23 oktober. Nog in Karystos. We zitten in de wacht voor ons volgende reisavontuur naar Kreta, waar we de winter gaan doorbrengen. Maar eerst morgen nog een noorderstorm: windkracht 7 en 8 beaufort. Vandaag is het heel rustig: echt de stilte voor de storm. Het is grijs buiten en het regent maar door, ik heb tijd om met enige schaamte ons laatste reisavontuur af te maken. 15 juni. Naar Orei. Nu moeten we toch de motorsteun zo langzamerhand vervangen. Die is naar de werf in Orei gestuurd en inmiddels aangekomen. Frans bereidt zich voor op een paar dagen sleutelen. Maar de werfbaas heeft in een paar minuten de steun al geplaatst. Dan ontdekt hij dat de motor en de schroefas niet meer in een lijn staan. Met een paar ferme tikken komen ze weer op hun plek. “What do we owe you? ”, vraagt Frans netjes. “Nothing, don’t bother. It ’s okay,” zegt hij Uhhh? Dat is dus ook Grieks. Hij moest toch op de haven zijn en dit klusje heeft hij even tussendoor gedaan. We blijven een paar dagen om de was weg te brengen en elke dag te zwemmen, het strand ligt aan de overkant, heerlijk vlakbij. En natuurlijk om Tafli te spelen op het terras. s’ Avonds hebben we gezelschap van de plaatselijke jeugd. Ze hebben zich precies achter onze boot gesetteld en ik hoor aan de toon van de gesprekken dat ze het naar hun zin hebben. Natuurlijk mag ik een foto van ze maken.
20 juni. Weer naar Achillion. Achillion is een rustige tussenstop voor het eiland Skopolos. Daar willen we nog weer naar toe. We hebben echter niet zo’n haast nu we eenmaal weer afgemeerd liggen. Het weer helpt ook niet: bloedheet, ons cafeetje onder de bomen biedt weer koelte. We blijven maar hangen. 30 juni. Een nacht in Koukounaries. Een dikke week later zit ik in de kuip in het kleine haventje van Koukounaries. Het is echt ‘happy hour’. De tijd en de omgeving kloppen. We konden er pas terecht nadat de twee grote rondvaartboten die het haventje gewoon afsloten, waren vertrokken. Een lang lint toeristen van strand naar boot kondigde al aan dat het tijd was om ons anker op te halen. De hele middag hebben we tussen de jetski’s en andere attracties die vanaf het strand de baai bevolkten, gelegen. De stranden liggen er nu weer maagdelijk bij. Er zwemt een zwanenpaar langs en tot mijn verbazing is de een zwart en de andere wit! Twee jaar geleden vochten ze elkaar de tent uit toen we hier voor een nacht lagen. En kijk nu eens, een gemengd paartje! Wat zou er uit die eieren komen? De zwarte zwemt voorop. We kunnen nog veel leren van de dierenwereld, geloof ik. Ik geniet nog maar even van deze vredige avond.
