3 • DE CONJUNCTUURBAROMETER VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
3. Nieuwe Gewestelijke Vooruitzichten 2008-2014 3.1 Inleiding Het BISA werkt reeds vier jaar, samen met het Federaal Planbureau en de twee andere gewestelijke studiebureaus (IWEPS en SVR), aan de invoering van het gewestelijk macro-economisch projectiemodel, HERMREG genaamd. Dit hoofdstuk geeft een overzicht en samenvatting van de in 2009 uitgevoerde nieuwe projectie. Aan het model werden verbeteringen aangebracht (nieuwe demografische projecties, nieuwe raming van het pendelverkeer, nieuwe algemene raming van de vergelijkingen). De geïnteresseerde lezer kan de volledige analyse evenals de gedetailleerde resultaten op de website van het BISA terugvinden (www.statbru.irisnet.be). Het HERMREG model is een macro-economisch model van het “top down” type: het is gebaseerd op het door het Federaal Planbureau ontwikkeld nationaal macro-economisch projectiemodel HERMES. HERMREG splitst de nationale resultaten op over de drie Belgische gewesten op basis van een modelvorming van de in het verleden waargenomen interregionale dynamieken. Het model is aangepast aan
de door de Nationale Bank van België uitgegeven gewestelijke boekhouding. De laatst beschikbare gegevens voor de regionale rekeningen hebben betrekking op 2007. Op het ogenblik vindt men in het HERMREG model ook een raming van de rekeningen voor 2008 terug evenals een projectie voor de jaren 2009 tot 2014 Deze projecties steunen op de nationale projectie voor mei 200917. Hierin wordt rekening gehouden met de economische omstandigheden, de internationale vooruitzichten en het geheel van de op die datum gekende federale en regionale politieke acties. Na de door de nationale projectie geschetste context gesitueerd te hebben, worden de belangrijkste resultaten voor het Gewest hieronder uiteengezet, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen de projecties die betrekking hebben op de huidige crisis (2009-2010) en de projecties op middellange termijn (2011-2014). Het hoofdstuk wordt afgerond met toelichtingen bij die projecties18.
3.2 Nationale context In overeenstemming met een door het IMF voorspelde daling van zowat 10% van de internationale handel, steunt het voor de nationale projectie weerhouden scenario op een diepe recessie in 2009 in België, gevolgd door een relatieve economische stagnatie, waarbij het herstel slechts voorzien is voor 2011. Het herstelscenario, gebaseerd op de waarneming van de voorgaande, zwaar financieel getinte crisis, voorziet geen inhaalbeweging wat betreft de economische groei, m.a.w. er is geen 17 18
30
reboundeffect na de recessieperiode. De Belgische groei zou dus zijn gemiddeld niveau terugvinden na 2011, waarbij de invloed van de crisis op het niveau van het BBP als permanent wordt beschouwd. De impact van die recessie zou bijzonder tastbaar zijn voor de industriesectoren voor sommige takken van de “Diensten aan ondernemingen”, zoals – niet geheel onverwacht – de takken “Krediet en verzekeringen”, maar eveneens “Transport en communica-
“Economische Vooruitzichten 2009-2014”, Collectief, Federaal Planbureau, 2009. Die toelichtingen zijn van de hand van de cel “Analyse” van het BISA en verplichten de andere partners in het project tot niets (BFP, IWEPS en SVR).
Nieuwe Gewestelijke Vooruitzichten 2008-2014
DE CONJUNCTUURBAROMETER VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST • 3
tie” en “Overige verhandelbare diensten”. De traditioneel conjunctuurgevoelige sector “Handel en horeca” zou eveneens zwaar getroffen worden. In een dergelijk scenario zou de Belgische werkgelegenheid hevig leiden onder de crisis. Inderdaad, na het aanzienlijk banenverlies tijdens de recessieperiode is de groei van de werkgelegenheid, door het ontbreken van een groeirebound tijdens het economisch herstel, gematigd. Het niveau van voor de crisis wordt slechts na een tamelijk lange duur terug bereikt. Het andere grote slachtoffer moet gezocht worden aan de kant van de overheidsfinanciën.
