22 december - Samosir De komende weken treden we in de voetsporen van mijn familie. Mijn opa en oma zijn eind jaren '20 naar Sumatra geëmigreerd, waar mijn opa op de proeftuinen van verschillende plantages heeft gewerkt. Mijn vader, tante en oom zijn op Sumatra geboren. In de oorlog werkte mijn opa aan de Birma spoorlijn en zat mijn oma met de kinderen in het jappenkamp. Mijn oom is in het eerste kamp overleden. We willen graag de plantages en oude huizen waar mijn familie heeft gewoond, bezoeken en kijken wat er nog over is van de jappenkampen. Eelco heeft voor ons een programma samengesteld, dat we bij Yuli en Eelco thuis uitgebreid hebben doorgenomen. Hij heeft samen met gids Harris alles al heel goed voorbereid. Na een nacht in een hotel bij het vliegveld van Kuala Lumpur te hebben geslapen, komen we uitgerust aan op Sumatra. Harris, onze gids en chauffeur, staat al op ons te wachten. Na de kennismaking proberen we te pinnen. Dat gaat hier niet zo makkelijk, we kunnen maar een mio tegelijk pinnen (ca 60,-). We pinnen een paar keer achter elkaar. We rijden via Permatang Siantar naar het Tobameer. De weg voert door rubber- en palmolieplantages. In Siantar stoppen we voor de eerste lunch op Sumatra en gaan we op zoek naar het Siantar Dokter Fonds hospitaal waarnaast mijn oom begraven ligt. We vinden het ziekenhuis snel doordat Harris al wat voorwerk heeft gedaan. Harris vraagt overal rond in het ziekenhuis waarna James wordt opgetrommeld die redelijk Nederlands spreekt. Zijn vrouw werkte hier 18 jaar en hij weet veel te vertellen over het ziekenhuis. Hij laat ons de oude gebouwen zien waar ook nog wat Nederlandse bordjes op hangen (VK en OK) en hij wijst ons het kleine begraafplaatsje naast het ziekenhuis. Daarna rijden we verder richting Prapat en het Tobameer. Een mooie route, door de jungle en de bergen. Dan opeens een glimp van Prapat, waar mijn familie vroeger altijd met verlof naar toe ging. Het ligt wat hoger en is daardoor wat koeler. Er zijn nog wel wat oude gebouwen bewaard gebleven, maar het zal er wel heel anders uitzien dan zeventig jaar geleden. Bij de veerboot is het erg druk, veel mensen gaan voor de feestdagen naar Samosir. De poort zit al dicht, maar we zijn de eerst wachtende auto, dus Harris denkt dat we nog wel meekunnen. We lopen even door het straatje, kleine huisjes en kraampjes met de koopwaar in kleurige keurig geordende torens opgestapeld. De weg is half asfalt, half zand. Aan onderhoud doen ze hier niet veel, hoewel we wel moesten betalen om het dorp in te mogen. In Noord Sumatra is het nogal corrupt en wordt de net gerepareerde weg soms moedwillig weer opgebroken. Er staan dan wat mannen naast die geld vragen om het weer te repareren. Dan komt de veerboot, de kinderen op de kade zwemmen er heen en gaan aan de landvasten hangen en zwemmen voor de boeg, brrr. Wij mogen toch mee, Harris rijdt de auto achteruit de veerboot op in het laatste overgebleven gaatje. Op de boot gaat het regenen, de eerste tropische bui en plenzen dat het doet! Gelukkig was het bij het wegvaren nog droog en hadden we mooi uitzicht over het meer en Prapat. De tocht duurt ca een uur, als we aankomen regent het nog steeds. In het hotel lijkt het even mis te gaan, we staan niet op de lijst. We laten onze reservering zien en dan krijgen we toch een kamer, met zicht op de tuin en het meer! Eelco komt ook nog even langs, hij is op Samosir en vertrekt morgen naar Atjeh. We drinken met z'n allen wat in het restaurantje van het hotel, waar we ook de eerste nasi goreng eten. 23 december - Samosir We slapen eerst lekker uit. 's Middags rijdt Harris met ons langs wat hoogtepunten van Samosir. Eerst naar het uitkijkpunt met mooi zicht over het meer, de bergen en sawa's. In Tomok wandelen we naar oude Batak graven, we (beter gezegd ik) val met mijn neus in de boter. Zo'n vijftien opgewonden Indonesische vrouwen vertellen dat er een dansvoorstelling is. Al snel blijkt dat we die zelf moeten geven. Ze doen het voor met een pop. Daarna krijgt iedereen een Batak doek over de schouder en moeten we zelf. Ook ik ontkom er niet aan, Tjitte blijft foto's maken om maar niet te hoeven dansen.......
