3. KORTE GESCHIEDENIS VAN HET INDIVIDU – DE ADOLESCENT
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 3: De adolescent (versie 2011 – augustus)
1
HOOFDSTUK 3: DE ADOLESCENT INHOUDSTAFEL 3.1 Inleiding ......................................................................................................................................................... 3 3.2 Wat wordt bedoeld met de adolescentie?.................................................................................................... 3 3.3 De fysieke ontwikkeling (in ’t kort) ............................................................................................................... 4 3.4 De cognitieve ontwikkeling ........................................................................................................................... 4 3.5 De sociaal- emotionele / Morele ontwikkeling ............................................................................................. 5 3.6 De jongere in de maatschappij ...................................................................................................................... 7 3.7 Conclusie ....................................................................................................................................................... 9 3.8 Bibliografie .................................................................................................................................................. 10
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 3: De adolescent (versie 2011 – augustus)
2
3.1 INLEIDING In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de ontwikkeling van de mentale vermogens en de sociaal- emotionele / morele ontwikkeling van jongeren. Zoals we reeds weten uit onze vorige hoofdstukken vloeien al die boeiende ontwikkelingen op fysiek, psychologisch, neurologisch en genetisch gebied door elkaar en beïnvloeden ze elkaar ook voortdurend. Ook hier snijden we onze proefpersoon (de adolescent) in stukjes: de cognitieve ontwikkeling komt eerst, gevolgd door de sociaal- emotionele ontwikkeling. Die laatste ontwikkeling is erg belangrijk want het staat de jongere toe om zich (ook symbolisch) los te maken van de ouders en een eigen identiteit te ontwikkelen extramuros (buiten de muren van de familie). In laatste instantie bespreken we de invloed van de maatschappij op de ontwikkeling van de jongere. Het begrijpen van een individu kan nooit los staan van de maatschappij als overkoepelende, invloedrijke omgeving. We hopen dat je door het gezicht de puisten kan zien – euh door het bos de bomen. Veel leesplezier!
3.2 WAT WORDT BEDOELD MET DE ADOLESCENTIE? Sociologen, psychologen, fysiologen en zelfs neuro-endocrinologen hebben zich door de jaren heen gebogen over “de adolescentie”. Maar ze zijn het niet allemaal eens met elkaar. De adolescentie als fase is dan ook bijzonder moeilijk af te bakenen. Waar sociologen eerder economische redenen opgeven als het einde van de adolescentie (van huis weggaan, zelf geld verdienen) halen fysiologen eerder de spiergroei en de geslachtsrijping aan als belangrijkste markers. Veel psychologen beschouwen op hun beurt de adolescentie als een overgangsperiode tussen de kindertijd en volwassenheid met als doel ... de ontwikkeling van een stabiele identiteit en het innemen van een verantwoordelijke, maatschappelijke rol. Tot slot beschouwen neuroendocrinologen de adolescentie als een periode waarin nog belangrijke neurologische verbindingen worden gelegd en verfijnd, onder andere op het vlak van planning, flexibiliteit en het inschatten van en reageren op emotionele situaties. Je merkt het al: er kan over gediscussieerd worden. Sociologisch gezien zouden we kunnen zeggen dat de adolescentiefase zich situeert tussen twaalf en achtien jaar, maar door de tendens tot verder studeren kan die makkelijk verlengd worden tot begin twintig jaar. Fysiologisch gezien is het lichaam van een jonge tiener in topvorm op zestienjarige leeftijd. Het is dus niet enkel duidelijk wat de adolescentie nu precies is, het is ook niet duidelijk wanneer die begint en waar die ophoudt. De adolescentie als “fase” in de ontwikkeling van een mens riskeert hierdoor onder de mat geschoven als een simpele overgang tussen kindertijd en volwassenheid. Maar is dat wel zo?