Inderdaad, het op nationaal niveau weerhouden scenario impliceert een snelle terugkeer van het “sneeuwbaleffect” in termen van schuldenlast, waarbij de tekorten zich snel en op blijvende wijze opstapelen op federaal vlak. De parameters van de financieringswet voor de gefedereerde entiteiten worden eveneens aangetast door dit crisisscenario, waarbij een aanhoudend, hoewel minder omvangrijk, deficit teweeggebracht wordt. In de volgende versies van het HERMREG model zullen we kunnen beschikken over de specificaties van de projectie per entiteit, de huidige versie is immers nog een gebundelde projectie van de regionale financiën.
TABEL 8: Voornaamste resultaten van de nationale projectie
Groei van het BBP in volume Index van de consumptieprijzen Schommeling van de totale werkgelegenheid Werkloosheidsvoet definitie FPB(1) Productiviteit per hoofd, schommeling Reële loonkosten per hoofd, schommeling(2) Financieringscapaciteit of –behoefte van het geheel van de besturen, in % van het BBP(1) Financieringscapaciteit of –behoeften van de Gemeenschappen en Gewesten, in % van het BBP(1) Schuld van het geheel van de openbare besturen, in % van het BBP(1)
2008 1,2% 4,5% 1,6% 11,8% -0,7% -1,3%
gemiddelden 2009-2010 2011-2014 -1,9% 2,3% 1,0% 1,7% -1,0% 0,8% 14,9% 14,5% -1,1% 1,6% 0,6% 1,2%
-1,2%
-5,6%
-5,8%
0,0%
-0,5%
-1,1%
89,3%
97,8%
106,4%
(1) de waarden voor de kolommen “2009-2010” en "2011-2014” zijn deze voor het laatste jaar van de beschouwde periode. (2) loonkosten van de handelsactiviteiten vóór aftrek van de loontoelagen. Bron: HERMES.
3.3 Resultaten De resultaten van het HERMREG model voor het Brussels Gewest worden hieronder beknopt weergegeven. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de eerste jaren van de projectie (voornamelijk 20082010), die overeenstemmen met de duur van de crisis en bijzondere aandacht verdienen hoewel de projectie a priori niet bedoeld is een projectie op
middellange termijn te zijn, en de volgende jaren (2011-2014) die de tendensen op middellange termijn weergeven, waardoor meer realistische vergelijkingen met de voorgaande perioden mogelijk zijn. Een gemiddelde genomen over de tijdsperiode 2008-2014 zou te sterk beïnvloed zijn door de crisis om een interessante vergelijking mogelijk te maken.
Nieuwe Gewestelijke Vooruitzichten 2008-2014
31
3 • DE CONJUNCTUURBAROMETER VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
We moeten er hier aan herinneren dat het model de gewestelijke projectie tot stand brengt op basis van enerzijds het hierboven kort beschreven nationaal scenario en, anderzijds, het in het verleden waargenomen specifiek gewestelijk gedrag. Het gaat dus om een projectie in de context van een ongewijzigd beleid en in de veronderstelling dat de in het verleden waargenomen gedragspatronen in
de toekomst geëxtrapoleerd kunnen worden. Tot slot moet er rekening gehouden worden met de zeer broze aard van de projecties die in de huidige crisisomstandigheden uitgevoerd worden, er heerst immers een grote onzekerheid over het geheel van de gemeten economische variabelen. Deze onzekerheidheeft haar weerslag op de foutenmarge van de projecties.
• De economische crisis Het Brussels Gewest ontsnapt niet aan het door het nationaal scenario beschreven crisisverloop. We kun-
nen evenwel twee verschillen onderscheiden tegenover de rest van het Rijk in het geprojecteerd verloop ervan :
GRAFIEK 13: Groei van het BBP in volume 4% 3% 2% 1% 0% -1 % -2 % -3 % -4 % -5 %
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 BHG
RIJK Bron : HERMREG.
