TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS De Staat van het Onderwijs 2014/2015
April 2016
INHOUD
Inleiding 3 Belangrijkste bevindingen en aandachtspunten 4 1
Steekproef mbo SVI bekostigde instellingen 2015 5
2
Scores SVI 2012 2013 2014 2015 bekostigd onderwijs 8
3
Scores SVI niet-bekostigd mbo 2013 - 2015 20
4
Verslagen van werkzaamheden nbi’s 29
5
Analyse van de jaarverslagen 31
6
Opbrengsten bekostigd mbo over schooljaren 2009-2013 35
7
Populatiebeschrijving schooljaar 13/14 niet-bekostigd onderwijs mbo 44
8
Lesobservaties bekostigd mbo 49
9
Kans op stage/kans op werk SBB 55
10
Opbrengsten nbi 13/14 op basis van BRON 61
11
Groen mbo 63
12
Sectorspread middelbaar beroepsonderwijs 69
Inleiding
Dit is het technisch rapport dat ten grondslag ligt aan het sectorhoofdstuk middelbaar beroepsonderwijs (mbo) van de Staat van het Onderwijs 2014/2015. In dit rapport vindt u de verantwoording van onderzoeksgegevens.
Pagina 3 van 70
Belangrijkste bevindingen en aandachtspunten (zie ook sectorspread - sectorhoofdstuk middelbaar beroepsonderwijs SvhO 14/15)
Wat zijn de belangrijkste bevindingen in het middelbaar beroepsonderwijs? • De kwaliteit van het onderwijs, examinering en diplomering hangt sterk af van kwaliteitsborging, deze is bij een op de drie instellingen nog niet op orde. • Een groeiend aantal examencommissies zorgt voor adequate borging van het examenproces en de diplomering. • De meeste opleidingen hebben basiskwaliteit, wel is 12 procent zwak. • Niet alle docenten beschikken over voldoende didactische vaardigheden. • Instellingen hebben volop aandacht voor passend onderwijs, maar op verschillende manieren. Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten voor het middelbaar beroepsonderwijs? • Cultuurverandering binnen lerarenteams kan de onderwijskwaliteit verhogen. • Bestuurders moeten hun verantwoordelijkheid nemen voor de betrouwbaarheid en objectiviteit bij examinering en diplomering, met name bij de praktijkexamens. • Een gezamenlijke visie van instellingen op onderwijs verbetert het didactische handelen van docenten. • Goede voorlichting, juiste plaatsing en studieloopbaanbegeleiding beperken de uitval van eerstejaarsstudenten.
Pagina 4 van 70
1
Steekproef mbo SVI bekostigde instellingen 2015
In 2015 heeft bij 22 bekostigde instellingen (zie tabel 1.a) een onderzoek in het kader van de Staat van de Instelling (SVI) plaatsgevonden. Afhankelijk van het aantal opleidingen dat een instelling aanbiedt, zijn er per instelling 1-5 opleidingen (bc-codes) onderzocht middels een kwaliteitsonderzoek. De beoordelingen zijn gebaseerd op het toezichtkader BVE 2012. In totaal zijn er in 2015 95 opleidingen onderzocht. Tabel 1.a: Overzicht van steekproef SVI 2015 voor bekostigde instellingen Brin Aantal steekproefopleidingen Totaal aantal opleidingen A
5
68
B
3
11
C
3
11
D
5
73
E
4
31
F
4
22
G
3
13
H
5
81
I
4
16
J
1
3
K
4
21
L
5
89
M
5
117
N
5
57
O
5
88
P
5
79
Q
5
83
R
5
110
S
5
79
T
5
77
U
5
78
V
4
22
Totaal 95 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
1229
1.1 Betrouwbaarheid van de steekproef De omvang van de steekproef, uitgedrukt in aantal instellingen en aantal opleidingen is respectievelijk 22 en 95. Om met een betrouwbaarheid van 95 procent uitspraken over de populatie te doen op basis van deze steekproef, ligt de foutmarge bij instellingsscores rond de 17 procent en bij opleidingsscores rond de 10 procent. 1.2 Representativiteit van de steekproef op opleidingsniveau Om te bepalen in hoeverre de steekproef een representatief beeld geeft over het middelbaar beroepsonderwijs is gekeken naar de verdeling van de kenmerken sector, opleidingsniveau, leerweg en type instelling op landelijk niveau en de verdeling van deze kenmerken binnen de steekproef. Deze zijn getoetst met een chi-kwadraattoets. Tabel 1.2a Verdeling naar sector Landelijk (%) opleidingen Techniek 44 Groen 7 Economie 33 Zorg 15 Combi 1
Landelijk (%) deelnemers
Steekproef SVI 2015 (%)
26 6 32 33 3
26 8 34 32 Pagina 5 van 70
Totaal 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
100
100
Toelichting: ruim 40 procent van de mbo-opleidingen bestaat uit techniekopleidingen. Deze opleidingen zijn vaak klein: 26 procent van de studenten in het mbo volgt een techniekopleiding. Bij de steekproeftrekking is hiermee rekening gehouden. De verdeling van de steekproefopleidingen sluit aan bij de landelijke verdeling van de studenten over de sectoren in het mbo. Tabel 1.2b Verdeling naar type instelling Landelijk (%) Vakinstelling
Steekproef SVI 2015 (%)
4
3
ROC
90
90
AOC
6
7
Totaal 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
100
Toelichting: de steekproef is representatief naar type instelling. Tabel 1.2c Verdeling naar leerweg Landelijk (%)
Steekproef SVI 2015 (%)
BOL
57
58
BBL
43
Totaal 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
42 100
Toelichting: de steekproef is representatief naar leerweg. Tabel 1.2d Verdeling naar opleidingsniveau Landelijk (%)
Steekproef SVI 2015 (%)
1
5
-
2
22
31
3
30
26
4
43
Totaal 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
43 100
Toelichting: Er zaten heel weinig niveau 1-opleidingen in het trekkingsbestand voor de steekproef. Een groot deel daarvan bleek tijdens de inventarisatie niet meer actief of er stonden geen, of minder dan 15 studenten ingeschreven. De overgebleven niveau 1-opleidingen zijn niet in de steekproef gekomen, omdat ze een hoog volgnummer hadden, waardoor er een andere (niveau 2) opleiding voor de steekproef is geselecteerd. De chi-kwadraattoets is niet significant, dus de steekproef is representatief naar opleidingsniveau.
1.3 Weging op opleidingsniveau In het steekproefplan is het volgende opgenomen over weging van de steekproef: ’De grootte van de instelling bepaalt hoeveel opleidingen er worden getrokken.’ Zie hiervoor de onderstaande tabel. Tabel 1.3a: Aantal te trekken opleidingen per instelling Aantal opleidingen (cp-code*niveau)* binnen de instelling
Aantal te trekken opleidingen
1-4 opleidingen
1
5-10 opleidingen
2
11-20 opleidingen
3
21-75 opleidingen
4
Meer dan 75 opleidingen
5 Pagina 6 van 70
*voor de steekproef van 2015 is uitgegaan van bc-codes i.p.v. cp-codes. Omdat deze steekproef al in 2012 is bepaald, is het aantal te trekken opleidingen met de komst van de bc-code niet gewijzigd. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Deze verhoudingen leiden er toe dat kleine instellingen in verhouding meer opleidingen leveren aan het stelselonderzoek dan grote instellingen. Bij de analyse van de stelselgegevens zal daarom met wegingsgewichten gewerkt moeten worden.” Aan iedere instelling is een gewicht toegekend op basis van de volgende formule: gewicht = (n opl in brin x n opl in de steekproef) (n opl van alle brins in de steekproef x n getrokken opl in brin) In een voorbeeld ziet dat er als volgt uit: De totale steekproef bevat 95 opleidingen van 22 instellingen. Gezamenlijk bieden de 22 instellingen 1.229 opleidingen aan. Instelling Q biedt 83 opleidingen aan en van deze opleidingen zijn er 5 getrokken voor de steekproef. Het gewicht dat aan deze instelling wordt toegekend is dus 1.28 (83*95)/(1.229*5). In tabel 1.3b is een overzicht gemaakt van de gewichten die aan iedere instelling zijn toegekend. Tabel 1.3b: Gewichten per instelling Brin Aantal steekproefopleidingen
Totaal aantal opleidingen
Gewicht
A
5
68
1,05
B
3
11
,28
C
3
11
,28
D
5
73
1,13
E
4
31
,60
F
4
22
,43
G
3
13
,33
H
5
81
1,25
I
4
16
,31
J
1
3
,23
K
4
21
,41
L
5
89
1,38
M
5
117
1,81
N
5
57
,88
O
5
88
1,36
P
5
79
1,22
Q
5
83
1,28
R
5
110
1,70
S
5
79
1,22
T
5
77
1,19
U
5
78
1,21
22
,43
V 4 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
De data op opleidingsniveau die in De Staat van het Onderwijs 2014/2015 worden gepresenteerd, zijn gewogen volgens bovenstaande methode.
Pagina 7 van 70
2
Scores SVI 2012 2013 2014 2015 bekostigd onderwijs
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de scores op instellings- en opleidingsniveau op basis van de SVI 2015 van bekostigde instellingen. In de tabellen wordt een vergelijking gemaakt met de uitkomsten van 2013 en 2014, zoals opgenomen in De Staat van Onderwijs 2012/2013 en 2013/2014. In alle jaren zijn de data op opleidingsniveau gewogen volgens de methode die in paragraaf 1.3 is beschreven. In de onderzoeksrapporten worden de indicatoren niet meer opgenomen, maar ten behoeve van de Staat van het Onderwijs worden deze nog wel onder water gescoord en weergegeven in de tabellen in dit rapport. Wanneer er sprake is van een significant verschil t.o.v. het voorgaande jaar, is het cijfer vetgedrukt.
2.1
Kwaliteitsborging op instellingniveau
Tabel 2.1a: Kwaliteitsborging op instellingsniveau in aantallen (n 2013=24, n 2014=23, n 2015=22) 2013 2014 2015 N N N Kwaliteitsborging Goed 0 1 Voldoende 8 15 Onvoldoende 14 7 Slecht 2 0 Totaal 24 23 Significante verschillen in de verdeling ten opzichte van het voorafgaande jaar zijn vetgedrukt Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
3 11 8 0 22
Toelichting: de verdeling van scores op kwaliteitsborging is verschillend in de opeenvolgende jaren, maar deze verschillen zijn alleen significant tussen 2013 en 2014.
2.2
Scores op de aspecten en indicatoren van kwaliteitsborging op instellingniveau
Tabel 2.2a: Antal voldoende instellingen op aspecten en indicatoren van kwaliteitsborging =23, n 2015=22) 2013 2014 N N Kwaliteitsborging 8 Sturing * 19 Plannen 19 Informatie 22 Continuïteit 22 Beoordeling * 15 Monitoring 18 Evaluatie 17 Verbetering en verankering * 11 Verbeteraanpak 18 Deskundigheidsbevordering 21 Verankering 12 Dialoog en verantwoording 23 Intern 23 Extern 23
(n 2013=24, n 2014
16 21 21 22 23 21 22 21 18 19 23 18 23 23 23
2015 N
14 19 19 20 20 16 18 12 17 16 21 16 21 19 19
* kernaspecten Significante verschillen ten opzichte van het voorafgaande jaar zijn vetgedrukt Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: In 2014 zagen we een verbetering van de kwaliteitsborging op instellingsniveau, steeds meer instellingen hebben hun kwaliteitsborging op orde. De verschillen tussen 2014 en 2015 zijn niet significant. Dit wijst op een stabilisering van de verbetering in kwaliteitsborging die Pagina 8 van 70
in 2014 is ingezet. Verbeteringen waren vorig jaar met name zichtbaar in de beoordeling en de verankering van de kwaliteit. Steeds meer instellingen voldoen aan de eisen die hieraan worden gesteld.
2.3
Vergelijking 2012 en 2015
Tabel 2.3a Percentage voldoende instellingen op aspecten en indicatoren van kwaliteitsborging (2012 n=22, 2015 n=22. 2012 2015 % % Kwaliteitsborging 32 64 Sturing * 59 86 Plannen 59 95 Informatie 82 91 Continuïteit 95 95 Beoordeling * 50 73 Monitoring 64 90 Evaluatie 55 75 Verbetering en verankering * 50 77 Verbeteraanpak 64 80 Deskundigheidsbevordering 95 95 Verankering 50 76 Dialoog en verantwoording 91 95 Intern 95 95 Extern 91 95 * kernaspecten Significant verschil is vetgedrukt Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: Bij de instellingen die in 2012 en 2015 zijn onderzocht, is de kwaliteitsborging in die periode significant verbeterd. Dit komt met name door een verbetering in de sturing. Tabel 2.3b Aantal voldoende instellingen op aspecten en indicatoren van kwaliteitsborging 2012 n=22, 2015 n=22. 2012 2015 n n Kwaliteitsborging 7 14 Sturing * 13 19 Plannen 13 19 Informatie 18 20 Continuïteit 21 20 Beoordeling * 11 16 Monitoring 14 18 Evaluatie 12 12 Verbetering en verankering * 11 17 Verbeteraanpak 14 16 Deskundigheidsbevordering 21 21 Verankering 11 16 Dialoog en verantwoording 20 21 Intern 21 19 Extern 20 19 *kernaspecten Significant verschil is vetgedrukt Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015 Tabel 2.3c: Verschil oordeel kwaliteitsborging op instellingsniveau 2012-2015 (n=22) Brin 2012 A
Onvoldoende
Onvoldoende
B
Voldoende
Voldoende
C
Voldoende
Voldoende
D
Voldoende
Onvoldoende
E
Voldoende
Goed
2015
Pagina 9 van 70
F
Onvoldoende
Onvoldoende
G
Voldoende
Onvoldoende
H
Onvoldoende
Voldoende
I
Onvoldoende
Onvoldoende
J
Slecht
Onvoldoende
K
Onvoldoende
Voldoende
L
Onvoldoende
Voldoende
M
Voldoende
Voldoende
N
Onvoldoende
Voldoende
O
Onvoldoende
Onvoldoende
P
Onvoldoende
Voldoende
Q
Onvoldoende
Goed
R
Onvoldoende
Onvoldoende
S
Onvoldoende
Voldoende
T
Goed
Voldoende
U
Onvoldoende
Goed
V
Slecht
Voldoende
Bron: Inspectie van het onderwijs, 2015
Toelichting: bij de helft van de instellingen is het oordeel over kwaliteitsborging op instellingsniveau in 2015 hoger dan in 2012. Bij ruim een derde is het oordeel gelijk gebleven; bij vijf instellingen betekent dit dat ze in beide jaren een onvoldoende scoren. Tabel 2.3d: Verschil oordeel kwaliteitsborging op instellingsniveau 2012-2015 (n=22) 2012 2015 Aantal instellingen Vooruitgang Slecht Onvoldoende 1 Slecht Voldoende 1 Onvoldoende Voldoende 6 Onvoldoende Goed 2 Voldoende Goed 1 Stilstand Onvoldoende Onvoldoende 5 Voldoende Voldoende 3 Achteruitgang Voldoende Onvoldoende 2 Goed Voldoende 1 Bron: Inspectie van het onderwijs, 2015 Tabel 2.3e: Oordeel kwaliteitsborging in SVI en OKV’s (n=22) brin SVI1 OKV1
OKV2
onvoldoende
SVI2
A
onvoldoende
B
voldoende
onvoldoende voldoende
C
voldoende
voldoende
D
voldoende
onvoldoende
E
voldoende
F
onvoldoende
G
voldoende
H
onvoldoende
I
slecht
J
onvoldoende
onvoldoende
K
onvoldoende
voldoende
L
voldoende
M
onvoldoende
voldoende
voldoende
N
onvoldoende
voldoende
onvoldoende
O
onvoldoende
voldoende
voldoende
P
onvoldoende
voldoende
goed
Q
onvoldoende
onvoldoende
onvoldoende
R
onvoldoende
voldoende
voldoende
S
goed
T
onvoldoende
voldoende
U
slecht
onvoldoende
goed voldoende
onvoldoende onvoldoende
voldoende
voldoende onvoldoende voldoende
voldoende voldoende voldoende
voldoende goed onvoldoende
voldoende Pagina 10 van 70
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
2.4
Scores op de vijf kwaliteitsgebieden op opleidingsniveau
Tabel 2.4a: Scores op de kwaliteitsgebieden in percentages (2013, n=95; 2014, n=98; 2015 n=95) 2013 2014 % % Onderwijsproces Goed 5 17 Voldoende 74 75 Onvoldoende 20 8 Slecht 0 0 Examinering en diplomering* Goed 4 5 Voldoende 45 48 Onvoldoende 27 42 Slecht 23 4 Opbrengsten Voldoende 81 86 Onvoldoende 19 14 Kwaliteitsborging
Naleving wettelijke vereisten
Goed Voldoende Onvoldoende slecht Voldoet voldoet niet
0 28 47 25 77 23
2015 % 11 77 12 0 4 66 27 3 88 12
3 50 43 4 86 14
7 56 37 0 91 9
*door afronding wijkt het percentage voldoende in deze tabel af van het percentage in tabel 2.4b en 2.6a Significante verschillen in de verdeling ten opzichte van het voorafgaande jaar zijn vetgedrukt Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: het onderwijsproces is de afgelopen jaren bij geen van de opleidingen meer als slecht beoordeeld. Toch is het onderwijsproces nog bij 11 procent van de opleidingen die in 2015 zijn bezocht onvoldoende. Op het gebied van examinering en diplomering zijn de oordelen in de afgelopen 3 jaar verbeterd. Het aantal opleidingen met een slechte beoordeling van diplomering en examens is in 2014 significant gedaald ten opzichte van 2013. En het aantal voldoende opleidingen is ten opzichte van vorig jaar significant gestegen. Desondanks is de examinering en diplomering in 2015 nog bij 30 procent van de opleidingen niet op orde. Op het gebied van opbrengsten zijn er geen significante verschillen tussen de jaren; het beeld is behoorlijk constant. De kwaliteitsborging is de afgelopen jaren verbeterd. Er zijn significant minder opleidingen waar de kwaliteitsborging als slecht wordt beoordeeld. In 2015 is de kwaliteitsborging toch nog bij ruim een derde van de opleidingen onvoldoende. Voor de onderstaande tabel zijn de oordelen gehercodeerd naar voldoende (goed + voldoende) en onvoldoende (onvoldoende + slecht). Tabel 2.4b: Percentage voldoende opleidingen op de vijf kwaliteitsgebieden (2013, n=95; 2014, n=98; 2015 n=95) 2013 2014 2015 % % % Onderwijsproces 79 92 88 Examinering en diplomering 49 53 71 Opbrengsten 81 86 88 Kwaliteitsborging 28 53 63 Naleving wettelijke vereisten 77 86 91 Alle kwaliteitsgebieden voldoende 12 Significante verschillen ten opzichte van het voorafgaande jaar zijn vetgedrukt Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
33
Pagina 11 van 70
41
Toelichting: in 2015 zijn er significante verbeteringen zichtbaar op het gebied van examinering en diplomering, kwaliteitsborging en de naleving van wettelijke vereisten. Op het gebied van het onderwijsproces was in 2014 al verbetering zichtbaar en deze heeft zich in 2015 gestabiliseerd. Daarnaast is het aandeel opleidingen dat op alle vijf de kwaliteitsgebieden voldoende scoort de afgelopen jaren toegenomen: van 12 procent in 2013, naar ruim een derde in 2014 tot 41 procent in 2015. De toename van 2014/2015 is niet significant.
2.5
Kwaliteitsgebied 1: onderwijsproces
Tabel 2.5a: Percentage voldoende opleidingen op het onderwijsproces en de onderliggende aspecten en indicatoren (n 2013=95; n 2014=98; 2015 n=95) 2013 2014 2015 % % % Onderwijsproces 79 92 88 Samenhang 91 88 96 Inhoud 99 91 97 Programmering 91 95 98 Maatwerk 72 77 75 Differentiatie 72 77 75 Didactisch handelen* 99 99 96 Interactie 94 99 99 Ondersteuning en begeleiding van de leeractiviteiten 92 97 96 Feedback op de leeractiviteiten en de leerresultaten 92 90 97 Leertijd 87 87 91 Benutting 87 91 90 Werkdruk 96 95 99 Leeromgeving 96 98 100 Schoolklimaat 97 98 100 Materiële voorzieningen 99 99 98 Intake & plaatsing 93 95 99 Voorlichting 96 95 99 Intake en plaatsing 94 96 99 Studieloopbaanbegeleiding* 81 92 94 Informatievoorziening 91 94 96 Studieloopbaanbegeleiding 85 92 93 Zorg 98 99 98 Eerste- en tweedelijnszorg 98 99 98 Derdelijnszorg 99 100 100 Beroepspraktijkvorming* 97 99 95 Voorbereiding studenten en bedrijven 98 97 97 Plaatsing 100 95 100 Begeleiding door leerbedrijf 98 100 98 Begeleiding door de opleiding 89 98 92 *kernaspecten Significante verschillen ten opzichte van het voorafgaande jaar zijn vetgedrukt Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: het aandeel opleidingen dat het onderwijsproces op orde heeft, is in 2015 iets gedaald ten opzichte van 2014. Deze daling is niet significant, dus het lijkt er op dat de stijging die in 2014 is ingezet stabiliseert. Opleidingen hebben zich de afgelopen jaren wel significant verbeterd op studieloopbaanbegeleiding. De samenhang van het programma is ten opzichte van vorig jaar verbeterd. 2.5.1
Samenhang differentiatie en benutting leertijd
Bij opleidingen die voldoende differentiatie aanbieden mag verondersteld worden dat de benutting van de leertijd hoger ligt dan bij opleidingen die dat niet op orde hebben. Het programma sluit beter aan bij de leerbehoeften en capaciteiten van de studenten en geeft daardoor docenten de mogelijkheid om de leertijd beter te benutten. Tabel 2.5.1a: Differentiatie gekruist met benutting leertijd, percentages (n= 282) Benutting Pagina 12 van 70
Totaal
Differentiatie Totaal
Onvoldoende Voldoende
Onvoldoende 18,1 9,5 11,7
Voldoende 81,9 90,5 88,3
100 100 100
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: bij opleidingen waar de differentiatie voldoende is, is ook de benutting van de leertijd vaker op orde.