24 december - Samosir We gaan weer met Harris op stap. Eerst naar een Batak dansvoorstelling. Na de ervaring van gisteren zijn we een beetje op ons hoede, maar deze keer dansen er echte Bataks. Het lijkt heel makkelijk, maar na gisteren weer ik dat dat niet zo is. We lopen nog wat door het Batak dorp, een aantal huizen op palen met puntdaken, omgeven door een met bamboe beplante wal. Onder de huizen worden kippen en varkens gehouden. De huizen zijn groot en werden (en worden nog steeds) bewoond door meerdere gezinnen. Alleen is het mannelijke deel van ieder gezin steeds dezelfde persoon... De laatste Batak koning woonde hier met 23 vrouwen en hun kinderen. Moeders uit de nabije dorpen lieten hun dochters rijst stampen in het dorp, in de hoop dat de koning zijn oog op het meisje liet vallen. De huizen zijn mooi versierd met houtsnijwerk en geschilderde patroneren in rood, wit en zwart. De daken zijn sierlijk gebogen, de nokbalk is dragend. Het dak is van palmblad, dat vergaat maar heel langzaam. We rijden langs de rand van het eiland dat ontstaan is doordat vier vulkanen tegelijk uitgebarsten zijn en het in het midden gelegen stuk land naar boven duwden. Hierdoor heeft Samosir redelijk hoge heuvels en is het meer om het eiland heen erg diep (100 m). Op het vasteland bezoeken we nog een heetwaterbron; even lekker met de benen in het warme water. 's Avonds eten we bij Jenny's, een half uur lopen van het hotel. We hebben onderweg nog een gesprek in het Nederlands met een lokale winkelier. Je merkt dat de oudere lokale bevolking het leuk vindt om een praatje in het Nederlands te maken als ze de taal nog spreken. Als het regent op de terugweg, komt Harris ons halen met de auto, wat een luxe! Het is droog en we wandelen onder het maanlicht terug. Als de maan achter de wolken verdwijnt, moet op sommige stukken het zaklampje aan, aardedonker is het hier. 25 december - Brastagi Vandaag naar Brastagi. We vertrekken vroeg, 7 uur; we moeten de veerboot van half 8 hebben. Ons ontbijt krijgen we mee in een zakje, broodjes met 'kaas' en jam. Van kerst merken we nog niet veel, wel staan er in de hotels versierde kerstbomen. De Bataks zijn christelijk en vieren het wel, de rest van dit gebied is moslim. Beide geloven leven hier vredig naast elkaar. In Indonesië zijn vijf religies toegestaan, atheïsme is niet toegestaan en je geloof wordt op je identiteitsbewijs vermeld. Harris vraagt hoe dat bij ons zit en vraagt zich vervolgens af hoe de overheid dan weet wat je geloof is als het niet op je identiteitspapieren staat en hoe het mogelijk is om niet gelovig te zijn. De rit naar Brastagi is mooi, we stoppen nog bij de Sipisopiso waterval. Een lange klim naar beneden en weer naar boven, maar wel de moeite waard. We maken ook nog een stop bij een mooi Batakdorp, met prachtig versierde huizen op palen. In Brastagi gaan we eerst op zoek naar de Planters School Vereniging, de PSV, waar mijn familie in het tweede kamp heeft gezeten. We denken het mbv wat boekjes en tekeningen gevonden te hebben, maar toch klopt het niet helemaal. We gaan terug naar het hotel om de iPad te halen. Ondertussen heeft Harris al iemand gevonden die weet waar het wel is. Er zijn nog twee gebouwen bewaard gebleven. Van het hoofdgebouw zijn de fundamenten, twee schoorstenen en een deel van de achterkant nog over. Je ziet, nu het vervallen is, ook hoe ze vroeger bouwden, gevlochten bamboe met stuc erover. Na de oorlog zijn de gebouwen door nationalisten in brand gestoken. 's Middags lopen we nog even naar de markt, waar het water je in de mond loopt bij het zien van al die lekkere tropische vruchten. We kopen slangenvruchten (silak), ramboetans en mangoestans. Brastagi ligt op ca 1000 m hoogte en 's avonds is het helaas te fris om nog op het terras te zitten. 26 december - Permatang Siantar 's Morgens brengt Harris ons nog naar een panoramapunt. We zien daar zowel de Sibayak als de Sinabung. De Sinabung roert zich de laatste tijd. Een paar maanden geleden was er een uitbarsting en nog steeds zijn er 1300 mensen geëvacueerd. Als we in Kerinci zijn, zal er weer een uitbarsting volgen.
