studiegids 2013/2014 masterprogramma’s origins of Abrahamic religions religion, conflict and globalisation religion and the public domain concealed knowledge religion and culture geestelijke verzorging
Studiegids Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap 2013-2014
Masterprogramma’s Origins of Abrahamic Religions (60 ECTS) Religion, Conflict and Globalisation (60 ECTS) Religion and the Public Domain (60 ECTS) Concealed Knowledge (60 ECTS) Religion and Culture (120 ECTS) Geestelijke Verzorging (60 ECTS)
Oude Boteringestraat 38 9712 GK Groningen tel.: 050-3638017 fax: 050-3636200 e-mail:
[email protected]
1.
INLEIDING
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
THEOLOGIE EN GODSDIENSTWETENSCHAP IN GRONINGEN Profiel van de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap Opleidingen Onderwijsvisie Kwaliteitszorg rond onderwijs Onderzoek Onderzoeksinstituten
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
OPBOUW EN INDELING VAN DE MASTEROPLEIDINGEN Toegang tot de masteropleidingen Masterlabels en masterprogramma’s Studiepunten en studielast Jaarindeling College- en tentamenrooster Honours College Studeren in het buitenland Deeltijdstudie Voorlichtingsactiviteiten
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 4.12 4.13 4.14 4.15 4.16
ONDERWIJS, TENTAMENS EN EXAMENS Vakkenoverzicht in Ocasys Studiehandleidingen De onderwijsvormen Toetsing en beoordeling Intekening voor colleges Intekening voor tentamens Studieresultaten Studiebegeleiding Ziekte en bijzondere voorzieningen Diploma-uitreiking Judicia De informatievoorziening Nestor Kosten voor studiemateriaal Readers Klachten en opmerkingen
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
MASTER THEOLOGIE EN RELIGIEWETENSCHAPPEN (60 ECTS) Doelstelling en eindkwalificaties van de masteropleiding Verwevenheid van onderwijs en onderzoek Stages Scriptiegroepen Scriptieregeling Kansen en mogelijkheden na de studie
6. 6.1
ORIGINS OF ABRAHAMIC RELIGIONS: TEXTS AND CONTEXTS Toelatingseisen 2
6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
Profiel van het programma Doelstelling en eindkwalificaties van het programma Schematisch overzicht van het programma Kansen en mogelijkheden na de studie Coördinator
7. 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
RELIGION, CONFLICT AND GLOBALISATION Toelatingseisen Profiel van het programma Doelstelling en eindkwalificaties van het programma Schematisch overzicht van het programma Kansen en mogelijkheden na de studie Coördinator
8. 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
RELIGION AND THE PUBLIC DOMAIN Toelatingseisen Profiel van het programma Doelstelling en eindkwalificaties van het programma Schematisch overzicht van het programma Kansen en mogelijkheden na de studie Coördinator
9. 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6
CONCEALED KNOWLEDGE: GNOSTICISM, ESOTERICISM AND MYSTICISM Toelatingseisen Profiel van het programma Doelstelling en eindkwalificaties van het programma Schematisch overzicht van het programma Kansen en mogelijkheden na de studie Coördinator
10. 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6 10.7
GEESTELIJKE VERZORGING Toelatingseisen Profiel van het programma Doelstelling en eindkwalificaties van het programma Schematisch overzicht van het programma-voltijd Schematisch overzicht van het programma-deeltijd Kansen en mogelijkheden na de studie Coördinator
11. 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6 11.7
RESEARCH MASTER THEOLOGY AND RELIGIOUS STUDIES (120 ECTS) Overview Aims Description of study parts Traineeship Supervision Thesis and research proposal Coordinator
3
12. 12.1 12.2 12.3 12.4 12.5 12.6 12.7 12.8 12.9 12.10 12.11 12.12 12.13
FACULTAIRE ORGANISATIE Faculteitsbestuur Faculteitsraad Opleidingsdirecteur en Onderzoeksdirecteur Leerstoelgroepen Graduate School of Theology and Religious Studies Opleidingscommissies Examencommissie Commissie voor de wetenschapsbeoefening − CRS Overige facultaire commissies Faculteitsvereniging Gerardus van der Leeuw Disputen Alumninetwerk Facultaire prijzen
13. 13.1 13.2 13.3 13.4 13.5 13.6 13.7 13.8 13.9 13.10 13.11
WIE, WAT, WAAR Adresgegevens Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap Openingstijden gebouw Samenstelling van het faculteitsbestuur Studieadviseurs en onderwijsadministratie Nestor en College- en tentamenrooster Bibliotheek ICT Wetenschappelijke staf Post docs Tijdelijke docenten Ondersteunend en beheerspersoneel
14.
OMGANGSREGELS
15.
INFORMATIE OVER HET STUDENTENSTATUUT
16. 16.1
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELINGEN 2013-2014 Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen (60 ECTS) Teaching and Examination Regulations Research Master Theology and Religious Studies (120 ECTS)
16.2
17.
REGELS EN RICHTLIJNEN VAN DE EXAMENCOMMISSIE
18.
ADRESSEN CENTRALE INSTANTIES RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN
19.
KALENDER COLLEGEJAAR 2013-2014
4
1. INLEIDING Welkom bij de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap. In deze studiegids vind je de benodigde informatie over het doel en de opbouw van de masteropleidingen Theologie en Religiewetenschappen en Theology and Religious Studies (Religion and Culture). Ook bevat de studiegids algemene informatie over de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap. De vakbeschrijvingen kun je vinden in de onderwijscatalogus Ocasys op de facultaire website: http://www.rug.nl/ocasys/ggw/?lang=en. Het collegeen tentamenrooster is eveneens op de website te vinden: http://www.rug.nl/ggw/education/timetable/(via de mobiele telefoon: http://rooster.rug.nl/). De belangrijkste regelingen van de studie zijn vervat in het Studentenstatuut (zie hoofdstuk 15 en http://www.rug.nl/studenten > regelingen, klachten en medezeggenschap), de Onderwijs- en Examenregeling (OER, zie hoofdstuk 16) en de Regels en Richtlijnen (R&R, zie hoofdstuk 17). Als ingeschreven student word je geacht deze regelingen te kennen en na te volgen. Zij zijn maatgevend en volledig. De navolgende teksten beogen deze regelingen uit te leggen. Hoewel zij met de grootst mogelijke zorgvuldigheid zijn opgesteld, kun je er geen rechten aan ontlenen. Voor extra informatie over allerlei (praktische) zaken kun je terecht bij de onderwijsadministratie. De administratie is te vinden in kamer 004 en geopend op dinsdag tot en met vrijdag tussen 09.00 en 12.00 uur, tel. (050) 363 5568. Voor informatie over je opleiding of voor ondersteuning bij het maken van een studieplanning en het bewaken van de voortgang van je studie, kun je terecht bij de studieadviseurs van de faculteit (
[email protected]). De studieadviseur voert met alle studenten regelmatig studievoortgangsgesprekken en adviseert de examencommissie over individuele verzoeken van studenten. Ook kan de studieadviseur je in bepaalde gevallen doorverwijzen naar andere hulpbiedende instanties. Zie voor de tijden van het inloopspreekuur: http://www.rug.nl/ggw/organization/studiecoordinatoradviseur/. Deze studiegids bestaat momenteel uit deels Nederlandstalige en deels Engelstalige teksten. Meestal is een hoofdstuk of paragraaf in eenzelfde taal geschreven. Een enkele keer bestaat een paragraaf uit zowel Engelstalige als Nederlandstalige alinea’s. Er is ook een volledig Engelstalige studiegids beschikbaar. Deze is op de website te vinden.
5
2. THEOLOGIE EN GODSDIENSTWETENSCHAP IN GRONINGEN 2.1 PROFIEL VAN DE FACULTEIT GODGELEERDHEID EN GODSDIENSTWETENSCHAP De rol van religie in de huidige samenleving is nationaal en internationaal verre van uitgespeeld. In onze complexe samenleving neemt het belang van wetenschappelijke kennis van religie, cultuur en samenleving toe. Er zijn, misschien wel meer dan ooit, specialisten nodig die met kennis van zaken de betekenis en achtergronden kunnen verhelderen van conflicten en meningsverschillen waarin religie een rol speelt. Deskundigen, die weten waar verschillende religies om draaien en dat met feiten en argumenten kunnen onderbouwen. Experts, die de culturele en maatschappelijke dynamiek van religie en religieuze verschijnselen weten te doorgronden. De Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap is binnen de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) hét expertisecentrum op het gebied van religie en cultuur, waar onderwijs en onderzoek op een vanzelfsprekende manier geïntegreerd zijn en waar telkens nieuwe generaties theologen, godsdienstwetenschappers en geestelijk verzorgers worden opgeleid. De focus op de verwevenheid van religie en cultuur is bepalend voor het onderwijs- en onderzoeksprofiel van de Groningse Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap. Religie staat nooit los van een cultuur. En een cultuur is niet goed te begrijpen zonder kennis van religies. Religie en cultuur zijn brede begrippen die vragen om een brede benadering. Aan de Groningse faculteit worden alle vakken gegeven vanuit het perspectief van de wisselwerking tussen religie en cultuur. Daardoor krijg je tijdens je studie een breed beeld van de geschiedenis en betekenis van religie voor mensen, cultuur en maatschappij. De faculteit biedt op masterniveau twee opleidingen aan. De eenjarige masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen en de tweejarige research master Theology and Religious Studies (Religion and Culture). Beide opleidingen richten zich op de verhouding tussen religie en cultuur, zowel in het heden als in het verleden. Je maakt kennis met de dubbele verhouding tussen religie en cultuur. Enerzijds sluit religie aan bij cultuur en is er sprake van culturele inbedding en aanpassing (acculturatie). Anderzijds is er tegelijk een kritische distantie tussen beiden. De verschillende masterprogramma’s hebben hun duidelijk eigen focus binnen dit aandachtsgebied.
2.2 OPLEIDINGEN De faculteit biedt de volgende opleidingen aan: • Bacheloropleiding Theologie • Bacheloropleiding Godsdienstwetenschap • Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen (eenjarige masteropleiding), waaronder de volgende vijf programma’s vallen: - Origins of Abrahamic Religions: Texts and Contexts - Religion, Conflict and Globalisation - Religion and the Public Domain - Concealed Knowledge: Gnosticism, Esotericism and Mysticism - Geestelijke Verzorging • Research master Theology and Religious Studies (tweejarige masteropleiding), waaronder het volgende programma valt: 6
- Religion and Culture • Promotieopleiding Theology and Religious Studies De research master en de promotieopleiding zijn ondergebracht in de Graduate School of Theology and Religious Studies (zie http://www.rug.nl/gradschoolthrs). De faculteit biedt in 2013-2014 twee universitaire minoren aan voor bachelorstudenten van andere faculteiten van de RUG: • Religie in de Moderne Wereld • Bijbel, Kunst en Cultuur 2.3 ONDERWIJSVISIE De facultaire onderwijsvisie sluit in haar ambities nauw aan bij de onderwijsvisie van de RUG. Tegelijkertijd houdt de faculteit in haar onderwijsvisie rekening met een aantal specifieke kenmerken van haar eigen studenten en opleidingen. Zo is kenmerkend voor onze studenten dat zij in het algemeen vanuit een intrinsieke motivatie voor hun opleiding kiezen. De opleidingsprogramma’s binnen de faculteit bestaan uit modules die een scala aan wetenschappelijke disciplines weerspiegelen, die hun eigen eisen stellen. De curricula worden gekenmerkt door kleinschaligheid met veel individuele contacten tussen docenten en studenten. De faculteit zoekt naar een optimaal evenwicht tussen de eisen die vanuit de diverse disciplines die de opleidingen vormgeven, worden gesteld, de wensen van de student en de signalen uit ‘het afnemend veld’ oftewel de arbeidsmarkt. Doelstellingen en eindkwalificaties Uitgangspunt is het streven de student optimaal voor te bereiden op de eisen die na afronding van de studie aan hem of haar gesteld zullen worden. Bij het ontwerpen van de onderwijsprogramma’s van de opleidingen die de faculteit aanbiedt, zijn daarom twee niveaus onderscheiden: doelstellingen en eindkwalificaties. Doelstellingen worden geformuleerd om duidelijk te maken waartoe de betrokken opleiding opleidt. Voor academische opleidingen wordt daarbij niet zozeer aan functies en beroepen gedacht maar aan gebieden waarover je kennis krijgt en met betrekking waartoe je theoretische en praktisch georiënteerde vaardigheden aanleert. De eindkwalificaties geven aan wat de student bij het behalen van het diploma moet weten en kunnen in termen van inhoud en niveau. Daarbij moet niet alleen gedacht worden aan vakkennis, maar ook aan inzicht en vaardigheden. Wat betreft de vaardigheden gaat het zowel om generieke (algemene academische) vaardigheden als om domein(vakgebied)specifieke vaardigheden. Met het oog op de ontwikkeling van de generieke vaardigheden maken de ontwikkeling van een academische attitude, waarbij de nadruk ligt op het kritisch en zelfstandig denken, en het bevorderen van het zelfstandig leren van de student, deel uit van de doelstellingen van de masteropleidingen Theologie en Religiewetenschappen en Theology and Religious Studies (zie verder de hoofdstukken 5 tot en met 11). Verwevenheid van onderwijs en onderzoek Onderwijs dat in alle fasen verweven is met onderzoek vormt het kenmerk van een academische studie. Het behandelen van nieuwe theorieën en onderzoeksresultaten in colleges, het aanleren van onderzoeksvaardigheden en het uitvoeren van onderzoek zorgen voor een student die inzicht heeft, kan analyseren, kritisch is en zelfstandig conclusies kan trekken op basis van gegevens. Je maakt tijdens je masteropleiding niet 7
alleen kennis met verschillende onderzoeksmethoden, maar leert ook zelf een onderzoek op te zetten, uit te werken en daarvan op een wetenschappelijke manier beredeneerd verslag te doen. Passende en activerende onderwijs- en toetsvormen De onderwijs- en toetsvormen zijn gekozen vanuit de doelstelling de eindkwalificaties of leeruitkomsten en competenties zo goed mogelijk te realiseren. Dit betekent dat er veel aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van analytische vaardigheden en de mondelinge en schriftelijke vaardigheden, o.a. door het geven van presentaties en het schrijven van werkstukken. Het aanzetten tot zelfstandig en actief leren vormt in alle gevallen de basis. Het onderwijs aan de faculteit is kortom student-georiënteerd. Daarmee wordt bedoeld dat de student centraal staat in de wijze waarop het onderwijs is opgezet. Toetsing Kwaliteit van onderwijs is onlosmakelijk verbonden met regelmatige en professionele toetsing, die een garantie vormt voor het behalen van het eindniveau en de doelstellingen van studieonderdelen. Daarnaast onderbouwt goede toetsing oordelen over de capaciteiten en daarmee de selectie en advisering van studenten. Het facultaire toetsbeleid is erop gericht dat alle toetsen a. een goed kwaliteitsniveau hebben; b. aansluiten op de beoogde leerdoelen van studieonderdelen; c. op valide wijze genormeerd worden. Kundige en betrokken docenten Goed onderwijs wordt gegeven door bekwame en bevlogen docenten. De faculteit realiseert dit door: 1. het hanteren van een Basis Kwalificatie Onderwijs voor de docenten en het inzetten van gekwalificeerde docenten; 2. continue bijscholing van docenten te faciliteren op gebieden van nieuwe onderwijstechnieken en hulpmiddelen.