2.6
Kwaliteitsgebied 2: examinering en diplomering
Tabel 2.6a: Percentage voldoende opleidingen op het examinering & diplomering en de onderliggende aspecten en indicatoren (n 2013=95; n 2014=97; n 2015=94) 2013 2014 2015 % % % Examinering en diplomering 49 53 71 Exameninstrumentarium* 73 92 92 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering 95 99 97 Dekking van het kwalificatiedossier 80 95 97 Cesuur 91 96 94 Beoordelingswijze 83 94 94 Transparantie 86 96 95 Afname en beoordeling* 86 81 78 Authentieke afname 96 99 100 Betrouwbaarheid 86 80 79 Diplomering* 56 57 75 Besluitvorming diplomering 84 87 89 Verantwoordelijkheid examencommissie 59 57 75 *kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: in de afgelopen drie jaren is het eindoordeel over examinering en diplomering verbeterd. In 2015 is bij 71 procent van de opleidingen de examinering en diplomering op orde. Ook de diplomering, waaronder de verantwoordelijkheid van de examencommissie, is significant verbeterd ten opzichte van eerdere jaren. Het oordeel over afname en beoordeling is de afgelopen drie jaar iets afgenomen, maar deze daling is niet significant.
2.6.1
Samenhang betrouwbaarheid beoordeling en verantwoordelijkheid examencommissie
Tabel 2.6b: Betrouwbaarheid afname en verantwoordelijkheid examencommissie in 2015, percentages (n=79) Verantwoordelijkheid examencommissie Onvoldoende Voldoende Totaal Betrouwbaarheid Onvoldoende 87,5 12,5 100 Voldoende 12,7 87,3 100 Totaal 27,8 72,2 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: Als de verantwoordelijkheid van de examencommissie voldoende is, is ook significant vaker de betrouwbaarheid van de afname en beoordeling voldoende.
2.6.2
Inkoop van examens
Let op: de percentages en aantallen in de tabellen in deze paragraaf zijn ongewogen. Tabel 2.6.1a: Inkoop examens ( 2013=89; n 2014=98; n 2015=95) 2013 2014 n % n % Volledig 36 40 56 57
n
2015 50
% 53
N 142
Pagina 13 van 70
Totaal
% 50
Deels 10 11 Eigen materiaal 43 48 Totaal 89 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
9 33 98
9 34 100
15 30 95
16 32 100
34 106 282
12 38 100
Toelichting: de mate van inkoop van examens verschilt over de jaren, maar deze verschillen zijn niet significant. Over de afgelopen drie jaar tezamen koopt de helft van de opleidingen de examens volledig in, 12 procent gebruikt deels eigen, deels ingekocht materiaal en bijna 40 procent van de opleidingen maakt volledig gebruik van eigen examenmateriaal. Tabel 2.6.1b: Percentage opleidingen dat als voldoende is beoordeeld op het aspect ‘2.1 exameninstrumentarium’ en onderliggende indicatoren, naar kenmerken examens (n 2013=89;, n 2014=97;, n 2015=94) Inkoop volledig Deels eigen % n % n % n 2013 Examinering en diplomering 69 36 60 10 49 43 Exameninstrumentarium* 94 36 80 10 65 43 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en 100 36 100 10 91 43 examinering Dekking van het kwalificatiedossier 97 36 90 10 72 43 Cesuur 100 36 90 10 88 43 Beoordelingswijze 97 36 80 10 77 43 2014 Examinering en diplomering 56 55 67 9 61 33 Exameninstrumentarium* 98 55 100 9 82 33 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en 100 55 100 9 97 33 examinering Dekking van het kwalificatiedossier 98 55 100 9 91 33 Cesuur 100 55 100 9 91 33 Beoordelingswijze 100 55 100 9 85 33 2015 Examinering en diplomering 70 50 60 15 72 29 Exameninstrumentarium* 98 50 100 15 79 29 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en 98 47 100 15 93 29 examinering Dekking van het kwalificatiedossier 100 50 100 14 93 28 Cesuur 98 50 100 15 85 27 Beoordelingswijze 100 50 100 15 80 25 *kernaspecten Significante verschillen tussen de kenmerken van de examens zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: De oordelen in de tabel zijn uitgesplitst naar kenmerken van de examens, namelijk volledige ingekocht examenmateriaal, deels ingekocht examenmateriaal en zelf ontwikkeld examenmateriaal. De uitkomsten laten zien dat het exameninstrumentarium van opleidingen die gebruik maken van eigen materiaal minder vaak met een voldoende wordt beoordeeld dan wanneer de opleiding examens (deels) inkoopt. Dit geldt ook voor de beoordelingswijze. Ook de dekking van het kwalificatiedossier en de cesuur zijn vaker voldoende bij (gedeeltelijke) inkoop van examens, maar deze verschillen zijn niet in ieder steekproefjaar significant. De verschillen op het eindoordeel zijn niet significant, maar laten wel een diffuser beeld zien. Tabel 2.6.1c: Percentage opleidingen dat als voldoende is beoordeeld op gebied 2 examinering en diplomering en de onderliggende aspecten naar volledige ingekochte examens (n 2013=89; n 2014=98; n 2015=95) Inkoop volledig Deels Eigen % n % N % n 2013 Examinering en diplomering 69 36 60 10 49 43 Exameninstrumentarium* 94 36 80 10 65 43 Afname en beoordeling* 97 36 90 10 81 43 Pagina 14 van 70
2014
2015
Diplomering* Examinering en diplomering Exameninstrumentarium* Afname en beoordeling* Diplomering* Examinering en diplomering Exameninstrumentarium* Afname en beoordeling* Diplomering*
69 56 98 82 60 70 98 80 72
36 55 55 55 55 50 50 50 50
60 67 100 89 78 60 100 87 60
10 9 9 9 9 15 15 15 15
67 61 82 85 67 72 79 72 79
43 33 33 33 33 29 29 29 29
*kernaspecten Significante verschillen tussen de kenmerken van de examens zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: in alle drie de jaren is het exameninstrumentarium bij ingekocht materiaal vaker voldoende dan bij eigen materiaal. Voor de andere aspecten geldt dat er geen significante verschillen zijn gevonden.
2.7
Kwaliteitsgebied 3: opbrengsten
Tabel 2.7a: Percentage voldoende opleidingen op opbrengsten (n 2013=91, n 2014=96, n 2015=92)* 2013 2014 2015 % % % Opbrengsten 81 86 88 Rendement 81 86 88 Jaarresultaat en/of diplomaresultaat 81 86 88 *bij een aantal opleidingen zijn de opbrengsten niet beoordeeld. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: er zijn geen significante verschillen tussen de jaren (zie hoofdstuk 6 voor uitgebreidere analyses van de opbrengsten op stelselniveau). Van een aantal opleidingen konden de opbrengsten niet worden beoordeeld, omdat er nog geen uitstroom is geweest of het aantal studenten te klein is om een betrouwbaar oordeel op te baseren.
2.8
Kwaliteitsgebied 4: kwaliteitsborging op opleidingsniveau
Tabel 2.8a: Percentage voldoende opleidingen op kwaliteitsborging en de onderliggende aspecten en indicatoren (2013: n =95, 2014: n=98, 2015: n=95) 2013 2014 2015 % % % Kwaliteitsborging 28 53 63 Sturing* 66 88 85 Plannen 68 89 87 Informatie 94 100 94 Continuïteit 93 96 94 Beoordeling* 53 75 71 Monitoring 73 96 85 Evaluatie 53 75 70 Verbetering en verankering* 36 60 70 Verbeteraanpak 47 74 80 Deskundigheidsbevordering 90 99 97 Verankering 39 67 73 Dialoog en verantwoording 87 93 91 Intern 90 97 96 Extern 94 97 92 Alle aspecten voldoende
27
52
63
*kernaspecten Significante verschillen ten opzichte van het voorafgaande jaar zijn vetgedrukt Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Pagina 15 van 70
Toelichting: De verbetering van de kwaliteitsborging van opleidingen die in 2014 is ingezet, zet zich in 2015 voort. Op een aantal onderdelen, waaronder sturing en beoordeling stabiliseert de vorig jaar ingezette groei. Het percentage opleidingen met voldoende aandacht voor dialoog en verantwoording blijft over alle jaren stabiel. Verder valt het op dat het aandeel opleidingen waarbij de monitoring en sturingsinformatie over de opleidingskwaliteit op orde is, na een stijging vorig jaar, weer significant afneemt. Er is op het gebied van kwaliteitsborging bij opleidingen nog wel verbetering mogelijk. In 2015 is de kwaliteitsborging nog steeds bij ruim een derde van de opleidingen onvoldoende. Met name op het aspect verbetering en verankering is nog wat te winnen. 2.9
Relaties tussen de kwaliteitsgebieden
Om de relatie tussen kwaliteitsborging op opleidingsniveau en de oordelen op de aspecten en indicatoren van onderwijsproces en examinering en diplomering te bekijken, zijn de steekproeven van 2013, 2014 en 2015 samengenomen. Tabel 2.9a: Percentage opleidingen waar het onderwijsproces voldoende is, naar voldoende en onvoldoende kwaliteitsborging in de periode 2013-2015 (n=243) Kwaliteitsborging Zonder voldoende Met voldoende kwaliteitsborging kwaliteitsborging % % Onderwijsproces 74 100 Samenhang 86 98 Inhoud 93 99 Programmering 92 98 Maatwerk 69 81 Differentiatie 69 81 Didactisch handelen* 96 100 Interactie 95 100 Ondersteuning en begeleiding van de leeractiviteiten 92 98 Feedback op de leeractiviteiten en de leerresultaten 87 99 Leertijd 80 97 Benutting 81 98 Werkdruk 95 98 Leeromgeving 96 99 Schoolklimaat 97 100 Materiële voorzieningen 98 99 Intake & plaatsing 95 98 Voorlichting 96 98 Intake en plaatsing 95 98 Studieloopbaanbegeleiding* 79 100 Informatievoorziening 88 100 Studieloopbaanbegeleiding 81 100 Zorg 97 100 Eerste- en tweedelijnszorg 97 100 Derdelijnszorg 99 100 Beroepspraktijkvorming* 94 100 Voorbereiding studenten en bedrijven 95 100 Plaatsing 97 99 Begeleiding door leerbedrijf 98 100 Begeleiding door de opleiding 88 99 * Kernaspecten Significante verschillen zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: opleidingen die voldoende zijn beoordeeld op kwaliteitsborging hebben ook vaker hun onderwijsproces op orde. In vergelijking met opleidingen die onvoldoende zijn beoordeeld op kwaliteitsborging, scoren de opleidingen met voldoende kwaliteitsborging vaker voldoende op de aspecten samenhang, maatwerk, didactisch handelen, leertijd, studieloopbaanbegeleiding, zorg en beroepspraktijkvorming. Opleidingen met voldoende kwaliteitsborging scoren ook vaker voldoende op de aspecten leeromgeving en intake & plaatsing, maar deze verschillen zijn niet significant. Pagina 16 van 70
Tabel 2.9b: Percentage opleidingen waar de examinering en diplomering voldoende is, naar voldoende en onvoldoende kwaliteitsborging in de periode 2013-2015 (n=177) Kwaliteitsborging Zonder Zonder voldoende voldoende kwaliteitsborging kwaliteitsborging % % Examinering en diplomering 39 78 Exameninstrumentarium* 80 92 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering 96 98 Dekking van het kwalificatiedossier 86 95 Cesuur 94 93 Beoordelingswijze 84 97 Transparantie 88 97 Afname en beoordeling* 71 93 Authentieke afname 98 99 Betrouwbaarheid 72 93 Diplomering* 42 85 Besluitvorming diplomering 80 94 Verantwoordelijkheid examencommissie 43 86 * kernaspecten Significante verschillen zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: opleidingen met voldoende kwaliteitsborging scoren ook vaker voldoende op het kwaliteitsgebied examinering en diplomering als geheel en op alle onderliggende aspecten. Met name de verantwoordelijkheid van de examencommissie is vaker met een voldoende beoordeeld, wat je ook terugziet in het aspect diplomering.
2.10
Kwaliteitsgebied 5: naleving wettelijke vereisten
Tabel 2.10a: Percentage voldoende opleidingen op naleving wettelijke vereisten en de onderliggende aspecten en indicatoren (n 2013=95; n 2014=98; n 2015= 95) 2013 2014 2015 % % % Naleving wettelijke vereisten 77 85 91 5.1 Naleving wettelijke vereisten 77 85 91 5.1.1 Naleving wettelijke vereisten 77 85 91 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: het aantal opleidingen dat voldoende scoort op de naleving van wettelijke vereisten is de afgelopen jaren toegenomen. In 2015 is ruim 90 procent van de opleidingen de naleving op orde. Tabel 2.10b: Percentage opleidingen met een onvoldoende op naleving wettelijke vereisten m.b.t . schoolkosten (n 2013=95; n 2014=98; n 2015=95) 2013 2014 2015 % % % Onvoldoende schoolkosten 18,4 12,1 7,2 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: het aandeel opleidingen dat niet voldoet aan de wettelijke vereisten met betrekking tot schoolkosten is de afgelopen jaren afgenomen. De verschillen zijn echter niet significant.
2.11 Kwaliteit van taalexamens Let op: de categorie n.v.t. is niet opgenomen in de tabellen. Alleen de beoordelingen ‘voldoende’ en ‘onvoldoende’ (bij Nederlands op refniveau ‘deels’) zijn weergegeven in de tabellen.
Pagina 17 van 70
Er is gebruik gemaakt van ongewogen scores, omdat er relatief vaak n.v.t. is gescoord. De opleidingen die wel op dit punt beoordeeld konden worden, zijn slechts een deel van de steekproef. De overgebleven groep kan niet als representatief voor de populatie worden beschouwd. Tabel 2.11a: beoordeling van het taalexamen van een moderne vreemde taal in aantallen en percentages (n 2013=52; n 2014=55; n 2015=45; n totaal=152) 2013 2014 2015 n % n % n % Voldoende 36 69 50 91 45 100 Onvoldoende 16 31 5 9 0 0 Totaal 52 100 55 100 45 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015 Tabel 2.11b: beoordeling van het taalexamen van Nederlands op refniveau in aantallen en percentages (n 2013=72; n 2014=89; n 2015=84; n totaal = 245) 2013 2014 2015 n % n % n % Voldoende 50 69 83 93 77 92 Onvoldoende 16 22 3 3 4 5 Deels 6 8 3 3 3 4 Totaal 72 100 89 100 84 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015 Tabel 2.11c: beoordeling van het taalexamen van Nederlands op cefniveau in aantallen en percentages (n 2013=23; n 2014=26; n 2015=13; n totaal=62) 2013 2014 2015 n % n % n % Voldoende 17 74 23 88 21 100 Onvoldoende 6 26 3 12 0 0 Totaal 23 100 26 100 21 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
2.12
Vervolgtoezicht en tekortkomingen
Tabel 2.12a: Vervolgtoezicht en tekortkomingen mbo-opleidingen in percentages (n 2013=95; n 2014=98; n 2015=95) 2013 2014 2015 % % % zwak onderwijs 16 5 12 zeer zwak onderwijs 5 3 0 onvoldoende opbrengsten 14 11 12 onvoldoende examenkwaliteit 51 47 29 niet-naleving: onvoldoende kwaliteitsborging 72 47 37 niet-naleving: andere wettelijke vereisten 23 14 9 Significante verschillen ten opzichte van het voorafgaande jaar zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: indien er uit het steekproefonderzoek naar voren is gekomen dat er tekortkomingen zijn in de kwaliteit van opleidingen, vindt er vervolgtoezicht plaats. Het aandeel opleidingen met zwak onderwijs is toegenomen ten opzichte van vorig jaar, maar deze toename is niet significant. Er zijn in 2015 geen opleidingen met vervolgtoezicht vanwege zeer zwak onderwijs. Het percentage opleidingen met vervolgtoezicht vanwege onvoldoende examenkwaliteit is in 2015 gedaald ten opzichte van de twee voorgaande jaren. Bij ruim een derde van de opleidingen vindt vervolgtoezicht plaats naar aanleiding van tekortkomingen in de kwaliteitsborging. Dit aandeel is afgelopen jaren sterk gedaald ten opzichte van 2013. Ook het aandeel opleidingen met tekortkomingen op het gebied van naleving van wettelijke vereisten is significant gedaald.
Pagina 18 van 70
Tabel 2.12b: Patronen in vervolgtoezicht en tekortkomingen mbo-opleidingen (exclusief wettelijke vereisten) (Totaal=288) % zeer zwak onderwijs 0 zwak onderwijs 0 zeer zwak onderwijs + onvoldoende kwaliteitsborging 1 zeer zwak onderwijs + onvoldoende examenkwaliteit + onvoldoende kwaliteitsborging 2 onvoldoende opbrengsten + onvoldoende examenkwaliteit 2 onvoldoende opbrengsten + onvoldoende examenkwaliteit + onvoldoende kwaliteitsborging 2 zwak onderwijs + onvoldoende kwaliteitsborging 3 onvoldoende opbrengsten + onvoldoende kwaliteitsborging 4 onvoldoende opbrengsten 4 zwak onderwijs + onvoldoende examenkwaliteit + onvoldoende kwaliteitsborging 8 onvoldoende examenkwaliteit 8 onvoldoende kwaliteitsborging 13 onvoldoende examenkwaliteit + onvoldoende kwaliteitsborging 20 geen arrangementen* 34 Totaal 100 *’Geen arrangementen’ betekent dat er geen tekortkomingen zijn geconstateerd. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: uit een onderzoek kan naar voren komen dat een opleiding tekortkomingen vertoont op meerdere kwaliteitsgebieden. In de bovenstaande tabel is aangegeven welke combinaties van tekortkomingen zijn voorkomen in de 288 opleidingen die zijn onderzocht in 2013, 2014 en 2015. Bij een vijfde van de opleidingen is vastgesteld dat zowel de examenkwaliteit als de kwaliteitsborging onvoldoende is. Bij ruim een derde van de opleidingen zijn geen tekortkomingen geconstateerd. Er is geen verband gevonden tussen het wel of niet hebben van vervolgtoezicht en het type, niveau, leerweg of studentenpopulatie van de opleiding.
