12 mei 2006
B ev i n d i n g en (Behorend bij rapport 2006/230, 27 juni 2006)
Onderzoek uit eigen beweging (artikel 9:26 van de Algemene wet bestuursrecht) naar de uitvoering van de zogenoemde 100%controles op de luchthaven Schiphol en naar de behandeling van personen die als resultaat van zo’n controle als verdachte van drugssmokkel worden aangehouden.
Verantwoordelijke bestuursorganen:
1. de minister van Financiën; 2. de minister van Defensie; 3. de minister van Justitie.
2
INHOUDSOPGAVE
I.
Inleiding................................................................................................................3
II.
Achtergrondinformatie ..........................................................................................7
III.
Formeel kader 100%controles………………………………………………………...11
IV.
De controle door de douane................................................................................ 14
V.
Aanhouding door de douane en overdracht verdachten aan de KMar.................. 34
VI.
Opsporing door de KMar..................................................................................... 39
VII.
Behandeling betrokkenen in het Detentiecentrum SchipholOost......................... 49
VIII. De “zwarte lijst drugskoeriers”............................................................................. 59 IX.
Klachtbehandeling .............................................................................................. 71
X.
De Commissie van Toezicht van het Detentiecentrum SchipholOost .................. 84
XI.
Algemene opmerkingen over de 100%controles ................................................ 86
XII.
Ervaringen reizigers die onderworpen zijn geweest aan een 100%controle op Schiphol ................................................................................. 88
Bijlagen......................................................................................................................... 96
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
3
INLEIDING
I. 1.
De 100%controles en de verantwoordelijke bestuursorganen
In oktober 2003 bood de minister van Justitie de Tweede Kamer de vijfde Voortgangs rapportage drugssmokkel Schiphol aan 1 . In die rapportage gaf de minister aan dat hij een intensivering van de controle en handhavingsinspanningen beschouwde als een aangrij pingspunt voor een scherpe reductie van de drugssmokkel door de lucht. Ter uitwerking van deze voortgangsrapportage is op 10 december 2003 een Handhavingsarrangement gesloten tussen het Openbaar Ministerie te Haarlem, de Koninklijke Marechaussee Schiphol en de Douane West. In dat arrangement zijn de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende bij de controles betrokken diensten beschreven en zijn afspraken vastgelegd over onder andere overdrachtsmomenten en over de sturing bij de controles. In december 2003 is begonnen met het uitvoeren van deze intensieve controles, de zogenoemde 100%controles, van binnenkomende vluchten uit bepaalde landen. Bij een 100%controle worden alle passagiers en de bemanning, alle bagage alsmede de vracht en het vliegtuig zelf systematisch gecontroleerd op de aanwezigheid van drugs. De feitelijke controles worden uitgevoerd door ambtenaren van de Douane. De Douane is onderdeel van het Ministerie van Financiën. In geval van aanhouding wegens verdenking van drugssmokkel wordt de betrokkene door de Douane overgedragen aan ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee (KMar). De KMar is onderdeel van het Ministerie van Defensie. Een daarop volgend opsporingsonderzoek wordt uitgevoerd door de KMar, onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. Na hun aanhouding worden de als verdachte aangemerkte personen overgebracht naar het Detentiecentrum Schiphol Oost. De verantwoordelijkheid voor de verzorging van deze verdachten in het detentie centrum berust bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). De DJI ressorteert evenals het Openbaar Ministerie onder het Ministerie van Justitie. Een en ander betekent dat drie ministeries (Financiën, Defensie en Justitie) nauw zijn betrokken bij de 100%controles en dat elk van die drie ministeries (eind)verantwoordelijk is voor een deel daarvan.
2.
Aanleiding voor onderzoek uit eigen beweging
Sinds de invoering van de 100%controles heeft de Nationale ombudsman van verschil lende kanten signalen ontvangen dat reizigers problemen hebben met de wijze waarop die controles worden uitgevoerd en de wijze waarop aangehoudenen worden behandeld. Verschillende advocaten en organisaties vroegen de Nationale ombudsman om aandacht voor de 100%controles, en een aantal reizigers diende een klacht in naar aanleiding van hun persoonlijke ervaringen met een 100%controle. Een van deze klachten leidde tot een onderzoek dat in januari 2006 werd afgerond met een openbaar rapport 2 waarin de Nationale ombudsman het op de betrokkene toegepaste controlemiddel van lijfsvisitatie met schouwen van de holten van het onderlichaam door de Douane afkeurde (zie verder paragraaf 3 van hoofdstuk II.), Daarnaast hebben enkele Tweede Kamerleden (van de 1
Brief van de minister van Justitie aan de Voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 24 oktober 2003; Tweede Kamer, vergaderjaar 20032004, 28 192, nr. 23. 2 Openbaar rapport 2006/001 d.d. 4 januari 2006; zie www.nationaleombudsman.nl.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
4
SPfractie) bij herhaling kritische vragen gesteld aan de minister van Justitie over de behandeling en de bejegening van personen die bij 100%controles zijn aangehouden (zie verder paragraaf 4 van hoofdstuk II.). Deze signalen hebben de Nationale ombudsman doen besluiten om met gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot onderzoek uit eigen beweging (artikel 9:26 van de Algemene wet bestuursrecht) een onderzoek in te stellen naar de uitvoering van de 100%controles en naar de behandeling van reizigers die in dat kader als verdachte van drugssmokkel worden aangemerkt.
3.
Reikwijdte onderzoek
Het onderzoek van de Nationale ombudsman gaat over het traject dat passagiers van de aan 100%controles onderworpen vluchten doorlopen vanaf het verlaten van het toestel tot aan het moment waarop een eventuele bewaring ingaat. Bewaring van aangehouden personen vindt plaats op bevel van een rechtercommissaris en is daarmee een proces stap die plaatsheeft op basis van een beoordeling door een rechter. Om die reden is het onderzoek van de Nationale ombudsman beperkt tot de fasen die voorafgaan aan een eventuele bewaring. Het onderzoek is niet gericht op de beleidskeuze om op bepaalde vluchten een 100%controle uit te voeren. Het onderzoek betreft de gedragingen ter uitvoering van dat beleid. Vragen omtrent doelmatigheid en effectiviteit van de 100% controles en van de ingezette controle en opsporingsmethoden als zodanig zijn niet in het onderzoek betrokken, evenmin als het opsporings en vervolgingsbeleid als zodanig van het Openbaar Ministerie.
4.
Doel onderzoek
De Nationale ombudsman heeft zich met zijn onderzoek ten doel gesteld om op basis van een beschrijving van de wijze waarop de 100%controles worden uitgevoerd en van de wijze waarop wordt omgegaan met reizigers die worden aangehouden vanwege ver denking van drugssmokkel vast te stellen in hoeverre bij die controles en bij de behan deling van aangehoudenen recht wordt gedaan aan de vereisten van behoorlijkheid die gelden in het verkeer tussen overheid en burgers. In dat verband heeft hij zijn aandacht in het bijzonder gericht op eventuele aanpassingen en wijzigingen die de betrokken ministers sinds de invoering van de controles in december 2003 in het licht van die behoorlijkheidsvereisten hebben doorgevoerd. In zoverre sluit zijn onderzoek aan bij de mededeling van de minister van Justitie van 4 januari 2006 dat voortdurend wordt bezien of bij de uitvoering van de 100%controles nog verbetering kan worden gebracht (zie hierna, onder II.4).
5.
Aanpak onderzoek
Op 4 januari 2006 heeft de Nationale ombudsman de drie betrokken ministers schriftelijk geïnformeerd over zijn besluit om een onderzoek naar de 100%controles in te stellen. Bij brief van 25 januari 2006 is de Nationale ombudsman zijn onderzoek daadwerkelijk begonnen door deze drie ministers een aantal vragen voor te leggen (zie bijlage 2.). Ter illustratie van de signalen die de Nationale ombudsman heeft ontvangen, zijn aan de
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
5
ministers tevens de door mr. H. Gaasbeek, advocaat te Haarlem, opgetekende relazen toegestuurd van drie reizigers die in december 2004, juni 2005 respectievelijk september 2005 op Schiphol onderworpen zijn geweest aan een 100%controle. In het kader van het onderzoek hebben de substituutombudsman en drie onderzoekers van het Bureau Nationale ombudsman in februari en maart 2006 op Schiphol de 100% controle van enkele vluchten uit Paramaribo, Suriname, bijgewoond. Op 22 maart 2006 brachten zij een bezoek aan het Detentie en uitzetcentrum SchipholOost. Op 17 februari 2006 werd een gesprek gevoerd met een man die op 4 juli 2005, na aan komst uit Suriname, in het kader van een 100%controle is aangehouden op verdenking van drugssmokkel. Onderzoekers van het Bureau Nationale ombudsman voerden in februari en maart 2006 gesprekken met ambtenaren van de ministeries van Financiën, Defensie en Justitie. Tijdens die gesprekken kwamen de onderzoeksvragen van de Nationale ombudsman aan de orde. Daarnaast werden interviews gehouden met de klachtencoördinator van het Openbaar Ministerie, met een klachtencoördinator van de DouaneWest, met twee medewerkers van de DouaneWest die zijn betrokken bij de uitvoering van de 100% controles, met de leider van het zogenoemde Veegteam van de KMar en met een mede werker van dat team, met twee privacyfunctionarissen van de KMar, met twee klachten functionarissen van de KMar District Schiphol en de klachtcoördinator bij de Korpsstaf KMar, en met de voorzitter van de Commissie van Toezicht van het Detentiecentrum SchipholOost. Van bedoelde gesprekken en interviews werden verslagen opgesteld, die vervolgens zijn gefiatteerd door betrokkenen. Telefonisch werden aanvullende inlichtin gen ingewonnen bij een hoofd Doorlaatpost van de KMar District Schiphol. Verder waren er contacten met verschillende personen die als reiziger een 100%controle hebben meegemaakt en met hulpverleners, zoals advocaten, die de belangen van reizigers behartigen. Het resultaat van het onderzoek is op 12 mei 2006 als verslag van bevindingen voorgelegd aan de drie betrokken ministers. Hun gezamenlijke reactie daarop, gedateerd 13 juni 2006, gaf aanleiding het verslag op enkele punten aan te passen.
6.
Opzet rapportage
In hoofdstuk II. wordt algemene achtergrondinformatie over de 100%controles gegeven. De eerste paragraaf van dat hoofdstuk bevat een aantal basisgegevens met betrekking tot de 100%controles alsmede een korte beschrijving van het vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie. In paragraaf 2 van dat hoofdstuk wordt ook een aantal kerngege vens over uitgevoerde controles en de resultaten daarvan genoemd. Paragraaf 3 van hoofdstuk II. bevat een beschrijving van de aard van de signalen die de Nationale ombudsman heeft ontvangen over problemen bij de uitvoering van de 100%controles, en in paragraaf 4 wordt aandacht besteed aan vragen die in 2005 vanuit de Tweede Kamer zijn gesteld over de 100%controles. In hoofdstuk III. geeft de Nationale ombudsman een globale beschrijving van de formele bepalingen die een rol spelen bij de uitvoering van de 100%controles (hoofdstuk III., paragraaf 1). In paragraaf 2 van dat hoofdstuk besteedt hij aandacht aan enkele rele vante rechterlijke uitspraken. Paragraaf 3 van hoofdstuk III. bevat een korte beschrijving
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
6
van het rapport van de Nationale ombudsman dat medeaanleiding heeft gevormd voor het starten van dit onderzoek. Hoofdstuk IV. gaat over de controle door de Douane, en hoofdstuk V. over de overdracht van personen die door de Douane zijn aangehouden aan de Koninklijke Marechaussee. In hoofdstuk VI. wordt het optreden van de Koninklijke Marechaussee in het kader van de 100%controles beschreven, waarna in hoofdstuk VII. aandacht wordt besteed aan enkele aspecten van het verblijf van aangehoudenen in het detentiecentrum Schiphol. Hoofdstuk VIII. gaat over de zogenoemde zwarte lijst en hoofdstuk IX. over de behandeling van klachten die samenhangen met de 100%controles. Hoofdstuk X. bevat de informatie die de voorzitter van de Commissie van Toezicht van het Detentiecentrum SchipholOost heeft verstrekt en in hoofdstuk XI. wordt aandacht besteed aan een aantal algemene opmerkingen die vanuit de betrokken ministeries zijn gemaakt over de 100% controles. Hoofdstuk XII bevat een impressie van de signalen van enkele reizigers met betrekking tot de controles. 3 In bijlage 1 staat het juridische kader beschreven en in bijlage 2 zijn de onderzoeksvragen opgenomen.
3
De Nationale ombudsman heeft geen onderzoek gedaan naar de achterliggende klachten en hij geeft daar
ook geen oordeel over.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
7
ACHTERGRONDINFORMATIE
II. 1.
Enkele basisgegevens en het vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie
In december 2003 is de Douane begonnen met het uitvoeren van de 100%controles. In eerste instantie ging het om alle vluchten afkomstig van Curaçao. In de maanden daarop zijn ook alle andere vluchten afkomstig van de Nederlandse Antillen en Aruba en de vluchten afkomstig van Suriname in het controleprogramma opgenomen. Vanaf april 2004 worden ook de vluchten uit Venezuela onderworpen aan een 100%controle. Begin 2006 bedroeg het aantal vluchten dat wekelijks aan een 100%controle werd onderworpen 37. Voor het uitvoeren van deze controles beschikt de Douane over ongeveer 225 formatieplaatsen. Bij de Koninklijke Marechaussee zijn medewerkers voor ongeveer 140 fte belast met activiteiten die aan de 100%controles zijn gerelateerd. Sinds de invoering van de 100%controles tot in april 2006 zijn ruim 8.300 personen aangehouden op verdenking van drugssmokkel. In ruim 2.100 van deze gevallen ging het om een aanhouding op grond van naar achteraf bleek onterechte verdenking van het slikken van bolletjes. De betrokken instanties (Douane, KMar, Openbaar Ministerie) dui den deze categorie aangehouden personen aan met de term “negatieve slikkers”. Sinds het begin van de 100%controles zijn ruim 5.500 personen opgenomen op de zwarte lijst drugskoeriers (zie verder hoofdstuk VIII.). De Koninklijke Marechaussee verstrekte in april 2006 enkele overzichten met basisge 4 gevens. Een van die overzichten bevat gegevens over het aantal gecontroleerde vluchten, het aantal gecontroleerde passagiers en het aantal “zaken” (drugsvondsten c.q. verdenkingen) dat die controles hebben opgeleverd:
Vluchten Passagiers Schiphol waarvan transit passagiers Zaken Passagiers Zaken Vracht
2004 1.641 452.127 130.957 4.499 703
Totaal 2005 1.821 512.519 156.342 2.969 823
2006 467 141.982 43.542 540 280
100% periode 3.971 1.114.387 331.458 8.291 1.807
Ook gaf de KMar een overzicht van de hoeveelheid cocaïne in kilogrammen die in het kader van de 100%controles in beslag is genomen. Omdat per inbeslagneming ofwel een netto ofwel een brutogewicht bekend is, dienen de genoemde netto en de bruto hoeveelheden bij elkaar opgeteld te worden. Dit overzicht luidt als volgt: Totaal 100% periode 2004 2005 2006 24,5 888,6 1.005,6 270,9 2.189,6 313,3 3.785,5 1.387,3 210,4 5.696,5
2003 Cocaïne Cocaïne bruto 4
Emailbericht d.d. 18 april 2006; gegevens ontleend aan “Gezamenlijke weekrapportage Drugs op Schiphol”.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
8
De hoeveelheid cocaïne die in het kader van de 100%controles in beslag is genomen, vormt ruim de helft van de totale hoeveelheid cocaïne (ruim 14.000 kg) die in de betreffende periode op Schiphol in beslag is genomen. Daarnaast verstrekte de KMar een overzicht van het aantal “zaken passagiers”. Dit overzicht luidt als volgt:
Week Koeriers bruto Negatieve Slikkers Koeriers netto Heenzendingen Slikkers Overige koeriers
A B AB
2004 4.499 1.016 3.483 494 2.400 589
Totaal 2005 2969 867 2102 109 1593 400
2006 572 238 334 0 262 72
100% periode 8.323 2.176 6.147 672 4.374 1.101
De KMar wees er op dat als gevolg van het door het Openbaar Ministerie gevoerde opsporingsbeleid in 2004 en in 2005 niet van iedere inbeslagname op Schiphol het exacte gewicht is vastgesteld. Een en ander hangt samen met de door het Openbaar Ministerie vastgestelde vervolgingsgrens. Het hanteren van een dergelijke grens was noodzakelijk in verband met een tekort aan cellen. Gedurende de eerste tijd na het begin van de 100%controles hanteerde het Openbaar Ministerie een grens van 3 kg (netto gewicht). Drugssmokkelaars die op Schiphol met minder 3 kg cocaïne werden betrapt, werden niet strafrechtelijk vervolgd. Wel werd de aangetroffen cocaïne in beslag geno men en werd de naam van betrokkene op de zwarte lijst geplaatst. Per 22 juli 2005 is de vervolgingsgrens verlaagd naar 1.5 kg cocaïne (nettogewicht). In verband met het wel in beslag nemen van aangetroffen cocaïne maar het niet vervolgen van een deel van de smokkelaars werd gesproken van een stofgerichte aanpak. Indien de hoeveelheid aange troffen cocaïne inclusief verpakkingsmateriaal onder de op dat moment geldende grens van 3 respectievelijk 1.5 kg lag, werd er geen nettogewicht bepaald. Per 1 januari 2006 is de als tijdelijke noodmaatregel ingestelde “stofgerichte aanpak” verlaten. Vanaf die datum worden alle drugskoeriers die op Schiphol worden aangehouden in het bezit van verdovende middelen, conform de opnieuw ingevoerde dadergerichte aanpak door het Openbaar Ministerie vervolgd. 5 Omdat in april 2006, toen de KMar de hiervoor weerge geven basisgegevens verstrekte, van een aantal inbeslagnemingen nog geen nettoge wichten waren ontvangen van het Nederlands Forensisch Instituut, bevat ook het over zicht over 2006 zowel bruto als nettogewichten. De KMar gaf voorts aan dat bolletjesslikkers gemiddeld negentig bolletjes in hun lichaam vervoeren. Het grootste aantal dat ooit bij een persoon is aangetroffen, is 269 bolletjes. 6
5 6
Brief van de minister van Justitie aan de Nationale ombudsman d.d. 6 april 2006. Emailbericht d.d. 18 april 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
9
2.
Een beeld van de grieven
De Nationale ombudsman heeft sinds de invoering van de 100%controles een aantal klachten ontvangen over de uitvoering daarvan. Voor een deel gaat het om individuele klachten, voor een deel ook om bundelingen van klachten die door advocaten en door organisaties aan de Nationale ombudsman zijn voorgelegd. Deze klachten betreffen een breed scala aan aspecten van de 100%controles. Samengevat gaat het voornamelijk om de volgende aspecten: tijdsduur; toepassing van lijfsvisitatie; onterechte verdenking van drugssmokkel; bejegening; dienstbetoon; informatieverstrekking; behandeling van aangehoudenen in het Detentiecentrum SchipholOost. Uit de ontvangen signalen blijkt dat bij een aantal betrokkenen het gevoel bestaat dat er sprake is van discriminatie.
3.
Kamervragen
Twee leden van de SPfractie uit de Tweede Kamer stelden op 6 januari 2005 schriftelijk vragen aan de minister van Justitie over de behandeling en de bejegening van personen die in het kader van de 100%controles als verdacht van het slikken van bolletjes worden 7 aangemerkt. Deze vragen betroffen onder andere de behandeling van een reizigster die ten onrechte was aangehouden op Schiphol, het gebruik van de zogenoemde zwarte lijst, de tijd die is gemoeid met de controles en het bieden van compensatie aan personen die achteraf gezien ten onrechte zijn aangehouden. In zijn antwoorden van 14 februari 2005 8 deelde de minister van Justitie mee dat een gezamenlijke werkgroep onderzoek verrichtte naar de mogelijkheden om de wachttijden, voor verschillende stappen in het proces, terug te brengen. Voorts ging hij in op het gebruik van de zwarte lijst. Wat betreft het bieden van compensatie wees de minister op de mogelijkheid een verzoek tot schadevergoeding te doen op grond van de artikelen 89, 591 en 591a van het Wetboek van Strafvordering en op de mogelijkheid de Staat aansprakelijk te stellen wegens het plegen van een onrechtmatige daad. Dezelfde kamerleden stelden op 3 november 2005 opnieuw een aantal vragen over de 100%controles. Onder meer vroegen zij aandacht voor de uitspraken van de rechtbank Haarlem over lijfsvisitatie (zie ook hierna, onder III.2.) en voor de procedure van klacht behandeling. De minister van Justitie antwoordde op 4 januari 2006 9 . In zijn antwoord gaf hij aan dat er drie momenten zijn waarop onderzoek aan of in het lichaam wettelijk is toegestaan, 7
Tweede Kamer, vergaderjaar 20042005, Aanhangsel, 850. Tweede Kamer, vergaderjaar 20042005, Aanhangsel, 925. 9 Tweede Kamer, vergaderjaar 20052006, Aanhangsel, 651. 8
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
10
namelijk in de controlefase op grond van artikel 17 van de Douanewet, in de opsporings fase op grond van artikel 56, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, en bij binnenkomst of bij het verlaten van een penitentiaire inrichting op grond van artikel 29 van de Penitentiaire beginselenwet. Naar aanleiding van de vragen over klachtbehan deling wees de minister erop dat medio 2005 was begonnen met een gecoördineerde behandeling van klachten (zie verder hoofdstuk IX.). In antwoord op de vraag of de minister van mening was dat de 100%controles met de nodige zorgvuldigheid, beleefdheid en het vereiste respect werden uitgevoerd, deelde de minister van Justitie het volgende mee: “…Ik realiseer mij dat de 100%controles een grote impact hebben op de passagiers. De controles zijn echter noodzakelijk om de smokkel van verdovende middelen door de lucht tussen Suriname, de Nederlandse Antillen, Aruba en Venezuela enerzijds en Nederland anderzijds te kunnen bestrijden. Ik ben van mening dat bij de uitvoering van de 100%controles de nodige zorgvuldig heid, beleefdheid en het vereiste respect wordt betracht, hetgeen onverlet laat dat voort durend wordt bezien of hierin nog verbetering kan worden gebracht…”
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
11
FORMEEL KADER 100%CONTROLES
III. 1.
Enkele relevante verdragsrechtelijke en wettelijke bepalingen
De Douane, die valt onder het Ministerie van Financiën, controleert goederenstromen om na te gaan of er (voldoende) belasting is betaald, maar ook om de samenleving en het milieu te beschermen. Alle taken van de Douane die niet zijn gericht op het heffen en innen van belastingen, komen voort uit wetgeving van andere ministeries. Voor de uitvoe ring daarvan worden onderlinge overeenkomsten gesloten. 10 Ambtenaren van de Douane zijn buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) en uit dien hoofde beschikken zij over algemene opsporingsbevoegdheden. Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Voor de opsporing van strafbare feiten wordt onder andere de Koninklijke Marechaussee (KMar) ingeschakeld. Voor zover de KMar strafrechtelijk onderzoek ver richt, gebeurt dat onder het gezag van het Openbaar Ministerie. In de Politiewet 1993 is de uitvoering van de politietaak op de luchthaven Schiphol uitdrukkelijk opgedragen aan de KMar. Een aantal wetten geeft de Nederlandse autoriteiten de bevoegdheid reizigers die Nederland binnenkomen te onderwerpen aan een controle en hen te onderzoeken aan hun bagage, hun kleding en hun lichaam. In de Douanewet zijn de bevoegdheden van de Douane geregeld ter controle op de naleving van wettelijke bepalingen. Zo is in artikel 17 van de Douanewet bepaald dat personen die aanwezig zijn op luchthavens, zijn onder worpen aan lijfsvisitatie door de belastinginspecteur. In artikel 14 van het Communautaire douanewetboek is bepaald dat voor de toepassing van de douanewetgeving elke per soon verplicht is de Douaneautoriteiten alle nodige bescheiden en inlichtingen te ver strekken en in artikel 37 van het Communautaire douanewetboek is bepaald dat alle in het douanegebied van de Europese Gemeenschap binnengebrachte goederen vanaf het ogenblik waarop zij worden binnengebracht aan douanetoezicht zijn onderworpen en dat deze goederen overeenkomstig de geldende bepalingen door de douaneautoriteiten kunnen worden gecontroleerd. In het kader van opsporing kan de officier van justitie op grond van artikel 56, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering in bepaalde gevallen bepalen dat de verdachte in zijn lichaam wordt onderzocht. Artikel 9 van de Opiumwet geeft opsporingsambtenaren de bevoegdheid om personen die worden verdacht van een bij die wet als misdrijf strafbaar gesteld feit aan hun kleding te onderzoeken. Daarnaast zijn er verdragsrechtelijke en grondwettelijke bepalingen, bijvoorbeeld artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 11 van de Grondwet die grenzen stellen aan (de gebruikmaking van) dit soort controle en opsporingsbevoegdheden. Genoemde bepalingen zijn naast een aantal andere relevante wetsartikelen opgenomen in Bijlage 1. Wat betreft de gebruikmaking van controle en opsporingsbevoegdheden spelen voorts verschillende vereisten van behoorlijkheid zoals het evenredigheidsvereiste – een rol. Het zijn deze behoorlijkheidsvereisten waaraan de Nationale ombudsman toetst. 10
Brochure Belastingdienst/Douane, juli 2004. Documentcode: DO 065/1Z*4FD.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
12
2.
Jurisprudentie over lijfsvisitatie in het kader van de 100%controles
In 2005 heeft de rechtbank Haarlem in enkele zaken waarin een betrokkene op grond van de artikelen 89 en 90 van het Wetboek van Strafvordering vanwege onterecht ondergane vrijheidsbeneming na aanhouding op Schiphol op verdenking van drugssmok kel om schadevergoeding had gevraagd, uitgesproken dat de behandeling die betrokke nen op Schiphol hadden ondergaan zeer vernederend was te achten. Deze behandeling bestond uit het moeten bukken ten einde de openingen van het onderlichaam uitwendig te laten bekijken. In verband daarmee kende de rechtbank betrokkenen een hogere dan de normaal toe te kennen vergoeding toe voor hun verblijf in het Detentiecentrum Schiphol. 11
3.
Rapport 2006/001 van de Nationale ombudsman
Op 4 januari 2006 bracht de Nationale ombudsman een rapport uit naar aanleiding van een klacht van een Surinaamse vrouw die in april 2005 bij aankomst op Schiphol in het kader van een 100%controle door de Douane was onderzocht aan haar lichaam. Daarbij moest zij haar ondergoed uittrekken, zij moest zich bukken en ze moest haar anus en vagina opensperren. Volgens de Douane was de controle gebaseerd op artikel 17 van de Douanewet en was die controle op een correcte wijze uitgevoerd. De Nationale ombudsman overwoog in zijn rapport dat eenieder ingevolge de Grondwet en het EVRM recht heeft op onaantastbaarheid van het lichaam, behalve wanneer daar aan in of op basis van de wet beperkingen zijn gesteld. In het Wetboek van Strafvor dering is bepaald dat het uitwendig schouwen van holten en openingen van het onder lichaam een onderzoek is in het lichaam. Zo’n onderzoek mag slechts onder strenge voorwaarden worden uitgevoerd: er moet sprake zijn van een verdachte van een straf baar feit, ten aanzien van wie ernstige bezwaren bestaan, er moet opdracht worden gegeven door de officier van justitie en het onderzoek moet worden uitgevoerd door een arts. De Nationale ombudsman achtte het niet consistent dat iemand die zich op een luchthaven bevindt in het kader van een douanecontrole, zonder dat daarvoor in de wet nadere waarborgen zijn gegeven en zonder dat er sprake is van een verdenking van een strafbaar feit, te maken kan krijgen met een onderzoek, waaraan in het kader van een opsporingsonderzoek ten aanzien van een verdachte juist strikte wettelijke beperkingen zijn gesteld. De Nationale ombudsman concludeerde dan ook dat de klacht, vanwege schending van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam, gegrond was. Aan de – voor de Douane verantwoordelijke minister van Financiën deed hij de aanbeveling te bewerkstelligen dat de instructies inzake lijfsvisitatie op grond van de Douanewet zodanig worden gewijzigd dat onder lijfvisitatie niet wordt verstaan het schouwen van de holten en openingen van het onderlichaam. De staatssecretaris van Financiën liet bij brief van 30 januari 2006 aan de Nationale ombudsman weten dat de aanbeveling was opgevolgd en dat hij de Douane op Schiphol op 5 januari 2006 had geïnstrueerd de bewuste lijfsvisitatie met onmiddellijke ingang te staken. De staatssecretaris voegde daar het volgende aan toe: 11
Rechtbank Haarlem, 4 april 2005, 04/1144 en 10 augustus 2005, 05/33.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
13
“…Ik betreur het overigens dat u het onvoldoende acht dat in instructies waarborgen voor het schouwen voor de douane zijn neergelegd en dat u meent dat daarvoor wette lijke waarborgen nodig zijn. Ook ik vind dat wettelijke waarborgen wenselijk zijn, hoewel juridisch niet vaststaat dat deze noodzakelijk zijn. Momenteel ligt er een wetsvoorstel “Algemene Douanewet” bij de Raad van State, waarin voor de lijfsvisitatie wettelijke waarborgen zijn opgenomen. Het door u bedoelde schouwen zal dan ook tot het moment waarop dit wetsvoorstel van kracht wordt niet langer worden gedaan. Bij de overweging om de aanbeveling op te volgen heeft een grote rol gespeeld het gegeven dat deze vorm van lijfsvisitatie door de douane op Schiphol sinds mei 2005 nog sporadisch werd toegepast, namelijk slechts eenmaal en in het bijzijn van een ver pleegkundige…”
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
14
DE CONTROLE DOOR DE DOUANE
IV. 1.
Inleiding
Een werkgroep van de Douane heeft een werkdocument opgesteld over de 100% controles. Onder het kopje “Bevoegdheden” staat het volgende: 12 “…Ingevolge art. 37 van het Communautaire douanewetboek zijn alle aan boord van het vliegtuig binnengebrachte goederen aan douanetoezicht onderworpen en kunnen deze overeenkomstig de geldende bepalingen door de douaneautoriteiten worden gecontro leerd. Daarbij maakt de douane gebruik van de in hoofdstuk 2, paragraaf 3 van de Douanewet (artikelen 11 t/m 18) voorziene bevoegdheden ter controle op de naleving van wettelijke bepalingen. Bij de 100%controles is het onderzoek door de douane in de eerste plaats gericht op het vinden en het afnemen van de aanwezige cocaïne en secundair op de koerier (…). Het aantreffen en testen van drugs bij passagiers om deze vervolgens in beslag te nemen, staat dus voorop. In verband daarmee maakt de douane dan ook primair gebruik van haar controlebevoegdheden. Dat ingevolge de rechtspraak van het HvJEG (Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap; N.o.)met betrekking tot de invoer van verdovende middelen geen rechten verschuldigd zijn, neemt niet weg dat ook binnengebrachte cocaïne valt onder de goederen die ingevolge artikel 37 CDW (Communautaire Douanewet; N.o.) aan douanetoezicht zijn onderworpen. Dit brengt mee dat de bij artikel 12 Dw (Douanewet; N.o.) gegeven bevoegdheid tot het onder zoeken van goederen, aanwezig op luchthavens, geen uitzondering lijdt met betrekking tot cocaïne…”
2.
De controle van passagiers en van hun handbagage bij de gate
Vluchten die vanuit de Nederlandse Antillen, Aruba, Suriname of Venezuela aankomen op de luchthaven Schiphol zijn opgenomen in het programma van de 100%controles. De toestellen die aan zo’n controle worden onderworpen, komen aan bij de Epier of bij de Gpier. Op beide pieren zijn ruimten ingericht voor het uitvoeren van de controles van de passagiers en van hun handbagage. Daartoe behoren ook afzonderlijke ruimten op beide pieren voor de zogenaamde nadere controle door de Douane. De Koninklijke Marechaussee is niet werkzaam op de Epier. In geval van aanhouding van een reiziger wordt deze door de Douane overgebracht naar de Gpier en aldaar overgedragen aan de KMar. Deze 100%controle door de Douane bestaat uit een reeks van afzonderlijke onderdelen: a. inzet speurhond; 12
Werkdocument van DouaneWest ter ondersteuning van de oplossing voor knelpunten in het controleproces (hierna: het werkdocument).
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
15
b. selectieinterview (toetsing aan slikkerscriteria); c. kledingvisitatie (fouillering); d. handbagage door de Xray; e. visueel onderzoek handbagage; f. lijfsvisitatie (met ontkleding).
Ad a. inzet speurhond: direct na het verlaten van het vliegtuig, aan het begin van of halverwege de slurf, staat een Douaneambtenaar met een aangelijnde hond. Deze hond is getraind in het ruiken van drugs die in handbagage, in de kleding of op het lichaam wordt meegevoerd. Drugs die ín het lichaam zijn verborgen, kunnen door de hond niet worden geroken. Alle reizigers die het vliegtuig verlaten, passeren de hond op korte afstand. Indien deze drugs ruikt, loopt hij met de betrokken reiziger mee of gaat hij, indien de reiziger stilstaat, naast deze reiziger zitten. Het is de bedoeling dat de hond niet blaft, gromt of bijt. Als uit het gedrag van de hond blijkt dat deze drugs ruikt, wordt de betref fende reiziger uit de rij passagiers gehaald en meegevoerd voor nadere controle. De hond wordt beschouwd als hulpmiddel bij de uitoefening van controlebevoegdheden van de Douane.