We rijden weer terug naar Siantar. We hebben in een boekje van Harris achterhaald dat jullie in een ander deel van het ziekenhuis hebben gezeten, het deel dat we hebben gezien met de paviljoens was bewoond door de Japanners. We gaan nog een keer kijken en maken nieuwe foto's. We zien nog ergens spoelhoek staan op een deur, het zou de eetzaal kunnen zijn, maar de vorm en plaats van het gebouw komt niet overeen met het plattegrondje dat we hebben. Misschien hebben ze de deur in een ander gebouw gezet, je weet het niet..... De keuken vinden we wel, compleet met oude blauwe tegeltjes. 27 december - Permatang Siantar Op naar de plantages! Harris weet de weg, hij is op Laras geboren en daarna verhuisd naar Dolok Ilir. We gaan eerst naar Dolok Ilir. Daarvan heeft mijn oma ook een plattegrond getekend in het fotoboek. De plek heb ik terug gevonden in Google earth. Na wat vragen en zoeken vinden we het emplacement. De bewakers lijken eerst niet zo coöperatief, maar als Harris even doorvraagt en we het fotoboek op de iPad laten zien, mogen we het emplacement op. De huizen waar mijn familie woonde zijn vervangen door nieuwe huizen op dezelfde plek of zijn grondig verbouwd. De huizen ernaast zijn deels nog wel origineel en ook het emplacement ziet er nog net zo uit als op de oude foto's. Het is erg leuk om te zien! We gaan verder naar Laras en rijden over het witte bruggetje dat op de voorkant van het fotoboek staat. We maken precies dezelfde foto, er is niks veranderd. De naam is ook nog hetzelfde gebleven, bij het kantoor staat een groot bord met Dolok Ilir erop. De polikliniek is omgebouwd tot moskee, inclusief minaret. We rijden door een open landschap, waar vroeger de agaveplantages moeten hebben gelegen, want Dolok Ilir was een vezelkebon. Nu is het een palmoliekebon. De palmen zijn net gerooid, ze gaan 25 jaar mee, dan zijn ze te hoog geworden om de oranje vruchten te oogsten. Voorheen werden ze gekapt, nu worden ze in brand gestoken, zodat de plaatselijke bevolking het terrein niet als landbouwgrond in gebruik kan nemen. Het ziet er triest uit zo die zwarte staken. Onderweg zien we nog apen, Harris voert ze kaakjes. Opeens zit er een op de auto; snel de raampjes dicht. We zien af en toe een voet op de voorruit en horen de aap over het dak lopen. Harris probeert voorzichtig een stukje te rijden en dan springt de aap eraf. Naar Laras moeten we even zoeken, we rijden eerst langs het ziekenhuis waar mijn vader is geboren. Harris vraagt de weg naar het emplacement. We hebben alleen een paar foto's en een door mijn oma getekende plattegrond van het huis, geen tekening van de omgeving. Bij het bewakingshuisje doen ze eerst moeilijk, we moeten naar de hoofdbewaker. Ze willen hier absoluut geen verantwoording nemen voor ons bezoek. Nadat we de foto's hebben laten zien, zegt de hoofdbewaker dat de huizen er niet meer zijn. We willen toch graag even kijken en dat mag uiteindelijk. Hij stuurt wel een paar werknemers op scooters achter ons aan. We zien nog twee originele huizen, de rest heeft plaats gemaakt voor een palmolieplantage. De palmen zijn nu ca vijf jaar oud en het is de tweede aanplant, dus de huizen zijn ca dertig jaar geleden afgebroken. Je ziet nog wel de bruggetjes over de parrit (goot) die ervoor liep. Verderop staan nog twee huizen en er schijnt ook nog een huis te staan aan het eind van het emplacement waarin oude foto's hangen. Helaas hebben de mannen de sleutel niet bij zich. Ze vragen of ze met ons op de foto mogen, dat doen we. Een van de mannen trekt zijn werkoverhemd uit en ik moet daarna nog een keer met hem op de foto in zijn t-shirt. We gaan verder naar Tindjowan, hier hebben we alleen een klein schetsje van met de afdelingen, het ziekenhuis en de fabriek. Google earth biedt geen uitkomst, want de luchtfoto is niet scherp. Mijn familie woonde op de kebon (plantage) op afdeling twee. Afdeling wordt nog steeds zo gebruikt, ook emplacement, kantor en fabrik stammen nog uit de Nederlandse tijd. Er staan nergens borden en soms komt er een splitsing. Harris vraagt de weg; we rijden nog steeds goed. Dan zijn we er, op de kebon, afdeling dua. Toen mijn familie er ging wonen was er nog geen stromend water en elektriciteit, dat was er wel op de emplacementen. Er is een huis in originele staat bewaard gebleven, het ziet er nog goed uit. Het ligt een stukje van de weg, met een klein erf
ervoor en wat struiken als afscherming naar de weg. Naast de weg begint meteen de kebon met oliepalmen. Nu woont de hoofdmandoer in het huis, we mogen er even in kijken, de mensen zijn hier zo gastvrij. De kamers zijn heel hoog, ca vier meter, waarschijnlijk voor de koeling. Ook hebben ze allemaal een open punt in het dak. Op de vloer liggen beige en zwarte plavuizen die we al eerder in andere oude gebouwen zijn tegengekomen. Aan de achterkant van het huis bevindt zich de kaki lima, dje is ook nog in originele stijl. Het pad was oorspronkelijk vijf voet breed, vandaar de naam kaki (voet) lima (vijf). Boven het pad was een afdakje gemaakt zodat je droog naar de bediendenverblijven kon lopen. We rijden terug naar het emplacement. Het is veel groter dan de andere emplacementen die we tot nu toe hebben gezien. De fabriek is nog steeds in bedrijf. Het stinkt naar het afvalproduct van de palmolie dat met transportbanden de fabriek uit wordt getransporteerd. Op het emplacement staan rondom een groot grasveld nog veel oude huizen en er ligt een tennisbaan; een standaard ingrediënt van de emplacementen. Tennissen moet hier wel een verhitte bezigheid zijn geweest. Een van de huizen is precies hetzelfde als het eerste huis waar mijn oma en opa in woonden. Het is een klein stenen huisje met een balkonnetje en tuin aan de zijkant. Het moet eind jaren '20 zijn gebouwd. Dit is het eerste huis dat letterlijk overeen komt met de oude foto's. Heel erg leuk! We rijden verder over het emplacement in de richting van het ziekenhuisje waar mijn oma met de drie kinderen aan het begin van de oorlog drie maanden verbleef, omdat mijn oom ziek was. We mogen even binnen kijken en hebben al snel een groep opgewonden verpleegsters achter ons aan die ons alle hoeken en gaten van het ziekenhuis laten zien. Een deel van de gebouwen wordt niet meer gebruikt omdat het nu polikliniek is en geen ziekenhuis meer. Veel is er denk ik niet veranderd sinds zeventig jaar geleden. Het ziet er allemaal erg ouderwets uit en ik zou er niet graag in terecht komen.