2.4 KWALITEITSZORG ROND ONDERWIJS Goed onderwijs wordt niet alleen bepaald door goede programma’s en goede docenten, maar ook door de inzet en motivatie van studenten. Studenten worden door de faculteit niet gezien als afnemers of consumenten van onderwijs, maar als deelnemers aan het leer- en doceerproces. Zonder goed gemotiveerde studenten, die zich goed voorbereiden op colleges en tentamens, kan er geen goed onderwijs worden verzorgd. De faculteit streeft daarom uitdrukkelijk naar een kwaliteitscultuur die is gebaseerd op een optimale inspanning van docenten en studenten, waardoor het inspirerend is om onderwijs te volgen en te verzorgen. Interne kwaliteitszorg De faculteit hecht veel belang aan de kwaliteit van de programma’s die worden aangeboden. Het onderwijs wordt daarom regelmatig geëvalueerd. Dit gebeurt op verschillende niveaus, door verantwoordelijke instanties, door studenten en door docenten. Een centrale rol spelen de evaluaties van studieonderdelen door studenten en docenten. In beginsel wordt elk college jaarlijks geëvalueerd. De uitkomsten worden 8
gebruikt om het onderwijs verder te verbeteren. Naast colleges wordt periodiek ook het gehele onderwijsprogramma aan de hand van de zogenaamde curriculumevaluatie geëvalueerd. Deze curriculumevaluatie richt zich op de samenhang en uitvoering van het programma, maar onderzoekt ook de aansluiting op vorige en volgende programma’s en op de toekomstige arbeidsmarkt van studenten. Een belangrijke instantie bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs is de Opleidingscommissie (OC). Deze commissie bestaat voor de helft uit studenten en voor de helft uit docenten. De OC ziet erop toe dat het onderwijsproces verloopt volgens de Onderwijs- en Examenregeling (OER). Daarnaast bespreekt de OC de vak-, semester- en curriculumevaluaties en rapporteert hierover aan de opleidingsdirecteur, die namens het faculteitsbestuur toezicht houdt op het proces van evaluatie. De evaluatie van onderwijsmodules bevat een vragenlijst voor de deelnemende studenten. Toezending, beantwoording en verwerking van deze vragenlijst(en) verloopt via elektronische weg met behulp van het programma ISEK-WWW. De uitkomsten van de evaluaties kunnen door studenten worden geraadpleegd via de studiehandleidingen. Externe kwaliteitszorg Eens in de zes jaar vindt er ook een externe beoordeling van het facultaire onderwijs plaats. In de afgelopen externe beoordelingsrondes zijn de Groningse opleidingen in de theologie en de godsdienstwetenschap – ook in vergelijkend nationaal perspectief – als goed tot zeer goed beoordeeld. Ook de Elsevier en de Keuzegids Universiteiten waarderen het onderwijs van de faculteit al jaren als bijzonder goed.
2.5 ONDERZOEK De aan de faculteit verbonden wetenschappelijke staf is multidisciplinair en bestaat uit theologen, religiewetenschappers, historici, filosofen, sociologen, antropologen en psychologen. Op onderzoeksgebied geniet de faculteit een uitstekende reputatie, niet alleen in Nederland maar ook internationaal. Bij de internationale beoordelingen van het facultaire onderzoek op het terrein van de theologie en de religiewetenschappen is onze faculteit de afgelopen jaren herhaaldelijk als de beste van Nederland gekwalificeerd. De faculteit onderhoudt veel internationale contacten met buitenlandse universiteiten (o.a Bremen, Marburg, Uppsala, Göttingen, Gent, Princeton en Rice University), waarvan je ook als student kan profiteren. Tijdens je masteropleiding kun je een deel van je studie volgen aan een van de buitenlandse universiteiten met wie de faculteit nauw samenwerkt. Centre for Religious Studies (CRS) Het wetenschappelijk onderzoek van de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap is ondergebracht in het Centre for Religious Studies (CRS). Het CRS bestrijkt een breed en gevarieerd onderzoeksterrein: van de studie van klassieke wereldgodsdiensten tot onderzoek van religieuze ontwikkelingen en normatieve en ethische vraagstellingen in de hedendaagse multiculturele samenleving. Op welke periode of vraagstelling het onderzoek zich ook richt en vanuit welke discipline(s) het wordt aangevat, het CRS bestudeert religie steeds in wisselwerking met culturele en maatschappelijke ontwikkelingen. 9
Het CRS kent drie onderzoeksgroepen die samenvallen met de drie vakgroepen van de faculteit: 1. Jewish, Christian and Islamic Origins http://www.rug.nl/ggw/onderzoek/vakgroepen/JCI 2. Comparitive Study of Religion http://www.rug.nl/research/centre-for-religious-studies/comparative-historical-studyof-religion/ 3. Christianity and the History of Ideas http://www.rug.nl/ggw/onderzoek/vakgroepen/cfc Elke groep werkt aan een eigen meerjarig onderzoeksprogramma. Een aantal speerpunten en aandachtsvelden is ondergebracht in facultaire onderzoeksinstituten: het Qumran Instituut, het Instituut voor Christelijk Cultureel Erfgoed en het Instituut voor Indische Talen en Culturen (zie hoofdstuk 2.6) en in de volgende interdisciplinaire samenwerkingsverbanden: -CRASIS: Culture Religion and Society-Interdisciplinary Studies in Graeco-Roman Antiquity (http://www.rug.nl/research/centre-for-religious-studies/researchinstitutes/crasis/about-crasis) -het Colloquium on Indian Religions (http://www.rug.nl/research/centre-for-religiousstudies/colloquim-indian-religions/) -GIS: the Groningen Islamic Studies Group (http://www.rug.nl/research/centre-forreligious-studies/interdisciplinary-cooperation/gis) Daarnaast werken alle onderzoekers samen in het faculteitsbrede Research Colloquium, waarin vakgroepoverstijgende onderzoeksthema’s verder worden uitgediept. Hiervoor worden geregeld internationaal gerenommeerde gastsprekers uitgenodigd (zie http://www.rug.nl/ggw/onderzoek/interdissamen/religiouschange/).
2.6 ONDERZOEKSINSTITUTEN Instituut voor Christelijk Cultureel Erfgoed (Institute for Christian Cultural Heritage) Het onderzoek van het Instituut voor Christelijk Cultureel Erfgoed (ICCE) richt zich op de rituele, muzikale, ruimtelijke en beeldende verschijningsvormen van het christendom. Het onderzoek naar de christelijke liturgie is vooral gericht op de laatmiddeleeuwse liturgische praktijk en op het vroege Nederlandse protestantisme. Daarbij wordt aandacht geschonken aan historische, theologische en praktische aspecten. Het onderzoek op het gebied van kerkzang en kerkmuziek richt zich in het bijzonder op het Nederlandse kerklied sinds de Reformatie. Een belangrijk onderdeel daarvan vormt de documentatie van liedteksten, muziekdragers, (muziek)boeken en tijdschriften. Het onderzoek van de afdeling kerkbouw en kerkinrichting richt zich op vragen rondom de bouw, de inrichting en het gebruik van kerkgebouwen. Bijzondere aandachtspunten betreffen de liturgische inrichting van middeleeuwse kerkgebouwen, 10
het protestantse kerkinterieur, de herinrichting van kerken en de verhouding tussen kerk en beeldende kunst. Het ICCE bezit een vakspecifieke bibliotheek en een omvangrijke diacollectie die voor studiedoeleinden geraadpleegd kunnen worden. Ook is een omvangrijke fotocollectie beschikbaar, bestaande uit meer dan 65.000 foto’s van kerkgebouwen, met name in Nederland maar ook daarbuiten. Sinds 2007 is deze beeldbank ook digitaal ontsloten via www.kerkeninbeeld.nl. Het ICCE verzorgt de uitgave van het Jaarboek voor Liturgieonderzoek/Yearbook for Ritual and Liturgical Studies en de boekserie Netherlands Studies in Ritual and Liturgy (beide in samenwerking met het Instituut voor Liturgische en Rituele Studies van de Universiteit van Tilburg). Het is mogelijk kerkmuziek of architectuur en iconografie van het christendom te kiezen als specialisatie in het studieprogramma van de master Theologie en Religiewetenschappen. Afdeling liturgie en kerkmuziek: Afdeling kunst en architectuur: Adres: Website:
dr. J.R. Luth (tel. 050-3635578)
[email protected] dr. J.E.A. Kroesen (tel. 050-3634587)
[email protected] Oude Boteringestraat 38 9712 GK Groningen http://www.ivcce.nl
Qumran Instituut Het Groningen Qumran Instituut, in 1961 opgericht door Professor Adam van der Woude, is uniek in Nederland. Het is het enige expertisecentrum waar de bestudering van het vroege jodendom en de Dode Zeerollen centraal staat. Internationaal speelt Groningen een belangrijke rol in het onderzoek naar de Dode Zeerollen en het vroege jodendom. Vanuit het Qumran Instituut worden toonaangevende wetenschappelijke publicaties (tijdschriften en series) geredigeerd. De website voor de International Organization for Qumran Studies (IOQS) wordt ook door het Instituut verzorgd. Onderwijs en onderzoek zijn met elkaar verbonden zodat iets van het specifiek Groningse onderzoeksprofiel is geïntegreerd in de curricula van Theologie en Godsdienstwetenschap. Studenten Theologie en Godsdienstwetenschap raken zo al vroeg in hun opleiding bekend met de studie van Qumran en de Dode Zeerollen. Het Qumran Instituut is het algemene publiek behulpzaam bij het verschaffen van inlichtingen en desgevraagd verzorgen van lezingen over het antieke jodendom in het algemeen en de Dode Zeerollen in het bijzonder. Directeur: Adres: Website:
prof.dr. M. Popović (tel. 050-363 5567)
[email protected] Oude Boteringestraat 38 9712 GK Groningen http://www.rug.nl/qumraninstitute
Institute of Indian Studies Het Instituut voor Indische Talen en Culturen van de Rijksuniversiteit Groningen werd in 1953 opgericht door prof.dr. Jacob Ensink (1921-2005). Ensink bekleedde de leerstoel Sanskrit, die in 1962 werd gevestigd aan de Faculteit der Letteren, tot 1983. Eerder was Sanskrit ondergebracht bij een van de leerstoelen binnen de Faculteit der Letteren. Barend Sijmons (1881) was de eerste die Sanskrit onderwees in Groningen, hij 11
was professor Vergelijkende Taalwetenschap en Germaanse Talen. Van 1889 tot 1903 werd Sanskrit onderwezen door Jacob Samuel Speyer, professor Latijn. Tijdens zijn professoraat in Groningen publiceerde Speyer zijn vertaling van de Jatakamala en zijn beroemde Vedische und Sanskrit Syntax in de Grundriss der Indo-arischen Philologie. In 1996 is door de J. Gonda-Stichting van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) een bijzondere leerstoel gevestigd aan de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap van de Rijksuniversiteit Groningen, met de leeropdracht: de interpretatie van het Hindoeïsme in de Sanskrit-traditie en de Indische Wijsbegeerte. Op deze leerstoel is dr. Hans T. Bakker (1948) benoemd. Hij is in 2013 met emeritaat gegaan. Per 1 september 2013 treedt dr. Stafania Travagnin aan als Rosalind Franklin Fellow Asian Religions.
Adres: Website:
Oude Boteringestraat 38 9712 GK Groningen http://www.rug.nl/india
12
3. OPBOUW EN INDELING VAN DE MASTEROPLEIDINGEN 3.1 TOEGANG TOT DE MASTEROPLEIDINGEN Voor alle masterprogramma’s geldt dat je pas mag beginnen met de opleiding als je aan alle eisen van het bachelordiploma hebt voldaan. Doorstroommasterprogramma’s Met je bachelordiploma Theologie of Godsdienstwetenschap heb je direct toegang tot de volgende masterprogramma’s: - Origins of Abrahamic Religions: Texts and Contexts - Religion, Conflict and Globalisation - Religion and the Public Domain - Concealed Knowledge: Gnosticism, Mysticism and Esotericism Wel dien je als je je voor een van deze programma’s aanmeld een motivatiebrief te schrijven en hierbij een curriculum vitae en overzicht van de in de bacheloropleiding behaalde resultaten te voegen. Nadere informatie over de toelatingsprocedure (inclusief deadlines voor aanmelding) is te vinden op de facultaire website: http://www.rug.nl/education/international-students/application-procedure/ Masterprogramma Geestelijke Verzorging Om met een bachelordiploma Theologie of Godsdienstwetenschap te worden toegelaten tot het masterprogramma Geestelijke Verzorging dien je in je bacheloropleiding de voorbereidende minor Geestelijke Verzorging met succes te hebben afgerond. Nadere informatie hierover is te vinden in hoofdstuk 5.13 en 6.11 van de bachelorstudiegids. Nadere informatie over de toelatingsprocedure (inclusief deadlines voor aanmelding) is te vinden op de facultaire website: http://www.rug.nl/masters/spiritual-care/. Research master Theology and Religious Studies (Religion and Culture) De tweejarige research master is een selectieve master. Hiervoor geldt een aparte toelatingsprocedure. Nadere informatie over deze toelatingsprocedure (inclusief deadline voor aanmelding) is te vinden op de facultaire website: http://www.rug.nl/research/gradschool-theology-and-religiousstudies/master/admissions/. Voor nadere informatie over toelating tot de verschillende masterprogramma’s kun je ook terecht bij de studieadviseurs (
[email protected]).
