3 SCOPE jaargang 27, december 2015
MAGAZINE VOOR DE OOGHEELKUNDE
A C T U E E L I N T E R N AT I O N A L O R T H O P T I C C O N G R E S S I N R O T T E R D A M INZICHT PRIKINCIDENTEN: OORZAKEN & KOSTEN I N T E R V I E W T J E E R D D E FA B E R O V E R O O G O P E R AT I E S B I J D I E R E N TEAMWORK TROEF DE AFDELING OOGHEELKUNDE AMC
BLIKVANGER
CYSTE VAN HET IRIS-STROMA Meneer (60 jaar) kwam met de klacht dat hij iets voelde tijdens het knipperen. Hij zag een vlekje in zijn iris groeien. Na onderzoek blijkt het een cyste te zijn. Met een smalle lichtbundel is de dikte van de cyste goed te zien en bij retro-illuminatie blijkt die lichtdoorlatend te zijn. Het gaat om een benigne cyste van het iris-stroma. Ook is er sprake van focaal cataract. Vooralsnog wordt gekozen voor expectatief beleid, omdat de alternatieven te weinig effectief zijn of risico’s met zich meebrengen. Excisie van de cyste leidt tot visusklachten en sleutelgat pupil met mogelijk klachten van fotofobie. Aspiratie van de inhoud geeft een snel recidief. Excisie van een deel van de cyste zou leiden tot een inclusiecyste van de gehele voorste oogkamer en verlies van het oog. De foto is gemaakt door oogheelkundig fotograaf Fabienne Wink, Oogziekenhuis Rotterdam.
2 SCOPE 2015
SCOPE 2015 3
OOG VAN DE MEESTER
INHOUD
3 SCOPE
Allen implant
Een van de producten uit de begintijd van Medical Workshop is de Allen implant. De Haagse oogarts H.K. Japing maakte deze implantaten van Supramid om zo afstotingsreacties te voorkomen.
02 04 06 08 10 11 12 14 16 19 20 22
BLIKVANGER: OOG VAN DE MEESTER: DE ALLEN IMPLANT INTERNATIONAL ORTHOPTIC CONGRESS KOMT NAAR ROTTERDAM PRIKINCIDENTEN: OORZAKEN & KOSTEN DISPOSABLE VERSUS REUSABLE INSTRUMENTARIUM TROPENARTS CEES VAN DER WINDT BLIKT TERUG OP ZIMBABWE HORA EST: FAMILIAIRE MACULA AANDOENINGEN WAT LEERT TJEERD DE FABER VAN OOGOPERATIES BIJ DIEREN? TEAMWORK TROEF: AFDELING OOGHEELKUNDE AMC IN MEMORIAM: DR. WORST HORA EST: DE COMPLEXITEIT VAN RP PRODUCT- EN ANDER NIEUWS
Voorwoord Meebewegend kunstoog De Allen implant werd in 1947 ontwikkeld als een implantaat waarbij het kunstoog meebeweegt met het eigen oog van de patiënt. Om dat mogelijk te maken heeft de Allen implant openingen, waardoor de rechte oogspieren aan elkaar gehecht worden. Eerst de twee horizontale spieren, vervolgens de verticale spieren en ten slotte alle vier aan elkaar. Als dit laatste niet wordt gedaan, kunnen de
4 SCOPE 2015
spieren ten opzichte van elkaar verschuiven en kan het implantaat kantelen. Glasblazerscursus In 1995 werd de Haagse oogarts H.K. Japing in de tweede editie van Scope geïnterviewd over de Allen implants die hij tijdens zijn opleiding tot oogarts op zijn eigen draaibank voor Medical Workshop maakte. Dr. Japing had samen met dr. Worst tijdens de opleiding
een glasblazerscursus en instrumentmakerscursus gevolgd. Supramid De oorspronkelijke Allen implants waren gemaakt van acryl, wat afstotingsreacties kon veroorzaken. Dr. Japing besloot daarom de implantaten van Supramid te gaan maken. Een prettige bijkomstigheid van deze keuze voor supramid was dat de implants autoclaveerbaar waren.
Onbetaalbaar Medical Workshop heeft de Supramid Allen Implants tot 1998 geproduceerd. In dat jaar verplichtte de CE een kostbaar materiaalonderzoek, wat de Allen implants onbetaalbaar zou maken. Op dit moment worden in Canada zogenoemde New Allen Implants van PMMA gemaakt. In Nederland worden tegenwoordig vooral baseball implants van acryl en poreuze implantaten toegepast. ¥
Op 25 september 2015 overleed prof. dr. J.G.F. Worst, één van de grondleggers van de medische Instrumentmakerij Groningen, het latere Medical Workshop bv. Wetenschapper ben je van nature, was de overtuiging van dr. Jan Worst. Van 1957, het jaar waarin Worst met Klaas Otter ons bedrijf begon, tot 1981, het jaar waarin de Medical Workshop-fabriek aan het Zweedse Pharmacia werd verkocht, werden de ideeën van professor Worst door de instrumentmakers van Medical Workshop vertaald in producten. De afgelopen vijf jaar beschreven wij in de Scope-rubriek ‘Oog van de meester’ al een aantal van deze uitvindingen: de Goniotomienaald en -lens, de Pigtail Probe en de Medaillon-lenzen.
Met het overlijden van dr. Jan Worst verliest de Nederlandse oogheelkunde één van haar belangrijkste vernieuwers. In deze laatste editie van Scope van 2015 vindt u verder een inspirerend interview met Jan Roelof Polling, die met het International Orthoptic Congress in Rotterdam probeert de positie van de Nederlandse orthoptist te versterken. Volgens Polling is het congres een uitgelezen kans om kennis te delen en ervaringen uit te wisselen. Ook laten we dr. Tjeerd de Faber aan het woord, die elke vrijdag is te vinden in Diergaarde Blijdorp, waar hij dieren – apen, koedoes, leeuwen – met oogproblemen helpt. Om ons oog beter te leren begrijpen, zouden we parallellen kunnen trekken met
de natuur, zegt hij. Dierenogen zijn soms veel geraffineerder dan mensenogen. Zelfs kabeljauwen hielp hij van staar af. Waarom? “Omdat het interessant is om te onderzoeken of het kán.” Heel leerzaam zijn de interviews met de twee promovendi van het Radboudumc. Nicole Saksens gaat in op haar onderzoek naar familiaire macula aandoeningen, Ramon van Huet deed onderzoek naar erfelijke retinitis pigmentosa. Interessante ontwikkelingen! Ik wens u weer veel leesplezier.
Ruud Veldhuizen SCOPE 2015 5
INTERVIEW
International Orthoptic Congress komt naar Rotterdam
“ORTHOPTISTEN KUNNEN NOG EEN SLAG MAKEN” Een zelfstandige plaats in de oogheelkunde, hebben orthoptisten al. Maar wetenschappelijke bagage zou de positie van de Nederlandse orthoptist sterker maken. Met het wereldcongres van de International Orthoptic Association (IOA) wil Jan Roelof Polling daartoe een aanzet geven.