28 december - Sipirok Onze jalan nostalgi is voorbij. Vandaag hebben we een lange rit voor de boeg en vertrekken om 8 uur uit het hotel. We stoppen nog even in Prapat om Hotel de Boer te bezoeken. Het is helemaal gerenoveerd, er is weinig ouds meer over. De rit naar Sipirok is mooi, knalgroene sawa's afgewisseld door jungle, palm- en bananenbomen. In de middag begint het te regenen, op z'n Sumatraans en dat houdt de rest van de dag aan. In de stromende regen lopen we van onze bungalow naar het restaurant. Dat is op een ander stel na leeg. Er staat een naambordje met onze naam op een tafel bij de ingang; dus geen twijfel over waar we moeten zitten. De mensen zijn erg vriendelijk, maar het hotel en restaurant zijn verder niet veel soeps. 29 december - Bukittingi Op naar Bukittingi, een nog langere rit dan gisteren. Ook nu genieten we weer van het mooie landschap. Onderweg maken we nog een stop bij een thermische bron. Het zwavel in het water heeft de rotsen alle schakeringen geel en wit gegeven, erg mooi om te zien. Halverwege de reis steken we de evenaar over. Er staat een klein monument en verder is er een heel pretpark opgetuigd met museum, t-shirt verkoop, fotopunt etc. We raken een beetje gewend aan het verkeer hier. Verkeer is een groot woord voor alles wat zich hier op en naast de weg bevindt; honden, geiten, kippen, koeien, betjaks, bemo's, scooters met soms wel drie kinderen plus twee volwassenen erop. Harris manoeuvreert er vakkundig om en doorheen. Voor iedere hond wordt getoeterd, waarna de hond gewillig plaats maakt voor ons. Dat zit ze hier denk ik in de genen, zo ook bij de kippen. Inhalen hoort erbij hier, ook in de bochten of op een helling. Je toetert en geeft gas; dood of de gladiolen! Toch gebeuren er niet zoveel ongelukken, sneller dan 60 km/h wordt er eigenlijk niet gereden. Wegen zijn vaak in slechte staat en voor het goede net te smal. Na een lange rit komen we in Bukittingi aan, tien uur hebben we erover gedaan. Het hotel The Hills is mooi, in koloniale stijl opgetrokken. We lopen even naar de Jam Galang, de grote klok die ooit door onze koningin is geschonken. Na de onafhankelijkheid is de klok voorzien van een
Minangkabauws dakje. We slenteren ook even over de markt, een bonte verzameling van eten, kleding en slippers. Voor vijf euro koop ik twee paar slippers. Alles staat in kleurige torens en zakken overzichtelijk opgesteld. Kroepoek is er in alle kleuren van regenboog, zelfs knalroze en knaloranje. 30 december - Harau Deze dag heeft iets bijzonders voor ons in petto, we gaan naar de raflesiabloem. We zijn precies in het goede seizoen! Het is de grootste bloem die er bestaat en er zijn meerdere soorten van. Wij gaan naar de rode bloem, Rafflesia arnoldii, die soms wel een meter in doorsnede kan worden. Ze groeien in de vochtige jungle rondom Bukittingi, het zijn parasieten die leven op lianen. Het duurt een paar maanden voor de bloem open is en hij bloeit dan maar een week. Johnny is onze gids. De wandeling duurt ongeveer een uur, eerst wandelen we door een dorpje waar langs de kant van de weg een heel kruidenrekje te vinden is; kardemon, kaneel, sereh, kruidnagel, cacao, gember, koffie (Arabia en Robusta), maar ook jackfruit, broodvruchten, betelnootpalmen, manadarijnen, doerians en zuurzak. Na een stevige klim door de jungle (met onderweg een interventie met bloedzuigers, gelukkig op veilige afstand), komen we aan bij de raflesia. Hij is net open en ziet er majestueus uit. Hij is zo groot als mijn bovenlijf en erg indrukwekkend. Op de terugweg zien we nog een aantal kleinere exemplaren, in knop en al uitgebloeid. Ze zijn niet groter dan een sinaasappel, een kleinere soort. Door alweer prachtige landschappen rijden we naar de Harau vallei. Onderweg stoppen we bij een uitzichtpunt en grotten met vleermuizen. We betalen weer 2000 rupiah aan een zelfaangestelde parkeerwacht. Op elke plek waar geparkeerd kan worden, staan hier mannen die geld vragen voor het parkeren op de openbare weg. Voordeel is wel dat ze je weer de weg op helpen, niet altijd een overbodige luxe hier. Halverwege de middag komen we aan in de Harau vallei. Een door hoge steile wanden omgeven kloof. Ooit ontstaan door aardbevingen waarbij een deel omhoog werd geduwd, het nu vlakke deel met de sawa's werd omlaag geduwd. Het resultaat mag er zijn, een klein paradijs. Vooral als de zon op de rijstvelden schijnt, zijn ze bijna fluoriserend groen van kleur. Ons onderkomen voor de komende drie nachten is wat primitief, maar de plek maakt alles goed. We hebben een eigen hutje met een mandibak als douche en om het toilet mee door te spoelen. De mandibak wordt gevuld vanuit de waterval die zich achter onze hut met geweld naar beneden stort. Ze koken erg lekker voor ons. Als we in de namiddag voor ons hutje zitten, komt Pak Ibol met een grote zak met nog spartelende vissen aanlopen. Die hebben we even later op ons bord! 