3.2 MASTERLABELS EN MASTERPROGRAMMA’S Master Theologie en Religiewetenschappen (60 ECTS) Sinds september 2012 biedt de faculteit één eenjarige master Theologie en Religiewetenschappen (60 ECTS) aan. Onder dit zogeheten brede masterlabel hangen vijf interdiscipinaire thematische programma’s die nauw verweven zijn met het onderzoek van de vakgroepen die dit onderwijs aanbieden. Het gaat om de volgende programma’s: - Origins of Abrahamic Religions: Texts and Contexts - Religion, Conflict and Globalisation - Religion and the Public Domain - Concealed Knowledge: Gnosticism, Mysticism and Esotericism 13
- Geestelijke Verzorging De eerste vier programma’s worden in het Engels aangeboden. Zij omvatten drie onderwijsmodules van 10 ECTS, een stage van 10 ECTS en een scriptie van 20 ECTS. In deze programma’s kun je zowel in september als in februari instromen. Geestelijke Verzorging is een Nederlandstalig programma, dat zowel in voltijd als in deeltijd wordt aangeboden. Dit programma bouwt voort op de premaster Geestelijke Verzorging en omvat twee onderwijsmodulen van 5 ECTS, een onderwijsmodule van 10 ECTS, een stage van 20 ECTS en een scriptie van 20 ECTS. Deeltijdstudenten kunnen zowel in september als in februari instromen, voltijdstudenten alleen in september. Nadere informatie over de doelstellingen, eindkwalificaties en opbouw van deze programma’s is te vinden in de hoofdstukken 6, 7, 8, 9 en 10. Tweemaal per jaar, in het voorjaar en het najaar, organiseert de faculteit een voorlichtingsbijeenkomst, Master Your Talent, waar je je kunt oriënteren op de keuze van je masterprogramma. Tijdens dit evenement zal ook voorlichting worden gegeven over de stagemogelijkheden in de masterprogramma’s Religion, Conflict and Globalisation, Religion and the Public Domain, Concealed Knowledge: Gnosticism, Mysticism and Esotericism en Origins of Abrahamic Religions: Texts and Contexts. Research master Theology and Religious Studies (120 ECTS) Onder het nieuwe brede label Theology and Religious Studies (120 ECTS) biedt de faculteit één programma aan, Religion and Culture. Het gaat hier om een masterprogramma waarin het accent ligt op onderzoek en dat daarmee een goede voorbereiding vormt op de promotieopleiding en de voorbereiding op de doctorsgraad. Het programma biedt naast drie verplichte core modules veel ruimte voor eigen specialisatie. Nadere informatie over de doelstellingen, eindkwalificaties en opbouw van dit programma is te vinden in hoofdstuk 11. Tijdens de in het voor- en najaar door de faculteit georganiseerde voorlichtingsbijeenkomsten van Master Your Talent komt ook het programma van de research master uitvoerig aan bod.
3.3 STUDIEPUNTENSYSTEEM EN STUDIELAST Bij ieder vak in Ocasys is het aantal studiepunten vermeld in ECTS. Die afkorting staat voor European Credit Transfer and Accumulation System, een Europees systeem voor de overdracht en accumulatie van studiebelastingspunten. Dit systeem is vanaf 1989 ontwikkeld in het kader van het Erasmusprogramma voor studentenmobiliteit door de Europese Commissie, in nauwe samenwerking met de academische wereld waaronder de Rijksuniversiteit Groningen. Het Europees Systeem voor de overdracht en de accumulatie van studiebelastingpunten is een systeem dat de student centraal stelt en dat gebaseerd is op de werkbelasting voor de student om de doelstellingen van een bepaald programma te bereiken. Die doelstellingen zijn bij voorkeur gespecificeerd in eindkwalificaties of leeruitkomsten. ECTS is gebaseerd op de afspraak dat 60 punten overeenstemmen met de studiebelasting van een voltijdse student tijdens één academisch jaar. De studiebelasting voor de student van een voltijds studieprogramma bedraagt in Europa in de meeste 14
gevallen 1500-1800 uren per jaar. In die gevallen stemt één punt overeen met 25 tot 30 werkuren. In Nederland en dus ook in Groningen wordt het ECTS-studiepunten systeem zowel als accumulatiesysteem als als overdrachtssysteem gehanteerd. De toepassing van ECTS is bij wet geregeld. In de wet is vastgelegd dat 42 studieweken van 40 uren, dat is een studiejaar, overeenkomen met een studielast van 60 ECTS-studiepunten. Dit betekent dat 1 ECTS-studiepunt gelijk staat aan 28 uren werk. Een universitair bachelorprogramma heeft een lengte van 3 jaren voltijdse studie, hetgeen gelijk staat aan 180 ECTS-studiepunten. Studielast is de tijd die wordt besteed aan het bijwonen van colleges (contacturen) en aan de voorbereiding en verwerking van de collegestof (o.a. het lezen van de literatuur, maken van opdrachten, schrijven van een werkstuk, voorbereiden van een presentatie). Ook de voorbereidingstijd op het tentamen valt onder de studielast. Voor de studiebelasting van voor colleges en tentamens te bestuderen literatuur geldt de volgende verdeelsleutel: 1 studiebelastingsuur = 5 à 7 pagina's literatuur (afhankelijk van de moeilijkheidsgraad), exclusief de literatuur behandeld in de colleges. Studiepunten worden pas uitgekeerd als een studieonderdeel met voldoende resultaat is afgerond, dus pas nadat het benodigde werk is voltooid en de beoogde leerdoelen zijn gerealiseerd.
3.4 JAARINDELING Het academisch jaar is opgedeeld in twee semesters, die beide 21 weken omvatten. Het eerste semester begint in september en duurt tot begin februari. Het tweede semester start begin februari en loopt door tot begin juli. Elk semester omvat twee blokken, met aansluitend twee tentamenweken. In tentamenweken worden geen colleges gegeven. Binnen elk blok is verder nog een collegevrije week opgenomen, dit is in blok 2, 3 en 4 de vijfde week van het betreffende blok. In deze week zijn de herkansingen van de voorafgaande tentamenperiode gepland. Er worden dan in principe geen colleges gegeven. De herkansingen van eventuele tentamens van mastervakken uit blok 4 vinden plaats in week 27 en 28 (30 juni t/m 11 juli). Voor de masterscripties zijn van tevoren deadlines vastgelegd voor de eerste versie. Zie hiervoor de studiehandleiding van de thesis seminar. De deadline voor de tweede versie wordt vastgesteld in onderling overleg tussen hoofdbegeleider, tweede begeleider en student. Het studiejaar 2013-2014 begint op 2 september 2013. 1e semester: week 36 (2 september 2013) t/m week 5 (31 januari 2014) openingscollege: woensdag 4 september 2013 om 14.00 uur tentamenweken blok 1: week 44 en 45 (28 oktober t/m 18 november ) herkansingen blok 1: week 50 (9 t/m 13 december) tentamenweken blok 2: week 4 en 5 (20 januari t/m 31 januari)
15
2e semester: week 6 (3 februari 2014) t/m week 28 (11 juli 2014) herkansingen blok 2: week 10 (3 t/m 7 maart) tentamenweken blok 3: week 14 en 15 (31 maart t/m 11 april) herkansingen blok 3: week 20 (12 t/m 16 mei) tentamenweken blok 4: week 24 en 25 (9 juni t/m 20 juni) herkansingen blok 4 (tentamens): week 27 en 28 (30 juni t/m 11 juli) Onderwijsvrij in 2013-2014 • Kerstperiode: 23 december 2013 t/m 5 januari 2014 • Goede Vrijdag: 18 april 2014 • Tweede Paasdag: 21 april 2014 • Koningsdag: 27 april 2014 • Bevrijdingsdag 5 mei 2014 • Hemelvaartsdag: 29 mei 2014 • Tweede Pinksterdag: 9 juni 2014 • zomervakantie: week 29 (14 juli 2014) t/m week 35 (29 augustus 2014) Een volledig overzicht van de indeling van het studiejaar 2013-2014 is te vinden in hoofdstuk 19. Op grond van het Studentenstatuut wordt van elke student verwacht dat hij of zij tussen de eerste en de laatste geroosterde dag van het collegejaar (2 september 2013 – 27 juni 2014) beschikbaar is voor onderwijsactiviteiten. Op deze dagen kunnen activiteiten worden geroosterd waaraan deelname verplicht is.
3.5 COLLEGE- EN TENTAMENROOSTER Het college- en tentamenrooster van de opleiding is te vinden op de facultaire website (http://www.rug.nl/ggw/education/timetable/) en is ook op je mobiele telefoon te raadplegen via http://rooster.rug.nl/. De programmering van studieonderdelen zoals vermeld in deze studiegids kan in de loop van het jaar gewijzigd worden. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de roostering van een vak. Ook kan het gebeuren dat door het aantal inschrijvingen voor een vak de zaal op het laatst moment moet worden gewijzigd. Je dient daarom tijdens het studiejaar de informatie op de website en op Nestor regelmatig te controleren op eventuele roosterwijzigingen. Aan eventuele fouten in de cursus- en tentamenroostering kunnen geen rechten worden ontleend.
3.6 HONOURS COLLEGE De RUG kent een universiteitsbreed Honours College, dat talentvolle en gemotiveerde studenten uitdaagt tot verdere verbreding en verdieping. Dat doen ze door het volgen van een extra (honours)programma van 15 ECTS naast hun reguliere masteropleiding van 60 of 120 studiepunten. Het Master Honours programma heeft als thema: 'Leadership: making the difference'. Het programma heeft een interdisciplinair karakter. Het is echter geen (management) cursus in leiderschap. In het Master Honours Programma maak je wel kennis met verschillende theorieën en modellen rond 16
leiderschap. En je wordt gestimuleerd jouw leiderschapscompetenties verder te ontwikkelen. Het programma bestaat uit vier ‘masterclasses’, een ‘leadership lab’ en een ‘masterwork’. Daarnaast is er aandacht voor je persoonlijke ontwikkeling. Je kunt naar een plaats in het Master Honours programma solliciteren. Informatie hierover is te vinden op de website van het Honours College: http://www.rug.nl/honours/masterprogramme. Facultair coördinator voor het Master Honours programma is mw.dr. M. van Dijk. (
[email protected]).
3.7 STUDEREN IN HET BUITENLAND Studeren in het buitenland is een verrijking van de opleiding en bevordert je academische en persoonlijke ontwikkeling. De opleiding biedt je de mogelijkheid om in je masterprogramma aan een buitenlandse universiteit te studeren. Om dit binnen een eenjarig programma te realiseren is een zeer tijdige oriëntatie noodzakelijk. Dankzij afspraken met universiteiten binnen en buiten Europa, is studeren in het buitenland een aantrekkelijke en steeds gemakkelijker te realiseren optie geworden. Wel is het noodzakelijk dat je een eventueel verblijf in het buitenland tijdig plant, vaak één jaar van te voren! Vooraf moet je duidelijke afspraken maken over de studieonderdelen die je in het buitenland wilt volgen en daarvoor toestemming vragen aan de examencommissie. Anders loop je de kans dat met succes afgeronde studieonderdelen aan een buitenlandse universiteit en de daaraan verbonden studiepunten niet worden erkend voor je diploma. Bij voorkeur dient dat te gebeuren voordat die studieonderdelen daadwerkelijk worden gevolgd om teleurstellingen achteraf (en daarmee ongewenste studievertraging) te voorkomen. Je moet tevens rekening houden met strakke deadlines voor aanmelding en het aanvragen van een beurs! Om alles soepel te laten verlopen, staan de stappen die je moet doorlopen voordat je afreist naar je buitenlandse bestemming, beschreven op de facultaire website onder ‘Studeren in het buitenland’, zie http://www.rug.nl/ggw/education/studyingabroad/. Op deze webpagina wordt beschreven waar je zoal naar toe kunt, welke formulieren ingevuld moeten worden, hoe je je studieverblijf in het buitenland bekostigt en wat je doet bij ontstane studievertraging. Ook vind je hier informatie over praktische zaken zoals kamer(onder)verhuur, visa, verzekeringen, studiefinanciering, ervaringen van anderen en tips. Mocht je daarna nog vragen hebben, neem dan contact op via
[email protected] met mw.drs. M.I.H. Vrijens.
3.8 DEELTIJDSTUDIE De masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen kan formeel in deeltijd worden gevolgd. Je doet dan in de regel twee keer zo lang over je studie. Voor het masterprogramma Geestelijke Verzorging worden de vakken op een vaste dag in de week, dinsdag, geroosterd. Voor de Engelstalige masterprogramma’s wordt echter geen aparte deeltijdroostering aangeboden. Wil je een van de Engelstalige 17
masterprogramma’s in deeltijd gaan studeren, dan kun je het beste tijdig contact opnemen met de studieadviseur, mw. drs. T.M.L. de Boer of dhr. K. van den Ende MA (bereikbaar via:
[email protected]). Zij kunnen nadere informatie over de roostering en eventuele extra voorzieningen verschaffen.
3.9 VOORLICHTINGSACTIVITEITEN Tijdens het studiejaar worden er verschillende voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd. Hieronder vind je een overzicht van de standaard voorlichtingsevenementen. Deze richten zich onder meer op het verstrekken van nadere informatie over de keuzemogelijkheden in je masteropleiding, maar er is ook aandacht voor de oriëntatie op de arbeidsmarkt. Evenement
Periode
Bekendmaking
Stage Honours College voorlichting
september november/maart
Studeren in het buitenland Arbeidsmarktvoorlichting
Variabel tweemaal per jaar (semester 1 en semester 2) november en april
Uitnodiging via e-mail en posters Uitnodiging via brief Aankondiging via posters Aankondiging via e-mail Aankondiging via e-mail en posters Aankondiging via e-mail, posters en website
Mastervoorlichting (‘Master Your Talent’)
18
4. ONDERWIJS, TENTAMENS EN EXAMENS 4.1 VAKKENOVERZICHT IN OCASYS De beschrijvingen van de studieonderdelen uit de Masteropleidingen Theologie en Religiewetenschappen en Theology and Religious Studies (Religion and Culture) kun je vinden in de onderwijscatalogus op de facultaire website http://www.rug.nl/ocasys/ggw/?lang=en. In Ocasys is voor ieder vak vermeld wat de doelstellingen van het betreffende vak zijn en is tevens een korte omschrijving te vinden van de vakinhoud. Verder vind je hier nadere informatie over de onderwijs- en toetsvormen. De doelstellingen van de modulen zijn afgeleid van de eindkwalificaties van de masteropleidingen. De onderwijs- en toetsvormen zijn op hun beurt weer afgeleid van de doelstellingen van het betreffende vak. Indien voor een bepaald vak een aanwezigheidsplicht geldt, is dat in Ocasys vermeld. Afkortingen bacheloropleidingen en universitaire minoren in Ocasys
Ma GV Ma GV-dlt PreMa GV RM Religion and Culture Ba TH-vlt Ba TH-vlt (incl. Grieks) Ba TH-dlt Ba TH-dlt (incl. Grieks) Ba GW Mi TH RMW Mi TH BKC
Masterprogramma Geestelijke Verzorging - voltijd Masterprogramma Geestelijke Verzorging - deeltijd Premaster Geestelijke Verzorging Research masterprogramma Religion and Culture Bachelor Theologie - voltijd Bachelor Theologie - voltijd, incl. Grieks Bachelor Theologie - deeltijd Bachelor Theologie - deeltijd incl. Grieks Bachelor Godsdienstwetenschap Minor Religie in de Moderne Wereld Minor Bijbel, Kunst en Cultuur
4.2 STUDIEHANDLEIDINGEN In de studiehandleiding van iedere module vind je nadere informatie over de doelstellingen, onderwijsinhoud, werkvormen, toetsvormen en de tentamenstof. Hierin is ook een weekrooster opgenomen, waarin precies is aangegeven wat je voor ieder college dient voor te bereiden en wanneer eventuele opdrachten of werkstukken ingeleverd dienen te zijn. De studiehandleiding is te vinden in de Nestorruimte van de betreffende module.