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 3: De adolescent (versie 2011 – augustus)
3
3.3 DE FYSIEKE ONTWIKKELING (IN ’T KORT) Gedurende de eerste jaren van de adolescentie (de puberteit) maken de meeste jongeren een periode van zeer snelle groei door, dit gaat samen met de ontwikkeling van het voortplantingsmechanisme en de secundaire geslachtskenmerken (borstontwikkeling bij meisjes, baardgroei bij jongens, schaamhaar bij beiden). Deze veranderingen voltrekken zich over een periode van zowat twee jaar en eindigen met de eerste menstruatie bij meisjes en het verschijnen van levende zaadcellen bij jongens. Vaak brengt de lichamelijke ontwikkeling ook ongemak met zich mee, zeker wanneer de groei heel snel gaat. De jongere voelt zich niet thuis in zijn eigen lichaam. Dit uit zich soms in wat slungelig, onhandig, plomp gedrag, en het zich ‘geen houding kunnen geven’. Jongeren zijn zeer gevoelig voor opmerkingen over hun lichamelijkheid. Hier tactvol mee omgaan is belangrijk. Dolto (1988) omschrijft de puber (specifiek tussen 11-13 jaar) dan ook als een uiterst gevoelige kreeft die net haar schaal heeft afgeworpen en angstig, lijdzaam en met grote voorzichtigheid afwacht op haar nieuwe 1 bescherming . De klappen die de “kreeft” krijgt op dat beslissende moment kunnen dan ook onuitwisbare sporen veroorzaken die zelfs hun nieuwe schild niet meer zal kunnen verdoezelen. Hoofdzakelijk opmerkingen van leeftijdsgenoten zijn extra kwetsend omdat de adolescent zijn identiteit in eerste plaats bij zijn peers gaat zoeken en niet meer bij de ouders. De ouders blijven wel belangrijk, maar vormen eerder een goede backup.
Niet alle jongeren bereiken de puberteit op dezelfde leeftijd. Het moment van de eerste menstruatie kan liggen tussen 11 en 17 jaar (gemiddeld rond 13 jaar). Ook bij jongens treft men gelijkaardige inter-individuele verschillen aan met betrekking tot het bereiken van seksuele rijpheid, maar gemiddeld zijn zij twee jaar ten achter op meisjes. Deze ‘achterstand’ geldt zowel voor de geslachtsrijpheid als voor de groeispurt. Je ziet dan nog vaak de jongens met de legootjes spelen, terwijl de meisjes dit gedrag al afdoen als kinderachtig en ongewenst.
3.4 DE COGNITIEVE ONTWIKKELING Het lichaam ontwikkelt zich sterk en krijgt stilaan zijn volwassen vormen. Dat gebeurt vaak met horten en stoten, butsen en builen. De adolescent lijkt wel in gevecht met zijn lichaam en heeft het in sommige gevallen gewoonweg niet onder controle. De fysieke ontwikkeling gebeurt niet evenredig, waardoor armen en benen soms vreemde proporties kunnen aannemen. Door de groeispurt kan het ook gebeuren dat het nieuwe lichaam niet optimaal afgeregeld is. Dit veroorzaakt angst en schaamte die bijzonder hevig woedt op de leeftijd tussen de elf en dertien jaar (Dolto). Elke opmerking over hun uiterlijk kan dan inslaan als een bom en hevige brandwonden voor het leven opleveren. Onze jonge kreeft is kwetsbaar hoor! Want samen met deze fysieke ontwikkeling krijgt de adolescent ook steeds betere cognitieve vermogens. Vermogens die kunnen aangewend worden voor constructieve dingen, maar ook voor minder aangename verrassingen kunnen zorgen: een grote schaamte, een slepend schuldgevoel, sterke angsten om niet gewaardeerd te worden, ... De adolescent is meer dan ooit in staat over zichzelf en de ander te reflecteren! 1
“Pour bien comprendre ce qu’est le dénuement, la faiblesse de l’adolescent, empruntons l’image des homards et des langoustes qui perdent leur coquille; ils se cachent sous les rochers à ce moment-là, le temps de sécréter leur nouvelle coquille pour acquérir des défenses. Mais si, pendant qu’ils sont vulnérables, ils reçoivent des coups, ils sont blessés pour toujours, leur carapace recouvrira les cicatrices et ne les effacera pas.” (Dolto, p17).