1 juli. Naar Loutraki op Skopolos. We moeten voor elf uur vertrekken, want daarna is het weer bal. Dan komen de rondvaartboten hun lading weer lossen: zwemmen, lunchen en drinken, een ware invasie. In Achillion hebben we de busladingen toeristen langs onze boot zien trekken. Ik vroeg me toen af waar ze naar toe zouden varen. Naar Koukounaries dus! Onze enige zorg is Kareltje. We kunnen het ons niet permitteren om te wachten als meneer niet aan boord is. Dus grijpen we hem meteen in zijn nekvel als hij aan boord stapt na zijn ochtendwandeling en laten het haventje weer aan de toeristen. Na een rommelige overtocht (halve wind, dan schommelt Pietje als een eend met deze golven) leggen we aan in Loutraki. We liggen aan een losse steiger met aan beide kanten boten. Het is de steiger van een chartermaatschappij uit Brussel. Behalve de charterboten ligt er veel van ons soort. Het is hier net een klein dorp, we begroeten elkaar vriendelijk, maar ondertussen houden we elkaar wel in de gaten. Boven op de berg ligt Glossa. We gaan er met de bus naartoe, een mooie tocht naar boven. Koffie drinken we op een piepklein balkonnetje, met prachtig uitzicht over het stadje. In de steegjes passen geen auto’s. Een vrachtwagen klimt met zijn last zo ver als hij kan de trappen op, dan een steen onder de banden, uitladen en achteruit weer terug. Keren kan alleen vlak bij de toegangsweg op het pleintje. Ik volg hem met bewondering. Dat kunnen die Grieken wel! We verdwalen in de nauwe straatjes en ontdekken dat we al een eind naar beneden zijn afgedaald als we hoofdweg vinden. Dan maar verder de berg af, we zijn al behoorlijk op weg. Halverwege scheiden onze wegen zich: Frans is er niet van overtuigd dat ik het goede voetpad heb gevonden dat ons naar de haven brengt. We komen elkaar vlak voor Loutraki weer tegen. Hij heeft voor het asfalt gekozen, ik heb het kronkelige landweggetje gelopen, een mooie tocht in de schaduw. Of hij veel schaduw heeft gehad?
11 juli. Een mislukte poging om in de baai van Panoramas te ankeren. We kiezen het verkeerde moment uit om te vertrekken naar een baai om de hoek, zo’n uurtje varen. Het plan om een nacht daar te ankeren gaat niet door. De wind trekt aan op het moment dat we willen ankeren en na drie pogingen besluiten we om maar te vertrekken. Het anker houdt weliswaar goed, maar om een lange lijn naar de kant te brengen staat er veel te veel wind. En om alleen op het anker te liggen is deze baai te smal. We varen naar Nea Klima. We kennen het haventje van twee jaar geleden. We moeten wel tegen de wind - en inmiddels behoorlijke golven - in. Kareltje miauwt klagelijk, hij heeft geen zin in deze heksenketel! Eenmaal binnen het havenhoofd keert de rust terug. We kunnen aan de kant afmeren en vinden zowaar een stroompaal die het doet in de buurt. Gratis en voor niets! Zo langzamerhand begin ik te begrijpen waarom Griekenland failliet is. Ook hier zou een havenmeester veel geld binnen brengen: het ligt helemaal vol met jachten. 12 juli. Weer naar Allonisios. Toevallig tref ik Monica mijn collega van de Zuidwalschool, op de mail. Ze gaat al 40 jaar met haar Bob naar Griekenland. Ik heb haar al eens als deskundige geraadpleegd voor de typisch Griekse snaar instrumenten. Ze zijn nu in Patitrie, schrijft ze. Dat ligt op een eiland verder! We besluiten er naartoe te varen. Bob en Monica staan al op de kade. Ze komen aan boord en we kletsen lekker bij onder het genot van een biertje. Dat mag wel, het is bloedheet! De middag is al ver heen als we afscheid nemen. Ik ga nog even snel zwemmen en dan zitten we even later met zijn vieren in het kleine busje dat ons naar het bergdorp brengt om te dineren. We kunnen nu gerust genieten van een uitgebreide maaltijd zonder de last van terugrijden, want de pendeldienst gaat elk uur. Het is weer een oude chora met kleine bochtige straatjes en veel restaurantjes. Allonisios is ook voor de Grieken een geliefd vakantieoord. Het worden twee gezellige dagen.