4.3 DE ONDERWIJSVORMEN De studieonderdelen worden aangeboden in een van de volgende vormen: Cursussen: Hoorcolleges en andere activiteiten met een vastgestelde aanvang en duur. De te bestuderen literatuur wordt van tevoren bekendgemaakt. Practica: Praktische oefening, training of een andere vorm van oefening met een vastgestelde aanvang en duur. Volledige deelname (100% aanwezigheid) aan de activiteiten en opdrachten is verplicht. Werkcolleges, voortgangstoetsen en opdrachten kunnen deel uitmaken van het practicum. Masterscriptie: Een beredeneerd verslag van een afgerond wetenschappelijk onderzoek. Elk studieonderdeel wordt eenmaal per jaar aangeboden. De omvang in ECTS is van tevoren vastgesteld. 19
4.4 TOETSING EN BEOORDELING Voor elk studieonderdeel dat je volgt, krijg je in de regel een cijfer. De toetsing en beoordeling kunnen op verschillende manieren plaatsvinden. In de masteropleiding vindt toetsing vooral plaats door het schrijven en presenteren van een werkstuk of het houden van een voordracht (referaat). Soms vindt een mondeling tentamen plaats. Tot de tentamenstof behoort zowel de te bestuderen literatuur als de collegestof, tenzij een docent hierover anders beslist. Voor mondelinge en schriftelijke tentamens geldt dat er één tentamengelegenheid per jaar is. De herkansingsgelegenheid vindt plaats zo’n vijf tot zes weken na de eerste tentamengelegenheid. Voor mastervakken die aan het eind van het tweede semester getentamineerd worden, vindt de herkansing plaats in juli. Het kan voorkomen dat een tentamen dat bij de eerste gelegenheid schriftelijk is afgenomen, in de herkansing mondeling plaatsvindt. Modules met herkenbare onderdelen zijn met voldoende resultaat afgerond als het (gemiddelde) eindcijfer een (afgeronde) zes of hoger is. Van deze modules dienen alleen de onderdelen te worden herkanst die beoordeeld zijn met een cijfer lager dan een vijf. In de Onderwijs- en Examenregeling staat vermeld welke modules dit betreft. Modules die met voldoende resultaat zijn afgerond, kunnen niet worden herkanst. Eenmaal behaalde tentamens hebben een geldigheid van zes jaar, tenzij dit in de Onderwijs- en Examenregeling anders is geregeld. Om de studielast goed te kunnen spreiden over het jaar is het belangrijk dat je tentamens direct bij de eerste gelegenheid aflegt en haalt, omdat je anders in de loop van het (tweede) semester met zowel hertentamens als reguliere tentamens te maken krijgt. Ook loop je het risico om een belangrijk deel van de zomervakantie te moeten opgeven om de herkansing(en) voor te bereiden. Voor papers of werkstukken geldt de deadline die de betreffende docent in de studiehandleiding heeft vastgelegd of die via de Nestorruimte voor het betreffende studieonderdeel wordt meegedeeld. Het is belangrijk voor het verloop van het college en voor je eigen studievoortgang dat je je aan de gestelde deadlines houdt. Veelal zullen werkstukken tijdens de (werk)collegeperiode worden gepresenteerd. Voor docenten geldt een maximale nakijktermijn van tien werkdagen voor tentamens en vijftien werkdagen voor werkstukken. Dat betekent dus dat zij vanaf de dag nadat een tentamen is gemaakt of waarop een werkstuk moest worden ingeleverd maximaal tien respectievelijk vijftien werkdagen hebben om het tentamen of werkstuk na te kijken en de behaalde resultaten door te geven aan de onderwijsadministratie. Daarna duurt het nog maximaal drie dagen tot de resultaten in ProgRESS-WWW te zien zijn. Het gemaakte tentamen ligt ter inzage bij de onderwijsadministratie. Indien je het tentamen wilt nabespreken, dien je een afspraak te maken met de docent of coördinator van de betreffende module.
4.5 INTEKENING VOOR COLLEGES 20
Via ProgRESS-WWW moet je je aanmelden voor de colleges die je wilt volgen. Je kunt ProgRESS-WWW vinden via een icoontje op het bureaublad van een computer van de universiteit of via het URL: http://progresswww.nl/rug. De inlognaam is het studentnummer, het wachtwoord krijg je thuisgestuurd zodra je je voor je opleiding aan de RUG hebt ingeschreven (zie ook hoofdstuk 13.7). Via de uitgebreide Help-functie in ProgRESS-WWW kun je een antwoord te vinden op de meeste vragen. De aanmeldingstermijn voor colleges sluit voor het eerste semester op 20 augustus en voor het tweede semester op 15 januari van het betreffende studiejaar. De verplichting tot intekening geldt voor het eerste semester niet voor die masterstudenten, die nog geen account hebben op het moment dat de inschrijving sluit. Deze intekening verzorgt de onderwijsadministratie. Als je je wil aanmelden voor colleges bij andere faculteiten, dan moet je dat doen in de intekenperiode van de betreffende faculteit. Deze kan afwijken van de periode op onze faculteit. Informeer daar tijdig naar bij de betreffende faculteit.
4.6 INTEKENING VOOR TENTAMENS Voordat je kunt deelnemen aan een tentamen of hertentamen, dien je je hiervoor in te tekenen. Deze intekening is verplicht op grond van het Studentenstatuut. Onderstaande tekst is informatief. De juridisch bindende tekst staat in de Regels & Richtlijnen van de Examencommissie (zie hoofdstuk 17). De intekening voor tentamens gaat via ProgRESS-WWW. Dit is voor alle studenten, dus ook voor de deeltijdstudenten, verplicht en geldt voor alle tentamens die je in de masteropleidingen Theologie en Religiewetenschappen of Theology and Religious Studies (Religion and Culture) wilt afleggen. De intekenperiode sluit één week voor het begin van de betreffende tentamenperiode. Studenten die vergeten zijn zich in te tekenen voor een tentamen kunnen zich nog tot één werkdag voor het tentamen tegen betaling intekenen (zie Onderwijs- en Examenregeling). Je meldt je aan voor een tentamen in ProgRESS-WWW via de module ‘intekenen’. De onderdelen waarvoor je je kunt intekenen zijn ondergebracht in het menu links in het scherm. Kies eerst de faculteit en klik vervolgens net zo lang totdat het juiste onderdeel gevonden is. Klik vervolgens op ‘meld aan’. Aan de rechterkant van het scherm zijn de onderdelen te zien waarvoor je je hebt aangemeld. Om je voor een tentamen af te melden, klik je op ‘meld af’. Afmelden voor schriftelijke tentamens kan tot 24 uur van tevoren. Afmelden van mondelinge tentamens kan tot 48 uur van tevoren. Via de uitgebreide Help-functie in ProgRESS-WWW kun je het antwoord vinden op de meeste vragen.
21
4.7 STUDIERESULTATEN In de module ‘resultaten’ van ProgRESS-WWW kun je een persoonlijk overzicht krijgen van de studieresultaten die je hebt behaald. Deze lijst van resultaten is op verschillende manieren te rangschikken (door te klikken op een van de driehoekjes boven de gegevens) en het overzicht kan ook worden geprint. Mocht je je hebben ingeschreven voor meer opleidingen, dan moet je er rekening mee houden dat in verschillende overzichten waarin hetzelfde vak voorkomt, de bijbehorende studiepunten worden meegeteld. Bij het optellen van de punten over alle overzichten kan het dus zijn dat het totale aantal studiepunten te hoog is.
4.8 STUDIEBEGELEIDING Studeren met succes kost tijd en inspanning. Het kan gebeuren dat je op een gegeven moment twijfelt over je eigen kunnen of dat je tegen problemen aanloopt bij de planning van het studeren of dat je door niet-studiegerelateerde problemen vertraging oploopt. In zo’n geval is het raadzaam om contact op te nemen met de studieadviseurs. Zij kunnen je informatie geven over de opleiding, je helpen bij de planning en het bewaken van de voortgang van je studie, maar ook op vertrouwelijke basis advies geven bij studieproblemen en/of problemen van persoonlijke aard. Indien nodig kunnen zij studenten doorverwijzen naar andere hulpbiedende instanties. In sommige gevallen kan een beroep worden gedaan op het Profileringsfonds van de RUG, als je door aantoonbare overmacht studievertraging oploopt. Een voorwaarde hiervoor is dat je je binnen vier weken na het optreden van de overmachtomstandigheden meldt bij de studieadviseurs.
4.9 ZIEKTE EN BIJZONDERE VOORZIENINGEN Als je door ziekte of andere omstandigheden noodgedwongen voor kortere of langere tijd niet aan de colleges en/of tentamens kunt deelnemen, moet je de studieadviseur of de onderwijsadministratie zo spoedig mogelijk hiervan op de hoogte stellen. Bovendien moet je de docenten bij wie je colleges met aanwezigheidsplicht volgt, persoonlijk over de absentie informeren. Wanneer je verwacht dat je studievertraging meer dan vier weken zal duren, dan dien je dit onmiddellijk te melden aan de studieadviseur, omdat je dan wellicht in aanmerking kunt komen voor financiële ondersteuning uit het Profileringsfonds. Wanneer de studievertraging langer dan drie maanden bedraagt of gaat bedragen, moet je zelf een afspraak maken met een studentendecaan van het Studenten Service Centrum voor een vervolgmelding. Zie voor meer informatie het studentenstatuut van de RUG (hoofdstuk 15). Studenten die te maken hebben met een lichamelijke functiebeperking, langdurige psychische klachten of dyslexie kunnen aanspraak maken op bijzondere voorzieningen voor het volgen van onderwijs en het afleggen van tentamens. Als er zaken zijn die binnen de opleiding geregeld moeten worden, is het verstandig contact op te nemen met de studieadviseur. Doe dit zo snel mogelijk, omdat er misschien maatregelen moeten worden getroffen die enige tijd vragen. Voor niet-opleidingsspecifieke problemen, zoals bijv. financiële kwesties of andere zaken die niet bij de opleiding horen, kun je je wenden tot een van de studentendecanen van het Studenten Service Centrum. Het adres van het Studenten Service Centrum is te vinden in hoofdstuk 18. 22
Voor studenten die last (dreigen te) krijgen van RSI is een uitgebreide voorlichtingsbrochure beschikbaar, te verkrijgen bij de IT Servicedesk en de arbocoördinator van de faculteit. Daarnaast kun je cursussen en programma’s downloaden van internet (http://www.rsi.pagina.nl). De RUG stelt voor elke student een CD-rom beschikbaar met informatie over het voorkomen van RSI.
4.10 DIPLOMA-UITREIKING De masteropleiding wordt afgesloten met een examen. Je krijgt je masterdiploma als aan alle voorwaarden die de opleiding aan dit getuigschrift stelt, is voldaan. Daarvoor moet je alle onderdelen met een voldoende hebben afgesloten, je masterscriptie met een voldoende hebben afgerond en deze met succes hebben verdedigd tijdens het masterexamen. Nadere informatie over de aanvraagprocedure van de masterbul is te vinden via MyUniversity: http://www.rug.nl/ggw/onderwijszaken/afstuderen. De datum van het masterexamen stel je vast in overleg met je hoofdbegeleider, je tweede beoordelaar en de onderwijsadministratie. Er zijn geen speciale data gereserveerd voor het afleggen van het masterexamen. Nadat de uitslag van het examen is vastgesteld en het diploma is uitgereikt, ben je gerechtigd de titel ‘Master of Arts (MA)’ te voeren. Je voert deze titel door het plaatsen van de afkorting achter je naam: A.B. Achternaam MA.
4.11 JUDICIA Voor het masterexamen worden onderstaande judicia gehanteerd: a) ‘Cum laude’: het cijfer voor de masterscriptie is ten minste 8,0 én het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is groter dan of gelijk aan 8,0. b) ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de masterscriptie is ten minste 9,0 én het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is groter dan of gelijk aan 9,0. Zie voor de exacte voorwaarden de Onderwijs- en Examenregeling van de masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen en de Teaching and Examination Regulations Research Master Theology and Religious Studies (hoofdstuk 16). Voor studenten die vóór 1 september 2010 met de opleiding zijn begonnen, blijft de judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2010.
4.12 DE INFORMATIEVOORZIENING De opleiding communiceert met haar studenten via verschillende media. Deze zijn: • e-mail: het account dat door de RUG aan elke student is toegekend; • brieven: naar het adres dat bij de RUG via Studielink bekend is; • Nestor: de elektronische leeromgeving: http://nestor.rug.nl; • Universiteitskrant (UK), met name in de mededelingenrubrieken; • ProgRESS-WWW: het aanmeldingssysteem voor cursussen en tentamens.
23
Om te zorgen dat je geen belangrijke informatie mist, is het erg belangrijk dat je deze media regelmatig raadpleegt. Gebruik het officiële e-mailaccount van de RUG of link dit door naar een privé-account. Log regelmatig in op Nestor zodat mededelingen bij cursussen je bereiken. Houd ook je postadres actueel en informeer de faculteit over eventuele adreswijzigingen: via de post verstuurt de RUG bijvoorbeeld brieven met het bindend studieadvies. Je bent zelf verantwoordelijk voor je bereikbaarheid. De UK (Universiteitskrant) verschijnt wekelijks uitsluitend digitaal via My University, via de app ‘UK’ of via www.ukrant.nl
4.13 NESTOR Een belangrijke ICT-toepassing voor studenten is de elektronische leeromgeving van de RUG, Nestor, die door veel docenten wordt gebruikt als ondersteuning van hun onderwijs: http://nestor.rug.nl. Via Nestor is het mogelijk leerstof op te halen, individuele opgaven en groepsopdrachten te maken. Ook kun je hier studiehandleidingen downloaden, discussiëren met je mede-studenten en docent, gegevens uitwisselen en nog veel meer. Om toegang te krijgen tot de onderwijsruimtes op Nestor moet je je voor de betreffende onderwijsmodulen hebben ingetekend in ProgRESS-WWW. Inloggen op Nestor doe je met behulp van je universitaire computeraccount (zie hiervoor hoofdstuk 13.7).
4.14 KOSTEN VOOR STUDIEMATERIAAL In het onderstaande overzicht van de studiekosten per opleiding en studiefase is alleen uitgegaan van de verplichte literatuur. Van de te gebruiken handboeken is de prijs vermeld bij de cursusbeschrijving in Ocasys. Omdat van een aantal uitgaven (bijvoorbeeld readers) de prijs pas na het verschijnen van deze gids bekend wordt, kunnen de werkelijke studiekosten iets hoger of lager uitvallen. Opleiding Master (60 EC) incl. premaster (60 EC) Master (60 EC) Master Honoursprogramma (15 EC)
Plafondbedrag € 1400
MA GV € 734
MA THRS
€ 700 € 175
De RUG kent een prijsbeleid studiekosten. Deze regeling is in het leven geroepen om de studiekosten te beheersen, zodat studenten per jaar niet meer dan een vastgesteld bedrag (het zgn. plafondbedrag) kwijt zijn aan studiemateriaal en studiebenodigdheden. Het plafondbedrag voor 2013-2014 bedraagt € 700,- per studiejaar. Voor keuzevakken geldt een richtlijn van € 11,76 per ECTS. De faculteit streeft ernaar de kosten beneden dit bedrag te houden. Soms is echter niet te voorkomen dat de studiekosten hoger uitvallen dan het plafondbedrag. In dat geval kan de helft van het bedrag dat men kwijt is, bij de faculteit worden teruggevraagd of is er een andere regeling getroffen. In het geval dat je geld bij de faculteit terugvraagt, moet je wel betalingsbewijzen kunnen overleggen. Informatie over het prijsbeleid studiekosten is ook te vinden via http://www.rug.nl/ hoezithet/, bij de studieadviseurs of bij het Studenten Service Centrum van de RUG.
