Raadsnota Raadsvergadering d.d.: Agenda nr: Onderwerp: Planschade, de gevolgen van de nieuwe Wro
Aan de gemeenteraad, 1. Doel, Samenvatting en Advies van het raadsvoorstel Uw raad te informeren over de gevolgen van de Wro voor het planschaderecht en de praktische gevolgen daarvan. 2. Situatie / Aanleiding / Probleem Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (afgekort: Wro) in werking getreden en vervangt de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (afgekort: WRO). Het Besluit ruimtelijke ordening 1985 is vervangen door het Besluit ruimtelijke ordening (afgekort: Bro). Op grond hiervan verandert ook het planschaderecht. 3. Relatie met bestaand beleid De gevolgen kunnen worden uitgesplitst in wijzigingen en het overgangsrecht. a.
Wijzigingen
Het onderwerp planschade is geregeld in de afdeling 6.1 van de Wro (art . 6.1 t ./ m. 6.7) en de afdeling 6.1.1 van het Bro (art. 6.1.1.1 t./m. 6.1.3.8). De regeling van planschade in de Wro en het Bro bevat een aantal belangrijke wijzigingen ten opzichte van de oude wetgeving: I.
Tegemoetkoming i.p.v. schadevergoeding
De Wro spreekt van een tegemoetkoming in de planschade in plaats van een schadevergoeding. Door het wijzigen van de term wordt duidelijk dat het niet meer gaat om een vergoeding van de volledige schade, maar uitsluitend om een tegemoetkoming in de schade. Daarnaast wordt het begrip schade op voorhand beperkt . Het mag alleen gaan om schade die bestaat uit inkomensderving of vermindering van de waarde van de onroerende zaak. Het gevolg is dat schade die bestaat uit een tijdelijke storing van het woongenot niet meer voor vergoeding in aanmerking komt. Formeel wordt daarom niet meer gesproken van een aanvraag om planschade , maar over een aanvraag om t egemoet koming in de planschade . Het college van burgemeester en wethouders blijft, zoals in 2005 is ingevoerd, de instantie die beslist over het wel of niet toekennen van planschade. II.
Int roduct ie begrip normaal maat schappelij k risico & het f orf ait
Het begrip normaal maat schappelij k risico is opgenomen als crit erium voor de vraag of een schade redelijkerwijs ten laste van de belanghebbende kan worden gelaten. Dit criterium berust op het beginsel gelij kheid voor publieke last en . Schade kan met een beroep op het normale maatschappelijke risico ten laste van de burger worden gelaten. Aangezien het crit erium normaal maat schappelij k risico vaag is, is een forfait voor het normale maatschappelijke risico van 2% van de waarde van de onroerende zaak of het inkomen in de Wro opgenomen. Het forfait heeft het karakter van een wettelijk minimum; bedraagt de schade minder dan de 2% dan hoeft een aanvraag niet of niet verder in behandeling genomen te worden.
Pagina 1 van 5
De forfaitaire 2%-regeling geldt niet: - Bij directe planschade (schade die een gevolg is van planologische beperkingen op de onroerende zaak van de aanvrager zelf). - Voor aanvragen die op of na 1 juli 2008, maar vóór 1 september 2010 zijn ingediend, mits de planologische maatregel (vrijstellingsbesluit, nieuw bestemmingsplan) onherroepelijk is geworden op of na 1 september 2005. III.
Planschade flexibiliteitsbepalingen afzonderlijk
Op grond van de oude WRO kon op grond van de zogehet en flexibilit eit sbepalingen planschade worden geclaimd ook als geen van deze bepalingen al was toegepast. Met de flexibiliteitsbepalingen worden bedoeld: de wijzigingsbevoegdheid, de uitwerkingsverplichting, de binnenplanse ontheffingsbevoegdheid en het stellen van nadere eisen Op grond van de nieuwe Wro worden de flexibiliteitsbepalingen aangemerkt als een aparte schadeoorzaak (artikel 6.1 lid 2 sub b Wro). Deze wijziging heeft tot gevolg dat pas een planschadeverzoek kan worden ingediend, indien een besluit op basis van één van de flexibiliteitsbepalingen onherroepelijk is. IV.