“Wij mogen niet ontevreden zijn. Orthoptie is bij ons een erkende discipline, als het gaat om onderzoek en behandeling van stoornissen in het gezichtsvermogen en in de samenwerking tussen beide ogen en de oogmotoriek. Je kunt studeren voor een bachelorgraad aan de Hogeschool Utrecht. In Nederland is een verwijzing van de huisarts ook niet verplicht om een orthoptist te raadplegen. Zo vanzelfsprekend is dat allemaal niet. Om je een voorbeeld te geven: Australische orthoptisten kregen pas in 2010 het recht om een brilrecept uit te schrijven. Ik moet wel zeggen dat Nederlandse orthoptisten het geluk hebben gehad dat zij konden meeliften op de blauwdruk die fysiotherapeuten, logopedisten en andere paramedici hebben gelegd voor het Kwaliteitsregister Paramedici, dat in het jaar 2000 het licht zag. Dat register bepaalt aan de hand van protocollen of een paramedicus voldoet aan de opleidingseisen van de wet BIG. Hoewel het register vrijwillig is, zie je dat elke orthoptist daarvoor wel een stapje extra wil zetten.”
Van 27 tot en met 30 juni 2016 strijkt het International Orthoptic Congress (IOC) neer in Rotterdam. Het thema is ‘bridging worlds’. Wat betekent dat? “Dat we bruggen gaan slaan. De International Orthoptic Association heeft 12.000 leden in
6 SCOPE 2015
22 landen. Op een IOA-congres vind je al gauw 80 nationaliteiten. Al die mensen voeren hetzelfde vak uit, maar hebben vast en zeker verschillende opvattingen over onderzoek en behandeling. Vaak ook doen ze dat in heel andere omstandigheden. Het congres is een uitgelezen kans om kennis te delen en ervaringen uit te wisselen.”
Waarom mogen orthoptisten het congres niet missen? “Dit is het grootste congres voor én door orthoptisten. We rekenen op zo’n 700 gasten, onder wie ook oogartsen. Het niveau van het wetenschappelijke programma is bijzonder hoog, zoals eerdere edities in Antwerpen en Toronto al bewezen. We streven naar professionele verdieping. Ik denk dat het congres orthoptisten zal stimuleren om wetenschappelijker te gaan werken. Het inspireert ook om op een andere manier naar je patiëntenpopulatie te kijken: hoe doe ik het eigenlijk in internationaal perspectief? Een hoogtepunt is natuurlijk de Burian Lecture. Ditmaal mag dr. Anna Horwood dat doen. Zij zal iets vertellen over hoe ons begrip over de relatie tussen accommodatie en convergentie in de loop der jaren is veranderd door nieuwe, wetenschappelijke bevindingen. Zelf hoop ik dat we de samenwerking tussen orthoptisten en oogartsen een impuls kunnen geven. Nu is het meestal zo, dat de orthoptist het plan voor de strabismus-
operatie verzorgt en de oogarts die uitvoert. Ik vind dat die relatie meer met elkaar vervlochten kan zijn. Natuurlijk kun je zeggen: het gaat toch goed? Maar dan zul je ook nooit weten of het beter kan.”
Hoe ziet het programma eruit? “Op de eerste dag staat onderwijs op het programma en zullen er workshops zijn. We krijgen visies te horen op actuele ontwikkelingen, zoals de verzelfstandiging van orthoptisten. Er zijn immers steeds meer vrijgevestigde orthoptisten. Op de tweede, derde en vierde dag zijn er plenaire sessies. We werken hiervoor samen met wetenschappelijke collegaorganisaties, zoals het ISA (onder voorzitterschap van Seyhan B. Ozkan), IPOSC (Tjeerd de Faber) en WSPOS (Yair Morad). Het volledige programma vind je op onze website. Schrijf je je in vóór 1 maart 2016, dan profiteer je van een early registration fee. Hoewel internationale congressen doorgaans duur zijn, hebben we de prijzen laag weten te houden. Via onze site kun je ook een accommodatie boeken. Ik wil benadrukken dat het IOC vooral ook léuk wordt voor de jonge generatie: je zult mensen uit de hele wereld ontmoeten en als een spons kennis en voordrachten tot je nemen.”
Meer weten? Kijk voor nadere informatie en registratie op www.ioacongress2016.org ¥
Fotografie: Janita Sassen
Hoe doen wij het in internationaal opzicht?
SCOPE 2015 7
PRIKACCIDENTEN
Jaarlijks zijn er in de zorg zo’n 13.000 tot 15.000 prikaccidenten. Een topje van de ijsberg, want naar schatting wordt slechts de helft van alle gevallen gemeld. Veilige naalden en mesjes kunnen veel ellende en hoge kosten voorkomen.
Auw! (Onderzoek bedrijfsarts Gerard Frijstein, hoofd Arbodienst AMC)
8 SCOPE 2015
Infuushandelingen 9%
Alleen een combinatie van veilige naaldsystemen, voorlichting, instructie en intern toezicht leidt tot het voorkomen van prikaccidenten.
Incidentele handelingen 7% Injectie geven 6% Recapping 6%
(Arboportaal ministerie van SWZ)
Laboratoriumwerkzaamheden 6% Assistentie bij operatie 4% Verzorgen patiënt 4% Katheter- of drainmanipulatie 2% Janny Bisschop, assortimentscoördinator Isala:
Hoog risico prikaccidenten
In Nederland hebben zo’n 60.000 mensen hepatitis B virus 30.000 mensen hepatitis C virus 25.000 mensen hiv
(Bron: NHG, www.hepatitis.info en Aidsfonds)
Naar schatting weet zo'n 25 procent van de patiënten niet dat ze hepatitis of hiv hebben.
“Er is een spanningsveld, doordat voor sommige toepassingen geen veilig alternatief is. Oogartsen bijvoorbeeld gebruiken heel fijne, korte naalden, waardoor een systeem met veiligheidsmechanisme vaak ongeschikt is; de kap zit dan in de weg. Bovendien, en dat geldt ook voor andere specialismen zoals neonatologie, worden veilige naalden nogal eens als log en groot ervaren. Ze ontnemen deels het zicht op de handelingen. Daarnaast heeft de markt niet voor elke conventionele naald een veilig alternatief. Als het om intraveneuze toepassingen gaat, zijn denk ik alle ziekenhuizen in Nederland overgestapt op veilige naalden. Ook wij beschikken over een groot assortiment. We zien dat het aantal prikaccidenten sinds de invoering ervan behoorlijk is afgenomen. Wel moeten we ervoor waken dat de aandacht niet verslapt. Medewerkers hebben nog al eens de neiging om kapjes af te breken of weer te gaan recappen. Het onderwerp vraagt continu aandacht.”
€ 200
Laagrisico-accident
Verwondingen door onder andere: - subcutaan gebruikte injectienaald (insuline/heparinenaald) - intramusculair gebruikte injectienaald zonder zichtbaar bloed van bron - intracutaan of subcutaan gebruikte hechtnaald zonder zichtbaar bloed van bron - spatten bloed op niet-intacte huid zorgverlener (bijvoorbeeld actief eczeem of verse schaafwond) Vervolgstappen: maatregelen nodig tegen overdracht van hepatitis B.
Arbeidsomstandighedenbesluit: Er moeten veilige naaldsystemen beschikbaar zijn met ingebouwd veiligheids- en beschermings mechanisme. Recappen is verboden.