• Enerzijds kunnen de eerste gevolgen van de in het begin nog overwegend financiële crisis in Brussel chronologisch in 2007 gesitueerd worden, op een ogenblik dat de economische situatie in het Rijk globaal genomen nog bevredigend is. Daarenboven zou 2010 over het algemeen genomen minder goed zijn dan in de andere gewesten, met een lichtjes negatieve economische groei in Brussel, in tegenstelling tot de rest van het Rijk. De duur van de crisis zou dus omvangrijker zijn voor het Brussels Gewest, wat sterk gelinkt is aan zijn sectorale structuur (sterke vertegenwoordiging van de tak “Krediet en verzekeringen”, die 32
Nieuwe Gewestelijke Vooruitzichten 2008-2014
vroegtijdig getroffen werd, en de tak “Transport en Communicatie” die nog steeds ernstig getroffen blijft door de crisis in 2010) • Anderzijds, in termen van overdrachtvectoren, bestaan er belangrijke verschillen tussen de drie Belgische gewesten, zoals geïllustreerd in tabel 2. De drie gewesten zien hun economische activiteit op een gelijkaardige wijze aangetast door de globale crisis in 2009, met een terugval van het geprojecteerd BBP van zowat 4%. Deze gelijkenis verbergt evenwel aanzienlijke verschillen in de determinanten van die terugval. Inderdaad, in Vlaanderen en Wallonië verklaart het plots afremmen van de industriële
DE CONJUNCTUURBAROMETER VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST • 3
door op het resultaat in het Brussels Gewest dan in de andere twee gewesten. Sommige takken hebben een aanzienlijk aandeel in de recessie in elk gewest. Dit is in het bijzonder het geval voor de “Overige verhandelbare diensten” waarvan de belangrijke impact verklaard wordt door zijn hoedanigheid als belangrijkste tak in de toegevoegde waarde van de drie gewesten en voor “Handel en horeca” die de terugval van de consumptie-uitgaven overal met dezelfde intensiteit ondergaat.
productie, door het droogvallen van de – voornamelijk internationale – afzetmogelijkheden, grotendeels het feit dat de industrietakken verantwoordelijk zijn voor de uitgesproken terugval van de activiteit. Aangezien het gewicht van de industrietakken in het Brussels Gewest zeer laag is, speelt dit fenomeen vergelijkenderwijs weinig mee. Maar het zeer belangrijk relatief gewicht van de meest getroffen dienstentakken, en meer bepaald van de tak “Krediet en verzekeringen” weegt daarentegen zwaarder
TABEL 9: Voornaamste bijdragers tot de recessie en vervolgens tot het herstel, gemiddelde bijdrage tot de groei van de toegevoegde waarde gemiddelde 2009-2010 BHG
België
1
Krediet en verzekeringen
-0,6%
Verwerkende nijverheid
-0,7%
2
Overige verhandelbare diensten
-0,6%
Overige verhandelbare diensten
-0,5%
3
Transport en communicatie
-0,4%
Transport en communicatie
-0,4%
Bijdrage
-1,7%
-1,6%
Tot
-2,0%
-1,9%
81%
85%
% van het tot
gemiddelde 2011-2014 BHG
België
1
Overige verhandelbare diensten
0,7%
Overige verhandelbare diensten
0,7%
2
Krediet en verzekeringen
0,5%
Verwerkende nijverheid
0,4%
3
Transport en communicatie
0,3%
Handel en horeca
0,3%
Bijdrage
1,5%
1,4%
Tot
2,2%
2,4%
% van het tot
70%
57% Bron : HERMREG.
• Projecties op middellange termijn Macro-economische resultaten Over het algemeen zou het economisch herstel op middellange termijn, zoals hogerop aangekondigd, tamelijk voorzichtig zijn omdat het geen reboundeffect zou vertonen. De groeivoeten van het Brussels BBP zouden vanaf 2011 dan ook waarden moeten aannemen die overeenstemmen, zij het enigszins hoger, met hun historisch gemiddelde. Voor de werkgelegenheid zou de situatie nog minder gunstig moeten zijn, met lage groeivoeten. We projecteren derhalve een gemiddelde jaargroei van 2,3% voor de toegevoegde waarde tegenover 0,5%
voor de werkgelegenheid over de periode 20112014. Het verschil zou dus verklaard worden door een nog aanzienlijke aanwas van de zichtbare arbeidsproductiveit voor de Brusselse economische activiteiten, van zowat 1,9% per jaar over dezelfde periode. Deze productiviteitsstijging zou hoger liggen dan de stijging van de loonkosten per capita, die gemiddeld 1,1% per jaar over de periode 2011-2014 zouden toenemen, wat zich vertaalt in een relatieve versterking van het Brussels concurrentievermogen. Anderzijds zouden de productieve Nieuwe Gewestelijke Vooruitzichten 2008-2014
33
3 • DE CONJUNCTUURBAROMETER VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
aantrekkelijkheid van de Brusselse arbeidsmarkt door de zwakkere groei van de werkgelegenheid in het Brussels Gewest die de opportuniteit voor de toename van het binnenkomend pendelverkeer beperkt. Hierdoor zou de tewerkgestelde actieve bevolking sneller toenemen dan de binnenlandse werkgelegenheid en dit met ongeveer 1,4% per jaar over de periode 2011-2014 tegenover 0,5% werkgelegenheidsgroei. Dit neemt niet weg dat de werkloosheidsgraad zeer hoog zou blijven, op 22,9% volgens de definitie van het Federaal Planbureau (tegenover 20,7% in 2008).