24
4.15 READERS Schrijf je je via ProgRESS-WWW in voor een college waarvoor een reader wordt gebruikt, dan ben je verplicht deze reader ook daadwerkelijk af te nemen!
4.16 KLACHTEN EN OPMERKINGEN Het is mogelijk dat je opmerkingen of klachten hebt over de uitvoering en/of de inhoud van het onderwijs. Hiermee ga je in eerste instantie naar de docent die het onderwijs verzorgt. Voor problemen over de inrichting van het onderwijsprogramma kun je terecht bij de studiecoördinator en bij de opleidingscommissie. Bij de opleidingsdirecteur kun je terecht voor klachten over de wijze waarop het onderwijs wordt verzorgd. Wanneer je denkt dat er fouten zijn gemaakt bij de toepassing van regels in de Onderwijs- en Examenregeling, kun je je richten tot de examencommissie. Wordt er geen bevredigende oplossing gevonden, dan kun je je wenden tot het Centraal Loket Rechtsbescherming Studenten (zie ook het Studentenstatuut in hoofdstuk 15). Bij deze instantie kun je ook terecht als je bezwaar wilt aantekenen tegen het uitgebrachte bindend studieadvies. Klachten van algemenere aard dienen te worden ingediend via het klachtenfomulier op: http://www.rug.nl/studenten/ > regelingen, klachten en medezeggenschap Studenten hebben verder het collectief recht van beklag. Dat betekent dat zij schriftelijk een klacht kunnen indienen bij het faculteitsbestuur als de universiteit niet of niet volledig, dan wel in onvoldoende mate haar verplichtingen nakomt en studenten daardoor hun studie niet ongestoord kunnen vervolgen. Het collectief recht van beklag kan worden uitgeoefend door studenten van dezelfde opleiding die gezamenlijk ten minste 10 procent vormen van alle bij die opleiding ingeschreven studenten.
25
5. MASTER THEOLOGIE EN RELIGIEWETENSCHAPPEN (60 ECTS)
5.1 DOELSTELLING EN EINDKWALIFICATIES VAN DE MASTEROPLEIDING 5.1.1 DOELSTELLINGEN De Master Theologie en Religiewetenschappen heeft als doel de bestudering van religie als cultureel verschijnsel en de wisselwerking tussen religie en andere culturele factoren, zowel in het heden als in het verleden. Enerzijds vloeit de vorm die religie aanneemt vaak voort uit de culturele context waarin zij zich bevindt, anderzijds kan zij zich er ook met kritische distantie toe verhouden. Tegen deze achtergrond hebben de verschillende masterprogramma’s hun eigen duidelijke focus, met soms een sterker accent op het verleden en soms op de hedendaagse situatie. In alle programma’s komt de hernieuwde ‘zichtbaarheid’ van religie in de moderne maatschappij aan de orde. De opleiding kenmerkt zich door een open en kritische benadering. Je wordt uitgedaagd om de in de hedendaagse cultuur aanwezige spanning tussen wetenschap en religie te thematiseren en de gevolgen daarvan voor jezelf en anderen te doordenken. De Master Theologie en Religiewetenschappen heeft als doel je in staat te stellen de kennis, het inzicht, de vaardigheden en attitudes te verwerven die nodig zijn om na het behalen van het masterdiploma a. onder begeleiding wetenschappelijk onderzoek te verrichten op het terrein van de theologie en religiewetenschappen en dat onderzoek tijdig af te ronden met een promotie; b. je wetenschappelijke kennis relevant te maken in een maatschappelijke betrekking, waarvoor een academische opleiding vereist, dan wel wenselijk is en waarvoor kennis van de theologie en religiewetenschappen noodzakelijk, dan wel nuttig, is. De opleiding biedt een wetenschappelijke basis voor functies in diverse beroepssectoren of beroepsgebieden namelijk: a. beleid, waarbij te denken valt aan functies bij overheidsinstanties, bedrijven, media, culturele instellingen, onderwijsinstellingen, maatschappelijke organisaties/NGO’s en de diplomatieke dienst; b. cultuur, educatie en communicatie, waarbij te denken valt aan educatieve functies in musea, de journalistiek, uitgeverijen, de reisbranche, het onderwijs; c. geestelijke verzorging, bijvoorbeeld in een zorginstelling of als vrijgevestigd geestelijk verzorger; d. wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de theologie en religiewetenschappen en aanverwante velden.
5.1.2 EINDKWALIFICATIES VAN DE MASTEROPLEIDING Na de masteropleiding beschik je over de volgende eindkwalificaties op het gebied van kennis, vaardigheden en attitude: Kennis Afgestudeerden • beschikken over gespecialiseerde vakkennis en theoretisch inzicht op een deelgebied van Theologie en Religiewetenschappen op een zodanig niveau, dat zij zich zelfstandig verder kunnen ontwikkelen in de door hen gekozen 26
(inter)disciplinaire specialisatie. Zij zijn in staat om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Vaardigheden Afgestudeerden • beschikken over de vaardigheid om een correct, beargumenteerd en kritisch verslag, mondeling dan wel schriftelijk, te doen van de stand van zaken betreffende onderwerpen op het terrein van de theologie en/of religiewetenschap en uit deze bevindingen op verantwoorde wijze conclusies te trekken; • zijn in staat om op een zelfstandige en wetenschappelijke wijze diverse bronnen en/of empirische gegevens en relevante literatuur te verzamelen, te analyseren en te beoordelen om daarmee een bijdrage te leveren aan wetenschappelijke debatten en maatschappelijke vraagstukken; • de vaardigheid om een wetenschappelijke verhandeling te schrijven, die gebaseerd is op eigen bronnenonderzoek of empirisch onderzoek en/of literatuuronderzoek, aan de hand van een zelfstandig geformuleerde probleemstelling; • zijn in staat tot wetenschappelijk onderbouwde reflectie op religie binnen een cultuurwetenschappelijk paradigma en op de actuele situatie van religieuze gemeenschappen en individuen in hun historische en hedendaagse context; • zijn in staat verworven kennis toe te passen op complexe vraagstukken op het gebied van religie en maatschappij; • zijn in staat vakmatige inzichten, voor theologie en religiestudies relevante concepten en contexten, en de resultaten van (eigen) wetenschappelijk onderzoek mondeling en schriftelijk te vertalen naar een breed publiek van specialisten en niet-specialisten; • beschikken over het vermogen om de eigen werkzaamheden te organiseren, zowel individueel als in teamverband. Zij kunnen de werkzaamheden, mede op basis van feedback van anderen, evalueren en verbeteren, lacunes in de eigen deskundigheid signaleren en hierin met behulp van gerichte zoekacties voorzien. Zij maken weloverwogen keuzes voor hun loopbaan; • beschikken over het vermogen om de opgedane kennis en vaardigheden toe te passen in een vervolgopleiding of in een maatschappelijke betrekking waarvoor een academische opleiding vereist, dan wel wenselijk is en waarvoor verdiepte kennis en inzicht op het terrein van religie, cultuur en samenleving noodzakelijk, dan wel nuttig is. Academische attitude Studenten • beschikken over een academische attitude die blijk geeft van zelfstandigheid, creativiteit, kritisch-reflexief vermogen en wetenschappelijke integriteit; • zijn bereid en beschikken over het vermogen om bij wetenschappelijke oordeelsvorming over en analyse van complexe vraagstukken op het eigen vakgebied historische, methodische, maatschappelijke en ethische belangen af te wegen; • kunnen kritisch reflecteren op de historische, sociale en culturele betekenis van religieuze tradities en attitudes ten opzichte van religie. 27
5.2 VERWEVENHEID VAN ONDERWIJS EN ONDERZOEK Verschillende masterprogramma’s zijn in het onderwijs nauw verweven met onderzoek dat door de verschillende vakgroepen van de faculteit wordt verricht. The programme Origins of Abrahamic Religions benefits directly from the research carried out within the Jewish, Christian and Islamic Origins department. Both teaching and research focus on the formative stages of Judaism, Christianity and Islam, and more specifically on their dynamic interrelationship in the context of ancient Near Eastern, Graeco-Roman and Late Antique Cultures. The programme also benefits from the research carried out at the Qumran Institute. The MA programme Religion, Conflict and Globalisation benefits directly from the department of Comparative Study of Religion. In this department, religion is addressed in all its forms and appearances. Combining historical, cultural and socio-scientific perspectives on religion as a human phenomenon, the research and teaching in this department provide a unique contribution to a solid analysis of the dynamics of globalization and religion in its societal context. The programme Religion and the Public Domain benefits directly from the department of Christianity and the History of Ideas. Both teaching and research focus on concepts, ideas, practices and mentalities that are fundamental to an analysis of the public role of religion in our Western society. The department has particular strengths in the history of ancient and modern philosophy, and in the cultural history of Christianity from the medieval period right through to our age. This programme also benefits from affiliation with two highly respected research centres - the Institute for Christian Cultural Heritage and the Centre for Religion, Conflict and the Public Domain. The expertise of three Faculty departments is combined in the Master’s programme Concealed Knowledge: Gnosticism, Esotericism and Mysticism. All course units are characterized by an approach that is well established in Groningen: an awareness of (a) the historical dimension that reaches back to Antiquity; (b) the fact that religion in the West is pluralistic (including Judaism, Christianity and Islam, but also pagan and other religious options); and (c) that the notion of ‘Western’ must be critically examined in terms of postcolonial debate and processes of globalization. Het masterprogramma Geestelijke Verzorging is gerelateerd aan het onderwijs en het onderzoek van de leerstoelgroep Godsdienstpsychologie en Geestelijke Verzorging.
5.3 STAGES Onderdeel van de masterprogramma’s van de eenjarige master Theologie en Religiewetenschappen is een stage (10 ECTS). Via die praktijkervaring kun je een indruk krijgen van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt en je kunt je oriënteren op het soort werk of het soort organisatie dat bij je past. Stages zorgen er ook voor dat bedrijven en instellingen kennismaken met studenten van de opleiding Theologie en Religiewetenschappen, en dus met de specifieke combinatie van kennis en vaardigheden die zij zich hebben eigen gemaakt. Bovendien helpt stagelopen je een netwerk op te bouwen in het veld, en het pad te effenen naar op je opleiding aansluitend werk. Daarom 28
is het facultair beleid dat je zelf je stage zoekt. Let op: het zoeken van een stageplaats kost veel tijd. Het is daarom belangrijk dat je direct bij de start van het jaar de voorlichtingsbijeenkomst over stages bijwoont. De ervaring leert dat meer dan 40% van de stagiairs in aansluiting op de stage een baan krijgt aangeboden. Voor de faculteit zijn stages ook belangrijk. Het biedt de mogelijkheid om de opleidingen te toetsen aan de hand van de praktijken waarin studenten na hun afstuderen terecht kunnen komen. De faculteit kan door middel van stages ook de relevantie van de opleidingen laten zien. Daarom wil de faculteit stages graag goed organiseren en evalueren. De begeleiding van de stage is in handen van een praktijkbegeleider bij de stagegevende organisatie enerzijds en bij een docent van je opleiding anderzijds. De formele organisatie (voorlichting, registratie en evaluatie) is per september 2012 neergelegd bij het Stagebureau van de Faculteit Letteren (zie www.rug.nl/let/stagebureau). Binnen het programma Geestelijke Verzorging zijn er afspraken met vaste stageverleners en valt de formele organisatie onder de leerstoelgroep Godsdienstpsychologie en Geestelijke Verzorging.
29
5.4 THESIS SEMINAR EN METHODOLOGY CLINICS Voor de studenten die van plan zijn hun masterscriptie te gaan schrijven, worden scriptiegroepen (Thesis Seminars) georganiseerd. Per masterprogramma kan een eigen werkwijze worden gehanteerd, maar in het algemeen is deze als volgt. De scriptiegroepen komen vanaf halverwege het eerste semester elke twee tot drie weken bijeen. During the seminar meetings, students will discuss and practice specific aspects of the writing, planning and researching process involved in producing a thesis on a master level. Through peer-review, each student will benefit from regular feedback. Apart from the seminar meetings, students will be offered a choice of methodology clinics to discuss and practice the use of specific methodologies such as interviewing, observation, discourse analysis and statistical analysis. Each student must follow two of these clinics. Part of the requirements is that students hand in a plan for their thesis and a first draft on pre-arranged dates. Participation in the Thesis Seminar is compulsory for all students who intend to write their Master’s thesis.
