation pour la compréhension, la coopération et la paix internationales et l’éducation relative aux droits de l’homme et aux libertés fondamentales. Cette Recommandation vise à introduire comme élément essentiel de l’enseignement l’acquisition de connaissances et le développement d’attitudes permettant le respect mutuel entre les personnes et les groupes, la tolérance et la solidarité. 9
Il est à cet égard réconfortant de constater que la Fondation Auschwitz accorde une attention particulière et constante aux problèmes pédagogiques. Je voudrais en particulier citer la Rencontre pédagogique international «La mémoire d’Auschwitz dans l’enseignement» tenue à Bruxelles, en novembre 1991. Lors de cette rencontre, des pédagogues et des enseignants venus de France, de Pologne, des Pays-Bas, d’Autriche, d’Italie, d’Allemagne et de Belgique ont comparé les programmes scolaires de leurs pays respectifs et ont confronté leurs expériences pédagogiques en la matière. Les travaux qui se poursuivront durant ce Congrès de 92 permettront de développer plus avant nos connaissances et compétences et, par la diffusion et l’acquisition des unes et des autres, promouvoir le respect des droits et des libertés. Suite à la Conférence mondiale de Yamoussoukro, l’UNESCO a lancé un appel solennel pour la contribution au développement d’une culture de paix. A cet égard, d’importants efforts ont été déployés en vue d’étudier comment se forment et sont diffusées les «images d’ennemis», et d’encourager les Etats membres à créer des équipes conjointes pour la rédaction de manuels d’histoire et de sciences sociales dans une perspective transnationale. A sa dernière session, le Conseil Exécutif de l’UNESCO a adopté une résolution invitant le Directeur général à lui présenter un programme d’activités concrètes destinées à promouvoir une culture de la paix. Le Secrétaire général des Nations Unies a, comme vous le savez, présenté un rapport intitulé «Agenda pour la paix : Diplomatie préventive, rétablissement de la paix, maintien de la paix» où il est question de «construire la paix». Cette partie de l’Agenda nous concerne au plus haut point. Vos travaux et vos réflexions, là encore, nous aideront à préparer notre programme et répondre à l’invitation du Secrétaire général.
Mesdames et Messieurs, Au vue des persistantes tentatives de négation de l’holocauste et des génocides nazis, de banalisation des crimes du national-socialisme, au regard aussi de la résurgence des mouvements néo-fascistes, racistes, antisémites et xénophobes, il est urgent de réagir, de proclamer notre adhésion à la démocratie, aux droits de l’homme et à la liberté. 10
Rene RAINDORF Vriendenkring Auschwitz (België)
A cette fin, s’est tenue récemment, du 23 au 24 juin 1992, au Siège de l’UNESCO et sous les auspices de notre Organisation et du Centre Simon Wiesenthal, une Conférence internationale sur le thème «L’éducation pour la tolérance : le cas de l’antisémitisme résurgeant». Le débat a contribué à l’action éducative que mène notre Organisation en faveur des valeurs fondatrices de la démocratie et de la paix. De même, dans cet esprit, l’UNESCO apportera son aide pour la publication prochaine d’un recueil de poèmes écrits par des déportés du Camp de Dachau, intitulé «Cent poèmes de Dachau». Que la beauté ait pu naître d’un malheur et de souffrances aussi inouïs justifie notre confiance en l’être humain.
Mesdames et Messieurs, Les travaux que vous entreprenez s’inscrivent dans une actualité troublante. Nous voyons autour de nous et sous différents cieux la guerre, l’intolérance et le refus de l’autre. Mais la tentation de céder à un sentiment d’impuissance doit absolument être contrée. Nous devons poursuivre avec acharnement et plus que jamais notre action et nos réflexions. Les travaux de ce Congrès inspireront le programme de l’UNESCO et je lui souhaite plein succès.
(*) Lezing op 25 november 1992 in de werkgroep ‘Milieu van de Herinnering/Overlevenden en Erfgenamen, (voorzitter van de vergadering: W. Ugeux, Ere-Prof., U.C.L.)