€ 7.500
Laag risico prikaccidenten
Artikel 4.97
Prikaccident dat leidt tot hiv
Verwondingen door onder andere: - intramusculair gebruikte injectienaald met zichtbaar bloed van bron - hechtnaald met zichtbaar bloed van bron - naald of lancet gebruikt bij glucosebepaling - infuusnaald of operatiekamerinstrumenten - bijtaccidenten en intensief bloedcontact (open wonden, steekwonden) Vervolgstappen: maatregelen nodig tegen overdracht van hepatitis B, C en hiv.
€ 10.000
van de prikaccidenten betreft specialisten
Op een subcutane naald zit ongeveer 1 µl bloed, vaak niet zichtbaar met het blote oog. Deze hoeveelheid is precies genoeg voor de overdracht van hepatitis B. Echter, hepatitis C kan al via 0,1 µl worden overgedragen. De risico’s om hiv te krijgen via een prikaccident zijn kleiner. Hiervoor is zeker 1 ml besmet bloed nodig.
Bloedafname 13%
Prikaccident dat leidt tot hepatitis B
7,5
Hechten 20%
€ 14.000
“In 2012 zijn we begonnen met veilige naalden. Samen met de aandacht die we voor veilig werken vroegen, zagen we het aantal prikaccidenten in dat jaar dalen van 203 naar 127. Preventie kan veel voorkomen. We maken gebruik van naaldencontainers, hulpmiddelen om mesjes te verwijderen, wegwerpmesjes en waar mogelijk veilige mesjes en -naalden. Ook kunnen medewerkers zich tegen hepatitis B laten vaccineren. 97% maakt daar gebruik van. Ons prikaccidentenprotocol is uitgebreid, waardoor we nu beter kunnen analyseren waardoor prikaccidenten ontstaan. De vragenlijst gaat nu ook in op omstandigheden waaronder het accident plaatsvond. Het maakt veel verschil of je je prikt aan een steriele naald of aan een gebruikte naald in de naaldencontainer. Ook willen we het weten als de medewerker zich toch prikt aan een veilige naald.”
Besmettingsgevaar met hepatitis en hiv het grootst
Opruimen 23%
Prikaccident dat leidt tot hepatitis C
Arbeidshygiënist Joep Luijten, afdeling Arbo Isala:
Prikaccidenten komen voor bij:
De financiële gevolgen van prikaccidenten (Bron: ministerie van SZW) SCOPE 2015 9
RUBRIEK
PORTRET Al enige jaren neemt het gebruik van disposable instrumenten toe. Patiëntveiligheid speelt hierin een belangrijke rol. In de Verenigde Staten zijn ziekenhuizen vanwege de claimcultuur al veel eerder op de wegwerpvariant overgestapt.
Voordelen wegwerp Ook in Nederland zien steeds meer ziekenhuizen en klinieken de voordelen van eenmalig gebruik. Disposable materialen bieden een constante kwaliteit, zijn gesteriliseerd en, wanneer op voorraad, altijd voor handen. Daar wil een arts graag op vertrouwen. Niet in de laatste plaats voor de patiënt. Maar niet alleen de kwaliteit is stabiel, ook zijn er geen sterilisatiekosten (het reinigen, desinfecteren en steriliseren van reusable instrumenten is vaak duurder dan de aanschaf van disposables), en intern vindt er minder verplaatsing van instrumentarium plaats, dus lagere logistieke kosten en minder personeelskosten.
Veel artsen die in de tropen hebben gewerkt, kiezen eenmaal terug in Nederland voor de specialisatie oogheelkunde. Hoe kijken ze terug op hun avontuur in het buitenland en waarom die keuze voor oogheelkunde na terugkeer? We vroegen het oogarts Cees van der Windt die via Dienst over Grenzen van 1988 tot 1993 in Zimbabwe werkte.
NET ÉÉN GROTE FAMILIE Heimwee Kleine ingreep, groot effect
GEGEVENS NAAM CEES VAN DER WINDT LEEFTIJD 55 JAAR STATUS GETROUWD, 3 KINDEREN WERKZAAM ZIEKENHUIS RIVIERENLAND TIEL
Streven naar duurzaamheid
WASSEN OF WEGGOOIEN? In de markt van chirurgisch instrumentarium is de keuze groot. Instrumenten voor eenmalig gebruik tot materialen die zich zinvol kunnen lenen tot meermalig gebruik. Wat bepaalt de keuze voor reusable of disposable instrumentarium?
10 SCOPE 2015
Aan de andere kant past hergebruik bij een duurzame manier van omgaan met materialen. Het is zonde om een goed, peperduur schaartje na een keer gebruiken weg te gooien. Bovendien wordt met het overstappen op disposables de voorraad reusables in een keer afgeschreven en is de investering in één keer een kostenpost. “Gebruikers van disposable instrumentarium vinden het lastig om deze, vaak niet van reusable te onderscheiden instrumenten, na gebruik in de vuilnisbak te werpen”, aldus Addie Bouwman, expert medical devices. Hij heeft ruim 40 jaar ervaring in de zorg en ziekenhuiswereld, waarvan 23 jaar het aandachtsgebied Medische Hulpmiddelen en Techniek in de zorg. “In hun ogen is het weggegooid geld en milieuverontreinigend, terwijl men onvoldoende in de keten denkt. Het CSA-proces is ook kostbaar en wellicht milieubelastend, maar daar is nog onvoldoende onderzoek naar gedaan.”
Afwegingen De nadelen van reusables wegen waarschijnlijk zwaarder dan de voordelen. De logistiek rondom het reinigen, desinfecteren en steriliseren van reusable instrumenten is complex en vraagt veel tijd. Het duurt soms uren of dagen voordat instrumenten weer beschikbaar zijn. Dit is met name het geval wanneer sterilisatie buiten de organisatie plaatsvindt. Bovendien zijn de kosten voor het steriliseren niet altijd goed bekend. Bouwman: “Het gebruik van disposables biedt zekerheid van materiaal en kwaliteit, voorraadbeheer en gemak. En dat wint het vooralsnog van het streven naar duurzaamheid. Aan de andere kant moeten disposable instrumenten wel beschikbaar zijn in de vereiste specificaties en dat is voor oogheelkundig instrumentarium nog een lange weg.” ¥
Op bezoek bij klinieken in de regio
Waarom ontwikkelingswerk in Zimbabwe? "Je kon structureel bijdragen aan de ontwikkeling van dat land. Dat vonden mijn vrouw en ik belangrijk. En de situatie was daar geschikt voor een gezin; ook scholing was er goed geregeld. Belangrijk, want we gingen er heen met onze twee kinderen van toen één en drie jaar oud. Maar verder was er niet veel informatie over de situatie daar, het levensonderhoud, de cultuur. Het was wel een gok, hoor."