5.5 SCRIPTIEREGELING Omvang van de scriptie
Voor het behalen van het masterexamen dien je binnen je specialisatie een scriptie te schrijven. De omvang van de scriptiewerkzaamheden bedraagt 20 ECTS. Je kunt een grotere omvang van werkzaamheden dan 20 ECTS niet in mindering brengen op andere onderdelen binnen het masterprogramma van 60 ECTS. De omvang van de scriptie bedraagt maximaal circa 30.000 woorden; 12 punts lettergrootte; regelafstand 1,5 en linker kantlijn op 4,5 cm exclusief eventuele bijlagen, d.w.z. gedeelten die normaal gesproken niet tot het bestand van de scriptie behoren. Forum Scriptorium
Forum Scriptorium is de naam van een Nestorruimte waarin je alle relevante informatie kunt vinden die je nodig hebt bij het begin van de scriptie (scriptiereglement, scriptiecontract). Ook andere relevante documenten als tips voor het schrijfproces, richtlijnen met betrekking tot plagiaat, etc. zijn hierin opgenomen. Begeleiding en eindverantwoordelijkheid
Het vervaardigen van de (master)scriptie vindt plaats onder de eindverantwoordelijkheid van een hoofdvakdocent, die tevens de eerste begeleider is. Hiernaast dien je, in overleg met de eerste begeleider, een meelezer te zoeken, die deskundig is op het terrein van de scriptie of op een specifiek deelgebied hieruit. De meelezer dient als docent aan een universiteit te zijn aangesteld, tenzij de examencommissie op verzoek van de student toestemming verleent om hierop een uitzondering te maken. De mate waarin de meelezer betrokken is bij de begeleiding wordt bepaald in onderling overleg tussen jou, de begeleider en de meelezer. Scriptie-opzet en afspraken met betrekking tot de begeleiding
Vóór de aanvang van de scriptiewerkzaamheden worden er een scriptie-opzet en afspraken met betrekking tot de begeleiding vastgesteld. De procedure hiervoor is als volgt:
30
1. Oriëntatiefase Vóór de werkelijke start van de scriptiewerkzaamheden dien je met de begeleider een of meerdere oriënterende gesprekken te houden over de haalbaarheid van jouw plannen. Je voegt een kort verslag van het/de oriëntatiegesprek(ken) bij de scriptie-opzet. De begeleider bepaalt in hoeverre de literatuur, die speciaal met het oog op deze oriëntatie is bestudeerd, meetelt binnen de 20 ECTS voor de scriptie. 2. Scriptie-opzet* De scriptie-opzet dient te worden goedgekeurd door de begeleider en de meelezer en bevat de volgende elementen: 1. omschrijving van het onderwerp en de probleemstelling van de scriptie; 2. globale aanduiding van het te verwachten resultaat van de scriptie 3. voorlopige indeling van de hoofdstukken 4. fasering van de werkzaamheden 5. als bijlagen: - lijst van literatuur die is geraadpleegd bij de oriëntatie en het schrijven van de eerste opzet; - globale lijst van literatuur die gebruikt zal worden bij de scriptie. 3. Begeleidingsafspraken* Hiernaast worden er afspraken gemaakt met betrekking tot de begeleiding. Deze afspraken bevatten: 1. een streefdatum voor afronding van de scriptie; 2. streefdata voor de verschillende onderdelen/hoofdstukken; 3. afspraken voor frequentie van begeleidingsgesprekken. De afspraken met betrekking tot de begeleiding worden in onderling overleg tussen de begeleider en jou gemaakt en worden bekrachtigd in de vorm van een formulier begeleidingsafspraken*, waarin de afspraken door beiden voor akkoord worden ondertekend. Eventuele wijzigingen daarin worden ook weer in onderling overleg aangebracht. Indien de afspraken door hetzij de docent, hetzij jou, herhaaldelijk niet worden nagekomen, kunnen na overleg met de meelezer en de studiecoördinator de afspraken ongedaan worden gemaakt. Gedurende de begeleiding dienen er minimaal drie gesprekken plaats te vinden tussen de begeleider en jou. Het origineel van de scriptie-opzet en het formulier begeleidingsafspraken wordt bewaard in jouw dossier op de onderwijsadministratie. Kopieën ervan zijn in het bezit van jou, de begeleider, de meelezer en de studiecoördinator. In geval van ingrijpende wijzigingen in de scriptie-opzet en/of de begeleidingsafspraken worden deze opnieuw door alle hierboven genoemde betrokkenen vastgesteld. * Voor het schriftelijk vastleggen van de scriptie-opzet en de begeleidingsafspraken zijn formulieren verkrijgbaar op de onderwijsadministratie of via de Nestorruimte van Forum Scriptorium onder Scriptieafspraken.
31
Inleveren van de definitieve versie van de scriptie
Van de eindversie van de scriptie dient voor elk lid van de betrokken examencommissie én voor de bibliotheek van de faculteit een papieren exemplaar te worden ingeleverd. De digitale versie van deze scriptie moet je inleveren via de Nestorruimte Forum Scriptorium onder de knop “Inleveren scriptie” én bij de bibliotheek (e-mail:
[email protected]). Bemiddeling bij geschillen
Indien er tijdens de begeleiding problemen ontstaan tussen de betrokkenen, kun je in overleg met de studiecoördinator een bemiddelaar inschakelen, die voor beide partijen acceptabel is. Voor geschillen aangaande de becijfering kun je gebruikmaken van de gebruikelijke beroepsprocedure ex. artikel 7.61 WHW. Eindtermen en beoordelingscriteria Masterscriptie Eindtermen:
Na afronding van de masterscriptie (20 ECTS) ben je in staat zelfstandig een wetenschappelijke verhandeling te schrijven, die gebaseerd is op door jou verricht bronnen-, empirisch en/of literatuuronderzoek en die uitgaat van een zelf gekozen probleemstelling. Beoordelingscriteria
De beoordeling van de scriptie vindt plaats aan de hand van een beoordelingsformulier, waarin onderstaande criteria zijn opgenomen. 1. Algemeen - de scriptie heeft voldoende kritisch-wetenschappelijk niveau 2. Inhoud * Probleemstelling: - er is een heldere probleemstelling - de probleemstelling bakent het te onderzoeken terrein duidelijk af - er zijn adequate deelvragen geformuleerd - inbedding in vakgebied: - expliciete vermelding van de werkwijze en methodische verantwoording daarvan - indien van toepassing: vermelding van theorie en eerder onderzoek op het terrein van de probleemstelling - indien van toepassing: aantoonbare integratie van empirisch of bronnenmateriaal en theoretisch materiaal - op de juiste wijze gebruiken van bronnen/literatuur/interviews/observaties * -
Eigen inbreng: verklaring van de gehanteerde begrippen opbouw van de argumentatie positionering t.o.v. de gebruikte wetenschappelijke literatuur en discussie er is een creatieve/originele inbreng: - bij de analyse van het eigen onderzoeksmateriaal/corpus - bij de toepassing van theoretische concepten op het eigen onderzoeksmateriaal/corpus 32
* -
Gebruik literatuur: er is een correcte inhoudelijke weergave van de gebruikte literatuur de gebruikte literatuur is relevant voor de probleemstelling er is een correcte manier van literatuurverwijzen/citeren/weergave van bibliografie
3. Compositie * Gehele masterscriptie: - er is een goede verhouding tussen probleemstelling, middendeel en einddeel van de tekst - er is een goede/adequate indeling in hoofdstukken - er is een adequate inleiding/ de conclusies sluiten aan bij de probleemstelling/ overgangen, in- en uitleidingen passen in de tekst * Hoofdstukopbouw: - inleiding, overgangen in paragrafen/alinea’s, conclusie
4. Verzorging * Stijl: - levendigheid; beknoptheid; consequentie - adequaat wetenschappelijk taalgebruik * -
Afwerking: de masterscriptie heeft een informatieve titel de grammatica en de spelling van de tekst zijn correct de tekstlengte is overeenkomstig de criteria voor de scriptie de lay-out is verzorgd
5. Zelfstandigheid - er is blijk gegeven van een zelfstandige werkwijze - er is blijk gegeven van het op constructieve wijze kunnen hanteren van commentaar en feedback op concepten van (gedeelten van) de scriptie 6. Planning - afspraken m.b.t. het aanleveren van conceptgedeelten en bespreking daarvan zijn nagekomen - de scriptie is binnen de geplande termijn afgerond 7. Verdediging - de scriptie is adequaat verdedigd in een openbare zitting van de examencommissie Het cijfer voor de scriptie wordt vastgesteld na afloop van de verdediging van de scriptie in een openbare zitting van de examencommissie.
33
5.6 KANSEN EN MOGELIJKHEDEN NA DE STUDIE Afgestudeerden beschikken over voldoende kennis en vaardigheden om de academische beroepen of functies te kunnen vervullen waarvoor het betreffende masterprogramma opleidt. Hierbij kan je denken aan functies van eerstegraads bevoegd leraar, geestelijk verzorger, consulent op het gebied van religie, of wetenschappelijk onderzoeker. Daarnaast kun je denken aan andere academische beroepen, waarin duurzame kennisontwikkeling, -verwerving of -verwerking, bereidheid om nieuw en/of onontgonnen terrein te betreden en het dragen van verantwoordelijkheid samengaan op bijvoorbeeld het terrein van beleid, cultuur, educatie, en communicatie. Hierbij valt te denken aan functies bij overheidsinstanties, bedrijven, media, culturele instellingen, maatschappelijke organisaties/NGO en de diplomatieke dienst. Informatie over de specifiekere kansen en mogelijkheden na afronding van de verschillende masterprogramma’s vind je in de hoofdstukken 6.5, 7.5, 8.5, 9.5 en 10.6.
34
6. ORIGINS OF ABRAHAMIC RELIGIONS: TEXTS AND CONTEXTS 6.1 TOELATINGSEISEN Met een bachelordiploma Theologie/Godgeleerdheid of Godsdienstwetenschap/ Religiestudies heb je toegang tot het masterprogramma Origins of Abrahamic Religions: Texts and Contexts. Je kunt ook worden toegelaten met een universitair bachelordiploma Geesteswetenschappen, Letteren, Filosofie of Sociale Wetenschappen (Sociologie, Culturele Antropologie, Psychologie). Wel dien je als je je voor een van deze programma’s aanmeldt een motivatiebrief te schrijven en hierbij een curriculum vitae en overzicht van de in de bacheloropleiding behaalde resultaten te voegen. Nadere informatie over de toelatingsprocedure (inclusief deadlines voor aanmelding) is te vinden op de facultaire website: http://www.rug.nl/education/international-students/application-procedure/. Als je een andere vooropleiding hebt, moet je eerst een schakelprogramma volgen. Bij de studieadviseurs (
[email protected]) kun je meer informatie daarover krijgen. 6.2 PROFIEL VAN HET PROGRAMMA In contemporary discourse about religion, many people base their claims on particular perspectives on the origins and sacred texts of Judaism, Christianity and Islam. To be able to assess modern claims and views, a thorough grounding in these traditions and an understanding of their origins is necessary. As a contested concept, the term Abrahamic Religions challenges us to consider what is shared, different or contested between the various expressions of Jewish, Christian and Islamic traditions and the interactions between their adherents in different contexts in the ancient world. In this internationally unique degree programme you will learn about these pluriform traditions and contexts in their formative periods. Do the sacred texts of Jews, Christians and Muslims have common traditions, or do the differences outweigh the commonalities? Is their history one of peaceful interaction or one of conflict? From what historical and cultural contexts did their traditions emerge, how were their texts formed, and why does this matter? How were sacred texts produced and transmitted? How did they transform and survive in shifting historical and cultural contexts? You will gain indepth knowledge of the separate traditions and communities, analyse these in a comparative framework and gain a new understanding of their origins and interaction. 6.3 DOELSTELLING EN EINDKWALIFICATIES VAN HET PROGRAMMA Naast de algemene eindkwalificaties die je met het afronden van de masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen verwerft (zie hoofdstuk 5.1), beschik je na afronding van dit masterprogramma over de volgende specifieke eindkwalificaties: • Knowledge of and insight in the emergence of the so-called Abrahamic religions Judaism, Christianity and Islam within their specific historical and cultural contexts; • Knowledge of and insight in contemporary discourses that are related to the MA programme’s theme; • Skills to analyse various historical sources (literary and documentary texts, iconography, epigraphy, archaeology) relevant to the origins of the so-called Abrahamic traditions; • Skills to analyse from a multidisciplinary and comparative perspective what is shared, different or contested between these traditions. 35
6.4 SCHEMATISCH OVERZICHT VAN HET PROGRAMMA Het masterprogramma Origins of Abrahamic Religions: Texts and Contexts is volgens onderstaand schema geprogrammeerd. Master’s programme Origins of Abrahamic Religions: Texts and Contexts year: 1 sem coursename I Revealed Knowledge: Sacred Texts in Judaism, Christianity and Islam I Jews, Christians and Muslims in the Ancient Mediterranean II Texts and Terror: Violence, Power and Politics I/II Placement I/II Master thesis (incl. thesis seminar) I/II Methodology Clinics *C = Compulsory O = Optional
vakcode THMRKE10
EC CO/O* 10 CO
THMJCME10
10 CO
THMTTE10
10 CO
THMSTAGE10 10 CO THMTHRSS20 20 CO THMMC CO
6.5 KANSEN EN MOGELIJKHEDEN NA DE STUDIE The historical perspective taken in this programme will enable you to gain an understanding of contemporary issues such as acculturation; the use of Jewish, Christian and Islamic traditions and their sacred texts in politics and society; and religious violence. The current debate often refers to perceived historical realities. An understanding of the historical context is essential when assessing such debates and thus contributes to a better understanding of sustainable society. Trained academics in this field are almost non-existent, and there is a great need to address the issues above through teaching. Consulting & Policy. You are able to provide well-founded advice on interreligious issues and multicultural society. You can use this expertise in an advisory position at cultural organizations, in companies or in the public sector. Your knowledge makes you suited to policy-making positions in this field. Media & Journalism. The current debate often refers to perceived historical realities. Your expertise in the formative periods of Judaism, Christianity and Islam enables you to ask critical questions concerning modern-day claims about these religious traditions. You can use your knowledge and skills as an editor at a publishing company, broadcasting company, newspaper or news and current affairs magazine. You could also work as a freelancer. Education. Once you have completed this Master’s programme you will have enough knowledge of the subject to become a secondary school teacher in the subject of Religious Studies and Philosophy or Social Studies. You could also opt for a position in higher vocational education, for example teaching Theology at a university of applied sciences. As you also need didactic skills as a teacher, it is advisable to do a Master’s in Education after you have completed your regular Master’s programme. Academia. If, during your studies, you come to the conclusion that you would like to stay in academia, you can choose to apply for a place in the Research Master after your regular Master’s programme. If you are admitted, you can complete this two-year 36
programme in one year. The Research Master is a good stepping stone towards a PhD position or a research post at a national or international knowledge institute. See also the website http://www.rug.nl/masters/religion-and-culture-research/ 6.6 COORDINATOR Coordinator of the Master’s programme Origins of Abrahamic Religions: Texts and Contexts is prof.dr. M. Popović (
[email protected]).
37
7. RELIGION, CONFLICT AND GLOBALISATION 7.1 TOELATINGSEISEN Met een bachelordiploma Theologie/Godgeleerdheid of Godsdienstwetenschap/ Religiestudies heb je toegang tot het masterprogramma Religion, Conflict and Globalisation. Je kunt ook worden toegelaten met een universitair bachelordiploma Geesteswetenschappen, Letteren, Filosofie of Sociale Wetenschappen (Sociologie, Culturele Antropologie, Psychologie). Wel dien je als je je voor een van deze programma’s aanmeldt een motivatiebrief te schrijven en hierbij een curriculum vitae en overzicht van de in de bacheloropleiding behaalde resultaten te voegen. Nadere informatie over de toelatingsprocedure (inclusief deadlines voor aanmelding) is te vinden op de facultaire website: http://www.rug.nl/education/international-students/application-procedure/.