Ad b. selectieinterview en slikkerscriteria: direct na het verlaten van de slurf komen de reizigers in een ruimte waarin vier plekken zijn ingericht om de reizigers een kort inter view af te nemen. De namen van de betrokken interviewers van de Douane zijn voor de reizigers niet kenbaar. Bij deze gelegenheid wordt aan de reizigers een aantal vragen gesteld en wordt hun verzocht hun paspoort te tonen. Aan de hand van de zogenoemde “slikkerscriteria” bepaalt de Douane of betrokkene kan worden aangemerkt als potentiële slikker. Deze slikkerscriteria zijn opgesteld door het Openbaar Ministerie en worden volgens de betrokken ministeries steeds bijgesteld. Blijkens eerder genoemd werkdocument wordt de bevoegdheid van de Douane om reizigers inzage in het paspoort te vragen, gebaseerd op artikel 14 van het Communautaire douanewetboek. Sinds 1 januari 2006 is de inzage van een identiteitsbewijs expliciet geregeld in artikel 10a van de Douanewet. Indien tijdens het interview blijkt dat iemand voldoet aan een aantal van de criteria wordt hij aangemerkt als een potentiële slikker en wordt hij aan een nadere controle onder worpen. Na het doorlopen van de overige controleprocessen bepaalt de Douane definitief of betrokkene als verdachte van drugssmokkel moet worden aangemerkt. Deze defini tieve beoordeling vindt sinds februari 2006 plaats door een speciaal team. In februari 2006 is dit speciale team, het zogenoemde kwaliteitsteam, opgericht. Het team bestaat uit twaalf Douaneambtenaren die veel ervaring hebben met het interviewen van reizigers. In alle gevallen waarin een ambtenaar van de Douane bij het (eerste) selectie interview aan de hand van de slikkerscriteria meent dat er reden voor aanhouding is, wordt door zo’n ervaren ambtenaar een secondopinion gegeven. Bij dit vervolginterview wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit het eerste interview en van de andere informatie die uit de controle is verkregen. Volgens de Douane is bij elke 100%controle een van de leden van het kwaliteitsteam aanwezig, en is het altijd een van de leden van dit team die namens de Douane besluit over aanhouding. Ook wanneer op basis van het
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
16
eerste interview wordt getwijfeld of betrokkene in aanmerking komt voor aanhouding, 13 wordt de secondopinion van een lid van dit team gevraagd. Indien een reiziger als verdachte wordt aangemerkt, wordt hij door de Douane aange houden en wordt hij vervolgens door de Douane overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee. Bij de selectie van (vermoedelijke) bolletjesslikkers spelen de speurhond, de kledingvisi tatie, het onderzoek van de handbagage en de lijfsvisitatie geen rol. Voor deze categorie drugssmokkelaars vormen de slikkerscriteria het relevante controlemiddel. In het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman heeft de minister van Justitie het lijstje met slikkerscriteria verstrekt. Het gaat om 21 concrete criteria waaraan de Douane in het kader van de 100%controle toetst. Indien een passagier aan vijf of meer van de criteria voldoet, wordt hij als vermoedelijke slikker aangemerkt. Bij de verstrekking van het lijstje met slikkerscriteria wees de minister erop dat hij het met het oog op de effectiviteit van de controles en opsporingsactiviteiten van groot belang acht dat de criteria niet in de open baarheid komen. In verband daarmee verzocht hij om vertrouwelijke behandeling van de criteria. De Nationale ombudsman heeft dit verzoek gehonoreerd. Tijdens de gesprekken die in het kader van het onderzoek zijn gevoerd, zijn de slikkerscriteria herhaaldelijk aan de orde gekomen. Een medewerker van het zogenoemde Veegteam van de Koninklijke Marechaussee wees erop dat men na een lange vliegreis al snel voldoet aan voldoende criteria voor aanhouding. 14 Een klachtcoördinator en twee klachtbehandelaars van de KMar deelden in dit verband het volgende mee: “…Veel klachten gaan over de slikkerscriteria of over de toepassing daarvan. De criteria zelf zijn een zaak van het Openbaar Ministerie, de toepassing daarvan is een zaak van de Douane. Overigens zijn er altijd bedenkingen geweest ten aanzien van de slikkerscri teria. (…) Verder blijven de slikkerscriteria toch wat moeilijk in de praktijk. Een op de drie aanhou dingen blijkt niet tot strafvervolging wegens cocaïneinvoer te leiden. Hoewel er geen cijfers bekend zijn over hoe dit percentage bij andersoortige strafbare handelingen ligt, lijkt dit wel hoog. Je voldoet al snel aan drie of vier criteria. Het Openbaar Ministerie heeft de criteria bedacht en deze worden ook zonodig bijgesteld. Maar het blijft toch vrij subjectief.…” 15 Tijdens de controles die door medewerkers van het Bureau Nationale ombudsman zijn bijgewoond, bleek dat zich al snel rijen wachtenden vormden voor een selectieinterview en dat een deel van de reizigers daardoor enige tijd in de slurf moest wachten. Een teamcoördinator van de Douane bevestigde dat reizigers vaak moeten wachten in de slurf, en dat het daar koud kan zijn. 16
13
Informatie van de Douane tijdens bezoek aan Schiphol op 13 maart 2006. Interview d.d. 3 april 2006. 15 Interview d.d. 31 maart 2006. 16 Interview d.d. 23 maart 2006. 14
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
17
Een lid van het zogenoemde kwaliteitsteam dat de tweede interviews afneemt, deelde in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman het volgende mee over zijn werk: 17 “…Ik ben sinds het begin al betrokken bij de 100%controle. In het begin deed ik vooral de eerste interviews, daarna ook de tweede. Het werk van het tweede interview houdt het volgende in. Eigenlijk stel ik dezelfde vragen nog een keer, ik ga er dieper op in en controleer of de reizigers hetzelfde antwoord geven. Uit de reacties kun je ook wel wat opmaken. Je werkt eigenlijk op basis van je gevoel en van je verstand. Er komt ook ervaring bij. Je leert door de jaren heen. Je krijgt de informatie van het eerste interview, zodat je weet wat de reiziger al gezegd heeft en waarom hij is doorgestuurd. Op grond waarvan ik iemand doorstuurde naar de verdiepte controle is niet zo gemak kelijk aan te geven. Het blijft interpreteren van antwoorden in combinatie met uiterlijke dingen en gevoel. Sinds kort ben ik benoemd tot kwaliteitsfunctionaris bij deze controle. Nu toets ik samen met andere kwaliteitsfunctionarissen alle tweede interviews tijdens de verdiepte controle. Op basis van die toets wordt door ons beslist of iemand wordt aan gehouden of wordt heengezonden. Ik maak het proces verbaal van aanhouding en doe ook de aanhouding. Voor dit specifieke werk van kwaliteitsfunctionaris heb ik een interviewtraining gehad. Iemand van het Schipholteam was bij de opleiding betrokken. Ik werk nu vijf jaar bij de Douane op Schiphol. Het werk van kwaliteitsfunctionaris is intensief dat maakt het wel zwaar. Je moet heel alert zijn. Gemiddeld per vlucht krijg je zeven mensen voor je. De tijd dat je met iemand bezig bent, varieert per persoon. Als je iemand gaat aanhouden, moet je proces verbaal opmaken, dan ben je langer bezig. Je moet hem ook overdragen aan de KMar. Een eerste interview is veel korter. Je moet snel een oordeel hebben. Je moet zo’n 400 reizigers met drie of vier collega’s doen. Pas als je denkt dat er iets is, vraag je door. Bij de meeste weet je dat er niets aan de hand is. (…) Meestal staat een aantal collega’s tegelijk met mij de tweede interviews te doen. Het kan heel druk zijn. Als er twintig mensen de verdiepte controle ingaan, dan redt iemand dat niet alleen. Voorheen deed het Schipholteam de interviews, wij doen het om hen te ontlasten…”
Ad c. kledingvisitatie: kledingvisitatie bestaat uit het aftasten van de kleding van de passagier, ten einde na te gaan of hij in of onder de kleding drugs heeft verborgen. De kledingvisitatie wordt uitgevoerd door een Douaneambtenaar van hetzelfde geslacht als dat van de gecontroleerde persoon. Indien deze kledingvisitatie aanwijzingen oplevert dat betrokkene onder de kleding drugs bij zich draagt, wordt betrokkene overgebracht naar 17
Interview d.d. 23 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
18
de ruimte voor verscherpte controle, en aldaar onderworpen aan een lijfsvisitatie met ont kleding. De bevoegdheid reizigers te onderwerpen aan kledingvisitatie wordt door de Douane gebaseerd op artikel 17 van de Douanewet waarin de bevoegdheid tot lijfsvisi tatie is vastgelegd: “Hieronder (lijfsvisitatie; N.o.) wordt verstaan de bevoegdheid een passagier aan de kle ding of aan het lichaam te onderzoeken”. 18 Het fouilleren vindt plaats in het zicht van de reizigers die in afwachting zijn van een selectieinterview. De leider van het Veegteam van de KMar District Schiphol merkte daarover het volgende op: 19 “Ik heb ook een paar keer gesproken met mensen van het Comité Stop Vernederingen Schiphol en die uitten onder meer hun ongenoegen over het feit dat de fouilleringen open en bloot plaatsvinden. Dat zou toch ook achter een gordijntje of zo kunnen gebeu ren.”
Ad d. controle handbagage via Xray: nadat het selectieinterview is afgenomen en de reizigers zijn onderworpen aan een kledingvisitatie, wordt alle handbagage gecontroleerd met gebruikmaking van Xrayapparatuur.
Ad e. visueel onderzoek handbagage: na controle van de bagage met gebruikmaking van een Xrayapparaat vindt nog een fysieke controle van de handbagage plaats. Deze con trole wordt toegepast op een deel van de reizigers. De selectie wordt deels gebaseerd op een verdacht beeld en deels op een onduidelijk beeld, en vindt deels ook willekeurig plaats. Douaneambtenaren vragen de reizigers die zijn geselecteerd voor deze vorm van controle hun handbagage te openen en onderzoeken vervolgens de inhoud daarvan. Indien één van de vijf hiervoor beschreven controlemiddelen een aanwijzing oplevert dat een reiziger drugs bij zich heeft, wordt hij overgebracht naar een aparte controleruimte voor een nadere controle. In het kader van nadere controle wordt door de Douane soms ook gebruik gemaakt van een aanvullende methode, namelijk die van lijfsvisitatie met ontkleding.
Ad f. lijfsvisitatie met ontkleding: in een aantal gevallen wordt aan reizigers verzocht zich in het kader van de controle geheel te ontkleden. In het betreffende werkdocument van DouaneWest 20 wordt de lijfsvisitatie met ontkleding (m/o) als volgt beschreven: “Lijfsvisitatie m/o behelst het visueel onderzoeken (schouwen) van de ontklede passa gier, in staande houding, met het doel smokkelgoederen te vinden, welke deze onder de kleding verborgen op het lichaam draagt en welke door middel van enkel kledingvisitatie niet of niet afdoende kunnen worden ontdekt.” 18
Eerder bedoeld werkdocument; zie voetnoot 12. Interview d.d. 3 april 2006. 20 Eerder bedoeld werkdocument; zie voetnoot 12. 19
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
19
Ter toelichting op de wenselijkheid gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid van lijfsvisitatie m/o naast kledingvisitatie staat in genoemd werkdocument het volgende: “De kledingvisitatie levert vaak slechts een aanwijzing op dat zich onder de kleding goederen bevinden. Er kunnen ook andere aanwijzingen zijn, dat de passagier cocaïne bij zich heeft (bijv. een reactie van de drugshond), waarbij een kledingvisitatie geen uitsluitsel biedt. Voorts moet bedacht worden dat sommige technieken van body packing (m.n. vloeistof) alleen door visuele waarneming vastgesteld kunnen worden. Voor dergelijke gevallen is het noodzakelijk om de passagier zich geheel te laten ontkleden.” Evenals de bevoegdheid een passagier aan de kleding te onderzoeken, baseert de Douane de bevoegdheid tot lijfsvisitatie met ontkleding op artikel 17 van de Douanewet. In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat lijfsvisitatie geschiedt door personen van hetzelfde geslacht als dat van de persoon die aan lijfsvisitatie wordt onderworpen. In eerder genoemd werkdocument staat in dit verband nog het volgende: “Art. 17 Dw stelt geen andere voorwaarden voor de toepassing dan de bij kleding visitatie al genoemde gelijkheid in geslacht van douaneambtenaar en gecontroleerde. In het Handboek Douane wordt daarenboven voor lijfsvisitatie m/o toestemming van de teamleider verlangd. Lijfsvisitatie m/o is in zijn toepassing voor de betrokken passagier een ingrijpend controlemiddel. In verband daarmee geldt voor de toepassing als aanvullende voor waarde, dat de coördinator van het Schipholteam na toetsen van de aanwijzingen daar voor toestemming geeft. De toetsing geldt als secondopinion van een ervaren en niet direct bij de controle betrokken collega, die aan de hand van de bevonden gegevens opnieuw afweegt of lijfsvisitatie m/o geïndiceerd is. Verder gelden als uitvoeringsvoorwaarden, dat vooraf de passagier over het doel en de wijze van toepassing van de lijfsvisitatie ingelicht wordt en dat het onderzoek plaatsvindt in een afgescheiden ruimte. Tenslotte moeten bepaalde gegevens met betrekking tot de lijfsvisitatie m/o worden vastgelegd in het controleformulier.” In het werkdocument is voorts aangegeven dat bij lijfsvisitatie met ontkleding de volgende gegevens moeten worden vastgelegd op het controleformulier: de toestemming van de coördinator; datum, vluchtnummer, naam visiterende ambtenaar, naam gecontroleerde en het resultaat van de visitatie. Indien bij lijfsvisitatie met ontkleding blijkt dat betrokkene “bodypacker” is (dat wil zeggen, een passagier die drugs aan zijn lichaam meevoert), dan wordt hij eerst met de drugs aan zijn lichaam gefotografeerd. Daarna neemt de Douane de aangetroffen drugs in en weegt en test deze.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
20
Lijfsvisitatie met ontkleding vindt uitsluitend plaats in de gevallen waarin de Douane aan wijzingen heeft dat betrokkene drugs bij zich draagt. Indien een passagier voorafgaand aan de lijfsvisitatie met ontkleding meedeelt “slikker” of “duwer” 21 te zijn, dan wordt hij (na een tweede toetsing door een Douaneambtenaar) aangehouden zonder toepassing van het controlemiddel van lijfsvisitatie met ontkleding. Een passagier die aan de Douane meedeelt bodypacker te zijn, wordt wel onderworpen aan lijfsvisitatie met ontkleding. Lijfsvisitatie met ontkleding vindt altijd plaats in het kader van de zogenoemde nadere controle (ook aangeduid als verdiepte of verscherpte controle). Deze nadere controle wordt uitgevoerd in een afzonderlijke ruimte. Alle reizigers die worden onderworpen aan een nadere controle worden bij binnenkomst in de voor die controle bestemde ruimte eerst door de Douane geregistreerd. Naast eventuele lijfsvisitatie met ontkleding (in een apart hokje) kunnen de eerder toegepaste controlemiddelen – met uitzondering van de inschakeling van de hond – in het kader van de nadere controle opnieuw worden aangewend. Tot begin januari 2006 maakte de Douane in het kader van de 100%controles ook nog gebruik van de mogelijkheid van lijfsvisitatie met ontkleding met uitwendig schouwen van de natuurlijke openingen en holten van het lichaam. Daarbij werd de gecontroleerde opgedragen om zich na ontkleding voorover te buigen waarbij betrokkene doorgaans werd opgedragen om zelf de natuurlijke openingen van het onderlichaam (anus, vagina) zichtbaar te maken. In het werkdocument is aangegeven dat de werkgroep die het document heeft opgesteld een uitvoerige discussie heeft gevoerd over de toepassing van deze variant van lijfsvisitatie, en daarbij als uitgangspunt heeft gehanteerd dat toepassing daarvan niet in strijd is met wettelijke bepalingen. De discussie heeft geleid tot de volgende keuze: “…De modaliteit wordt alleen toegepast in de controlesfeer, indien zonder deze vorm van lijfsvisitatie m/o een bewijsprobleem zou ontstaan…” Ter toelichting staat in het werkdocument het volgende: “…De werkgroep heeft zich hierbij afgevraagd in welke specifieke gevallen de modaliteit om deze reden in de controlesfeer zou moeten plaatsvinden. Op dit moment zijn geen praktijkgegevens voorhanden, waaruit kan blijken om welke specifieke gevallen het daarbij zou kunnen gaan. Enerzijds worden geen cijfers bijge houden van controles zonder positieve bevindingen. Anderzijds zouden van de positieve bevindingen de dossiers op pvniveau doorgenomen moeten worden om conclusies te trekken. Het verdient daarom in ieder geval aanbeveling om in de toekomst zowel vanuit de gegevens van het OM terugkoppeling te verkrijgen over deze specifieke onderzoeks 21
Onder “slikker” wordt verstaan een persoon die drugsbolletjes heeft ingeslikt en in zijn maag darmkanaal meevoert. Een “duwer” heeft drugs verborgen in een of meerdere natuurlijke openingen of holten van zijn lichaam.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
21
vorm, als om zelf specifieke gegevens vast te leggen, die inzicht kunnen geven in de resultaten van de gevallen, waarin de douane de modaliteit zelf heeft toegepast. De werkgroep is van mening dat het in het algemeen de voorkeur heeft om deze vorm van lijfsvisitatie m/o uit te voeren in het Detentiecentrum “Oude Meer”, na aanhouding van de verdachte en dus onder de bevoegdheid en omkleed met de waarborgen van art. 56 Sv. In de praktijk gaat het vrijwel altijd om passagiers, tegen wie reeds voldoende verden king bestaat voor aanhouding: in de voorafgaande controleprocessen is de aanwezigheid van cocaïne (of aanwij zingen daarvoor) geconstateerd; voorafgaand aan de lijfsvisitatie m/o heeft de betrokkene desgevraagd aangegeven dat hij geslikt of geduwd heeft; in sommige gevallen is bij de lijfsvisitatie m/o (zonder het uitwendig schouwen van de natuurlijke openingen en holten van het lichaam; N.o.) geconstateerd dat het om een duwer gaat. Indien er evenwel uit voorgaande controleprocessen onvoldoende grondslag resulteert voor aanhouding van de passagier, terwijl er toch gerede aanwijzingen zijn voor de aan wezigheid van cocaïne, dan acht de werkgroep het van belang dat de modaliteit in de sfeer van de douanecontrole toch kan worden toegepast. In zo’n specifiek geval dient na toetsing van bedoelde aanwijzingen uitdrukkelijk een op toepassing van de modaliteit gerichte toestemming gegeven te worden door de aanwe zige coördinator van het Schipholteam. Voor de invulling van hierbij te hanteren criteria kan gedacht worden aan een positieve, op de passagier gerichte reactie van de hond, in combinatie met bevindingen bij de lijfsvisitatie m/o, welke duiden op de aanwezigheid van cocaïne. (…) Voor wat betreft de uitvoering is extra aandacht voor instructie, training en begeleiding van de betrokken medewerkers gewenst. Tenslotte moeten voortaan gegevens gegenereerd worden voor analyse en effect meting, zodat inzicht en verantwoording over de toepassing verkregen kunnen worden.
Standpunt 4: In beginsel wordt een passagier bij aanleiding voor de modaliteit aange houden en overgebracht naar Detentiecentrum “Oude Meer” om daar onder het regime van art. 56 Sv. deze vorm van lijfsvisitatie m/o te ondergaan. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt de modaliteit in de controlesfeer toegepast. In dat geval is daarvoor uit drukkelijk toestemming van de coördinator van het Schipholteam vereist.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
22
Standpunt 5: Van deze beide procesgangen worden expliciete gegevens vastgelegd m.b.t. toepassing en resultaten, zodat analyse en effectmeting mogelijk worden…” Met ingang van mei 2005 zijn de interne instructies voor de toepassing van lijfsvisitatie met ontkleding en schouwen in die zin aangescherpt dat dit controlemiddel alleen nog mag worden toegepast door een verpleegkundige. De staatssecretaris van Financiën stelde in dat verband het volgende: “…Het kiezen voor een verpleegkundige en niet voor een arts is ingegeven door het feit dat de ervaring leert dat het oproepen van een arts de nodige tijd kan vergen. Hiermee is gekozen voor een evenwicht tussen het tempo van het afronden van de controle en het betrachten van de nodige zorgvuldigheid…” 22 Naar aanleiding van een aanbeveling van de Nationale ombudsman heeft de staats secretaris van Financiën de Douane op Schiphol op 5 januari 2006 geïnstrueerd deze vorm van lijfsvisitatie met onmiddellijke ingang te staken (zie hoofdstuk III, onder 3.). In het kader van het onderzoek verstrekte het Ministerie van Financiën de volgende infor matie over het aantal gevallen waarin in 2005 in het kader van de 100%controles lijfsvisi tatie (met ontkleding) is toegepast: “…Vanaf december 2004 vindt er vastlegging plaats van lijfsvisitatie, vanaf maart 2005 wordt er per maand vastgelegd hoe vaak lijfsvisitatie plaatsvindt. Vanaf december 2004 tot 1 januari 2006 heeft de douane 78 keer lijfsvisitatie toegepast, waarbij er 20 keer is geschouwd. Het aantal passagiers dat in die periode in het kader van de 100%controle 23 is gecontroleerd is meer dan een half miljoen …”
3.
Controle ruimbagage
In het kader van de 100%controles wordt ook alle bagage die uit het ruim van het vlieg tuig komt, onderworpen aan een controle. Dit gebeurt in de bagagekelder van Schiphol. Zowel ruimbagage van passagiers die Amsterdam als bestemming hebben als ruimba gage met een transferbestemming wordt in de 100%controles betrokken. De controles vinden plaats met behulp van de scanapparatuur (Xray) en van een speurhond. Bij aanwijzingen voor de aanwezigheid van drugs (cocaïne) in bagage wordt deze onder verantwoordelijkheid van de hondengeleider in de bagagekelder geopend. Indien cocaïne wordt aangetroffen in de bagage van een reiziger met bestemming Amsterdam, wordt de betreffende bagage weer gesloten en vervolgens “onder toezicht” overgebracht naar de reclaimarea. De bagage wordt aldaar in aanwezigheid van de betrokken passagier aan een nader onderzoek onderworpen. Indien de Douane cocaïne aantreft in de bagage van een transitpassagier wordt de cocaïne in beslag genomen en overgedragen aan de coördinator in de onderzoeksruimte 22
Brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 15 november 2005 in het kader van het onder zoek van de Nationale ombudsman dat heeft geleid tot rapport 2006/001 d.d. 4 januari 2006. 23 Emailbericht van het Ministerie van Financiën d.d. 9 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
23
bij de Gpier. Eventueel wordt daarna nog een nader onderzoek ingesteld naar de in 24 beslag genomen cocaïne. De transitpassagier wordt niet aangehouden.
4.
Controle in de reclaimruimte
Nadat de passagiers hun ruimbagage van de lopende band hebben gehaald, wordt deze ruimbagage met gebruikmaking van de Xray nogmaals gecontroleerd. Een deel van de ruimbagage wordt daarnaast nog aan een fysieke controle onderworpen. Ook hier wordt de selectie deels gebaseerd op een verdacht beeld en deels op een onduidelijk beeld, en vindt die deels ook willekeurig plaats. Indien bij deze controle in de reclaimruimte drugs worden aangetroffen, wordt de betrokken reiziger met zijn bagage overgebracht naar de ruimte voor nadere controle op de Gpier.
5.
Informatieverstrekking aan passagiers
Tot begin 2006 verstrekte de Douane aan reizigers van vluchten die aan een 100% controle waren onderworpen in de reclaimruimte op Schiphol, dus aan het einde van het controletraject, een “flyer” met de volgende inhoud:
24
Mededeling van de Douane tijdens bezoek aan Schiphol op 13 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
24
“Geachte passagier, Als Douane vragen wij uw aandacht voor het volgende. Zoals u wellicht bekend is, worden sommige vluchten naar Schiphol ook gebruikt om verdovende middelen naar Nederland te smokkelen. Om dit tegen te gaan heeft de overheid verschillende maatregelen getroffen. Eén daarvan is een intensievere douanecontrole op deze risicovluchten. Met deze controles wil de Douane met name de smokkel van verdovende maatregelen tegengaan. Hiervoor vragen wij uw begrip. U heeft hier mogelijk persoonlijk hinder van ondervonden. Daar bieden wij u onze excuses voor aan. Algemene informatie kunt u opvragen bij de BelastingTelefoon Douane (…) Belastingdienst/Douane West (…) Voorzitter Managementteam…”
Op de achterzijde van de flyer is dezelfde tekst in het Engels, Papiamento en Spaans weergegeven. In de loop van januari 2006 is de Douane gaan werken met informatiepanelen met teksten en pictogrammen. Deze panelen worden opgesteld in de ruimten (bij de Epier en bij de Gpier) die reizigers betreden bij het verlaten van de slurf, en in de ruimten voor de nadere controle. De Nederlandstalige tekst van de panelen bij de uitgang van de slurf luidt als volgt:
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
25
“ 100% controles van de Douane op Schiphol In verband met de uitvoering van het drugsbeleid van de Nederlandse regering houdt de Douane intensieve controles op zogenaamde risicovluchten: de 100% controles. · U bent reeds gecontroleerd met behulp van drugshonden (afbeelding van hond in slurf waar mensen voorbij lopen). Er vindt nog een aantal andere controles plaats: · Interview (afbeelding douaneambtenaar die reiziger interviewt) · Kledingvisitatie (afbeelding douaneambtenaar die reiziger visiteert aan kleding) · Controle van (hand)bagage (afbeelding handbagage door xray) De Douane is zich ervan bewust dat de controles als belastend kunnen worden ervaren en gaat daarom zo zorgvuldig en zo efficiënt mogelijk te werk. De Douane biedt excuses aan voor het ongemak.”
De Nederlandstalige tekst van de panelen die bij de ingang van de ruimten voor de nadere controle worden opgesteld, luidt als volgt:
“ 100% controles van de Douane op Schiphol
U bent geselecteerd voor nadere controles in het kader van de 100% controles. U levert uw paspoort en reisbescheiden in waarna registratie plaatsvindt. U neemt plaats in de wachtruimte, waar u wordt opgeroepen. De controle vindt plaats in volgorde van binnenkomst.
De nadere controle bestaat uit: Controle van (hand)bagage. Controle van kleding. Indien nodig, kan lijfsvisitatie plaatsvinden.”
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
26
De panelen die op een andere plaats in de ruimten voor nadere controle zijn opgesteld, bevatten de volgende tekst:
“100% controles van de Douane op Schiphol
U bevindt zich in de controleruimte voor de 100% controles. De nadere controle bestaat uit: Controle van (hand)bagage. Controle van kleding. Indien nodig, kan lijfsvisitatie plaatsvinden. Indien u wordt aangehouden, wordt u overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee. Anders kunt u uw weg vervolgen naar de aankomsthal waar uw koffer wordt gecon troleerd.”
Naast de panelen met teksten in het Nederlands, stelt de Douane panelen op met vertalingen in het Engels, Spaans en Papiamento. Volgens het Ministerie van Justitie en het Ministerie van Defensie betekent het op een eerder moment informeren van de rei zigers een verbetering. Daarbij werd erop gewezen dat de aankomsthal voorheen na de aankomst van een risicovlucht bezaaid lag met flyers. 25 Reizigers van wie de bagage in de bagagekelder van Schiphol in het kader van een controle is geopend, worden door de Douane niet geïnformeerd over de opening van hun bagage. 26
6.
Tijdsduur 100%controle
In verschillende verzoekschriften aan de Nationale ombudsman is aandacht gevraagd voor de lange tijdsduur van de 100%controles. In het kader van een onderzoek naar een klacht over die tijdsduur liet de voorzitter van het managementteam van de Belasting dienst/Douane West het volgende weten: 27 “…De verantwoordelijk leidinggevende van de Unit FT passagiers heeft mij het volgende meegedeeld. 25
Gesprek met vertegenwoordigers van de Ministeries van Justitie en van Defensie op 16 maart 2006. 26 Informatie van de Douane tijdens werkbezoek op 10 februari 2006. 27 Brief van de Belastingdienst/Douane West aan de Nationale ombudsman d.d. 24 november 2005, kenmerk 567/5162.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
27
Op vluchtniveau streeft de douane er naar om de tijd die de 100% douanecontrole toevoegt aan het normale afhandelingsproces, te beperken tot 2 uur. Op vluchtniveau wordt de doorlooptijd van de subprocessen door de Douane vast gelegd. Behoudens bijzondere omstandigheden lukt het om op vluchtniveau binnen de gestelde norm van twee uur te blijven…” In het kader van het onderhavige onderzoek werd meegedeeld dat het streven van de Douane erop is gericht de doorlooptijd van het hele proces te beperken tot twee uur, en dat een passagier in principe maximaal twee uur kwijt is, gerekend vanaf het moment van het verlaten van het vliegtuig tot en met het afhalen van de ruimbagage in de reclaim area. Wat betreft de controle bij de gate, het zogenoemde gateproces, werd aangegeven dat daarvoor maximaal één uur staat. Dit betekent dat alle passagiers en hun handbagage binnen een uur na het verlaten van het toestel moeten zijn gecontroleerd. Daarbij werd opgemerkt dat moeilijk is aan te geven hoeveel extra tijd men door een 100%controle gemiddeld kwijt is aangezien deze controle is ingepast in het logistieke afhandelingsproces en in de paspoortcontrole van de Koninklijke Marechaussee. 28 Tijdens de controles die de onderzoekers van de Nationale ombudsman in februari en maart 2006 hebben bijgewoond, bleek telkens dat zich wachtrijen vormden voor de tafeltjes waaraan het eerste interview wordt afgenomen. Door de lengte van deze rijen was een deel van de passagiers gedwongen in de koude slurf te wachten. Ook de teamcoördinator van de Douane met wie werd gesproken, ging op dit aspect 29 in: “…Voor reizigers is het heel vervelend dat ze door de controle moeten wachten. Eerst komen ze uit de slurf en krijgen een interview. Daar ontstaan dan al rijen. In het begin was er de afspraak met de vliegmaatschappijen dat reizigers die slecht ter been waren en ouders met kinderen als eerste uit het vliegtuig kwamen en dat daarna de mensen in groepen van vijftig naar buiten zouden komen. Het is moeilijk gebleken om dit te hand haven. Iedereen wil na de landing zo snel mogelijk het vliegtuig uit. Het blijft lastig. Nu moeten ze vaak wachten in de slurf. Daar kan het koud zijn, dat is niet ideaal...”
7.
Registratie controleresultaten
In het eerder genoemde werkdocument is over de registratie van gegevens het volgende gesteld: “…Uitgangspunt is dat van controles waarbij geen (aanwijzingen voor de aanwezigheid van) drugs worden bevonden, geen gegevens worden vastgelegd. Daarop bestaan twee uitzonderingen: * De passagier gaat als mogelijk malafide passagier naar de ruimte voor nadere controle. Op dat moment wordt een formulier opgemaakt voor het adequaat administre 28
Gesprek op het Ministerie van Financiën d.d. 27 februari 2006 en informatie tijdens bezoek aan Schiphol op 22 maart 2006. 29 Interview met teamcoördinator Douane d.d. 23 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
28
ren van documenten, procesgang etc. Na afloop van de controle zonder resultaat worden vastgelegd: datum, vluchtnummer, naam passagier en de aanduiding “negatief”. * Er wordt een lijfsvisitatie m/o toegepast. Voor de lijfsvisitatie m/o is het een toepassingsvoorwaarde dat daarvoor bepaalde gegevens vastgelegd worden…” In het werkdocument is ook voorgeschreven dat een registratie wordt bijgehouden van alle in de bagagekelder van Schiphol opengemaakte bagage. De hondengeleider is daarvoor verantwoordelijk. Per gecontroleerde vlucht worden de volgende gegevens geregistreerd, ook indien geen drugs worden aangetroffen: datum, vluchtnummer, tagnummer van de onderzochte koffer, bevindingen. In het werkdocument is voorts het volgende uitgangspunt geformuleerd: “…De namen van de controlerende ambtenaren worden niet per controle vastgelegd. Aan de hand van het dienstrooster kan zonodig achteraf worden vastgesteld welke ambtenaren bij een bepaalde vlucht een bepaald controleproces hebben uitgevoerd…” Op verzoek van de Nationale ombudsman verstrekte het Ministerie van Financiën de volgende nadere informatie over de gegevens die per gecontroleerde vlucht worden geregistreerd: 30
“Gegevens van het controleproces per vlucht met betrekking tot het passagiersproces: De volgende gegevens worden vastgelegd: aantallen passagiers, het aantal daarvan dat transfereert, en het aantal no shows (gegevens van de luchtvaartmaatschappij); het aantal verdiepte controles, het aantal aanhoudingen, het aantal keren toepas singen lijfsvisitatie (dit wordt vastgelegd op een verzamellijst met onderliggende for mulieren per vlucht). Van alle personen die voor verdiepte controle zijn geselecteerd wordt vastgelegd: datum vluchtnummer naam geboortedatum. Dat staat op een controleformulier per persoon; deze formulieren worden per vlucht verzameld en voorzien van een verzamellijst. Van de lijfsvisitatie met ontkleding wordt op het controleformulier de toestemming van de “tweede” ambtenaar voor het mogen uitvoeren daarvan vastgelegd, de resultaten van de visitatie, datum en vluchtnummer en naam visiterende ambtenaar en naam gecontroleerde persoon.
30
Emaibericht d.d. 21 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
29
Als er niets wordt bevonden komt de aanduiding N of Neg van negatief op het onder liggende formulier te staan. Dit formulier blijft bij de verzamellijst per vlucht. Als er wel wat wordt bevonden wordt dat aangetekend; mét de vermelding op basis van welk procesonderdeel; vervolgens wordt een procesverbaal opgemaakt. Het controle formulier wordt in dergelijke gevallen in het procesverbaaldossier gevoegd; op de vluchtverzamelstaat wordt een verwijzing naar het procesverbaal gemaakt.
Controle van de koffers met de honden in de bagagekelder. Hondengeleiders moeten bij bevindingen een relaas opmaken. Daarnaast moeten zij van de koffers die open zijn gemaakt maar waarbij geen bevinding is gedaan wél een vastlegging doen, zodat traceerbaar is wat is gecontroleerd door het openmaken van de koffer (per vlucht wordt een overzicht gemaakt van de betreffende claimtagnummers).