Vergoeding van kosten rechtsbijstand en andere deskundigen
Ook op grond van de oude WRO was het voor een aanvrager mogelijk om vergoeding van gemaakte kosten te vragen. Bij te maken kosten moet worden gedacht aan rechtsbijstand en het laten uitbrengen van deskundigenadvies. Er gold echter geen expliciete regeling. Gemeenten en de bestuursrechter kenden verzoeken hierom dan ook beperkt toe. De nieuwe Wro kent echter een expliciete regeling voor vergoeding van gemaakte kosten (artikel 6.5 sub a, Wro). De verwachting is dat aanvragers meer van deze mogelijkheid gebruik zullen maken. Daarbij speelt ook mee dat van de aanvrager ook meer wordt gevraagd. Hij moet zijn aanvraag voorzien van een motivering en onderbouwen waarop de hoogte van het gevraagde bedrag is gebaseerd (art. 6.1 lid 3 Wro). Een aanvrager zal dus eerder een deskundige inschakelen en daardoor meer kosten maken. V.
Voorschot
De nieuwe Wro biedt de aanvrager de mogelijkheid om een voorschot op een tegemoetkoming in de schade aan te vragen. Een voorschot kan worden toegekend wanneer de aanvrager naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een tegemoetkoming en zijn belang dat naar het oordeel van het college vordert (artikel 6.1.3.7 Bro). De VNG adviseert de gemeente om over de toekenning van voorschotten nadere richtlijnen vast te stellen om zulke verzoeken te kunnen beoordelen. Het toekennen van een voorschot houdt géén erkenning van een schadeplicht in en aan de toekenning kunnen géén rechten worden ontleend. Het voorschot kan uitsluitend worden verleend, indien de aanvrager van het voorschot schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van het ten onrechte als voorschot uitbetaalde bedrag. Het terug te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over het teveel betaalde, te rekenen vanaf de datum van betaling van het voorschot. Het college kan daarvoor zekerheidsstelling verlangen. VI.
Planschadeverordening beperkt tot advisering
In het Bro is uitputtend opgesomd hoe met een aanvraag om tegemoetkoming in de planschade moet worden omgegaan (art. 6.1.1.1 t./m. 6.1.3.8). De gemeentelijke planschaderegeling uit 2005 wordt hiermee nagenoeg overbodig. Het college kan deze regeling vanwege het overgangsrecht echter nog niet intrekken (zie hieronder).
Pagina 2 van 5
De gemeente is wel verplicht om een verordening inzake het aanwijzen van de adviseur vast te stellen. Het doel hiervan is om de onafhankelijkheid van de planschadeadviseur te waarborgen. Het vaststellen van verordeningen is een bevoegdheid van de raad. De verordening, voorzien van een toelichting, is bijgevoegd. b.
Overgangsrecht
I.
Planschadeverhaalsovereenkomst
In de volgende gevallen dient een planschadeverhaalsovereenkomst nog te worden afgesloten op grond van artikel 49a WRO (oud): - Voor aanvragen om vrijstelling (op grond van artikel 15, 17, 19 lid 1, 2 en 3 WRO) ingediend op uiterlijk 30 juni 2008 (art. 9.1.7 lid 2, 9.1.9 lid 2, 9.1.10, 9.1.11 Invoeringswet Wro). - Voor een bestemmingsplanwijziging waarvan het ontwerp bestemmingsplan uiterlijk 30 juni 2008 ter inzage is gelegd (art. 9.1.4 lid 2 Invoeringswet Wro). In juni 2008 zijn nog 40 formele aanvragen om vrijstelling ingediend. Hiervoor wordt dus nog op basis van artikel 49a WRO (oud) een planschadeverhaalsovereenkomst afgesloten. Er zijn in juni 2008 geen ontwerpbestemmingsplannen ter inzage gelegd. De planschadeverhaalsovereenkomst op grond van artikel 49a WRO is gelijkgesteld aan de planschadeverhaalsovereenkomst op grond van artikel 6.4a Wro (art. 9.1.19 lid 1 Wro).Op de overeenkomst op grond van artikel 49a blijft de WRO nog van toepassing tot en met 31 augustus 2010. Daarna is de Wro van toepassing (art. 9.1.19 lid 2 Invoeringswet Wro). Voor aanvragen om een ontheffing, een projectbesluit en een bestemmingsplanwijziging is de regeling in de Wro (nieuw) van toepassing. II.