Pagina 19 van 70
3
Scores SVI niet-bekostigd mbo 2013 - 2015
In de onderstaande tabellen staan de uitkomsten van de SVI’s in 2013, 2014 en 2015 tezamen. Er wordt geen onderscheid naar jaren gemaakt, omdat in de drie jaren geen sprake is van een representatieve steekproef. In 2013 zijn er 50 opleidingen van 31 niet-bekostigde instellingen (nbi’s) onderzocht en in 2014 zijn er 21 instellingen en 34 opleidingen onderzocht. In 2015 zijn er 21 instellingen en 27 opleidingen bezocht. In totaal kunnen we nu een beeld geven van 73 instellingen en 111 opleidingen. Er is onderscheid gemaakt tussen instellingen die dagonderwijs aanbieden (voornamelijk bolopleidingen gericht op de doelgroep <23 jaar) en instellingen die dat niet doen (voornamelijk bblopleidingen gericht op de doelgroep > 23 jaar). Opleidingen van nbi’s worden niet altijd beoordeeld met het gehele toezichtkader. Het komt voor dat de opbrengsten en de examinering niet zijn beoordeeld omdat de opleiding nog te kort bestaat om hierover een oordeel te geven. Voor opleidingen die onderwijs aanbieden in de derde leerweg (ovo) geldt dat zowel de opbrengsten als het onderwijsproces niet worden beoordeeld. De nadruk ligt daar op de kwaliteitsborging en de examinering. De aantallen die bij de tabellen zijn genoemd kunnen daardoor variëren. 3.1 Kwaliteitsborging op instellingsniveau Hieronder worden de scores op de kwaliteitsborging op instellingsniveau weergegeven in aantallen. Tabel 3.1a: Kwaliteitsborging op instellingsniveau (aantallen) naar type onderwijs periode 2013-2015 (n=73) Deelnemers jonger dan 23 Deelnemers van 23 jaar en ouder jaar Totaal N N N Goed 4 4 8 Voldoende 17 13 30 Onvoldoende 10 13 23 Slecht 2 10 12 Totaal 33 40 73 Significante verschillen in de verdeling zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: er zijn 33 instellingen die dagonderwijs aanbieden en 40 instellingen die geen dagonderwijs aanbieden. Bij deze laatste categorie is de kwaliteitsborging vaker als ‘slecht’ beoordeeld. Scores op de aspecten en indicatoren van kwaliteitsborging op instellingsniveau Voor de onderstaande tabel zijn de oordelen gehercodeerd naar voldoende (goed + voldoende) en onvoldoende (onvoldoende + slecht). Tabel 3.1b: Aantal voldoende instellingen op aspecten en indicatoren van kwaliteitsborging naar type onderwijs periode 2013-2015 (n=73) Deelnemers jonger Deelnemers van 23 jaar en dan 23 jaar ouder Totaal N N N Kwaliteitsborging 21 17 38 Sturing* 28 23 51 Plannen 28 22 50 Informatie 27 29 56 Continuïteit 32 37 69 Beoordeling* 23 20 43 Monitoring 27 24 51 Evaluatie 24 22 46 Verbetering en verankering* 25 19 44 Pagina 20 van 70
26 27 25 30 30 28
Verbeteraanpak Deskundigheidsbevordering Verankering Dialoog en verantwoording Intern Extern
21 30 19 34 33 32
47 57 44 64 63 60
*Kernaspecten Significante verschillen zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: instellingen die dagonderwijs aanbieden hebben vaker de sturing en verbetering en verankering van de kwaliteitsborging op orde dan instellingen die geen dagonderwijs aanbieden. 3.2
Vergelijking 2012 en 2015
Tabel 3.2a: Verschil oordeel kwaliteitsborging op instellingsniveau 2012-2015 (n=15) Brin A
2012 Voldoende
2015 Voldoende
B
Goed
C
Slecht Voldoende
Goed Voldoende
D E
Onvoldoende Voldoende
F
Onvoldoende Voldoende
G
Onvoldoende
Onvoldoende Voldoende
H
Goed
Onvoldoende
I J
Onvoldoende Voldoende
Onvoldoende Voldoende
K
Voldoende
Voldoende
L
Onvoldoende Voldoende
Slecht Voldoende
M N
Onvoldoende Onvoldoende Voldoende O Goed Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015 Tabel 3.2b: Verschil oordeel kwaliteitsborging op instellingsniveau 2012-2015 (n=15) 2012 2015 Aantal instellingen Slecht Voldoende 1 Onvoldoende Voldoende 2 Vooruitgang Voldoende Goed 1 Onvoldoende Onvoldoende 2 Voldoende Voldoende 4 Stilstand Goed Goed 1 Onvoldoende Slecht 1 Voldoende Onvoldoende 2 Achteruitgang Goed Onvoldoende 1 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: 15 nbi’s zijn zowel in 2102 als in 2015 bezocht. Bij 4 van deze instellingen is de kwaliteitsborging op instellingsniveau verbeterd. Bij 4 instellingen is de kwaliteitsborging achteruit gegaan, in één geval zelfs van goed naar onvoldoende. Zij konden het niveau van kwaliteitsborging niet behouden. Bij bijna de helft van de instellingen is het oordeel over de kwaliteitsborging gelijk gebleven. Opvallend daarbij is dat de kwaliteitsborging bij 2 van deze instellingen in 2012 onvoldoende was en in 2015 nog steeds. Blijkbaar zijn zij er niet in geslaagd het niveau van de kwaliteitsborging te verbeteren.
3.3
Scores op de vijf kwaliteitsgebieden op opleidingsniveau
Tabel 3.3a: Scores op de kwaliteitsgebieden in percentages naar type onderwijs periode 2013-2015 (n=111) Type onderwijs
Pagina 21 van 70
Onderwijsproces*
Examinering en diplomering**
Opbrengsten***
Kwaliteitsborging****
Naleving wettelijke vereisten****
goed voldoende onvoldoende slecht goed voldoende onvoldoende slecht goed voldoende onvoldoende slecht goed voldoende onvoldoende slecht voldoet voldoet niet
Deelnemers jonger dan 23 jaar % 22 53 20 4 14 49 27 11 14 76 10 0 11 52 28 9 80 20
Deelnemers van 23 jaar en ouder % 11 50 36 4 2 49 27 22 0 60 40 0 11 27 41 22 72 28
*het kwaliteitsgebied onderwijsproces is beoordeeld bij 101 van de 111 opleidingen **het kwaliteitsgebied examinering en diplomering is beoordeeld bij 96 van de 111 opleidingen *** het kwaliteitsgebied opbrengsten is beoordeeld bij 36 van de 111 opleidingen ****kwaliteitsgebieden kwaliteitsborging en naleving wettelijke vereisten bij 110 van de 111 opleidingen Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: opleidingen van instellingen die niet gericht zijn op dagonderwijs worden minder goed beoordeeld dat opleidingen van instellingen die daar wel op gericht zijn. In de onderstaande analyses worden de scores ingedeeld in voldoende/onvoldoende. Daar zijn de verschillen getoetst op significantie. Voor de onderstaande tabel zijn de oordelen gehercodeerd naar voldoende (goed + voldoende) en onvoldoende (onvoldoende + slecht). Tabel 3.3b: Percentage voldoende opleidingen op de vijf kwaliteitsgebieden naar type onderwijs periode 20132015 (n=111) Type onderwijs Deelnemers jonger dan 23 jaar Deelnemers van 23 jaar en ouder Totaal % % % Onderwijsproces* 76 61 67 Examinering en diplomering** 62 51 55 Opbrengsten*** 90 60 78 Kwaliteitsborging**** 63 38 48 Naleving wettelijke vereisten**** 80 72 75 *het kwaliteitsgebied onderwijsproces is beoordeeld bij 101 van de 111 opleidingen **het kwaliteitsgebied examinering en diplomering is beoordeeld bij 96 van de 111 opleidingen *** het kwaliteitsgebied opbrengsten is beoordeeld bij 36 van de 111 opleidingen ****kwaliteitsgebieden kwaliteitsborging en naleving wettelijke vereisten bij 110 van de 111 opleidingen Significante verschillen zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: Opleidingen van instellingen die dagonderwijs verzorgen hebben significant vaker hun opbrengsten en kwaliteitsborging op orde dan opleidingen van instellingen die niet gericht zijn op dagonderwijs. Ook bij de andere kwaliteitsgebieden lijkt dagonderwijs een voorsprong te hebben op niet-dagonderwijs, maar die verschillen zijn niet significant.
3.4
Kwaliteitsgebied 1: onderwijsproces
Tabel 3.4a: Percentage voldoende opleidingen op het onderwijsproces en de onderliggende aspecten naar type onderwijs periode 2013-2015 (n=101)** Pagina 22 van 70
Onderwijsproces Samenhang Inhoud Programmering Maatwerk Differentiatie Didactisch handelen* Interactie Ondersteuning en begeleiding van de leeractiviteiten Feedback op de leeractiviteiten en de leerresultaten Leertijd Benutting Werkdruk Leeromgeving Schoolklimaat Materiële voorzieningen Intake & plaatsing Voorlichting Intake en plaatsing Studieloopbaanbegeleiding* Informatievoorziening Studieloopbaanbegeleiding Zorg Eerste- en tweedelijnszorg Derdelijnszorg Beroepspraktijkvorming* Voorbereiding studenten en bedrijven Plaatsing Begeleiding door leerbedrijf Begeleiding door de opleiding
Deelnemers jonger dan 23 jaar % 76 80 84 91 91 91 93 100 93 93 100 100 100 93 93 95 96 95 95 91 90 91 96 95 95 80 83 90 86 75
Type onderwijs Deelnemers van 23 jaar en ouder % 61 70 71 83 79 80 96 96 93 93 92 98 92 100 100 100 63 91 67 73 89 75 90 89 84 75 87 85 85 73
Totaal % 67 74 77 86 84 85 95 98 93 93 96 99 96 97 97 98 77 93 80 81 89 82 93 92 90 77 85 88 86 74
*kernaspecten ** ovo-opleidingen worden niet beoordeeld op dit gebied. Significante verschillen zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: opleidingen van instellingen die dagonderwijs aanbieden lijken vaker het onderwijsproces op orde te hebben dan opleidingen die daar niet op gericht zijn. Dit verschil is echter niet significant. Opleidingen in het dagonderwijs scoren wel vaker voldoende op intake & plaatsing en studieloopbaanbegeleiding.
Pagina 23 van 70
3.5
Kwaliteitsgebied 2: examinering en diplomering
Tabel 3.5a: percentage voldoende opleidingen op examinering en diplomering en de onderliggende aspecten en indicatoren naar type onderwijs periode 2013-2015 (n=96) Type onderwijs Deelnemers Deelnemers van 23 jonger dan 23 jaar en ouder jaar Totaal % % % Examinering en diplomering 62 51 55 Exameninstrumentarium* 78 68 72 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en 79 95 89 examinering Dekking van het kwalificatiedossier 86 78 81 Cesuur 85 77 80 Beoordelingswijze 85 77 80 Transparantie 89 79 83 Afname en beoordeling* 89 76 81 Authentieke afname 89 98 95 Betrouwbaarheid 89 75 80 Diplomering* 59 53 55 Besluitvorming diplomering 76 79 78 Verantwoordelijkheid examencommissie 65 52 57 *kernaspecten Significante verschillen zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: opleidingen van instellingen die niet gericht zijn op dagonderwijs hebben het onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering vaker op orde. Daarnaast is bij opleidingen van instellingen die geen dagonderwijs bieden de authentieke afname van examens vaker voldoende.
Tabel 3.5b : scores op inkoop naar type onderwijs periode 2013-2015 (n=98) Type onderwijs Deelnemers jonger dan 23 jaar Deelnemers van 23 jaar en ouder n % n % volledig 14 36 23 39 deels 6 15 3 5 n.v.t 19 49 33 56 Totaal 39 100 59 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: er is geen verschil in inkoop van examens naar type onderwijs. Ongeveer de helft van de opleidingen maakt gebruik van eigen examenmateriaal. De overige instellingen gebruiken volledig of deels ingekocht examenmateriaal. Tabel 3.5c: scores op examinering en diplomering uitgesplitst naar inkoop periode 2013-2015 (n=98) Inkoop Inkoop Eigen materiaal % n % N Examinering en diplomering 55 42 56 43 Exameninstrumentarium* 81 43 63 43 Afname en beoordeling* 83 42 81 43 Diplomering* 55 42 58 43 *kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: het exameninstrumentarium lijkt vaker voldoende te zijn bij ingekocht examenmateriaal, maar het verschil is niet significant.
Pagina 24 van 70
3.6 Kwaliteitsgebied 3: opbrengsten De opbrengsten zijn slechts bij 36 van de 111 opleidingen beoordeeld. Zie hoofdstuk 7 voor een uitgebreide opbrengstenanalyse van de nbi’s. Zie tabel 3.3b voor de uitkomsten SVI van dit kwaliteitsgebied. 3.7
Kwaliteitsgebied 4: kwaliteitsborging op opleidingsniveau
Tabel 3.7a: percentage voldoende opleidingen op kwaliteitsborging en de onderliggende aspecten en indicatoren naar onderwijstype periode 2013-2015 (n = 110) Type onderwijs Deelnemers jonger dan 23 jaar Deelnemers van 23 jaar en ouder Totaal % % % Kwaliteitsborging 63 38 48 Sturing * 83 60 70 Plannen 83 62 71 Informatie 81 75 77 Continuïteit 95 92 94 Beoordeling * 70 44 55 Monitoring 79 58 66 Evaluatie 75 52 61 Verbetering en verankering * 74 48 59 Verbeteraanpak 75 54 63 Deskundigheidsbevordering 86 82 84 Verankering 76 48 59 Dialoog en verantwoording 91 88 89 Intern 95 90 92 Extern 86 88 87 *kernaspecten Significante verschillen zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: opleidingen van instellingen die gericht zijn op dagonderwijs hebben de kwaliteitsborging vaker op orde dan opleidingen van instellingen die daar niet op gericht zijn. Dit verschil is vooral zichtbaar in sturing, beoordeling en verbetering en verankering. 3.8
Relatie tussen de kwaliteitsgebieden
De relatie is telkens apart bekeken voor het type onderwijs. Tabel 3.8a: Percentage voldoende opleidingen op onderwijsproces (dagonderwijs) uitgesplitst naar opleidingen met onvoldoende kwaliteitsborging (n=7) en opleidingen met voldoende kwaliteitsborging (n=26), periode 2013-2015 Kwaliteitsborging Onvoldoende Voldoende % % Onderwijsproces 44 93 Samenhang 56 93 Inhoud 60 96 Programmering 80 96 Maatwerk 81 96 Differentiatie 81 96 Didactisch handelen* 88 96 Interactie 100 100 Ondersteuning en begeleiding van de leeractiviteiten 88 96 Feedback op de leeractiviteiten en de leerresultaten 88 96 Leertijd 100 100 Benutting 100 100 Werkdruk 100 100 Leeromgeving 88 96 Schoolklimaat 88 96 Materiële voorzieningen 88 100 Intake & plaatsing 88 100 Voorlichting 86 100 Intake en plaatsing 88 100 Pagina 25 van 70
Studieloopbaanbegeleiding* Informatievoorziening Studieloopbaanbegeleiding Zorg Eerste- en tweedelijnszorg Derdelijnszorg Beroepspraktijkvorming* Voorbereiding studenten en bedrijven Plaatsing Begeleiding door leerbedrijf Begeleiding door de opleiding
75 73 73 88 88 87 56 54 80 75 44
100 100 100 100 100 100 93 96 96 92 93
*kernaspecten Significante verschillen zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: de samenhang tussen onderwijsproces en kwaliteitsborging van de opleidingen van instellingen die dagonderwijs verzorgen is tamelijk hoog (r. 546). Opleidingen dagonderwijs die een voldoende hebben op onderwijsproces hebben ook vaker een voldoende op het kwaliteitsborging. Wanneer de kwaliteitsborging op orde is, zijn de volgende aspecten van onderwijsproces ook vaker op orde: Samenhang; Voorlichting; Studieloopbaanbegeleiding; Beroepspraktijkvorming. Ook bij de opleidingen van instellingen die geen dagonderwijs verzorgen zien we deze relaties terug. Tabel 3.8b: Percentage voldoende opleidingen op onderwijsproces (geen dagonderwijs) uitgesplitst naar opleidingen met onvoldoende kwaliteitsborging (n=19) en opleidingen met voldoende kwaliteitsborging (n=15), periode 2013-2015 Kwaliteitsborging Onvoldoende Voldoende % % Onderwijsproces 48 94 Samenhang 68 75 Inhoud 70 75 Programmering 78 94 Maatwerk 78 81 Differentiatie 80 81 Didactisch handelen* 95 100 Interactie 95 100 Ondersteuning en begeleiding van de leeractiviteiten 90 100 Feedback op de leeractiviteiten en de leerresultaten 90 100 Leertijd 92 94 Benutting 97 100 Werkdruk 92 94 Leeromgeving 100 100 Schoolklimaat 100 100 Materiële voorzieningen 100 100 Intake & plaatsing 53 88 Voorlichting 86 100 Intake en plaatsing 59 88 Studieloopbaanbegeleiding* 63 100 Informatievoorziening 86 94 Studieloopbaanbegeleiding 68 100 Zorg 86 100 Eerste- en tweedelijnszorg 85 100 Derdelijnszorg 81 92 Beroepspraktijkvorming* 68 94 Voorbereiding studenten en bedrijven 82 100 Plaatsing 82 94 Begeleiding door leerbedrijf 82 93 Begeleiding door de opleiding 67 88 Pagina 26 van 70
*kernaspecten Significante verschillen zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Opleidingen van instellingen die geen dagonderwijs aanbieden en hun kwaliteitsboring op orde hebben, scoren ook vaker een voldoende op: intake & plaatsing; studieloopbaanbegeleiding; beroepspraktijkvorming. Tabel 3.8c: Percentage voldoende opleidingen (dagonderwijs) op examinering en diplomering uitgesplitst naar opleidingen met onvoldoende kwaliteitsborging (n=7) en opleidingen met voldoende kwaliteitsborging (n=16), periode 2013-2015 Kwaliteitsborging Onvoldoende Voldoende % % 2 Examinering en diplomering 47 73 2.1 Exameninstrumentarium* 67 86 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering 69 86 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 64 100 2.1.3 Cesuur 83 86 2.1.4 Beoordelingswijze 83 86 2.1.5 Transparantie 71 100 2.2 Afname en beoordeling* 73 100 2.2.1 Authentieke afname 71 100 2.2.2 Betrouwbaarheid 71 100 2.3 Diplomering* 40 73 2.3.1 Besluitvorming diplomering 46 95 2.3.2 Verantwoordelijkheid examencommissie 46 76 *kernaspecten Significante verschillen zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: er is geen significante samenhang tussen de beide kwaliteitsgebieden in totaliteit, maar wel op onderliggende aspecten/indicatoren. Opleidingen van instellingen gericht op dagonderwijs die hun kwaliteitsborging op orde hebben, hebben ook vaker een voldoende beoordeling voor: dekking kwalificatiedossier; transparantie; afname en beoordeling; diplomering; besluitvorming diplomering. Aangezien examinering niet bij alle opleidingen is onderzocht, zijn de aantallen klein. Tabel 3.8d: Percentage voldoende opleidingen (geen dagonderwijs) op examinering en diplomering uitgesplitst naar opleidingen met onvoldoende kwaliteitsborging (n=10) en opleidingen met voldoende kwaliteitsborging (n=20), periode 2013-2015 Kwaliteitsborging Onvoldoende Voldoende % % 2 Examinering en diplomering 28 87 2.1 Exameninstrumentarium* 54 91 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering 91 100 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 69 91 2.1.3 Cesuur 68 91 2.1.4 Beoordelingswijze 62 100 2.1.5 Transparantie 71 91 2.2 Afname en beoordeling* 61 100 2.2.1 Authentieke afname 97 100 2.2.2 Betrouwbaarheid 59 100 2.3 Diplomering* 31 87 2.3.1 Besluitvorming diplomering 67 96 2.3.2 Verantwoordelijkheid examencommissie 31 86 Pagina 27 van 70
*kernaspecten Significante verschillen zijn vetgedrukt. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: bij opleidingen op een instelling die geen dagonderwijs verzorgt is er wel een samenhang tussen de gebieden examinering en diplomering en kwaliteitsborging (r.577). Op authentieke afname en onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering na, zien we dat opleidingen van instellingen die niet gericht zijn op dagonderwijs vaker hun examinering en diplomering op orde hebben als ook hun kwaliteitsborging op orde is.
3.9 Kwaliteitsgebied 5: naleving van wettelijke vereisten Zie tabel 3.3b. 3.10
Scores op de taalexamens
Tabel 3.10a: beoordeling van het taalexamen van een moderne vreemde taal in aantallen en percentages periode 2013-2015 (n=40) n % Voldoende 30 75 Onvoldoende 10 25 Totaal 40 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015 Tabel 3.10b: beoordeling van het taalexamen van Nederlands op refniveau 2013-2015 (n=82) n Voldoende Onvoldoende Deels Totaal
in aantallen en percentages periode
54 16 12 82
% 66 20 15 100
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
3.11
Vervolgtoezicht en tekortkomingen
Tabel 3.11a: vervolgtoezicht en tekortkomingen mbo nbi-opleidingen in percentages 2013-2015 (n = 111) Type onderwijs Deelnemers Deelnemers van 23 jaar jonger dan 23 jaar en ouder % % zwak onderwijs 9 5 zeer zwak onderwijs 0 27 onvoldoende opbrengsten 10 13 onvoldoende examenkwaliteit 38 49 niet-naleving: onvoldoende kwaliteitsborging 37 63 niet-naleving: andere wettelijke vereisten 20 28 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: opleidingen van instellingen die niet gericht zijn op dagonderwijs krijgen vaker vervolgtoezicht in het kader van onvoldoende kwaliteitsborging dan opleidingen van instellingen die daar wel op gericht zijn. Daarnaast zijn de instellingen die niet gericht zijn op dagonderwijs vaker zwak. Ook bij de andere tekortkomingen zijn er verschillen zichtbaar naar type onderwijs, maar deze verschillen zijn niet significant.
Pagina 28 van 70
4
Verslagen van werkzaamheden nbi’s
De verslagen van werkzaamheden (vvw) van de nbi’s waarbij er in 2013, 2014 en 2015 een onderzoek in het kader van SVI heeft plaatsgevonden, zijn beoordeeld met behulp van een vragenlijst door inspecteurs/analisten. In 2013 zijn de jaarverslagen over 2012 (n=35) beoordeeld, in 2014 de jaarverslagen over 2013 (n=20) en in 2015 de jaarverslagen over 2014 (n=22).