's Avonds zitten we nog even bij een kampvuur met een biertje erbij. Dan lekker slapen. 31 december - Harau We beginnen de dag op tijd, want we gaan een lange wandeling maken, 19 km. Over een wat modderig pad lopen we naar de rijstvelden. Er liggen een paar grote vlinders lekker te zonnen, die hebben we zo mooi op de foto. Naast een hutje staat boven een slootje een soort tentje van oude sarongs; het toilet van het bijbehorende hutje, dan is ons westers toilet met mandirbak zo slecht nog niet. De rijstvelden zijn prachtig om de zien. We lopen over hele smalle modderdijkjes, dat vergt de nodige concentratie want voor je het weet lig je in de blubber. Het werk op rijstvelden wordt voornamelijk door de vrouwen uitgevoerd, onder primitieve omstandigheden. We zien alle stadia van de rijstproductie voorbij komen. Het duurt gemiddeld drie maanden voordat de rijst kan worden geoogst. De plantjes worden met de hand geplant, waarbij de vrouwen soms tot hun knieën in de blubber staan. Dan wordt het water uit de sawa gelaten, om de slakken te weren. Er wordt twee keer per dag een slakkenronde gehouden. De oogst is een zak vol slakken, die vervolgens worden opgegeten. Als de plantjes wat groter zijn, wordt er weer water in de sawa's gelaten. Als de rijst bijna rijp is, worden er om de vogels te weren touwen met lapjes stof en glinsterend verpakkingsmateriaal gespannen. Ook zien we touwen met blikjes eraan, waar je aan moet trekken als er vogels in de buurt komen. Met scherpe kapmessen wordt de rijst gesneden. De aren worden op een soort wasbord geslagen om de korrels eruit te krijgen. Tjitte probeert het
ook even, het gaat goed, hij kan hier zo in dienst. Met een handmolentje wordt de rijst vervolgens over een ronddraaiend houten rad geleid. De zware rijst valt naar beneden in een zak en het kaf waait weg. Dan pas komen de mannen in beeld, ze dragen de zakken de sawa's uit. De stobben van de rijstplanten blijven nog een tijdje staan, tot ze wegrotten. Vervolgens worden ze ondergeploegd. Soms wordt er nog kippenmest aan toegevoegd. Al met al een zeer arbeidsintensief proces. Naast de rijstvelden zien we af en toe een groep huisjes staan, sommige hebben een klein winkeltje onder hun veranda gemaakt. Bij andere huisjes zien we stukken zeil met cacao, koffie, rijst of betelnoten te drogen liggen. Een vertrouwd beeld op Sumatra, soms liggen de zeiltjes bij gebrek aan voortuin op de weg en moet je er omheen rijden. Na de rijstvelden volgt een stuk door de jungle, met als beloning een waterval die zich met kracht naar beneden stort. Eronder ligt een klein meertje, omringd door junglebegroeiing met lianen die tot in het water hangen. We nemen een heerlijk verfrissende duik en klimmen ook even omhoog om onder de waterval te staan. De kracht is enorm, een wel heel stevige massagedouche. De rest van de route voert over de weg langs de rand van de vallei langs wat dorpjes. Laat in de middag komen we weer bij onze homestay aan. 's Avonds wordt er weer een kampvuur gemaakt en met nog twee Nederlandse stellen en een Australiër vieren we oud en nieuw. Hier wordt dat niet echt gevierd, omdat ze hier moslim zijn. Toch doen ze hun best om het voor ons een leuk feest te laten zijn. Er wordt kip aangerukt om te roosteren op het kampvuur en we krijgen grote flessen bintang bier. We hebben ook wat vuurwerk, door een van de Nederlandse stellen meegenomen uit Bukittinggi. 1 januari - Harau De volgende dag doen we lekker lui; we lezen wat en maken een korte wandeling. We zien in de bomen vlakbij de homestay een groep gibbon aapjes. Ze zijn erg lenig en slingeren van tak naar tak, leuk om te zien. Daarna neemt Pak Ibol ons mee op mangoestan jacht. Hij en Tjitte klimmen in de boom en plukken de rijpe mangoestans eruit. Tjittes oogst is wat schamel vergeleken bij die van Pak Ibol die lenig op blote voeten door de boom klautert. 