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 3: De adolescent (versie 2011 – augustus)
4
Volgens Piaget is dit voor de hand liggend omdat het kind aanbeland is in de formeel- operationele periode. In dit stadium leert de adolescent nadenken en analyseren op een wetenschappelijke manier en aan de hand van de wetten van de logica. Hij kan nu rustig reflecteren over complexe onderwerpen, zonder dat daar een concreet of fysiek object voor dient aanwezig te zijn. Kinderen konden zich ook al voorstellingen maken van bijvoorbeeld vriendschap, verdriet, maar dit bleef eerder concreet. Adolescenten kunnen volledige denkpistes en constructies opzetten over moeilijke topics waar ze geen lijfelijke ervaring mee hebben zoals wereldvrede, voedselschaarste, de economische crisis, euthanasie, ... In het extra hoofdstuk over neuro-ontwikkelingspsychologie zien we tenslotte dat de hersenen van adolescenten nog sterke veranderingen doormaken. Het gebied dat zich bezighoudt met hersenstudie in het onderwijs heet educational neuroscience. Deze relatief nieuwe tak binnen de onderwijswetenschappen bestudeert de ontwikkeling en verandering van de hersenen van kinderen tot volwassenen met als doel leerprocessen beter te leren begrijpen en faciliteren. Zo vonden onderzoekers dat sommige hersengebieden nog niet optimaal fijngeregeld zijn. Door veranderingen in de frontale cortex hebben adolescenten aanzienlijk meer problemen met plannen, het stoppen van gedrag en het flexibel wisselen van strategie. Bovendien ontwikkelt het gevoel voor wat beter is op de lange termijn pas op late leeftijd, waardoor je vaak impulsief en onnadenkend gedrag kunt zien bij de adolescenten. Dit risicovolle gedrag toont zich vaak in situaties waarin er een beloning in het vooruitzicht ligt. Het is spannend om met je skateboard van een muurtje te springen of keihard op een voetpad met je brommer te rijden. Door onderzoek weten we dat bij adolescenten alleen de mogelijkheid van dit “belonende” gevoel al genoeg is om het pleziergebied in de hersenen te ontsteken. De beloning hoeft zelfs niet te volgen!
3.5 DE SOCIAAL- EMOTIONELE / MORELE ONTWIKKELING
De adolescent als middelpunt van het universum Adolescenten zijn egocentrisch en denken dat ze voortdurend worden geobserveerd door een imaginair publiek. Ook maken ze persoonlijke fabels waarin de nadruk ligt op hun uniekheid en hun onkwetsbaarheid. Hand in hand met de ontwikkeling van de metacognitie (denken over zichzelf) kan dit leiden tot een sterke gerichtheid op het eigen ik. Hierdoor kunnen ze moeilijk kritiek aanvaarden (in het bijzonder van autoriteitsfiguren) en wimpelen ze die vaak ook snel af. Een vriendschapsbreuk of een relatie die afknapt daarentegen ... dat heeft desastreuze gevolgen en kan zelfs tot regelrechte “warzones” leiden thuis. Het zijn niet meer de ouders die de grote identiteits-ondersteuners zijn ... het zijn de kameraden die de belangrijkste identificatiepunten voor zich nemen! Het verraad van een kameraad is volgens Dolto zowat het ergste wat een puber kan overkomen. Dankzij hun nieuw verworven metagognitieve vaardigheden beelden ze zich snel in dat anderen over hen nadenken en verzinnen ze soms uitgebreide scenario’s over wat anderen denken. Helaas zijn deze scenario’s ook vaak doorspekt met hetzelfde soort egocentrisme als de rest van hun denken. Zo kan een scholiere die in een klas zit er bijvoorbeeld van overtuigd zijn dat de leraar specifiek op haar zit te letten, en kan een tiener tijdens een basketbalwedstrijd gewoon voelen dat iedereen om hem heen naar de puist op zijn kin kijkt. (Feldman, p458). Idolen zijn – zeker in de eerste puberjaren – daarnaast ontzettend belangrijke figuren. Het verafgoden van en fantaseren rond deze figuren is dan ook schering en inslag in deze fase. Die “imaginaire laag” (imaginair omdat
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 3: De adolescent (versie 2011 – augustus)
5