11
Mijn ervaring in het “Internationaal Auschwitz Comité” (1944-1954-1965) (*)
In Auschwitz-Birkenau (tijdens mijn gevangenschap van 7.4.1944 tot 24.1.1945) ken ik het Internationaal Auschwitz Comité - dat dan al actief is - enkel uit gefluister van ‘veteranen’, onder wie de Brusselaar Littmanovitch. Onze Oostenrijkse kameraad Hermann Langbein - die er de bezieler van was - zal het er op ons congres met de vereiste deskundigheid over hebben. Ik neem deze gelegenheid te baat om mij aan te sluiten bij de hulde die mijn vriend Langbein naar aanleiding van zijn tachtigste levensjaar gebracht wordt. De enige herinnering die ik nog heb uit de tijd dat ik in het commando van Rheinmetall-Borsig zat in Laurahütte (Siemanowice), een bijkamp van Auschwitz, is het niet al te harde vonnis - 25 slagen met de bullepees - geveld ter bestraffing van de sabotage van mijn Skoda-draaibank in oktober 1944. Goed geplaatste kampvrienden van mij op de Politische Abteilung, de politieke kampadministratie, hebben er ongetwijfeld toe bijgedragen dat mij een veel strengere straf bespaard bleef. In 1945, in het Russenlager (het door de Russische gevangenen gebouwde kamp dat als ziekenhuis dienst deed) van het Stammlager Mauthausen (het centraal kamp), redde de solidariteit binnen het Internationaal Comité mij tot driemaal toe het leven, dank zij de bemiddeling van het Belgische lid Bill Hoorickx en de Fransman Jacques Bergier. *** Voor zover mijn geheugen reikt ligt er een hiaat van een tiental jaar tussen de bevrijding en de heroprichting van een georganiseerd Internationaal Auschwitz Comité (I.A.C.) in 1954-’55, informele ontmoetingen onder vrienden niet te na gesproken. Het idee het I.A.C. weer nieuw leven in te blazen nam toen vorm aan, dit na enkele woelige jaren in het interna12
tionale politieke klimaat, de ontwikkeling van de koude oorlog, de dood van Stalin, het einde van de oorlog in Korea drie maanden later, de opheffing van de bezetting van het door vier mogendheden in evenveel zones verdeelde Oostenrijk, de verzoening tussen Chroesjtsjov en Tito en ook het einde van de eerste Indochinese oorlog. Ondanks de gewelddadige onderdrukking van Hongarije in die periode van relatieve politieke dooi (1955-1960) in de koude oorlog, is de internationale actie van de politieke gevangenen - en in de eerste plaats van de overlevenden van Auschwitz - het meest gericht op enerzijds de vervolging van de misdaden tegen de mensheid en anderzijds de herstelbetalingen aan de dwangarbeiders in de nazi-fabrieken en hun erfgenamen. Enkel de tragische gebeurtenissen in Budapest in november 1956 leveren een probleem op. *** Die tien jaren (1945-1955) gaan gepaard met de stichting in België van verschillende landelijke, streekgebonden of plaatselijke organisaties van politieke gevangenen binnen de Nationale Confederatie van politieke Gevangenen en Rechthebbenden van België. Elders in West-Europa is de situatie dezelfde, maar er is een grotere verscheidenheid aan organisaties. Gelijklopend hiermee knopen de diverse verenigingen van nazi-kampen, die de overlevenden, de weduwen of weduwnaars en de wezen bijeenbrengen, contacten met elkaar aan. Die leiden later tot de oprichting van de Belgische Verbroedering van de Vriendenkringen der Nazi-concentratiekampen en Gevangenissen, waarvan de eerste voorzitter wijlen dr Walter de Veen was. Wanneer we beide gelijklopende en elkaar aanvullende initiatieven onder de loep nemen blijkt dat de Nationale Confederatie van politieke Gevangenen en Rechthebbenden van België zich erop toelegt de materiële eisen van de politieke gevangenen en rechthebbenden te verdedigen, terwijl de vriendenkringen van kampoverlevenden voorrang verlenen aan morele eisen en aan nauwere, meer directe solidariteit met de families van de in de kampen omgekomen kameraden. *** 13