Als je een andere vooropleiding hebt moet je eerst een schakelprogramma volgen. Bij de studieadviseurs (
[email protected]) kun je meer informatie daarover krijgen. 7.2 PROFIEL VAN HET PROGRAMMA Why has religion become such an important issue in recent years? How does globalization affect local religious traditions? Why does religious fundamentalism seem to be rising? How do religious identities impact the integration of newcomers? When does religion become violent and when can it contribute to peace-building? In the Master’s programme Religion, Conflict and Globalisation you will study these and other issues in depth in three thematic courses, a placement, and a year-long thesis seminar in which we address the pivotal role of religion in the present day dynamics of globalization. You study how increased flows of information & ideas, technologies & products, and people around the globe affect religious views and practices. In many of the world’s current conflicts, religion is a key factor that is often understood poorly, whether as a cause for conflict, an excuse or a force for peacebuilding. Furthermore, religion and globalization interact in multiple ways. The impact of satellite tv on broadening people’s outlook cannot be overestimated. Access to new media reduces people’s dependency on local religious authorities and allows them to ‘shop around’ for religious views and practices. This results in the growth of transnational religious movements and the differentiation of religious authority. Religiosity takes on new forms through new & hybrid forms of consumerism that appear as a result of the spread of technologies and products all over the world. While conspicuous consumerism may meet with criticism on religious grounds in some instances, in other situations we see an increase of religious consumption, as in religious tourism to sacred sites. Lastly, globalization is characterized by an increased flow of people. Migration goes hand in hand with new senses of belonging and symbols to express or contest them. Meanwhile. former colonial relations continue to inform the accommodation of citizens of different religious backgrounds in national ideologies and structures. Globalization, then, is a multi-faceted and multidirectional phenomenon. Whatever form it may take, its effects are not uniform. While opening up new vistas, globalizing forces can also be destabilizing; creating opportunities for some but hampering those of others, 38
and widening the gap between elites and disadvantaged groups in society. Religion often becomes a rallying point for protesting or acting on the individual and collective uncertainties that are thus produced. 7.3 DOELSTELLING EN EINDKWALIFICATIES VAN HET PROGRAMMA Naast de algemene eindkwalificaties die je met het afronden van de masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen verwerft (zie hoofdstuk 5.1), beschik je na afronding van dit masterprogramma over de volgende specifieke eindkwalificaties: • Knowledge and understanding of the pivotal role of religion in the dynamics of globalization that shape present-day societies; • Knowledge and understanding of the relationship between religion, conflict and peace-building; • Insight into religion as a globalizing force; • Skills in analysing political, social, psychological and cultural dimensions of the consequences of globalization for religious practices and identities; • Skills in analysing religious movements and organizations as globalizing forces that provide meaning and identity; • Skills to analyse the potential of religion to provide meaning and identity in a globalizing world. 7.4 SCHEMATISCH OVERZICHT VAN HET PROGRAMMA Het masterprogramma Religion, Conflict and Globalisation is volgens onderstaand schema geprogrammeerd. Master’s programme Religion, Conflict and Globalisation year: 1 sem Vaknaam I Global Dynamics and Local Religious Systems I Fundamentalism and Religious Violence II Migration, Culture, and Religious Identity I/II Placement I/II Master thesis (incl. thesis seminar) I/II Methodology Clinics *C = Compulsory O = Optional
vakcode THMGDE10
EC CO/O* 10 CO
THMFRVE10
10 CO
THMMCE10
10 CO
THMSTAGE10 10 CO THMTHRSS20 20 CO THMMC CO
7.5 KANSEN EN MOGELIJKHEDEN NA DE STUDIE In this Master’s programme you research the role of religion in current processes of globalization and localization. You learn to analyse national and international conflicts and to show how they are interwoven with religious interests and opinions. You will also gain an understanding of the different ways in which both migrants and ‘stay-athomes ’ call on religion to establish a role for themselves in a fast-changing world. You can make use of the knowledge and skills you acquire on this programme in different sectors. 39
Consulting & Policy. In a globalizing world, national and international conflicts are farreaching. There is a need for experts who can explain and help solving these conflicts. With your degree, you can advise or write policy documents on different subjects, such as, developmental assistance or multicultural society. You could work for the government, in business or at an NGO. More specifically, this could mean working for the think-tank of a political party, for the Netherlands Institute for Social Research or for the Netherlands Institute of International Relations Clingendael. Media & Journalism. Religion is in the news every day, often in a negative way: from terrorism to integration issues. With your expertise in the field of religion and conflict, you can intensify the debate in society and, where necessary, add some nuance to the picture. You can put your knowledge into practice as an editor at a publishing company, a broadcasting company, a newspaper or a current affairs magazine. Education. You will have enough knowledge of the subject to teach Religious Studies and Philosophy or Social Studies in secondary education. You could also opt for a position in higher vocational education. As you also need didactic skills as a teacher, it is advisable to do a Master’s in Education after you have completed your regular Master’s programme. Academia. If, during your studies, you reach the conclusion that you would like to stay in academia, you can choose to apply for a place in the Research Master after your regular Master’s programme. If you are admitted, you can complete this two-year programme in one year. The Research Master is a good stepping stone towards a PhD position or a research post at a national or international knowledge institute. http://www.rug.nl/masters/religion-and-culture-research/ 7.6 COORDINATOR Coordinator of the Master’s programme Religion, Conflict and Globalisation is dr. K.E. Knibbe (
[email protected]).
40
8. RELIGION AND THE PUBLIC DOMAIN 8.1 TOELATINGSEISEN Met een bachelordiploma Theologie/Godgeleerdheid of Godsdienstwetenschap/ Religiestudies heb je toegang tot het masterprogramma Religion and the Public Domain. Je kunt ook worden toegelaten met een universitair bachelordiploma Geesteswetenschappen, Letteren, Filosofie of Sociale Wetenschappen (Sociologie, Culturele Antropologie, Psychologie). Wel dien je als je je voor een van deze programma’s aanmeldt een motivatiebrief te schrijven en hierbij een curriculum vitae en overzicht van de in de bacheloropleiding behaalde resultaten te voegen. Nadere informatie over de toelatingsprocedure (inclusief deadlines voor aanmelding) is te vinden op de facultaire website: http://www.rug.nl/education/international-students/application-procedure/. Als je een andere vooropleiding hebt moet je eerst een schakelprogramma volgen. De studieadviseurs (
[email protected]) kunnen je hierover meer informatie verschaffen. 8.2 PROFIEL VAN HET PROGRAMMA Is the West really as secular as we think? Equip yourself to understand how the world we live in is shaped by religion through our unique programme, combining cultural history, politics & philosophy. Religion not only manifests itself in traditional churches or in Christian rituals; crucial ideas such as human rights, liberty and democracy were stimulated and shaped by Christianity. Even the very concept of secularity stems from Christian theology. In this Master's degree programme, you will acquire knowledge of the pivotal role of religion in the Western world. You will combine cultural, historical and philosophical approaches to analyse this role. At the end of this one-year programme, you will know how to deal with tensions and opportunities concerning the presence of religion in the public domain.
8.3 DOELSTELLING EN EINDKWALIFICATIES VAN HET PROGRAMMA Naast de algemene eindkwalificaties die je met het afronden van de masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen verwerft (zie hoofdstuk 5.1), beschik je na afronding van het masterprogramma Religion and the Public Domain over de volgende eindkwalificaties: • A critical awareness of the intricacies of the relationships between religion and culture in Western society; • Skills in analysing the role of religion in contemporary society and culture and trace the historical backgrounds to contemporary constellations; • More specifically, the above-mentioned critical awareness and analytical abilities are manifest with respect to the following areas: (1) the intersections of religion, politics and the public domain, (2) contemporary manifestations of the Christian cultural heritage (visual and material culture, ritual and practice), (3) the role of religion in the history of ideas and (4) the history of Christian spirituality;
41
• •
Knowledge of the conceptual frameworks to analyse debates on the role of religion in contemporary Western society and its history; Research skills and methodologies relevant to theorizing the role of religion in contemporary Western society and its history.
8.4 SCHEMATISCH OVERZICHT VAN HET PROGRAMMA Het masterprogramma Religion and the Public Domain is volgens onderstaand schema geprogrammeerd.
Master’s programme Religion and the Public Domain year: 1 sem Vaknaam I The Invention of the Secular I Christian Cultural Heritage 1 II Christian Cultural Heritage 2 II Theorizing Religion in the Public Domain I/II Placement I/II Master thesis (incl. thesis seminar) I/II Methodology Clinics *C = Compulsory O = Optional
vakcode THMISE10 THMCCH1E5 THMCCH2E5 THMTRPDE10
EC 10 5 5 10
THMSTAGE10 10 THMTHRSS20 20 THMMC
CO/O* CO CO CO CO CO CO CO
8.5 KANSEN EN MOGELIJKHEDEN NA DE STUDIE Once you have completed the MA programme in Religion and the Public Domain you will have a good understanding of the role of religion in Western societies. You will be able to analyse at an academic level the ways in which religion has shaped our contemporary society and how to deal with tensions and opportunities that arise concerning the presence of religion in the public domain. You can make use of the knowledge and skill that you acquire on this programme in different sectors: Consulting & Policy. Your knowledge about the position of religion in the public domain enables you to advise upon or write policy documents on a number of different subjects ranging from multicultural society to the conservation of religious heritage. You could find a job with central government but also at organizations and foundations in the cultural sector. This could be, for example, the Museum Catharijneconvent in Utrecht or the Stichting(Foundation) Oude Groninger Kerken. Media & Journalism. A number of publishers have shown renewed interest in religion and society. With your knowledge and skills, you can make an expert contribution to publications in this field. You could also use your expertise as an editor at a broadcasting company, newspaper or current affairs magazine. Education. Once you have completed this Master’s programme, you will have sufficient knowledge of the subject to be able to teach Religious Studies or Social Studies in secondary education. Alternatively, you could opt for a position in higher vocational education. As you also need didactic skills as a teacher or lecturer, it is advisable to do a Master’s in Education after you have completed your regular Master’s programme. 42
Academia. If, during your studies, you come to the conclusion that you would like to stay in academia, you can choose to apply for a place in the Research Master after your regular Master’s programme. If you are admitted, you can complete this two-year programme in one year. The Research Master is a good stepping stone towards a PhD position or a research post at a national or international knowledge institute. http://www.rug.nl/masters/religion-and-culture-research/ 8.6 COORDINATOR Coordinator of the Master’s programme Religion and the Public Domain is dr. J.E.A. Kroesen (
[email protected]).
43
9. CONCEALED KNOWLEDGE: GNOSTICISM, ESOTERICISM AND MYSTICISM 9.1 TOELATINGSEISEN Met een bachelordiploma Theologie/Godgeleerdheid of Godsdienstwetenschap/ Religiestudies heb je toegang tot het masterprogramma Concealed Knowledge: Gnosticism, Esotericism and Mysticism. Je kunt ook worden toegelaten met een universitair bachelordiploma Geesteswetenschappen, Letteren, Filosofie of Sociale Wetenschappen (Sociologie, Culturele Antropologie, Psychologie). Wel dien je als je je voor een van deze programma’s aanmeldt een motivatiebrief te schrijven en hierbij een curriculum vitae en overzicht van de in de bacheloropleiding behaalde resultaten te voegen. Nadere informatie over de toelatingsprocedure (inclusief deadlines voor aanmelding) is te vinden op de facultaire website: http://www.rug.nl/education/international-students/application-procedure/. Als je een andere vooropleiding hebt moet je eerst een schakelprogramma volgen. Bij de studieadviseurs (
[email protected]) kun je meer informatie daarover krijgen. 9.2 PROFIEL VAN HET PROGRAMMA Are you interested in the history of ‘alternative Christianities’? Or in the contribution of Islamic, Christian, and Jewish mysticism to Western culture? Ever wondered how occultism and magic shaped modern science and psychology? Or whether New Age is indeed new? In the Master programme Concealed Knowledge: Gnosticism, Esotericism and Mysticism you will find answers to questions such as these. Recently, interest has been booming in topics related to the notions of Gnosticism, esotericism, and mysticism, both in academic discussion and outside academia. The relevance of mystical and esoteric currents in the history of religion in Europe, as well as the impact of Hermetic and Gnostic spirituality, challenge monolithic narratives of European religious and cultural identities. The MA programme ‘Concealed Knowledge’ meets these challenges and offers a deeper analysis of the processes involved. The modules offered in this trajectory will familiarize students with the most important discussions and historical developments that are related to Gnosticism, esotericism, and mysticism. After a solid introduction to ancient esoteric and Gnostic discourse, students will get acquainted with mystical traditions and the influence of kabbalistic esotericism in Western culture from late antiquity through today. A third module focuses on the modern period and the processes of exchange between East and West that have shaped the contemporary religious landscapes. All modules are characterized by an approach that has a long and well-established tradition in Groningen: an awareness of (a) the historical dimension that reaches back to antiquity; (b) the fact that religion in the West is pluralistic (including Judaism, Christianity, and Islam, but also pagan and other religious options); and (c) that the notion of “Western” must be critically engaged in terms of postcolonial debate and processes of globalization. The programme consists of three thematic courses, an internship, and a yearlong thesis seminar. The program is international in scope and organized in close collaboration with the Graduate Programme “Gnosticism, Esotericism, and Mysticism” at Rice University (Houston, USA). 44
9.3 DOELSTELLING EN EINDKWALIFICATIES VAN HET PROGRAMMA Naast de algemene eindkwalificaties die je met het afronden van de masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen verwerft (zie hoofdstuk 5.1), beschik je na afronding van het masterprogramma Religion and the Public Domain over de volgende eindkwalificaties: • Knowledge of and insight in the influence of Gnostic, esoteric, and mystical discourses in Western history. • Knowledge of and insight in the pluralistic nature of European culture. • Skills to analyse historical sources and contemporary discourses that relate to the theme of the Master’s programme. • Skills in interdisciplinary research and academic argumentation in written form. 9.4 SCHEMATISCH OVERZICHT VAN HET PROGRAMMA Het masterprogramma Concealed Knowledge: Gnosticism, Esotericism and Mysticism is volgens onderstaand schema geprogrammeerd. Master’s programme Concealed Knowledge: Gnosticism, Esotericism and Mysticism year: 1 sem Vaknaam I Knowledge, Secrecy, and Revelation in Antiquity I Medieval Mysticism, Kabbalah and Contemporary Culture II Modern Esotericism between East and West I/II Placement I/II Master thesis (incl. thesis seminar) I/II Methodology Clinics *C = Compulsory O = Optional
vakcode THMKSRAE10
EC 10
CO/O* CO
THMMKCCE10
10
CO
THMMEEWE10
10
CO
THMSTAGE10 THMTHRSS20
10 20
CO CO
THMMC
CO
9.5 KANSEN EN MOGELIJKHEDEN NA DE STUDIE The Master’s Programme in Concealed Knowledge will deepen your knowledge of the history of the development of ‘alternative’ religious traditions. You are aware of their impact on Western cultural history and your deep understanding allows you to pronounce upon current developments in this field. You have learned how to conduct independent research and to report upon this in an academically responsible fashion. You can make use of the knowledge and skills that you acquire on the programme in different sectors. Consulting & Policy. You are specialized in the history and current manifestations of relatively unknown religious traditions. This makes you one of the few experts in this field. Your profile will suit a number of different positions ranging from cultural management to legal advice. Media & Journalism. Throughout the West, mystical traditions are being rediscovered not just as the subject of study but also as a source through which people can find 45
meaning in life. Publishers and broadcasting companies are responding to this new interest. With your academic background you can make an expert contribution to articles, books and television programmes in this area. Education. Once you have completed this Master’s programme, you will have sufficient knowledge of the subject to teach Religious Studies and Philosophy or Social Studies in secondary education. Alternatively, you could opt for a position in higher vocational education. As you also need didactic skills as a teacher, it is advisable to do a Master’s in Education after you have completed your regular Master’s programme. Academia. If, during your studies, you come to the conclusion that you would like to stay in academia, you can choose to apply for a place in the Research Master after your regular Master’s programme. If you are admitted, you can complete this two-year programme in one year. The Research Master is a good stepping stone towards a PhD position or a research post at a national or international knowledge institute http://www.rug.nl/masters/religion-and-culture-research/ 9.6 COORDINATOR Coordinator of the Master’s programme Concealed Knowledge: Gnosticism, Esotericism and Mysticism is to be announced.