Waar hield u zich mee bezig? “Ik was de eerste drie jaar werkzaam als algemeen arts in het missieziekenhuis Bonda Mission Hospital. Het ziekenhuis was verantwoordelijk voor een gebied, zo groot als Noord- en Zuid-Holland samen. De laatste twee jaar ging ik het district in met programma’s op drie gebieden: Revalidatie, Psychiatrie en Oogheelkunde. We bezochten elke maand de ruim veertig kleine ziekenhuizen en klinieken in de regio om vragen over patiënten op deze drie gebieden te beantwoorden. Dat werd een beetje ons visitekaartje. We konden er zelfs mee voorkomen dat er ter concurrentie een staatsziekenhuis werd gebouwd. ”
Wat was een grote uitdaging? “Het programma Oogheelkunde heb ik helpen opzetten en is heel succesvol geworden. Nu nog! De vraag om oogheelkunde uit te breiden kwam van het management. Ik heb me in drie weken laten opleiden door een Zimbabwaanse oogarts en ben staaroperaties gaan doen. Naast mijn reguliere werk. Het kostte veel energie, maar je krijgt er heel veel voor terug. Dat is wel de prikkel geweest om in Nederland te kiezen voor oogheelkunde. Wat je kunt bereiken met zo’n kleine ingreep... We zetten de mensen na een staaroperatie een plus-12-bril op en dan stonden ze te klappen en te dansen van plezier. Ze konden weer zien!”
ZIMBABWE
U solliciteerde vanuit Zimbabwe in Nederland en kreeg meteen de baan... “Ja, ik werd op mijn sollicitatiebrief aangenomen bij het Oogziekenhuis Rotterdam. Misschien door mijn tropenervaring. Je hebt een brede ervaring, bent kritisch en je probeert efficiënt en goedkoop te werken. Ik had bovendien ook nog andere kennis, want als daar iets kapot gaat, moet je het zelf repareren. Of het nu om oogapparatuur gaat of om een auto of wasmachine. Ik heb daar dus ook geleerd hoe apparatuur in elkaar zit en hoe het werkt.”
Wat is u vooral bijgebleven uit die tijd? “Bijzonder is wel dat je als arts alles deed, je kon zo breed gaan als je wilde. En het heeft me de kans gegeven mijn kinderen te zien opgroeien. We woonden op een compound, alles was dichtbij. Het was net één grote familie. Als we de kinderen riepen om te komen eten, hadden ze soms al gegeten! Daar hadden anderen voor gezorgd. Een geweldige tijd was het. Ja, we kijken er allemaal soms met heimwee op terug. Ook heb ik daar geleerd over de grenzen van het ziekenhuis te kijken. Daar zochten we de mensen op die oogheelkundige hulp nodig hadden. Dat doe ik in Nederland ook. Ik bezoek vier keer per jaar verpleeghuizen om ouderen te testen, doe oogtesten bij gehandicapten en draag bij aan diabetesprojecten. Je werk houdt niet op bij de ziekenhuisdeur.”
Wat betekent die periode nu nog voor u? “Ik ben heel dankbaar dat we het mochten meemaken. Het was waardevol, leerzaam, ik zou het iedereen toewensen. Qua werk en hoe je verder in het leven staat. Heel bijzonder vind ik dat we een werkgroep oogheelkunde hebben met veel oogartsen met buitenland-ervaring. Veel van hen doen nog steeds oogkampen of gaan naar het buitenland om te coachen of les te geven. Die ervaringen delen is geweldig.” ¥
SCOPE 2015 11
HORA EST
FAMILIAIRE MACULA AANDOENINGEN ONDER DE LOEP Wanneer binnen een familie leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD) veel voorkomt, willen familieleden weten welke kans zij hebben op deze aandoening. Door gebrek aan kennis over de genetische achtergrond is deze vraag lastig te beantwoorden. Nicole Saksens deed onderzoek.
Je hebt LMD ook klinisch onderzocht, wat kwam daar uit? “Onder meer dat familiaire LMD zich gemiddeld drie jaar eerder openbaart dan de nietfamiliaire variant. Daarnaast zagen we dat het complementsysteem, dat een onderdeel is van het immuunsysteem, bij mensen met familiaire LMD vaker verstoord is en een duidelijke rol lijkt te spelen bij het ontstaan van de aandoening. Er worden elders in de wereld onderzoeken gedaan met medicijnen die het complementsysteem remmen, dat kan in de toekomst interessant zijn voor mensen bij wie zich de eerste tekenen voordoen van familiaire LMD.”
Bijzonder is de ontdekking die je hebt gedaan op een ander ziektebeeld. Vertel! “We hebben het gen gevonden dat BSMD veroorzaakt. Dat staat voor Butterfly-Shaped Macular Dystrophy en is een zeldzame vorm van maculadystrofie. In een grote familie
12 SCOPE 2015
waarbij dit ziektebeeld voorkomt, hebben we bij twee aangedane familieleden exome sequencing uitgevoerd om te achterhalen welke genetische varianten overlappen. Gemiddeld verschilt ieder mens van elkaar met zo’n veertigduizend verschillende genafwijkingen, dus dat is een behoorlijke zoektocht. Op basis van eerdere onderzoeken wisten we in welk deel van het DNA we moesten zoeken, dus konden we al heel veel afwijkingen wegstrepen. Uiteindelijk bleef een aantal varianten over, dat we vervolgens in de hele familie testten. Een gen bleek heel interessant: de CTNNA1. Elk familielid met BSMD had hiervan dezelfde genvariatie, terwijl die niet voorkwam bij degenen die niet waren aangedaan.”
Mooie ontdekking, hoe heb je het geverifieerd? “Mijn promotor hoorde op een congres in Amerika over een muizenonderzoek waarbij veranderingen in het netvlies werden gevonden bij een bepaald genvariant. Dat bleek hetzelfde gen te zijn. Vervolgens kwamen we in contact met centra in België en Italië en kregen we van hen bloed van patiënten met hetzelfde ziektebeeld. Ook in België vonden we hetzelfde gen als oorzaak van het ziektebeeld. Onlangs kregen we bericht van Nature Genetics dat ze het artikel van dit onderzoek hebben geaccepteerd. Helemaal geweldig natuurlijk! Volgens mij is het de droom van elke onderzoeker om dit te bereiken.”
En toch, waarom is het bij zo’n zeldzaam ziektebeeld belangrijk om te weten welk gen verantwoordelijk is? “Zodat familieleden zich kunnen laten testen of zij er ook mee te maken krijgen. Dan weten
ze waar ze aan toe zijn. Bovendien is het heel belangrijk met het oog op gentherapie. Hoewel dit nu nog in de kinderschoenen staat, wordt het in de toekomst mogelijk om een fout gen in een goed gen te veranderen, zodat een ziekte niet ontstaat.”