Tabel 4a: informatie over de omvang van de instellingen (n = 77) 1. Bevat het verslag informatie over de omvang van de instelling? n % Ja 70 91 Nee 7 9 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: De meeste instellingen rapporteren in het verslag van werkzaamheden over de omvang van de instelling. Tabel 4b: informatie over aantal onderwerpen (n = 77) 2. Bevat het verslag informatie over de volgende onderwerpen? n % Aantal VSV'ers Ja 34 44 Nee 43 56 Rendementen van opleidingen Ja 54 70 Nee 23 30 De afhandeling van klachten Ja 69 90 Nee 8 10 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: in het merendeel van de verslagen is informatie opgenomen over de rendementen van opleidingen en de afhandeling van klachten. Het aantal instellingen dat aandacht besteedt aan het aantal vsv’ers ligt een stuk lager. Een van de redenen hiervoor is dat er nbi’s zijn die alleen onderwijs verzorgen aan volwassenen die niet binnen de definitie van vsv’er vallen. Tabel 4c: beoordeling van onderwijskwaliteit (n = 77) 3. Bevat het verslag een beoordeling van de onderwijskwaliteit? n % Ja 43 56 Nee 34 44 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: in iets meer dan de helft van de verslagen wordt een beoordeling gegeven van de onderwijskwaliteit. Tabel 4d: beoordeling met onafhankelijke deskundigen (n = 43) 4. Vindt de beoordeling plaats met inzet van onafhankelijke deskundigen? n % Ja 9 21 Nee 29 67 Onbekend 5 12 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: bij 43 instellingen is in het verslag wel informatie te vinden over een beoordeling van de onderwijskwaliteit. Bij slechts 9 van deze instellingen wordt gerapporteerd over de inzet van onafhankelijke deskundigen hierbij. Het lijkt er op dat veel instellingen zelf hun onderwijskwaliteit beoordelen. Tabel 4e: voorgenomen beleid/verbetermaatregelen (n = 43) 5. Bevat het verslag verbetermaatregelen/voorgenomen beleid op basis van de uitkomsten van de beoordeling? n % Pagina 29 van 70
Ja Nee N.v.t. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
34 5 4
79 12 9
Toelichting: 34 van de 43 instellingen hebben in hun verslag informatie opgenomen over voorgenomen beleid of verbetermaatregelen naar aanleiding van de beoordeling van hun onderwijskwaliteit. Tabel 4f: beoordeling van examenkwaliteit (n = 77) 6. Bevat het verslag een beoordeling van de examenkwaliteit? n % Ja 27 35 Nee 50 65 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: bij ruim een derde van de instellingen wordt in het verslag van werkzaamheden aandacht besteed aan de beoordeling van de examenkwaliteit. Tabel 4h: beoordeling met onafhankelijke deskundigen (n = 27) 7. Vindt de beoordeling plaats met inzet van onafhankelijke deskundigen? n % Ja 6 22 Nee 13 48 Onbekend 8 30 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: ruim 20 procent van de instellingen (n = 6) die in hun jaarverslag aandacht besteden aan een beoordeling van de examenkwaliteit, geeft aan hiervoor gebruik te maken van onafhankelijke deskundigen. De meeste instellingen beoordelen dus zelf hun examenkwaliteit. Tabel 4i: voorgenomen beleid/verbetermaatregelen (n = 27) 8. Bevat het verslag verbetermaatregelen/voorgenomen beleid op basis van de uitkomsten van de beoordeling? n % Ja 19 70 Nee 3 11 N.v.t. 5 19 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: van de 27 instellingen die in hun jaarverslag aandacht besteden aan de beoordeling van de examenkwaliteit, geven er 19 aan dat ze op basis daarvan verbetermaatregelen hebben geformuleerd en/of beleid hebben gemaakt.
Pagina 30 van 70
5
Analyse van de jaarverslagen
De jaarverslagen over 2012 zijn beoordeeld van de bekostigde instellingen die in 2013 een SVI hebben gehad (n=23). De jaarverslagen over 2013 (n=23) zijn beoordeeld van bekostigde instellingen die in 2014 een SVI hebben gehad. De jaarverslagen over 2014 (n=22) zijn beoordeeld voor bekostigde instellingen die in 2015 een SVI hebben gehad. Alle jaren vormen daarmee representatieve steekproeven voor het bekostigd mbo. Tabel 5a Onderwerpen in het jaarverslag (2012 n=23; 2013 n=23; 2014 n=22; totaal n=68) Bevat het GJ informatie over de volgende onderwerpen? jaarverslag over… 2012 2013 2014 N % N % N % De samenstelling van het bestuur Ja 22 96 23 100 22 100 Nee 1 4 0 0 0 0 De bezoldigingsgegevens van het bestuur Ja 23 100 23 100 20 91 Nee 0 0 0 0 2 9 De samenstelling van de Raad van Toezicht (RvT) Ja 22 96 23 100 22 100 Nee 1 4 0 0 0 0 De bezoldigingsgegevens van de RvT Ja 23 100 23 100 20 91 Nee 0 0 0 0 2 9 De juridische structuur van de instelling (evt. ook Ja 20 87 21 91 21 95 meerderheidsbelangen in andere organisaties, Nee 3 13 2 9 1 5 dochterondernemingen) De interne organisatiestructuur (bijvoorbeeld Ja 18 78 22 96 22 100 organogram) Nee 5 22 1 4 0 0 Verslag van RvT met verantwoording over handelen Ja 18 78 21 91 22 100 en resultaten die dat opleverde Nee 5 22 2 9 0 0
Totaal N % 67 99 1 1 66 97 2 3 67 99 1 1 66 97 2 3 62 91 6
9
62 6 61 7
91 9 90 10
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: de verschillen tussen de jaren zijn niet significant. De meeste jaarverslagen bevatten de algemene informatie over de samenstelling van het bestuur en Raad van Toezicht. De interne organisatiestructuur en het verslag van de Raad van Toezicht met verantwoording ontbreken vrijwel nooit. Ook de juridische structuur is vaak aanwezig in de jaarverslagen. Iets minder vaak worden de bezoldigingsgegevens van het bestuur en Raad van Toezicht opgenomen.
Pagina 31 van 70
Tabel 5b Onderdelen in het jaarverslag (2012 n=23; 2013 n=23; 2014 n=22; totaal n=68) Jaarverslag over… 2012 Verklaring bevoegd gezag over welke maatregelen werden genomen opdat alle opleidingen voldoen aan de wettelijke vereisten Diplomaresultaat op instellingsniveau uitgesplitst naar niveaus 1 t/m 4 Jaarresultaat op instellingsniveau uitgesplitst naar niveaus 1 t/m 4 Aantal vsv-ers op instellingsniveau
Tevredenheid deelnemers
Bij relatief hoge studenttevredenheid de succesfactoren Bij relatief lage studenttevredenheid reflectie over oorzaken en verbeteringen Welke opleidingen / examens door inspectie werden onderzocht Uitkomsten van eventueel inspectieonderzoek met de kern van geconstateerde problemen en wat instelling van plan is daaraan te doen / er aan deed Arbeidsmarktrelevantie van opleidingen
Afhandeling van klachten (aantal, onderwerp, wijze van behandelen)
2013
2014
Totaal
n
%
n
%
n
%
n
%
8
35
5
22
12
55
25
37
Nee
15
65
18
78
10
45
43
63
Ja
16
70
14
61
9
41
39
57
7
30
9
39
13
59
29
43
17
74
14
61
10
45
41
60
6
26
9
39
12
55
27
40
22
96
23
100
21
95
66
97
1
4
0
0
1
5
2
3
19
83
12
52
18
82
49
72
4
17
11
48
4
18
19
28
Ja
12
52
1
4
2
9
15
22
Nee
11
48
22
96
20
91
53
78
Ja
12
52
4
17
5
23
21
31
Nee
11
48
19
83
17
77
47
69
Ja
19
83
9
39
17
77
45
66
4
17
14
61
5
23
23
34
16
70
1
4
12
55
29
43
7
30
22
96
10
45
39
57
6
26
0
0
6
27
12
18
Nee
17
74
23
100
16
73
56
82
Ja
18
78
15
65
19
86
52
76
Ja
Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee
Nee Ja Nee
Ja
Nee Onderwijskundige zaken (visie, concepten, Ja ontwikkelingen)
5
22
8
35
3
14
16
24
22
96
23
100
22
100
67
99
Nee
1
4
0
0
0
0
1
1
21
91
23
100
21
95
65
96
2
9
0
0
1
5
3
4
15
65
18
78
20
91
53
78
8
35
5
22
2
9
15
22
8
35
11
48
5
23
24
35
Nee
15
65
12
52
17
77
44
65
Ja Nee
23
100
23
100
22
100
68
100
0
0
0
0
0
0
De financiële positie van de instelling (solvabilitiet, liquiditeit, rentabiliteit)
Ja
0
0
23
100
20
87
22
100
65
96
0
0
3
13
0
0
Een toelichting op de financiële positie van de instelling
Ja
3
4
23
100
23
100
22
100
68
100
0
0
0
0
0
0
0
0
Ontwikkelingen over samenwerkingsverbanden Aanwezigheid en werking van een kwaliteitszorgsysteem Extern rendement
Personeelsaangelegenheden
Ja Nee Ja Nee Ja
Nee
Nee
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015 Pagina 32 van 70
Bijna alle instellingen rapporteren over het aantal vsv’ers op instellingsniveau. Meer dan de helft van de instellingen rapporteert niet over het jaar- en diplomaresultaat van de verschillende opleidingsniveaus op instellingsniveau. De aandacht voor de arbeidsmarktrelevantie in jaarverslagen is erg laag, terwijl deze informatie gemakkelijk te verkrijgen is via de opleidingenbijsluiter van het Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Ook is er niet vaak aandacht voor het externe rendement. Verder is in bijna alle verslagen aandacht voor de onderwijskundige zaken, personeelsaangelegenheden en de financiële positie van de instellingen, maar nog niet iedere instelling rapporteert over de afhandeling van klachten. In vergelijking met vorig jaar wordt er nu vaker gerapporteerd over de opleidingen die door de inspectie zijn bezocht en wat de uitkomsten daarvan waren. Tabel 5c Rapportage over onderwerpen op een lager niveau dan het instellingsniveau (2012 n=23; 2013 n=23; 2014 n=22; totaal n=68) Wordt er over de volgende onderwerpen gerapporteerd op een lager niveau dan het instellingsniveau? jaarverslag over… 2012 2013 2014 Totaal N % N % N % N % Diplomaresultaat uitgesplitst naar niveau 1 t/m 4 Ja 2 9 3 13 2 9 7 10 Nee 21 91 20 87 20 91 61 90 Jaarresultaat uitgesplitst naar niveau 1 t/m 4 Ja 2 9 3 13 6 27 11 16 Nee 21 91 20 87 16 73 57 84 Aantal nieuwe vsv’ers Ja 2 9 1 4 7 32 10 15 Nee 21 91 22 96 15 68 58 85 Extern rendement Ja 1 4 2 9 3 14 6 9 Nee 22 96 21 91 19 86 62 91 Tevredenheid van deelnemers (uitkomsten JOB Ja 5 22 1 4 5 23 11 16 en/of het eigen tevredenheidsonderzoek) Nee 18 78 22 96 17 77 57 84 Bij relatief hoge studenttevredenheid de Ja 1 4 0 0 0 0 1 1 succesfactoren van betreffende opleidingen Nee 22 96 23 100 22 100 67 99 Bij relatief lage studenttevredenheid reflecteert Ja 2 9 0 0 0 0 2 3 over oorzaken en verbeteringen Nee 21 91 23 100 22 100 66 97 Personeelsaangelegenheden Ja 0 0 1 4 3 14 4 6 Nee 23 100 22 96 19 86 64 94 Onderwijskundige zaken (visie, concepten, Ja 1 4 1 4 7 32 9 13 ontwikkelingen) Nee 22 96 22 96 15 68 59 87 Ontwikkelingen over samenwerkingsverbanden Ja 3 13 6 26 10 45 19 28 Nee 20 87 17 74 12 55 49 72 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: Instellingen verstrekken nauwelijks sturingsinformatie op een lager niveau dan het instellingsniveau. Er wordt in 2014 wel vaker op lager niveau gerapporteerd over vsv’ers en onderwijskundige zaken. Tabel 5d Beoordeling onderwijskwaliteit (2012 n=23; 2013 n=23; 2014 n=22; totaal n=68) Beoordeling onderwijskwaliteit jaarverslag over... 2012 2013 2014 N % N % N % Bevat het GJ een beoordeling van de Ja 12 52 6 26 19 86 onderwijskwaliteit? Nee 11 48 17 74 3 14 Vindt de beoordeling plaats met inzet van Ja 4 33 2 33 11 58 onafhankelijke deskundigen? Nee 1 8 2 33 4 21 Onbekend 7 58 2 33 4 21 Bevat het GJ Ja 7 58 5 83 17 89 verbetermaatregelen/voorgenomen beleid op Nee 5 42 1 17 2 11 basis van de uitkomsten van de beoordeling? N.v.t. 0 0 0 0 0 0
Totaal N % 37 54 31 46 17 46 7 19 13 35 29 78 8 22 0 0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: Alleen een significante stijging van het aantal beoordelingen van de onderwijskwaliteit in de jaarverslagen. Indien deze informatie aanwezig is, wordt er in iets meer dan de helft van de gevallen gebruik gemaakt van onafhankelijke deskundigen en ook is er vaak aandacht voor verbetermaatregelen Pagina 33 van 70
en/of voorgenomen beleid op basis van de uitkomsten van een beoordeling van de onderwijskwaliteit. Tabel 5e Beoordeling examenkwaliteit (2012 n=23; 2013 n=23; 2014 n=22, totaal n=68) Beoordeling examenkwaliteit jaarverslag over… 2012 2013 2014 N % N % N % Bevat het GJ een beoordeling van de Ja 5 22 2 9 13 59 examenkwaliteit? Nee 18 78 21 91 9 41 Vindt de beoordeling plaats met inzet van Ja 4 80 0 0 9 69 onafhankelijke deskundigen? Nee 0 0 1 50 1 8 Onbekend 1 20 1 50 3 23 Bevat het GJ Ja 5 100 2 100 12 92 verbetermaatregelen/voorgenomen beleid op Nee 0 0 0 0 1 8 basis van de uitkomsten van de beoordeling? N.v.t. 0 0 0 0 0 0
Totaal N % 20 29 48 71 13 65 2 10 5 25 19 95 1 5 0 0
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: Er is een significante stijging van het aantal jaarverslagen waarin een beoordeling van de examenkwaliteit is opgenomen. De beoordeling van de examenkwaliteit vindt niet altijd plaats met de inzet van deskundigen (n=13), maar het jaarverslag bevat in de meeste gevallen wel verbetermaatregelen/voorgenomen beleid op basis van de uitkomsten van de beoordeling. Tabel 5f Personele risico’s (2012 n=23; 2013 n=23; 2014 n=21, totaal n=67) Personele risico's
Erkent de instelling personele risico's in relatie tot de onderwijs- en/of examenkwaliteit?
Nee Ja
2012 N % 9 39 14 61
jaarverslag 2013 N % 1 4 22 96
over… 2014 Totaal N % N % 13 62 23 34 8 38 44 66
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: significant verschil tussen de jaren. Tabel 5g Samenhang jaarverslag en jaarrekening (2012 n=23, 2013 n=23, 2014 n=21, totaal n=67) Samenhang jaarverslag en jaarrekening Jaar 2012 2013 2014 Totaal N % N % N % N % Worden het jaarverslag en de jaarrekening in Ja 21 91 21 91 19 90 61 91 samenhang gepresenteerd? Nee 2 9 2 9 2 10 6 99 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: bijna alle instelling presenteren het jaarverslag en de jaarrekening in samenhang. Er is bijna geen verschil tussen de jaren en deze verschillen zijn niet significant.
Pagina 34 van 70
6
Opbrengsten bekostigd mbo over schooljaren 2009-2013
6.1 Definitie opbrengsten voor schooljaar 2013/2014 Opbrengsten zijn gedefinieerd als het percentage studenten dat het mbo gediplomeerd heeft verlaten. De onderzoeksgroep is beperkt tot de groep studenten die bij aanvang van schooljaar 2013/2014 in het mbo zaten (inschrijving op 1-10-2013) en bij aanvang van schooljaar 2014/2015 (1-10-2014) het mbo hebben verlaten (mbo-verlaters). De behaalde diploma’s zijn per student ontdubbeld. D.w.z. per student is alleen het hoogst behaalde mbo-diploma opgenomen in het analysebestand. Dat diploma kan in een eerder schooljaar zijn behaald. Deze definitie betreft alle schooljaren waarover gerapporteerd wordt. Er is voor alle gerapporteerde jaren gebruikt gemaakt van de definitieve 1 cijferbestanden van DUO. 6.2
Startkwalificaties en hoogte van behaalde diploma
Tabel 6.2a: Verdeling mbo-gediplomeerden naar diplomaniveau 2009/2010-2013/2014 (n=176.452) 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 % % % % % ongediplomeerd 26,3 25,6 22,8 20,5 18,1 mbo niveau 1 6,1 6,6 6,1 6,4 6,6 mbo niveau 2 18,7 19,2 21,1 20,3 19,5 mbo niveau 3 17,0 17,4 17,8 18,4 19,4 mbo niveau 4 31,9 31,3 32,1 34,4 36,5 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
In het mbo wordt gesproken van een startkwalificatie indien minimaal een diploma op niveau 2 wordt behaald. In het schooljaar 2013/2014 heeft 25 procent van de studenten het mbo verlaten zonder startkwalificatie (= ongediplomeerd + gediplomeerd op niveau 1). In de voorgaande jaren lag dit percentage iets hoger. Van de gediplomeerde uitstromers heeft 36 procent in schooljaar 2013/2014 een diploma op niveau 4 gehaald, dit is een stijging t.o.v. het vorige jaar. Bij niveau 2 is een kleine daling zichtbaar. Het percentage uitstromers is sinds 2010/2011 aan het dalen. Dit komt omdat de gehele studentpopulatie in het mbo aan het dalen is, vooral in de bbl en het aandeel indirecte instromers wordt kleiner. Hieronder de uitsplitsing naar behaald diploma-niveau exclusief de ongediplomeerde uitstromers. Tabel 6.2b: Verdeling mbo-gediplomeerden (exclusief ongediplomeerden) naar diplomaniveau 2009/20102013/2014 (n=144.574) 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 % % % % % mbo niveau 1 8,3 8,8 8,0 8,0 8,0 mbo niveau 2 25,4 25,8 27,3 25,5 23,8 mbo niveau 3 23,0 23,4 23,1 23,2 23,7 mbo niveau 4 43,3 42,0 41,6 43,3 44,5 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat in schooljaar 2013/2014 44,5 procent van de gediplomeerde mbo-verlaters een diploma op niveau 4 heeft gehaald. Dit aandeel is de afgelopen vijf jaren nog nooit zo hoog geweest. Er is een daling zichtbaar bij niveau 1 en 2. Het aandeel studenten dat het mbo verlaat met als hoogste diplomaniveau 3 blijft tamelijk stabiel.