Aanvraag om planschade
Op grond van de Invoeringswet Wro geldt voor aanvragen om planschade het volgende overgangsrecht: a. De Wro is van toepassing op aanvragen om planschade ingediend vanaf 1 juli 2008, waarbij het schadeveroorzakend besluit vanaf 1 september 2005 onherroepelijk is geworden (art. 9.1.18, lid 1 Invoeringswet Wro). b. Tot 1 september 2010 geldt de 2% drempel (art. 6.2 lid 2 Wro) niet voor aanvragen om vergoeding van schade die is ontstaan vóór 1 juli 2008 (art. 9.1.18, lid 2 Invoeringswet Wro). c. De WRO blijft van toepassing op aanvragen ingediend vanaf 1 juli 2008 waarbij het schadeveroorzakend besluit voor 1 september 2005 onherroepelijk is geworden (art. 9.1.18, lid 1 Invoeringswet Wro). d. Na 1 september 2010 is het nieuwe recht van toepassing op alle verzoeken die vanaf die datum binnenkomen (art. 9.1.18, lid 1 Invoeringswet Wro). Alle nu geldende bestemmingsplannen zijn voor 1 september 2005 onherroepelijk geworden. Op grond daarvan blijft de regeling uit de WRO van toepassing. Per 1 september 2010 vervalt door de verjaringstermijn de mogelijkheid om op basis van één van deze plannen planschade te claimen. Voor vrijstellingen op basis van de WRO afgegeven en onherroepelijk geworden vanaf 1 september 2005 tot 30 juni 2008 geldt de regeling van de Wro met uitzondering van de 2% drempel. Per 1 september 2010 komt die laatste uitzondering te vervallen. Voor vrijstellingen op basis van de WRO afgegeven en onherroepelijk geworden vanaf 1 juli 2008 geldt zonder uitzonderingen de regeling van de Wro.
Pagina 3 van 5
II.a.
Verjaring planschadeclaims
Voor de invoering van de noodwet planschade in 2005 gold voor planschade geen verjaringstermijn. Op basis van een bestemmingsplan kan dus ongeacht de ouderdom nog altijd planschade worden geclaimd. In het kader van de noodwet is een verjaringstermijn van vijf jaar ingevoerd. Toen is tevens bepaald dat voor planologische besluiten onherroepelijk geworden voor de invoering van deze wet de mogelijkheid tot het claimen van planschade komt te vervallen op 1 september 2010. II.b.
Procedureregeling planschadevergoeding 2005
De procedureregeling planschadevergoeding 2005 blijft van toepassing op de volgende aanvragen: - Op een aanvraag ingediend vóór 1 juli 2008, mits het besluit waarop deze aanvraag betrekking heeft ook voor die datum onherroepelijk is geworden. - Op een aanvraag ingediend vanaf 1 juli 2008 maar vóór 1 september 2010, als de planologische maatregel onherroepelijk is geworden vóór 1 september 2005. De procedureregeling kan dan ook pas door het college worden ingetrokken na 1 september 2010. Daarnaast dienen alle aanvragen, waarop deze regeling van toepassing is, te zijn afgehandeld. 4. Gewenst beleid en mogelijke opties n.v.t. 5. Aanbestedingen n.v.t. 6. Financiën n.v.t. 7. Communicatie n.v.t. 8. Afwegingen en Advies 1. Kennis te nemen van de wijzigingen in het planschaderecht. 2. De Verordening advisering planschade 2008 vast te stellen. 9. Bijlagen - De Verordening advisering planschade 2008 (met toelichting).
Het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul,
L.T.J.M. Bongarts algemeen directeur/gemeentesecretaris
Drs. M.J.A. Eurlings burgemeester
Pagina 4 van 5
De raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul, Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders de dato 26 augustus 2008; Gehoord de raadsadviescommissie Stedelijke Ontwikkeling en Beheer; Gelet op het bepaalde in artikel 6.7 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3 Besluit ruimtelijke ordening; Besluit: 1. Kennis te nemen van de wijzigingen in het planschaderecht. 2. De Verordening advisering planschade 2008 vast te stellen. Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van
(datum)
De raad voornoemd,
A.M. Hoeberigs griffier
Drs. M.J.A. Eurlings voorzitter
Pagina 5 van 5
200.