Overdracht door douane aan de Koninklijke marechaussee Ten behoeve van de strafrechtelijke afwikkeling: door de douane wordt proces verbaal van aanhouding en bevindingen opgemaakt; daarin wordt de overdracht gerelateerd; bij dit procesverbaal moet tevens (voor zover van toepassing) een kennisgeving van inbeslagname gevoegd worden; en een kopie van het bewijs van ontvangst. Deze drie documenten blijven fysiek bij de smokkelaars en/of de goederen (worden dus mee overgedragen) en beide organisaties houden een exemplaar achter van deze documenten.
Doorlooptijden Doorlooptijden van het proces; dus géén extra tijd van de douane: doorlooptijd gateproces (eerste passagier stapt uit tot laatste passagiers gecon troleerd; richttijd 45 minuten); doorlooptijd reclaimproces (eerste koffer op de reclaimband tot laatste passagier gecontroleerd; richttijd 5 kwartier); doorlooptijd van het totaalproces; (eerste passagier stapt uit tot laatste passagier in reclaim gecontroleerd) met dus als richttijd binnen twee uur op Plaza.”
8.
Faciliteiten op de beide pieren
8.1. Verschillende ambtenaren met wie in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman werd gesproken, maakten opmerkingen over de ruimten waarin de controles van de Douane plaatsvinden. 8.2. Een teamcoördinator van de Douane bij de 100%controles deelde het volgende mee: 31
31
Interview d.d. 23 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
30
“…De 100%controle wordt wel als een zware belasting ervaren. Je moet steeds alles weer opnieuw opbouwen en afbreken voor elke controle. Er is geen pier permanent ingericht voor de controles. De controle gebeurt op de G of de Epier. Het lastige van het werk is ook dat je vaak moet wachten voordat het vliegtuig komt. In de tussenliggende tijd kun je, terwijl er genoeg te doen valt elders, alleen maar afwachten. Dat kan frustrerend zijn. (…) Zo is kort geleden ook de controleruimte op de Epier behoorlijk verbeterd. Op de Gpier is dat nog niet het geval. Daar is op dit moment maar weinig ruimte beschikbaar voor het afhandelen, waardoor ook de privacymogelijkheden beperkter zijn dan op de E pier…” 8.3. Een andere ambtenaar van de Douane, lid van het zogenoemde kwaliteitsteam bij de 100%controles, merkte in dit verband het volgende op: 32 “…Ook zou het een verbetering zijn als we een vaste pier hadden, die er helemaal op ingericht is. Op de Epier is de controleruimte pas verbouwd en voldoet aan alle eisen, maar de Gpier moet wat dat betreft nog onder handen worden genomen. Het is op de Gpier nu toch maar behelpen. Het ziet er niet zo goed uit. Vooral de wachtruimte beneden vind ik niet zo goed. Ook alle energie die gaat zitten in het opbouwen en weer afbreken van alles is zonde…” 8.4. De leider van het Veegteam van de Koninklijke Marechaussee District Schiphol deelde ter zake het volgende mee: 33 “…Een ander punt betreft de inrichting van de Gpier. Ik denk dat die veel beter moet worden ingericht. Het is er rommelig, je wordt er haast depressief van. Er zou een aparte ophoudruimte moeten komen waar mensen na hun aanhouding door de Douane en overdracht aan de KMar zouden moeten kunnen wachten op onze administratieve afhandeling en op vervoer naar SchipholOost. Een fatsoenlijke ruimte met meubilair en een vriendelijke uitstraling, en vooral ook voorzien van een slikkerstoilet. En een scan apparaat. Ik begrijp dat de leiding van de luchthaven hier ook een belangrijke stem in heeft, maar dit soort wensen moet wel worden besproken…” 8.5. Een medewerker van het Veegteam stelde in dit verband het volgende: 34 “…De ruimte waar de verdiepte controle en de overdracht van verdachten door de Douane plaatsvinden, is niet prettig. Er zou een vaste goed ingerichte ruimte beschik baar moeten zijn voor deze taken…” 8.6. Op zowel de Epier als de Gpier zijn in de ruimte voor de nadere controle twee afsluitbare ruimten beschikbaar voor het uitvoeren van lijfsvisitaties met ontkleding. 32
Interview d.d. 23 maart 2006. Interview d.d. 3 april 2006. 34 Interview d.d. 3 april 2006. 33
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
31
Tijdens hun bezoek aan de Epier op 10 februari 2006 stelden de onderzoekers van het Bureau Nationale ombudsman vast dat de visitatieruimten aldaar vuil waren, dat zij slechts waren voorzien van een tafel en dat er geen kledinghaken aanwezig waren. Tijdens een bezoek aan de Gpier op 13 maart 2006 bleek dat de visitatieruimten aldaar zijn voorzien van deuren van een materiaal waardoor de silhouetten van in de ruimte aanwezige personen goed zichtbaar zijn door die deuren. Deze twee visitatieruimten zijn wel voorzien van kledinghaken, maar niet van een tafel.
9.
Aanvullende informatie van twee Douaneambtenaren
De hiervoor al bedoelde ambtenaar van de Douane die als lid van het zogenoemde kwaliteitsteam betrokken is bij de uitvoering van de 100%controles en de ambtenaar van de Douane die als teamcoördinator aan die controles deelneemt, verstrekten in het kader van het onderzoek nog een aantal inlichtingen over verschillende aspecten van hun werk. 35 Het lid van het kwaliteitsteam deelde onder meer het volgende mee: “…Het werk is steeds anders. De manier waarop mensen het spul vervoeren is steeds anders. De reizigers krijgen zelf ervaring, weten hoe een controle in zijn werk gaat. Je moet daarom heel alert blijven. In het begin was het veel makkelijker. De pakkans was groot en de mensen waren verrast door de controle. Nu weet iedereen dat je er staat. Mensen worden scherper en gehaaider. Er zijn nu minder slikkers en meer body packers. Mensen verstoppen het steeds op andere plekken. Dat steeds toch weer te ontdekken dat maakt het werk wel spannend. Terugkoppeling van de controles door de KMar met de bodyscan vonden voorheen plaats als je daar zelf om vroeg. Tegenwoordig wordt dat per dag op standaardlijsten teruggekoppeld. Ik wil zelf ook wel weten wat er met de aangehouden reizigers is gebeurd. Soms zit je er toch naast en dan probeer je te begrijpen waar het mis is gegaan. Deze informatie wordt in interne besprekingen meegenomen. Zoals bijvoor beeld in het overleg van de kwaliteitsfunctionarissen. Een verbetering in het proces zou wat mij betreft zijn dat we in plaats van het tweede interview een scan doen. Dan heb je meteen zekerheid en kun je mensen veel sneller doorsturen. Er is op werkniveau niet veel contact met de KMar. Alleen bij de overdracht. Op hoger niveau zal het er wel zijn. Wij zelf hebben onze eigen taken en weinig overlap met de KMar. Meestal werken mensen zonder problemen mee, ook aan het tweede interview. Heel af en toe gaat er iemand door het lint, maar dat zijn incidenten.
35
Interviews d.d. 23 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
32
Als iemand problemen maakt, leg ik rustig uit waarom de controle plaats heeft en dat hij verplicht is mee te werken. Meestal is er dan geen probleem. Mensen willen zo snel mogelijk naar huis. Een enkele keer blijft iemand problemen maken bij het eerste interview, die gaat dan de verdiepte controle in. Vaak is er dan ook wel wat aan de hand…” De teamcoördinator merkte onder meer het volgende op: “…Voor de Douane was de invoering van de 100%controles best een grote belasting. Deze controle is prioriteit numero één. Alle andere werkzaamheden moeten er voor wijken. Het zware van het werk is ook dat je vaak de controles bij twee vliegtuigen vlak achter elkaar moet doen. Het kan dan gaan om tweemaal 400 passagiers. De kick is wel als je dan inderdaad mensen met cocaïne kunt aanhouden. Het belang van de controles is groot. Als je vandaag zou stoppen, kun je er zeker van zijn dat het morgen weer binnenstroomt. Toen men met de controles begon, werden er eerst vrijwilligers gevraagd. Zelf heb ik me toen niet aangemeld. Later is een hele groep aangewezen om mee te draaien. Aan vankelijk was ik terughoudend, ik houd me liever bezig met het bredere douanewerk. Ik werk nu vijf jaar bij de Douane op Schiphol. Bij de 100%controles ligt er een heel ander accent. Je hebt ook veel meer te maken met fouilleren en dat is voor reizigers belastend maar ook voor het personeel. Het is toch heel intiem dat fouilleren aan de kleding. Nu ik eenmaal meedraai, vind ik het wel goed zo. Je kunt op verschillende plekken in het con troleproces worden ingezet. Als coördinator zet ik mijn mensen zoveel mogelijk in op basis van hun competenties en voorkeur. Zelf heb ik bijvoorbeeld voorkeur om bij de bagageband te staan met de ruimbagage. Op die manier probeer ik de snelheid in het proces te bevorderen. De interviews worden niet door alle douaniers gedaan, daarvoor moet je bepaalde erva ring (minimaal een jaar) en aanleg hebben. Niet iedereen is er geschikt voor en niet iedereen wil het doen. De cocaïnevangst was in het begin enorm. Nu is dat minder. Als coördinator heb ik wel te maken met veel wisselingen binnen het personeel. Er komen veel jonge nieuwe mensen binnen. Deze moeten worden opgeleid. Ze gaan twaalf weken in opleiding, zes weken lopen ze mee met hun mentor en zes weken lopen ze mee met de 100%controle. Ook dit is wel een belasting. Mensen moeten steeds weer geschoold worden. Ze moeten leren hoe ze met de reizigers moeten omgaan, ze moeten zich leren in te leven hoe het is om na een lange vlucht op deze manier gecon troleerd te worden. Ook wordt aandacht besteed aan culturele achtergronden en de impact die een 100%controle kan hebben op een reiziger. Wat betreft nadere scholing heb ik geen wensen. Het meeste haal je uit de praktijk.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
33
Voor reizigers is het heel vervelend dat ze door de controle moeten wachten. Eerst komen ze uit de slurf en krijgen een interview. Daar ontstaan dan al rijen. (…) Toch verloopt de controle over het algemeen goed. Er zijn bijna geen mensen die hun medewerking weigeren. Op werkvloerniveau vindt er geen overleg plaats tussen Douane en de KMar over de 100%controles. Op andere niveaus vindt wel overleg plaats. Wel wordt door de KMar dagelijks met standaardlijsten teruggekoppeld welke aange houden reizigers positief of negatief waren. Zelf houd ik ook bij in hoeverre degenen die ik doorstuur ook worden aangehouden en of er uiteindelijk iets bij ze gevonden wordt. Daar leer je toch weer van en die informatie is ook voor andere collega’s van belang. Als je iemand vindt passen in het slikkersprofiel dan stuur je hem door naar de verdiepte controle. We gaan werken met loopbriefjes. De informatie uit het eerste interview wordt daarop doorgegeven aan degene die het tweede interview doet. Dit kan ook mondeling gebeuren. De kwaliteitsmedewerker doet daarna altijd nog een toets op het tweede interview en doet verder de aanhouding. Hij stelt ook het proces verbaal van aanhou ding op en draagt over aan de KMar. Voor de controle houden we een briefing en meestal vindt na afloop van dienst een debriefing plaats. Dan worden bijzonderheden doorgenomen. Wat ging er mis. Waar moeten op gelet worden. Je moet steeds scherp blijven. Er zijn steeds nieuwe manieren van smokkelen. Ook voor de nieuwe mensen is het belangrijk steeds de gang van zaken te bespreken. Contact met de KMar is er tijdens de uitvoering van de 100%controles niet veel, behal ve bij de aanhouding. De Douane maakt het procesverbaal van aanhouding, de KMar neemt de reiziger over. Er is op operationeel niveau geen structureel overleg met de KMar over de uitvoering van de 100%controle. Niet op ons niveau, wel op hoger niveau De uitvoering van de 100%controles is vanaf het begin een lerend proces geweest, waarbij steeds onderdelen zijn bijgesteld en verbeterd. Eerst namen we bijvoorbeeld de mobiele telefoons in bij de verdiepte controle. Nu vragen we de reizigers hem uit te zetten. Voorheen bekeken we alleen de reisbescheiden. Nu bekijken we ook de pas poorten, dit mag sinds januari 2005 op grond van de Wet op de identificatieplicht. Er wordt nu ook via posters en zo meer informatie verstrekt. Dat voorkomt ook dat mensen gaan klagen. Als ze van te voren weten waarom het is en dat het even duurt, laten ze het meestal gelaten over zich heen komen…”
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
34
V.
AANHOUDING DOOR DE DOUANE EN OVERDRACHT VERDACHTEN AAN DE KMAR
1.
Inleiding
In het eerdergenoemde werkdocument van de Douane is in algemene zin het volgende opgemerkt over de scheidslijn tussen controle en opsporing: “…Uit de jurisprudentie van de H.R. (Hoge Raad; N.o.) kan worden afgeleid, dat bij samenloop van controle en opsporing geen verplichting bestaat om opsporing boven controle te laten prevaleren. Uit het oogpunt van subsidiariteit is het zinvol (zeker bij het massale en sterk gestructureerde proces van de 100%controles) om met toepassing van de controlebevoegdheden eerst zo volledig mogelijk de aanwezigheid van cocaïne vast te stellen. Bovendien strookt deze aanpak met het uitgangspunt van de stofgerichte benadering, waarbij de inbeslagneming van de totale hoeveelheid drugs die zich aan boord bevindt, voorop staat. In een opvolgend stadium wordt de eventuele verdenking ten aanzien van personen geïndividualiseerd en geobjectiveerd. Het onderzoek gaat dus pas over in de opspo ringssfeer, wanneer na afronding van een of meer van de onderdelen van het controle proces ten aanzien van een individuele passagier uit de vastgestelde feiten en omstan digheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit. Daarbij moet erop worden gelet, dat als tijdens het onderzoek controle en opsporing samenvallen, de aan de verdachte toegekende waarborgen (met name het zwijgrecht) in acht genomen worden…” In het Handhavingsarrangement ter uitwerking van de Vijfde voortgangsrapportage staan de verantwoordelijkheden en de taken van de Douane, de KMar en het Openbaar Ministerie in het kader van de 100%controle exact omschreven. Ook worden hier de werkprocessen inclusief het moment van de overdracht van de arrestanten door de Douane aan de KMar na de aanhouding omschreven. .
2.
De feitelijke gang van zaken
De aanhouding Indien de Douane een passagier van een toestel dat is onderworpen aan een 100% controle verdenkt van drugssmokkel, houdt de Douane deze passagier aan. De Douane baseert deze verdenking op de zogenoemde door het Openbaar Ministerie vastgestelde slikkerscriteria zoals hiervoor omschreven in hoofdstuk IV onder 2b of op de vondst van drugs in de bagage of aan het lichaam. Indien de Douane in de reclaimruimte cocaïne in de bagage aantreft, brengt de Douane de passagier en de bagage over naar de Gpier voor nader onderzoek.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
35
Aan de betrokkene wordt op het moment van aanhouding meegedeeld dat hij wordt ver 36 dacht van de invoer van drugs. De overdracht De Douane maakt een procesverbaal van aanhouding op en draagt de betrokkene vervolgens, met zijn hand en ruimbagage, over aan de Koninklijke Marechaussee op de Gpier. De coördinator van het Veegteam van de Koninklijke Marechaussee District Schiphol deelde hierover het volgende mee. 37 “…We hebben ook lange tijd problemen gehad met het aangeleverd krijgen van de ruimbagage van aangehouden personen. Wij nemen alleen nog maar aangehouden personen over met hun bagage en mét eventuele cocaïne, omdat we daar in het verle den veel problemen mee hadden. Dan hadden we de persoon op SchipholOost maar niet zijn bagage. Als we hem dan wilden heenzenden, duurde het vaak heel lang voor dat we de bagage eindelijk hadden. We hebben voet bij stuk gehouden, en nu gaat het veel sneller. De Douane kan binnen een kwartier de ruimbagage uit de kelder of uit de reclaimruimte halen. Op het moment dat verdiepte controle plaatsvindt, zou de bagage van de personen die voor de verdiepte controle in aanmerking komen al geoormerkt moeten worden om te voorkomen dat er oponthoud ontstaat wegens het ontbreken van bagage bij de verdachte…” Indien de aanhouding heeft plaatsgevonden op de Epier, brengt de Douane de betrokke ne eerst over naar de Gpier. Voor dit transport maakt de Douane gebruik van een busje. De KMar neemt de arrestant over van de Douane na controle van de processenverbaal, de in beslag genomen goederen en nadat de bagage compleet is bevonden. Indien de (hulp) officier van justitie (KMar) de gronden onvoldoende acht voor aanhouding wordt de reiziger onmiddellijk heengezonden. De KMar maakt na de overdracht foto’s van elke verdachte met zijn bagage. Deze foto’s worden gevoegd bij het administratieve dossier. Deze foto’s worden gemaakt ter identifi catie en om te voorkomen dat later niet meer te achterhalen is welke bagage bij welke persoon hoort. De tijd dat men wacht op het vervoer benut de KMar om de aangehouden persoon reeds in het Bedrijfsprocessensysteem (BPS) 38 te plaatsen . Ook vindt dan de administratieve voorbereiding voor de plaatsing op de zwarte lijst plaats. 39 Met betrekking tot de inbeslagneming van goederen van aangehouden personen ver strekte de KMar de volgende informatie: 40
36
Artikel 2 Opiumwet. Interview d.d. 3 april 2006. 38 Het BPS vormt een registratie in de zin van de Wet politieregisters. 39 Zie hierna, hoofdstuk VIII. 40 Emailbericht d.d. 16 maart 2006. 37
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
36
“…Inbeslagneming vindt plaats op grond van het gestelde in artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering. Het Openbaar Ministerie beslist op grond van het Wetboek van Strafvordering over teruggave van in beslag genomen goederen. Behoudens (snel) bederfelijke goederen, worden de goederen ingeleverd bij de Beheerder In beslag geno men Goederen en Gelden (BIGG). Deze verzorgt conform het Wetboek van Strafvorde ring zo nodig de teruggave en de deponering c.q. vernietiging. Snel bederfelijke goede ren die in beslag genomen zijn worden op last van de OvJ vernietigd c.q. afgevoerd.” De overdracht na aanhouding aan de hulpofficier van justitie dient zo spoedig mogelijk plaats te vinden. 41 In het Handhavingsarrangement staat vermeld dat deze overdracht binnen een uur dient plaats te vinden. De leider van het Veegteam van de Koninklijke Marechaussee District Schiphol deelde hierover het volgende mee: 42 ∙ “…Een belangrijk knelpunt zit hem in de overdacht van verdachten door de Douane aan de KMar. De Douane houdt aan en maakt procesverbaal. Dat aanmaken van een procesverbaal gaat geautomatiseerd in een Excelbestand. Dat aanmaken van een procesverbaal duurt veel te lang. Wij nemen verdachten pas over als alles compleet is, en dat duurt zo anderhalf uur…” Faciliteiten op de GPier Tijdens het verblijf op de E of Gpier zijn, zoals hiervoor in hoofdstuk IV onder 8 al aan de orde kwam, geen bijzondere faciliteiten voor de opvang van arrestanten. Er is geen aparte ophoudruimte. De reizigers die voor de verdiepte controle zijn geselecteerd en degenen die zijn aangehouden en wachten op de overdracht aan de KMar bevinden zich in één ruimte. Uit de gesprekken met verschillende functionarissen van de Douane en de 43 KMar is naar voren gekomen dat zij deze situatie verre van ideaal vinden. Ook zijn er geen faciliteiten om arrestanten van voedsel en drinken te voorzien. De KMar verstrekt in deze fase alleen zonodig water en geen warme drank, dit ook in verband met de 44 medische risico’s bij bolletjesslikkers. De KMar gaf in het kader van het onderzoek 45 hierover de volgende informatie: “…Op Schiphol, op de Epier en de Gpier zijn geen voorzieningen, alleen een nood toilet. Op SchipholOost zijn alle voorzieningen die bij normale verzorging noodzakelijk zijn. Op SchipholOost is de medische dienst beschikbaar en zonodig ook een GG en GD arts die snel ter plaatse kan zijn. Tevens zijn er zaken om een eventuele reanimatie uit te kunnen voeren (zgn ‘crashkar’). Verder is er medicatie aanwezig en kunnen er laxeermiddelen worden verstrekt indien men dat wenst of medisch noodzakelijk wordt geacht, bijv. bij slechte kwaliteit van de bollen. Bij gebruik van het chemische toilet kan er geen beoordeling worden gemaakt over de verpakkingskwaliteit van de bollen. Zolang dit niet het geval is kan derhalve ook geen 41
Artikel 56 Wetboek van Strafvordering. Interview d.d. 16 maart 2006. 43 Interviews d.d. douane 23 maart 2006 en 3 april 2006. 44 Emailbericht d.d. 16 maart 2006. 45 Emailbericht d.d. 16 maart 2006. 42
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
37
reële inschatting worden gemaakt over de mate van levensbedreiging waarin de koerier verkeert. Pas na het spoelen van de bollen kan daarover een eerste indicatie plaatsvinden…” Na aanhouding stelt de KMar, indien de arrestant dit wenst, zijn familie of kennissen op de hoogte van de situatie. De arrestant mag niet zelf bellen in verband met het lopende onderzoek. De leider van het Veegteam van de Koninklijke Marechaussee District Schiphol deelde hierover het volgende mee: 46 “…Van de mogelijkheid die aangehouden reizigers wordt geboden om afhalers te laten bellen om hen te infomeren over het oponthoud wordt weinig gebruik gemaakt. Ik heb de indruk dat men het niet prettig vindt dat familieleden via de KMar of de Douane geïnformeerd worden…” In het gesprek van 16 maart 2006 werd daar nog de volgende informatie aan toege voegd: 47 “…Men mag/kan bellen met afhalers/familieleden tenzij het onderzoeksbelang zich daartegen verzet. Dit is doorgaans niet het geval bij de 100%controle. Daarnaast krijgt verdachte bezoek van de reclassering en een advocaat die hiervoor zorgt. Men mag tot de aanhouding bij de Douane bellen om afhalers in kennis te stellen van een verlate komst. Na de aanhouding worden de mobiele telefoons in beslag genomen en kan men eventuele afhalers in kennis stellen via een telefoon (eigen telefoon is dan als bewijsmateriaal in belang van het onderzoek in beslag genomen). Negatief aange houden verdachten worden in de gelegenheid gesteld alhier te bellen. Het staat de aan gehouden personen vrij om hun ambassade in kennis te laten stellen. Dit wordt tijdens het strafrechtelijk onderzoek door de KMar ook tijdens het verhoor gevraagd en normaal in het verhoor verwerkt…” Het transport naar het Detentiecentrum SchipholOost De KMar zorgt voor het transport van de arrestanten vanaf de Gpier naar het Detentie centrum SchipholOost. In het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman gaf de KMar de volgende informatie over het vervoer: 48 “…Verdachten worden in ingerichte arrestantenbusjes vervoerd. Kinderen worden in speciaal vervoer vervoerd in verband met de veiligheid. Het vervoer vindt zo spoedig mogelijk plaats. De KMar heeft één arrestantenbus beschikbaar die zo effectief mogelijk wordt ingezet. Een ‘rondje’ Luchthaven naar SchipholOost duurt ca één à anderhalf uur (afhankelijk van het aantal verdachten, in en uitladen pax en bagage etc).
46
Interview d.d. 3 april 2006. Verslag d.d. 16 maart 2006. 48 Emailbericht d.d. 16 maart 2006. 47
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
38
De wachttijd op SchipholCentrum wordt benut om de aangehouden personen reeds in 49 het BPS en RBS te plaatsen zodat als men op SchipholOost aankomt men daar meteen van start kan gaan (tijdbesparende factor). We wachten niet op een volle bus maar kijken wel of dat we een effectieve bezetting, bijvoorbeeld als er op korte termijn nog een of een paar verdachten aankomen en deze binnen 15 à 20 minuten ook vervoersklaar zijn dan wachten we daarop. Dit om te voorkomen dat die personen dan weer onnodig lang moeten wachten. Personen die zijn aangehouden met kinderen hebben absolute voorrang. Na controle van de processenverbaal, de inbeslaggenomen goederen en het afhan delen van de zwarte lijst zal men, indien het vervoer beschikbaar is, ca. binnen 30 à 45 minuten worden vervoerd.”
49
RBS: Recherchebasissysteem, evenals als het BPS een register in de zin van de Wet politieregisters.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
39
VI. 1.
OPSPORING DOOR DE KMAR Inleiding
De KMar verricht het opsporingsonderzoek. De aanhouding vindt plaats op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Wanneer cocaïne is gevonden in de bagage of is meegevoerd aan het lichaam (bodypackers) is de verdenking bevestigd. De arrestant wordt dan zo spoedig mogelijk voorgeleid aan een (hulp) officier van justitie en in verze kering gesteld wegens invoer van drugs. In geval van verdenking van het meevoeren van cocaïne in het lichaam (de slikkers en de duwers) moet onderzoek worden ingesteld om vast te stellen of er reden is voor verdere strafvervolging. Op grond van het Wetboek van Strafvordering heeft de KMar vanaf het moment van aan komst op de plek van verhoor zes uur de tijd voor onderzoek. Binnen dit tijdbestek worden de verdachten voorgeleid aan de (hulp) officier van justitie, die beslist of er grond is voor inverzekeringstelling. De KMar zet in het kader van de 100%controle ook het scanapparaat (röntgenfoto) in om vast te stellen of er sprake is van het slikken of duwen van bolletjes. Door middel van een scan kan op eenvoudige wijze worden vastgesteld of de verdachte bolletjes in het lichaam heeft. Indien dit wordt vastgesteld wordt de verdachte in verzekering gesteld. Een onderzoek met de scan vindt plaats op vrijwillige basis. Indien geen bolletjes worden aangetroffen is de verdenking niet bevestigd en dient de arrestant zo spoedig mogelijk in vrijheid te worden gesteld. Wanneer de arrestant geen scan wil laten maken, blijft hij verdacht en wordt hij ook in verzekering gesteld. De termijn voor inverzekeringstelling bedraagt drie dagen. 50 Volgens de KMar is deze termijn in het algemeen voldoende om drie maal te “produceren”. Deze termijn kan bij dringende noodzakelijkheid eenmaal voor ten hoogste drie dagen verlengd worden. 51 Het kan overigens wel tien dagen duren voordat een slikker alle bolletjes heeft 52 uitgepoept. Indien bij het produceren cocaïne wordt aangetroffen, is het strafbare feit bewezen en wordt de arrestant voorgeleid aan de rechtercommissaris, die beslist over de inbewaringstelling. De KMar is tot het moment van de inbewaringstelling verantwoordelijk voor het strafrech telijk onderzoek.
2.
Onderzoek
Op de vraag van de Nationale ombudsman aan welke onderzoeken de aangehoudenen worden onderworpen voordat een eventuele bewaring begint, deelde de KMar 53 het vol gende mee: 54
50
Artikel 58 Wetboek van Strafvordering. Artikel 58 Wetboek van Strafvordering. 52 Mededeling Medische Dienst tijdens bezoek aan Detentiecentrum Schiphol op 13 maart 2006. 53 De bij brief van 26 januari 2006 door de Nationale ombudsman over dit onderwerp gestelde vragen zijn opgenomen in Bijlage 2, onder III J. 54 Emailbericht d.d. 16 maart 2006. 51
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
40
“…Zonodig voor transport wordt aangehoudene aan een veiligheidsfouillering aan de kleding bij c.q. overbrenging/ophouding onderworpen. Bij de toetsing aanhouding bij de voorgeleiding door de HOvJ, vindt een uitvraag plaats voor vrijwillige medewerking aan het maken van röntgenfoto’s (scan), verhoor door HOvJ bij inverzekeringstelling. Indien er ernstige bezwaren zijn, kan door de opsporingsambtenaar een onderzoek aan de kleding worden ingesteld (art 9 lid 2 Opiumwet). Op last van een (H)OvJ kan bij gerezen ernstige bezwaren een onderzoek aan kleding en of het lichaam worden bevolen of zonodig op last van de OvJ in het lichaam (art 56 Sv). Na overdracht aan DJI doet DJI in samenwerking met de KMar een insluitingsfouillering om van twee naar één fouillering toe te werken (veiligheids en insluitingsfouillering).Dit heeft tevens tot doel om de discussie over de aanwezigheid van waardevolle eigendom men en geldmiddelen te vermijden…” Op 16 maart 2006 verstrekten vertegenwoordigers van het Ministerie van Justitie (Openbaar Ministerie en Dienst Justitiële Inrichtingen) en van het Ministerie van Defensie (Koninklijke Marechaussee) in aanvulling op de schriftelijke informatie van de KMar en van de plaatsvervangend directeur van het Detentiecentrum Schiphol aanvullende infor matie aan de onderzoekers van de Nationale ombudsman. Deze informatie werd door de onderzoekers vastgelegd in een verslag. Met betrekking tot het onderzoek werd de volgende informatie verstrekt: 55 “…Na de overdracht van een verdachte door de Douane aan de KMar vindt een kledingfouillering plaats. Vervolgens wordt een verdachte naar SchipholOost overge bracht alwaar hij aan de hulpofficier van justitie wordt voorgeleid. Daarna kan in het kader van de strafvordering opnieuw onderzoek aan en in het lichaam plaatsvinden. De DJI en KMar werken zoveel mogelijk samen om de stappen in het proces te beperken. DJI kan op grond van de Penitentiaire beginselenwet in het kader van de veiligheid binnen de inrichting onderzoek doen aan het lichaam, waarbij de lichaams holten worden geschouwd. Daarnaast is er, op grond van de PBW, de mogelijkheid tot onderzoek in het lichaam. Hiervoor dient altijd een arts ingeschakeld te worden. Binnen het DC SchipholOost is zo’n inwendig onderzoek echter nimmer voorgekomen. Een medisch onderzoek maakt wel deel uit van het onderzoek door de KMar. Dit medisch onderzoek is een beoordeling van de medische toestand van de verdachte en dient niet het strafvorderlijk onderzoek. Een scanonderzoek wordt uitgevoerd door een daartoe opgeleide verpleegkundige. Bij aangetroffen drugs in de lichaamsholten (duwers) krijgen verdachten gelegenheid om de drugs zelf te verwijderen in plaats van door een arts. Vanuit de PBW is er voor DJImedewerkers geen fysiek contact toegestaan tussen medewerker en verdachte bij het onderzoek aan het lichaam. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door medewerkers van het hetzelfde geslacht. Voor de KMar geldt dat de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan fouillering e.d. dwingend is voorgeschreven…” 55
Verslag van de bespreking d.d. 16 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
41
Op de vraag van de Nationale ombudsman in hoeverre is gewaarborgd dat deze onderzoeken voor betrokkenen op zo min mogelijk belastende wijze plaatsvinden, antwoordde de KMar: 56 “…Er is een rechtsbasis voor de onderzoeken. Alleen indien er een grond aanwezig is worden de noodzakelijke onderzoeken uitgevoerd. De onderzoeken vinden plaats bij mannen door mannen en bij vrouwen door vrouwen en de onderzoeken in het lichaam worden alleen uitgevoerd door een (politie)arts. De veiligheids en insluitingsfouillering worden tegelijk uitgevoerd door DJI en de KMar...” In het hiervoor genoemde gesprek van 16 maart 2006 werd daar nog de volgende infor matie aan toegevoegd: 57 “…Men tracht het aantal stappen in de procedure wel te beperken maar herhaling is noodzakelijk omdat zowel in de controle, na de aanhouding als na de insluiting dient te worden gefouilleerd. Om zaken zo efficiënt mogelijk te laten verlopen, werken DJI en KMar samen...” Over lijfsvisitatie en de inzet van het scanapparaat in het kader van het onderzoek deelde de KMar het volgende mee: 58 “…Verdachte kan op basis van vrijwilligheid na aanhouding meewerken aan een rönt genonderzoek. De bodyscan wordt derhalve gebruikt om de onschuld sneller te kunnen aantonen. Lijfsvisitatie is een controlemiddel en geen opsporingsmiddel en wordt niet door de KMar toegepast. De persoon die wordt verdacht van het inwendig vervoeren van verdo vende middelen wordt in de gelegenheid gesteld om vrijwillig door de scan te gaan. Indien nodig wordt dit met behulp van een tolk gedaan. De persoon moet hiervoor echter wel een verklaring tekenen en wordt eerst medisch onderzocht. De andere wijze waarop in het opsporingsonderzoek wordt vastgesteld of dat men wel en of niet geslikt of geduwd heeft zijn: v.w.b. het ‘slikken’ drie maal het produceren van een ‘voldoende en schone’ ontlasting met een tussentijdse periode van 8 uren en v.w.b. het ‘duwen’ een onderzoek in het lichaam (art 56 Sv op last van een OvJ). M.b.t. de zogenaamde bodypacker is een onderzoek aan de kleding en lichaam toereikend (art 56 Sv op last van een (H)OvJ)...” In genoemd gesprek van 16 maart 2006 werd over de lijfsvisitatie en het gebruik van het scanapparaat nog de volgende informatie verstrekt: 59
56
.Emailbericht d.d. 16 maart 2006. Verslag van de bespreking d.d. 16 maart 2006. 58 Emailbericht d.d. 16 maart 2006. 59 Verslag van de bespreking d.d. 16 maart 2006. 57
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
42
“…De bodyscan is een röntgenologisch onderzoek waarmee kan worden vastgesteld of iemand bolletjes heeft geslikt of geduwd. Het maken van een scan gebeurt altijd op vrijwillige basis. Betrokkene moet daar ook voor tekenen, toestemming wordt gerela teerd in het p.v. en de ondertekende verklaring wordt bij het strafdossier gevoegd. In het algemeen wil men wel een scan. Sommige slikkers weigeren, kennelijk in de hoop dat ze niet worden gesnapt. Een 100%controle betekent uiteraard niet dat ook 100% wordt gevonden. Een weigering kan ook cultureel bepaald zijn. De scan wordt beheerd door de DJI. De verpleegkundigen die de scan bedienen, hebben daar een bijzondere opleiding voor gevolgd. Bij aankomst van een risicovlucht zorgt DJI ervoor dat er deskundig personeel beschikbaar is voor het bedienen van de scan. Tot 23.00 uur kan gebruik worden gemaakt van het apparaat. Zoals al is aange geven, worden er maximaal drie foto’s gemaakt, elk van een ander deel van het af te zoeken gebied, en worden er verder geen opnamen gemaakt wanneer op de eerste foto bollen zijn te zien. Van het resultaat van de scan wordt p.v. opgemaakt, ook indien de conclusie is dat betrokkene niet heeft geslikt of geduwd. De scan staat in het DC SchipholOost. De cellen kunnen worden gebruikt als politiecel, maar ook als cel voor in verzekering gestelden of voor insluiting in het kader van bewaring op bevel van de rechtercommissaris. De hulpovj toetst de aanhouding. Daarna kan een nader onderzoek volgen naar drugs in het lichaam. Als men geen scan wil, betekent dit voor een verdachte van wie achteraf blijkt dat hij daadwerkelijk niet heeft geslikt, dat hij drie keer “schoon moet produceren”. Dit kan enkele dagen duren voordat dat gerealiseerd is. Om aan de bezwaren van de daarmee samenhangende lange tijd van hechtenis tegemoet te komen, is de scan inge voerd. Bij ernstige bezwaren tegen de verdachte kan op grond van het Wetboek van Strafvordering onderzoek aan of in het lichaam plaatsvinden. De scan is geen veiligheidscontrole. De scan is er speciaal voor bolletjesslikkers en duwers. Overigens wordt er binnenkort bij wijze van proef een mobiele scan geplaatst op de luchthaven Schiphol zelf. Als die proef slaagt, kan er veel winst worden geboekt. Aange houden personen die willen meewerken aan een scan behoeven dan immers niet meer naar SchipholOost overgebracht te worden. De wetgeving over straling is in dit verband relevant. De bodyscan ondergaat wettelijke testen die met een wettelijk verplichte periodiciteit uitgevoerd worden door een gecerti ficeerd bedrijf. Hieruit blijkt dat de bodyscan voldoet aan de wettelijk gestelde normen en veilig is voor diegene die gescand wordt. Op basis hiervan dient tevens geoordeeld te worden dat de DJI ruim voldoet aan het beperken van de stralingsbelasting voor te onderzoeken personen zoals vermeld in het Besluit stralingsbescherming. In antwoor den op kamervragen is daar specifiek op ingegaan. Zwangere vrouwen worden niet gescand en gaan ter bescherming het normale “produc tieproces” in…” Een medewerker van het Veegteam van de Koninklijke Marechaussee District Schiphol deelde over zijn ervaring met het gebruik van het scanapparaat nog het volgende mee: 60 60
Interview d.d. 3 april 2006
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
43
“…Verder erger ik mij aan het feit dat verpleegkundigen die de scan bedienen niet altijd bevoegd zijn om de foto’s te beoordelen. De foto’s moeten dan eerst naar een radioloog worden doorgezonden. Dit leidt tot veel onnodige vertraging. Langdurige onzekerheid over de uitslag bepaalt de houding van betrokkene. Je moet ze de kans geven aan te tonen dat ze niet hebben geslikt. Als ze moeten wachten op de scanuitslag, moeten ze terug naar hun cel. Het zou beter zijn als daar een aparte wachtruimte zou komen. Ik herinner mij een voorbeeld tijdens afgelopen Oud en Nieuw. De verpleegkundige die de scan bediende, bleek niet bevoegd te zijn om de foto’s te beoordelen. Er was op dat moment geen specialist beschikbaar om de foto’s te beoordelen. Het gevolg was dat mensen onnodig lang moesten wachten op de uitslag van de scan. Er zou altijd een bevoegd arts ter plaatse moeten zijn om de foto’s te beoordelen…”
3.