Pagina 35 van 70
6.3
Prestaties in het mbo over de periode 2009/2010 – 2013/2014 uitgesplitst naar
kenmerken Dit hoofdstuk bevat tabellen voor de weergave van de prestaties in het mbo over de vijf schooljaren 2009/2010 – 2013/2014. In de onderstaande tabellen zijn de inschrijfgegevens van de mbo-verlaters zoals bekend op 1 oktober van het betreffende schooljaar afgezet tegen het wel of niet behalen van een diploma in het mbo. Inschrijfniveau Tabel 6.3a: percentage gediplomeerden naar inschrijfniveau op 1 oktober (n=176.452) 2009/2010 2010/2011 2011/2012 % N % N % N niveau 1 56,4 13453 56,2 15018 57,1 13715 niveau 2 61,8 46220 64,9 46870 69,9 48280 niveau 3 77,1 46492 77,8 48712 80,5 47742 niveau 4 82,0 76292 81,6 77577 83,1 78174 Totaal 73,7 182457 74,4 188177 77,2 187911
periode 2009/2010 – 2013/2014 2012/2013 % N 60,8 13200 71,2 45219 82,8 45855 85,4 78549 79,5 182823
2013/2014 % N 66,4 12227 73,7 40687 85,3 44893 86,7 78645 81,9 176452
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Bij alle inschrijfniveaus is een stijging van het rendement (percentage gediplomeerde stelselverlaters) zichtbaar. Deze trend doet zich al een aantal jaren voor. Uit deze tabel valt niet het niveau van het behaalde diploma af te lezen, want het wel of niet halen van een diploma is alleen afgezet tegen het inschrijfniveau van de student. In de voorgaande tabel werd duidelijk dat 44,5 procent van de uitgestroomde gediplomeerde studenten een niveau 4 diploma heeft gehaald. Een deel van de studenten heeft dus op een lager mbo-niveau een diploma behaald dan waar ze stonden ingeschreven op 1 okt. Andersom komt ook voor, namelijk dat studenten een diploma op een hoger niveau behalen dan waar ze op 1okt stonden ingeschreven. Inschrijfniveau versus hoogst behaalde diploma in het mbo In de onderstaande tabellen is het inschrijfniveau van de student op 1 okt afgezet tegen het hoogste diplomaniveau waarmee de student het mbo heeft verlaten (per schooljaar een aparte tabel, waarbij alleen in de tabel van schooljaar 2013/2014 kleuren zijn toegevoegd). De gele arcering geeft aan dat het inschrijfniveau op 1 okt gelijk is aan behaalde diploma. Tabel 6.3b: verdeling van inschrijfniveau op 1 oktober 2013 naar hoogst behaalde diplomaniveau in aantallen en percentages (n=176.452) ongediplomeerd mbo niveau 1 mbo niveau 2 mbo niveau 3 mbo niveau 4 % n % n % n % n % n niveau 1 33,6 4109 64,4 7876 1,4 166 ,4 46 ,2 30 niveau 2 26,3 10692 8,7 3531 62,1 25251 1,8 728 1,2 485 niveau 3 14,7 6581 ,3 126 16,8 7550 64,2 28824 4,0 1812 niveau 4 13,3 10496 ,1 75 1,8 1388 5,9 4644 78,9 62042 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015 oranje: diplomaniveau is lager dan inschrijfniveau op 1 okt 2013 geel: diplomaniveau is gelijk aan inschrijfniveau op 1 okt 2013 lichtblauw: diplomaniveau is hoger dan inschrijfniveau op 1 okt 2013
Hieronder dezelfde tabel, maar dan gepercenteerd zonder de ongediplomeerde mbo-verlaters. Tabel 6.3c: verdeling van inschrijfniveau op 1 oktober 2013 naar hoogst behaalde diplomaniveau in aantallen en percentages, exclusief de ongediplomeerde mbo-verlaters (n=144.574) mbo niveau 1 mbo niveau 2 mbo niveau 3 mbo niveau 4 % n % n % n % n niveau 1 97,0 7876 2,0 166 ,6 46 ,4 30 niveau 2 11,8 3531 84,2 25251 2,4 728 1,6 485 niveau 3 ,3 126 19,7 7550 75,2 28824 4,7 1812 niveau 4 ,1 75 2,0 1388 6,8 4644 91,0 62042 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Pagina 36 van 70
Niet voor alle stelselverlaters in het mbo is het hoogst behaalde diplomaniveau gelijk aan het inschrijfniveau op 1 oktober 2013. In de bovenstaande tabellen is in het oranje aangegeven wanneer het diplomaniveau lager is dan het inschrijfniveau. Redenen hiervoor (kunnen) zijn: de studenten hebben het mbo zonder diploma verlaten. Bij niveau 1 betreft dit 33,6 procent van de studenten. Hoe hoger het inschrijfniveau, hoe minder ongediplomeerde mbo-verlaters. de studenten zijn binnen een schooljaar een niveau afgezakt en hebben op dat lagere niveau een diploma gehaald waarnaar ze het mbo hebben verlaten. Dit geldt voornamelijk voor studenten die ingeschreven stonden op niveau 3; van deze studenten heeft 17 procent het mbo verlaten met een niveau 2 diploma. 4 procent van de studenten op niveau 3 heeft binnen jaar een diploma op niveau 4 behaald; deze studenten zijn opgestroomd. de studenten hadden al eerder in het mbo een diploma gehaald en zijn verder gaan studeren, maar hebben vervolgens niet opnieuw een diploma gehaald op dat hogere niveau. Ze hebben het mbo dus verlaten met een eerder behaald diploma op een lager niveau. Ook dit kan van toepassing zijn op de studenten die stonden ingeschreven op niveau 3. In de afgelopen vijf jaren halen steeds meer studenten een diploma dat past bij hun inschrijfniveau op 1 okt van het jaar van uitstroom. Tabel 6.3d: Percentage studenten met passend diploma bij inschrijvingsgegevens in jaar van uitstroom op 1 okt per mbo-niveau 2009/2010 en 2013/2014 (n=176.452) % diploma gelijk aan inschrijfniveau op 1okt
2009/2010
2013/2014
mbo-1
54,2
64,4
mbo-2
52,0
62,1
mbo-3
54,7
64,2
mbo-4 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
73,3
78,9
Bovenstaande tabel nog een keer, maar dan exclusief de ongediplomeerde mbo-verlaters. Tabel 6.3e: Percentage studenten met passend diploma bij inschrijvingsgegevens in jaar van uitstroom op 1 okt per mbo-niveau 2009/2010 en 2013/2014, exclusief ongediplomeerde mbo-verlaters (n=144.574) % diploma gelijk aan inschrijfniveau op 1okt
2009/2010
2013/2014
mbo-1
96,0
97,0
mbo-2
84,2
84,2
mbo-3
71,0
75,2
mbo-4 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
89,4
91,0
Leerweg Tabel 6.3f: Percentage gediplomeerden naar leerweg op 1 okt periode 2009/2010 – 2013/2014 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 % n % n % n % n BOL Voltijd 74,2 91612 74,9 94860 77,1 95230 79,0 96669 BBL 73,4 76385 73,9 78327 76,8 76613 79,6 71809 BOL Deeltijd 63,3 5239 66,7 5273 71,5 4925 73,1 3482 Examen 77,4 9221 78,4 9717 83,3 11143 84,5 10863 deelnemer Totaal 73,7 182457 74,4 188177 77,2 187911 79,5 182823
(n=176.452) 2013/2014 % n 80,3 100568 84,1 62686 81,5 2003 84,1
11195
81,9
176452
Inspectie van het Onderwijs, 2015.
De rendementen zijn het hoogst bij examendeelnemers (een logische uitkomst, want deze studenten hoeven nog vaak slechts een klein gedeelte van de opleiding af te maken) en bij bbl’ers. Pagina 37 van 70
Er is een forse stijging van het rendement zichtbaar bij bol deeltijd. Het volume van deze leerweg is echter enorm afgenomen, aangezien bol deeltijd sinds 1 augustus 2014 is afgeschaft. Sector Tabel 6.3g: Percentage gediplomeerden naar sector op 1 okt periode 2009/2010 – 2013/2014 (n=176.452) 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 % n % n % n % n % n zorg & welzijn 77,0 56262 76,4 57967 79,1 57916 82,7 57830 84,9 55443 techniek 74,2 47866 76,0 49728 79,5 50769 80,5 46384 81,9 44645 economie 71,8 61927 72,7 61807 75,4 60875 77,5 60849 81,5 59219 groen 78,1 10779 78,9 11605 78,9 11834 82,4 11483 82,5 10964 combinatie 49,8 5623 55,1 7070 54,5 6517 55,5 6277 58,3 6181 Totaal 73,7 182457 74,4 188177 77,2 187911 79,5 182823 81,9 176452 Inspectie van het Onderwijs, 2015.
In 2013/2014 zien we bij alle sectoren een stijging van het rendement t.o.v. van de voorgaande schooljaren. De stijging bij economie is met 4 procent het grootst. Het hoogste rendement is behaald in de sector zorg & welzijn. Vorig jaar was deze sector ook de koploper. Domein Tabel 6.3h: Percentage gediplomeerden naar domein 2009/2010 % n AKA 52,0 5638 Afbouw, hout en onderhoud 76,4 3227 Ambacht, laboratorium en 74,0 1821 gezondheidstechniek Bouw en infra 80,2 6989 Economie en administratie 72,4 20178 Handel en ondernemerschap 72,1 16188 Horeca en bakkerij 72,2 9419 Informatie en communicatietechnologie 71,2 5266 Media en vormgeving 71,7 5335 Mobiliteit en voertuigen 74,1 5505 Techniek en procesindustrie 73,2 18793 Toerisme en recreatie 75,8 3600 Transport, scheepvaart en logistiek 75,2 8072 Uiterlijke verzorging 66,9 4569 Veiligheid en sport 68,4 10693 Voedsel, natuur en leefomgeving 75,0 9874 Zorg en welzijn 78,5 47290 Totaal 73,7 182457
op 1 okt periode 2009/2010 – 2013/2014 (n=176.452) 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 % n % n % n % n 57,6 7756 57,5 7968 59,5 7907 62,1 7616 77,5 3274 78,3 3394 80,5 3322 82,9 2798 72,0
1879
75,4
2098
74,4
1934
79,5
2145
82,8 72,7 74,1 74,7 75,3 74,1 74,3 74,0 74,6 79,3 72,4 67,6 74,3 77,2 74,4
6763 20227 15526 9201 5725 5877 5549 17862 3966 10496 4651 9943 10363 49119 188177
83,0 77,0 75,5 76,0 74,9 76,9 77,2 79,0 78,0 82,3 76,4 71,7 76,6 79,9 77,2
6420 19287 15015 9574 5484 5833 5659 16261 3847 13020 4475 10107 9908 49552 187902
85,4 80,0 78,6 77,7 77,8 78,4 79,6 80,1 81,4 76,5 81,7 76,4 80,3 83,3 79,5
5510 18513 14260 9441 5756 5692 5284 15642 3939 10950 4240 10447 10222 49764 182823
86,4 82,4 80,8 78,8 78,1 81,5 82,2 83,1 84,5 79,3 84,6 81,7 84,1 85,4 81,9
4798 18495 14671 9210 5584 5864 5064 15167 3674 10371 4237 10265 9003 47490 176452
Inspectie van het Onderwijs, 2015.
De top drie van domeinen met de hoogste opbrengsten in schooljaar 2013/2014 is: 1. Bouw en Infra (86,4 procent) 2. Zorg en Welzijn (85,4 procent) 3. Toerisme en recreatie (84,5 procent) De top drie van domeinen (m.u.v. AKA) met de laagste opbrengsten in schooljaar 2013/2014 is: 1. Informatie- en communicatietechnologie (78,1 procent) 2. Horeca & Bakkerij (78,8 procent) 3. Ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek (79,5 procent) Bij alle domeinen is een stijging van het rendement zichtbaar t.o.v. 2012/2013. Geslacht Tabel 6.3i: Percentage gediplomeerden naar geslacht op 1 okt periode 2009/2010 – 2013/2014 (n=176.452) 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 % n % n % n % n % n vrouw 76,8 87076 77,1 89065 79,7 88307 82,4 87087 85,0 83240 man 70,9 95381 72,0 99112 74,9 99604 76,8 95736 79,2 93212 Totaal 73,7 182457 74,4 188177 77,2 187911 79,5 182823 81,9 176452 Pagina 38 van 70
Inspectie van het Onderwijs, 2015.
Vrouwen verlaten het mbo vaker gediplomeerd dan mannen. Dit verschil is al jaren zichtbaar. Herkomst en generatie Tabel 6.3j: Percentage gediplomeerden naar herkomst en generatie op 1 okt periode 2009/2010 – 2013/2014 (n=176.452) 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 % n % n % n % n % n Autochtoon 76,7 133656 77,0 136772 79,4 137717 81,6 133988 84,0 127739 Westers 67,9 12317 68,7 12511 71,7 12448 74,4 12289 77,8 11793 allochtoon Nw all, 1e gen 66,8 17117 68,3 17777 72,2 16316 74,8 14707 76,9 14590 Nw all 2e of 63,1 19367 66,6 21117 69,8 21430 72,3 21839 75,3 22330 hoger gen Totaal 73,7 182457 74,4 188177 77,2 187911 79,5 182823 81,9 176452 Inspectie van het Onderwijs, 2015.
Autochtone studenten verlaten vaker het mbo met een diploma dan allochtone studenten. Deze trend is al jaren zichtbaar. Bij alle categorieën van herkomst en generatie is een stijging van het rendement zichtbaar. Hieronder de uitsplitsing naar alleen autochtoon versus allochtoon. Tabel 6.3k: Percentage gediplomeerden naar herkomst en generatie op 1 okt periode 2009/2010 – 2013/2014 (n=176.452)
Autochtoon Westers of nw allochtoon Totaal
2009/2010 % n 76,7 133656
2010/2011 % n 77,0 136772
2011/2012 % n 79,4 137717
2012/2013 % n 81,6 133988
2013/2014 % n 84,0 127739
65,6
48801
67,7
51405
71,0
50194
73,6
48835
76,4
48713
73,7
182457
74,4
188177
77,2
187911
79,5
182823
81,9
176452
Inspectie van het Onderwijs, 2015.
Leeftijd Tabel 6.3l: Percentage gediplomeerden naar leeftijd op 1 okt periode 2009/2010 – 2013/2014 (n=176.452) 2009/2010 % n <20 66,9 72947 20 tot 23 85,0 47757 23 tot 30 76,7 25829 30 of ouder 70,4 35924 Totaal 73,7 182457 Inspectie van het Onderwijs, 2015.
2010/2011 % n 68,1 70701 85,1 49789 77,6 27356 70,3 40331 74,4 188177
2011/2012 % n 70,5 70507 86,2 50934 81,4 27467 74,4 39003 77,2 187911
2012/2013 % n 73,2 69284 87,2 51020 83,3 27372 77,5 35147 79,5 182823
2013/2014 % n 75,3 68600 88,5 50504 86,6 26639 81,8 30709 81,9 176452
De hoogste rendementen worden gehaald door studenten in de leeftijdscategorie 20-23 jaar. Bijna 9 van de 10 studenten in deze leeftijdscategorie verlaat het mbo gediplomeerd. De laagste rendementen worden gehaald door de studenten in de leeftijdscategorie <20 jaar; een kwart van de studenten in deze leeftijdsgroep verlaat het mbo ongediplomeerd. Vooropleiding Tabel 6.3m: Percentage gediplomeerden naar hoogste vooropleiding voor instroom mbo periode 2011/2012 – 2013/2014 (n=176.452) 2011/2012 2012/2013 2013/2014 % n % n % n Onbekend 73,0 49037 75,6 43028 79,9 36682 Praktijkonderwijs 78,0 3879 82,7 4086 83,8 4183 Geen vmbo-diploma 67,7 13400 70,6 13131 74,1 13450 86,0 3897 86,9 3134 91,3 2287 Vbo-diploma vóór 2003 Basisberoepsgerichte leerweg vmbo 77,5 29456 79,6 28609 82,0 27606 Kaderberoepsgerichte leerweg vmbo 79,3 29995 81,6 30799 82,8 30633 Gemengde leerweg vmbo 86,8 6312 88,6 6234 89,2 6409 Pagina 39 van 70
Theoretische leerweg Havo/vwo zonder diploma Havo/vwo met diploma Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
81,8 72,3 76,0 77,2
40259 4480 7196 187911
83,4 73,1 78,0 79,5
41216 4788 7798 182823
84,5 77,5 80,9 81,9
42019 5171 8012 176452
Studenten met een vbo-vooropleiding voor 2003 behalen het hoogste rendement, namelijk 91 procent. Studenten die bij instroom in het mbo een vmbo (g)t-diploma hebben behaald, behalen relatief gezien ook hoge rendementen. Ook de studenten uit het praktijkonderwijs doen het goed in het mbo, 83,8 procent verlaat het mbo gediplomeerd. De studenten die ongediplomeerd het mbo binnenkomen, blijven een risicogroep. Van de ongediplomeerde vmbo’ers behaalt bijna een kwart ook geen diploma in het mbo. Slechts 77,5 procent van de ongediplomeerde havisten/vwo’ers behaalt bij uitstroom in het mbo een diploma. Wel zien we dat de rendementen van deze risicogroepen in de afgelopen jaren zijn gestegen. Tabel 6.3n: Verdeling ongediplomeerden naar hoogste vooropleiding voor instroom mbo periode 2011/2012 – 2013/2014 (n= 31.878) 2011/2012 2012/2013 2013/2014 n % n % n % Onbekend 13233 30,8 10517 28,0 7375 23,1 Praktijkonderwijs 854 2,0 708 1,9 679 2,1 Geen vmbo-diploma 4331 10,1 3864 10,3 3480 10,9 547 1,3 411 1,1 200 ,6 Vbo-diploma vóór 2003 Basisberoepsgerichte leerweg vmbo 6628 15,4 5843 15,6 4982 15,6 Kaderberoepsgerichte leerweg vmbo 6198 14,4 5660 15,1 5254 16,5 Gemengde leerweg vmbo 835 1,9 712 1,9 691 2,2 Theoretische leerweg 7324 17,1 6848 18,2 6529 20,5 Havo/vwo zonder diploma 1240 2,9 1287 3,4 1161 3,6 Havo/vwo met diploma 1729 4,0 1715 4,6 1527 4,8 Totaal 42919 100,0 37565 100,0 31878 100,0 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Vooropleiding naar diplomaniveau
Onbekend
Tabel 6.3o: Percentage (on)gediplomeerden naar behaald mbo-niveau en vooropleiding in 2013/2014 (n=176.452) Geen diploma niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4 % n % n % n % n % n 20,1 7375 16,6 6080 26,7 9792 20,9 7666 15,7 5769
Praktijkonderwijs
16,2
679
37,9
1585
36,2
1513
8,0
334
1,7
72
Geen vmbo-diploma
25,9
3480
24,9
3347
28,7
3859
11,0
1477
9,6
1287
200
1,8
42
17,4
397
36,8
841
35,3
807
18,0
4982
1,4
392
40,0
11050
26,6
7335
13,9
3847
17,2
5254
,2
49
13,6
4174
27,2
8341
41,8
12815
14,9
7220
,1
66
5,4
2593
13,6
6565
66,0
31984
Geen havo-/vwo-diploma
22,5
1161
,4
19
5,4
281
10,9
566
60,8
3144
Havo/vwo Totaal
19,1 18,1
1527 31878
696 34355
13,9 19,4
1117 34242
58,0 36,5
4644 64369
Vmbo-diploma vóór 2003 Basisberoepsgerichte leerweg vmbo Kaderberoepsgerichte leerweg vmbo Theoretische/Gemende leerweg vmbo
8,7
,3 6,6
28 11608
8,7 19,5
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015 Oranje: resultaat lager dan verwacht Blauw: resultaat volgens verwachting Groen: resultaat hoger dan verwacht Geen kleur: geen duidelijke verwachting
Niet alle studenten (stelselverlaters) behalen bij het verlaten van het mbo een diploma dat aansluit bij de hoogste vooropleiding die ze in het voortgezet onderwijs hebben gehaald. Van de studenten met onbekende vooropleiding of een vmbo-diploma is geen verwachting bepaald. Pagina 40 van 70
Net als voorgaande jaren blijkt uit de tabel dat studenten die in het vo praktijkonderwijs hebben gevolgd vaak boven verwachting presteren in het mbo: bijna 46 procent van deze studenten behaalt bij het verlaten van het mbo een mbo-diploma op niveau 2 of hoger. Verder blijkt dat bijna 41 procent van de studenten met een vmbo b-diploma in het mbo een diploma behaalt op niveau 3 of 4. Vorig jaar was dat 38 procent . Bij vmbo-kaderstudenten blijkt dat bijna 14 procent het mbo verlaat met een diploma op niveau 2, terwijl van deze studenten verwacht wordt dat ze minimaal een diploma behalen op niveau 3. Bijna 42 procent van deze studenten blijkt wel een diploma te behalen op niveau 4. Daarmee valt op dat de resultaten van studenten met een kadergerichte vmbo-vooropleiding een diffuus beeld geven, maar dit beeld is nagenoeg gelijk aan voorgaande jaren. 66 procent van de studenten met een vmbo g/t-vooropleiding behaalt een diploma op niveau 4, hetgeen van deze groep ook verwacht wordt. Uit de tabel blijkt ook dan van de studenten die het mbo zonder vo-diploma binnenstromen, een aanzienlijk deel het mbo ook weer verlaten zonder een diploma te hebben behaald. De uitkomsten komen overeen met de voorgaande jaren. 6.4 Meerdere diploma’s behalen in het mbo In het mbo komt het relatief vaak voor dat studenten meer dan één diploma behalen (onderbroken schoolloopbanen tellen ook mee). Zowel het stapelen van diploma’s (diploma’s van oplopende niveaus) als het verbreden (meerdere diploma’s van gelijk niveau) komt voor. In de onderstaande analyses is van de uitstromers van vier opeenvolgende jaren bekeken of zij het mbo hebben verlaten met één of meerdere diploma’s. Er is geen onderscheid gemaakt naar stapelen of verbreden. Tabel 6.4a Aantal behaalde diploma’s in het mbo van de stelselverlaters periode 2010-2011/2013-2014 (n=176.452) 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 % n % n % n % n 0 25,6 48136 22,8 42919 20,5 37565 18,1 31878 1 54,4 102311 55,8 104943 56,7 103697 57,2 100938 2 16,7 31352 17,4 32697 18,4 33569 19,8 34973 3 3,1 5820 3,5 6577 3,9 7049 4,4 7676 4 ,3 528 ,4 718 ,5 877 ,5 884 5 ,0 29 ,0 53 ,0 64 ,1 93 6 ,0 1 ,0 4 ,0 2 ,0 10 Totaal 100,0 188177 100,0 187911 100,0 182823 100,0 176452 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Zoals we al eerder constateerden is het percentage studenten dat ongediplomeerd het mbo verlaat, gedaald van 26 procent in 2010/2011 naar 18 procent in 2013/2014. De meeste studenten die het mbo gediplomeerd hebben verlaten, hebben tijdens de schoolloopbaan (kan ook een onderbroken schoolloopbaan zijn) op het mbo één diploma gehaald. Een aanzienlijk deel van de studenten heeft meerdere diploma’s gehaald op het mbo. Slechts een klein deel van de uitstromers heeft meer dan drie diploma’s behaald op het mbo. Wanneer we alleen percenteren op de gediplomeerden, zien we kleine verschillen in het aantal behaalde diploma’s over de tijd. Tabel 6.4b Aantal behaalde diploma’s in het mbo van de gediplomeerde stelselverlaters periode 20102011/2013-2014 (n=144.574) 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 % n % n % n % n 1 73,1 102311 72,4 104943 71,4 103697 69,8 100938 2 22,4 31352 22,6 32697 23,1 33569 24,2 34973 3 4,2 5820 4,5 6577 4,9 7049 5,3 7676 4 ,4 528 ,5 718 ,6 877 ,6 884 Pagina 41 van 70