investeringen met 3% per jaar toenemen, een ritme dat vergelijkbaar is met het ritme dat waargenomen werd in de aan de crisis voorafgaande periode. Ook daar zou de door de crisis veroorzaakte achteruitgang niet goedgemaakt worden. Op middellange termijn zou het saldo van het binnenkomend pendelverkeer in het Gewest nogal merkbaar moeten dalen. Dit zou enerzijds gebeuren door de voortzetting van de stijgende trend van het uitgaand pendelverkeer en, anderzijds, door de relatief mindere
Structuur van activiteit en werkgelegenheid
GRAFIEK 14: Structuur van de toegevoegde waarde per tak
Gezondheid en sociale actie 30% Bouw
25%
Energie
20% 15% Verwerkende nijverheid
10% 5%
Transport en communicatie
0%
Handel en horeca
1980 Niet verhandelbare 1995 diensten 2007 2014
Kredit en verzekeringen
Overige verhandelbare diensten
Bron : HERMREG.
Het tamelijk kort perspectief van deze projectie laat geen ingrijpende verandering van de structuur van de toegevoegde waarde in het Gewest vermoeden. De over de laatste 20 jaar vastgestelde evolutie zet zich globaal verder tussen 2007 en 2014. Met name het aandeel van de takken “Verwerkende nijverheid” en “Handel en horeca” blijft afnemen in het totaal van de
34
Nieuwe Gewestelijke Vooruitzichten 2008-2014
toegevoegde waarde, terwijl het aandeel van de “Overige verhandelbare diensten” nog lichtjes toeneemt. We stellen evenwel belangrijke uitzonderingen op deze continuïteit vast: de lichte daling van het aandeel “Kredieten en verzekeringen” evenals het herstel van het aandeel van de non-profit in 2014 ten opzichte van hun aandeel in 2007.
DE CONJUNCTUURBAROMETER VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST • 3
GRAFIEK 15: Structuur van de totale werkgelegenheid per tak Gezondheid en sociale actie 30% Bouw
Energie
25% 20% 15%
Verwerkende nijverheid
10% 5%
Transport en communicatie
0%
Handel en horeca
1980 Niet verhandelbare 1995 diensten 2007 2014
Kredit en verzekeringen
Overige verhandelbare diensten
Bron : HERMREG.
In termen van werkgelegenheid bevestigen de structuurwijzigingen in het perspectief van de projectie eveneens de grote historische tendensen in de Hoofdstad. Het aandeel in de totale werkgelegenheid van de takken “Verwerkende nijverheid” en “Handel en horeca” evenals
“Transport en communicatie” en “Krediet en verzekeringen”, dalen tussen 2007 en 2014 terwijl het aandeel van de takken “Andere verhandelbare diensten”, “Gezondheid en sociale actie” en, in een mindere mate “Niet verhandelbare diensten” een stijging kennen over die periode.
Bijdragen tot de groei In termen van bijdragen tot de groei vertoont de periode 2011-2014 merkbare verschillen tegenover de recente periode 2001-2007.
zou dus teruggebracht worden tot waarden die meer in de lijn liggen van hun gewicht in de totale toegevoegde waarde.
Enerzijds vertonen twee motoren van de voorbije groei in het Brussels Gewest een relatieve ademnood in de projectie op middellange termijn: “Krediet en verzekeringen” en “Energie”. Niettegenstaande dat de groeivoeten van die twee takken in absolute waarde tamelijk hoog blijven, in de orde van 2,8% per jaar, hebben ze geen uitstaans met de in het recente verleden genoteerde voeten, en de bijdrage van die twee takken in de totale groei
Twee takken die tot dusver tamelijk zwakke prestaties aan de dag legden vergeleken met die in de andere twee gewesten, zien anderzijds hun bijdrage opnieuw stijgen. De tak « Overige verhandelbare diensten » zou bijgevolg opnieuw de grootste bijdrage leveren in de gewestelijke groei op middellange termijn. De absolute groeivoet van de toegevoegde waarde in deze tak zou, strikt genomen, niet uitzonderlijk zijn, met gemiddeld 2,6% per
Nieuwe Gewestelijke Vooruitzichten 2008-2014
35
3 • DE CONJUNCTUURBAROMETER VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
jaar, maar de bijdrage in de totale groei zou eindelijk in de lijn komen te liggen met het gewicht van de tak in het totaal van de toegevoegde waarde. De tak “Handel en horeca”, zonder daarom een opmerkelijke prestatie neer te zetten, zou zijn bij-
drage eveneens zien toenemen door een herstel van zijn absolute groeivoet. Het cijfer zou evenwel onder de in de andere gewesten genoteerde absolute prestaties liggen. Daaromtrent worden enkele interpretatiepistes voorgesteld in het volgende deel.