Wat in België het geval is, is het elders niet. Zelfs niet in Frankrijk, waar verschillende verenigingen van gedeporteerden - vriendenkringen van al dan niet joodse ‘veteranen’ van Auschwitz - zo goed en zo kwaad als het kan naast elkaar bestaan. Italië en Duitsland - grote staten - vallen op door hun verscheidene plaatselijke groeperingen, maar het Vereinigung der Verfolgten des Nazi-Regimes (slachtoffers van de nazirepressie) in Duitsland en het Associazione Nazionale Exdeportati Politici nei Campi Nazisti in Italië zijn nationale verenigingen. In de voormalige Oostbloklanden - de Sovjetunie voorop - is het andersom. Meestal tref je er één enkele, min of meer actieve vereniging van oudstrijders aan, die door achterdochtige autoriteiten nauwlettend in de gaten wordt gehouden. Krijgsgevangenen, verzetsstrijders, politieke of raciale gevangenen of eenvoudigweg oudstrijders maken er samen deel van uit. In de praktijk wordt een vriendenkring van kampgevangenen er niet gedoogd, wat een bijkomende discrepantie tussen Oost en West veroorzaakt. Het ontstaan van internationale comités van gewezen gevangenen van de verschillende kampen brengt dan, goedof kwaadschiks, de aanwijzing met zich, door die enige bestaande verenigingen uit het Oosten, van ‘vertegenwoordigers’ die in het overeenkomstige kamp hebben verbleven. Bovendien veroorzaakt de oprichting van de Fédération internationale des anciens Prisonniers politiques, later tot de Fédération Internationale des Résistants omgevormd, een Europese hergroepering, waar de koude oorlog tussen unitaristen en fanatici, tussen voorstanders en tegenstanders van de Sovjetunie, snel een stokje voor steekt. De internationale comités van de kampen zijn, of zij nu hun bestaande activiteiten voortzetten of hetzij gesticht, hetzij heropgericht worden, een antwoord op de nieuwe gevaren, de koude oorlog, de ontvoogding van de kolonies, de Duitse herbewapening - die toen niet vanzelfsprekend was. Pas vanaf de jaren 1960 ontmoeten de Internationale Comités elkaar min of meer formeel, tot op de dag van vandaag. Het I.A.C. is de stuwende kracht achter deze ontmoetingen. In 1954-’55 neemt het Internationaal Auschwitz Comité, na jaren van onregelmatige en informele ontmoetingen een 14
nieuwe structuur aan. De aandacht gaat eensdeels naar de vervolging van de daders van de misdrijven tegen de mensheid. Anderdeels komt het erop aan herstelbetalingen te verkrijgen voor de dwangarbeiders die door de S.S. in de fabrieken uitgebuit werden. De secretaris van de Belgische Vriendenkring van gewezen politieke Gevangenen van Auschwitz-Birkenau/Kampen en Gevangenissen van Silezië, Renée van Hasselt, en haar voorzitster, Mariette Altorfer, hebben me in het algemeen voorgegaan in deze eerste periode. Herman Langbein kan beter dan ik alle activiteiten opsommen van het Internationaal Auschwitz Comité en zijn bestuur, waarvan hij de drijvende kracht was. Wij hebben uit het voorgaande kunnen vaststellen dat de organisaties die van het Internationaal Auschwitz Comité deel uitmaakten, van verschillende aard waren. In het Oosten waren ze nauw verbonden met de macht en vertegenwoordigd door afgevaardigden die niet altijd overlevenden van Auschwitz waren. Ze namen de politieke belangen waar van het regime dat ze vertegenwoordigden. Zoals de huidige voorzitter van het I.A.C., prof. Maurice Goldstein, het zo aardig uitdrukt, zijn de vriendenkringen uit het Westen in de eerste plaats de bewakers van de solidariteit en de herinnering, terwijl de organisaties uit het Oosten doeleinden nastreven die verbonden zijn met de Sovjetpolitiek, bijvoorbeeld hun standpunt tegen de atoomwapens en de Duitse herbewapening. *** In mei 1956 wordt in Warschau en Auschwitz een Internationale Conferentie gehouden over de misdaden tegen de mensheid en vooral over de criminele pseudowetenschappelijke experimenten die in Auschwitz op gevangenen, meestal joden, uitgevoerd werden door S.S.-dr Clauberg, die in Duitsland omwille van zijn misdrijven gevangen werd gezet. Te dier gelegenheid leid ik een Belgische delegatie, samengesteld uit twee geneesheren en een andere politieke gevangene, ‘Geo’ Vanden Eynde. Mèt het parket van Kiel buigen het I.A.C. en Langbein zich vanaf 1955 over dit als voorbeeld dienend dossier en zoeken ze de uiteraard weinig talrijke overlevenden om te getuigen. 15