Pilot
Eind maart 2006 is gestart met een pilot, waarbij een mobiel scanapparaat geplaatst is op de Gpier. Indien de arrestant na aanhouding aangeeft akkoord te gaan met het maken van een scan, kan dit ter plaatse gebeuren. Ook hier beheert de DJI het apparaat en maakt de medische dienst de scan. Het voordeel daarvan is dat men sneller kan vaststellen of degene die is aangehouden daadwerkelijk een slikker of een duwer is. Indien de arrestant vrijwillig meewerkt aan een scan en schoon bevonden wordt hij onmiddellijk in vrijheid gesteld. Het transport naar het Detentiecentrum SchipholOost is dan niet meer nodig. De leider van het Veegteam van de Koninklijke Marechaussee District Schiphol merkte in dit verband op: 61 “…Door het plaatsen van een mobiele scan kan veel tijd worden gewonnen die nu besteed moeten worden aan het transport van verdachten naar SchipholOost. Een ander aandachtspunt is de tijd die gemoeid is met het terugbrengen van reizigers die na de scan geen slikkers blijken te zijn. Afhankelijk van de beschikbaarheid van een auto kan de wachttijd tot een uur oplopen…” Ook een medewerker van de Douane, tevens lid van het kwaliteitsteam, liet op dit punt weten: 62 “…Een verbetering in het proces zou wat mij betreft zijn dat we in plaats van het tweede interview een scan doen. Dan heb je meteen zekerheid en kun je mensen veel sneller doorsturen…” Tijdens het onderzoek is door het Openbaar Ministerie de mogelijkheid geopperd om voorafgaande aan de eventuele aanhouding reizigers, die worden verdacht van het smokkelen van drugs (slikken of duwen) in de gelegenheid te stellen medewerking te verlenen aan het maken van een scan. Er is op dat moment al een redelijk vermoeden 61 62
Interview d.d. 3 april 2006. Interview d.d. 23 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
44
van schuld. De bestaande bevoegdheid tot aanhouding wordt in afwachting van het mogelijk ontlastende resultaat van de scan niet uitgeoefend. Indien uit de scan blijkt dat betrokkene geen bolletjes in het lichaam heeft, kan hij zijn weg vervolgen. Blijkt dat hij wel bolletjes in zijn lichaam heeft dan wordt hij aangehouden en overgebracht naar het DetentiecentrumSchiphol. Indien hij weigert zijn medewerking te verlenen zal hij eveneens worden aangehouden en overgebracht naar het detentiecentrum.
4.
Indien betrokkenen onschuldig blijken te zijn
Indien het onderzoek van de KMar uitwijst dat de aangehouden persoon geen drugs heeft gesmokkeld of indien de KMar anderszins aanleiding ziet betrokkene niet verder te vervolgen, dient hij te worden heengezonden. 63 Op de vraag welke informatie aan betrokkenen wordt verstrekt en of er een compensatie wordt aangeboden voor het ondergane leed antwoordde de KMar: 64 “…Betrokkenen wordt medegedeeld dat de verdenking tegen hen verder niet meer aanwezig is en dat zij in vrijheid worden gesteld en derhalve niet op de zwarte lijst zullen worden geplaatst. Tevens biedt de KMar namens de KMar en het OM sinds 2 januari jl. middels een folder haar excuses aan voor het ongemak. In deze folder is tevens de verdere gang van zaken uitgelegd en de mogelijkheid tot het indienen van een klacht geboden, waarbij de adressen van de KMar en het OM staan vermeld. De KMar biedt haar excuses aan. Er wordt geen verdere financiële compensatie geboden…” De bedoelde folder draagt het opschrift “U bent aangehouden geweest bij de 100% controles op Schiphol” en is behalve in het Nederlands ook in het Engels, Frans, Spaans en Papiamento beschikbaar. De tekst van de folder luidt als volgt:
63
Percentages aanhoudingen waarbij achteraf gezien geen drugs aanwezig bleken te zijn: 2004: 22,58%; 2005: 29,98%; volgens opgave van de KMar. 64 Emailbericht d.d. 16 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
45
DE 100% CONTROLES OP SCHIPHOL Naar aanleiding van de grote overlast van een aanhoudende stroom van drugskoeriers is besloten om op bestemmingen vanuit zogenaamde risicolanden 100% controles te houden. U bent tijdens een 100% controle door de douane op de luchthaven Schiphol aangehouden terzake ver moedelijke overtreding van de Opium wet en voor nader strafrechtelijk onderzoek overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee. Naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek door de Koninklijke Mare chaussee is de aanvankelijk gerezen verdenking NIET komen vast te staan en wordt u weer in vrijheid gesteld. U zult zo spoedig als mogelijk is worden teruggebracht naar de luchthaven. Als u voldoet aan de voor de inreis in Nederland geldende voorwaarden dan zult u worden afgezet in de reclaimhal van de luchthaven. Indien u nog niet heeft voldaan aan de voorwaarden van inreis in Nederland of u voldoet niet aan de voorwaarden voor inreis in Nederland, dan zult u worden gebracht naar een doorlaat post van de afdeling Grensbewaking van de Koninklijke Marechaussee voor een nadere controle
2006.00003
c.q. zal u de inreis in Nederland wor den geweigerd. Nb: Was uw inreis voorlopig geweigerd in afwachting van het nadere strafrechtelijke onderzoek en voldoet u verder wel aan de voorwaarden van inreis dan zal door de afdeling Grensbewaking de voorlo pige weigering worden geannuleerd. Indien u aan de inreis formaliteiten heeft voldaan of bent u rechtstreeks naar de reclaimhal van de luchthaven Schiphol gebracht dan kunt u daar uw bagage ophalen bij bagageband 19. Indien uw bagage zich niet meer op de bagageband bevindt dan kunt u zich in verbinding stellen: (1) met é én van de dienstdoende douaneamb tenaren die u zullen verwijzen naar de bewaarplaats van uw bagage of (2) naar de balie van uw luchtvaart maatschappij indien uw bagage niet is aangetroffen door de Douane. Andere zaken:
Foto's en vingerafdrukken: Indien van u al foto's en mogelijk een dactyloscopisch signalement (vingerafdrukken) zijn vervaardigd dan zullen deze gegevens worden vernietigd.
Vergoeding van kosten: Indien u door de aanhouding aantoonbare kosten heeft moeten maken dan kunt u deze schriftelijk claimen. In uw brief geeft u aan welke onkosten u heeft moeten maken, voorzien van bewijsstukken van de gemaakte kosten te sturen naar: Parket Haarlem, Postbus 601, 2003 RP Haarlem. Indien u vragen en of klachten heeft over de gang van zaken of over uw behandeling dan kunt u deze zenden naar bovenstaande adressen. Indien uw klacht (ten dele) betrekking heeft op het optreden van de Douane, zullen medewerkers van de KMar of het Parket Haarlem uw klacht naar deze organisatie doorsturen.
Uw persoonsgegevens: deze zullen door de Douane en Koninklijke Marechaussee alleen worden ge bruikt ter verantwoording van uw aan en ophouding.
Zwarte Lijst: Uw persoonsgegevens worden niet op de zogenaamde zwarte lijst vermeld. Indien u alsnog een inzageverzoek wenst te doen, kunt u dit schriftelijk indienen bij: Commandant Koninklijke Mare chaussee t.a.v. de privacyfunctiona ris, Koningin Beatrix Kazerne, Post bus 90615, 2509 LP Den Haag
d e Nat io nale o mb ud sman
46
Aan de betrokkenen wordt de keus gelaten zelf van het Detentiecentrum Schiphol te vertrekken dan wel te wachten op vervoer door de KMar naar SchipholPlaza. Vanwege de slechte bereikbaarheid van het detentiecentrum kiezen de meeste betrokkenen volgens de KMar voor vervoer door de KMar terug naar Schiphol. De leider van het Veegteam van de Koninklijke Marechaussee District Schiphol deelde in dit verband het volgende mee: 65 “…Een probleem is dat wij geen geschikte ruimte hebben om mensen die kunnen wor den heengezonden te laten verblijven. Ze zo naar buiten laten gaan op SchipholOost is ook geen optie, maar je wilt ze ook niet door het proces laten lopen. Daarom sluiten wij ze weer op in een ophoudcel in de Fstraat, in afwachting van vervoer naar Schiphol Plaza. Het is een vervelende situatie, maar het is gewoon niet anders…” Betrokkenen krijgen dan ook de gelegenheid familie en vrienden op de hoogte te stellen van hun vrijlating. Indien zij niet in het bezit zijn van een mobiele telefoon of als deze nog niet terug hebben gekregen, kunnen zij gebruik maken van een telefoon van de KMar. Het kan volgens de KMar wel enige tijd duren voordat de betrokkene weer terug vervoerd wordt naar SchipholPlaza. Sinds begin maart 2006 werkt de KMar met zogenoemde charmeofficieren. Zij hebben de taak de “negatieve slikkers” excuus te maken en informatie te verstrekken. De leider van het Veegteam van de Koninklijke Marechaussee District Schiphol deelde in dit verband het volgende mee: “…De officier van dienst is aangewezen als zogenaamde charmeofficier. Ik ben een van die officieren. Het komt erop neer dat afhankelijk van de beschikbaarheid ik erbij word gehaald als er problemen zijn of dreigen te komen. De functie van de charmeofficier blijkt in de praktijk toch iets tegen te vallen, de mensen begrijpen niet wat de bedoeling is en zien ons meer als een van de andere opsporingsambtenaren. In de praktijk komt het niet over op de burger. Je bent meer een vraagbaak voor de collega’s dan de charmeofficier voor de “klanten”…” Voor personen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben, duurt het oponthoud wat langer. Op het moment dat zij worden aangehouden wordt hun tevens op grond van de Vreemdelingenwet 66 de toegang tot Nederland geweigerd wegens gevaar voor de open bare orde. Een Hoofd Doorlaatpost van de KMar verklaarde in antwoord op de door een medewerker van de Nationale ombudsman gestelde vragen het volgende: 67
“1. Wat gebeurt er met een vreemdeling die op Schiphol wordt aangehouden in het kader van de 100%controle? Deze vreemdeling wordt aan de grens geweigerd op grond van de Vreemdelingenwet wegens gevaar openbare orde. De toelating wordt geweigerd. Het kan zijn dat het Veegteam van de KMar, sinds kort Rechercheteam geheten, met de vreemdeling 65
Interview d.d. 3 april 2006. Artikel 3 Vreemdelingenwet 2000. 67 Verslag van het telefoongesprek d.d. 19 april 2006. 66
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
47
terugkomt als blijkt dat hij niet het strafcircuit ingaat. Hij wordt dan in vrijheid gesteld en door het rechercheteam zo snel mogelijk vanaf SchipholOost naar de Doorlaatpost op Schiphol gebracht. Deze vreemdelingen hebben absolute voorrang. Dan vindt alsnog de toetsing voor toelating plaats, zoals dit bij alle vreemdelingen gebeurt. Gekeken wordt of het paspoort in orde is, of zij een visum hebben indien dit vereist is, of zij over voldoen de financiële middelen beschikken, of zij als ongewenst vreemdeling staan gesignaleerd en dergelijke. Wij noemen het een hertoetsing, maar eigenlijk is het een eerste volledige toetsing.
2. Wordt dat in het SIS systeem geregistreerd? Nee, het SISsysteem is een informatiesysteem, hierin worden geen processen beschreven. Deze informatie slaan we op in het Vreemdelingenbasissysteem (VBS) dat gebruikt wordt door de KMar en de vreemdelingendiensten. Als iemand alsnog wordt toegelaten, wordt dit daarin ook vermeld. Alle stappen staan in dit systeem.
3. Hoe lang duurt een dergelijke toetsing? Niet lang, vijf tot tien minuten als alles in orde is. De post is 24 uur per dag bemand. In de vroege en late dienst zijn er twee Hoofden Doorlaatpost aanwezig, die bevoegd zijn de toetsing te doen. ’s Nachts is er een Hoofd aanwezig, dat is voldoende. Deze mensen hebben voorrang, dus zijn meteen aan de beurt. Het wordt een ander verhaal als zij onder voorwaarde(n) kunnen worden toegelaten. Bijvoorbeeld als er nog een garantstelling moet komen. De garant wordt dan uitgeno digd om naar Schiphol te komen om de garantstelling in orde te maken. Dat kost tijd. De vreemdeling wordt dan verzocht in de Internationale Lounge op Schiphol af te wachten. In zulke gevallen duurt het even lang als bij de normale toelating van vreem delingen. Dit heeft verder niets te maken met de 100%controle. Het heen en weer reizen van SchipholOost naar de doorlaatpost kost natuurlijk wel wat tijd, maar dat geldt voor alle verdachten. Wij hebben in ieder geval geprobeerd zo snel mogelijk de toegang te realiseren vanaf het moment dat zij bij ons worden aangeleverd.
4. Gaat het om veel vreemdelingen per dag? Ja, we hebben er elke dag wel een paar bij zitten. De meesten zijn Surinamer. Ik ken geen aantallen.
5. In welke taal communiceert u met deze vreemdelingen? Gewoon in het Nederlands, de meeste zijn Surinamer. Het is in de praktijk geen pro bleem. We kunnen altijd ook een tolk inschakelen, maar de meeste mensen spreken voldoende Engels.” Over het aantal aanhoudingen van reizigers, die naar later bleek geen drugs in hun lichaam hadden vervoerd, merkte de leider van het Veegteam van de Koninklijke Marechaussee District Schiphol nog het volgende op: 68
68
Interview d.d. 3 april 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
48
“…De hovj, een KMarambtenaar, checkt de rechtmatigheid van de aanhouding. Dit gebeurt nu op SchipholOost. Bij betere voorzieningen zou dit al direct op de Gpier kunnen. Elke week wordt er wel iemand direct heengezonden. De hovj toetst aan de slikkerscriteria, als iemand daar niet meer aan voldoet op het moment dat de hovj hem ziet, wordt hij heengezonden. Het kan best zijn dat zo iemand tijdens de controle wél aan die criteria voldeed. De Douane doet nogal panisch over aanhoudingen. Het aantal aanhoudingen neemt af, maar in verhouding loopt het aantal aanhoudingen van negatieve slikkers fors op. We zitten nu soms op 6070% negatieve slikkers. Deze aanhoudingen zijn niet onrecht matig, maar de verdenking houdt op. Zelf kom ik uit het Schipholteam, en uit ervaring weet ik dat het maanden duurt voordat je het vak beheerst en aan reizigers kunt zien of zij bolletjes hebben geslikt. De mensen die de 100%controles uitvoeren, komen binnen met een heel andere achtergrond, en er is ook onvoldoende tijd om hen goed op te leiden of ervaring te laten opdoen. Dit geldt overigens voor zowel de KMar als de Douane. Het is de keuze van de minister van Justitie om de 100%controles te laten uitvoeren door de Douane, en niet door bijvoorbeeld een gemengd team als het Schipholteam. Ik ben trouwens van mening dat je de controles veel slimmer kunt aanpakken, door meer te variëren en door minder voorspelbaar te zijn…”
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
49
VII. 1.
BEHANDELING BETROKKENEN IN HET DETENTIE CENTRUM SCHIPHOL Inleiding
Na de overdracht door de Douane aan de KMar worden de arrestanten overgebracht naar het Detentiecentrum Schiphol, dat onderdeel uitmaakt van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Zolang de arrestanten nog geplaatst zijn in een politiecel, is de Arrestanten en Passanten Wacht (APW) van de KMar verantwoordelijk voor het toezicht en de verzorging. Na insluiting in het detentiecentrum valt de arrestant voor het toezicht en de verzorging onder de verantwoordelijkheid van de DJI. De KMar zet het onderzoek in de strafprocedure in het detentiecentrum voort. De DJI heeft geen betrokkenheid bij dit onderzoek.
2.
Algemene informatie over het Detentiecentrum Schiphol De plaatsvervangend Locatiedirecteur van het Detentiecentrum Schiphol verstrekte de volgende algemene informatie over het Detentiecentrum Schiphol, voor zover het de verantwoordelijkheid van de DJI betrof: 69 “…Het Detentiecentrum Schiphol (DC Schiphol) is een onderdeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en is gehuisvest op het Justitiële Complex Schiphol te SchipholOost, waar meerdere ketenpartners gehuisvest zijn die onderdeel uitmaken van de aan de luchthaven gerelateerde justitiële keten. Op het complex zijn een Rechtbank, het Openbaar Ministerie (OM), de Koninklijke Marechaussee (KMAR), de Douane en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) aanwezig. Het Justitiële Complex Schiphol is weliswaar op luchthaventerrein gelegen, maar niet gehuisvest op de locatie waar de terminals zijn en reizigers hun 100%controle onder gaan. Reizigers worden pas overgebracht naar het Justitiële Complex Schiphol indien er daadwerkelijk een verdenking en/of bewijs is en men na een verhoor voor een inver zekeringstelling (IVS) in aanmerking komt.
Detentiecentrum Schiphol De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft onder meer het beheer en de verzorging van gedetineerden en de daarbij behorende capaciteit ter verantwoording. DC Schiphol vormt, als onderdeel van DJI, derhalve geen actief onderdeel binnen het proces van de 100%controle. Het DC Schiphol heeft aldus geen betrokkenheid en deel verantwoording betreffende strafrechtelijke en opsporingsprocessen aangaande de 100%controles. Als gevolg hiervan is er geen personeel van het DC Schiphol aanwezig bij de processen op de luchthaven…”
69
Brief d.d. 24 februari 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
50
3.
Verblijfsomstandigheden
Met betrekking tot de verblijfsomstandigheden liet de plaatsvervangend directeur van het Detentiecentrum Schiphol het volgende weten: 70 “…Verdachten van drugssmokkel op het lichaam of in de bagage worden tijdens hun IVSperiode geplaatst in een politiecel, waar de Arrestanten en Passanten Wacht (APW) van de KMAR het toezicht op uitoefent. Deze politiecellen bevinden zich op het Justitiële Complex Schiphol te SchipholOost. Verdachten van het slikken van bolletjes worden, pas nadat zij formeel in verzekering gesteld zijn, uiteindelijk ingesloten op het Detentiecentrum. Welke zich ook bevindt op het Justitiële Complex Schiphol te SchipholOost. De verzorging en het toezicht op slikkers wordt uitgeoefend door het personeel van DJI. Pas vanaf dit moment begint de verantwoording van het DC Schiphol op de gebieden van toezicht en verzorging. Het proces op het slikkertoilet, dat eveneens plaats vindt op dezelfde afdeling, valt niet onder de verantwoording van DJI. Daar dit een opsporingstaak is blijft dit een verant woording voor de KMAR, die het slikkertoilet dan ook bemant. Het DC Schiphol heeft een uitgebreid scala aan voorzieningen op het gebied van ver zorging. Zo kent het slikkerregime vanwege de grote medische risico's het hoogste niveau van medisch toezicht binnen het gevangeniswezen. Zo is er 24 uur per dag een gespecialiseerde verpleegkundige met een intensive care en/of ambulancestatus aan wezig om direct in te kunnen grijpen zodra een bolletje knapt of gaat lekken, hetgeen de dood tot gevolg kan hebben. Vanwege het voorgaande ondergaat iedere persoon die binnenkomt dan ook een medische controle om de gezondheidsrisico’s en mate van medische begeleiding te bepalen. Aan het DC Schiphol zijn dientengevolge huisartsen, psychologen, tandartsen en psychiaters verbonden. Tevens is er twee dagen per week een pastor voor de gees telijke verzorging aanwezig, die in voorkomend geval collegae van andere overtuigingen inschakelt. De voorzieningen qua faciliteiten en activiteiten voldoen aan de Penitentiaire Beginselen Wet (PBW), met dien verstande dat er beperkingen zijn voor IVSgestelden en slikkers. De IVSgestelden, niet zijnde slikkers, vallen niet onder de PBW, daar zij nog arrestant zijn. Zij vallen onder de regeling politiecellen. Hiervoor is de APW van de KMAR verant woordelijk. Voor slikkers geldt dat, zolang zij nog bolletjes in het lichaam hebben, er beperkende maatregelen gelden. Deze omstandigheden zijn benodigd als gevolg van het feit dat de verdachten het bewijs (de bolletjes) nog in het lichaam hebben en er grote medische 70
Brief d.d. 24 februari 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
51
risico's aan deze wijze van drugssmokkel kleven. Zodra er geen sprake meer is van bollen in het lichaam krijgen zij weer alle rechten en plichten conform de PBW. Het DC Schiphol is bestemd voor detentie van volwassenen. Meereizende minderja rigen komen dan ook niet onder verantwoording van DC Schiphol. Zij vallen onder ver antwoording van de KMAR. Zoals gezegd valt het DC Schiphol onder de PBW. Als gevolg hiervan is er een Commissie van Toezicht (CvT), die toezicht houdt op de bejegening en de wijze van de ten uitvoerlegging van de detentie conform de PBW. De CvT is een onafhankelijke commissie en bezoekt wekelijks de vleugels waar gedeti neerden zijn ingesloten en handelt klachten van gedetineerden af. De CvT heeft een maandelijks overleg met de directie van het DC Schiphol. Boven de CvT staat de Raad van Strafrechttoepassing en Jeugddetentie (RSJ). Deze onafhankelijke raad rapporteert aan de Minister van Justitie. Daarnaast oefent de Inspectie voor de Gezondheidszorg toezicht uit op de medische verzorging aan de gedetineerden. Tot op heden waren de rapporten gekwalificeerd met zeer goed. DJI is verantwoordelijk voor de voeding van de gedetineerden. Er is drie maal daags een maaltijd, bestaande uit een koude maaltijd als ontbijt, een warme maaltijd tijdens de lunch en een koude maaltijd in de avond. Deze maaltijden voldoen allen aan richtlijnen qua hoeveelheid, gewicht, kwaliteit en voedingswaarde. Slikkers krijgen extra voeding om te bevorderen dat bolletjes het lichaam zo snel moge lijk te verlaten. Dit om de termijn van medische risico’s te verkorten. Gedurende het verhoor en het proces voorafgaand aan de overdracht aan DJI is de KMAR verantwoordelijk voor het verstrekken van voeding. Zij betrekken deze voeding van DJI…” Met betrekking tot het verblijf van de arrestanten in het Detentiecentrum Schiphol merkte de KMar nog het volgende op: 71 “…Er is een speciale kinderkamer en er zijn speciaal opgeleide rechercheurs. De kin deropvang wordt overgenomen door een particuliere organisatie die aangewezen is door de Raad van Kinderbescherming, indien de ouders moeten blijven. Er is een Commissie van Toezicht van DJI op SchipholOost die toeziet op de voorzie ningen en daarnaast worden de voorzieningen dagelijks bekeken door het kader en het afdelingsmanagement. Tevens worden, na gebleken noodzaak, procedures aangepast c.q. bijgesteld…” Op 16 maart 2006 verstrekten vertegenwoordigers van het Ministerie van Justitie (Openbaar Ministerie en Dienst Justitiële Inrichtingen) en van het Ministerie van Defensie (Koninklijke Marechaussee) in aanvulling op de schriftelijke informatie van de KMar en 71
Emailbericht d.d. 16 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
52
van de plaatsvervangend directeur van het Detentiecentrum Schiphol met betrekking de verblijfsomstandigheden de volgende informatie aan de onderzoekers van de Nationale ombudsman: 72 “…Het DC Schiphol heeft een uitgebreid scala aan voorzieningen op het gebied van verzorging. Zo kent het slikkersregime vanwege de grote medische risico’s het hoogste niveau van medisch toezicht binnen het gevangeniswezen. Zo is er 24 uur per dag een gespecialiseerde verpleegkundige met een IC en/of ambulancestatus aanwezig om direct te kunnen ingrijpen zodra ene bolletje knapt of gaat lekken. Men is goed bekend met intoxicatieverschijnselen. Dit moet ook wel, want er zijn in 2005 in totaal 130 zieken huisopnames geweest. In die zin is dit wel een speciaal detentiecentrum; de medische voorzieningen zijn van een veel hoger niveau dan in een reguliere inrichting. Soms worden mensen wat langer vastgehouden in verband met hun gezondheid of veiligheid. Het kan gebeuren dat iemand toch nog bolletjes in zijn lichaam heeft en dat deze toch nog knappen. In beginsel zouden ze na drie keer ontlasting clean moeten zijn, maar ze zijn dat niet altijd. Dat kan een gevaar opleveren, hoe langer die bolletjes in het maagzuur e.d. drijven hoe groter de kans op knappen. Wat betreft de veiligheid hebben zich hier nare situaties voorgedaan. Er zijn drugskoeriers die vanaf Schiphol werden ontvoerd en na bedwelming opengesneden. Soms wordt er een tijd slecht verpakkingsmateriaal gebruikt en knappen of lekken er bij verschillende koeriers op een dag bolletjes, dit met alle gezondheidsgevaren van dien. Kinderen moeten binnen zes uren worden overgedragen aan Jeugdzorg. Er zijn geen gevallen bekend van drugssmokkel door kinderen onder de 12 jaar. Vanaf 12 jaar gebeurt het incidenteel wel. Er is een keer een jongen van 14 jaar aangehouden. Deze minderjarigen krijgen dezelfde behandeling na aanhouding, totdat ze schoon zijn. Dan kunnen ze worden overgedragen. Er wordt door DJI gewerkt conform de PBW. Door de aanwezige situatie van een hoog medisch risico zijn er wel beperkingen opgelegd aan de slikkers. Tevens staat de hygiëne hoog in het vaandel bij DJI. Om die reden krijgt iedere slikker die in verzekering wordt gesteld kleding van de inrichting. Voor personeel kan het werk op SchipholOost heel belastend zijn, daarom wordt er veel gerouleerd bij de KMar. Zo staat men bijvoorbeeld maximaal twee uur achtereen achter de spoelmachine, daarna gaat men weer een tijd de verhoren doen. De Commissie van Toezicht komt eenmaal per twee weken langs, en bezoekt de afde lingen, spreekt gedetineerden en personeel, en handelt klachten af. Er wordt zowel gelet op de omstandigheden van het personeel als van de gedetineerden. Er is overi gens niet maar één soort regime in de inrichting. De status van de aanwezige afdelin gen en cellen is verschillend. Daarnaast kan iedere cel worden aangemerkt als politiecel of cel voor bewaring, afhankelijk van het regime dat op betrokkene van toepassing is. De KMar verstrekt alleen water, geen warme dranken. Op de Gpier verstrekt de KMar betrokkenen helemaal niets. De KMar kan eten bestellen bij DJI als het onderzoek lang duurt en de aangehoudene er om vraagt. Dan komt er brood. Eigenlijk wordt er geen voedsel verstrekt tot na de scan e.d., dit om medische redenen.
72
Verslag van het gesprek d.d. 16 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
53
DJI is verantwoordelijk voor de voeding van de gedetineerden. Er is drie maal per dag een maaltijd, bestaande uit een koude maaltijd als ontbijt, een warme maaltijd tijdens de lunch en een koude maaltijd in de avond. Deze maaltijden voldoen alle aan richtlijnen qua gewicht, kwaliteit en voedingswaarde. Slikkers krijgen extra voeding om te bevor deren dat bolletjes het lichaam zo snel mogelijk verlaten. Dit om de duur van medische risico’s te verkorten…”
4.
Contact met advocaat. Over het contact tussen gedetineerden en hun advocaat merkte de plaatsvervangend directeur van het Detentiecentrum Schiphol het volgende op: 73 “…Indien een gedetineerde onder toezicht staat van DJI heeft een gedetineerde, indien er geen beperkingen door de OvJ of de rechtercommissaris zijn opgelegd, recht op een vrij contact met zijn of haar advocaat. Hiertoe is er de mogelijkheid tot bezoek van en voor een advocaat gedurende de kan tooruren (Overigens is er voor de piketadvocaat een ruimere mogelijkheid tot bezoek). Tevens is er voorzien in middelen voor telefonisch contact. De rechten en verplichtingen omtrent contact met rechtsbijstand zijn eveneens vastge legd in de PBW…” De KMar voegde daar nog de volgende informatie aan toe: 74 “…Strafvordering regelt bijstand door een raadsman. Dit is ook hier het geval. De Piketcentrale advocatuur wordt na inverzekeringstelling daarvan onverwijld in kennis gesteld.(art 59 Sv)…”
5.