“Elk familielid met BSMD had van gen CTNNA1 dezelfde genvariatie”
GEGEVENS NAAM Nicole Saksens ONDERZOEK Familial macular disease; clinical and genetic studies on AMD and macular disease UNIVERSITEIT Radboudumc in Nijmegen PROMOTOR prof. dr. C.B. Hoyng CO-PROMOTOREN prof. dr. A.I. den Hollander, dr. C.J.F. Boon
Je hebt ook een literatuurstudie gedaan waarin je LMD vergelijkt met andere netvliesaandoeningen. Wat heb je ontdekt? “Er zijn veel zeldzame netvliesaandoeningen die, met name als ze in een later stadium worden gezien, al snel onder LMD worden geschaard. Zoals Stargardt, CACD en chronische serosa om er een paar te noemen. Maar we brachten ook het klinische beeld in kaart van de dominante cystoide macula dystrofie, die vrijwel alleen in Nederland voorkomt. Klassieke beelden zul je niet snel met LMD verwisselen, maar wanneer het beloop atypisch is, dan kan het er zeker op lijken. Het is heel belangrijk dat oogartsen bij twijfel de patiënt doorsturen voor verder onderzoek. Ook al is er nu nog geen therapie. Mensen hebben recht op de juiste diagnose, zeker bij een erfelijke aandoening, want voor de volgende generatie komt gentherapie wellicht op tijd.” ¥
Fotografie: Xxx
“Wij hebben het ‘geluk’ dat in Nederland veel grote families voorkomen met wel acht tot tien broers en zussen boven de zestig jaar. Bij zo’n tachtig families waarin drie tot vier mensen LMD hebben, maakten we onder meer fundusfoto’s en OCT-scans van de patiënten en namen hun bloed af. Met behulp van exome sequencing wordt het hele coderende deel van het DNA in kaart gebracht, om zo nieuwe genetische varianten te vinden die bij deze families specifiek de aanleiding lijken voor LMD, maar die verder weinig voorkomen in de samenleving. Dit onderzoek is alleen nog niet afgerond; een andere promovenda heeft het overgenomen.”
Fotografie: De Beeldredaktie / Arno Massee
Hoe heb je het onderzoek aangepakt?
SCOPE 2015 13
INTERVIEW
“ELK DIER HEEFT HET SOORT OOG WAAR HET ZICH MEE KAN REDDEN”
“Om ons oog beter te leren begrijpen zouden we parallellen kunnen trekken met de natuur. Dierenogen zijn soms veel geraffineerder dan mensenogen”
Operatie van een toekan
Ook dieren krijgen oogproblemen. Maar waarom zou je een kabeljauw met staar opereren? Omdat het kán, zou Tjeerd de Faber zeggen. In zijn vrije tijd opereert de kinderoogarts graag dierenogen. “De natuur heeft fantastische oplossingen voor het gezichtsvermogen.” Een mensenoog kun je toch moeilijk vergelijken met een dierenoog? “Toch wel. Juist omdat ze anders zijn. Van alle dieren zijn de ogen van de gorilla het meest verwant aan die van mensen. Naarmate je afdaalt in de apenfamilie worden de ogen steeds ingewikkelder. Of neem de pupil van een ree of een paard: dat is niet rond maar spleetvormig. Ze kijken in panorama, niet in stereo zoals wij, omdat ze gefocust zijn op de steppe, de horizon. Ieder dierenoog is georiënteerd op zijn biotoop.”
U bent al meer dan dertig jaar onbezoldigd adviseur van Diergaarde Blijdorp. Hoe is dat zo gekomen? “Na mijn studie geneeskunde, halverwege de jaren tachtig, deed ik hersenonderzoek aan
Buffo Guttata met corneaproblemen
14 SCOPE 2015
de Universiteit van Houston en mocht ik een scheel aapje onderzoeken. Dat vond ik zo interessant, dat ik dáár, op dat moment, besloot om oogarts te worden. Terug in Nederland vroeg mijn opleider Jan Pameijer mij of ik een keertje meeging naar Diergaarde Blijdorp, waar hij af en toe consulten deed. Daar is het begonnen. Overigens mocht ik pas na duizend kinderoogjes een gorilla opereren. Het is toch een bedreigde diersoort.”
ook. Zo ben ik eens geraadpleegd door een dierenarts uit de Zoo van Barcelona, die de beroemde albino-gorilla Sneeuwvlokje onderzocht.”
Uw collega Bert van der Pol van UMC Groningen opereert zeehonden en andere zoogdieren. Houd u zich ook bezig met comparative opthalmology? “Ja, de vergelijkende oogheelkunde, over de soorten heen. Ik noem dat ook wel ‘kruisbestuiving’. Wat je ziet bij dieren, kun je herleiden tot mensen en andersom. Het komt voor dat ik een kind zie op mijn spreekuur en dan denk: hoe heb ik dat ook weer opgelost bij dat aapje dat ik onlangs behandelde? Natuurlijk zijn kinderen mijn eerste prioriteit. Maar juist om ons oog beter te leren begrijpen zouden we parallellen kunnen trekken met de natuur. Dierenogen zijn soms veel geraffineerder dan mensenogen. Een mooi voorbeeld is de vieroogvis (anableps anableps). Dat visje heeft gewoon twee ogen, maar elk oog heeft een tussenschotje waardoor hij zowel boven water als onder water kan kijken. De lens is een soort duikbril; die is in staat licht te breken uit het water en uit de lucht. De natuur heeft
Geeft u uw kennis ook door?
fantastische oplossingen die mij telkens verwonderen.”
U heeft een drukke praktijk in het Oogziekenhuis. Hoe combineert u dat met de diergaarde? “Ik reserveer de vrijdagmiddag voor mijn hobby. Als de dierenarts mij te hulp roept, dan kom ik. Ik help graag bij problemen die zich voordoen, of dat nu bij een aap is, een koedoe of een leeuw. Die leeuw was trouwens scheel, maar bleek een hersenaandoening te hebben; daar doe je niks aan. Meestal volstaat advies of medicatie, soms moet ik opereren. Elk oog is anders. Ik verdiep mij in de anatomie van het oog. En ik documenteer alles wat ik doe. Die bronnen gebruiken dierenartsen
“Jazeker, want kennis vermenigvuldig je door te delen. Bij ieder consult in Blijdorp neem ik een arts-assistent in opleiding mee, of een fellow. Dat is voor hen een leuk uitje, want hoe vaak komt het voor dat je een uil of een gier in de ogen mag kijken?”
U kunt zelfs kabeljauw van staar afhelpen. Waarom zou je dat doen? “Omdat het interessant is om te onderzoeken of het kán. Een slechtziend dier is in het wild ten dode opgeschreven. Als de operatie slaagt, red je een leven, hoe klein ook. De eerste keer dat ik een kabeljauw van zijn staar afhielp, was nog best een uitdaging. Want hoe opereer je een dier dat het liefst zwemmen wil? Onder water kan niet, want dat vertekent mijn beeld op het oog. Op het droge kan al helemaal niet. Behalve als je, zoals wij, water met een verdovend middel door zijn kieuwen spoelt. Wanneer je dieren opereert, moet je vaak trucs toepassen.”
Waar leg je de grens? Een dier kan ook te klein zijn om te opereren. “Ja, maar soms kan het toch. We hebben eens een muismaki gehad, dat is een aapje die in de palm van je hand past. De doorsnede van zijn oog is maar vijf millimeter, dat is eigenlijk niet te doen. Maar wel met laser, door een openingetje aan de zijkant van de iris. En dat is gelukt.”
pleit e Faber Tjeerd dvuurwerkbril voor de
Als u een kind geneest, zullen de ouders heel dankbaar zijn. Van dieren hoeft u geen dankbaarheid te verwachten. “Doorgaans niet, nee. Wel van de dierenverzorgers! Maar ik kan toch wel een voorbeeld geven. Ik heb eens een blinde babygorilla aan kunstlensjes geholpen. Toen we het dier na de operatie terugzetten bij de moeder, wees zij hem af. Nu hij weer kon zien, vertoonde hij natuurlijk afwijkend gedrag. Maar het kwam goed. Eerst ontfermde het halfbroertje zich over de baby. En na verloop van tijd nam het moederinstinct het over: zij bleek zulke stuwingen in de borsten te hebben, dat de baby weer bij haar mocht zogen. Misschien geen dankbaarheid, maar het geeft wel een dankbaar gevoel. Uiteindelijk heb ik dat jonge leven weer een toekomst gegeven.” ¥
Oorlogsgebied Tjeerd de Faber (60) is bekend geworden door zijn niet aflatende strijd tegen consumentenvuurwerk. Hij pleit al jaren voor een vuurwerkverbod. De Faber is ook initiatiefnemer van de vuurwerkbril, die de drager beschermt tegen rondvliegend vuurwerk.