De volgende vergadering, in oktober, maakt hoofdzakelijk de balans op van de zaak Clauberg. Ook de stappen die de leiding van het I.A.C. onderneemt bij I.G. Farbenindustrie en andere bedrijven die voordeel trokken uit de slavenarbeid in de kampen komt aan bod. In 1957 neemt het project voor een internationaal monument in Birkenau vaste vorm aan. Een prestigieus comité van aanbeveling wordt opgericht. Een jury die de projecten bestudeert en voorgezeten wordt door de Britse beeldhouwer Henry Moore en onze betreurde Franse ondervoorzitster, neemt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering op zich. De Poolse schrijver Tadek Holuj wordt tot voorzitter van het I.A.C. benoemd. Langbeins positie als secretarisgeneraal wordt bekrachtigd. In 1958 bereiken ons de eerste geruchten over de herrie die is ontstaan naar aanleiding van een woord vooraf dat de uitgevers van het Auschwitz Buch Hermann Langbein verzoeken te schrijven. Achteraf, 34 jaar later, lijkt die tekst nochtans onaanvechtbaar. Maar toentertijd... Het werk van het I.A.C. en het secretariaat wordt voortgezet. In Amsterdam in 1958 was er veel te doen omtrent het geding in de Duitse Bondsrepubliek op initiatief van het I.A.C. aangespannen tegen de snode S.S.’er W. Borger van de Politische Abteilung. Ondertussen overlijdt nazi-arts Clauberg in voorhechtenis, waardoor meteen ook de gerechtelijke aanklacht tegen hem vervalt. 1959 en 1960 worden gekenmerkt door de ontvoering van Eichmann en het proces dat er in Jeruzalem op volgt. De Belgische Vriendenkring organiseert naar aanleiding hiervan een voordracht in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel met de Franse historica Olga Wormser-Migot. Ook in dezelfde periode wordt de Lagerartzt Kremer in Munster een proces aangedaan. Er wordt, ook in België, een fonds gevormd voor een internationaal monument in Birkenau. Maar de tegenstellingen worden scherper wanneer Hermann Langbein uit de Oostenrijkse communistische partij wordt uitgestoten omwille van ernstige politieke meningsverschillen. Verschillende organisaties uit het Oosten geven dan te kennen dat ze voortaan niet meer willen samenwerken met het I.A.C. als secretaris-generaal 16
Langbein - in wie ze geen vertrouwen meer hebben - de plaats niet ruimt voor een ander. In november 1960 steun ik de vervanging van Langbein door Holuj. Mijn zucht naar eenheid te allen prijze gebiedt mij die keuze te maken. Bovendien brengt een nog dwingendere discipline in de Communistische Partij mij ertoe een andere strijd aan te gaan tegen de politieke lijn. Prof. Robert Waitz (Straatsburg) wordt voorzitter van het I.A.C. Later heb ik zèlf de druk van de Oostduitse en Hongaarse vrienden die Langbein in hun land persona non grata verklaarden kunnen inschatten, toen ik in juli 1963 in de U.S.S.R. op mijn beurt om soortgelijke redenen de facto een ongewenst sujet was, ofschoon het I.A.C. mij regelmatig op vergaderingen van de raad van bestuur bleef uitnodigen. Twintig jaar geleden al heb ik mij tegenover Langbein verontschuldigd voor mijn onheus gedrag in 1960. *** Het werk gaat door, inzonderheid inzake de keuze van een project voor het monument van Birkenau en de financiering ervan. In december 1960, wanneer de staking van de ambtenaren nog volop aan de gang is, slagen voorzitster Mariette