5 6 Totaal
,0 ,0 100,0
29 1 140041
,0 ,0 100,0
53 4 144992
,0 ,0 100,0
64 2 145258
,1 ,0 100,0
93 10 144574
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Het aantal studenten dat in hun (onderbroken) schoolloopbaan op het mbo één diploma haalt is ieder jaar met een procent afgenomen. Er is een kleine stijging zichtbaar van studenten die meerdere diploma’s halen op het mbo. Tabel 6.4c Aantal behaalde diploma’s in het mbo van de gediplomeerde stelselverlaters periode 20102011/2013-2014 (n=144.574) 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 % n % n % n % n 1 diploma 73,1 102311 72,4 104943 71,4 103697 69,8 100938 2 diploma's 22,4 31352 22,6 32697 23,1 33569 24,2 34973 3 of meer diploma's 4,6 6378 5,1 7352 5,5 7992 6,0 8663 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
6.5
Startersresultaat in het mbo
Niet voor alle studenten is de start in het mbo succesvol. Een deel van hen verlaat de instelling in het eerste jaar zonder een diploma te behalen. In 2013/2014 gaat het om 16 procent van de eerstejaars studenten; in eerdere jaren lag dit percentage wat hoger (tabel 4.3a). In de lagere niveaus vallen eerstejaars studenten wat vaker uit dan in hogere niveaus. Tabel 6.5a Percentage succesvolle eerstejaars naar niveau in de periode 2009/2010–2013/2014 (n 2013/2014=175.649) Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Totaal
2009/2010
74,7
79,4
79,2
82,5
80,0
2010/2011
72,5
80,3
79,0
82,6
80,0
2011/2012
73,8
81,4
80,3
82,5
80,8
2012/2013
77,0
82,1
82,3
84,5
82,6
2013/2014
78,3
83,2
84,2
86,0
84,1
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Verschillen tussen instellingen in startersresultaat Instellingen verschillen onderling in hoe succesvol hun eerstejaars zijn. Het percentage studenten dat het eerste jaar van de opleiding apothekersassistent met succes doorliep en niet uitviel, varieert afhankelijk van de instelling tussen de 60 en100 procent (figuur 6.5b). Instellingen waar de uitval onder eerstejaars groot is, zouden er goed aan doen om een aantal zaken na te gaan: wat doen ze aan studievoorlichting aan aankomende studenten, wat zijn de procedures rond intake en plaatsing en krijgen de studenten gedurende het eerste jaar voldoende begeleiding? Figuur 6.5b Percentage succesvolle eerstejaars in de opleiding apothekersassistent 2013/2014 (n=26 instellingen)
Pagina 42 van 70
Percentage succesvolle 1ejaars in de opleiding apothersassistent 100 % succesvolle 1ejaars
95 90 85 80 75 70 65 60 55 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015 Tabel 6.5c Percentage succesvolle eerstejaars in de opleiding apothekersassistent 2013/2014 (n=26 instellingen)
Brin A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Opleiding apothekersassistent bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008 bc008
Starters-resultaat 13/14 90,32 81,58 100 80 85,71 81,25 80,56 80 84,62 96,3 81,25 85,29 82,61 87,5 72,92 83,33 80,65 81,82 94,74 92,86 85,71 60 81,25 90,91 96,67 83,78
Aantal 13/14 62 38 17 10 28 32 36 70 13 27 16 34 23 40 48 18 31 33 19 28 28 15 16 33 30 37
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Pagina 43 van 70
7 Populatiebeschrijving schooljaar 13/14 niet-bekostigd onderwijs mbo
In dit hoofdstuk wordt de jaarpopulatie 13/14 van het niet-bekostigd middelbaar beroepsonderwijs beschreven. De populatie bestaat uit mbo-studenten die in de periode 1 okt 2013 tot 1 okt 2014 een geldige inschrijving hebben bij een niet-bekostigde instelling (nbi). Hiervoor is gebruik gemaakt van 1cijferbestanden 2013 en 2014 die DUO Zoetermeer voor de IvhO heeft gemaakt op basis van het basisregister onderwijs (BRON). 7.1
Inschrijfkenmerken
Tabel 7.1a: verdeling van inschrijvingen naar beroepsopleiding nbo 13/14 (n = 37.962) n Administratief medewerker 393 Allround operator 159 Apothekersassistent 1123 Applicatie- en mediaontwikkeling 91 Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent 126 Assistent houtbranche 79 Assistent logistiek medewerker 43 Assistent medewerker voedsel en leefomgeving 145 Assistent operator 555 Assistent schilderen / industriële lakverwerking 16 Assistent-manager internationale handel 114 Audicien 2 Autoschadehersteltechniek 193 Autotechniek 3 AV-productie 306 Balie-/shopmedewerker 1 Bedrijfsautotechniek 37 Betonreparateur 21 Betontimmerman 5 Chauffeur goederenvervoer 1194 Chauffeur personenvervoer 5 Commercieel medewerker 3861 Commercieel medewerker bank- en verzekeringswezen 146 Contactcenter teamleider 94 Doktersassistent 2817 Elektrotechnische industriële producten en systemen 29 Facilitaire dienstverlener 284 Fastservice 50 Financiële beroepen 1259 Frontofficemedewerker 17 Gespecialiseerde dierverzorging gezelschapsdieren 11 Helpende Zorg & Welzijn 1154 Horeca-assistent 8 Human technology 38 ICT- en mediabeheer 254 ICT-medewerker 65 Infratechniek 76 Installeren 8 Interieuradviseur 17 Juridisch medewerker 231 Kaderfunctionaris bouw, infra en gespecialiseerde 23 aannemerij Kapper 1295 Kok 81 Koopvaardij officier alle schepen 10 Koopvaardij officier kleine schepen 23 Leisure & hospitality 9 Logistiek medewerker 743 Logistiek supervisor 212 Logistiek teamleider 192 Pagina 44 van 70
% 1 0 3 0 0 0 0 0 1 0 0 0 1 0 1 0 0 0 0 3 0 10 0 0 7 0 1 0 3 0 0 3 0 0 1 0 0 0 0 1 0 3 0 0 0 0 2 1 1
Logistiek vakman Luchtvaartdienstverlener Maatschappelijk zorgverlener Machinaal houtbewerker Machinebouw mechatronica Machinist Manager handel Manager transport en logistiek Mbo-Verpleegkundige Medewerker bediening/café-bar Medewerker informatiedienstverlening Medewerker marketing en communicatie Medewerker personeel en arbeid Medewerker schilderen Medewerker sociale zekerheid Mediamanagement Mediavormgever Metaalbewerken Metselaar Meubelmaker/(scheeps)interieurbouwer Middenkader engineering Middenkaderfunctionaris afbouw en onderhoud Middenkaderfunctionaris bouw en infra Mobiele werktuigen Montagemedewerker timmerindustrie Ondernemer detailhandel Ondernemer horeca/bakkerij Onderwijsassistent Operationele techniek Operator Operator C Optiek Paraveterinaire ondersteuning Particuliere beveiliging Pedagogisch werker Pedicure Planner wegtransport Praktijkopleider Printmedia Recreatiedieren Reizen Schipper-machinist beperkt werkgebied Schoonheidsspecialist Schoonmaker en glazenwasser Secretariële beroepen Service apparatuur en installaties Serviceadviseur Mobiliteitsbranche Sociaal-cultureel werker Sociaal-maatschappelijk dienstverlener Sport en beweging Sport- en bewegingsbegeleider Steigerbouwer Straatmaker Tandartsassistent Teelt 2/3 Tegelzetter Timmerman Toezicht en veiligheid Uurwerktechniek Vakman asfalt Vakman gww Verkoopmanager Mobiliteitsbranche Verkoopspecialist Verkoper Verzorgende-IG Voeger / gevelbehandelaar Waterbouwer Werkplaatsmanagement Mobiliteitsbranche
3 245 775 37 78 3 634 12 352 58 52 1036 241 25 148 14 90 35 3 1 142 2 8 11 33 48 492 1034 5 1287 216 1 425 2997 3947 20 19 1 8 114 83 19 452 137 855 18 450 63 834 116 4 2 40 244 11 1 29 2 1 1 41 236 216 83 1438 1 7 1 Pagina 45 van 70
0 1 2 0 0 0 2 0 1 0 0 3 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 3 0 3 1 0 1 8 10 0 0 0 0 0 0 0 1 0 2 0 1 0 2 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 1 1 0 4 0 0 0
Werkvoorbereiden Werkvoorbereider houtbranche Zorghulp Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
239 1 67 37962
1 0 0 100
Toelichting: het opleidingsaanbod in het niet-bekostigd mbo is erg divers. De drie beroepsopleidingen met de meeste inschrijvingen zijn: Pedagogisch werker (10 procent) Commercieel medewerker (10 procent) Particuliere beveiliging (8 procent).
Tabel 7.1b: verdeling van inschrijvingen naar hoofdgroep nbo 13/14 (n = 37.962)
n
Afbouw, hout en onderhoud AKA / Entree Ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek Bouw en infra Economie en administratie Handel en ondernemerschap Horeca en bakkerij Informatie en communicatietechnologie Media en vormgeving Mobiliteit en voertuigen Techniek en procesindustrie Toerisme en recreatie Transport, scheepvaart en logistiek Uiterlijke verzorging Veiligheid en sport Voedsel, natuur en leefomgeving Zorg en welzijn Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
% 1 0 0 0 22 3 3 1 1 2 8 0 7 5 8 2 36 100
352 126 4 164 8316 1113 973 410 418 931 2885 109 2720 1767 3119 706 13849 37962
Toelichting: ruim een vijfde van de studenten staat ingeschreven in het domein ‘Economie en administratie’ en 36 procent staat ingeschreven in het domein ‘Zorg en welzijn’. Tabel 7.1c: verdeling van inschrijvingen naar inschrijfniveau nbo 13/14 (n=37.962) Assistentopleiding Basisberoepsopleiding Vakopleiding middenkader-/specialistenopleiding Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
n
1044 9211 10086 17621 37962
% 3 24 27 46 100
Toelichting: bijna de helft van de studenten in 2014 volgt een opleiding op niveau 4. Slechts 3 procent volgt een mbo-opleiding op niveau 1. Tabel 7.1d: verdeling van inschrijvingen naar leerweg nbo 13/14 (n=37.962) n BBL BOL deeltijd BOL voltijd examendeelnemer OVO Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
19639 9023 7037 1568 695 37962
% 52 24 19 4 2 100
Toelichting: ruim de helft van de studenten in 2014 volgt een opleiding in de bbl. Een vijfde volgt een bol-voltijd opleiding. Bol-deeltijd bestaat niet meer, maar komt nog wel voor in het 1cijferbestand, omdat hoogstwaarschijnlijk de leerweg nog niet is omgezet door de instellingen in BRON. Pagina 46 van 70
7.2
Student- en vooropleidingskenmerken
Tabel 7.2a: verdeling naar herkomst en generatie nbo 13/14 (n=37.962) Autochtoon westers allochtoon nw allochtoon, 1e generatie nw allochtoon 2e of hoger generatie Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
n
% 72 7 10 11 100
27292 2815 3657 4198 37962
Toelichting: ruim 72 procent van de studenten is autochtoon. Tabel 7.2b: verdeling naar geslacht nbo 13/14 (n=37.962) n vrouw man Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
% 56 44 100
21430 16532 37962
Toelichting: 56 procent van de studenten is vrouw.
Tabel 7.2c: verdeling naar leeftijd op 1 okt 2013 nbi 13/14 (n=37.962) N <20 20 tot 23 23 tot 30 30 of ouder Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
% 6 13 25 57 100
2281 4852 9356 21473 37962
Toelichting: in het nbi volgen veel oudere studenten onderwijs: 57 procent van de studenten is 30 jaar of ouder. Tabel 7.2d: verdeling naar apcg nbo 13/14 (n=37.357)* N % Geen apcg 27982 75 Wel apcg 9375 25 Totaal 37357 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015 *niet van alle studenten is bekend of ze wel of niet in het armoedeprobleemcumulatiegebied (apcg) wonen.
Toelichting: driekwart van de studenten woont niet in een armoedeprobleemcumulatiegebied. Tabel 7.2e: verdeling hoogste vooropleiding voortgezet onderwijs nbo 13/14 (n = 37.962) N 21681 Onbekend
% 57
306
1
1345
4
779
2
Basisberoepsgerichte leerweg vmbo
2661
7
Kaderberoepsgerichte leerweg vmbo
2564
7
Praktijkonderwijs Geen vmbo-diploma Vmbo-diploma vóór 2003
Gemende leerweg vmbo Theoretische leerweg vmbo Havo/vwo zonder diploma Havo/vwo met diploma Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
457 4343 595 3231 37962
Toelichting: van 57procent is de hoogste vooropleiding uit het vo niet bekend. Pagina 47 van 70
1 11 2 9 100
11 procent van de studenten heeft een vmbo-tl diploma in het vo behaald. De nbi’s trekken ook kwetsbare groepen aan, d.w.z. studenten die op het vo het praktijkonderwijs hebben gevolgd en studenten die ongediplomeerd het vmbo hebben verlaten. Een deel van de nbi-studenten heeft al een mbo-diploma op zak. Dat blijkt uit de onderstaande tabel.
Tabel 7.2f: verdeling naar hoogste vooropleiding, VO aangevuld met MBO nbo 13/14 (n = 37.962) N % 17379 46 Onbekend 86
0
Geen vmbo-diploma
516
1
Vmbo-diploma vóór 2003
172
0
Praktijkonderwijs
Basisberoepsgerichte leerweg vmbo Kaderberoepsgerichte leerweg vmbo Gemende leerweg vmbo Theoretische leerweg vmbo Havo/vwo zonder diploma Havo/vwo met diploma
736
2
1195
3
188
0
2033
5
369
1
2435
6
MBO 1 diploma
730
MBO 2 diploma
4122
MBO 3 diploma
3077
8
MBO 4 diploma
4924
13
Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
37962
2 11
100
Toelichting: 34 procent van de studenten heeft al een mbo-diploma op zak. Dat kan ook een diploma zijn dat in het bekostigd mbo is behaald. Het aandeel studenten dat ongediplomeerd van het vmbo komt of uit het praktijkonderwijs komt is nu kleiner.
Pagina 48 van 70
8
Lesobservaties bekostigd mbo
Op peildatum 6 november 2015 zijn er 317 lesobservatieformulieren beschikbaar van 22 bekostigde mbo-instellingen en 91 beroepsopleidingen. Deze instellingen en opleidingen zijn onderzocht in het kader van de Staat van de Instelling 2015. 8.1
Totaaloordeel lesobservaties
Tabel 8.1a: resultaten indicatoren lesobservaties mbo (2015, n=310) TOTAAL OORDEEL GEREGISTREERDE LEERSITUATIE Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
N
Onvoldoende Voldoende Sterk
2014
32 224 23
% 11 80 8
N
2015
24 260 26
% 8 84 8
De inspecteurs hebben over iedere geobserveerde les een totaal-oordeel gegeven. Bij ruim vier op de vijf lessen constateert de inspecteur dat het didactisch handelen van de docent voldoende is en bij 8 procent vindt de inspecteur het didactisch handelen zelfs sterk. Echter, bij 8 procent van de lessen is de inspecteur ontevreden over de kwaliteit van de les.
Tabel 8.1b: Aandeel voldoende oordelen lesobservaties per kwaliteitsgebied (2015, n=91)
Onderwijsproces
Examinering en diplomering
Opbrengsten
Kwaliteitsborging
% voldoende lessen
N
onvoldoende
68,3
15
voldoende
97,4
76
onvoldoende
84,7
27
voldoende
97,4
63
onvoldoende
100,0
9
voldoende
92,7
79
onvoldoende
84,6
37
voldoende
98,0
54
88,9
9
92,9
81
Naleving wettelijke vereisten onvoldoende voldoende Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: bij opbrengsten en naleving is het verschil niet significant. Bij een voldoende score op de andere gebieden is het aandeel lessen dat voldoende beoordeeld wordt hoger.
8.2
Bevoegdheden en kenmerken van docenten (op basis van teamgegevens) mbo
2015 In 2015 zijn voor het eerst de teamgegevens opgevraagd van het hele team van alle bezochte opleidingen. In totaal zijn er gegevens van 942 docenten van 85 opleidingen. Iets meer dan de helft hiervan is man (50,6 procent) en iets minder dan de helft vrouw (49,4 procent). De leeftijd varieert van 22 tot en met 70 met een gemiddelde van 47 jaar (n=925). De omvang van de aanstelling loopt van 0 fte tot en met 1,10 fte, de gemiddelde omvang van de aanstelling is 0,77 fte (n=929). Pagina 49 van 70
Tabel 8.3a: leeftijdsverdeling oudere leraren mbo (n=925) n
%
60 jaar en ouder
137
14,8
55 tot 60 jaar
152
16,4
50 tot 55 jaar
151
16,3
jonger dan 50 jaar
485
52,3
925
100
Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: bijna de helft (47,7%) van de docenten in het MBO is 50 jaar of ouder. Bijna 15 procent is 60 jaar of ouder. Tabel 8.3b: gemiddelde leeftijd onderwijsgevend personeel naar sector in 2014 Gemiddelde leeftijd in jaren PO
43,2
SBO
44,4
SO
44,3
VO
44,5
MBO
48,5
Bron: Openbare data DUO, 2015 Tabel 8.3c: bevoegdheden van de docenten in het mbo (2015, n = 939) 1e graads lerarenopleiding hbo 2e graads lerarenopleiding hbo 1e graads lerarenopleiding wo Pedagogisch-didactische aantekening nog in opleiding (lerarenopleiding) geen lerarenopleiding én geen pedagogisch-didactische aantekening anders Totaal Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
n
82 475 24 189 48 31 90 939
% 9 51 3 20 5 3 10 100
Toelichting: bijna twee derde van de mbo-docenten heeft een lerarenopleiding afgerond. Een op de vijf docenten beschikt alleen over een pedagogisch-didactische aantekening. Het percentage onbevoegde docenten is 3 procent. Dit is iets lager dan het aantal onbevoegde mbo-docenten in het onderzoek ‘Onderwijs werkt’, waar het aandeel bevoegde docenten in het mbo 94,9 procent is. Het aandeel bevoegde docenten is in het mbo iets lager dan in het po en vo (respectievelijk 97,9 en 95,6 procent), maar beduidend hoger dan in het hbo (79 procent). 1 Een op de tien docenten heeft een andere achtergrond. Tabel 8.3d: opleidingsniveau van de docenten in het mbo (2015, n=940) n % mbo 71 8 hbo 781 83 wo 71 8 anders 17 2 Totaal 940 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: ruim vier van de vijf docenten heeft een opleiding op hbo-niveau. 8 procent heeft een universitaire opleiding afgerond en 8 procent komt van het mbo. Deze percentages wijken iets af van de percentages uit het onderzoek ‘Onderwijs werkt!’ waarin 3,7 procent van de respondenten
1 Onderwijs werkt! Rapportage van een enquête onder onderwijspersoneel uit het PO, VO, MBO en HBO, meting 2014 – Regioplan, 2014 Pagina 50 van 70
een mbo-opleiding heeft afgerond, 72,6 procent een hbo-opleiding, 11,5 procent een wo-opleiding en 2,1 procent een andere opleiding heeft gevolgd. 2 Tabel 8.3e: leservaring van de docenten in het mbo (2015, n=922) n % < 1 jaar 48 5 1-3 jaar 96 10 3-10 jaar 297 32 10-20 jaar 235 25 20-30 jaar 147 16 > 30 jaar 99 11 Totaal 922 100 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: een klein deel van de docenten heeft minder dan een jaar leservaring (5 procent). Een op de tien docenten heeft 1-3 jaar leservaring. Een derde geeft 3-10 jaar les. En ruim 1 op de 4 docenten staat al 10-20 jaar voor de klas. 27 procent van de docenten heeft zelfs meer dan 20 jaar leservaring. Verschillen onderwijspersoneel naar sector Tabel 8.3f: Leeftijd, omvang dienstverband en geslacht naar sector Omvang dienstverband Leeftijd N
Aandeel mannen
(fte)
gemiddeld
N
gemiddelde
N
%
techniek
189
48,6
197
,78
200
69,0
zorg en welzijn
332
46,0
332
,70
319
29,2
economie
253
46,8
251
,84
258
57,8
groen
151
47,1
149
,81
151
59,6
Totaal 925 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
47,0
929
,77
928
50,6
sector
Toelichting: er zijn tussen de sectoren geen significante verschillen in de gemiddelde leeftijd. De omvang van het dienstverband is wel verschillend per sector: gemiddeld hebben leraren in de sector zorg en welzijn een kleiner dienstverband dan in de sector groen en economie. Verder laat tabel 8.3f zien dat het aandeel mannen in de sector zorg en welzijn aanzienlijk lager is dan in de andere sectoren. Bij technische opleidingen zijn er juist meer mannelijke docenten. Tabel 8.3g bevoegdheid naar sector (n=801)* bevoegd op basis van diploma
niet bevoegd op basis van diploma
lerarenopleiding
lerarenopleiding
N % N techniek 179 98 zorg en welzijn 268 96 economie 211 97 groen 112 93 Totaal 770 96 *n is lager omdat ‘nog in opleiding’ en ‘anders’ buiten beschouwing zijn gelaten. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
4 12 6 9 31
% 2 4 3 7 4
Toelichting: de verschillen tussen sectoren in het aandeel bevoegde docenten zijn niet significant. Het aantal onbevoegde leraren is erg klein (n=31).