Lijfsvisitatie en de bodyscan
Met betrekking tot de toepassing van lijfsvisitatie en het gebruik van de bodyscan in het kader van het onderzoek liet de plaatsvervangend directeur het volgende weten: 75 “…Het beheer van de bodyscan en de daaraan gekoppelde processen als onderhoud, logistiek en facilitair zijn een verantwoording van DJI. Daarnaast is het medische personeel dat de bodyscan bedient in dienst van DJI. Zij zijn opgeleid en bevoegd tot deze bediening. In het onderzoek van de Ombudsman dient voorkomen te worden dat het onderzoek aan het lichaam, waar DJI gerechtigd toe is, verward wordt met de controles door de Douane en de KMAR in het kader van de 100%controle. Het onderzoek van DJI is namelijk gericht op de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting en niet op drugssmokkel in de kader van de opsporing. Met dit onderzoek 73
Brief d.d. 24 februari 2006. Emailbericht d.d. 16 maart 2006. 75 Brief d.d. 24 februari 2006. 74
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
54
wordt voorkomen dat een gedetineerde artikelen op het lichaam meesmokkelt, welke de orde, rust en veiligheid van het complex en de medegedetineerden kan verstoren. Hierbij moet gedacht worden aan messen, aanstekers, glasstukken, naalden, wiet, e.d. Conform artikel 27 en 29 van de PBW is DJI bevoegd tot dit onderzoek aan het lichaam en de kleding. Dit onderzoek vindt pas plaats nadat iemand een insluitingtitel heeft en overgedragen is aan DJI. Vanaf dat moment is de persoon een gedetineerde. De bodyscan is daarnaast gerealiseerd voor een heel andere doelstelling en is niet geschikt voor de doelstelling van het onderzoek van DJI, omdat: De bodyscan alleen is ingesteld en toegestaan voor bolletjesslikkers. Het ‘ondergaan’ van de bodyscan alleen op vrijwillige basis is. De bodyscan slechts een klein deel van het lichaam beslaat. Zachte stoffen zoals softdrugs e.d., zeker in kleine hoeveelheden, niet worden gede tecteerd. Kleine artikelen als glasscherven zijn nauwelijks te onderscheiden qua formaat en materiaal. De textuur en de verwerkte materialen in kleding een negatieve invloed op de kwaliteit van röntgenfoto’s hebben, waardoor men zich net als in ziekenhuizen alsnog dient te ontkleden. Harde onderdelen van het lichaam zoals botten en tanden laten geen röntgenstralen door, waardoor bijvoorbeeld scheermesjes om tanden en tussen vingers niet zichtbaar worden. Het meest duidelijke komt het verschil tussen het onderzoek aan het lichaam en de bodyscan uit het volgende naar voren. Het DJI onderzoek richt zich op het uitwendige van het lichaam en de bodyscan richt zich op het inwendige. De bodyscan is dan ook enkel en alleen voor het laatste ontwor pen en geschikt. De twee onderzoeken hebben kortom verschillende doelstellingen, overlappen elkaar niet en zijn afzonderlijk niet geschikt om de ander te laten vervallen. De bodyscan ondergaat wettelijke testen die met een wettelijke verplichte periodiciteit uitgevoerd worden door een gecertificeerd bedrijf. Hieruit blijkt dat de bodyscan voldoet aan de wettelijk gestelde normen en veilig is voor diegene die gescand wordt. Technisch inhoudelijk gezien komt uit de testen naar voren dat de gemiddelde effectieve dosis van de op het Detentiecomplex aanwezige bodyscan voor een persoon van een normaal postuur lager is dan 0,07 mSv. Het postuur van degene die de scan ondergaat is van invloed op de hoogte van de dosis, maar blijft immer onder de 0,1 mSv. De geldende richtlijn uit het ‘Besluit Stralingsbescherming’, betreffende de toegestane dosis per onderzoek, is 1,0 mSv. De dosis van de door ons gebruikte bodyscan is dus nog geen tiende van de toegestane dosis per onderzoek. Op basis van deze gegevens is er geoordeeld dat wij ruim voldoen aan het beperken van de stralingsbelasting voor te onderzoeken personen zoals vermeld in het ‘Besluit Stralingsbescherming’.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
55
De Penitentiaire Beginselen Wet is alleen van toepassing op gedetineerden. Het onder zoek aan het lichaam dat door DJI wordt uitgeoefend vindt dan ook pas plaats nadat een persoon een insluitingtitel heeft. De genoemde artikelen uit de Grondwet en het EVRM (artikel 11 van de Grondwet en de artikelen 3 en 8 van het EVRM; N.o.) zijn daarentegen van toepassing op de vrije burger. Fysieke controle door DJI wordt overigens immer door een personeelslid van hetzelfde geslacht gedaan. Gedurende het onderzoek aan het lichaam is er geen lichamelijk con tact tussen personeel en gedetineerde, hetgeen in het woord ‘schouwen’ is opgesloten. Onderzoek in het lichaam is enkel en alleen toegestaan op en volgens de in artikel 31 van de PBW beschreven gronden. Op DC Schiphol heeft dit tot op heden nog niet plaatsgevonden. De bodyscan wordt niet toegepast voor een onderzoek op grond van art. 29 van de Penitentiaire Beginselen Wet. Het onderzoek aan het lichaam daarentegen wel. De uitspraak van de rechtbank Haarlem heeft betrekking op de visitatie van de Douane bij de 100%controle op de luchthaven en is niet van toepassing op het onderzoek aan het lichaam van DJI. Het door DJI uitgevoerde onderzoek aan het lichaam gebeurt op basis van art. 29 van de PBW en heeft geen relatie met de 100%controle...” In reactie op het verslag van bevindingen merkte de minister van Justitie, mede namens de minister van Defensie en de staatssecretaris van Financiën, over de laatste alinea van de brief van de plaatsvervangend directeur het volgende mee: “…De uitspraak van de rechtbank Haarlem heeft betrekking op het ontbreken van een verslag van bevindingen inzake een lijfsvisitatie door de Douane dan wel procesverbaal van bevindingen met betrekking tot een onderzoek aan/in het lichaam op last van de officier van justitie door de Koninklijke Marechaussee in het zittingsdossier. Daar de verdachte volhield deze handeling wel te hebben moeten ondergaan, heeft de rechter een hogere schadevergoeding toegekend…”
6.
Foto’s van verdachten
De DJI verstrekte de volgende informatie over de foto’s die in het Detentiecentrum Schiphol worden gemaakt van alle arrestanten: 76 “…Zodra iemand aan DJI is overgedragen, en dus een insluitingtitel heeft, is het DC Schiphol bevoegd tot het nemen van een foto. De gedetineerde is verplicht hieraan mee te werken. Dit gebeurt op grond van Art. 27 en 28 van de PBW.
76
Brief d.d. 24 februari 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
56
De foto’s zijn bedoeld voor de identificatie en bejegening in het dagelijkse programma. Door de grote doorloop zijn er dagelijks veel nieuwe gezichten, welke voor het toezicht houdende personeel onbekend zijn. Tevens is het bedoeld om al dan niet opzettelijke persoonsverwisselingen te voorko men. Op het DC Schiphol wordt men in principe met twee personen op een cel onder gebracht. Ook bij verdere transporten naar andere locaties en/of rechtbank kunnen op deze wijze persoonsverwisselingen voorkomen worden. Daarnaast zijn er veel gedetineerden in het DC Schiphol die meerdere aliassen hebben of hun identiteit proberen te verhullen. Om hierin de juiste identiteit aan de juiste persoon te kunnen koppelen is het nemen van foto’s onontkoombaar. Ieder Huis van Bewaring (HvB) in Nederland maakt van iedere gedetineerde een dossier, waarvan een foto deel kan uitmaken. Dit dossier wordt na ontslag gearchiveerd conform de daarvoor geldende richtlijnen. Het dossier is enkel en alleen voor gebruik binnen DJI bestemd. Andere instanties hebben dan ook geen toegang tot het dossier...”
7.
Informatieverstrekking aan gedetineerden
Op de vraag in hoeverre arrestanten worden geïnformeerd over de toepassing van dwangmiddelen liet de DJI het volgende weten: 77 “…Op het moment dat DJI onderzoek aan het lichaam doet is de persoon geen reiziger meer, maar een gedetineerde. De persoon heeft immers een insluitingtitel. Aan de gedetineerde wordt vermeld wat de doelstelling is van het onderzoek en wat er tijdens het onderzoek gebeurt. Zodra iemand gedetineerd is, valt hij onder de PBW. De gedetineerde is verplicht om mee te werken aan een onderzoek aan het lichaam. Conform art. 35 van de PBW kan er geweld worden toegepast indien de orde, rust en veiligheid in gevaar is of indien de uitvoering van een beslissing van de directeur geen doorgang kan vinden. De beslissing om eenieder aan het lichaam te onderzoeken bij binnenkomst is een beslissing van de directeur. Het toepassen van geweld in het kader van onderzoek aan het lichaam gerelateerd aan de 100%controle is voor zover bekend nimmer voorgekomen. Tevens is er middels art. 23 en 24 van de PBW een mogelijkheid om een ordemaatregel op te leggen. Daar dit onderzoek bedoeld is om te bezien dat een gedetineerde geen artikelen smokkelt die een gevaar kunnen zijn voor medegedetineerde, personeel of de gedetineerde zelf, ligt de maatregel tot afzondering voor de hand.
77
Brief d.d. 24 februari 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
57
Het komt overigens zelden voor dat gedetineerden weigeren mee te werken aan een onderzoek aan het lichaam. Weigeringen binnen de 100%controle populatie zijn überhaupt sporadisch…“ In het eerder genoemde gesprek van 16 maart 2006 werd daar nog de volgende infor matie aan toegevoegd: 78 “…Aangehoudenen worden op de normale wijze geïnformeerd over hun positie. Die is niet anders dan bij andere aanhoudingssituaties. Aangehoudenen die geen scan willen laten maken, dienen drie keer schoon te produ ceren, dat kan zo drie dagen duren. Voor DJI gaat het hierbij om een kwestie van interne orde, rust en veiligheid. Iemand die geen onderzoek aan het lichaam wil, kan in afzondering worden geplaatst. Zie verder de schriftelijke reactie van de KMar. Aangehouden personen bij wie geen drugs worden aangetroffen, krijgen mondeling uitleg en ontvangen een brief. Zij worden teruggebracht naar SchipholPlaza, of zij kunnen worden opgehaald van SchipholOost. Zij krijgen hun bagage dan direct mee. Als die nog op Schiphol staat, wordt men overgebracht naar de plaats waar men de bagage kan claimen c.q. in ontvangst kan nemen. De KMar aldaar wordt gebeld die de bagage, na controle door de Douane, teruggeeft aan betrokkene. Zoals hiervoor aangegeven, krijgen reizigers mondelinge uitleg en een folder waarin excuses worden aangeboden. Voor de meer bijzondere gevallen is er onlangs een zogenoemde charmeofficier ingesteld die een persoonlijk gesprek heeft met betrok kene. Op die manier kunnen klachten worden voorkomen. Daarnaast worden de mede werkers goed getraind in de omgang met aangehoudenen, dat is de grootste waarborg in het proces...”
8.
De bejegening
Op de vraag in hoeverre is gewaarborgd dat verdachten op correcte wijze worden bejegend en in hoeverre hier aandacht voor is binnen de opleiding antwoordde de DJI: 79 “…Bejegening is een onderdeel van de ‘core business’ van DJI. Gedetineerden zitten vaak langere tijd in hechtenis. Een goede bejegening draagt bij aan de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting. Het personeel heeft hier dus zelf belang bij. Misstanden omtrent bejegening komen middels klachten aan de wekelijks aanwezige Commissie van Toezicht, de leiding, de geestelijk verzorger, de medische dienst en de advocatuur onmiddellijk naar voren. De bejegening is aldus gewaarborgd in de aanwezigheid van diverse organisaties, onafhankelijke en behartigende instanties en functionarissen.
78 79
Verslag van het gesprek d.d. 16 maart 2006. Brief d.d. 24 februari 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
58
Daar bejegening een onderdeel is van de ‘core business’ van DJI wordt er gedurende de gehele opleiding en het functioneren aandacht aan besteed en de nadruk op gelegd. Hierbij is het niet van belang voor welke wet iemand gedetineerd is. Er is dus geen speciale bejegening voor gedetineerden die de opiumwet hebben overtreden…” De KMar beantwoordde deze vragen als volgt: 80 “…De KMar heeft een officier van dienst die dagelijks meerdere malen op de werkvloer aanwezig is en de processen bewaakt. Tevens wordt met het personeel periodiek aan dacht besteed aan de behoorlijke bejegening van verdachten. Tevens zijn op meerdere plaatsen in het gehele proces kaderleden aanwezig die tot taak hebben daar ook toezicht op te houden. Correcte bejegening van een ieder die in aanraking komt met de KMar is uitgangspunt. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt in de status van betrokkene, noch in de status van verdachte in de zin van de Opiumwet...”
80
Emailbericht d.d. 16 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
59
VIII.
DE “ ZWARTE LIJST DRUGSKOERIERS”
1. Personen die bij de 100%controles worden betrapt op het smokkelen van drugs komen op de zogenoemde “zwarte lijst drugskoeriers”. Het werken met een zwarte lijst ligt in het verlengde van de 100%controles. De Koninklijke Marechaussee is verantwoor delijk voor het bijhouden van de zwarte lijst. In het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman gaf de KMar, door tussenkomst van het Ministerie van Justitie, 81 de volgende informatie over de zwarte lijst: “…De Koninklijke Marechaussee is met ingang van december 2003 begonnen met het verstrekken van daartoe aangewezen persoonsgegevens uit haar politieregisters aan een aantal luchtvaartmaatschappijen. Hiervoor is door de Minister van Justitie een machtiging ex art 18, vijfde lid, en artikel 30, eerste lid van de Wet Politieregisters afgegeven. Deze maatregel heeft tot doel het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten, in het bijzonder de voorkoming van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen. Van personen die gebruik hebben gemaakt van de luchtvaartverbinding tussen Curaçao, Aruba, Bonaire, St. Maarten, Suriname, Venezuela en Nederland en bij wie in de Opiumwet aangewezen verdovende middelen zijn aangetroffen, worden de voornamen, achternaam, geboortedatum, geboorteplaats en het nummer van het identiteitsbewijs doorgegeven aan de luchtvaartmaatschappijen die op deze trajecten vliegen. Tussen het Ministerie van Justitie en de luchtvaartmaat schappijen is een convenant gesloten waarin overeengekomen is dat deze personen voor een periode van drie jaar niet meer zullen worden vervoerd…” Over de informatieverstrekking aan betrokkenen deelde de KMar het volgende mee: “…Reizigers die zijn aangehouden op verdenking van het in bezit hebben van verdo vende middelen krijgen van de Koninklijke Marechaussee een schriftelijke mededeling dat zij op de zwarte lijst worden geplaatst indien is gebleken dat zij verdovende middelen bij zich hebben. Er wordt hen medegedeeld dat hun gegevens dan worden verstrekt aan de luchtvaartmaatschappijen en dat zij in beginsel geweigerd zullen worden op de betreffende routes voor een periode van drie jaar. Deze schriftelijke mededeling aan de betrokkene bevat ook informatie over de mogelijkheden tegen de opname op de zwarte lijst te ageren. De betrokkene tekent voor de ontvangst van deze ‘flyer’. (…) Doorgaans krijgt betrokkene nadat hij is aangehouden de flyer op de Gpier omdat men daar in afwachting is van vervoer en nog in het bezit is van alle documenten die nodig zijn voor de opname op de zwarte lijst. Indien dit later in het proces zou gebeuren zou dit zeer inefficiënt zijn en kan dit leiden tot onzuiverheden. (…) De betrokkene krijgt een ‘flyer’ in de taal die hij spreekt of machtig is en voorzover mogelijk wordt de flyer mondeling toelicht. Op de flyer staat uitgelegd wat de zwarte lijst 81
Emailbericht d.d. 16 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
60
is, wat de gevolgen zijn en hoe betrokkene kan verzoeken om inzage/verbetering van de zwarte lijst of om een uitzondering te maken (bijvoorbeeld de eenmalige terugkeer garantie)…” In antwoord op de vraag van de Nationale ombudsman in hoeverre is gewaarborgd dat personen niet ten onrechte op de lijst worden geplaatst, deelde de KMar het volgende mee: “…Voordat iemand op de zwarte lijst wordt geplaatst, vindt een controle plaats van het bedrijfsprocessensysteem om er zeker van te zijn dat bij de persoon drugs zijn aange troffen. Indien dit niet het geval is, wordt diegene niet op de zwarte lijst geplaatst. Daar naast wordt de KMar, conform de circulaire afloopberichten, geïnformeerd door het OM over de afloop van de strafzaak van de verdachten…” De KMar voegde daar nog het volgende aan toe: “…Indien iemand op de zwarte lijst wordt geplaatst worden zijn gegevens, op grond van art. 99 Schengen uitvoeringsovereenkomst, ook opgenomen in het Schengen Informatie systeem. Opname in het SIS gebeurt na opname op de zwarte lijst en in alle gevallen…” 2. De hiervoor bedoelde flyer (ook wel de zwartelijstbrief genoemd) die aan aangehouden verdachten kort na hun aanhouding door de KMar wordt overhandigd, is beschikbaar in het Nederlands, Engels, Frans, Spaans, Papiamento en Portugees. De tekst daarvan luidt als volgt: “Geachte heer/mevrouw Er zijn aanwijzingen dat u verdovende middelen heeft ingevoerd of daaraan mede plichtig bent. Middels deze brief wordt u medegedeeld dat uw persoonsgegevens bestaande uit uw voorna(a)m(en), uw achternaam, uw geboortedatum, uw geboorteplaats en uw woon plaats zullen worden opgenomen op een zogenaamde zwarte lijst. Deze zwarte lijst wordt met het oog op het voorkomen van recidive, verstrekt aan de luchtvaartmaatschappijen die het rechtstreeks vervoer tussen Nederland en Aruba, de Nederlandse Antillen, Suriname en Venezuela verzorgen. De zwarte lijst wordt aan deze luchtvaartmaatschappijen verstrekt teneinde hen in staat te stellen u het vervoer van Nederland naar de Nederlandse Antillen, Aruba, Suriname en Venezuela en omgekeerd te kunnen weigeren gedurende een periode van drie jaar. De zwarte lijst wordt tevens verstrekt aan door de Minister van Justitie aangewezen andere landen en geplaatst in het Schengen Informatie Systeem. Plaatsing in het Schengen Informatie Systeem houdt in dat u binnen het Schengen gebied gecontroleerd kunt worden als mogelijke drugskoerier. Deze maatregelen passen binnen het beleid van de overheid om de smokkel van verdovende middelen naar Nederland tegen te gaan.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
61
Indien u woonachtig bent op Aruba, de Nederlandse Antillen, Suriname of Venezuela zullen de betreffende luchtvaartmaatschappijen in beginsel slechts eenmalig een uitzondering kunnen maken op het vervoersverbod. Dit teneinde u in staat te stellen naar uw woonplaats terug te reizen. In bijzondere omstandigheden kunnen de betreffende luchtvaartmaatschappijen nog een uitzondering maken op het vervoersverbod. Van een dergelijke bijzondere omstan digheid kan bijvoorbeeld sprake zijn ingeval van ernstige ziekte of overlijden van een familielid in de eerste of tweede graad. Wel dient hierbij sprake te zijn van een zodanige situatie dat het voor u van belang is gebruik te kunnen maken van een rechtstreekse vlucht. Het verzoek een dergelijke uitzondering te maken zal door u zodanig onder bouwd moeten worden dat de luchtvaartmaatschappij een juiste inschatting kan maken van het dringende karakter. Mocht de luchtvaartmaatschappij besluiten een uitzondering te maken op het vervoersverbod dan zal zij de Koninklijke Marechaussee hierover inlichten. De gegevens op de door de Koninklijke Marechaussee te verstrekken zwarte lijst betref fen gegevens uit een politieregister in de zin van de Wet Politieregisters. Dit betekent dat u als belanghebbende een verzoek kunt doen om kennisneming en verbetering. Een dergelijk verzoek dient u te richten aan de bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee (…). Mocht overigens na onderzoek blijken dat u geen verdovende middelen heeft ingevoerd of daaraan medeplichtig bent, dan zal de Koninklijke Marechaussee uw naam van de lijst afhalen alsmede uit het Schengen Informatie Systeem verwijderen. De Koninklijke Marechaussee” 3. Aan personen die worden heengezonden, wordt sedert begin 2006 een folder gegeven waarin onder andere het volgende staat:
“Zwarte Lijst: Uw persoonsgegevens worden niet op de zogenaamde zwarte lijst ver meld. Indien u alsnog een inzageverzoek wenst te doen, kunt u dit schriftelijk indienen bij: Commandant Koninklijke Marechaussee t.a.v. de privacyfunctionaris, Koningin Beatrix Kazerne (…) Den Haag.” 4. De hoofdofficier van justitie te Haarlem informeerde de deken van de Orde van Advocaten bij brief van 2 november 2005 als volgt over de zwarte lijst: “…Graag vraag ik uw aandacht voor het volgende. Vorig jaar heb ik u proberen te informeren over procedures met betrekking tot de zogenaamde 'zwarte lijst'. Deze brief is, naar ik nu begrijp, nooit bij u aangekomen. Daarom stuur ik u nu opnieuw een brief met informatie over de betreffende lijst.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
62
In het kader van de drugsbestrijding wordt door de Koninklijke Marechaussee op Schiphol onder meer sinds 23 december 2003 een lijst bijgehouden van aangehouden koeriers op de luchthaven Schiphol met cocaïne in hun bezit. Deze lijst wordt periodiek aangeboden aan Nederlandse luchtvaartmaatschappijen en de SLM die op zogenaamde risicolanden (Nederlandse Antillen, Aruba, Suriname en Venezuela) vliegen. De Minister van Justitie heeft met de betreffende maatschappijen een convenant afgesloten waarbij de maatschap pijen afgesproken hebben de betreffende personen niet te vervoeren op de vluchten tussen de genoemde landen en de luchthaven Schiphol. Het doel van deze maatregel is onder meer te voorkomen dat aangehouden koeriers wederom drugs Nederland binnen kunnen smokkelen, teneinde het zo criminele organisaties moeilijker te maken koeriers te ronselen. Een koerier die met cocaïne wordt aangetroffen op de luchthaven Schiphol krijgt van de Koninklijke Marechaussee een flyer mee, waarin hem wordt uitgelegd dat hij op de lijst geplaatst zal worden en wat de gevolgen daarvan zijn. (…). Ook wordt hem meegedeeld dat hij bij de Koninklijke Marechaussee bezwaar kan maken tegen plaatsing op de lijst. Indien een persoon bezwaar wil maken of wil weten of hij op de lijst is geplaatst, kan hij daarvoor een schriftelijk verzoek indien bij de privacyfunctionaris van de Koninklijke Marechaussee. Het adres luidt: (…) Indien een koerier waarbij cocaïne is aangetroffen wordt vervolgd, is de uitkomst van deze vervolging van belang voor de registratie op de zwarte lijst. Ingeval van ontslag van rechts vervolging dan wel vrijspraak volgt verwijdering van de zwarte lijst. Indien een verdachte bezwaar heeft tegen de plaatsing op de lijst omdat hij van mening is dat niet voldoende bewezen zou zijn dat hij in het bezit was van cocaïne (het gaat hierbij speciaal om smokkel via de ruimbagage) en er sprake is van een zogenaamde 'heenzendmaatregel', neemt een Hulpofficier van Justitie van de Koninklijke Marechaussee contact op met de Officier van Justitie om hier uitsluitsel over te laten geven. De weigering koeriers te vervoeren die voorkomen op de zwarte lijst geldt voor een termijn van drie jaar; uitgangspunt hierbij is het moment van aanhouding. De luchtvaartmaat schappijen zullen slechts eenmalig een uitzondering maken gedurende deze termijn, namelijk voor het retourvervoer van koeriers waarbij op Schiphol cocaïne is aangetroffen. Voorwaarde voor het toepassen van deze uitzondering is dat deze koeriers hun vaste woon of verblijfplaats hebben op de Nederlandse Antillen, Aruba, Suriname of in Venezuela. Deze uitzondering heeft tot doel koeriers op de zwarte lijst eenmalig de mogelijkheid te bieden rechtstreeks terug te reizen naar hun woonplaats, zij het onder strikte voorwaarden en ter uiteindelijke beoordeling van de luchtvaartmaatschappijen. De vliegveiligheid en goede orde aan boord zijn hierbij richtinggevend. De luchtvaartmaatschappijen behouden tevens de mogelijkheid in geval van bijzondere omstandigheden een uitzondering te maken en een koerier voorkomend op de lijst binnen de driejaartermijn toch te vervoeren. Van een dergelijke bijzondere omstandigheid kan bijvoorbeeld sprake zijn ingeval van ziekte, overlijden van een familielid in de eerste of
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
63
tweede graad en dergelijke. Een uitzondering zal bovendien alleen worden gemaakt indien sprake is van een zodanige situatie dat het voor de desbetreffende persoon belangrijk is gebruik te kunnen maken van een rechtstreekse vlucht. Het verzoek een uitzondering te maken zal door de verzoeker zodanig onderbouwd moeten worden dat de luchtvaartmaat schappij een juiste inschatting kan maken van het dringende karakter. Ik verzoek u vriendelijk bovenstaande informatie over te doen brengen binnen uw orde...” 5. In het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman werd over de zwarte lijst een gesprek gevoerd met twee privacyfunctionarissen van de Staf KMar. Zij deelden het volgende mee: 82 “…Het doel van de zwarte lijst is het voorkomen van recidive van drugskoeriers op de vluchten die vallen onder de 100%controle. Deze afspraak over de zwarte lijst is gemaakt tussen het Ministerie van Justitie en diverse luchtvaartmaatschappijen. Afge sproken is dat de maatschappijen reizigers die betrapt worden met cocaïne op Schiphol de eerste drie jaar op hun vluchten weigeren. Het initiatief voor de lijst lag bij justitie. De maatschappijen werkten er aan mee omdat zij vaak problemen ondervinden als gevolg van de aanwezigheid van drugskoeriers op een vlucht. Er zijn convenanten gesloten met o.a. de KLM, de SLM en Martin Air. Deze convenanten zijn voor alle partijen zo goed als gelijkluidend. De ingangsdata verschillen. De convenanten bestaan uit twee delen: een overeenkomst en het basisdo cument “zwarte lijst drugskoeriers”.. De minister van Justitie heeft aan de KMar een machtiging verstrekt om gegevens uit het Bedrijfs Processen Systeem (BPS) via de zwarte lijst te verstrekken aan de lucht vaartmaatschappijen waarmee een convenant is gesloten. Welke gegevens er worden verstrekt, met welk doel en onder welke voorwaarden dit gebeurt, is vastgelegd in het convenant en het daarbij behorende basisdocument. Het BPS valt onder de Wet politieregisters. In deze wet is geregeld aan wie gegevens uit het register verstrekt kunnen worden. Op grond van deze wet zijn instanties en personen aangewezen aan wie gegevens uit het BPS verstrekt mogen worden. De minister van Justitie heeft een bijzondere machtiging verleend aan de KMar om bepaal de gegevens aan de bedoelde luchtvaartmaatschappijen te verstrekken . Wekelijks wordt een geheel bijgewerkte lijst aan de maatschappijen verstrekt. In deze lijst zijn de nieuwe namen opgenomen, maar zijn ook namen geschrapt. Behalve de naam van betrokkene komen ook de geboortedatum, de geboorteplaats en het woon land op de zwarte lijst. Voordat de zwarte lijst werd ingesteld en voordat de convenanten werden gesloten, heeft de minister van Justitie advies gevraagd aan het College Bescherming Persoons gegevens (CBP). Het door dit college uitgebrachte advies is op de site van het CBP te vinden. De Wet bescherming persoonsgegevens is ook op de zwarte lijst van toepas sing. Een verzoek om kennisname van plaatsing op de zwarte lijst kan zowel aan de 82
Interview d.d. 11 april 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
64
luchtvaartmaatschappij worden gericht als aan de KMar. Indien een verzoek om kennisname aan een luchtvaartmaatschappij wordt gericht, is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing. Op een verzoek om kennisname wordt door de maatschappij schriftelijk gereageerd. Bij een verzoek om kennisname aan de KMar is de Wet politieregisters van toepassing. In deze wet is het recht op kennisneming en correc tie geregeld. Op grond van deze wet kunnen betrokkenen alleen mondeling worden geïnformeerd. Voor verzoeken om kennisname over de zwarte lijst is echter een uitzon dering gemaakt. Op dergelijke verzoeken mag ook schriftelijk gereageerd worden. Deze uitzondering heeft de instemming van het College Bescherming Persoonsgegevens. Na de aanhouding wordt aan betrokkene meegedeeld dat men op de zwarte lijst staat. Men krijgt dan van de KMar een flyer met informatie uitgereikt. Sinds ongeveer een jaar moet men tekenen voor ontvangst van deze flyer. Veel betrokkenen lezen de flyer niet goed of begrijpen hem niet. Achteraf wordt vaak gezegd dat men van niets wist. Feite lijke plaatsing op de zwarte lijst vindt pas plaats na de feitelijke constatering van drugs smokkel. Iedereen kan gewoon een vliegticket kopen. Pas op het moment van inchecken blijkt dan dat men niet mag vliegen. Bij de KLM wordt bij het inchecken van een passagier die op de zwarte lijst staat een duidelijke melding op het scherm gegeven. Hoe de andere maatschappijen dit geregeld hebben, is ons niet bekend. Mensen zijn vaak boos en teleurgesteld dat ze veel geld hebben uitgegeven voor een ticket en het niet kunnen gebruiken. De luchtvaartmaatschappij vergoedt de kosten niet. Het vliegtuig vertrekt immers met een lege stoel. Bovendien hadden mensen het kunnen weten dat ze op zwarte lijst staan. Meestal vragen mensen direct om schrapping van de lijst, zonder eerst een verzoek om kennisneming in te dienen. Zij krijgen van de KMar een brief met uitleg over de 100% controle en de mogelijkheid dat zij wegens drugssmokkel op de lijst zijn geplaatst, en zij krijgen een formulier meegestuurd om kennisneming uit het register te verzoeken. Ze moeten dan wel een kopie van hun paspoort meesturen met een handtekening erop. De meeste mensen doen vervolgens een dergelijk verzoek en blijken er dan op te staan. Dit wordt hen meegedeeld door de KMar. In 2005 hebben wij 28 van dit soort verzoeken, en dit jaar tot nu toe veertien. Vaak hoort de KMar niets meer nadat betrok kene is meegedeeld dat zijn naam op de zwarte lijst staat. Verzoeken om correctie en verwijdering worden uitsluitend door de KMar behandeld. Vrijwel nooit wordt een verzoek om verwijdering gehonoreerd. Het is eenmaal voorge komen dat iemand werd verwijderd omdat hij niet langer als medepleger werd gezien. De Awb is niet op de zwarte lijst van toepassing. Wanneer men het niet eens is met de weigering kan men bij de rechtbank een verzoek indienen om wijziging (via een verzoekschriftprocedure op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De rechtbank kan het CBP om advies vragen. Dit alles is geregeld in artikel 20 e.v. van de Wet politieregisters.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
65
Verzoeken om een uitzondering te maken op toepassing van de zwarte lijst worden behandeld door de luchtvaartmaatschappijen zelf. Indien zo’n verzoek wordt ingewilligd, koppelt de maatschappij dat terug naar de KMar. Een dergelijk verzoek kan worden gedaan als iemand bijvoorbeeld in Nederland is maar nog terug moet of in geval van spoed bij sterfgevallen. Er bestaat tevens een eenmalige terugkeergarantie voor perso nen die in het buitenland woonachtig zijn. Ook dit is in het convenant geregeld. Het verbod geldt alleen voor de rechtstreekse vluchten. Mensen hebben geen algemeen vliegverbod en kunnen via een tussenbestemming gewoon reizen. Als het O.M. een zaak seponeert wordt er een afloopbericht gestuurd naar de KMar op Schiphol. Deze geeft dit bericht door aan de beheerder van de zwarte lijst op Schiphol, dit is ook iemand van de KMar. Deze voert de wijzigingen in op de lijst. Indien de rechtbank iemand vrijspreekt of ontslaat van rechtsvervolging geeft het O.M. eveneens een afloopbericht door. Er wordt gewerkt met bepaalde codes net als in andere strafzaken. Code 01 is onterecht als verdachte aangehouden. Code 02 is voor niet wettig en over tuigend bewezen en dergelijke. Als iemand door de rechter wordt vrijgesproken, wordt ook de code 02 toegekend. Soms gaat er wat tijd overheen voordat het O.M. de wijziging doorgeeft. De betrokkene zelf wordt er niet over geïnformeerd dat het gevolg van sepot of van zo’n uitspraak van de strafrechter is dat zijn naam van de zwarte lijst wordt verwijderd. Dat zou voor ons ook lastig zijn omdat wij de adresgegevens van betrokkene niet hebben. Er zijn enkele maanden geleden afspraken gemaakt om het verwerken van afloop berichten van het O.M. beter te stroomlijnen. Overigens is er door het College van ProcureursGeneraal een aanwijzing opgesteld met betrekking tot afloopberichten. Daarin wordt uitgebreid aangegeven in welke geval len afloopberichten aan de beheerders van het politieregister gestuurd moeten worden. De KMar heeft een interne instructie opgesteld om het bijwerken van het register zoveel mogelijk te stroomlijnen. Iemand die vanuit de BPS op de zwarte lijst wordt gezet wordt ook in het Schengen Informatie Systeem (SIS) opgenomen. Dit systeem is ingevoerd bij het Verdrag van Schengen en de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (zie artikel 93 en volgende van de SUO). Door middel van dit systeem informeren verdragspartijen elkaar onder meer over de aanwezigheid van mensen die mogelijk verdacht zijn. Het SIS wordt voor meerdere doeleinden gebruikt, de namen van ongewenste vreemdelingen staan bijvoorbeeld ook in het SIS. De KMar is tevreden over de wijze waarop de zwarte lijst functioneert. Alle partijen gaan er serieus mee om. In dat kader is er vooral contact met de KLM. Van de andere maatschappijen hoort de KMar niet veel.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
66
Het grootste probleem is dat de informatie kennelijk niet goed overkomt bij de betrok 83 kenen. Hoe dat moet worden opgelost, is ons onduidelijk…” Door de bedoelde privacyfunctionarissen werd het volgende schema “werking maatregel recidive drugskoeriers” verstrekt:
6. De tijdens het gesprek bedoelde (standaard)brief die de KMar verstuurt aan mensen die de KMar aanschrijven nadat zij bij het inchecken te horen hebben gekregen dat zij niet met de betreffende vlucht meekunnen omdat zij op de zwarte lijst staan, luidt als volgt: “…In uw brief geeft u aan dat u bij het inchecken voor een (…) vlucht naar Amsterdam geweigerd bent. Van personen die gebruik hebben gemaakt van bepaalde risicovluchten en bij wie in de Opiumwet aangewezen verdovende middelen zijn aangetroffen verstrekt de Koninklijke Marechaussee persoonsgegevens aan luchtvaartmaatschappijen die op deze trajecten vliegen. Deze risicovluchten zijn o.a. de rechtstreekse verbindingen tussen Curaçao,
83
De minister van Justitie wees er in dat verband op dat door de verdachte een verklaring wordt ondertekend,
waarin hij zich bekend verklaart met zijn plaatsing op de zwarte lijst voor de duur van drie jaar.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
67
Paramaribo, Venezuela, Aruba en Amsterdam Schiphol. De lijst van gegevens die op deze wijze wordt samengesteld wordt de ‘zwarte lijst drugskoeriers’ genoemd. De Minister van Justitie heeft opdracht gegeven voor het instellen van de lijst. De Minister van Justitie is met de betrokken luchtvaartmaatschappijen overeengekomen dat perso nen op de zwarte lijst drie jaar geweigerd zullen worden op deze risicovluchten. Deze maatregel moet voorkomen dat er opnieuw verdovende middelen binnen het grondge bied van Nederland gebracht worden door recidiverende drugskoeriers. De voornoemde maatregel zou mogelijk een reden kunnen zijn waarom de KLM u op haar vlucht naar Amsterdam geweigerd heeft. In het geval de Koninklijke Marechaussee persoonsgegevens verstrekt in het kader van de zwarte lijst, gaat het om gegevens die opgeslagen zijn in het Bedrijfsprocessen systeem (BPS). De lijst bestaat uit een selectie van gegevens van drugskoeriers uit het BPS. Het BPS is een registratie in de zin van de Wet politieregisters (Wpolr). In het belang van een goede opsporing, bescherming van derden en bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen stelt de Wpolr strikte voorwaarden aan het verstrekken van gegevens uit politieregisters. Uw vraag dient te worden aangemerkt als een verzoek om kennisneming in de zin van de Wpolr. Indien u meer inlichtingen van de Koninklijke Marechaussee wilt verkrijgen over uw weigering op de vlucht naar Amsterdam dient u een ondertekende kopie van uw pas poort op te sturen naar bovenstaand adres zodat wij uw identiteit deugdelijk kunnen vaststellen…” 7. In antwoord op de vraag wat voor een antwoord betrokkenen wordt gestuurd indien zij daadwerkelijk verzoeken om kennisneming in de zin van de Wet politieregisters, deelden bedoelde privacyfunctionarissen het volgende mee: 84 “…Voor het antwoord op een verzoek om kennisgeving hanteren we geen standaard brief maar wordt steeds afhankelijk van het specifieke geval een reactie opgesteld. Zoals we al eerder bespraken mogen er in het kader van een verzoek om kennisneming in beginsel geen mededelingen in schriftelijke vorm gedaan worden maar wordt hiermee enigszins soepel omgegaan indien betrokkene woonachtig is in het buitenland. In vrijwel alle gevallen zijn de betrokkenen sowieso op de hoogte van het feit dat hun gegevens in de politieregisters voorkomen in verband met drugssmokkel en dat deze gegevens aan de LVM (luchtvaartmaatschappij; N.o.) verstrekt worden, omdat dit bij de aanhouding middels de flyer verteld wordt. We merken dat de verzoekers doorgaans geen interesse hebben in welke gegevens er nu in het register opgenomen zijn, feitelijk gaat het ze alleen om verwijdering van de lijst/opheffing van het vliegverbod. Hieronder staat een voorbeeld tekst waarin een betrokkene in kennis gesteld werd van de opname van zijn/haar persoonsgegevens op de zwarte lijst. De omschrijving van de gegevens blijft beperkt (we noemen wel de datum van de aanhouding ivm de drie jaar 84
Emailbericht d.d. 19 april 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
68
termijn van het vliegverbod). Indien een persoon echt inhoudelijk meer wil weten van de opgenomen persoonsgegevens is dat mogelijk, men wordt in dat geval telefonisch nader ingelicht over de aard en de inhoud van de vastgelegde gegevens tevens kan men uitgenodigd worden om de gegevens te komen bekijken. De onderliggende stuk ken worden dan ter inzage getoond. Het is voor zover mij bekend een of twee keer voorgekomen dat iemand op verzoek is uitgenodigd om zijn/haar hele dossier (voor zover toelaatbaar binnen het kader van de Wpolr) te komen inzien. Men mag hierbij aantekeningen voor zichzelf maken, kopieën worden niet verstrekt. Voorbeeld:
Bij controle van de Politieregisters is gebleken dat de Koninklijke Marechaussee op 25 september 2004 op de luchthaven Schiphol heeft vastgesteld dat u in de Opiumwet aangewezen verdovende middelen in uw bezit had. De persoonsgegevens die naar aanleiding van dit incident geregistreerd werden zijn op rechtmatige gronden verkregen en opgenomen in de politieregisters van de Koninklijke Marechaussee. De gegevens zijn vervolgens op rechtmatige wijze, op basis van de in de vorige alinea genoemde machtiging van de Minister van Justitie, aan de luchtvaartmaatschappijen doorgegeven. U bent bij aanhouding schriftelijk op de hoogte gesteld van de opname op de zwarte lijst. Het gevolg is dat u door de luchtvaartmaatschappijen gedurende drie jaar gewei gerd mag worden op een aantal luchtvaartverbindingen waaronder die tussen Schiphol Amsterdam en Paramaribo, Suriname...” 8. In het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman verstrekte de minister van Justitie, bij wijze van voorbeeld, een kopie van het convenant met de KLM ter uitvoe ring van de zwarte lijst. In het van het convenant deel uitmakende “Basisdocument Zwarte lijst drugskoeriers” staat het volgende: “…De opname op de zwarte lijst geldt uitsluitend voor personen bij wie cocaïne is aangetroffen dan wel personen die veroordeeld zijn voor het transport, invoer of bezit van cocaïne. Reisgenoten bij wie de cocaïne niet is aangetroffen worden niet op de lijst opgenomen, tenzij vast komt te staan dat deze betrokken zijn, bijvoorbeeld als mede plichtige, bij het transport, de invoer of het bezit van cocaïne. Voor de opname op de lijst geldt geen ondergrens ten aanzien van de hoeveelheid aangetroffen cocaïne. Indien de persoon waarbij cocaïne is aangetroffen wordt vervolgd is de uitkomst van deze vervolging van belang voor de registratie op de zwarte lijst. Ingeval van ontslag van rechtsvervolging dan wel vrijspraak volgt verwijdering van de zwarte lijst. Het openbaar ministerie zal omtrent de uitkomsten van de vervolging de Koninklijke Marechaussee zo spoedig mogelijk informeren opdat ook de luchtvaartmaatschappijen overeenkomstig kunnen worden geïnformeerd. (…) De overheid, in casu de Koninklijke Marechaussee, is verantwoordelijk voor de juistheid, tijdigheid, volledigheid en rechtmatigheid van de persoonsgegevens op de zwarte lijst. De zwarte lijst zal wekelijks in elektronische vorm worden aangeleverd aan de Nederlandse vestigingen van de betreffende luchtvaartmaatschappijen..”