Altorfer van de Belgische Vriendenkring en ik erin - al staken ook wij - van de minister van openbare werken (een gewezen politieke gevangene), Omer Vanoudenhove, een belangrijke subsidie los te krijgen voor het monument. De Unie van joodse Gedeporteerden in België was ondertussen aangesloten bij het I.A.C. Ik vertegenwoordigde in de raad van bestuur dus zowel de Vriendenkring als de Unie. Op de algemene vergadering in Warschau in 1961 hadden de Belgische Unie en de Vriendenkring elk hun eigen afgevaardigde. Een meer politieke en minder eisende oriëntatie tekent zich af. Merkwaardig in 1962 is de toenadering tussen ‘Hiroshima’ en ‘Auschwitz’. Boeddhistische monniken bezoeken Auschwitz. In Brussel worden ze samen met ons ontvangen door de burgemeester. In hetzelfde jaar proberen we het fonds voor het Internationaal Monument nog altijd van geldmiddelen te voorzien. De gewone initiatieven van de Vriendenkring 17
worden voortgezet. Het idee wordt geopperd in Brussel een galarecital te organiseren waarvoor David Oistrach, een der grootste levende violisten, aangezocht wordt. Met Paule Halter worden stappen ondernomen om Koningin Elisabeth van België bij de zaak te betrekken. Zij is al lid van het comité van aanbeveling voor het monument. Zij wordt ertoe gebracht bij de minister van cultuur van de Sovjetunie, Ekaternia Fourtseva, te bemiddelen. Uiteindelijk stemt David Oistrach toe in een vioolrecital in de zaal Henry Le Boeuf van het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel op 22 december 1962. Het wordt vanzelfsprekend een opmerkelijk succes, ook financieel - wat de voorvechters 30 jaar later nog heugt -, met het nodige prestige en heel wat publiciteit tot gevolg. Een dergelijk initiatief blijkt voor herhaling vatbaar. In 1963 behalen we een evenwaardig succes met de avantpremière in het Théâtre National van de Résistible ascension de Arturo Ui van Bertold Brecht. Het Uitvoerend Comité van het I.A.C. ontvangt in 1962 in Budapest een rapport van het beheer van het naar Warschau overgehevelde secretariaat-generaal, dat meer centraliserend en autoritair is dan men het voordien van het Weense secretariaat gewend was. De nadruk wordt sterker dan vroeger gelegd op de problemen die verbonden zijn met de kernproeven. Er wordt tekeergegaan tegen het Westduitse gevaar, enz. Minder aandacht gaat naar de eisen gesteld aan de beide Duitslanden. De D.D.R. acht harerzijds herstelbetalingen onaanvaardbaar. In 1963, wanneer ik moet deelnemen aan de raad van bestuur van het I.A.C. die in Moskou plaatsvindt, krijg ik geen visa uitgereikt. Er wordt geen reden opgegeven. Ik heb een bericht getelegrafeerd aan voorzitter Waitz waarin ik mijn protest kenbaar maak, maar dit bleef zonder gevolg. Het tijdschrift van het I.A.C. dat periodiek wordt uitgegeven in Warschau gaf een beknopt verslag, natuurlijk zonder naar het incident te verwijzen. De Belgische Vriendenkring is nog altijd druk in de weer om de financiering van het internationaal monument in Birkenau rond te krijgen. Een groep Italiaanse beeldhouwers sleept, in 1964 geloof ik, de prijs in de wacht. We krijgen nog enkele belangrijke bijdragen, waarvan een mij is bijgebleven : die van het Chinese Comité voor de 18
Vrede. Ze geven ons 6.000 dollar. Een voor ons Europeanen symbolisch gebaar. In 1964 veroorzaakt mijn deelneming aan de raad van bestuur in Parijs klaarblijkelijk geen probleem. Ik herinner me dat het geheel van de Belgische bijdragen, van het efficiënte beschermvrouwschap van koningin-moeder Elisabeth tot de hierboven vermelde acties, warm onthaald werd door voorzitter Waitz en de raad van bestuur. Een vergadering in Brussel van de verantwoordelijken van de Internationale Comités van Dachau, Mauthausen, Neuengamme, Sachsenhausen en Auschwitz brengt de onverwachte vervanging van de Poolse