2 Onderwijs werkt! Rapportage van een enquête onder onderwijspersoneel uit het PO, VO, MBO en HBO, meting 2014 – Regioplan, 2014 Pagina 51 van 70
Tabel 8.3h leservaring naar sector (n=922) 0-3 jaar N % techniek 24 12 zorg en welzijn 48 15 economie 42 16 groen 30 20 Totaal 144 16 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
3-10 jaar N %
10-20 jaar N %
20-30 jaar N %
> 30 jaar N %
76
38
43
22
40
20
17
9
94
30
92
29
53
17
29
9
88
34
68
27
33
13
25
10
39
26
32
21
21
14
28
19
297
32
235
25
147
16
99
11
Toelichting: de verschillen tussen sectoren zijn significant. In de sector groen werken relatief veel docenten met veel leservaring. Verschillen onderwijspersoneel naar type Tabel 8.3i: Leeftijd, omvang dienstverband en geslacht naar type Leeftijd N
Omvang dienstverband (fte)
gemiddeld
N
Aandeel mannen
gemiddeld
N
%
Vak
114
48,2
121
,81
125
55,2
Roc
670
46,6
669
,76
662
47,9
Aoc
141
47,9
139
,82
141
59,6
47,0
929
,77
928
50,6
Totaal 925 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: de gemiddelde leeftijd verschilt niet significant tussen de typen mbo. De tabel laat wel zien dat de gemiddelde omvang van het dienstverband bij roc’s lager ligt dan bij vakinstellingen en aoc’s, en dat in het aoc gemiddeld meer mannelijke docenten werken. Tabel 8.3j: Bevoegdheid naar type (n=801)* niet bevoegd op basis van diploma bevoegd op basis van diploma lerarenopleiding N
lerarenopleiding
%
N
%
Vak
106
98
2
2
Roc
560
97
20
3
Aoc
104
92
9
8
31
4
Totaal 770 96 *n is lager omdat ‘nog in opleiding’ en ‘anders’ buiten beschouwing zijn gelaten. Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: het aandeel bevoegde leraren is significant lager bij de aoc’s, maar het aantal onbevoegde leraren is erg klein. Tabel 8.3k: Leservaring naar type (n=922) 0-3 jaar N %
3-10 jaar N %
10-20 jaar N %
20-30 jaar N %
> 30 jaar N %
Vak
19
15
57
46
19
15
21
17
8
Roc
98
15
206
31
185
28
106
16
63
10
Aoc
27
19
34
24
31
22
20
14
28
20
297
32
235
25
147
16
99
11
Totaal 144 16 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Pagina 52 van 70
6
Toelichting: de verschillen in aantal jaren leservaring tussen onderwijstypen zijn significant. Bij de aoc’s werken relatief veel docenten met veel leservaring. Bij de vakinstellingen staan de docenten gemiddeld minder lang voor de klas.
8.3
Bevoegdheden en andere kenmerken van de docenten in relatie tot lesobservaties
De achtergrondkenmerken van de leraren uit het formulier teamgegevens zijn op basis van docentnummer gekoppeld aan de lesobservaties. Bij 8,9% van de lesobservaties is geen (of een niet bestaand) docentnummer ingevuld en bij een opleiding is geen teamformulier ingevuld. Dit resulteert er in dat er bij 89 procent van de lesobservaties ook docentgegevens beschikbaar zijn, bij 35 lesobservaties (11 procent) ontbreken de docentkenmerken. Totaal oordeel Er is geen verschil in het totaaloordeel over de lessen wanneer gesplitst wordt naar geslacht, bevoegdheid, opleidingsniveau, leservaring, leeftijd of omvang dienstverband. Dit komt mede doordat het aantal lessen dat slecht of sterk is, heel klein is; vrijwel alle lessen zijn voldoende. Ook als we de oordelen ‘voldoende’ en ‘sterk’ samennemen is het verschil niet significant. Interactie Tabel 8.4a: gemiddelde leeftijd van docenten naar score op interactie tussen de docent en studenten en studenten onderling is effectief (2015, n =251) Gemiddelde leeftijd
N
Onvoldoende
53,4
22
Voldoende
46,8
229
Totaal
47,4
251
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: de gemiddelde leeftijd van docenten is hoger in lessen waarvan de interactie met een onvoldoende is beoordeeld. Tabel 8.4b: aandeel lessen met voldoende interactie naar aantal jaren leservaring (2015, n=247) Percentage voldoende interactie
N
0-10 jaar
96,6
117
10-20 jaar
91,4
58
meer dan 20 jaar
81,9
72
Totaal
91,1
247
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: bij docenten met 0-10 jaar leservaring is de interactie tussen de docent en de studenten en tussen de studenten onderling vaker effectief dan bij docenten die langer voor de klas staan. Kenmerken personeel generieke en vakgerichte lessen Er is geen significant verschil in geslacht, bevoegdheid en opleidingsniveau tussen docenten die generieke of vakgerichte lessen geven. De onderstaande tabellen laten zien op welke aspecten docenten die vakgerichte lessen geven verschillen van docenten die generieke lessen geven. Tabel 8.4c: aantal jaren leservaring naar leeractiviteit (n=266) 0-10 jaar
10-20 jaar
meer dan 20 jaar Pagina 53 van 70
N
%
N
%
N
%
Vakgericht
89
50
50
28
39
22
Generiek
36
41
13
15
39
44
125
47
63
24
78
29
Totaal
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: docenten die generieke lessen geven, hebben over het algemeen meer leservaring dan docenten van vakgerichte lessen. Tabel 8.4d: leeftijd naar leeractiviteit (n= 269) <45 jaar N
45-55 jaar %
N
55 jaar of ouder %
N
%
Vakgericht
72
39
64
35
47
26
Generiek
26
30
25
29
35
41
Totaal
98
36
89
33
82
30
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: docenten van generieke lessen zijn gemiddeld ouder dan docenten van vakgerichte lessen. Tabel 8.4e: leeractiviteit naar omvang dienstverband (n=269) 0,5 fte of minder N
%
0,5 - 0,8 fte N
%
meer dan 0,8 fte N
%
Vakgericht
21
12
68
38
92
51
Generiek
16
18
20
23
52
59
Totaal
37
14
88
33
144
54
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: docenten van generieke lessen werken vaker fulltime dan docenten van vakgerichte lessen.
Pagina 54 van 70
9
Kans op stage/kans op werk SBB
9.1
Kans op stage
Samenvatting De kans op het vinden van een stageplek is voor mbo-studenten in 2015 toegenomen t.o.v. van de twee voorgaande jaren. De toename is vooral zichtbaar bij kwalificaties gericht op niveau 2 en 3 en in de sector techniek.
Figuur 9.1: percentage mbo-kwalificaties met voldoende kans op stage naar sector en niveau, periode 20132015 (n = 595)
percetage voldoende kans op stage
% kwalificaties met voldoende kans op stage, periode 2013-2015 (n = 595) 100 95 90 85 80 75 70 65 60 55 50 45 40
techniek 1 techniek 2 techniek 3 techniek 4 economie 2 economie 3 economie 4 zorg 4 groen 2 mrt-13
mrt-14
mrt-15
groen 3
Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
NB: combinaties sector*mbo-niveau met minder dan 10 kwalificaties zijn in de figuur buiten beschouwing gelaten.
Landelijke beeld ‘kans op stage’ Tabel 9.1a: Verdeling kwalificaties naar kans op stage in Nederland, periode 2013-2015 (n = 597) maart 2013 maart 2014 maart 2015 n % n % n gering 48 8,0 82 13,7 30 matig 135 22,6 128 21,4 87 voldoende 260 43,6 235 39,4 329 ruim voldoende 78 13,1 90 15,1 103 goed 76 12,7 62 10,4 48 Totaal 597 100 597 100 597
% 5,0 14,6 55,1 17,3 8,0 100
Significant verschil ten opzichte van het voorafgaande jaar zijn vetgedrukt. Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: op peildatum maart 2013 hebben studenten van 8 procent van de kwalificaties in het mbo een geringe kans op het vinden van een stageplek. Een jaar later is dit percentage gestegen naar 13,7 procent, maar in maart 2015 is het percentage gedaald naar 5 procent. Voor kwalificaties waarbij studenten een matige kans hebben op het vinden van een stage zien we ook een daling van 21,4 procent in maart 2014 naar 14,6 procent een jaar later. Het aandeel Pagina 55 van 70
kwalificaties waarbij studenten voldoende kans hebben op het vinden van een stage is gestegen naar 55,1 procent in maart 2015. In de onderstaande tabellen zijn de categorieën ‘gering’ en ‘matig’ gehercodeerd naar ‘onvoldoende’ en de overige categorieën zijn gehercodeerd naar ‘voldoende’. Tabel 9.1b: Verdeling kans op stage in Nederland, periode 2013-2015 (n=597) maart 2013 maart 2014 n % n % onvoldoende 183 30,7 210 35,2 voldoende 414 69,3 387 64,8 Totaal 597 100 597 100
n
maart 2015 117 480 597
% 19,6 80,4 100
Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: In maart 2015 hebben studenten van 4 op de 5 kwalificaties in het mbo voldoende kans op het vinden van een stage. Dit is een verbetering t.o.v. de twee voorgaande jaren. Landelijk beeld ‘kans op stage’ per mbo-niveau Tabel 9.1c: Percentage kwalificaties met voldoende kans op stage per mbo-niveau periode 2013-2015 (n=597) maart 2013 maart 2014 maart 2015 % % % 1 60,7 57,1 75,0 2 60,4 51,6 76,0 3 69,2 66,8 84,6 4 76,8 73,2 80,5 Totaal 69,3 64,8 80,4 Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: in maart 2015 is de kans op stage het hoogst voor studenten die een mbo-kwalificatie op niveau 3 volgen. De kansen zijn het laagste voor studenten die een kwalificatie volgen op niveau 1. Voor studenten die een kwalificatie volgen op niveau 2 en 3 zijn in 2015 hun stagekansen verbeterd t.o.v. van de twee voorgaande jaren.
Landelijk beeld ‘kans op stage’ per sector en mbo-niveau Techniek Tabel 9.1d: Percentage kwalificaties in techniek met voldoende kans op stage per mbo-niveau, periode 20132015 (n=382) maart 2013 maart 2014 maart 2015 % n % n % n techniek 1 52,9 17 47,1 17 76,5 17 2 53,8 117 43,1 116 75,0 116 3 59,0 122 54,5 123 84,6 123 4 77,8 126 73,0 126 83,3 126 totaal 63,4 382 56,8 382 80,9 382 Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: de kans op stage voor studenten van techniekopleiding op mbo-2 en mbo-3 is in 2015 verbeterd t.o.v. de twee voorgaande jaren. Voor techniekopleidingen niveau 4 is de kans op stage in 2015 beter dan in 2014. Economie Tabel 9.1e: Percentage kwalificaties in economie met voldoende kans op stage per mbo-niveau, periode 20132015 (n = 115 ) maart 2013 maart 2014 maart 2015 % n % n % n economie 1 83,3 6 83,3 6 83,3 6 2 73,9 23 69,6 23 75,0 24 Pagina 56 van 70
3 4 totaal
89,5 77,1 80,9
38 48 115
89,5 75,0 79,1
38 48 115
86,5 77,1 80,0
37 48 115
Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: geen significante verschillen. Zorg en welzijn Tabel 9.1f: Percentage kwalificaties in zorg & welzijn met voldoende kans op stage per mbo-niveau, periode 2013-2015 (n = 30 ) maart 2013 maart 2014 maart 2015 % n % n % n zorg en welzijn 1 100,0 1 100,0 1 100,0 1 2 100,0 3 100,0 3 66,7 3 3 75,0 8 75,0 8 75,0 8 4 50,0 18 50,0 18 55,6 18 totaal 63,3 30 63,3 30 63,3 30 Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: geen significante verschillen. Groen Tabel 9.1g: Percentage kwalificaties in groen met voldoende kans op stage per mbo-niveau, periode 2013-2015 (n = 70 ) maart 2013 maart 2014 maart 2015 % n % n % n groen 1 50,0 4 50,0 4 50,0 4 2 90,9 11 90,9 11 90,9 11 3 85,2 27 88,9 27 85,2 27 4 89,3 28 85,7 28 89,3 28 totaal 85,7 70 85,7 70 85,7 70 Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: geen significante verschillen.
9.2
Kans op werk
Samenvatting De kans op werk is gedefinieerd als ‘de toekomstige kans op werk voor een gediplomeerde
schoolverlater op het niveau en in het verlengde van de opleiding’. Deze kans is van toepassing op het moment van afstuderen van iemand die nu met de opleiding begint en deze na een normale studieduur afrondt.” 3
Het landelijk beeld van het aandeel mbo-kwalificaties met voldoende kans op werk is in de periode 2013-2015 niet veranderd. Driekwart van de mbo-kwalificaties heeft een voldoende arbeidsmarktperspectief. Op het niveau van de sectoren is wel een verschuiving zichtbaar. In de techniek is het arbeidsmarktperspectief, uitgedrukt in de kans op werk, gestegen voor kwalificaties op de niveaus mbo-1 t/m mbo-3. Figuur 9.2: percentage mbo-kwalificaties met voldoende kans op werk naar sector en niveau, periode 20132015 (n = 600)
3 Kans op werk: veel gestelde vragen over kans op werk – SBB, januari 2014
Pagina 57 van 70
percentage voldoende kans op werk
% kwalificaties met voldoende kans op werk, periode 2013-2015 (n = 600) 90 85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 35 30 25
techniek 1 techniek 2 techniek 3 techniek 4 economie 2 economie 3 economie 4 zorg 4 groen 2 groen 3 mrt-13
mrt-14
groen 4
mrt-15
Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
NB: combinaties sector*mbo-niveau met minder dan 10 kwalificaties zijn in de figuur buiten beschouwing gelaten. Landelijke beeld ‘kans op werk’ Tabel 9.2a: Verdeling kwalificaties naar kans op werk in Nederland, periode 2013-2015 (n = 605) maart 2013 maart 2014 maart 2015 n % n % n % gering 35 5,8 44 7,3 44 7,3 matig 142 23,5 141 23,3 110 18,2 voldoende 227 37,5 197 32,6 211 34,9 ruim voldoende 122 20,2 140 23,1 94 15,5 goed 79 13,1 83 13,7 146 24,1 Totaal 605 100,0 605 100,0 605 100,0 Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: op peildatum maart 2013 hebben studenten van 7,3 procent van de kwalificaties in het mbo een geringe kans op het vinden van een baan. Dit percentage is stabiel over de afgelopen jaren. Het percentage kwalificaties met een goed arbeidsmarktperspectief is in 2015 gestegen t.o.v. van de voorgaande jaren, maar de kwalificaties met ruim voldoende arbeidsmarktperspectieven zijn juist gedaald. In de onderstaande tabellen zijn de categorieën ‘gering’ en ‘matig’ gehercodeerd naar ‘onvoldoende’ en de overige categorieën zijn gehercodeerd naar ‘voldoende’. Tabel 9.2b: Verdeling kans op werk in Nederland, periode 2013-2015 (n = 605) maart 2013 maart 2014 n % n % onvoldoende 177 29,3 185 30,6 voldoende 428 70,7 420 69,4 Totaal 605 100,0 605 100,0
n
maart 2015 154 451 605
%
25,5 74,5 100,0
Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: de verschillen tussen de jaren zijn niet significant. Een kwart van de kwalificaties geeft onvoldoende kans op werk. Dit percentage is tamelijk stabiel over de afgelopen drie jaren. Landelijk beeld ‘kans op werk’ per mbo-niveau Pagina 58 van 70
Tabel 9.2c: Percentage kwalificaties met voldoende periode 2013-2015 (n = 605) maart 2013 % 1 2 3 4 Totaal
kans op werk per mbo-niveau, maart 2014 %
39,3 68,8 70,9 75,9 70,7
39,3 70,5 73,6 68,7 69,4
maart 2015 %
64,3 76,4 79,1 70,5 74,5
Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: in maart 2015 is de kans op werk het hoogst voor studenten die een mbo-kwalificatie op niveau 3 volgen. Bij 79 procent van deze kwalificaties is er voldoende arbeidsmarktperspectief. Voor alle mbo-niveaus geldt dat er geen significante ontwikkeling zichtbaar is in de kans op werk.
Landelijk beeld ‘kans op werk’ per sector en mbo-niveau Techniek Tabel 9.2d: Percentage kwalificaties in techniek met voldoende kans op werk per mbo-niveau, periode 20132015 (n = 395) maart 2013 maart 2014 maart 2015 % n % n % n techniek 1 35,3 17 41,2 17 70,6 17 2 67,2 119 71,2 118 79,7 118 3 68,3 126 75,6 127 81,1 127 4 84,2 133 76,7 133 76,7 133 totaal 71,9 395 73,2 395 78,7 395 Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: de kans op werk voor studenten in techniekopleiding op mbo-1 t/m mbo-3 is in 2015 verbeterd t.o.v. 2013. Economie Tabel 9.2e: Percentage kwalificaties in economie met voldoende kans op werk per mbo-niveau, periode 20132015 (n = 113 ) maart 2013 maart 2014 maart 2015 % n % n % n economie 1 66,7 6 50,0 6 83,3 6 2 79,2 24 79,2 24 76,0 25 3 89,2 37 78,4 37 83,3 36 4 65,2 46 50,0 46 60,9 46 totaal 76,1 113 65,5 113 72,6 113 Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: geen significante verschillen.
Zorg en welzijn Tabel 9.2f: Percentage kwalificaties in zorg & welzijn met voldoende kans op werk per mbo-niveau, periode 2013-2015 (n = 30 ) zorg en welzijn 1 2 3 4 totaal
maart 2013 % n ,0 ,0 12,5 50,0 33,3
1 3 8 18 30
maart 2014 % n ,0 ,0 12,5 50,0 33,3
1 3 8 18 30
maart 2015 % n ,0 ,0 25,0 33,3 26,7
Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: geen significante verschillen. Pagina 59 van 70
1 3 8 18 30
Groen Tabel 9.2g: Percentage kwalificaties in groen met (n = 67) maart 2013 % n groen 1 25,0 2 81,8 3 76,0 4 70,4 tot 71,6
voldoende kans op werk per mbo-niveau, periode 2013-2015
4 11 25 27 67
maart 2014 % n 25,0 63,6 76,0 74,1 70,1
4 11 25 27 67
maart 2015 % n 25,0 63,6 80,0 81,5 74,6
Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: geen significante verschillen.
Pagina 60 van 70
4 11 25 27 67
10
Opbrengsten nbi 13/14 op basis van BRON
Net als voor het bekostigd mbo (nbo) is het uitstroomrendement berekend van de studenten die in cursusjaar 13/14 het niet-bekostigd mbo hebben verlaten. Het betreft studenten die op 1 okt 2013 een geldige inschrijving hebben in het niet-bekostigd mbo en op 1 okt 2014 niet meer staan ingeschreven in het niet-bekostigd mbo. Een deel van deze uitstromers heeft een diploma behaald in het niet-bekostigd mbo. In de rendementsberekening van de studenten in het niet-bekostigd mbo wordt een onderscheid gemaakt naar doelgroep: 23min, 23plus en OVO. Let op: in OVO zitten erg weinig studenten.