SCOPE 2015 15
Fotografie:
TEAMWORK TROEF
AANMOEDIGEN EN TERZIJDE STAAN Ruimte om je te ontplooien, ongedwongen maar professioneel. Dat is het karakter van het oogheelkundige team van het AMC. Als er al sprake is van hiërarchie, dan is dat vrijzinnig: mentor en leerling gaan gelijkwaardig met elkaar om.
HET TEAM Het oogheelkundig team van het AMC bestaat uit 13 oogartsen, 19 oogartsen in opleiding (AIO’s), 6 TOA’s, 3 verpleegkundigen, 5 administratief medewerkers, 1 locatiemanager en 2 coördinatoren van het cluster oogheelkunde, dermatologie en KNO. ICT-specialist Carlos Liong A Kong zorgt dat alle meetapparatuur gekoppeld is aan het EPD.
16 SCOPE 2015
“De leden van een goed team weten elkaar te enthousiasmeren” NAAM DR. CAROLINE HULSMAN (44) FUNCTIE OOGARTS WERKT VOOR HET AMC SINDS 2009
“Op mijn spreekuur zie ik voornamelijk glaucoompatiënten die vaak nog onderliggende aandoeningen hebben. De AIO’s delen mijn fascinatie voor die soms ook onverwachte afwijkingen. Daarbij kan ik echt op ze bouwen, want ze denken mee bij het zoeken naar oplossingen. Dat geldt ook voor de TOA’s, die breed inzetbaar zijn. Of het nu gaat om het maken van een OCT, refractie, functieonderzoek, visusmeting of zelfs FAGen ICG-foto’s. Die leergierigheid en flexibele instelling komt uit de teamleden zelf, maar wij als oogarts betrekken ze ook echt bij het onderzoek. Dat werkt natuurlijk
motiverend. Hebben we een bijzondere lenssterkte nodig voor een staaroperatie, dan geef ik feedback op de metingen die de TOA’s hebben gedaan. En als ik een plotselinge visusdaling zie bij een patiënt, dan weet ik dat onze TOA Minne Stoelwinder, die al langere tijd deel uitmaakt van het team, een OCT van de macula laat maken om andere aandoeningen uit te sluiten. Je ziet dat de meer ervaren medewerkers óók de leerlingen op weg helpen. Ik denk dat ze het inspirerend vinden om te werken in een academische kliniek voor basis- én topreferente zorg. Aan de andere kant brengt dat veel werk met zich mee. We hebben eigenlijk te weinig mensen; ik zou het team het liefst uitbreiden.” SCOPE 2015 17
TEAMWORK TROEF
IN MEMORIAM
“Ook van de leerlingen wordt veel verwacht. Ze krijgen al best veel verantwoordelijkheid” NAAM MINNE STOELWINDER (43) FUNCTIE TOA EN PRAKTIJKBEGELEIDER WERKT VOOR HET AMC SINDS 2004
“Het team waarvan ik deel uitmaak, is heel goed in samenwerking. We zijn een hechte groep, die professioneel en vriendschappelijk met elkaar omgaat. Men kan echt op elkaar rekenen. Ans Althof en ik zijn praktijkbegeleider van de TOA’s in opleiding. Wij helpen hen de vaardigheden van een TOA te leren beheersen. Er wordt hier veel van je verwacht. Dit is een academische kliniek. Dat betekent dat we de vreemdste ziektebeelden voorbij zien komen. Het is dus belangrijk om alert te blijven en een goed beeld te hebben van de klachten van de patiënt; ook als die zelf niet goed
“Ik voel hier de vrijheid om vragen te stellen. Dat geeft zelfvertrouwen en motiveert enorm” NAAM MEREL TUINMAN (25) FUNCTIE TOA IN OPLEIDING WERKT VOOR HET AMC SINDS 2015
“Wat mij meteen opviel toen ik hier in september mocht beginnen, was dat iedereen zo aardig voor elkaar is. Of het nu de medewerkers zijn of de stafartsen, iedereen doet zijn best om je te helpen. Ik voel me ook niet geremd om vragen te stellen of suggesties te doen. Ik draai al mee op de spreekuren en houd mij bezig met visusmetingen, oogdrukmetingen en ogen druppelen. Mijn praktijkbegeleider Ans Althof leert mij heel veel over wat je zoal tegenkomt als TOA. Op het moment zijn we samen aan het refractioneren. Ik heb inmiddels kennisgemaakt met 18 SCOPE 2015
de verschillende oogziekten, zoals glaucoom, uveïtis en AMD, waar ik nog niets van afwist toen ik hier begon! Het is zo interessant om met ogen te werken, dat ik mij echt geroepen voel om een goede TOA te worden. Misschien ben ik overijverig, maar als ik iets niet begrijp, dan schrijf ik dat op in een blocnote. Die heb ik altijd bij me. Zo mocht een patiënt met uveïtis anterior niet worden gedruppeld. Dan schrijf ik op: waarom mag deze patiënt niet worden gedruppeld? Dan kan ik die vraag later nog eens stellen aan de TOA of de oogarts. Mijn notities bewaar ik in een werkmap. Dat werkt heel prettig voor mij.”
weet wat er aan de hand is. Scherp zijn op onderliggende signalen is heel belangrijk, want daarop kun je anticiperen in het vervolgonderzoek. Een hele verantwoordelijkheid. Maar de leerlingen staan daarin niet alleen. De hele groep neemt hen op sleeptouw. Ze worden overal bij betrokken en komen naast spreekuurondersteuning ook toe aan bijvoorbeeld foto’s, gezichtsveldonderzoek en ultrasonografie. Voor mijzelf geldt dat ik nooit uitgeleerd ben. Ik begon hier in 2000 aan mijn opleiding en heb in vijftien jaar veel ontwikkelingen van nabij meegemaakt, zowel ten aanzien van innovaties en apparatuur als medicatie, diagnoses en behandelingen. Alles gebeurt hier!”