het denkbeeldig is en weinig voeten heeft in de werkelijkheid) werkt beschermend voor de adolescent. Gevaarlijk en verdacht wordt het pas als onze jonge kreeft zich verliest in fantasieverhalen, zonder nog de behoefte te voelen die verhalen ook te gaan aftoetsen aan de werkelijkheid. Hij of zij blijft dan bijvoorbeeld eenzaam achter de computer gekluisterd met immens opgeblazen verwachtingen en verlangens en spreekt weinig of niet meer. Het imaginaire en daardoor sterk verslavende karakter van het internet en de televisie hebben die zaken er niet echt eenvoudiger op gemaakt. Adolescenten creëren tot slot ook persoonlijke fabels. Die fabels zorgen er voor dat adolescenten denken dat zij niet kunnen worden getroffen door de risico’s die anderen bedreigen. Ze menen sneller dat het niet nodig is om een condoom te gebruiken tijdens het vrijen. Veel van het risicovolle gedrag van adolescenten kan worden teruggevoerd op de persoonlijke fabels die zij voor zichzelf creëren. Evolutionair gezien zou je kunnen stellen dat fabels ervoor zorgen dat adolescenten impulsieve risico’s gaan nemen en op die manier zichzelf voorbereiden in de wereld te staan. Een gezonde portie durf en moed zijn namelijk nodig om ergens te geraken in het leven en je weg te vinden in het leven. Zonder die dingen blijf je immers waar je bent en is de kans kleiner dat je geen eigen sociaal netwerk uitbouwt, een partner tegenkomt, ...
De morele ontwikkeling Ook op sociaal- en moreel gebied verandert er veel. Een van de belangrijkste ontdekkingen is ongetwijfeld dat de manier van redeneren over morele situaties nog verandert totdat personen begin dertig zijn. Moreel gedrag wordt in grote mate bepaald door de mate waarin iemand in staat is perspectief te nemen. Wat denkt, ziet of voelt de ander? Rond de leeftijd van elf en twaalf jaar, accepteren jongeren volgens Kohlberg niet langer blind het gezag van een ander of een autoriteit. Ze leren na te denken over wat volgens hen een moreel geaccepteerde handeling is, en zullen niet langer de ouders volgen in hun regels en oordeel. Dit gaat uiteraard gepaard met een groei in cognitieve vermogens en in de mate dat een adolescent contacten opbouwt met leeftijdsgenoten en vrienden. Tot slot wordt deze ontwikkeling uiteraard ook gestuurd door de maatschappij en de media.
Erikson: identiteit versus rolverwarring Laten we tot slot nog even ten rade gaan bij onze vriend Erikson. De adolescent heeft volgens Erikson verschillende rollen. Hij is gehoorzaamheid verschuldigd aan ouders en leerkrachten, maar is misschien ook gezagsfiguur in jeugdbeweging of in een groep leeftijdsgenoten. Het conflict tussen afhankelijkheid en zelfstandigheid kan ook voor rolverwarring zorgen. Identiteit betekent nu dat je, het gevoel hebt dezelfde persoon te blijven ondanks verschillende rollen. De omgeving kan dit proces bemoeilijken of vergemakkelijken.
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 3: De adolescent (versie 2011 – augustus)
6
3.6 DE JONGERE IN DE MAATSCHAPPIJ Voor dit deeltje beroepen we ons op een kritische analyse van Prof. Dr. Jean M. Twenge, een psychologieprofessor uit San Diego. Zij verzamelde onderzoeksmateriaal van maar liefst 1,3 miljoen Amerikaanse jongeren uit zes decennia. Haar boek “Generation Me, Why Today’s Young Americans Are More Confident, Assertive, Entitled – and More Miserable Than Ever Before” is een must-read! Merk op dat het hier gaat om een analyse van de Amerikaanse jeugd en dat we de resultaten niet zo maar kunnen veralgemenen naar onze Vlaamse context. Maar omdat we ook in een maatschappij leven die in stijgende lijn gericht is op consumptie , prestatie en individualiteit denk ik wel dat we enkele parallellen kunnen trekken. We beginnen met te herhalen dat adolescenten van nature nog sterk egocentrisch zijn ingesteld. De klemtoon binnen deze leeftijd ligt hoofdzakelijk op hun eigenste uniekheid. Het is onze hypothese dat de maatschappij de dag van vandaag in al haar hevigheid, hier nog een schepje bovenop kan doen. Tijdens het opvoeden en onderwijzen komen we dan ook meer dan ooit in aanraking met een bijzondere doelgroep: de hyper-narcistische iGeneratie (genoemd naar de iPod, iPhone, ...).