secretaris met zich. Inzake het gevoelige probleem van de door Frankrijk verworpen stopzetting van kernproeven in de ruimte, stem ik in met het standpunt van de voorzitter van Dachau, generaal-geneesheer Guérisse, die zich onthoudt, wat niet bij iedereen in goede aarde valt. In februari 1965 vindt in Praag een raad van bestuur plaats die veeleer op de administratieve problematiek gericht was, en waaraan ik geen bijzondere herinnering aan overhoud. Zoals in 1964 laaien de passies weer enorm op naar aanleiding van de conceptie van het museum van Auschwitz, de kwestie van de nationale musea in de ‘blokken’ van het voormalige kamp Auschwitz I, maar vooral de strijd voor of tegen de oprichting van een bijzonder blok gewijd aan het martelaarschap van de joden. Aan de algemene vergadering van 1965 in Polen heb ik om persoonlijke redenen niet kunnen deelnemen. Dr Maurice Goldstein wordt tot Belgische vertegenwoordiger in de raad van bestuur verkozen. *** Ik bewaar aan deze ervaring met dit internationale collegiale werk een positieve herinnering. Het gewicht van politieke ontwikkelingen zoals de koude oorlog, de gebeurtenissen van 1956 in Suez, Budapest en zelfs Warschau en de uiteenlopende prioriteiten van sommigen hebben de taak er uiteraard niet gemakkelijker op gemaakt. De internationale comités van de kampen, het I.A.C. incluis, staan tegenwoordig voor nieuwe moeilijkheden sinds de ineenstorting van de Oosteuropese regimes en de dringende nood aan aflossing van de wacht, waar de oprichting van de Stichting Auschwitz in België het beste voorbeeld van is. 127
Inhoud van Handelingen I
De nazi-misdaden en volkerenmoorden in de geschiedenis en de herinnering Internationaal Congres Brussel, 23-27 november 1992
Paul HALTER: Woord vooraf Nathalie HEINICH: Récits de rescapées: le roman comme témoignage (Commissie ‘Literatuur’) Yannis THANASSEKOS: Positivisme historique et travail de la mémoire. Les récits et les témoignages des survivants comme source historique (Commissie ‘Geschiedenis en herinnering’) Geneviève DECROP: La politique, l’histoire et la mémoire autour d’Auschwitz (Commissie ‘Geschiedenis en herinnering’) Georgi VERBEECK: Geschiedschrijving en politieke cultuur. Omgang met het nationaal-socialisme in het naoorlogse Duitsland (Commissie ‘Geschiedenis en herinnering’) Claudine CARDON: Ecrire l’histoire d’un convoi de déportation politique à Auschwitz: le convoi du 6 juillet 1942 dit des ‘45.000’ (Commissie ‘Geschiedenis en herinnering’) Alain BIHR: Les ambiguités de la mémoire antifasciste (Commissie ‘Geschiedenis en herinnering’) Enzo TRAVERSO: Intellectuel à Auschwitz. Notes sur Jean Améry et Primo Levi (Commissie ‘Literatuur’) Vincent ENGEL: La Nuit d’Elie Wiesel: entre le témoignage et le roman filial (Commissie ‘Literatuur’) Jan DEVOLDER: Primo Levi, écrire et survivre (Commissie ‘Literatuur’) James E. Young: The Rhetoric of Ruins: Jews, Poles and Auschwitz (Voltallige vergadering) 128
François MARCOT: Les musées et le génocide des Juifs: l’histoire face à la mémoire officielle et à la mémoire sociale (Commissie ‘Musea’) Dimokritos KAVADIAS: De Dossinkazerne te Mechelen: een exploratief onderzoek naar de orale geschiedenis van de sociale ruimte rond een nazi-verzamelkamp voor joden. Het collectieve geheugen van de ‘Paroche’-buurt (Commissie ‘Gedenktekens en herdenkingen’) Claudine DRAME: Le cinéma français et le génocide (Commissie ‘Film’)