Met de auto crossen we het hele eiland af. Het is een groen eiland met veel zandstranden, we snappen nu wel waarom ze elk jaar hier een paar weken doorbrengen. De laatste avond gaan we naar een kleine ‘kafenia’ waar een plaatselijke politieagent met zijn maten en de restauranthouder de sterren van de hemel spelen. We blijven tot het eind en nemen hartelijk afscheid op de kade. Wat een toeval toch en wat was het gezellig! Ik word zelfs beetje sentimenteel. Is dat soms de Retsina, die we de hele avond hebben gedronken? We willen best nog een dag blijven, maar Frans moet terug naar Karystos om zijn gebit te laten bijpleisteren. Hij is vlak voor we gingen varen uiteindelijk naar de tandarts gegaan met een kapotte kies. Ze constateerde dat er veel moet gebeuren en dat neemt de nodige tijd in beslag. Rond de kaap van Cava ‘d Ore waait inmiddels de Meltemi hard, dus gaan we binnendoor via Chalkida. Dat is langer en voor die tocht moeten we wel een paar weken uittrekken.
15 juli. Naar Orei. Een lange tocht. De volgende morgen beginnen we katterig aan de reis. De zee is knobbelig en dat helpt niet! Het wordt een lange dag waarbij we om de beurt nog ‘effe’ gaan liggen. Om vier uur hangen we achter ons anker met de kont naar de kade. Ik spring meteen het water in. Het strand is nog steeds vlakbij. 17 juli. Naar Limni. Het doel van deze reis was zeker niet Limni. Ik heb een nare verkoudheid opgelopen en wil liever niet zo lang varen. We hebben de hele reis de wind tegen, maar kunnen nog net de fok uitrollen voor wat meer power. Als we de baai van Loutra Adhipsou invaren, merken we dat de haven stik in de wind ligt. Daar heb ik helemaal geen zin in met zo’n wattenkop: de motor vol aan en tegen wind en golven in ploegen. Dan maar door naar Limni, nog zo’n anderhalf uur varen. Een goede beslissing, want de fok kan zijn werk weer doen en de zee is rustig op deze koers. Met de verrekijker zie ik dat er een aantal zeilschepen in de haven ligt. Oei, als er nog maar plek is, want het is een kleine haven. We vinden nog net een plekje achter een Nederlands zeilschip, dat met zijn kont half uit de haven steekt. Ik kon het havenhoofd al niet ontdekken, nu snap ik dat. Ze helpen ons afmeren en ik duik met een aspirine in het vooronder. Limni is een lief haventje, we kennen het nog van twee jaar geleden. Er was toen geen elektriciteit, dus konden we niet zo lang blijven. Nu staat er net zo’n stroompaal als in Karystos. We kunnen ons kaartje er zo insteken. Alle tijd om mijn wattenkop te laten oplossen. Na een paar dagen ben ik weer op de been en we maken kennis met de Hollanders. Ze zijn in de wintermaanden in Nederland, waar hij op een scheepswerf klussen doet en ondertussen een bestelauto ombouwt tot een kleine camper. Ze hebben een aantal jaren in Griekenland rondgevaren, maar de crisis noopte hen weer te gaan werken. Hij wilde niet meer in zijn oude ICT baan en verdient zijn geld met de verkoop van de omgebouwde bestelbus en klussen op de werf. Zij doet veel werkervaring op: van caissière tot secretaresse, want ze pakt elke klus aan. In het voorjaar vertrekken ze met de nieuwe auto naar Griekenland, stallen de camper op de werf, varen tot oktober, gaan weer terug, verkopen de auto en hij bouwt weer een nieuwe. Zo kan het ook. We trekken een tijd met ze op. Ze zijn aangenaam gezelschap, maar we moeten toch verder.