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
69
In het basisdocument staat onder het kopje “Klachten ten aanzien van opname op de zwarte lijst door de Koninklijke Marechaussee” het volgende: “…Personen bij wie in de bagage cocaïne wordt aangetroffen wordt de mogelijkheid geboden binnen 48 uur te verzoeken om een heroverweging door een hulpofficier van de Koninklijke Marechaussee. Bij deze heroverweging wordt het openbaar ministerie betrokken. Deze regeling wordt uitsluitend in het leven geroepen voor die gevallen waarbij twijfel mogelijk is ten aanzien van de schuld van de betrokkene bij het vervoer van de cocaïne. Indien sprake is van een slikker, een bodypacker, een recidivist, combi feiten danwel bezit van meer dan drie kilo cocaïne is deze procedure niet van toepas sing. Achtergrond hiervan is dat in een dergelijk geval schuld aan het bezit van de cocaïne onomstotelijk is (slikker dan wel bodypacker) danwel het openbaar ministerie overgaat tot vervolging (recidivist, combifeiten, meer dan drie kilo). Is sprake van vervol ging dan blijft de persoon op de zwarte lijst staan tot het moment dat de rechter zich over het strafbaar feit heeft uitgesproken. Bij vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging volgt verwijdering van de lijst. Mocht op termijn worden overgegaan tot het vervolgen van alle personen bij wie op Schiphol cocaïne is aangetroffen dan zal deze klachtprocedure niet langer noodzakelijk zijn. Immers, twijfels ten aanzien van de schuld kunnen dan aan de rechter worden voorgelegd. Tot het moment dat de rechter zich over het strafbaar feit heeft uitgesproken blijft de desbetreffende persoon op de zwarte lijst staan. Bij vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging volg verwijdering van de lijst. Naast bovengenoemde procedure kan de betrokkene beroep doen op de Wet politie registers. De door de Koninklijke Marechaussee opgestelde en beheerde zwarte lijst betreft immers een politieregister in de zin van de Wet politieregisters. Dit betekent dat de belanghebbende recht heeft op kennisneming en verbetering als bedoeld in de artikelen 20 tot met 25 van de Wet politieregisters. In concreto betekent dit dat een ieder op grond van artikel 20 Wpolr een verzoek tot inzage in politieregisters van de Koninklijke Marechaussee kan richten aan de beheerder van het politieregister, in casu de bevelheb ber van de Koninklijke Marechaussee. De beheerder deelt een ieder op diens verzoek binnen vier weken mede of en zo ja welke persoonsgegevens van deze persoon in een register zijn opgenomen Op grond van artikel 22 Wpolr kan de persoon aan wie op grond van artikel 20 Wpolr mededeling is gedaan, de bevelhebber schriftelijk verzoeken deze persoonsgegevens te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen, indien de persoonsgegeven onjuist, voor het doel van het register onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift in een register voorkomen. De inzage en correctie verzoeken zullen op de Staf van de Koninklijke Marechaussee te Den Haag worden afgehandeld door de privacyfunctionaris. Artikel 20, eerste lid Wet politieregisters schrijft voor dat omtrent het geregistreerd zijn van een persoon in een politieregister geen mededelingen in schriftelijke vorm worden gedaan. Voor wat betreft de in dit document bedoelde zwarte lijst zal hier een uitzon
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
70
dering op worden gemaakt in verband met het feit dat een aanzienlijk deel van de geregistreerden als vaste woon of verblijfplaats Aruba, de Nederlandse Antillen, Suriname dan wel Venezuela heeft en derhalve niet in staat zal zijn in persoon aanwe zig te zijn bij de in de wet voorgeschreven mondelinge verstrekking van de informatie. De belanghebbende die woonachtig is op Aruba, de Nederlandse Antillen, in Suriname dan wel in Venezuela kunnen derhalve schriftelijk worden geïnformeerd omtrent het opgenomen zijn op de zwarte lijst en eventuele correctie. De verzoeken als bedoeld in artikel 20 en 22 Wet politieregisters zullen echter vergezeld moeten gaan van een kopie van het paspoort van de belanghebbende. Het College Bescherming Persoonsgegevens heeft ingestemd met deze afwijking van het bepaalde in artikel 20, eerste lid Wet politieregisters voor in het buitenland gevestigde belanghebbenden. In de schriftelijke mededeling die de Koninklijke Marechaussee aan de betrokkene uitreikt bij plaatsing op de zwarte lijst zal tevens aandacht worden besteed aan de procedure van artikel 20 e.v. Wet politieregisters…”
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
71
KLACHTBEHANDELING
IX. 1.
Inleiding
1.1. In het eerder genoemde Handhavingsarrangement (zie hoofdstuk I. Inleiding, onder 1.) is ook aandacht besteed aan de behandeling van klachten die samenhangen met de 100%controles. In het arrangement staat in dit verband het volgende: “…Klachten De klachten worden als volgt behandeld: klachten omtrent het gedrag van de ambtenaar: deze worden afgehandeld conform de reguliere klachtprocedure te behandelen door de betreffende dienst; bezwaren tegen toepassing van Douanewetgeving (controle, onderzoek goederen etc.) zullen door de Douane worden behandeld; bezwaren tegen justitiële interventie zoals inbeslagneming, heenzending, strafrechte lijk onderzoek, opsporing, vervolging etc. worden door het OM afgehandeld; bezwaren tegen uitwisselen van gegevens met de luchtvaartmaatschappijen worden afgehandeld zoals beschreven in de daaromtrent te ontwikkelen klachtprocedure.” 1.2. In hun vragen van 3 november 2005 aan de minister van Justitie (zie hoofdstuk II, onder 4.) stelden de twee betrokken leden van de Tweede Kamer ook de procedure van de behandeling van klachten over de 100%controles aan de orde. Zij wezen erop dat personen die een 100%controle hebben ondergaan bij drie verschillende instanties (Douane, KMar en Openbaar Ministerie) moeten klagen over verschillende aspecten van de wijze waarop zij zijn behandeld, en zij vroegen zich af of het wenselijk is de klacht procedure te vereenvoudigen zodat men bij één instantie terecht kan in plaats van dat de klachten worden versnipperd over drie instanties. De minister van Justitie beantwoordde de betreffende vragen op 4 januari 2006 als volgt: 85 “…5. Voor de bejegening tijdens de controle en opsporingsfase staat een klachtenpro cedure open bij de verschillende instanties, die aan de 100% controles meewerken. Medio 2005 is onder leiding van het Openbaar Ministerie te Schipholoost een coördi nerende klachtencommissie ingesteld, die de ontvangen klachten indeelt naar orga nisatie. (…) 9. Bij de uitvoering van de 100%controles is een aantal organisaties betrokken, die ieder afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen aandeel. Uitgangspunt blijft derhalve dat ieder van de organisaties zelf de klachten afhandelt die op haar betrekking hebben. 85
Tweede Kamer, vergaderjaar 20052006, Aanhangsel, 651.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
72
Teneinde het behandelen van klachten die betrekking hebben op meerdere organisaties te stroomlijnen, wordt echter de klachtafhandeling door de verschillende organisaties in een klachtencommissie onder voorzitterschap van het Openbaar Ministerie gecoör dineerd…” 2.
Klachtbehandeling door de Douane
In de Nota instructie behandeling van klachten en verzoeken om schadevergoeding Douane West 86 is over de behandeling van klachten het volgende opgenomen: “...De Belastingdienst dient zorg te dragen voor een behoorlijke behandeling van de mondelinge en schriftelijke klachten. Indien de klacht ziet op een gedraging van een bepaalde ambtenaar dan wordt de betrokken ambtenaar in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op de klacht te reageren. De klacht wordt behandeld door een persoon die niet bij de gedraging betrokken is geweest. Vanuit de afdeling klachtbehandeling wordt de betrokken ambtenaar om een ambts bericht gevraagd Omdat de klachtbehandelaar is gebonden aan de in de Algemeen wet bestuursrecht (Awb) vastgelegde termijn van zes weken moet de ambtenaar het ambts bericht binnen 7 werkdagen na ontvangst van het verzoek van ambtsbericht op de betreffende unit terugsturen. De termijn van behandeling van de klacht kan schriftelijk worden verdaagd met vier weken. De klager wordt door de afdeling klachtbehandeling schriftelijk op de hoogte gesteld. De ambtsberichten worden digitaal via de vakbazen en (eventueel) aangewezen contactpersonen van de units digitaal verstuurd van een naar de afdeling klachtbe handeling. De betrokken medewerker stuurt (spoedheidshalve) het ambtsbericht direct digitaal naar de afdeling klachtbehandeling. Een ondertekend ambtsbericht wordt per post aan de afdeling klachtbehandeling verstuurd. Middels de ontvangstbevestiging wordt de klager in de gelegenheid gesteld om gehoord te worden. Van het horen kan worden afgezien indien de klacht kennelijk ongegrond is dan wel de klager heeft aangegeven geen gebruik te willen maken van het recht gehoord te worden. Van het horen wordt door de behandelaar een verslag gemaakt dat aan de klager wordt gestuurd.” Voor de afhandeling van klachten over gedragingen van medewerkers van DouaneWest is een klachtencoördinator verantwoordelijk. In het kader van het onderzoek is gesproken met deze klachtencoördinator. Hij deelde over de behandeling van klachten naar aanleiding van de uitvoering van de 100%controles het volgende mee: 87
86
Nota instructie behandeling van klachten en verzoeken om schadevergoeding (herziene versie) 31 december 2005. 87 Interview d.d. 23 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
73
“…In 2005 zijn in totaal 259 klachten ontvangen waarvan 78 klachten gerelateerd konden worden aan de 100%controle. Deze 78 klachten bevatten tevens schadeclaims als gevolg van de uitvoering van de 100%controles. De klachten het gevolg van de 100%controles zijn ontvangen zijn als volgt te rubriceren: algemene klachten over de controle als zodanig; de wachttijden; de bejegening; toepassing bevoegdheden (bijvoorbeeld bij kledingvisitatie); schadeclaims; fiscale en niet fiscale taken van de Douane; cargo (het openmaken van vracht en postzendingen). Klachten bereiken de klachtencoördinator via: de ketenpartners ( KMar en het Openbaar Ministerie); rechtstreeks gericht aan de Douane; de luchthaven; klachtenformulier op de website van de Belastingdienst; de Nationale ombudsman. In het geval er sprake is van rechtstreeks telefonisch contact met de klachtencoör dinator wordt een samenvatting van de klacht naar de betrokken klager gezonden. Deze zendt de klacht vervolgens voor akkoord retour. De klacht wordt vervolgens conform de klachtenprocedure afgehandeld. Na ontvangst van een schriftelijk klacht wordt zo spoedig mogelijk een ontvangstbe vestiging gezonden. In de ontvangstbevestiging is aangegeven dat binnen zes weken een reactie op de klacht dient te worden gegeven. Tevens wordt erop gewezen dat de afhandeling van de klacht mogelijk vertraging kan oplopen tot tien weken. In de ontvangstbevestiging wordt tevens aangekondigd dat de klager in de gelegenheid kan worden gesteld om gehoord te worden. Daarnaast wordt de klager uitgenodigd om voor nadere vragen dan wel een persoonlijke toelichting contact op te nemen. Klagers dienen vervolgens zelf in te gaan op de uitnodiging om gehoord te worden. Indien in de klacht brief een telefoonnummer is opgenomen, wordt, indien mogelijk, direct telefonisch contact opgenomen met de klager om de klachtenprocedure toe te lichten. De termijn van afhandeling van klachten bedraagt maximaal tien weken. Dit heeft te maken met het feit dat regelmatig geklaagd wordt over zaken die vrij complex zijn, de betrokken klager in het buitenland woonachtig is of vanwege de aanpassingen/ verbeteringen die gaandeweg in het uitvoeringsproces van de 100%controles zijn doorgevoerd. In de ontvangstbevestiging is hier al rekening mee gehouden en zodra dit zich dreigt voor te doen, wordt de klager hiervan op de hoogte gesteld. Het komt regelmatig voor dat een klacht een combinatie van onderdelen bevat. Indien er sprake is van een zogenaamde combiklacht, een klacht waarbij onderdelen betrekking hebben op een van de andere ketenpartners, zoals de KMar of het Openbaar
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
74
Ministerie, wordt de klachtbrief aangeboden aan de betrokken collegaklachtencoör dinatoren met een begeleidende brief. In de brief wordt aangegeven welke klachtonder delen door de Douane in behandeling zijn genomen. Sinds de invoering van een perio diek overleg tussen klachtencoördinatoren van de ketenpartners vindt er regelmatiger informeel contact plaats tussen de collega’s over de aanpak en afhandeling van een klacht. Door te bellen, te mailen en over de klacht te overleggen wordt ernaar gestreefd klachten zo adequaat mogelijk af te handelen. De verschillende manieren van afhan deling door de diverse ketenpartners leveren geen belemmeringen op. Naar aanleiding van het overleg bleek dat zowel de KMar als de Douane regelmatig klachten ontving over het nietinformeren van afhalers over het oponthoud als gevolg van de 100% controles. Zowel bij de KMar als de Douane zijn maatregelen genomen om de infor matie voor afhalers te verbeteren. Alle klachten worden geregistreerd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen algeme ne klachten die worden afgedaan met een standaardbrief en klachten die snel werden opgelost maar waarnaar toch een onderzoek is ingesteld overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht. De terugkoppeling van de uitkomst van een klachtenprocedure gebeurt naar de betref fende unit, in het geval van de 100%controles de unit fysiek toezicht passagiers en aan de Pmedewerkers. In voorkomende gevallen wordt een advies van mij meegezonden. Als de uitkomst van een klacht daartoe aanleiding geeft, stel ik een aanbeveling of advies op voor de betreffende leidinggevende. Een voorbeeld is mijn advies over het nietzichtbaar doorzoeken van ruimbagage in afwezigheid van de passagier…”
3.
Klachtbehandeling door de KMar
3.1. Blijkens het Jaarverslag 2004 Klachten van de Koninklijke Marechaussee zijn in 2004 in totaal 165 klachten over de KMar ingediend bij de KMar. Daarvan had het over grote deel, 130 klachten, betrekking op district Schiphol. Van die 130 hadden er blijkens dit jaarverslag elf specifiek betrekking op de 100%controles. Daarvan werden er twee ongegrond verklaard; de andere negen klachten werden via overleg of bemiddeling afge handeld. Dit jaarverslag bevat ook het Jaarverslag van de Klachtencommissie politietaken Koninklijke Marechaussee/Krijgsmacht over het jaar 2004. Deze klachtencommissie merkte in haar jaarverslag het volgende op: “…Een relatief groot aantal klachten betreft de verscherpte en 100% controle. De werk wijze bij deze controle is dat verdachten van het slikken van bolletjes door ambtenaren van de Douane worden aangehouden wanneer zij aan minimaal 6 van de 21 door de Minister van Justitie vastgestelde criteria voldoen, vervolgens worden zij overgedragen aan de Koninklijke Marechaussee waar de voorgeleiding bij de Hulpofficier van Justitie plaats vindt, die de aanhouding toetst, vervolgens worden zij overgedragen aan de Dienst Justitiële Inrichtingen op SchipholOost waar men moet wachten om gescand te worden dan wel totdat men “schoon geproduceerd” heeft.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
75
De commissie heeft geconstateerd dat sommige criteria subjectief van aard zijn, dat de rechtmatigheid van de aanhouding onvoldoende getoetst werd en dat een te groot percentage als niet terecht aangehouden moest worden aangemerkt. Overleg met het verantwoordelijk Openbaar Ministerie te Haarlem heeft intussen tot aanscherping van de criteria geleid, tot een scherpere toetsing van de aanhouding en het per dag beschikbaar zijn van een bodyscan. Klachten hebben meestal betrekking op de totale procedure waarbij verschillende dien sten in het geding zijn die elk verantwoordelijk zijn voor een deel van de keten van aanhouding tot invrijheidstelling. De commissie constateert dat het door klagers buitengewoon onbevredigend wordt gevonden dat zij voor de behandeling die zij op Schiphol hebben ondergaan bij (tenminste) vier verschillende instanties terecht kunnen komen…” 3.2. De KMar is bij de behandeling van klachten gebonden aan de bepalingen uit hoofdstuk X (klachtbehandeling) van de Politiewet 1993. Daarin is vastgelegd dat de minister van Defensie regels als bedoeld in artikel 61 van de Politiewet 1993 88 vaststelt ten aanzien van klachten over een militair van de Koninklijke Marechaussee Artikel 61 van de Politiewet voorziet in de instelling van een commissie bestaande uit onafhankelijke leden die zijn belast met de behandeling van en advisering over klachten, de registratie van de mondeling en schriftelijk ingediende klachten en, indien van toepas sing, de daarop genomen beslissingen, alsmede de jaarlijkse publicatie van de geregistreerde klachten waarin wordt aangegeven in hoeverre bepaalde klachten wijzen op structurele tekortkomingen en waarin zo nodig aandacht wordt geschonken aan de middelen om deze tekortkomingen op te heffen. De termijn waarbinnen dit soort klachten moet worden afgehandeld, is vier weken langer dan de reguliere klachtafhandelings termijn van zes weken. 3.3. In het kader van het onderzoek is gesproken met de klachtcoördinator bij de Korpsstaf Koninklijke Marechaussee (KMar) en twee coördinerend klachtbehandelaars bij het District KMar Schiphol. Over de behandeling van klachten over de uitvoering van de 100%controle deelden zij het volgende mee: 89 “…De KMar heeft in 2005 in totaal 36 klachten over de 100%controles behandeld, in 2004 waren dat er twaalf. De klachten zijn langs verschillende wegen bij de KMar beland. Sommige zijn rechtstreeks bij de KMar ingediend, andere via bijvoorbeeld het openbaar ministerie of de Douane. Zodra een klachtbrief wordt ontvangen, wordt daarvan een analyse gemaakt. Als het om klachten gaat die bij het District Schiphol zijn binnengekomen, gaat de klacht met de analyse naar de klachtcoördinator bij de Korpsstaf. Hij checkt de analyse dan en zorgt voor verzending van een ontvangstbevestiging naar de indiener. Daarbij wordt een A4 tje met informatie over de procedure meegestuurd. Vervolgens wordt het feitelijke klachtonderzoek opgestart in het district. 88 89
Artikel 61 e.v. Politiewet 1993. Interview d.d. 31 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
76
Van klachten die rechtstreeks bij de Korpsstaf worden ingediend, wordt door de klachtcoördinator bij die staf een analyse gemaakt. Na verzending van een ontvangst bevestiging wordt de klachtbrief vervolgens, samen met de analyse, naar het district gestuurd. Vaak blijkt bij zo’n analyse dat de klacht (mede) andere partners in de keten betreft. In zo’n geval wordt een voorstel voor directe doorzending gedaan; sinds de gecoördi neerde aanpak van medio 2005 hebben wij daarover ook regelmatig contact met onze ketenpartners. De KMar heeft nog steeds te maken met achterstanden bij de klachtbehandeling. De wettelijke termijn is voor ons dan ook meestal te kort. We informeren de klagers daar over door middel van een vertragingsbericht. Omdat relatief veel van onze klagers in het buitenland, Suriname of de Nederlandse Antillen, verblijven, is bemiddeling vaak lastig. Veel klachten worden ook via een gemachtigde ingediend, dat geeft vertraging. Het is vaak moeilijk om met de klager zelf in contact te treden om hun uitleg te geven. Het is voorgekomen dat in het geval de klacht via een advocaat was ingediend een bemiddeling werd geweigerd en er de voorkeur aan werd gegeven het officiële traject te volgen. Klachten over de 100% controles worden vaak door een advocaat ingediend. De klachten zijn vaak vaag. Men voelt zich als crimineel behandeld, men is het niet eens met het strafvorderlijk proces, de hele gang van zaken staat betrokkene tegen, et cetera. Bijna alle klachten zijn afkomstig van negatieve slikkers. Voor hen is het hele gebeuren ingrijpend, en het stuit op veel onbegrip. De mensen zijn boos. Wij moeten daarom in dat soort gevallen veel investeren in het geven van uitleg. In overleg met het Openbaar Ministerie is de folder opgesteld die negatieve slikkers ontvangen. Daarin wordt informatie gegeven over de zwarte lijst, over klachtmogelijkheden, en worden excuses aangeboden. Ook werkt de KMar sinds enige tijd met een charmeofficier die de mensen extra aandacht geeft als dat nodig is. Een punt is wel dat de klagers excu ses verlangen van de betrokken ambtenaar zelf. Voor de KMar is dat een probleem, want die ambtenaar doet gewoon zijn werk. Als organisatie wil je best excuses aanbie den als iemand onterecht als verdachte is aangemerkt, maar het persoonlijk aanbieden van excuses is wat anders. Naar aanleiding van de herhaalde klacht dat mensen niet de kans kregen bij aanhou ding eventuele afhalers te informeren, is begin 2006 besloten betrokkenen aan te bie den te bellen. De Douane belt dan zelf naar de afhalers. Er wordt relatief weinig gebruik gemaakt van dit aanbod, waarom weten we niet. Een andere herhaaldelijk voorkomende klacht betreft het gebruik van de zwarte lijst. Het zou kunnen zijn dat mensen in de hectiek van het gebeuren de folder niet goed lezen. Achteraf krijg je dan klachten. We kunnen veel winst boeken als het experiment met de mobiele scan slaagt. Eigenlijk is de scan een soort van geste naar de verdachte. Omdat men verdacht is, kunnen dwangmiddelen worden toegepast. De scan is een extra stap in de richting van
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
77
negatieve slikkers. Wij hebben er geen beeld van hoeveel mensen een scan weigeren, en de motieven daarvoor zijn ons ook niet geheel duidelijk. Veel klachten gaan over de slikkerscriteria of over de toepassing daarvan. De criteria zelf zijn een zaak van het openbaar ministerie, de toepassing daarvan is een zaak van de Douane. Overigens zijn er altijd bedenkingen geweest ten aanzien van de slikkers criteria. Als wordt geklaagd over de onrechtmatigheid van de aanhouding, is het overigens een zaak voor het Openbaar Ministerie. Indien wij erover twijfelen welke instantie de klacht moet afdoen, plegen we overleg. Belangrijkste is dát de zaak wordt opgepakt. Klachtonderdelen die tussen wal en schip dreigen te vallen, worden meestal wel door het Openbaar Ministerie opgepakt. Klachten die echt over het beleid als zodanig gaan, zijn voor de Directie Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie. Klachten over kleding die verdachten in het Detentiecentrum moeten aantrekken, horen thuis bij de DJI. De mensen worden in verzekering gesteld en krijgen dan die kleding. De DJI is gastheer van onze klanten, en de DJI gaat over de huisregels in het complex. Klachten kunnen heel gecompliceerd zijn, je moet precies weten wanneer wat is gebeurd. Het grootste probleem is dat er drie ministeries bij zijn betrokken. Op de werk vloer is de samenwerking ideaal, maar in de top is die een stuk minder. Een voorbeeld daarvan is de folder voor negatieve slikkers. Dat was een initiatief van het Openbaar Ministerie. De Belastingdienst/Douane wilde daar niet aan meewerken, de KMar en de DJI wél. De samenwerking sinds medio 2005 tussen de klachtencoördinatoren is een belangrijke verbetering. Het zou natuurlijk heel mooi zijn als je alle klachten in één procedure zou kunnen behandelen, maar dat zien we niet snel gebeuren. Je hebt immers te maken met verschillende overheden met verschillende taken. Het instellen van één portaal, een soort van coördinatiepunt onder supervisie van het Openbaar Ministerie, zou wel veel voordelen opleveren, zeker als de klager één afdoeningsbrief zou ontvangen. Maar de vraag is of dat valt te realiseren. Daarbij komt dat de klachtenregeling van de KMar is gebaseerd op de Politiewet, en dat de duur van de klachtprocedure bij de KMar een bottleneck vormt. Een oplossing zou kunnen zijn om de 100%controles door één organisatie te laten uitvoeren. De Douane en de Koninklijke Marechaussee hebben echter hun eigen speci fieke bevoegdheden die niet zomaar door andere organisaties kunnen worden overge nomen. Dit zijn punten voor de beleidsmakers in Den Haag. Je moet bij dit soort zaken van te voren goed deze consequenties overzien. De KMar werkt met een klachtencommissie. Die krijgt een kopie van elke klachtbrief. Bij formele klachtbehandeling wordt altijd de commissie ingeschakeld. De commissie
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
78
brengt advies uit aan de Commandant van de KMar. Het horen van betrokkenen is belangrijk, vooral ook om hun de kans te geven het hart te luchten. Vaak blijkt ons tijdens een klachtonderzoek pas dat wij ten aanzien van bepaalde aspecten van een klacht niet bevoegd zijn. De meeste klachten zijn ook meervoudig. Veel klachten betreffen ook de bagage, en lang niet altijd is duidelijk in welke fase er schade aan de bagage is ontstaan. Schadevergoedingszaken zijn in beginsel een zaak voor het openbaar ministerie. Soms bieden wij ook wel schadevergoeding aan, als door toedoen van de KMar materiële schade is ontstaan. Klachten over de vermissing van goederen zijn ook heel lastig te onderzoeken. De achtergrond van een claim is ook wel eens dubieus. Soms sturen wij een zaak door naar de Afdeling Claims van het Ministerie van Defensie, daar zitten de specialisten op dit terrein. Wij informeren betrokkene dan over zo’n verwijzing. Bij bejegeningsklachten is soms niet te achterhalen over wie de klacht precies gaat, of wat er precies is gezegd. In beide gevallen onthouden wij ons van een oordeel over de gegrondheid van de klacht. De twee klachtenfunctionarissen van de KMar op Schiphol doen klachten eventueel informeel af en horen eventueel de betrokken ambtenaren. Klachten over vervoer betreffen meestal de in de ogen van betrokkenen vernederende wijze van transport, in een arrestantenbusje. Negatieve slikkers worden door de KMar teruggebracht naar SchipholPlaza, dat is een vorm van service aan betrokkene. Verder vervoer lijkt ons te ver gaan, zo werkt dat ook in andere situaties niet. De charmeofficier wordt ingeschakeld om de ergste kou uit de lucht te halen. Veel reizigers die als verdachte zijn aangemerkt, hebben angst voor de volgende keer. Alleen als je daadwerkelijk drugs hebt vervoerd, kom je op de zwarte lijst. Wat in dit ver band precies de consequenties zijn van vrijspraak of van ontslag van rechtsvervolging is ons niet bekend. De coördinerende klachtencommissie wordt voorgezeten door een beleidsadviseur werkzaam bij het Openbaar Ministerie. Medio 2005 is met de gecoördineerde aanpak begonnen. Wij zijn tevreden over deze nieuwe aanpak. Voorheen was er wel overleg tussen KMar en Douane en Openbaar Ministerie en de Dienst Justitiële Inrichtingen, maar dat was informeel. Coördinatie was hard nodig. Er was een groep advocaten, die piketdienst deed op Schiphol, die steeds maar allerlei klachten allerlei kanten op stuurde. Op dit moment komen de klachtbehandelaren van de verschillende bestuursorganen eenmaal per vijf à zes weken bij elkaar. De frequentie hangt samen met het aantal te bespreken punten. Omdat de coördinator als beleidsadviseur bij het Openbaar Ministerie werkzaam is, heeft hij vaak kennis van allerlei beleidsmatige zaken en kan ook aansturen op
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
79
wijzigingen in het beleid. Een voorbeeld daarvan is het plaatsen van de mobiele scan op Schiphol zelf. Ook is er op verzoek van het Openbaar Ministerie een keer gesproken over hoe we omgaan met verzoeken om schadevergoeding. Het gaat overigens om een informeel overleg. Er worden geen notulen gemaakt. Besproken worden steeds de klachten die meerdere onderdelen bevatten, die over verschillende bestuursorganen gaan. In principe proberen wij als KMar op het moment van ontvangst van de klacht al de klachtonderdelen naar organisatie te splitsen. Je behandelt dan het onderdeel dat op jouw organisatie van toepassing is en de brief stuur je door naar het andere bestuursorgaan, dat de rest moet behandelen. Je laat de klager dit in een brief weten. Er zijn geen procedureafspraken gemaakt over de behandeling van deze meervoudige klachten. De anderen werken in principe ook wel zo. Soms kom je tijdens de behandeling van de klacht er pas achter dat toch een ander bestuursorgaan betrokken is. Dan stuur je de klacht alsnog door en je informeert de klager erover. Er vindt ook wel terugkoppeling plaats binnen het overleg over hoe de klachten zijn afgedaan. Hangt af van de aard van de klacht. Vaak is het van belang van elkaar te weten hoe je met de klacht bent omgegaan. Bijvoorbeeld over het informeren van de afhalers van degenen, die zijn aangehouden. Het is van belang te weten dat de Douane de verdachte aanbiedt om de afhalers te informeren. Als mensen dan in het algemeen klagen dat de familie niets gehoord heeft, kun je aangeven dat daar ergens in de procedure wel in is voorzien. Ook gebeurt het dat klachten aanleiding zijn voor het aanpassen van de procedure. Het plaatsen van de scan op de pier is daar een voorbeeld van. Negatieve slikkers klaagden over de lange duur van het oponthoud, omdat zij naar SchipholOost moesten voor de scan. Door de scan mogelijk te maken vlak na de aanhouding door de Douane en direct te doen na de overdracht aan de KMar bespaar je heel veel tijd. Een ander voorbeeld is dat de KMar foto’s maakt van passagiers met hun bagage om te voorkomen dat later in het proces onduidelijk is welke bagage bij welke passagier behoort. Negatieve slikkers klaagden erover dat er foto’s van hen bij de KMar in het sys teem bleven. Nu is de standaardprocedure dat deze foto’s van negatieve slikkers meteen worden verwijderd als de aangehoudene in vrijheid wordt gesteld. Ook bleek bij de behandeling van de klachten dat de KMar en de Douane de tijdstippen van de verschillende handelingen niet goed registreerden. Daardoor konden klachten niet goed onderzocht worden. Nu is dit verbeterd. Bijvoorbeeld het tijdstip van aanhou ding wordt nu goed geregistreerd. De Douane heeft vanouds toch een andere manier van werken en het belang van het precies registreren van het tijdstip van aanhouding in de rest van de procedure was voor hen minder duidelijk. Klachtbehandeling is ook terug te vinden in jaarverslagen. In 2004 is er iets over opge nomen. Het jaarverslag 2005 is bijna gereed.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
80
Uit het gecoördineerde overleg zijn de volgende verbeteringen in het proces van de 100%controle voortgekomen: verbeterde informatievoorziening. De banieren direct bij de gate in plaats van de flyers aan het eind van de procedure; het plan voor een excuusbrief aan de negatieve slikkers was er al, maar de input voor de inhoud van de brief komt uit het overleg; het aanbieden om de afhalers te informeren door de Douane; het professioneel opstellen van het p.v. door de Douane. Was in het begin een hand geschreven vodje. Nu wordt het p.v. op de p.c. gemaakt, met de tijdstipvermelding er bij; nu is de afspraak dat de reiziger na zijn aanhouding tegelijk met zijn bagage door de douane aan de KMar wordt overgedragen. Voorheen gebeurde dat apart en waren er nogal wat klachten over zoekgeraakte bagage. Wij zijn blij met het experiment waarbij een scan op Schiphol zelf is geplaatst. Dit zal veel tijd besparen en daardoor minder belastend zijn voor de aangehouden reiziger. Een bijkomend probleem voor vreemdelingen is dat aangehouden vreemdelingen ook de toegang tot Nederland wordt geweigerd wegens gevaar openbare orde op grond van de Vreemdelingenwet. Deze weigering moet weer ongedaan worden gemaakt door het Hoofd Doorlaatpost van de KMar. Dit hoofd doet maar eenmaal per 24 uur de toetsing van de al geweigerde vreemdelingen. De vreemdeling moet in de internationale lounge wachten tot de geweigerde status er weer vanaf is gehaald. Dit kostte vaak heel veel tijd. Deze werkwijze wordt inmiddels niet meer toegepast. De huidige werkwijze die wordt toegepast, is dat de weigering van de negatieve slikker (vreemdeling) na invrij heidstelling moet worden herzien. Kort na de invrijheidstelling faxt het Veegteam de gegevens naar het Hoofd Doorlaatpost en wordt de negatieve slikker afgeleverd bij de grenspost AankomstWest 1. Dit vergt extra tijd en dat zou sneller kunnen wanneer je een andere werkwijze toepast. Als de vreemdeling snel een scan kan laten maken op Schiphol zelf, kan ook eerder zijn zaak weer aan het Hoofd Doorlaatpost worden voorgelegd. Dit scheelt veel tijd. Verder blijven de slikkerscriteria toch wat moeilijk in de praktijk. Een op de drie aanhou dingen blijkt niet tot strafvervolging wegens cocaïneinvoer te leiden. Hoewel er geen cijfers bekend zijn over hoe dit percentage bij andersoortige strafbare handelingen ligt, lijkt dit wel hoog. Je voldoet al snel aan drie of vier criteria. Het Openbaar Ministerie heeft de criteria bedacht en deze worden ook zonodig bijgesteld. Maar het blijft toch vrij subjectief...”