***
Inhoud van Handelingen II Paul HALTER: Een woord vooraf Geoffrey HARTMAN: Apprendre des survivants: Remarques sur l’histoire orale et les archives. Vidéo de témoignages sur l’holocauste à l’université de Yale (voltallige vergadering) Serge BARCELLINI: Réflexion autour de deux Journées Nationales (voltallige vergadering) Maurice CLING: Génocide et Déportation: rapports et spécificités (Commissie «Milieu van de herinnering; overlevenden en erfgenamen») Elma VERHEY: Speelbal van politiek en religie. Het naoorlogse gevecht om de joodse onderduikkinderen in Nederland (Commissie «Milieu van de herinnering; overlevenden en erfgenamen») Maurice GOLDSTEIN: 27 ans au Comité International Auschwitz (Commissie «Milieu van de herinnering; overlevenden en erfgenamen») Harold MARCUSE: Die Geschichte der musealen Darstellung der Konzentrationslager in der Bundesrepublik, 1945-1985 (Commissie «Musea») Jan Rense BOONSTRA: Het Anne Frank Huis: méér dan alleen een historische plek (Commissie «Musea») Michèle FREY: «Seul l’avenir donne un sens au passé» (Jacques Attali) (Commissie «Musea») 129
Dietrich GOLDSCHMIDT: Möglichkeiten der Schule zur Mitgestaltung der Sozialisation junger Menschen bei der Bildung ihres Geschichtsbewußtseins: Der national-sozialistische Völkermord - ein Menetekel gegen jegliche Verletzung der Menschenrechte (Commissie «Pedagogie») Jean-Paul WIBRIN: La mémoire d’Auschwitz dans l’enseignement: pour une pédagogie de l’émotion? (Commissie «Pedagogie») Perel WILGOWICZ: Approche psychanalytique des impasses de la mémoire. Retrouvaille de sens et transmission vivante (Commissie «Psychologische aspecten») A. Willy SZAFRAN: Le deuil chez des rescapés d’Auschwitz: un processus interminable (Commissie «Psychologische aspecten») Jean-Charles SZUREK: L’historiographie polonaise et la Shoah: aperçu de quelques problèmes (Commissie «Geschiedenis en herinnering») Stephanos ROZANIS: The impossibility of Art (Commissie «Kunst en herinnering») David BARNOUW: Anne Frank: het Broadway-toneelstuk (Commissie «Kunst en herinnering») ***
De volgende delen van de Handelingen worden voorbereid. Prijs per deel: 500 fr. + portokosten (België: 50 fr./andere landen: 100 fr.) Handelingen I, II, II, en IV zijn verkrijgbaar door storting of overschrijving van: in België: 550 fr. (portokosten incluis) op rekeningnummer 310-0780517-44 met vermelding ‘Handelingen I, II, III, IV in andere landen: 600 fr. (portokosten incluis) enkel per postwissel met vermelding ‘Handelingen (I, II, III, IV...)
130
Inhoud van Handelingen III Paul HALTER: Inleiding Yannis THANASSEKOS: Milieux de mémoire: Survivants et formation des Héritiers - Bilan et perspectives (Commissie «Milieu van de herinnering; overlevenden en erfgenamen») Wilma van LEUR: Het Verzetsmuseum in Amsterdam: Tastbare Herinnering (Commissie: «Milieu van de herinnering; overlevenden en erfgenamen») Claude SINGER: L’image des Juifs dans l’Univers concentrationnaire d’après les films de fiction (Commissie «Film») Philippe ELHEM: (Filmcriticus - België): Etude comparative des esthétiques de représentation des crimes et génocides nazis dans le cinéma de fiction (Commissie «Film») David BARNOUW: Anne Frank, de film: beroemd geworden door trivialisering? (Commissie «Film») Ilan AVISAR: Holocaust Films and the Construction of National Memory: The case of the new German Cinema (Commissie «Film») Barbara DISTEL: Orte der Erinnerung an die Opfer im Lande der Täter - Gedanken zur Arbeit an der Gedenkstätte des ehemaligen Konzentrationslager Dachau (Commissie «Musea») Irmgard SEIDEL: Die Erarbeitung einer neuen Konzeption für die Gedenkstätte Buchenwald (Commissie «Musea») Paul M.G. LEVY: Le Mémorial National du fort de Breendonk, établissement public autonome au service de la mémoire (Commissie «Musea») Gérard PRESZOW: La transmission du récit (Commissie «Kunst en herinnering») Angela GRENGER: Kunst und Erinnerung. Beispiele aus der Gedenkstättenarbeit (Commissie «Kunst en herinnering») Jörg ESCHENAUER: Der bewußte historische Subjekt: Illusionärer Traum oder ereichbares Ziel demokratischer Erziehung? (Commissie «Geschiedenis en herinnering») Ann-Elisabeth JANSSEN: Art Spiegelmans Maus. De strip als gedenkteken (Commissie «Media»)
25
26
27