2 januari - Danau Maninjau Voordat we naar Maninjau rijden, brengt Harris ons bij een Minangkabau paleis. Het is een imposant rijk versierd bouwwerk, rijker versierd dan de Batak paleizen. De daken van de Minangkabau huizen hebben vier punten, de Batak huizen twee. Het interieur is net een sprookjespaleis, maar of het dat voor de vrouwen die er woonden ook zo was, betwijfel ik. Ze hadden allemaal een eigen kamertje met kleurige gordijnen ervoor en een tweepersoonsbed. Er staat een hokje naast voor de bewaker. Er is ook een aparte 'kamer' voor de huwelijksnacht, die heeft een hoog duizend-en-een-nacht gehalte. Het interieur is geheel georganiseerd naar het principe dat een man hier meerdere vrouwen had. Toch zijn de vrouwen de baas bij de Minangkabauers, ze beheren het geld en de familienaam wordt via de vrouwelijke lijn doorgegeven. Door een ruig gebied met jungle en bergen rijden we naar het vulkanische Maninjau meer. Als we aankomen, hangt er een beetje nevel boven het meer. Het wordt veroorzaakt door de vele vuurtjes die er branden. Het is nu oogsttijd en wat op het land achter blijft, wordt verbrandt om het land vruchtbaarder te maken. Ons hotel ligt hoog boven het meer. Het is een resort met zwembad, het geheel verkeert in een staat van vergane glorie. In de regen trekken we nog wat baantjes in het zwembad en beklimmen daarna het dak van het hotel voor een prachtige zonsondergang. 3 januari - Bukittingi We doen het 's morgens lekker rustig aan en vertrekken halverwege de ochtend. Het is nog bewolkt, maar we gaan toch een poging wagen om het meer te zien. Een weg met 44 bochten leidt naar beneden. Het is inmiddels opgeklaard en het meer is helemaal zichtbaar. Er wordt niet gevist op het meer, maar langs de oevers liggen wel veel fishfarms. Bij een hotel aan het meer met een eigen strandje, zonder fishfarms, stoppen we even voor een koffiepauze. Het ziet er erg vredig uit.
Langs het meer is het nog vlak en wordt het landschap gedomineerd door sawa's en palmbomen. Daarachter lopen de bergen steil omhoog. Door 44 bochten kronkelen we weer omhoog en voeren onderweg aapjes met ramboetans en bananen. Ze zitten heel dichtbij op de vangrail. Deze keer gelukkig niet op de auto. We rijden door de bergen naar Bukittinggi. Harris zet ons af in Kota Gadang, via het dorp lopen we door het Karbouwengat; een diepe kloof, naar Bukittinggi. De tocht duurt langer dan gepland, want om de haverklap moeten we met mensen op de foto. Voor de zekerheid worden er dan meerdere foto's gemaakt en natuurlijk moet degene die de foto maakt er ook nog een keer op. Dat gaat de hele vakantie al zo. Ze vragen het wel heel vriendelijk en willen je daarna allemaal een hand geven. Aan het eind van het Karbouwengat ligt Fort de Kock dat een belangrijke rol speelde in de oorlog. Van het fort is nu niet veel meer over. Aan de overkant van het Karbouwengat zijn de Japanse tunnels. We lopen er even in, heel veel treden naar beneden. Het is een groot stelsel van met elkaar verbonden tunnels. 's Avonds wil Harris ons meenemen naar een Minangkabau dansvoorstelling. Ze treden alleen op als er tien mensen zijn, die komen helaas niet. We zien dus alleen het oefenen. Ze dansen veel sierlijker en met meer bewegingen dan de Batak, jammer dat we het gemist hebben. 4 januari - Kerinci Weer een hele lange reisdag voor de boeg naar het Kerinci Seblat nationaal park. We rijden om 8 uur bij het hotel weg. Naar het zuiden toe wordt het steeds bergachtiger, met vlakke sawa's ertussen. Af en toe passeren we een meer. Er wordt hier ook meer groente verbouwd; tomaten, zoete aardappel, kool en uien. Halverwege stoppen we bij een tentje langs de weg voor een koffie. We raken steeds verder van de gebaande paden en toeristen komen hier niet veel. Harris ziet beneden in het dal een reuzenaronskelk, de Amorphophallus titanium. Tjitte gaat met Harris naar beneden om het immense ding te bekijken. Ik ben voel me niet lekker en blijf maar boven. Tjitte denkt dat de bloem vlakbij is en is op zijn slippers en in zijn korte broek gegaan, dat blijkt later niet zo'n goed idee. Een pad is er niet, ze lopen door hoog gras en moeras. Harris laat, net als Tjitte diep wegzakt in een rotte boomstam, vallen dat dit een goede plek is voor pythons. Brr, gelukkig ben ik boven gebleven en komen de mannen later ook weer heelhuids terug. Harris heeft vroeger veel pythons gevangen in de jungle, maar toen was hij een stuk jonger en sneller.....