10.1
Rendement naar inschrijvingsgegevens en doelgroep
Tabel 10.1a: uitstroomrendement van nbo naar doelgroep en inschrijfniveau 2013/2014 (n = 12.683) <=23 >23 OVO % n % n % n assistentopleiding 14,9 47 24,8 505 . 0 basisberoepsopleiding 28,7 523 28,0 2472 53,7 95 vakopleiding 44,3 1472 34,9 2505 2,0 49 middenkader-/specialistenopleiding 58,1 2198 45,1 2681 3,7 136 Totaal 49,2 4240 35,5 8163 20,4 280
% 23,9 28,9 38,0 49,7 39,8
Tot
n 552 3090 4026 5015 12683
Inspectie van het Onderwijs, 2015
Het rendement van uitstromers 13/14 is 39,8%. Het rendement ligt het hoogst bij de jonge doelgroep: 49,2 procent. Tabel 10.1b: uitstroomrendement van nbo naar doelgroep en leerweg 13/14 (n = 12.683) <=23 >23 OVO % n % n % n BBL 23,4 713 31,1 5394 . 0 BOL deeltijd 37,4 652 39,5 1587 . 0 BOL voltijd 52,8 2014 34,8 532 . 0 examendeelnemer 71,0 861 62,8 650 . 0 OVO . 0 . 0 20,4 280 Totaal 49,2 4240 35,5 8163 20,4 280
% 30,2 38,9 49,1 67,4 20,4 39,8
Tot
n 6107 2239 2546 1511 280 12683
Inspectie van het Onderwijs, 2015 Tabel 10.2c: uitstroomrendement van nbo naar doelgroep en sector 13/14 (n = 12.683) <=23 >23 OVO % n % n % n combinatie van sectoren 25,0 4 57,6 85 . 0 economie 48,5 1446 30,8 2670 25,2 119 groen 47,5 99 33,7 190 ,0 17 techniek 58,4 332 27,2 2119 ,0 3 zorg en welzijn 48,5 2359 44,8 3099 19,1 141 Totaal 49,2 4240 35,5 8163 20,4 280
% 56,2 36,7 36,3 31,4 45,7 39,8
Tot
n
89 4235 306 2454 5599 12683
Inspectie van het Onderwijs, 2015 Tabel 10.2d: uitstroomrendement van nbo naar doelgroep en geslacht 13/14 (n = 12.683) <=23 >23 OVO Tot % n % n % n % vrouw 52,3 3180 42,3 4143 19,7 198 45,9 man 39,9 1060 28,6 4020 22,0 82 30,8 Totaal 49,2 4240 35,5 8163 20,4 280 39,8
n
7521 5162 12683
Inspectie van het Onderwijs, 2015
Tabel 10.2e: uitstroomrendement van nbo naar doelgroep en herkomst & generatie 2013/2014 (n = 12.683) <=23 >23 OVO Tot % n % n % n % n Pagina 61 van 70
autochtoon westers allochtoon nw allochtoon, 1e gen nw allochtoon 2e of hoger gen Totaal Inspectie van het Onderwijs, 2015
56,1 47,8 28,1 37,9 49,2
2684 251 345 960 4240
35,8 38,1 33,0 35,0 35,5
5787 620 1044 712 8163
20,9 27,3 15,2 16,7 20,4
Tabel 10.2f: uitstroomrendement van nbo naar doelgroep en apcg 13/14 (n = 12.683) <=23 >23 OVO % n % n % n Geen apcg 54,4 2858 36,2 5765 23,0 196 Wel apcg 39,2 1318 35,2 2174 13,9 79 Totaal 49,6 4176 35,9 7939 20,4 275 Inspectie van het Onderwijs, 2015
10.2
201 22 33 24 280
41,7 40,5 31,4 36,4 39,8
% 41,8 36,2 40,2
8672 893 1422 1696 12683
Tot
n
8819 3571 12390
Rendement naar vooropleidingsgegevens
Tabel 10.2a: uitstroomrendement naar doelgroep en hoogste vooropleiding vo (n <=23 >23 % n % n Onbekend 21,0 324 35,3 6112 Praktijkonderwijs 25,7 101 8,3 24 Geen vmbo-diploma 33,9 378 33,1 139 . 0 37,7 252 Vbo-diploma vóór 2003 Basisberoepsgerichte leerweg vmbo 41,8 699 31,3 364 Kaderberoepsgerichte leerweg vmbo 50,4 709 39,6 207 Gemengde leerweg vmbo 57,6 151 29,6 27 Theoretische leerweg 61,9 1193 39,7 433 Havo/vwo zonder diploma 62,3 220 26,7 30 Havo/vwo met diploma 54,4 465 37,9 575 Totaal 49,2 4240 35,5 8163 Inspectie van het Onderwijs, 2015
= 12.683) OVO % n 25,0 152 ,0 4 12,5 8 16,7 6 22,2 18 10,0 20 ,0 6 17,6 34 ,0 4 17,9 28 20,4 280
% 34,3 21,7 33,3 37,2 37,9 47,1 51,6 55,2 57,1 44,6 39,8
Tot
n 6588 129 525 258 1081 936 184 1660 254 1068 12683
Van ruim de helft van de uitstromers is niet bekend welke vooropleiding ze in het vo hebben gevolgd. Dit zijn bijna allemaal oudere deelnemers. Van de studenten met een vooropleiding vmbokader t/m havo/vwo verlaat ongeveer de helft het nbo met een diploma. Een deel van de uitstromers heeft al een mbo-diploma behaald. Dat is te zien in de volgende tabel. Tabel 10.2b: uitstroomrendement naar doelgroep en hoogste vooropleiding inclusief mbo (n = 12.683) <=23 >23 OVO Tot % n % n % n % n Onbekend 21,2 292 31,9 5426 14,3 112 31,1 5830 Praktijkonderwijs 40,0 45 ,0 11 ,0 1 31,6 57 Geen vmbo-diploma 42,7 232 42,5 80 ,0 1 42,5 313 . 0 32,7 113 . 0 32,7 113 Vbo-diploma vóór 2003 Basisberoepsgerichte leerweg vmbo 49,2 423 34,2 161 20,0 5 44,8 589 Kaderberoepsgerichte leerweg vmbo 44,0 518 33,3 120 18,2 11 41,6 649 Gemengde leerweg vmbo 53,5 99 33,3 12 ,0 2 50,4 113 Theoretische leerweg 57,7 887 31,4 239 15,8 19 51,5 1145 Havo/vwo zonder diploma 57,8 192 22,7 22 ,0 4 53,2 218 Havo/vwo met diploma 49,9 407 33,5 507 18,5 27 40,2 941 MBO 1 diploma 4,5 89 41,8 110 ,0 7 24,3 206 MBO 2 diploma 21,4 374 30,8 426 40,3 62 27,4 862 MBO 3 diploma 65,6 256 57,1 408 ,0 12 59,3 676 MBO 4 diploma 79,8 426 63,8 528 29,4 17 70,2 971 Totaal 49,2 4240 35,5 8163 20,4 280 39,8 12683 Inspectie van het Onderwijs, 2015
Van alle uitstomers in 13/14 heeft 21,4 procent al een eerder behaald mbo-diploma op zak. Studenten die al een mbo-3 of mbo-4 diploma hadden, behalen het hoogste rendement.
Pagina 62 van 70
11
Groen mbo
Sinds 2012 onderzoekt de Inspectie van het Onderwijs ieder jaar vier aoc’s in het kader van de Staat van de Instelling (SVI). In de periode 2013-2015 is het onderzoek uitgevoerd bij 12 aoc’s en bij 57 andere bekostigde instellingen (roc’s en vakscholen). De instellingen die in 2015 zijn bezocht, zijn dezelfde als in 2012, daarom worden de gegevens van 2012 niet meer meegenomen in de vergelijking van groen met andere sectoren. In de onderstaande analyses worden de uitkomsten van de SVI’s op instellings- en opleidingsniveau weergegeven waarbij er telkens onderscheid is gemaakt tussen aoc’s en de overige bekostigde instellingen in het mbo. Bij de toetsing van verschillen is gekeken naar groen ten opzichte van overig mbo exclusief groen. Voor de volledigheid is ook de kolom totaal mbo inclusief groen opgenomen. Significante verschillen zijn dikgedrukt: significant bij p<0.05.
11.1
Kwaliteitsborging op instellingsniveau
Op instellingsniveau geeft de inspectie een oordeel over de kwaliteitsborging. In tabel 11.1a wordt het aantal instellingen weergegeven dat een voldoende heeft gescoord. Tabel 11.1a: aantal voldoende instellingen op het gebied kwaliteitsborging en de onderliggende aspecten en indicatoren periode 2013-2015 (n = 69) mbo totaal Overig excl (groen + groen groen overig) n n n (n=12) (n=57) (n=69) 4. Kwaliteitsborging 5 33 38 4.1 Sturing * 10 49 59 4.1.1 Plannen 11 48 59 4.1.2 Informatie 11 53 64 4.1.3 Continuïteit 10 55 65 4.2 Beoordeling * 7 45 52 4.2.1 Monitoring 9 49 58 4.2.2 Evaluatie 8 42 50 4.3 Verbetering en verankering * 8 38 46 4.3.1 Verbeteraanpak 9 44 53 4.3.2 Deskundigheidsbevordering 11 54 65 4.3.3 Verankering 7 39 46 4.4 Dialoog en verantwoording 11 56 67 4.4.1 Intern 11 54 65 4.4.2 Extern 10 55 65 *kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: er zijn geen significante verschillen gevonden tussen aoc’s en de overige bekostigde instellingen in het mbo. Uit bovenstaande tabel blijkt wel dat aoc’s in meer dan de helft van de gevallen een onvoldoende scoren op kwaliteitsborging als geheel. Desalniettemin is de conclusie dat het beeld van kwaliteitsborging van de aoc’s overeenkomt met die van de overige bekostigde mbo-instellingen: bij veel instellingen blijft de beoordeling en verbetering & verankering van kwaliteitsborging achter. Vrijwel alle mbo-instellingen hebben hun dialoog en verantwoording op orde. Tabel 11.1b: verschil score kwaliteitsborging op instellingsniveau (2012 - 2015, n=4) Oordeel kwaliteitsborging 2012 2015 A onvoldoende onvoldoende B onvoldoende onvoldoende C
onvoldoende
voldoende
Pagina 63 van 70
D Slecht Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
voldoende
Toelichting: de instellingen die in 2015 zijn bezocht, zijn dezelfde instellingen als die in 2012 werden bezocht. Tabel 11.1b geeft het oordeel op kwaliteitsborging op instellingsniveau weer. Alle vier de instellingen scoorden in 2012 onvoldoende of slecht op kwaliteitsborging, bij twee instellingen is de kwaliteitsborging in 2015 nog steeds onvoldoende, bij de andere 2 instellingen is de kwaliteitsborging inmiddels voldoende.
11.2
Scores op de vijf kwaliteitsgebieden op opleidingsniveau
De instellingen die in 2015 zijn bezocht, zijn dezelfde als in 2012. Om de verschillen tussen aoc’s en overige bekostigde mbo-instellingen te bekijken, zijn de steekproeven van 2013, 2014 en 2015 samengenomen. In deze periode zijn er 48 opleidingen onderzocht bij twaalf aoc’s. In onderstaande tabellen wordt het percentage voldoende op de kwaliteitsgebieden van deze 48 opleidingen afgezet tegen de 240 opleidingen die zijn onderzocht bij de bekostigde mboinstellingen en het totaal aan bezochte opleidingen (inclusief groen, n=288). Tabel 11.2a: percentage voldoende opleidingen op vijf kwaliteitsgebieden op opleidingsniveau periode 2013, 2014 en 2015 (groen n = 48, overig excl groen n=240, mbo totaal (groen + overig) n=288) mbo totaal Overig excl (groen + groen groen overig) % % % 1 Onderwijsproces 69 88 87 2 Examinering en diplomering 67 57 58 3 Opbrengsten 92 85 85 4 Kwaliteitsborging 30 49 48 5 Naleving wettelijke vereisten 63 86 85 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: Uit bovenstaande tabel blijkt dat opleidingen van aoc’s in vergelijking met opleidingen van de andere instellingen in het mbo vaker het onderwijsproces niet op orde hebben en vaker niet voldoen aan de wettelijke vereisten. Hieronder worden de gebieden 1, 2 en 4 uitgesplitst naar onderliggende aspecten en indicatoren (de gebieden 3 en 5 bestaan slechts uit 1 aspect en 1 indicator waarbij de scores gelijk zijn aan de score op het gebied). Tabel 11.2b: percentage voldoende opleidingen van AOC’s op de vijf kwaliteitsgebieden (2012, n=16, 2013, n=16, 2014, n=16, 2015 n=16)
Onderwijsproces Examinering en diplomering Opbrengsten Kwaliteitsborging Naleving wettelijke vereisten
2012
2013
2014
2015
% 93 100 82 7 61
% 59 100 89 14 53
% 94 68 86 58 55
% 54 33 100 20 80
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Let op: het aantal opleidingen per jaar is klein (n=16), waardoor de percentages vertekend worden en er geen goede vergelijking tussen de jaren mogelijk is. Tabel 11.2c: percentage voldoende opleidingen op de aspecten en indicatoren van het kwaliteitsgebied ‘onderwijsproces’ periode 2013, 2014 en 2015 (groen n = 48, overig excl. groen n=240, mbo totaal (groen + overig) n=288) mbo totaal overig excl. (groen + groen groen overig) % % % Pagina 64 van 70
1 Onderwijsproces 1.1 Samenhang 1.1.1 Inhoud 1.1.2 Programmering 1.2 Maatwerk 1.2.1 Differentiatie 1.3 Didactisch handelen* 1.3.1 Interactie 1.3.2 Ondersteuning en begeleiding van de leeractiviteiten 1.3.3 Feedback op de leeractiviteiten en de leerresultaten 1.4 Leertijd 1.4.1 Benutting 1.4.2 Werkdruk 1.5 Leeromgeving 1.5.1 Schoolklimaat 1.5.2 Materiële voorzieningen 1.6 Intake & plaatsing 1.6.1 Voorlichting 1.6.2 Intake en plaatsing 1.7 Studieloopbaanbegeleiding* 1.7.1 Informatievoorziening 1.7.2 Studieloopbaanbegeleiding 1.8 Zorg 1.8.1 Eerste- en tweedelijnszorg 1.8.2 Derdelijnszorg 1.9 Beroepspraktijkvorming* 1.9.1 Voorbereiding studenten en bedrijven 1.9.2 Plaatsing 1.9.3 Begeleiding door leerbedrijf 1.9.4 Begeleiding door de opleiding
69 95 96 95 67 69 94 90 92 98 77 79 89 98 100 100 96 98 96 75 92 74 88 88 98 92 88 93 98 86
88 92 96 95 75 75 98 98 95 92 89 90 97 98 98 99 95 96 96 90 94 91 99 99 100 97 98 98 99 94
87 92 96 95 75 75 98 97 95 93 88 89 97 98 99 99 95 97 96 89 94 90 98 98 100 97 97 98 99 93
*kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: opleidingen van aoc’s scoren in vergelijking met opleidingen van overige bekostigde instellingen significant lager op: Onderwijsproces; Werkdruk; Studieloopbaanbegeleiding; Zorg: eerste- en tweedelijnszorg; Voorbereiding studenten en bedrijven.
Tabel 11.2d: percentage voldoende opleidingen op de aspecten en indicatoren van het kwaliteitsgebied ‘examinering en diplomering’ periode 2013, 2014 en 2015 (groen n = 48, overig excl. groen n=238, mbo totaal (groen + overig) n=286) mbo totaal overig excl (groen + groen groen overig) % % % 2 Examinering en diplomering 67 57 58 2.1 Exameninstrumentarium* 98 85 86 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering 98 97 97 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 100 90 90 2.1.3 Cesuur 100 93 93 2.1.4 Beoordelingswijze 100 90 90 2.1.5 Transparantie 98 92 92 2.2 Afname en beoordeling* 87 81 82 2.2.1 Authentieke afname 98 98 98 2.2.2 Betrouwbaarheid 86 81 82 2.3 Diplomering* 72 62 63 2.3.1 Besluitvorming diplomering 94 86 87 2.3.2 Verantwoordelijkheid examencommissie 72 63 63 *kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Pagina 65 van 70
Toelichting: de examinering en diplomering van de AOC-opleidingen is beter beoordeeld dan bij de ‘overige’ opleidingen, maar deze verschillen zijn niet significant. Op alle onderliggende aspecten en indicatoren scoren de groene opleidingen ook beter, maar ook deze verschillen zijn niet significant. Tabel 11.2e: percentage voldoende opleidingen op de aspecten en indicatoren van het kwaliteitsgebied ‘kwaliteitsborging’ periode 2013, 2014 en 2015 (groen n = 48, overig excl. groen n=240, MBO totaal (groen + overig) n=288) mbo totaal overig excl. (groen + groen groen overig) % % % 4 Kwaliteitsborging 30 49 48 4.1 Sturing * 72 80 80 4.1.1 Plannen 77 81 81 4.1.2 Informatie 91 96 96 4.1.3 Continuïteit 91 95 94 4.2 Beoordeling * 58 67 66 4.2.1 Monitoring 78 85 85 4.2.2 Evaluatie 57 66 66 4.3 Verbetering en verankering * 48 56 55 4.3.1 Verbeteraanpak 59 67 66 4.3.2 Deskundigheidsbevordering 100 95 95 4.3.3 Verankering 47 59 58 4.4 Dialoog en verantwoording 84 91 90 4.4.1 Intern 85 95 94 4.4.2 Extern 93 94 94 *kernaspecten Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: er zijn op het gebied van kwaliteitsborging geen significante verschillen tussen opleidingen van aoc’s en opleidingen van de overige bekostigde instellingen. Voor beide groepen geldt dat veel opleidingen nog niet voldoen aan een aantal eisen die de inspectie stelt aan kwaliteitsborging. Tekortkomingen hebben vooral betrekking op de beoordeling, evaluatie en verbetering en verankering van kwaliteitszorg.
Pagina 66 van 70
11.3
Vervolgtoezicht
Tabel 11.3a: vervolgtoezicht op tekortkomingen in het groen mbo en overig bekostigd mbo, periode 2013, 2014 en 2015 (groen n = 48, overig excl groen n=240, mbo totaal (groen + overig) n=288) MBO totaal overig excl (groen + groen groen overig) % % % zwak onderwijs 28 10 11 zeer zwak onderwijs 4 2 3 onvoldoende opbrengsten 5 13 12 onvoldoende examenkwaliteit 33 43 42 niet-naleving: onvoldoende kwaliteitsborging 70 51 52 niet-naleving: andere wettelijke vereisten 37 14 15 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Toelichting: in tabel 11.2a was al te zien dat AOC’s ten opzichte van de overige bekostigde MBO instellingen minder goed beoordeeld worden op het gebied van naleving van wettelijke vereisten en onderwijsproces. Dat is ook zichtbaar in het vervolgtoezicht: AOC’s krijgen vaker dan andere instellingen vervolgtoezicht naar aanleiding van niet-naleving van wettelijke vereisten en zwak onderwijs (onderwijsproces onvoldoende en voldoende opbrengsten).
11.4
Opbrengsten van de groene sector
Tabel 11.4a: percentage gediplomeerden naar sector op 1 2009/2010 2010/2011 % N % N zorg & welzijn 77 56262 76 57967 techniek 74 47866 76 49728 economie 72 61927 73 61807 groen 78 10779 79 11605 combinatie 50 5623 55 7070 Total 74 182457 74 188177
okt periode 2009/2010 – 2013/2014 (n=176.452) 2011/2012 2012/2013 2013/2014 % N % N % N 79 57916 83 57830 85 55443 80 50769 81 46384 82 44645 75 60875 77 60849 81 59219 79 11834 82 11483 83 10964 55 6517 56 6277 58 6181 77 187911 79 182823 82 176452
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Meer gediplomeerden in het groene mbo. Al jaren stijgen de rendementen in het mbo, ook in de groene sector. In 2012/2013 verlaat 82 procent van de studenten het groene onderwijs met een diploma; dat is een stijging van 3 procent t.o.v. van het vorige jaar. Het rendement van het groene onderwijs ligt boven het landelijk gemiddelde, maar haar koppositie als sector is zij in 2011/2012 verloren aan Techniek en in 2012/2013 aan Zorg & welzijn.
11.5
Kans op werk en kans op stage
In onderstaande tabellen worden de kans op stage en de kans op werk in het groene MBO vergeleken met overig mbo. Tabel 11.5a Percentage kwalificaties met voldoende kans op stage uitgesplitst naar groen en overig MBO (n=597) maart 2013 maart 2014 maart 2015 % n % n % n groen 85,7 70 85,7 70 85,7 overig 67,2 527 62,0 527 79,7 totaal 69,3 597 64,8 597 80,4 Significant verschil vetgedrukt. Bewerking inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
70 527 597
Toelichting: in 2013 en 2014 was de kans op stage bij ‘groene opleidingen’ significant hoger dan voor opleidingen in de overige sectoren. In de overige sectoren is de kans op stage in 2015 Pagina 67 van 70
significant verbeterd ten opzichte van de twee voorgaande jaren, waardoor het verschil tussen groene opleidingen en overige mbo opleidingen minder groot is. Tabel 11.5b Percentage kwalificaties met voldoende kans op werk, uitgesplitst naar groen en overig MBO (n=605) maart 2013 maart 2014 maart 2015 % n % n % n groen 71,6 67 70,1 67 74,6 overig 70,6 538 69,3 538 74,5 totaal 70,7 605 69,4 605 74,5 Bewerkingen Inspectie van het Onderwijs op data SBB, 2015
Toelichting: Er is geen verschil in de kans op werk tussen groene opleidingen en overige mbo opleidingen.
Pagina 68 van 70
67 538 605
12
Sectorspread middelbaar beroepsonderwijs
Dit hoofdstuk bevat de tabellen die onderliggend zijn aan de sectorspreads. Tabel 12.1 Ontwikkelingen van het aantal studenten in de periode 2010-2014 2010 Aantal studenten mbo
Geïndexeerd Totaal x1.000
2011
2012
2013
2014
100
98,0
96,3
94,1
92,4
519,5
508,9
500,3
488,9
479,8
Bron: OCW, 2015 Tabel 12. 2 Ontwikkeling van het personeelsbestand (fte) in de periode 2010-2014 2010 Personeelsbestand mbo
Geïndexeerd Totaal x1.000
2011
2012
2013
2014
100
96,5
91,4
90,4
92,2
39,6
38,2
36,2
35,8
36,5
Bron: OCW, 2015 Tabel 12.3 Ontwikkeling van het aantal instellingen in de periode 2010-2014 2010 Instellingen mbo
Geïndexeerd Totaal
2011
2012
2013
2014
100
98,6
98,6
98,6
98,6
70
69
69
69
69
Bron: DUO/IvhO, 2015 Tabel 12.4 Ontwikkeling nieuwe instroom van studenten in de periode 2010/2011-2014/2015 2010/2011 Totaal mbo
181.535
2011/2012
2012/2013
173.501
2013/2014
169.489
2014/2015
162.170
152.552
Bron: DUO, 2015 Tabel 12.5 Percentage gediplomeerden naar inschrijfniveau op 1 oktober periode 2009/2010 – 2013/2014 (n=176.452) 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 Niveau 1 56,4 56,2 57,1 60,8 66,4 Niveau 2 61,8 64,9 69,9 71,2 73,7 Niveau 3 77,1 77,8 80,5 82,8 85,3 Niveau 4 82 81,6 83,1 85,4 86,7 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015 Tabel 12.6 Ontwikkeling flexibele personeelsinzet 2010 Ontwikkelingen flexibele personeelsinzet
6,93
2011
2012
7,42
2013
7,63
2014
7,69
8,24
Bron: DUO; Inspectie van het Onderwijs, 2015 Tabel 12.7 Vervolgtoezicht op tekortkomingen bekostigde mbo-opleidingen in 2013, 2014 en 2015 (in percentages, n 2015=95) 2013 2014 2015 16
5
12
5
3
0
Onvoldoende opbrengsten
14
11
12
Onvoldoende examenkwaliteit
51
47
29
Niet-naleving: onvoldoende kwaliteitsborging
72
47
37
Niet-naleving: andere wettelijke vereisten
23
14
9
Zwak onderwijs Zeer zwak onderwijs
* significante verschillen ten opzichte van het voorgaande jaar zijn vetgedrukt Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Pagina 69 van 70
Tabel 12.8 Ontwikkeling besturen onder aangepast financieel toezicht, peildatum 1 augustus Aantal besturen onder aangepast financieel toezicht
2012
2013
2014
2015
6
7
6
3
Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2015
Pagina 70 van 70