4.
Klachtbehandeling door het Openbaar Ministerie
Over de afhandeling van de klachten die onder de verantwoordelijk vallen van het Openbaar Ministerie, zoals die met betrekking tot inbeslagneming, heenzending, straf rechtelijk onderzoek, opsporing en vervolging, is in het kader van het onderzoek
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
81
gesproken met de klachtencoördinator van het Openbaar Ministerie. Deze klachtencoör 90 dinator deelde over de afhandeling van klachten het volgende mee: “…Medio 2005 zijn de organisaties die zijn betrokken bij de 100%controles, te weten de Douane, de Koninklijke Marechaussee, de Dienst Justitiële Inrichtingen en het Openbaar Ministerie, in overleg getreden over een meer gecoördineerde behandeling van klachten over die controles. De reden was een toename van het aantal klachten en het gegeven dat de klachten bijna nooit uitsluitend over bijvoorbeeld de KMar of over de Douane gaan. Meestal zijn het combiklachten, en de betrokkenen weten vaak zelf ook niet welk bestuursorgaan verantwoordelijk is voor welk deel van het hele proces. Elke instantie deed tot dusverre wel wat formeel nodig was, maar het risico bestond toch dat er punten bleven liggen. Daarom is er gekozen voor een soort van klachtencoördinatie. Eens in de zes tot zeven weken komen de klachtencoördinatoren van de verschillende instanties bijeen, en onder mijn voorzitterschap bespreken we dan de stand van zaken. Door elkaar te informeren over de lopende klachten en door elkaar kopieën van afdoe ningbrieven te sturen, kunnen we tijdwinst boeken. Tijdens deze vergaderingen, waar van geen officiële verslagen worden gemaakt, kunnen we goed zaken doen over de behandeling van ingediende klachten. Los van de reguliere overleggen sturen we elkaar tussentijds ook per mail informatie, of hebben we telefonisch contact. Voordeel is ook dat we elkaar kennen. Uitgangspunt is dat elke instantie verantwoordelijk blijft voor de afhandeling van de klachten op het eigen terrein. Het zou het mooist zijn om klachten door middel van één afdoeningsbrief af te handelen, maar daar hebben we niet voor gekozen omdat het probleem daarbij is dat de instantie die de meeste tijd nodig heeft het tempo van afhandeling bepaalt. Juridisch gezien is het ook lastig om de klachtaf handeling bij één van de betrokken bestuursorganen neer te leggen. Doordat we nu door de gecoördineerde aanpak meer zicht hebben op het geheel aan klachten, krijg je ook beter zicht op wat er gevoelig ligt. Daar kan je dan wat mee doen. Voorbeelden zijn de excuusbrief die we nu meegeven aan “negatieve slikkers” en de mogelijkheid die we personen die worden aangehouden bieden om telefonisch contact op te nemen met relaties. Overigens is het niet zo dat we periodiek een analyse opstel len van de ontvangen klachten. De patronen in de klachten zijn ons bekend, en daar acteren we op. De betrokken instanties maken soms afspraken over de wijze van afdoening van een bepaalde zaak, maar een echt format daarvoor hebben we niet. We hebben ook geen concrete afspraken gemaakt over de termijn waarbinnen we klachten eventueel doorstu ren naar een ander bestuursorgaan indien de klacht ook daarover gaat. We zien elkaar regelmatig en indien nodig informeren we elkaar tussentijds. De klachten die wij als Openbaar Ministerie krijgen, zijn altijd afkomstig van negatieve slikkers. Veel klachten over de DJI gaan door naar de Commissie van Toezicht, en die krijgen wij dus niet als klacht in behandeling.
90
Interview d.d. 17 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
82
Sinds de klachtbehandeling gecoördineerd wordt aangepakt, is deze duidelijk verbeterd. Eenduidigheid in de klachtafhandeling is moeilijk te realiseren. Ieder bestuursorgaan heeft te maken met klachten over specifieke gedragingen. De DJI ontvangt klachten over de verblijfsomstandigheden in het detentiecentrum, klachten over Douane hebben veelal betrekking op de schade aan eigendommen dan wel het zoekraken van eigen dommen, de KMar en Openbaar Ministerie ontvangen weer andersoortige klachten bijvoorbeeld over plaatsing op de zwarte lijst en bejegening na aanhouding. De aanpak bij de afhandeling van klachten verschilt per bestuursorgaan. Zo kent de KMar een klachtencommissie, handelt de Douane klachten af via een onafhankelijke klachtencoör dinator, en kiezen de DJI en het openbaar ministerie regelmatig voor een informele benadering, door een gesprek aan te gaan of met klagers te bellen. In geval van een klacht van een “negatieve slikker” stel ik een invoelende brief op, waarin excuses worden gemaakt voor de impact die een en ander op betrokkene heeft gehad. Als in een klachtbrief (tevens) om schadevergoeding wordt gevraagd, kunnen wij daar over slechts advies uitbrengen. Het college van pg’s moet daarover beslissen. Het college heeft onlangs in een zaak een vergoeding toegekend omdat het in dat geval te lang had geduurd voordat iemand, een negatieve slikker, op vrije voeten werd gesteld. Als een klacht wordt ontvangen door het Openbaar Ministerie wordt een ontvangst bevestiging aan de klager gezonden. In de ontvangstbevestiging wordt niet gewezen op verschillende instanties die klacht kunnen afhandelen. Wellicht is het zinvol door middel van een quickscan direct na ontvangst van een klacht vast te stellen waarover de klacht gaat en welke instanties betrokken zijn. De resultaten van klachtbehandeling worden teruggekoppeld. Zo weet ik dat aangehou den personen binnen het detentiecentrum niet meer worden getutoyeerd, dit naar aan leiding van herhaalde klachten daarover. In november 2005 heeft de hoofdofficier van justitie aan de Deken van de Orde van Advocaten een brief gezonden over de procedure met betrekking tot de “zwarte lijst”. Er bestaat momenteel geen eenduidige wijze waarop klachten worden geregistreerd. Het Openbaar Ministerie werkt met het registratiesysteem “Decos”, de KMar en de Douane hebben beide weer een ander systeem. Het zou het mooist zijn als alle betrok ken instanties met hetzelfde klachtregistratiesysteem zouden werken…”
5.
Een klachtprocedure als voorbeeld
Ter illustratie van de behandeling van een klacht over de 100%controles dienen de volgende gegevens over een individuele klachtprocedure.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
83
Op 4 juli 2005 werd de heer (...) ruim zes uur na aankomst op Schiphol – door de KMar afgezet op SchipholPlaza. Hij was in het kader van een 100%controle aangehouden en had, na aanhouding wegens verdenking van het slikken van cocaïnebolletjes, in het detentiecentrum een scan ondergaan. Uit de scan was gebleken dat hij geen bolletjes had geslikt. Op 3 augustus 2005 stuurde de heer (…. zowel het Ministerie van Financiën als het Ministerie van Justitie een brief waarin hij klaagde over de gang van zaken en waarin hij om schadevergoeding vroeg in verband met het zoekraken van waardevolle goederen en in verband met de ondergane behandeling. Het College van ProcureursGeneraal stuurde op 18 augustus 2005 een ontvangstbevestiging. Bij brief van 8 november 2005 deelde dit college vervolgens het volgende mee aan de heer (…): “… Van een medewerker van het arrondissementsparket te Haarlem heb ik heden vernomen dat in onderling overleg met het Openbaar Ministerie te Haarlem en de Douane te Hoofddorp is besloten dat uw verzoek zal worden afgehandeld door de Douane ressorterend onder het Ministerie van Financiën… “. Het Ministerie van Financiën stuurde op 5 augustus 2005 een ontvangstbevestiging met de mededeling dat brieven in beginsel binnen acht weken worden beantwoord. Op 9 november 2005 berichtte de Belastingdienst/Douane West aan betrokkene dat het Ministerie van Financiën aan de Belastingdienst had verzocht de behandeling over te nemen voor zover betrokkene verzocht om schadevergoeding en klaagde over de handelwijze van Douanemedewerkers. In deze brief werd de klacht over de onrechtmatigheid van de uitgevoerde 100%controle ongegrond verklaard en werd over de klacht over de vernederende behandeling van betrokkene geen oordeel gegeven omdat de feiten niet konden worden vastgesteld. Voorts werd aangegeven dat de KMar was verzocht de behandeling van het verzoek om schadevergoeding over te nemen om te onderzoeken of de KMar verantwoordelijk was voor de door betrokkene gestelde ontvreemding van goederen, en dat de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie was verzocht de behandeling van de klacht over de toepassing van de bodyscan over te nemen. Op 19 december 2005 wees de KMar het verzoek van de heer (…). om schadevergoeding af. 91 Wat betreft het op 9 november 2005 aan DJI doorgestuurde klachtonderdeel over de bodyscan deelde de plaatsvervangend directeur van het DC Schiphol mee dat hij die kwestie op 7 december 2005 telefonisch met de klachtencoördinator van Financiën/Douane West had besproken omdat de zaak naar zijn mening niet op het terrein van DJI maar op het terrein van het Openbaar Ministerie lag. Met de klachtencoördinator van Financiën/Douane West was toen de afspraak gemaakt dat de zaak in het eerstvolgend reguliere overleg van klachtcoördinatoren zou worden besproken. De plaatsvervangend directeur wist niet wat er verder met de zaak was gebeurd. 92 Naar aanleiding van het oordeel van de Belastingdienst/Douane West over zijn klacht richtte betrokkene zich bij brief van 11 november 2005 tot de Commissie van de verzoekschriften van de Tweede Kamer. Van die zijde kreeg hij op 5 januari 2006 bericht dat zijn brief als verzoekschrift in behandeling was genomen.
91 92
Mededeling d.d. 27 april 2006. Telefonische informatie d.d. 2 mei 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
84
X.
DE COMMISSIE VAN TOEZICHT VAN HET DETENTIE CENTRUM SCHIPHOLOOST
In het kader van het onderzoek werd een gesprek gevoerd met de voorzitter van de Commissie van Toezicht van het Detentiecentrum SchipholOost. Het verslag van dit gesprek luidt als volgt: 93 “…Omdat het Detentiecentrum SchipholOost een inrichting is in de zin van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), is er een commissie van toezicht ingesteld. Ik was al lid van zo’n commissie voor een andere inrichting, en ben gevraagd voorzitter te worden van de commissie voor SchipholOost. De commissie bestaat momenteel uit acht personen, met verschillende achtergronden. Het werk van een commissie van toezicht bestaat uit twee hoofdbestanddelen: het houden van toezicht, waarbij je kijkt naar het reilen en zeilen in een inrichting, en de behandeling van beklagzaken. De commissie werkt met een maandcommissaris, een commissielid dat gedurende een maand elke week de inrichting bezoekt. Je moet wel zo frequent langsgaan omdat de termijn voor beklagrecht zeven dagen bedraagt. Het beklagrecht geldt alleen voor beslissingen van de directeur van een inrichting gericht tot een ingeslotene. Kwesties als de kwaliteit of de temperatuur binnen de inrichting vallen onder de toezichttaak van de commissie. Tijdens het wekelijks bezoek spreekt het betrokken commissielid met gedetineerden die een gesprek aanvragen, en daarnaast ook met personeel. Gesprek ken met personeelsleden kunnen veel signalen opleveren. SchipholOost is opgezet als een noodvoorziening met relatief weinig faciliteiten. Aanvankelijk vielen dit soort detentiecentra niet onder de Pbw maar onder de Noodwet drugskoeriers. Bijzonder aan SchipholOost is dat verschillende vleugels niet onder de Pbw vallen. Er is een vleugel met politiecellen, en die valt onder de Koninklijke Marechaussee. Klachten over de inrichting van de politiecel kunnen worden voorgelegd aan de Commissie van Toezicht voor de politiecellen. Daarnaast is er een vleugel waar vreemdelingen verblijven die in aanmerking komen voor uitzetting. Ook die vleugel valt niet onder de Pbw, hierop is de regelgeving voortvloeiende uit de vreemdelingen wetgeving van toepassing. Met name het ‘reglement regime grenslogies’. Naast het toezicht op algemene zaken in het detentiecentrum, zoals bijvoorbeeld de kwaliteit van het eten en de zorgen van de medische dienst, hebben wij als commissie eigenlijk vooral te maken met de in verzekering gestelde drugskoeriers waaronder de slikkers. In de noodwet was reeds voorzien dat zij in een tweepersoonscel kunnen worden geplaatst en vanwege de medische risico’s die zij lopen, hebben zij te maken met enkele forse beperkingen. Dat strengere regime geldt alleen de eerste dagen, totdat betrokkenen “schoon” zijn. De noodwet is in maart 2005 vervallen en vanaf dat moment fungeren de detentiecentra onder de Pbw.
93
Interview d.d. 13 april 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
85
Over de permanente camerabewaking in de cellen, de kale inrichting van de cellen of de camera in de slikkerstoiletten krijgt de commissie eigenlijk nooit klachten. Ook over het feit dat verdachten samen in een cel moeten verblijven, wordt praktisch nooit geklaagd. Uit onderzoek is overigens gebleken dat mensen uit Zuidamerikaanse landen daar juist de voorkeur aan geven. Wij hebben maandelijks overleg met de directie van het detentiecentrum, en dan bespreken we de zaken die spelen. Naast de directie nemen bijvoorbeeld ook het hoofd van de medische dienst en het hoofd van de arrestantenwacht KMar deel aan dat over leg. Eigenlijk ontvangt de commissie nogal weinig grieven of klachten. De meeste gaan over het zoekraken van bagage en spullen. Vorig jaar heeft de commissie ruim twintig klachten ontvangen. Dit lage aantal hangt waarschijnlijk samen met het feit dat de mensen hier maar een paar weken zitten. Gemiddeld zitten ze hier ongeveer veertien dagen, daarna worden ze in het Detentiecentrum Zeist of het Detentiecentrum Roermond geplaatst. Beide zijn opgezet onder de noodwet, en hebben nu de status van huis van bewaring. In het algemeen kan je zeggen dat hoe langer mensen in een bepaalde inrichting verblijven, hoe meer voorzieningen er moeten zijn. De meeste klachten die worden ingediend, zijn afkomstig van onterecht aangehouden personen, maar die klachten komen niet bij onze commissie maar bij de KMar terecht. Een punt wat wij belangrijk vinden, is het opleidingsniveau van het personeel. Sociale vaardigheden zijn in de omgang met gedetineerden erg belangrijk. In het detentie centrum is 50% van het executieve personeel in dienst van Securicor, hun opleidings niveau is wel van een andere orde dan dat van DJImensen, echter men heeft al wel een beveiligingsopleiding. Overigens heeft onze commissie een goede relatie met de directie van het Detentie centrum SchipholOost. Daaraan zal mede ten grondslag liggen, dat een directeur van een inrichting de commissie ook niet graag tegen zich heeft...”
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
86
XI.
ALGEMENE OPMERKINGEN OVER DE 100% CONTROLES
1. Tijdens de gesprekken met vertegenwoordigers van de betrokken ministeries is aan de orde geweest welke vereisten van behoorlijkheid voor de 100%controles van bijzondere betekenis moeten worden geacht. De vertegenwoordigers van het Ministerie van Justitie en het Ministerie van Defensie deelden daarover het volgende mee: 94 “…Het streven is om de 100%controle op zo efficiënt mogelijk wijze uit te voeren met een zo minimaal mogelijke impact voor de reizigers. De behoorlijkheidsvereisten van de Nationale ombudsman spelen daarbij altijd een rol. Bij het uitvoeren van dit beleid wordt niet anders te werk gegaan dan bij ander beleid. In het strafrecht spelen de proportio naliteit en de subsidiariteit altijd een belangrijke rol. Ook voortvarendheid is steeds belangrijk en ook bij de uitvoering van de 100%controle. Juist ook op het individuele niveau spelen genoemde proportionaliteit en subsidiariteit voor het openbaar ministerie altijd een belangrijke rol. Ook de informatieverstrekking wordt van groot belang geacht. De hele uitvoering van de controle is levende materie. Dit vergt een flexibele opstelling van alle betrokken organisaties. Zonodig worden onderdelen van de uitvoering aange past. De gehele bejegening is voor de betrokken organisaties uiteraard zeer belangrijk. Er wordt getracht te voorkomen dat er klachten komen...” 2. In het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman benadrukten vertegen woordigers van het Ministerie van Financiën dat de Douane bij de 100%controles geen andere bevoegdheden heeft dan gewoonlijk. 95 3. De leider van het Veegteam van de KMar District Schiphol ging in algemene zin in op de gevolgen voor zijn medewerkers van het optreden van de Douane in de controle 96 fase: “…De Douane is een heel andere organisatie dan de KMar, het is geen politie organisatie, en men werkt veel meer stofgericht. Je ziet problemen bij de opleiding en bij de dagelijkse werkzaamheden van de Douane. Ze werken ook niet met een vaste club, steeds zie je nieuw personeel, dat leidt tot herhaling van de problemen. Een punt dat mij in dit verband ook ergert, is een gebrek aan inlevingsvermogen aan de kant van de Douane in de situatie waarin de reizigers zich bevinden. Zij hebben vaak tien uur gevlogen en komen moe aan op Schiphol. Als ze dan worden geselecteerd voor de verdiepte controle moeten ze vaak lang wachten voordat ze aan de beurt zijn, en ondertussen zitten de Douaneambtenaren in dezelfde ruimte rustig koffie te drinken. Dat geeft een verkeerd beeld, en leidt tot boosheid bij die reizigers. Douaneambtenaren zijn vaak ook erg kortaf tegen de mensen, als wij ze dan overgedragen krijgen, zijn ze al erg geïrriteerd. Bij de Douane valt op het punt van bejegening van reizigers veel te 94
Uit het verslag van de bijeenkomst op 16 maart 2006. Emailbericht d.d. 3 maart 2006. 96 Interview d.d. 3 april 2006. 95
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
87
winnen. Als er mot is bij een bepaalde vlucht, komt die zeer regelmatig voort uit het voortraject. Wij horen de klachten van de mensen. Het zijn onze KMarmensen die veel energie moeten steken in deëscalatie. Zeker eens in de week hebben wij onze handen vol aan personen die als gevolg van de wijze waarop zij door de Douane zijn bejegend zwaar geïrriteerd zijn geraakt...” In hetzelfde interview ging het hoofd van het Veegteam in op de samenstelling van zijn team. Hij stelde in dat verband het volgende: “…Een probleem is dat het Veegteam weinig vast personeel heeft. De leden van het team komen overal vandaan en werken vaak op detacheringsbasis bij ons voor een periode van slechts vier maanden. Ik wil dat ze voor zes maanden worden gedeta cheerd, en vooral wil ik een fors aantal vaste mensen. Daarbij wil ik van boven naar beneden bouwen, ik heb in ieder geval een goed middenkader nodig met vaste mede werkers op essentiële functies. Het is heel plezierig ook met veel jonge mensen te werken, maar het gaat erom dat er een goede balans is. Doordat we nu met teveel jonge mensen werken, is die balans er niet. Er staat wel wat te veranderen. Sinds een week heet ons team officieel niet meer het Veegteam maar het Rechercheteam Drugs bestrijding. Vanaf eind april 2006 gaan we werken met een vaste kern. Het gaat om 107 functies, er komen vacatures en de mensen kunnen erop solliciteren. Wat ik in dit werk vooral belangrijk vind, is dat we met ervaren mensen werken. Ik wil graag profes sionaliseren…” 4. De medewerker van het Veegteam met wie werd gesproken, merkte het volgende op: 97 “…Ik vind dat de begeleiding, zeker voor de jongere collega’s, hier niet geweldig is, die zou zeker beter kunnen. In de basisopleiding leer je wel over conflictbeheersing en oefen je via rollenspellen, maar er wordt niet specifiek aandacht besteed aan de omgang met bolletjesslikkers. De informatieverstrekking van bovenaf komt soms ook niet goed door, dat komt omdat het over veel schijven gaat…” 5. Een medewerker van de Douane, teamcoördinator bij de 100%controles, merkte in algemene zin nog het volgende op: 98 “…Het komt best wel voor dat reizigers zich door de 100%controle gediscrimineerd voelen. Daar ga ik inhoudelijk niet meer op in. Van de reizigers is 95% gekleurd, van de aangehoudenen ook. Hoezo dan discriminatie? Ik ga die discussie niet meer aan. Het is wel vervelend als mensen dat zeggen, maar ik merk ook dat je veel begrip krijgt als je rustig uitlegt waarom deze controles worden gedaan…”
97 98
Interview d.d. 3 april 2006. Interview d.d. 23 maart 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
88
XII.
1.
SIGNALEN VAN REIZIGERS DIE ONDERWORPEN ZIJN GEWEEST AAN EEN 100%CONTROLE OP SCHIPHOL Inleiding
De Nationale ombudsman heeft diverse klachten ontvangen van reizigers over de 100% controle. Daarnaast is gesproken met reizigers die geen klacht hebben ingediend maar wel na aankomst op Schiphol een 100%controle hebben ondergaan. In de klachtbrieven wordt bijna zonder uitzondering voorop gesteld dat men het eens is met de controle op de invoer van drugs vanuit risicogebieden. Men benadrukt dat de klachten betrekking hebben op de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de controle. Dit hoofdstuk geeft een impressie van het soort signalen dat de Nationale ombudsman heeft ontvangen met betrekking tot de 100%controles. 99 In een gesprek dat onderzoekers van de Nationale ombudsman hebben gevoerd met leden van de Vereniging van Reizigers 100 werd over het oponthoud als gevolg van de controle meegedeeld dat de vluchten uit Suriname en de Nederlandse Antillen ongeveer gelijktijdig arriveren en dat de passagiers aankomen bij de meest afgelegen gate. Vol gens hen bedraagt de wachttijd vanwege het grote aantal passagiers (400 per vliegtuig) dat wordt gecontroleerd zeker vier uur. Verder werd aangegeven dat steekproefsgewijs mensen eruit worden gepikt om hun bagage te laten onderzoeken. Wat hen opviel is dat vooral mensen van Creoolse afkomst worden gezocht en extra gecontroleerd: “Hoe zwarter de reiziger hoe verdachter hij of zij is”. De leden van de Vereniging van Reizigers hebben verder aangegeven dat uit de slikkerscriteria blijkt dat er onvoldoende inzicht bestaat in de culturele achtergrond en de Surinaamse samenleving (bijvoorbeeld wat betreft het in het bezit hebben van een cash geldbedrag en veelvuldig familiebezoek).
2.
Controle door Douane
In haar brief aan de Nationale ombudsman waarin zij onder meer klaagt over de wijze waarop zij is bejegend tijdens de uitvoering van de 100%controle door de Douane schrijft een vrouw: 101 “…Na de landing de slurf uit, bij de eerste balie laat ik mijn paspoort zien en er werd mij gevraagd hoelang ik in Suriname ben geweest. “Twee weken” was mijn antwoord. “Was het vakantie?” “Nee mijn moeder is ziek en ligt in het ziekenhuis.” Waarop de man zei: “Gaat u met mijn collega mee”. Mijn paspoort en ticket overhandigde hij aan zijn collega
99
De achterliggende klachten zijn door de Nationale ombudsman niet onderzocht, en hij geeft ook geen oordeel
over de gegrondheid van die klachten. 100
Gesprek d.d. 17 januari 2006. Bijlage (brief d.d. 21 december 2004) bij verzoekschrift aan de Nationale ombudsman d.d. 1 juli 2005, dossiernr. 2005.05439.
101
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
89
waarna ik in de eerste ruimte plaats moest nemen naast alleen maar donkere mannen en vrouwen, geen enkele blanke” (...) Na enkele minuten werd ik bij mijn achternaam geroepen waarna mijn handbagage werd onderzocht en vragen als: hebt u de ticket zelf betaald? Waar woont u? Werkt u? Wat verdient u? Heeft u een huur of koopwoning? Hoeveel bedraagt de huur? Draagt u lenzen?” Op mijn opmerking: “Vraagt u niet teveel?” antwoordde de ambtenaar van de Douane: “Ik mag alles vragen dat is mijn werk”. Tot twee keer toe, maar met een andere zinsopbouw werd mij gevraagd wat de reden was van mijn korte verblijf in Suriname. Op mijn antwoord dat mijn moeder ziek is en in het ziekenhuis ligt, was de reactie: “Het zal wel, dat zeggen ze allemaal of dat er iemand overleden is…” Over het fouilleren tijdens de verdiepte controle schrijft zij: “…Hierna moest ik met twee vrouwelijke douanes mee een hok in om lichamelijk gefouilleerd te worden. In dat hok gebeurde het volgende. Een van de vrouwen zei: “Jas uit”. Die geef ik en de jas wordt onderzocht. “Benen spreiden en handen omhoog” was het volgende commando. Met vlakke handen werd ik van boven naar beneden gefouil leerd. “Schoenen uit” werd er gezegd. Dat deed ik en de schoenen werden één voor één onderzocht. Toen stroopte zij mijn broekspijpen weer omhoog en omlaag. Toen werd mijn haar doorzocht. Toen zeiden beide vrouwen: “Bedankt voor de medewerking” en ik zei: “graag gedaan.” Toen zeiden de dames: “Loop even mee”. Toen kwam ik weer bij dezelfde man die mij in de eerste ruimte al die vragen had gesteld. Hij zei: “Mevrouw (…) u bent aangehouden op verdenking van het overtreden van de opiumwet.” Ik schrok, ik stond perplex en aan de grond genageld, ik kon niets meer zeggen, ik dacht wat gebeurt hier met mij, ik heb niets misdaan en nu word ik hier voor een misdadiger uitgemaakt…” Over de tweede fouillering schrijft zij: “…Ik werd door een vrouwelijke douaneambtenaar geroepen met: “(…) (achternaam betrokkene; N.o.) kom mee” en wees naar het bekende hokje. Zei zij: “ik ga u fouilleren en kom op plaatsen wat u niet prettig zult vinden, maar jammer dan… (met een hele vieze blik)” en zo deed zij dat: jas uit, benen spreiden, handen omhoog, rug benen, kuit werden van boven tot onder gefouilleerd. Schoenen uit, goed bekeken. Dijbenen, tussen mijn benen met haar hand opzij gehouden maakte zij een opwaartse beweging en kwam tegen mijn vagina aan waar ik erg van schrok. Buik, rondom en op elke borst met haar handpalm…” Een reiziger met zijn metgezel werden onderworpen aan een verdiepte controle nadat een van hen op advies van de KMar te Curaçao een noodpaspoort had ontvangen. Hij schrijft over de informatievoorziening door de Douane: 102
102
Verzoekschrift aan de Nationale ombudsman d.d. 9 januari 2006, dossiernr. 2006.00265.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
90
“…Alsof dit nog allemaal niet genoeg was, kregen we na afloop een excuusbriefje uitgereikt. De Douane verontschuldigt daarin voor het eventuele ongemak. Ik vind het beledigend dat deze behandeling wordt afgedaan als “ongemak”. Ik wil er nogmaals op wijzen dat er tegen ons geen gerede reden was tot verdenking en dat er vanzelfspre kend ook geen verboden middelen in ons bezit werden gevonden. De afhandeling van de paspoortcontrole door het douanepersoneel was daarnaast ook nog eens ronduit onbeschoft. Zo’n behandeling heb ik slechts één keer eerder meegemaakt. Bij binnen komst in de Verenigde Staten. Welkom in Nederland…” Een vrouw 103 die regelmatig naar Suriname reist voor familiebezoek geeft aan dat alhoe wel zij er begrip voor heeft dat intensief wordt gecontroleerd op drugssmokkelaars zij de vele controlemomenten achter elkaar wel vervelend vindt. Het steeds beantwoorden van zoals zij aangeeft “onzinvragen” over waar zij vandaan komt, wat ze doet en bij wie ze is geweest, levert irritatie op. Het fouilleren ervaart ze niet als echt vervelend: “Dat gaat tenminste snel”. Wat haar vooral hindert is het enorme oponthoud. In een brief over het oponthoud als gevolg van de 100%controle schrijft iemand: 104 “...Ik kwam op 15 april 2006 om 8.30 uur op Schiphol aan vanuit de Antillen en kon pas om 10.30 uur mijn familie zien. Ik heb de hele toestand als 300%controle ervaren. (..). Ik woon al 16 jaar in Nederland en van beroep ben ik politieagent. Ik voelde mij op dat moment gediscrimineerd als je zag dat men alleen de mensen met een kleur eruit haal de. Ik zie het nut niet van deze controles. Bovendien begint het al op de luchthaven waar ook mensen van de marechaussee staan te controleren. Je bent bijna negen uur onderweg en als het vliegtuig is geland wil ik zo snel mogelijk naar huis en niet zoveel vernedering ondergaan door nog eens twee uur te moeten wachten in verband met controle na controle (..). Ik heb niks tegen controles maar vijf keer gecontroleerd worden vind ik onzin Ik vraag me af of men bevoegd is om te mogen fouilleren…“ In zijn klachtbrief doet een reiziger verslag van zijn ervaringen toen hij op 29 november 2005 met zijn echtgenote van Nigeriaanse afkomst een 100%controle onderging. Hij schrijft: 105 “…Mijn vrouw had bij aankomst alleen haar persoonlijke schoudertas en een plastic tasje met wat aankopen van de Airport Hato bij zich. Nadat mijn vrouw door de detectie poort liep en haar twee tassen gescand waren, werd zij toch nog even apart genomen. Dit verbaasde mij. Ik dacht: is dit alleen omdat zij een donkere huidskleur heeft? Ik heb de persoon gevraagd waarom mijn vrouw er alleen werd uitgehaald. Ik kreeg een antwoord: “De scan geeft dit aan en we doen een 100%controle”. Ik vond dit belache lijk. Mijn vrouw had niets bij zich waarvan de scan iets zou moeten aangeven. Ik ben erg 103
Telefoonnotitie d.d. 5 april 2006. Verzoekschrift aan de Nationale ombudsman d.d. 23 april 2006, dossiernr. 2006.05348. 105 Verzoekschrift aan de Nationale ombudsman d.d. 3 maart 2006, dossiernr. 2006.02914. 104
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
91
boos geworden en vertelde de aanwezigen dat dit niet meer ging om een 100%con trole, maar dat dit puur een selectieve controle was. Tevens stonden meerdere passa giers met verbijstering te kijken hoe selectief men te werk ging. Nadat wij onze bagage hadden geclaimd, herhaalde dit wederom. Nadat mijn vrouw haar schoudertasje en haar plastic tasje door de scan waren gegaan, werd ze wederom apart genomen. Ik had inmiddels alle bagage onder mij en daarmee werd niets gedaan (..). Mijn echtgenote is geboren in Nigeria en heeft door de jaren heen al aardig wat ervaringen achter de rug wat betreft anders behandeld worden in Nederland. Discriminatie is op een hele geme ne manier net een te groot woord voor de mensen in Nederland die de ervaring hebben anders te worden behandeld. Ik heb het nooit willen geloven tot ik het met mijn eigen ogen heb mogen ervaren. Ik als vader, echtgenoot en Nederlander heb er geen woor den voor…” In een gesprek met onderzoekers van het Bureau Nationale ombudsman gaf iemand een toelichting op de wijze waarop hij is bejegend door de Douane en de KMar bij de uitvoering van een 100%controle. 106 Van dit gesprek is een verslag opgemaakt. Daarin staat het volgende: “…(…) vertelt dat hij op 3 juli 2005 (aankomst 9.45 uur) voor het eerst een 100% controle heeft meegemaakt. Hij reist wel vaker naar Suriname. Eerder heeft hij wel een hondencontrole gehad, maar zo’n uitvoerige controle kwam voor hem als een ver rassing. Hij was daar ook niet over geïnformeerd op het reisbureau of bij vertrek op Zanderij. Na aankomst met het SLMtoestel kwam hij zonder problemen langs de hondencontrole. Daarna werd zijn paspoort gecontroleerd en werd hem van alles gevraagd door de Douane. Waarom hij was gegaan, hoelang, waarom zo lang et cetera. Hij vertelde dat hij naar Suriname was gegaan in verband met het al eerdere overlijden van zijn vader. Volgens Hindoestaanse traditie wordt na verloop van tijd weer een ere dienst gehouden en dat wordt na zoveel tijd weer herhaald. Hij had een ticket dat geldig was voor twee maanden. Hij zou vier weken gaan en is uiteindelijk langer gebleven. Hij zat toen in de Ziektewet. Na het interview werd hij door de douanier meegenomen naar een ruimte in de kelder voor verder onderzoek. Hij werd meegenomen omdat hij rode ogen had en er vermoeid uitzag. De douanier vertelde hem dat hij dacht dat hij bolletjes had geslikt. Het ging volgens hem niet om hetgeen hij geantwoord had op de vragen. Zijn handbagage werd hem afgenomen. In zijn handbagage had hij een bedrag van 1900 aan euro’s in een broekzak gestopt. De broek had hij opgerold. Verder zat er een kostbare munt in een envelop in deze broekzak. Ook had hij medicijnen in zijn handba gage omdat hij maagpatiënt is. Deze handbagage werd gecontroleerd buiten zijn aan wezigheid. Hij moest vervolgens zijn paspoort, ticket en mobiel inleveren, die werden in een zak gedaan met zijn gegevens er op.