De iGeneratie De iGeneratie wordt in tegenstelling tot de baby boomers (geboren in de jaren 60-70) gekenmerkt door een sterke focus op materialisme. Het bezitten van een dure iPhone, de mooiste schoenen en de uniekste t-shirt is wat nu belangrijk is. Niet enkel meisjes staan uren voor de spiegel, ook jongens zijn in steeds sterkere mate bezig met hun uiterlijke verschijning. Het moto van deze generatie komt hoofdzakelijk neer op plezier maken (de antwoorden zijn gebaseerd op een grootschalige rondvraag bij jongeren door Twenge). De favoriete bezigheden van onze iJongeren zijn televisiekijken en internetten. Als we verder vragen naar de belangrijkste doelen in het leven bij deze nieuwe knapen en meiden dan krijgen we als antwoord vooral “jezelf zijn” en “je goed voelen”. Het uiteindelijke doel van het leven is je dromen volgen en je geluk nastreven. Op zich is deze evolutie niet slecht te noemen, maar ze heeft wel enkele mindere kantjes. Zo ervaren jongeren een bijzonder grote druk en hebben ze aanzienlijk meer angst, faalangst en depressies dan de vorige generaties. Dat is op zijn minst vreemd te noemen, aangezien de vorige generaties vaker te kampen kregen met armoede en zelfs oorlog. Waar de vorige generatie nog opzoek was naar zichzelf, is de huidige generatie “reeds aangekomen”. Wat ik ook doe of wie ik ook ben: “ik, als uniek persoon, ben steeds en overal de moeite waard”. De iG hoeft zich niet langer tot een groep richten omdat ze er al zijn. We hoeven het “zelf” niet op te boenen, omdat we al lang weten dat het blinkend is!”, zegt een andere auteur. Deze focus op het individu hoeft niet onmiddellijk te betekenen dat de jongeren zelfingenomen of verwend zouden zijn. We dienen het eerder te zien als manier om te leven in een wereld met weinig sociale regels en houvast. Het nadeel van deze grootheidswaan is, dat veel kinderen en jongeren zich al fantastisch voelen zonder effectief al iets bewezen te hebben. Een grote golfbeweging binnen de maatschappij, pedagogiek, het onderwijs, ... heeft er immers voor gezorgd dat “alle kinderen goed zijn en iets kunnen”. Maar kan je je afvragen: als iedereen je steeds zegt dat je goed bent ... waarom zou je dan nog een klop uitvoeren? Deze goedbedoelde omgang met kinderen en jongeren heeft dus ook een scherp kantje. Als we leerlingen punten geven louter en alleen om aanwezig te zijn in de les dan verwachten we in feite dat ze niets zullen leren. Zolang ze zich maar goed voelen … Zo schuwen sommige leerkrachten de rode pen tijdens het verbeteren omdat het té beangstigend zou zijn voor de leerlingen. Bullshit.
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 3: De adolescent (versie 2011 – augustus)
7
Door de beperkte mate aan doorzettingsvermogen en discipline en de bijhorende afwezigheid van kansen om te gaan met mislukkingen loopt het vaak verkeerd. Twenge beweert zelfs dat het hebben van een depressie na het middelbaar onderwijs eerder de verplichte passage naar volwassenheid is geworden. Jongeren hebben vaak onrealistische verwachtingen over hun eigen kunnen en hun toekomst. Maar er zijn geen droomjobs voor iedereen. Tenslotte is de concurrentie vaak bikkelhard met keiharde lessen in nederigheid tot gevolg. Een ontelbaar aantal tieners droomt van een carrière als model of verlangt ooit ontdekt te worden op Youtube. Maar de wereld loopt over van het talent ! Ramp! Dus tja, ... waarom zou ik het nog proberen? Een vaak gehoorde klaagzang bij jongeren is dan ook het geen zin heeft “eraan te beginnen, omdat het toch te complex en te moeilijk is”. De maatschappij heeft hierdoor een stuk zijn eigen moedeloosheid gecreëerd. De jonge kreeft trapt in de val en bekijkt zijn idolen op het internet. Verdeeld tussen de keiharde werkelijkheid en de sterke, imaginaire verwachtingen moddert hij wat aan. Vaak leeg, verveeld en uitgeput. De combinatie dus tussen de egocentrische constellatie van de adolescent (gestuwd door de normale psychologische gang van zaken) en de nagenoeg ziekelijke neiging van onze huidige maatschappij met beelden, idolatrie en absurde verwachtingen leidt soms tot een bittere cocktail van angst en moedeloosheid.