NIEUWSGIERIGHEID, VERWONDERING EN RESPECT Onlangs overleed dr. Worst, een wetenschapper pur sang. “Je wordt als wetenschapper geboren”, zei hij eens in een interview met Scope, “en de uitoefening van het vak is niet te leren.” Hij wijdde er zijn leven aan. In Scope kon de oogheelkunde regelmatig lezen over dr. Worst en zijn onderzoeken, zoals over de chirurgische behandeling van glaucoom door middel van de gonioseton, over het glasachtig lichaam als grote verbindende factor tussen het voor- en achtersegment en de lensimplantatie bij hoog myopen. Alleen al uit de diversiteit van deze onderwerpen blijkt de brede interesse van dr. Worst. ONDERZOEKEN Hij ontdekte dat glasvocht bestaat uit twaalf verschillende compartimenten waarvan men voorheen dacht dat het ‘lege’ holten waren. Hij kwam erachter dat die holten zijn gevuld met kamerwater en dat de compartimenten elkaar beïnvloeden, in gunstige maar ook in ongunstige zin. Hij concludeerde dat er een relatie ligt tussen de retina en het glasvocht, waardoor de anatomie en de fysiologie dicht bij elkaar blijken te liggen. Ook konden we lezen over zijn onderzoek
naar hoge myopie. Hij begon met implanteren van intra-oculaire lenzen bij hoog-myopen met een refractieve afwijking die ligt tussen -6 en -28 dioptrieën. Ondanks de positieve resultaten – “patiënten gaan en blijven beter zien en de visusverbetering leidde er zelfs toe dat patiënten hun rijbewijs konden halen” – bleef hij altijd voorzichtig en benadrukte hij het belang van een zorgvuldige screening en het jarenlang volgen van patiënten om latere problemen te kunnen signaleren. VOORUITZIENDE BLIK Daarnaast blijkt zijn vooruitziende blik: een zoekopdracht op ‘Artisan lens’ via Google geeft meer dan 660.000 hits. En vrijwel alle glaucoom-stents, -shunts en andere implantaten die de afgelopen jaren op de markt zijn gebracht, verwijzen in hun patentaanvraag naar de gonioseton, een door de Jan Worst Research Group ontwikkelde drain. De gonioseton, bestaande uit
een tot spiraal gewikkelde 50 micron staaldraad, creëert na plaatsing door de kamerhoek een verbinding tussen de VOK en de subconjectivale ruimte. De techniek werd in die tijd voornamelijk toegepast bij complexe gevallen van chronische glaucoom, waarbij vaak al verschillende behandelingen waren geprobeerd zonder afdoend resultaat. ECHTE WETENSCHAPPERS In zijn optiek waren er te weinig oogheelkundige wetenschappers en was de economische steun te gering. Hij was van mening dat de stand van de wetenschappelijke oogheelkunde in Nederland hoger zou kunnen zijn. “Als er weinig geld is, blijven alleen de echte wetenschappers over”, zei hij eens. Met het overlijden van Prof. dr. Jan Worst verliezen we een zeer waardevol onderzoeker en sympathiek mens. Zijn leven lang bleef hij op zoek naar het onontdekte, met nieuwsgierigheid, verwondering en respect. ¥
SCOPE 2015 19
HORA EST
DE COMPLEXITEIT VAN RP Erfelijke retinitis pigmentosa (RP), de veroorzaker van onder meer nachtblindheid en tunnelvisie, kan door zo’n tachtig verschillende genmutaties worden veroorzaakt. Dat maakt deze aandoening uiterst complex. Promovendus Ramon van Huet: “Elke vorm is in theorie een ander ziektebeeld.”
Zeer variabel “Ik heb onderzoek gedaan naar diverse erfelijke netvliesaandoeningen, maar het begon met RP. Er is berekend dat in Nederland ongeveer vijfduizend RP-patiënten rondlopen, maar het hangt ervan af hoe groot je die groep wilt trekken. In het verleden zijn vele dystrofie-vormen onder de noemer RP geschoven, maar nu blijkt dat de ene RP de andere niet is. Hoewel het in de lesboeken als één ziektebeeld wordt omschreven, blijken alleen al in de niet-syndromale varianten bijna tachtig verschillende genen betrokken te kunnen zijn. Bovendien kan het precieze beloop van RP erg wisselen, zelfs bij patiënten met hetzelfde gendefect. We denken daarom dat er vaak ook nog andere genen betrokken zijn, die de aandoening wellicht niet veroorzaken, maar de klinische uiting wel beïnvloeden.”
GEGEVENS NAAM Ramon van Huet ONDERZOEK Inherited retinal dystrophies: studies on the clinical and genetic characteristics UNIVERSITEIT Radboudumc in Nijmegen PROMOTOREN prof. dr. C.B. Hoyng Copromotoren: dr. B.J. Klevering, dr. R.W.J. Collin
Duidelijkheid voor de patiënt
Fotografie: De Beeldredaktie / Arno Massee
“Bepaalde varianten van RP beginnen al voor het vijfde levensjaar met een fors gezichts-
“We merken dat patiënten de hoop krijgen dat deze therapie voor hen nog op tijd komt” velduitval en waziger zien. Klachten kunnen ook pas ontstaan na het vijftigste levensjaar. De symptomen kunnen sterk variëren, zoals bij nachtblindheid, waarbij sommige mensen in het donker echt geen steek kunnen zien
en anderen zich bij goede straatverlichting nog prima kunnen redden. Maar gemiddeld gezien is op twintig- of dertigjarige leeftijd het gezichtsveld dusdanig beperkt dat bijvoorbeeld autorijden geen optie meer is. Het beperkt je leven enorm. Stel je voor dat je continu om je heen moet kijken, omdat je alleen nog in het midden van je blikveld iets ziet. Iemand een hand geven of een kopje pakken is al lastig. Er is nog geen behandeling voor RP. We kunnen deze patiënten dus helemaal niets bieden, behalve begeleiding en hulpmiddelen die bestaan voor slechtzienden. Daarom is het zo belangrijk dat deze mensen weten waar ze aan toe zijn. Dat we ze kunnen vertellen of het tunneltje zicht dat ze nog hebben, niet nog smaller wordt. Of dat de scherpte nog redelijk behouden blijft of juist niet. Daarom wilden we weten wat het beloop is per type RP.”
Hoop op gentherapie “We werkten nauw samen met de afdeling Genetica. Zij brachten in de afgelopen jaren een aantal genen in kaart als mogelijke veroorzaker van RP en vervolgens gingen wij aan de slag om het klinische beeld te beschrijven. Hierbij betrokken we ook buitenlandse patiënten met mutaties in hetzelfde gen. Dit onderzoek staat overigens ook in het licht van gentherapie, wat in de toekomst wellicht mogelijkheden biedt voor dit soort ziektebeelden. Dan wordt een virus waar geen ziekmakende bestanddelen meer in zitten, plus het gen dat bij de patiënt niet meer naar behoren functioneert, onder het netvlies gespoten. In Amerika zijn ze hier voor één netvliesdystrofie al vrij ver mee. In Engeland ook, daar wordt al getest met gentherapie bij patiënten met choroïderemie,
een vorm van erfelijke netvliesdystrofie. Nu de berichten hierover ook in de media komen, merken we dat patiënten de hoop krijgen dat deze therapie voor hen nog op tijd komt.”
Landelijke database “Een groot deel van m’n promotie is besteed aan het opzetten van de zogeheten RD5000-database waarin patiënten met erfelijke netvliesaandoeningen landelijk geregistreerd kunnen worden. Dat helpt enorm in het faciliteren van onderzoek naar deze ziektebeelden. En wanneer er bijvoorbeeld trials van gentherapie beschikbaar worden, kunnen we nu met één zoekopdracht alle patiënten vinden die hiervoor in aanmerking komen.”