(tot ca 3 m lengte zijn ze nog te pakken volgens hem). Ze doen er 1,5 uur over, maar komen wel met mooie foto's terug. De bloem staat nog in knop en is wel twee meter hoog. Het ziet er erg indrukwekkend uit. De aankomst in het hotel is een desillusie, toeristen lijken hier buitenaardse wezens en service komt niet in het woordenboek van het hotelpersoneel voor. Als we ze begroeten, in het Indonesisch komt er geen antwoord. Met gebaren wijzen ze ons een kamer. Die is oud en vies, die waar Harris slaapt viezer dan vies horen we de volgende ochtend. We hebben 's avonds om 7 uur een afspraak met David van Wild Sumatra, die Harris al de hele dag bestookt aan de telefoon en ook Eelco op de huid heeft gezeten dat we vooraf geld moesten overmaken. Dat gaat nergens zo op Sumatra, dus dat hebben we dan ook niet gedaan. We betalen per dag vooruit. 5 januari - Kerinci Om 9 uur worden we opgehaald door Handy onze gids. Hij brengt ons eerst naar de fishfarm van zijn broer. In een wiebelige kano, gemaakt van een uitgeholde boomstam, varen we ernaar toe. De fishfarm is een gammel geheel van aan elkaar gebonden en gespijkerde planken met een klein hutje in het midden. Ze kweken voornamelijk Tilapia, het is wel interessant om te zien. We rijden verder naar een klein dorpje waar we een tweede gids ophalen. Er is een bruiloft en in de voortuin staat een aantal vrouwen te koken op houtvuren. Ze roeren met lange stokken in grote pannen rendang. We pikken onderweg nog iemand op en rijden over een onverhard pad de jungle in. Dan begint de wandeling naar Danau Dua. We stijgen aardig, dus we zweten flink in de tropische hitte. Onderweg zien we mooie vlinders en we horen wat vogels en apen. Veel vogels zitten hier niet meer, ze worden allemaal gevangen, voor de sier of voor in de pan. Na twee uur
lopen zien we het meer beneden ons liggen, er volgt nog een klauterpartij langs een blubberige helling en dan zijn we er. De gidsen brengen ons met een vlot van aan elkaar gebonden dikke bamboestammen naar een strandje. Daar krijgen we een lunch van rijst en vlees in een pisangblad. Als we dat ophebben en even lekker op de grote stenen in de zon liggen, gaat het opeens regenen. Poncho's aan en daar gaan we weer. Het pad wordt erg blubberig door de regen, ik glij weg en mijn bergschoen zit helemaal onder de blubber. De wandeling omlaag gaat een stuk makkelijker. In een klein beekje maken we onze schoenen weer schoon. Hoe het kan dat een van onze gidsen nog steeds met schone voeten in zijn teenslippers rondloopt, is ons een raadsel (misschien toch stiekem schoongemaakt onderweg). We rijden nog naar een ander meer en daarna om Danau Kerinci heen terug naar Sungai penuh. Onderweg worden we getrakteerd op een prachtige zonsondergang, de lucht is na regen helemaal opgeklaard en krijgt alle kleuren geel, oranje rood en paars die je maar kunt bedenken. Handy is erg geïnteresseerd in geschiedenis en wil ons graag een paar prehistorische stenen laten zien. We kijken bij twee plekken. Op een plek hebben de stenen tekeningen van mensen, olifanten en vogels. Als we bij de stenen staan, komen er een paar scooters langs gereden die afgeladen zijn met honden en mannen. We zien er een met drie honden en twee mannen. Ze zijn op wilde varkens wezen jagen in de jungle. Soms worden de honden ook in kleine kooitjes vervoerd die aan weerszijden van de scooter zijn bevestigd, een grappig gezicht. 6 januari - Padang Voor vandaag zou er eigenlijk een wandeling op het programma staan naar het blauwe meer, maar ik voel me helemaal niet lekker. We besluiten terug te gaan naar Padang. Om 8 uur vertrekken we. Onderweg stoppen we nog bij een waterval, de mooiste tot nu toe, met donderend geraas stort hij naar beneden, van veraf zie je de damp al boven de jungle uitkomen. We kijken (deze keer van veilige afstand) ook nog bij de reuzenaronskelk. Hij is uitgebloeid, ze bloeien maar een paar dagen en het duurt maanden en soms jaren voordat hij in bloei komt. Het is onze laatste dag met Harris, dat gaat ons wel aan het hart, we hebben ons aan hem gehecht. Hij is een fantastische chauffeur en gids, voelt goed aan wat we willen, is vriendelijk en heeft humor. Hij weet ontzettend veel en weet ook overal de weg. Een kunst op Sumatra want aan straatnamen en borden doen ze hier niet. Aan het eind van de middag brengt hij ons, als altijd, veilig bij het hotel. We drinken nog een kopje koffie met hem en nemen dan afscheid. 