GRAFIEK 16: Gemiddelde bijdrage tot de groei van de toegevoegde waarde in volume
Gezondheid en sociale actie 0,7% 0,6% Bouw
Energie
0,5% 0,4% 0,3% 0,2%
Verwerkende nijverheid
0,1%
Transport en communicatie
0,0%
Handel en horeca
Niet verhandelbare diensten
Kredit en verzekeringen
Overige verhandelbare diensten
2001-2007 2011-2014 Bron : HERMREG.
36
Nieuwe Gewestelijke Vooruitzichten 2008-2014
DE CONJUNCTUURBAROMETER VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST • 3
3.4 Toelichtingen De bij dit soort oefening gebruikelijke voorzorgsmaatregelen indachtig blijvend (projectie met ongewijzigd beleid op basis van in het verleden waargenomen gedragingen, sterke onzekerheid verbonden aan de zeer vluchtige economische omgeving bij het begin van de projectie), kunnen een aantal toelichtingen de projecties begrijpelijker maken. Vergeleken met de andere twee gewesten vertoont de tak “Handel en horeca” een zeer negatieve histo-
riek in Brussel. Wanneer men, geprojecteerd, een vorm van stabilisatie voorziet, wordt deze tak daarom nog niet de grote leverancier van banen en levert hij nog geen stevige bijdrage aan de ontwikkeling van de economische activiteit, zoals elders in het Rijk wel het geval kan zijn. Om de kenmerken van deze tak, die diverse activiteiten bundelt, beter te omlijnen, wordt hieronder een korte schets gemaakt van een meer gedetailleerde analyse over de periode 1995-2007, gevolgd door enkele opmerkingen over de projectie.
TABEL 10: Relatief gewicht in het totaal van de toegevoegde waarde in volume van de tak, gemiddelden
Gewicht
BHG
1995-2000 België
BHG
2001-2007 België
HANDEL EN HORECA
100%
100%
100%
100%
detailhandel in autobrandstoffen (50)
7,2%
12,4%
9,6%
11,1%
Groothandel en handelsbemiddeling (51)
59,1%
48,0%
56,9%
50,6%
Detailhandel en reparatie van huishoudtoestellen (52)
20,2%
27,4%
19,1%
27,0%
Handel
86,5%
87,8%
85,7%
88,7%
Hotels en restaurants (55)
13,5%
12,2%
14,3%
11,3%
Handel en reparatie van motorvoertuigen,
Bron : INR, berekeningen BISA.
In termen van structuur komen merkbare verschillen naar voren tussen het Gewest en het Rijk. Het aandeel van de horeca in de tak is aanzienlijker in Brussel en kent een groei over de recente periode, terwijl het belang elders in het Rijk daalt. In het
geheel van de handelsactiviteiten is de groothandel oververtegenwoordigd in Brussel, maar kent er een neerwaartse trend, terwijl zijn aandeel stijgt voor de rest van het Rijk.
TABEL 11: Groeivoet van de toegevoegde waarde in volume binnen de tak, gemiddelden
Groeivoet
BHG
1995-2000 België
BHG
2001-2007 België
HANDEL EN HORECA
-2,7%
-0,9%
1,2%
2,6%
detailhandel in autobrandstoffen (50)
-3,1%
-1,5%
3,9%
1,7%
Groothandel en handelsbemiddeling (51)
-4,4%
-2,1%
0,8%
4,3%
Detailhandel en reparatie van huishoudtoestellen (52)
2,8%
1,0%
1,5%
1,1%
Handel
-3,4%
-1,1%
1,2%
3,0%
Hotels en restaurants (55)
2,2%
0,3%
1,0%
0,1%
Handel en reparatie van motorvoertuigen,
Bron : INR, berekeningen BISA.