26 juli. Naar Chalkida. We worden uitgezwaaid en varen de hele dag om naar Chalkida te komen. We herkennen de kade waar we kunnen afmeren al van verre. Er staan rode lijnen op de kademuur. Nu nog afmeren en kijken hoe de stroom loopt. Het eiland Evia is hier slechts door een brug verbonden met het vaste land. Onder die brug stroomt het op gezette tijden heel hard, zo’n 6 mijl! Dit is de enige plek in Griekenland waar je zoveel merkt van eb en vloed. Als je eenmaal uit de stroomstrook bent is afmeren geen probleem meer. Dat weten we nog van de vorige keer. We leggen netjes aan en gaan op pad. We moeten ’s nachts door de brug en moeten dat afspreken en betalen. Er staat inmiddels een container op de kade, waar je alles kunt regelen. Een goed Engels sprekende dame schrijft ons in. We moeten wel veel meer geld betalen dan een paar jaar geleden, maar daarvoor hebben we dan ook die dame op de kade. Of we toch nog even naar de Portpolice in de stad willen gaan, is het vriendelijke verzoek. Daar worden we opnieuw ingeschreven, gelukkig hoeven we niet nog eens te betalen. Hallo, Griekenland, weer zo’n dubbele actie. Er werken zo’n zes agenten. Wat ze doen
behalve uitgebreid vertellen dat we vanaf tien uur de marifoon aan moeten hebben, is mij een raadsel. Om elf uur worden we die avond opgeroepen om stand-by te blijven. Er ligt een containerschip aan elke kant van de brug en we krijgen instructies om de beide boten af te wachten. Wij doen dat netjes, maar aan de andere kant varen de zeilboten, zo’n stuk of zeven, meteen achter de container aan. Aan onze kant komt het containerschip luid toeterend langzaam aangevaren. Hij probeert de zeilschepen die kriskras voor hem varen te ontwijken. Wij gaan van de kant, want anders meren die zeilschepen naast ons af en komen we nooit door die brug. Frans doet zijn uiterste best om niet in de sterke stroom te raken en zo voor de container te komen. Ondertussen krijgen wij als enige de instructie door de marifoon om vooral te blijven liggen. De rest is toch al verloren, moeten ze gedacht hebben. Kortom: chaos! Uiteindelijk vaart de container ons in vliegende vaart voorbij en kan ik Kareltje nog net van dek plukken, anders was hij door de hekgolf zo het water ingevlogen! Als we aan de andere kant afmeren hebben we nog zo veel adrenaline in ons lijf dat een borrel zeer welkom is. Dat is ook echt Griekenland: ingewikkelde regelingen waar niemand zich aan houdt!
27 juli. Naar Marmari. De volgende ochtend vertrekken we vroeg met prachtig weer en de tocht naar Marmari is een weldaad na de avonturen van gisteren. We varen zo’n zeven uur en meren om twee uur af, nog steeds met een stralende zon aan de einder. 28 juli. Met Dominique en Frank naar Karystos. Weer thuis! Dominique en Frank komen naar Marmari en varen met ons mee naar Karystos. Onderweg stoppen we in een mooie baai waar we lekker gaan zwemmen en genieten van een lunch op het water. De zee is rimpelloos. Wat wil je nog meer! Eenmaal in de haven is iedereen blij dat we er weer zijn, vooral Kareltje! Die ruikt de kant en springt van boord net op het moment dat Frans afremt voor de kade. Daar gaat Kareltje, regelrecht de plomp in. Grote paniek, een kadetoerist springt hem in zijn zwembroek achterna en krijgt een ferme haal van Kareltje als hij hem wil pakken. De man staat even later bloedend achter ons op de kade. Ik ben nog bezig met het anker voorop en roep: “Eerst afmeren, we kunnen dat schip niet laten drijven!” Ondertussen zwemt Kareltje in het rond. Hij kijkt naar de kade, naar onze boot en besluit om naar de grote rubberboot die naast ons ligt te zwemmen. Hij glijdt, ‘krchtsss’,van de grote rubberen rand, zwemt naar de achterkant, klimt het laddertje op en verdwijnt in de boot. Hij weet gewoon dat er aan de achterkant van een boot altijd een opstapje is. Wij hebben hem ook al eens van onze zwemtrap gevist. Kortom, onze Karel redt zich wel.
En de zon komt weer eens prachtig op.