Microarray chips “Een ander deel van mijn onderzoek bestaat uit een studie naar de effectiviteit van microarray chips bij het aantonen van een genmutatie. Sinds een jaar of drie kiezen we er in Nijmegen voor om alle genen in een keer te sequencen, maar dat is kostbaarder dan het gebruik van microarray chips, waarbij per analyse zo’n twintig genen bekeken kunnen worden. Omdat aan RP zoveel genen ten grondslag kunnen liggen, lag het voor de hand dat zo’n chip weinig zin heeft. Inderdaad bleek de opbrengst bedroevend slecht: zo’n vijftien procent. Het punt is dat veel plekken in de wereld afhankelijk zijn van chips, omdat de faciliteiten voor volledige sequencing ontbreken. Dit onderzoek kan een reden zijn die toch in huis te halen of patiënten te verwijzen naar een centrum waar het wel mogelijk is.” ¥
SCOPE 2015 21
NIEUWS EN PRODUCTINFO WET-FIELD® EN ACCU-TEMP® ELEKTROCHIRURGIE Sommige producten zijn door de jaren heen zo vanzelfsprekend geworden dat niemand zich meer afvraagt wat de oorsprong is. De Wet-Field® coagulator en de AccuTemp® cauters zijn voorbeelden van dit soort instrumenten. Beide producten werden in 1973 geregistreerd door respectievelijk Mentor en Concept en maken al bijna vanaf het begin deel uit van het Medical Workshop leveringspakket. Na diverse overnames en verkopen worden de Wet-Field® en Accu-Temp® tegenwoordig gemaakt door Beaver Visitec.
Wet-Field unit en accessoires De huidige Wet-Field®-productfamilie bestaat uit een stuurunit, twintig verschillende bipolaire Eraser® instrumenten (disposable) en bipolaire pincetten.
COLOFON MORIA NIEUWS Eind jaren vijftig kreeg dr. Worst namens Medical Workshop van Moria een omvangrijke opdracht voor de levering van Medical Workshop-instrumenten. In ruil mocht Medical Workshop vanaf dat moment in Nederland het chirurgisch instrumentarium van Moria verkopen. De samenwerking tussen Moria en dr. Worst leidde later onder andere tot het ergonomische capselschaartje vlgs. Worst en de Ergonomische iris inclivatiepincetten en Lobster Claw implantatiepincetten. Anno 2015 is Moria nog steeds een van de belangrijkste fabrikanten van oogheelkundig chirurgisch instrumentarium. Naast de reusable instrumenten en de Moria microkeratomen biedt Moria onder de naam One een serie disposable instrumenten aan. De afweging tussen disposable en reusable werd in het verleden vooral bepaald door de veiligheid en steriliseerbaarheid van het instrument. Tegenwoordig is vaak sprake van een economische afweging. Het is steeds meer de moeite waard om de werkelijke sterilisatie-, handlingkosten en de logistieke kosten van een chirurgische set in beeld te brengen. In tegenstelling tot veel andere fabrikanten heeft Moria er niet voor gekozen inferieur instrumentarium uit lagelonenlanden als disposable te bestempelen en te verpakken. De Moria One disposable instrumenten worden in eigen huis met dezelfde nauwkeurigheid en kwaliteitscontrole geproduceerd als de reusable instrumenten. Door toepassing van universele kunststof handvatten en verschillende tips is Moria er in geslaagd disposable instrumenten te maken die een zelfde ‘look and feel’ hebben als de reusable instrumenten.
TOUCHSCREEN PLATFORM TOPCON GROOT SUCCES Twee jaar geleden verraste Topcon de markt door een nieuw bedieningsplatform te introduceren, waarbij de gebruikelijke joystick-bediening vervangen werd door een touchscreen. Dit jaar waren meer dan de helft van de meetinstrumenten en camera’s die Medical Workshop mocht plaatsen uitgerust met de nieuwe touchscreen-bediening. De belangrijkste argumenten waren de gebruikers- en patiëntvriendelijkheid, de ruimtebesparende opstelling en de reproduceerbaarheid van de meting of opname.
Scope is een vakblad voor oogartsen. Voorts voor lezers uit aanverwante disciplines, die uit hoofde van hun beroep (in)direct betrokken zijn bij de oogheelkunde in de intra- en extramurale gezondheidszorg. Scope is een uitgave van Medical Workshop BV De Meern tel: (030) 666 55 22 fax: (030) 666 35 36 Groningen tel: (050) 527 69 99 fax: (050) 527 69 58 E-MAIL:
[email protected]
Topcon KR-1 kerato-refractometer
Topcon CT-1P non-contact tono-, pachymeter
INTERNET: www.medicalworkshop.nl Scope wordt na schriftelijke aanvraag gratis toegezonden aan de leden van de door de uitgever geformuleerde doelgroep. EINDREDACTIE Medical Workshop
ThermoDot™ Nieuw zijn de Wet-Field® Osher ThermoDot™ Markers voor nauwkeurige, inktvrije markering van de asrichting bij implantatie van torische IOL’s.
Topcon TRK-2P kerato-, refracto-, tono-, pachymeter
Topcon SP-1P endotheelcamera
LITHOGRAFIE Axioma Communicatie, Baarn DRUK MediaCenter Rotterdam CONCEPT & REALISATIE Axioma Communicatie, Baarn (035) 548 81 40 www.axioma.nl Redactie: Merel Bevaart, Robert van der Broek, Karen Feenstra, Diederik Wieman
TOPCON OCT-ANGIOGRAFIE Accu-Temp® handstukken Het Accu-Temp™ programma bestaat uit acht verschillende disposable cauters (hoge temperatuur, lage temperatuur en variabele temperatuur) en twee verschillende reusable handstukken voor disposable cauter-tips (hoge of variabele temperatuur).
22 SCOPE 2015
Vorig jaar introduceerde Topcon als eerste een Swept Source OCT: de DRIOCT Triton. Deze nieuwste generatie OCT is inmiddels ook leverbaar met OCT-Angiografie module. Bij de meeste Spectral Domian-OCT’s is de snelheid een belemmerende factor
voor het maken van een goede OCT Angiografie-opname. De Topcon DRIOCT Triton is met 100.000 scans per seconde anderhalf tot twee maal zo snel als de gemiddelde Spectral Domian OCT en is daardoor beter geschikt voor OCT-Angiografie.
Topcon TRC-NW400 non-mydriatic funduscamera
Topcon 3D OCT-1 Maestro Optical Coherence Tonograaf
SCOPE 2015 23
200000-001 INT.AE15 © Heidelberg Engineering GmbH
Widefield Imaging Module
The SPECTRALIS® system is an ophthalmic imaging platform with an upgradable, modular design. This platform allows clinicians to configure each SPECTRALIS to the specific diagnostic workflow in the practice or clinic. Options include: OCT, multiple laser fundus imaging modalities, widefield and ultra-widefield modules, and scanning laser angiography. The Widefield Imaging Module provides the standard field of view of a mydriatic fundus camera for all SPECTRALIS fundus and OCT imaging modalities, simplifying diagnostic protocols and facilitating detection of peripheral pathology.
www.HeidelbergEngineeering.com