106
Gesprek d.d. 17 februari 2006.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
92
Vervolgens moest hij zich ontkleden in een ruimte waar nog zo’n 15 reizigers (mannen en vrouwen) aanwezig waren. In deze ruimte waren aan de wanden open hokjes, voor zien van een tafeltje voor de spullen. Hij mocht zijn onderbroek aanhouden. Ook in zijn onderbroek werd door de twee mannelijke douaniers wel even gekeken. Er werd niets gevonden, ook niet in zijn handbagage. Toch zei een van de douaniers: ”We houden je aan op verdenking van drugssmokkel, want je hebt rode ogen”. Ze vertelden dat hij overgedragen zou worden aan de KMar. Hij voelde zich met name door deze controle in aanwezigheid van anderen bijzonder vernederd…”
3.
Behandeling door de KMar
Ook over de wijze waarop degene met wie op 17 februari 2006 een gesprek werd gevoerd na zijn aanhouding door de KMar is behandeld, is door betrokkene een toelich ting gegeven. In het gespreksverslag staat daarover het volgende: “…Na de overdracht aan de KMar werden er door de KMar foto’s van hem gemaakt. Ook dit heeft hij als zeer vernederend ervaren omdat hij behandeld werd als een echte crimineel, terwijl hij nog nooit met politie of justitie in aanraking is geweest. Rond 11.00 uur werd hij door de KMar samen met vijf anderen in een busje gezet en na een kwartier kwamen ze in het detentiecentrum op SchipholOost. Een andere reiziger had nogal geprotesteerd tegen de controle, die was apart afgevoerd door de KMar. In het detentiecentrum werd hij na aankomst rond 12.30 uur onmiddellijk in een cel geplaatst, dit in afwachting van de scan. Hij tekende dat hij akkoord ging met de scan. Hij wilde zo snel mogelijk naar huis. Hij kreeg van de KMar geen water of voedsel en hij mocht niet bij zijn spullen. Hierdoor kon hij ook niet bij zijn maagtabletten, die hij op dat moment wel hard nodig had. Evenmin kon hij zijn familie op de hoogte stellen van zijn aanhouding. Zijn broer wachtte in de aankomsthal op hem. Een vrouwelijke medewerker van de KMar beloofde hem dat als hij clean was bevonden hij een sigaretje met hen mocht roken. Van de Douane had hij ook geen drinken of voedsel gekregen. Na de scan (rond 13.00 uur) moest hij opnieuw in de cel. Na een half uur kwam de vrouwelijke KMarfunctionaris hem vertellen dat hij clean was. Hij mocht toen uit de cel om even een sigaretje roken met de KMar buiten. Daarna mocht hij eindelijk (rond 15.45 uur) met zijn eigen mobiel zijn broer bellen. Hij heeft toen op de voicemail van zijn broer ingesproken dat hij om 16.00 uur op PlazaSchiphol zou worden afgezet. Daarna moest hij weer de cel in. Hiertegen protesteerde hij omdat er geen enkele reden meer was om hem nog langer vast te houden. De KMar zei toen dat hij zo zou worden opgehaald en dat het wachten nu was op vervoer. Intussen had hij gezien dat er naast zijn cel een smalle ruimte was waar zijn ruimbagage was neergezet en zijn handbagage. Hij had gezien dat het cijferslot van zijn koffer was opengebroken. Toen hij daar iets over zei, reageerde er niemand.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
93
Rond 16.00 uur kwam het busje. Hij werd gehaald door twee KMarmedewerkers. Hij pakte zijn bagage en opende zijn koffer. Hij had de koffer zo ingedeeld dat in de ene helft de kleding zat (deels nieuwe nog niet gedragen kleding) en aan de andere kant etenswaren, waaronder vruchten. De koffer was opengebroken en de vruchten (papaya en zo) bleken opgesneden te zijn. Daarna was alles weer teruggedaan waardoor het een grote kledderzooi was geworden. Hij moest alles snel dichtdoen en meegaan naar het busje. Nergens had de Douane een briefje achtergelaten. Niemand zei iets. Niet de KMar mensen die hem begeleiden en ook niet de chauffeur van het busje. Hij werd op SchipholPlaza afgezet en hij moest maar zien hoe hij thuis zou komen…” Over de informatieverstrekking door de KMar aan familieleden van degenen die als verdachte zijn aangemerkt, schrijft iemand: 107 “…Op 13 juli jl. zou mijn nicht voor vakantie naar Nederland komen. Zij is geboren in 1958 en spreekt geen woord Nederlands. Het vliegtuig is geland om 9.32 uur en de eerste passagiers beginnen om circa 9.50 uur naar buiten te komen. Echter van mijn nicht was er geen spoor te bekennen. In de hoop dat zij straks naar buiten zou komen bleef ik maar wachten. Immers, zij is een eenvoudige huisvrouw, die nooit alcohol heeft gedronken, laat staan iets te maken zou hebben met drugs. Om circa 15.30 uur begon ik mij toch af te vragen waar zij gebleven was. Ik ben toen op aanwijzing van een doua nebeambte toch maar bij de Koninklijke Marechaussee gaan vragen. Tot mijn schrik hoorde ik van de dienstdoende wachtcommandant dat zij was aangehouden. Voor ver dere informatie verwees hij mij naar SchipholOost of Triport 2. Een telefoonnummer had hij niet. Na veel aandringen heeft hij toch een telefoonnummer gegeven. En toen begon echt het roemruchte “kastjemuur spel”: Triport 2 verwees mij naar SchipholOost die vervolgens weer doorverwees naar Parket Haarlem om vervolgens te eindigen bij de Koninklijke Marechaussee. (…) Het enige dat ik na veel gebel te horen kreeg was dat mijn nicht in verzekering was gesteld de wij de komende drie dagen geen contact met haar mochten hebben. Om circa 20.00 uur heeft de wachtcommandant ons geadviseerd om naar Triport 2 te gaan. Daar aangekomen bleek dat de arrestantencel sinds twee jaar op SchipholOost is. Op naar SchipholOost. Daar was alles dicht en restte niets anders dan naar huis te gaan…” Een vrouw die als verdachte is aangemerkt, schrijft over haar vervoer naar het Detentie centrum Schiphol: 108 “…een autobusje in met hele kleine ijzeren hokjes. Je kunt je niet bewegen (…) ..Hij reed woest, stopte plotseling en ging weer hard over de drempels…”
107 108
Verzoekschrift aan de Nationale ombudsman d.d. 12 januari 2005, dossiernr. 2005.00546. Verzoekschrift aan de Nationale ombudsman d.d. 30 juni 2005, dossiernr. 2005.05439.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
94
Over de behandeling na aankomst in het Detentiecentrum Schiphol schrijft zij: “…Daar aangekomen moesten de heren en ik weer in een koude ruimte met een koude ijzeren bank plaatsnemen.(….) Ik werd geroepen door een vrouwelijke ambtenaar om even mee te komen in een hokje. Daar bleek dat ik mijn kleding, alles tot aan mijn ondergoed moest uitdoen om een donkerblauwe overall aan te doen. Ik weigerde (…) en toen haalde zij de hulpofficier erbij. Nadat wij een poosje hadden gepraat, mocht ik wel mijn eigen onderbroek en schoenen aanhouden, mijn oorknopjes moest ik afstaan en al mijn kleding werd in een vuilniszak gepropt. Ik kreeg in plaats van een overall een trainingspak dat verkleurd en kapot was met gaten in de zakken. Mij werd een snee brood een kleine beker melk en yoghurt aangeboden. Ik kreeg niet de kans het te veror beren want ik moest naar de hulpofficier voor een gesprek. Ook daar werd mij gevraagd of ik geslikt had en of ik bereid was een bodyscan te laten maken. Natuurlijk wil ik dat, ik heb niets te verbergen. “Blijven mijn gegevens in een bestand als straks blijkt dat ik onschuldig ben” vraag ik. “Nee er staat dan negatieve uitslag. “Waar kan ik een klacht indienen tegen deze mensonterende behandeling? “ Hij zei: “Dat weet ik niet uit mijn hoofd”….”
4.
Klachtbehandeling door de KMar
Een vrouw heeft via haar intermediair een klacht ingediend over de wijze waarop zij werd bejegend door de Douane, de KMar en in het Detentiecentrum Schiphol. Over de afhan 109 deling van haar klacht schrijft haar intermediair: “…De behandeling van voornoemde klacht en de uiteindelijke uitslag is in zijn alge meenheid voor Mw. (…) onaanvaardbaar. Het is ook onaanvaardbaar dat de KMar en de Douane en de Dienst Justitiële Inrichtingen dientengevolge de klacht steeds maar uitsplitsen. Als je het in stukjes knipt wordt het weer een ander verhaal; en gaat de essentie verloren. Het gaat tenslotte om de samenhang van alle gebeurtenissen hoe mw. (…) door de diverse instanties behandeld is. Het geheel is juist vernederend en onrechtmatig. Noch in het klachtbehandelingsverslag van de KMar, noch in het klacht behandelingsverslag van de Douane wordt vermeld dat de visitaties vernederend zijn…” Een familielid van twee vrouwen en een man die voorafgaand aan de bodyscan moesten bukken teneinde hun lichaamsopeningen te tonen, diende een klacht in bij de KMar. Over de afhandeling van de klacht schreef hij 110 : “…Op 23 juli 2004 heb ik een klacht ingediend bij de Koninklijke Marechaussee te Den Haag. Op 23 augustus respectievelijk 10 september 2004 heeft de Koninklijke Marechaussee per brief de ontvangst van mijn klacht bevestigd en tevens meegedeeld
109
Brief aan de Nationale ombudsman d.d. 1 juli 2005, dossiernr. 2005.05439. Verzoekschrift aan de Nationale ombudsman d.d. 12 januari 2005, dossiernr. 2005.00546
110
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
95
dat, afhankelijk van de bevindingen van de onafhankelijke klachtencommissie binnen 10 à 14 weken op mijn klacht zal worden gereageerd. Pas in juni 2005 heeft de Koninklijke Marechaussee mijn klacht afgehandeld…”
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
96
BIJLAGEN BIJLAGE 1 Juridisch kader 1. Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden Artikel 8: “1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.” 2. Grondwet Artikel 11: “Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaan tastbaarheid van zijn lichaam.” 3. Wetboek van Strafvordering Artikel 56: “1. De officier van justitie of de hulpofficier voor wie de verdachte wordt geleid of die zelf de verdachte heeft aangehouden, kan, bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen deze, in het belang van het onderzoek bepalen dat deze aan zijn lichaam of kleding zal worden onderzocht. 2. De officier van justitie kan bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen de verdachte, in het belang van het onderzoek bepalen dat deze in zijn lichaam wordt onderzocht. Onder onderzoek in het lichaam wordt verstaan: het uitwendig schouwen van de ope ningen en holten van het onderlichaam, röntgenonderzoek, echografie en het inwendig manueel onderzoek van de openingen en holten van het lichaam. Het onderzoek in het lichaam wordt verricht door een arts. Het onderzoek wordt niet ten uitvoer gelegd indien zulks om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is. 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde onderzoeken worden op een besloten plaats en voor zover mogelijk door personen van hetzelfde geslacht als de verdachte verricht.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
97
4. De overige opsporingsambtenaren zijn bevoegd den aangehoudene tegen wien ernstige bezwaren bestaan, aan zijne kleeding te onderzoeken. 5. Tijdens het gerechtelijk vooronderzoek geldt bovendien de bepaling van artikel 195.” In het zogenoemde Rectumarrest van 8 november 1988 (nr. 83057, NJ 1989/667) over woog de Hoge Raad onder meer het volgende: “Anders dan het middel betoogt heeft het hof, wat er zij van zijn verwijzing naar wat van oudsher onder onderzoek is begrepen, terecht geoordeeld dat het in het eerste lid van art. 56 Sv en het vijfde lid van art. 9 Opiumwet bedoelde onderzoek aan het lichaam omvat een onderzoek van de natuurlijke openingen en holten van het lichaam.” Het tweede en derde lid van artikel 56 werden in 2002 ingevoegd. In de Memorie van Toelichting (kamerstukken 26 983, nr. 3) werd over de desbetreffende wetswijziging onder meer het volgende overwogen:
7.4 Conclusies met betrekking tot de toepassing van de urinetest en de methoden van onderzoek aan en in het lichaam (…) In een aantal bijzondere wetten, zoals de Vreemdelingenwet, de Douanewet en de Ambtenarenwet wordt ook gesproken over lijfsvisitatie of onderzoek aan het lichaam. De genoemde bevoegdheden worden daar in een andere context gebezigd. Tot op heden is binnen de context van deze wetten, anders dan bij de toepassing van strafvordering, niet gebleken van onduidelijkheden of problemen bij de toepassing of uitleg van de genoemde begrippen.” 4. Douanewet Artikel 17 “1. Aan lijfsvisitatie door de inspecteur zijn onderworpen, personen die aanwezig zijn in of op de in de artikelen 12 en 14 bedoelde entrepots, ruimten voor tijdelijke opslag, plaatsen, spoorwegemplacementen, havens, luchthavens, terreinen, gebouwen, erven en vervoermiddelen of deze locaties of vervoermiddelen juist hebben verlaten. 2. De in het eerste lid bedoelde personen zijn op vordering van de inspecteur gehouden stil te staan en deze te volgen naar een door hem aangewezen plaats. 3. Op vordering van de inspecteur zijn reizigers, die zich bevinden in een vervoermiddel dat juist het douanegebied van de Gemeenschap is binnengekomen of dat bestemd is om aanstonds te vertrekken om dat douanegebied te verlaten, gehouden hun plaats of vervoerbewijs te vertonen. Deze verplichting geldt eveneens voor reizigers die een der gelijk vervoermiddel juist hebben verlaten dan wel die op het punt staan daarin te worden opgenomen.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
98
4. Lijfsvisitatie geschiedt door personen van hetzelfde geslacht als dat van de persoon die aan visitatie wordt onderworpen.” 5. Communautaire Douanewet Artikel 14 “Voor de toepassing van de douanewetgeving dient elke persoon die direct of indirect bij de desbetreffende transacties die in het kader van het goederenverkeer worden verricht, is betrokken, de douaneautoriteiten op hun verzoek en binnen de eventueel vastge stelde termijnen alle benodigde bescheiden en inlichtingen, ongeacht de dragers waar op die bescheiden zich bevinden, te verstrekken en deze autoriteiten alle benodigde bijstand te verlenen.” Artikel 37 “1. De in het douanegebied van de Gemeenschap binnengebrachte goederen zijn vanaf het ogenblik waarop zij worden binnengebracht aan douanetoezicht onderworpen. Zij kunnen overeenkomstig de geldende bepalingen door de douaneautoriteiten worden gecontroleerd. 2. Deze goederen blijven onder douanetoezicht zolang dit nodig is om de douanestatus ervan te bepalen en wanneer het nietcommunautaire goederen betreft en onvermin derd artikel 82, lid 1, tot het ogenblik waarop zij hetzij een andere douanestatus krijgen, hetzij een vrije zone of een entrepot worden binnengebracht, hetzij worden wederuit gevoerd of vernietigd overeenkomstig artikel 182.” 6. Opiumwet Artikel 9 “1. De opsporingsambtenaren hebben, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, toegang: a. tot de vervoermiddelen, met inbegrip van woongedeelten, waarvan hun bekend is, of waarvan redelijkerwijze door hen kan worden vermoed, dat daarmede ingevoerd of vervoerd worden of dat daarin, daarop of daaraan bewaard worden of aanwezig zijn middelen als bedoeld in lijst I of II; b. tot de plaatsen, waar een overtreding van deze wet gepleegd wordt of waar rede lijkerwijze vermoed kan worden, dat zodanige overtreding gepleegd wordt. 2. Zij zijn bevoegd een persoon, verdacht van een bij deze wet als misdrijf strafbaar gesteld feit, bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen deze, aan de kleding te onder zoeken. 3. Zij zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen. 4. De officier van justitie of de hulpofficier van justitie voor wie de verdachte wordt geleid of die zelf de verdachte heeft aangehouden is bevoegd een persoon die zojuist binnen
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
99
het grondgebied van Nederland is binnengekomen of die op het punt staat dit grond gebied te verlaten, en die is aangehouden terzake van een bij deze wet als misdrijf strafbaar gesteld feit, een vordering te geven tot medewerking aan een urineonderzoek, gericht op het aantonen van de aanwezigheid in het lichaam van middelen als bedoeld in lijst I of II.” 7. Penitentiaire beginselenwet Artikel 29 “1. De directeur is bevoegd een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken. 2. Het onderzoek aan het lichaam van de gedetineerde omvat mede het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het lichaam van de gedetineerde. Het onder zoek aan de kleding van de gedetineerde omvat mede het onderzoek van de voorwer pen die de gedetineerde bij zich draagt of met zich meevoert. 3. Het onderzoek aan het lichaam van de gedetineerde wordt op een besloten plaats en, voor zover mogelijk, door personen van hetzelfde geslacht als de gedetineerde verricht. 4. Indien bij een onderzoek aan het lichaam of de kleding voorwerpen worden aange troffen die niet in het bezit van de gedetineerde mogen zijn, en, voor zover het onder zoek betrekking heeft op de openingen of holten van het lichaam van de gedetineerde, deze voorwerpen zonder het gebruik van hulpmiddelen daaruit kunnen worden ver wijderd, is de directeur bevoegd deze in beslag te nemen. Hij draagt zorg dat deze voorwerpen, hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de gedetineerde op diens kosten worden bewaard, hetzij met toestemming van de gedetineerde worden vernietigd, hetzij aan een opsporingsamb tenaar ter hand worden gesteld met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.”
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
100
BIJLAGE 2 Vragen zoals die op 25 januari 2006 zijn voorgelegd aan de ministers van Financiën, van Defensie en van Justitie I.
Algemene vragen
1. Uitgaande van de noodzaak van de 100%controle op Schiphol: welke behoorlijkheidsvereisten acht u van specifiek belang voor de bescherming van de positie van reizigers die aan een controle worden onderworpen; hoe en op welke wijze meent u dat recht is gedaan aan deze behoorlijkheids vereisten bij de invoering van de controle. 2. Zijn er wijzigingen in de uitvoering van de 100%controle geweest na de aankon diging van dit onderzoek op 5 januari 2006? Hierbij gaat het om gewijzigde metho den, aanpassing interne instructies, briefings van personeel etc., en zo ja welke. 3. Wat was de overweging om deze wijzigingen aan te brengen?. II. Vragen met betrekking tot controle
A. Organisatie controles en samenwerking betrokken instanties 1. Wat is het formele kader voor de zogenoemde 100%controles, zoals die sinds eind 2003 op de luchthaven Schiphol worden uitgevoerd? 2. Op welke wijze zijn de 100%controles georganiseerd en welke organisaties nemen deel aan deze controles? 3. Wat zijn de rollen en de verantwoordelijkheden van de verschillende organisaties die bij deze controles zijn betrokken? 4. Graag ontvang ik de tekst van het zogenoemde handhavingsarrangement, ter uitwer king van de vijfde voortgangsrapportage drugssmokkel Schiphol, tussen de Douane, de Koninklijke Marechaussee en het Openbaar Ministerie.
B. Controlemiddelen 1. Over welke controlemiddelen beschikt het team dat de controles uitvoert? 2. Wat is de wettelijke grondslag voor het gebruik van deze controlemiddelen? 3. Welke instructies gelden er voor het gebruik van de verschillende controlemiddelen?
C. Toepassing controlemiddelen 1. Hoeveel binnenkomende vluchten zijn in 2005 onderworpen aan een 100%con trole? 2. Hoeveel passagiers zijn daarbij onderworpen aan zo’n controle? Worden deze con troles ook op minderjarigen toegepast? 3. Waaruit hebben deze controles bestaan?
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
101
4. Welke rol spelen de zogenoemde slikkerscriteria bij de bepaling van de controle middelen waaraan een reiziger wordt onderworpen? 5. Op welke wijze zijn de zogenaamde slikkercriteria tot stand gekomen? Hoe vindt de selectie plaats van reizigers die onderworpen aan een controle? 6. In hoeveel gevallen is in 2005 in het kader van controle lijfsvisitatie toegepast? 7. Uit welke handelingen bestaat een lijfsvisitatie? 8. In welke gevallen wordt tot lijfsvisitatie overgegaan? 9. Hoe wordt gereageerd indien iemand weigert mee te werken aan lijfsvisitatie? 10. In hoeveel gevallen zijn in 2005 bij lijfsvisitatie drugs aangetroffen? 11. In een eerste reactie op mijn rapport 2006/001 van 4 januari 2006 heeft het Ministerie van Financiën aangegeven dat er inmiddels een wetsvoorstel tot aanpas sing van de Douanewet voor advies bij de Raad van State ligt. Kunt u een nadere toelichting hierop geven?
D. Oponthoud 1. Wat is de gemiddelde extra tijd die reizigers kwijt zijn als zij aan een 100%controle worden onderworpen? 2. Hoe worden reizigers op de hoogte gesteld van het eventuele oponthoud als gevolg van een controle? 3. Op welke wijze kunnen reizigers eventuele afhalers informeren over oponthoud? 4. Op welke wijze worden reizigers gecompenseerd voor het oponthoud als gevolg van de controles? 5. Wat vindt u zelf een aanvaardbaar oponthoud voor een 100%controle? 6. In hoeverre is gewaarborgd dat het oponthoud niet langer duurt dan door u als aanvaardbaar wordt aangemerkt?
E. Informatieverstrekking 1. Op welke wijze worden personen die worden onderworpen aan een 100%controle geïnformeerd over de achtergrond daarvan? 2. Welke informatie wordt reizigers gegeven voorafgaand aan een eventuele visitatie? 3. Wat wordt meegedeeld aan reizigers bij wie bij een lijfsvisitatie geen drugs worden aangetroffen? 4. Wat wordt meegedeeld aan personen die tijdens de controle mondeling hun onge noegen uiten over de gang van zaken?
F. Bejegening 1. In hoeverre is gewaarborgd dat reizigers die worden onderworpen aan een 100% controle op correcte wijze worden bejegend? 2. Hoe wordt personeel geïnstrueerd over de omgang met reizigers die geconfronteerd worden met een 100%controle?
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
102
G. Klachten 1. Hoeveel klachten zijn er in 2005 ingediend door of namens personen die zijn onder worpen aan een 100%controle? 2. Hoe verhoudt dit aantal zich tot het aantal in 2004 ingediende klachten over de 100% controles? 3. Bij wie zijn deze klachten in eerste instantie ingediend? 4. Door wie zijn deze klachten afgehandeld? 5. Waarover gingen deze klachten? 6. Kunt u een overzicht geven van de wijze van afdoening en van de conclusies naar aanleiding van die klachten? 7. Hoe draagt u er zorg voor dat voor reizigers duidelijk is bij welke instantie zij kunnen klagen? III. Vragen over de gang van zaken na aanhouding
H. Aanhouding 1. Op basis van welke criteria volgt na een controle een aanhouding ter zake van vermoedelijke overtreding van de Opiumwet? 2. Op welke wijze vindt aanhouding plaats? 3. Welke organisaties zijn betrokken bij een aanhouding? 4. Welke procedure wordt gevolgd nadat aanhouding heeft plaatsgevonden? 5. Welke richtlijnen gelden ter zake van de behandeling van personen die zijn aange houden wegens verdenking van overtreding van de Opiumwet? 6. Hoe groot is het percentage “onterechte” aanhoudingen in het kader van de 100% controles, en hoe verhoudt dit percentage zich tot aanhoudingen op andere terrei nen?
I.
Verblijfsomstandigheden
1. Waar worden personen die na een 100%controle worden aangehouden, ingeslo ten? 2. Hoe vindt het vervoer naar de desbetreffende locatie plaats? 3. In hoeverre is gewaarborgd dat dit vervoer snel en comfortabel plaatsvindt? 4. Welke voorzieningen zijn getroffen voor verdachten die worden ingesloten? 5. Welke voorzieningen zijn voor minderjarigen getroffen? 6. Op welke manier is gewaarborgd dat de voorzieningen toereikend zijn? 7. Op welke wijze wordt aan betrokkenen de mogelijkheid geboden om contact op te nemen met afhalers en/of familieleden? 8. Hoe is het aanbieden van eten en/of drinken georganiseerd?
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
103
J. Onderzoek 1. Aan welke onderzoeken worden aangehoudenen onderworpen, voordat een eventu ele bewaring begint? 2. In hoeverre is gewaarborgd dat deze onderzoeken op voor betrokkenen zo min mogelijk belastende wijze worden uitgevoerd? 3. In hoeverre is gewaarborgd dat deze onderzoeken op zo efficiënt mogelijke wijze plaatsvinden? 4. Hoe is de rechtsbijstand geregeld?
K. Lijfsvisitatie en gebruik van de bodyscan 1. Welk beleid wordt gevoerd ten aanzien van het gebruik van de bodyscan voor het opsporen van drugs? 2. Wat is de overweging om lijfsvisitatie toe te passen in plaats van het gebruik van een bodyscan? 3. In hoeverre kunnen verdachten opteren voor een scan in plaats van lijfsvisitatie? 4. Op welke wijze is geïnventariseerd wat de eventuele schadelijke gevolgen kunnen zijn voor de gezondheid bij (veelvuldige) toepassing van de bodyscan? 5. Hoe verhoudt het toepassen van lijfsvisitatie zich tot het bepaalde in artikel 11 van de Grondwet en tot de artikelen 3 en 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), een en ander in het licht van de bedoelde uitspraken van de rechtbank Haarlem? 6. In hoeverre wordt de bodyscan of visitatie ook toegepast voor het onderzoek bij aan gehouden personen bij binnenkomst in het detentiecentrum op SchipholOost (het onderzoek op grond van artikel 29 van de Penitentiaire beginselenwet)? 7. Wat betekenen de uitspraken van de rechtbank Haarlem met betrekking tot de lijfsvisitatie voor de uitvoeringspraktijk van de 100%controle? 8. Hoe verhoudt het bepaalde in artikel 9, tweede lid, van de Opiumwet (waarin de bevoegdheid van opsporingsambtenaren tot onderzoek aan de kleding van verdach ten is geregeld) zich tot het bepaalde in artikel 17 van de Douanewet en in artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering?
L.
Zwarte lijst en Schengeninformatiesysteem (SIS)
1. 2. 3. 4. 5.
Graag ontvang ik van u informatie over het gebruik van de zogenoemde zwarte lijst? Welke reizigers worden geïnformeerd over de zwarte lijst? Op welk moment vindt deze informatieverstrekking plaats? Waaruit bestaat deze informatieverstrekking? In hoeverre is gewaarborgd dat personen niet ten onrechte op de zwarte lijst worden geplaatst? 6. In hoeverre en in welke gevallen wordt tevens informatie opgenomen in het Schengen informatiesysteem? 7. Zo dit het geval is op welk moment gebeurt dit en in welke gevallen.?
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
104
M. Inbeslagneming goederen 1. Welke procedure en welke richtlijnen/instructies gelden er voor het in beslag nemen van goederen van aangehouden personen? 2. Op welke wijze is gewaarborgd dat betrokkenen in beslag genomen goederen, in de daarvoor in aanmerking komende gevallen, terugkrijgen?
N. Foto’s van verdachten 1. In welk geval wordt van een aangehouden persoon een foto gemaakt? Gebeurt dit ook bij de controle? 2. Wat de wettelijke grondslag voor het maken van dit soort foto’s? 3. Wat wordt met deze foto’s gedaan? 4. Wat gebeurt er met foto’s van personen ten aanzien van wie al vóór een eventueel bevel tot bewaring blijkt dat zij onterecht zijn aangehouden? 5. Wat gebeurt er met foto’s van personen ten aanzien van wel een bevel tot bewaring is gegeven maar die niet worden veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet?
O. Informatieverstrekking 1. Op welke wijze worden personen die worden aangehouden geïnformeerd over de achtergrond daarvan en over de dwangmiddelen die zij ondergaan? 2. Welke informatie wordt reizigers gegeven voorafgaand aan een eventuele visitatie? 3. In hoeverre wordt hun de keuze gelaten een bodyscan te ondergaan of om op andere wijze hun onschuld aan te tonen? 4. Hoe wordt omgegaan met verdachten die weigeren mee te werken aan visitatie? 5. Wat wordt meegedeeld aan verdachten bij wie geen drugs worden aangetroffen? 6. In hoeverre wordt hun compensatie aangeboden voor het ondergane leed?
P. Bejegening 1. In hoeverre is gewaarborgd dat personen die als verdachte worden aangehouden op correcte wijze worden bejegend? 2. Op welke wijze wordt in de instructies en in de opleiding van het personeel aandacht besteed aan correcte bejegening van personen die wegens verdenking van overtreding van de Opiumwet worden aangehouden?
Q. Klachten 1. Hoeveel klachten zijn er in 2005 ingediend door of namens verdachten die in het kader van een 100%controle zijn aangehouden? 2. Hoe verhoudt dit aantal zich tot het aantal in 2004 ingediende klachten? 3. Bij wie zijn deze klachten in eerste instantie ingediend? 4. Door wie zijn deze klachten afgehandeld? 5. Waarover gingen deze klachten?
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman
105
6. Kunt u een overzicht geven van de wijze van afdoening en van de conclusies naar aanleiding van die klachten? 7. Hoe heeft u bevorderd dat de klachtenprocedure voor betrokkenen helder is? 8. Blijkens het antwoord van de minister van Justitie d.d. 2 januari 2006 op vragen van twee leden van de Tweede Kamer is er medio 2005 onder leiding van het openbaar ministerie te SchipholOost een coördinerende klachtencommissie ingesteld. Graag ontvang ik nadere informatie over de achtergrond, de organisatie, de werkwijze en de ervaringen van deze klachtencommissie.
2006.00003
d e Nat io nale o mb ud sman