Nieuwe Gewestelijke Vooruitzichten 2008-2014
37
3 • DE CONJUNCTUURBAROMETER VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Daarnaast ligt de groeivoet (in het volume) van de toegevoegde waarde in de horeca duidelijk hoger in Brussel dan globaal gezien in het Rijk, de verhouding is omgekeerd wat betreft de handelsactiviteiten. Met name de groothandel vertoont veel lagere groei-
voeten in Brussel (gemiddeld sterke achteruitgang over 1995-2000, stagnering over 2001-2007) dan in het Rijk. In Brussel vertoont de kleinhandel (uitgezonderd brandstoffen en auto’s) daarentegen een goede dynamiek in de twee beschouwde periodes.
TABEL 12: Bijdragen tot de groei van de toegevoegde waarde van de tak in volume, gemiddelden
Bijdrage
BHG
1995-2000 België
BHG
2001-2007 België
HANDEL EN HORECA
-2,7%
-0,9%
1,2%
2,6%
detailhandel in autobrandstoffen (50)
-4,0%
-0,2%
0,3%
0,2%
Groothandel en handelsbemiddeling (51)
-2,7%
-1,0%
0,4%
2,1%
Detailhandel en reparatie van huishoudtoestellen (52)
0,1%
0,3%
0,3%
0,3%
Handel
-3,0%
-0,9%
1,0%
2,6%
Hotels en restaurants (55)
0,3%
0,0%
0,1%
0,0%
Handel en reparatie van motorvoertuigen,
Bron : INR, berekeningen BISA.
De bijdragen tot de groei in de toegevoegde waarde die eruit voortvloeien wijzen duidelijk de groothandel aan als voornaamste element voor de differentiatie tussen de Brusselse en nationale prestaties in het verleden voor de tak “Handel en horeca”. Dit feit, dat ruim gedeeld wordt door de grote Europese agglomeraties, werd reeds ruimschoots toegelicht19. Een belangrijke verklaring ervoor wordt gevonden in de herontwikkeling van de groothandelsactiviteiten naar de rand van de stad toe, waar de beschikbare ruimten en de vastgoedprijzen beter afgestemd zijn op de noden van die tak, waarvoor logistiek een belangrijke ontwikkelingsas is20. A contrario, het feit dat de kleinhandel en de aan de automobielsector aanverwante handel (deze laatste activiteiten lijken doordrongen van een grotere volatiliteit) zichtbaar goed gedijen, vormt een soort ontkenning van de idee van het geleidelijk verval van die activiteit in Brussel ten voordele van de rand21. 19 Een
In het licht van enkele feiten die hierboven beschreven zijn, kan de projectie voor de tak “Handel en horeca” in Brussel op een positievere manier geïnterpreteerd worden. Steeds in gedachten houdend dat het slechts om hypothesen gaat – de projectie is immers enkel voor het geheel van de tak opgevat – kan men in de matige groei van de toegevoegde waarde en de zwakke groei van de werkgelegenheid van de tak in het perspectief 2014 een tweeledig fenomeen ontwaren, dat tegelijkertijd gekenmerkt wordt door het voortgezet verval van het belangrijkste element (groothandel) dat onafwendbaar lijkt en door het goed gedrag van de horeca en een aangehouden dynamiek in de kleinhandel. Dit tweede aspect zou positief moeten zijn in termen van jobs van de Brusselaars, wetende dat de horeca en de handel per definitie om laaggeschoolde arbeidskrachten vragen.
verhelderende benadering via werkgelegenheid wordt voorgesteld door F. Gilli in “Cyclicité et géographie de l’emploi francilien entre 1993 et 2004 à la lumière du secteur logistique”, in D.Pumain et M-F. Mattei (eds.), Données Urbaines-5, Economica, 2007 20 Over dit laatste punt, zie bvb. INSEE – Méthodes n°107 (octobre 2004) “Au cœur des échanges : le commerce de gros – 9e séminaire de la Direction des Statistiques d’Entreprises” 21 Dit werd reeds op een meer algemene manier vastgesteld : de stedelijke spreiding lijkt geen beduidende impact te hebben op de gezondheid van de kleinhandel in het stadscentrum. Cfr. Grimmeau et al. “Le commerce dans les grandes villes belges et leur périphérie”, IGEAT – ULB, 2004
38
Nieuwe Gewestelijke Vooruitzichten 2008-2014