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 3: De adolescent (versie 2011 – augustus)
8
3.7 CONCLUSIE De ontwikkeling van het individu in de tienerjaren is niet enkel fysiek of hormonaal van aard. Verschillende processen op sociaal, emotioneel, moreel en cultureel vlak lopen door elkaar. We spreken dan ook niet zozeer over een standaard overgangsperiode, maar een echte transformatie van de wereld van het kind naar die van de volwassene. Die overgang is precair en de adolescent is daarbij het best te omschrijven als een tere kreeft die van schild gaat wisselen. De kloppen die de adolescent kan krijgen in deze periode zijn van grote invloed op de ontwikkeling van zijn zelfbeeld en zelfvertrouwen. Belangrijk hierbij zijn niet zozeer de ouders, maar wel de peers, de gelijken, de kameraden, zowel uit de school als de vriendenkring. Hun aanvaarding en kameraadschap, maar ook hun verraad, getrek en geduw heeft een sterke invloed op onze adolescent. Voorzichtig omspringen met opmerkingen over het uiterlijk is hierbij ontzettend belangrijk. De keuzes die een adolescent maakt proberen verwoorden en erkennen. Leg de klemtoon op verantwoordelijkheid en discussie. Blind gezag werkt vaak averechts. Het is beter om een backup te zijn voor de jongere en hem een stem te geven en daarbij zijn mening niet als kinderlijk of ongewenst te ridiculiseren, maar te erkennen.
3.8 NAWOORD In de twee hoofdstukken die je nu hebt gelezen hebben we geprobeerd een beeld te schetsen van de ontwikkeling van het kind en de adolescent. Het volgende hoofdstuk wordt echter een stukje technischer en handelt over het geheugen. Zonder geheugen is er namelijk geen identiteit en kunnen we ook geen zaken onthouden. De verbanden die we leggen tussen verschillende gebeurtenissen en personen kunnen niet worden bijgehouden. Zonder geheugen is er ook geen verleden en geen toekomst. Tenslotte is het geheugen één van onze belangrijkste werkmiddelen in het onderwijs. De vragen die we stellen zijn onder meer: 1. 2. 3. 4.
Wat is het geheugen? Hoe ontwikkelt zich het geheugen? Waarom onthouden we sommige zaken beter dan andere? Hoe kunnen we de theorie van het geheugen gebruiken om beter te leren?
Houd dus de vorige hoofdstukken in het achterhoofd als je dit nieuwe hoofdstuk zal lezen. Een nieuwe wereld zal voor je opengaan. Voorwaarde is natuurlijk dat je kan verwonderd zijn als een kind! Laat je meedrijven!
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 3: De adolescent (versie 2011 – augustus)
9
3.8 BIBLIOGRAFIE
Crone, E. (2008). Het puberende brein. Over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode van de adolescentie. Uitgeverij Bert Bakker. Depaepe M., Simon F., Van Gorp A. (2004). Paradoxen van de pedagogisering. Handboek pedagogische historiografie. Acco. Leuven. De Wit, G., Van der Veer, G. & Slot, N. W. (2001). Psychologie van de adolescentie, Ontwikkeling en hulpverlening, HB uitgevers. Dolto, F. (1988). La cause des adolescents. Editions Robert Laffont. Kohnstamm, R (1997). Kleine ontwikkelingspsychologie III, de adolescentie, Bohn Stafleu Van Loghum.
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk 3: De adolescent (versie 2011 – augustus)
10