7 januari - Cubadak Na een lekker luxe nacht in een heel groot schoon bed, uitzicht op de Indische Oceaan en een lekker ontbijt voel ik me wat beter. We worden om 11 uur opgehaald door de taxi van Cubadak; een eilandje voor de kust waar we nog een paar dagen zullen blijven. Het is 1,5 uur rijden naar de haven. Daar ligt het bootje van Cubadak al klaar. Een kwartier later zitten we op de veranda van onze bungalow op tien meter van het strand. Naast ons staan diverse soorten palmbomen, met hertshoornvarens en orchideeën erin. We zijn precies op tijd voor de lunch, die is overheerlijk. Een mix van Italiaans, Frans en Indonesisch, met tropisch fruit en koffie of thee na. Met een voldaan gevoel gaan we snorkelen. Ook de wereld onder water ziet het er hier prachtig uit, het is net een tropisch aquarium. De meest kleurige vissen zweven over koraal in alle vormen en kleuren. Zelfs vanaf de steiger kun je de vissen goed zien zwemmen. Na de duik drogen we op de strandbedjes voor het huisje op. 's Avonds een heerlijk diner, pastasalade vooraf, vis, vlees, rijst, salade, groente en frites als hoofdgerecht en toe zelfgemaakte baverois en vers fruit, koffie en thee. Het gaat hier wel goed komen met ons, we gaan ons nog even lekker laten verwennen. 8 januari - Cubadak Na het ontbijt gaan we op snorkel expeditie, we zien doktersvissen, vlindervissen, papagaaivissen enz. Na de lunch gaan we met de zeekano op onderzoek uit langs het strand en de lage mangroven. Het eiland is ca honderd meter hoog en begroeid met jungle. Nog een keer snorkelen, kopje thee met een koekje om vier uur, wijntje om zeven uur in de bar boven het water en om acht uur diner. Zo komen we de laatste dagen wel door, het is fijn om het even rustig aan te doen, na een intensieve reis.
9 januari - Cubadak Marco gaat vandaag met ons op expeditie naar een ander eiland waar we gaan picknicken. Het is een half uur varen. Onder water zien we een ondiep rif, zodat je vlak boven het koraal en de vissen zwemt. We zien ook nog een schildpad zwemmen. Om vier uur zijn we weer terug en herhaalt zich het middag- en avondprogramma van de vorige dag. 10 januari - Cubadak Onze laatste dag in dit kleine paradijs. We beklimmen 's ochtends de berg boven ons. Nog maar net in de jungle horen we een snerpend geluid, als van motorzagen. Het zijn de cicaden die 's morgens en 's middags oorverdovend van zich laten horen. Na veertig minuten zijn we boven, wat een prachtig uitzicht! We zien de baai en alle eilanden daarin. Door een pad van varens lopen we naar de klif boven het resort. Je ziet het koraalrif vlak achter het strand goed liggen. Naar beneden gaat een stuk sneller. Een duik om even op te frissen en dan naar het restaurant voor de lunch. 's Middags nog een laatste keer snorkelen en een laatste cocktail op het terras boven het water. De volgende ochtend worden we opgehaald voor de transfer naar het vliegveld. Het einde van een prachtige jalan nostalgi. Het was mooi om het geboorteland van mijn vader te zien. Ik kan me voorstellen dat mijn opa en oma hun hart aan Indie hadden verpand. Het is ook een prachtig land met hele vriendelijke mensen. Sinds tempo doeloe is er denk ik veel veranderd hier. Er wonen nu inmiddels acht miljoen mensen, vroeger waren dat er 800.000. Wat vroeger ongerepte natuur was, is nu volgebouwd. De plantages zijn gebleven en ook uitgebreid, net als de sawa's. Veel dieren zijn verdwenen, omdat alles hier opgegeten wordt. De mensen zijn niet arm, maar de levensstandaard is ook niet zo heel hoog. Het leven zal hier vergelijkbaar zijn met de jaren vijftig in Nederland, met nog weinig elektrische apparaten die het leven wat comfortabeler maken. Wel heeft iedereen een schotelantenne en een smartphone. Wat ook erg opvalt is de rommel langs de kant van de weg. Iedereen gooit alles zomaar neer, er zijn weinig plekken waar je je afval kwijt kunt. Sommige mensen verbranden het naast hun huis, maar daar is kerosine voor nodig en die kost geld...... We kijken terug op een bijzondere reis, met prachtige landschappen en vriendelijke mensen, prima voorbereid en geregeld door Eelco en met Harris als fantastische gids. Bedankt Harris en Eelco!