46
10. GEESTELIJKE VERZORGING 10.1 TOELATINGSEISEN Om toegelaten te worden tot het masterprogramma Geestelijke Verzorging dien je te beschikken over een bachelordiploma Theologie of Godsdienstwetenschap. Tevens dient de minor Geestelijke Verzorging gevolgd te zijn danwel de specifieke voorbereidende vakken uit het premaster- of schakelprogramma. Dit omvat 30 ECTS. Minor Geestelijke Verzorging
sem vaknaam I Gesprekstechniek en groepsdynamica I Professionele Ethiek/GV en de zorgsector II Filosofie als levenskunst en therapie II Leven, lijden en dood
vakcode EC THB3GVGTE5 5
V/K V
THB3GVPZ10 10
V
THB3GVFLE5 5
V
THB3GVLL10 10
V
Voor studenten met een HBO-diploma Theologie (eerste- of tweedegraads), een BAdiploma Theologie (HBO of WO), een HBO-, BA- of WO-diploma van een andere dan een theologische opleiding is een speciaal premaster- of schakelprogramma (60 ECTS) ontwikkeld voor het masterprogramma Geestelijke Verzorging. Nadere informatie over dit premasterprogramma is te verkrijgen bij de studieadviseurs (
[email protected]).
10.2 PROFIEL VAN HET PROGRAMMA Uitgangspunt van dit programma zijn recente veranderingen in het levensbeschouwelijk veld. Mensen zoeken op heel verschillende manieren naar zin en levensoriëntatie en putten uit allerlei bronnen voor steun en inspiratie. Van de geestelijk verzorger wordt dan ook veel kennis en creativiteit verwacht om in te spelen op de huidige zin- en levensvragen. Daarnaast vragen ontwikkelingen in de zorgsector om een nieuwe positionering, organisatie en theoretische onderbouwing van de geestelijke verzorging. In dit beroepsgerichte masterprogramma ligt de focus op het vruchtbaar maken van academische kennis en vaardigheden voor de praktijk van geestelijke verzorging in de hedendaagse culturele context. Naast kennis over de grote wereldgodsdiensten en levensbeschouwelijke tradities, ligt het zwaartepunt op de vakken godsdienstpsychologie en ethiek. Zowel academische als persoonlijke reflectie worden gestimuleerd. De opgedane wetenschappelijke theorie en vaardigheden worden direct toegepast in praktijkonderzoek tijdens de stage. Het masterprogramma is geaccrediteerd door de SKGV (Stichting Kwaliteitsregister Geestelijke Verzorging). De opleiding is niet gebonden aan één specifieke religie of levensbeschouwing, al wordt de noodzakelijke aandacht besteed aan de rol van de eigen levensbeschouwelijke identiteit als geestelijk verzorger. Voor een eventuele aanvullende ambtsopleiding worden afgestudeerden verwezen naar de kerkelijke opleidingen en 47
naar de Universiteit voor Humanistiek; voor verdere beroepsvorming wordt verwezen naar post-masteropleidingen en naar de diverse trainingen en cursussen aangeboden in het werkveld. 10.3 DOELSTELLING EN EINDKWALIFICATIES VAN HET PROGRAMMA 10.3.1 DOELSTELLINGEN Met het masterprogramma Geestelijke Verzorging wordt een wetenschappelijke opleiding beoogd in een open-kritische, niet-confessionele setting, die toeleidt tot het beroep van geestelijk verzorger. De opleiding heeft tot doel je in staat te stellen die kennis en vaardigheden op het gebied van de geestelijke verzorging te verwerven die nodig zijn om na het behalen van het masterdiploma, - je wetenschappelijke kennis relevant te maken in een maatschappelijke betrekking, waarvoor een academische opleiding vereist, dan wel wenselijk is en waarvoor kennis van de geestelijke verzorging noodzakelijk, dan wel nuttig is, in het bijzonder het beroep van geestelijk verzorger; - onder begeleiding wetenschappelijk onderzoek te verrichten op het terrein van de geestelijke verzorging en dat onderzoek tijdig af te ronden met een promotie. Het hoofdaccent ligt op de geestelijke verzorging in zorginstellingen, maar er is ook aandacht voor geestelijke verzorging bij justitie en de krijgsmacht, en voor de recent tot ontwikkeling gekomen vrijgevestigde geestelijke verzorging. De masteropleiding is niet aan een specifieke confessie of aan een ambt gebonden, al wordt uiteraard aandacht besteed aan de rol van de eigen levensbeschouwelijke identiteit als geestelijk verzorger. Voor een eventuele aanvullende ambtsopleiding worden afgestudeerden verwezen naar de kerkelijke opleidingen en naar de Universiteit voor Humanistiek; voor verdere beroepsvorming wordt verwezen naar postmasteropleidingen en naar de diverse trainingen en cursussen aangeboden in het werkveld. 10.3.2 VERTALING VAN DE DOELSTELLING IN DE EINDKWALIFICATIES Na het masterprogramma Geestelijke Verzorging met succes te hebben afgerond, beschik je over de volgende eindkwalificaties: 1. kennis van methoden, theorieën en discussies op het gebied van de geestelijke verzorging; 2. inzicht in de complexe organisatie waarbinnen de geestelijk verzorger werkt; 3. inzicht in de wijze waarop religie en levensbeschouwing op de geest van mensen kunnen inwerken, de geschiktheid dit te expliciteren, psychologisch en wijsgerig/theologisch te verhelderen en in de actuele situatie van religie en cultuur te situeren; 4. kritisch inzicht in de wijze waarop mensen op het gebied van levensbeschouwing en ethiek leiding zoeken en hoe op verantwoorde wijze op deze vraag ingegaan kan worden; 5. kennis van en inzicht in de godsdienstpsychologische, levensbeschouwelijke en ethische aspecten van ziekte, dood, gezondheid en lijden in de Westerse multiculturele samenleving; 6. in staat zijn om met collega’s en vertegenwoordigers van andere disciplines samen te werken, op grond van inzicht in het werkdomein van verschillende aanpalende beroepsgroepen;
48
7. communicatieve en methodische vaardigheden die nodig zijn voor het uitoefenen van het beroep van geestelijk verzorger; 8. in staat zijn vakdeskundigheid, beroepsbekwaamheid en eigen levensbeschouwing in de eigen persoon op een gereflecteerde en geloofwaardige manier te verbinden.
10.4 SCHEMATISCH OVERZICHT VAN HET PROGRAMMA - VOLTIJD Als je het masterprogramma Geestelijke Verzorging in voltijd wilt volgen, is de opleiding volgens onderstaand schema geprogrammeerd. Master Geestelijke Verzorging - voltijd (Ma GV)
Studiejaar: 1 sem vaknaam I Psychopathologie en religie I Geestelijke verzorging 1 I Geestelijke verzorging 2 I, II GV Stage II Ethiek in de zorg II Masterscriptie (incl. scriptieseminar/Forum Scriptorium) I/II Methodology Clinics
vakcode THMPSPRE5 THMGV1E5 THMGV2E5 THMGVSTE20 THMEE5 THMGVSE20
EC 5 5 5 20 5 20
THMMC
V/K V V V V V V CO
10.5 SCHEMATISCH OVERZICHT VAN HET PROGRAMMA - DEELTIJD Volg je het masterprogramma Geestelijke Verzorging in deeltijd, dan is de opleiding volgens onderstaande schema’s geprogrammeerd. Je doet dan anderhalf tot twee jaar over het masterprogramma. Master Geestelijke Verzorging – deeltijd
Studiejaar: 1 sem vaknaam I Psychopathologie en religie I Geestelijke verzorging 1 I Geestelijke verzorging 2 I, II GV Stage II Ethiek in de zorg Studiejaar: 2 sem vaknaam I Masterscriptie (incl. scriptieseminar/Forum Scriptorium)
(Ma GV-dlt)
vakcode THMPSPRE5 THMGV1E5 THMGV2E5 THMGVSTE20 THMEE5
EC 5 5 5 20 5
V/K V V V V V
vakcode THMGVSE20
EC 20
V/K V
49
10.6 KANSEN EN MOGELIJKHEDEN NA DE STUDIE Het masterprogramma Geestelijke Verzorging is geaccrediteerd door de SKGV (Stichting Kwaliteitsregister Geestelijk Verzorgers). Dat betekent dat je je kunt inschrijven in het Kwaliteitsregister als je na het behalen van je diploma aan het werk gaat als geestelijk verzorger, op voorwaarde dat je lid bent van een beroepsvereniging. Binnen dit masterprogramma heb je tevens de mogelijkheid om je te profileren op de beleidsmatige kant van de geestelijke verzorging of op wetenschappelijk onderzoek op dit gebied. Zorg en Welzijn. Tijdens je studie heb je je verdiept in uiteenlopende religieuze tradities en levensbeschouwingen. Je hebt geleerd hoe je groepen en individuen kunt begeleiden bij het zoeken naar zin en houvast in hun leven. Als geestelijk verzorger kun je aan het werk in een zorginstelling, bijvoorbeeld een algemeen of psychiatrisch ziekenhuis, een verpleeghuis of instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Geestelijk verzorgers zijn ook werkzaam bij de krijgsmacht of in gevangenissen. Tegenwoordig zijn steeds meer geestelijk verzorgers ‘vrijgevestigd’, wat betekent dat ze niet in dienst zijn van een instelling, maar bijvoorbeeld werken als ZZPer. Advies en Beleid. Tijdens je studie leer je reflecteren op het beroep van geestelijk verzorger en de plaats van de geestelijke verzorging in het reguliere zorgsysteem. Aan de hand van casus en de zorgpraktijk vergaar je kennis over en inzicht in ethische kwesties. Je kunt aan de slag als beleidsmedewerker bij de overheid of een zorginstelling. Denk ook aan adviserende functies, bijvoorbeeld in een medisch-ethische commissie. Wetenschap. Traditionele vormen van religiositeit maken plaats voor nieuwe manieren om het leven zin en betekenis te geven. Wat is daarbij de rol van de geestelijk verzorger? En welke functie vervult de professie in de hedendaagse gezondheidszorg? Voor het afbakenen en definiëren van het werkveld is het belangrijk beroepspraktijk en wetenschap met elkaar te verenigen. Dit masterprogramma rust je toe om daar een bijdrage aan te leveren. 10. 7 COORDINATOR Coordinator van het masterprogramma Geestelijke Verzorging is prof.dr. T.H. Zock (
[email protected]).
50
11. RESEARCH MASTER THEOLOGY AND RELIGIOUS STUDIES (120 ECTS) 11.1 OVERVIEW The Research Master's programme takes two years (4 semesters) with a total study load of 120 EC. In order to achieve its aims, the main structure of the programme consists of three compulsory core modules and three research traineeships, which are exclusively reserved for the students of the programme, as well as three optional modules, a Master's thesis and a research proposal. The programme has the following structure: Research Master's programme Religion and Culture 1st semester 2nd semester First Year - core module 1 (10 EC) - core module 3 (10 EC) - core module 2 (10 EC) - optional module 2 (10 EC) - optional module 1 (10 EC) - research traineeship 1 (10 EC) Second Year
- optional module 3 (10 EC) - research traineeship 2 (10 EC) - research traineeship 3 (10 EC)
- thesis/research proposal (25 EC/5 EC)
Students may spend a (part of a) semester (max. 30 EC) abroad either in the second or the third semester. Students who have already completed a Master’s programme or foreign equivalent may apply to the Research Master Religion and Culture on a one-year programme with exemptions. It has a study load of 70 EC and is structured as follows:
1st semester - core module 1 (10 EC) - core module 2 (10 EC) or research traineeship (10 EC) or optional module (10 EC) - research traineeship (10 EC)
2nd semester - core module 3 (10 EC) - thesis/research proposal (25 EC/5 EC)
Students who have enrolled in the Research Master’s programme of 70 ECTS must take at least two core modules. 11.2 AIMS The aim of the core modules is (1) to provide students with a general theoretical and methodological framework, as applied to the fields of theology and religious studies, (2) to bring students to a level of knowledge that will enable them to reflect on theories, methods and techniques that are employed by the (sub-)disciplines and so (3) to achieve a deepened understanding of the terminology, perspectives and problems in their fields. The optional modules are meant to equip students with in-depth knowledge in specialized subjects, where possible linked to one or more languages, together with 51
subject-specific skills and methodological knowledge. Two of the optional modules are scheduled in the first semester in order to facilitate the choice of a subject in the research traineeship. In turn, the research traineeships are meant to underpin the choice of the subject of the thesis. The research traineeships offer students the opportunity to become thoroughly acquainted with specialist literature, research methods, and current discussions within their fields of specialization. Traineeships are set up in close consultation with, and are supervised by the students’ mentor. On approval of the Graduate School, a traineeship may (in part) be taken abroad, preferably at renowned foreign universities, colleges or schools. The thesis (25 EC) must provide substantial evidence of the students’ research skills by displaying their abilities to identify and define academic problems, by reflecting their skills in using specialist literature and by situating their subjects within the existing academic discussions of theology and religious studies. Moreover, students must display their abilities in developing effective methods to solve problems, to put these methods into practice, and to report clearly and adequately on the results of their research. All students are required to write a research proposal (5 EC) for a PhD project on the basis of, and thus after completing their thesis. The proposal must be added as an appendix to the thesis and will be subject of the final examination as well. On approval of the Graduate School, a research proposal may be written at an earlier stage in the programme on the condition that this should enable the student to meet the application requirements of a PhD position. The placing of core modules in the first year offers the student the possibility to be introduced in the various disciplines of the faculty and to get knowledge about the general theoretical and methodological questions. Students choose the subject of their thesis at the latest at the end of the third semester. In this final phase, all the skills and knowledge they have acquired, will be combined and exhibited in their theses. 11.3 DESCRIPTION OF STUDY PARTS A. Three compulsory core modules of 10 EC each: 1. ‘Theories of Religion and Culture’ 2. ‘Religion, Ethics and Pluralism’ 3. ‘Orient and Occident: Critical Investigations and Historical Perspectives ’ B. Three optional modules These courses may be taken from the regular MA programmes offered by the Faculty as specified in the table below, or by another (Dutch or foreign) Research Master’s programme. Optional modules should contribute demonstrably to the aim of the student’s personal programme. When taking courses of regular MA programmes, Research Master students will be required to study more literature, to write papers that are both more complex and in English, and to pass wider ranging examinations.
Staff 52
Academic Staff of the Faculty of Theology and Religious Studies and its research centre, the Centre for Religious Studies (CRS), is involved in the programme as teachers, mentors, supervisors and as scholars. Each member of staff participates in one of the three research groups of the CRS: Jewish, Christian and Islamic Origins prof.dr. G.H. van Kooten, dr. M. Popović, dr. F.L. Roig Lanzillotta, prof.dr. J.T.A.G.M. van Ruiten. Comparative Study of Religion prof.dr. C.K.M. von Stuckrad, dr. P. Berger, dr. M.W. Buitelaar, dr. K.E. Knibbe, prof.dr. Y.B. Kuiper, dr. J.K. Muthert, dr. J. Schaap-Jonker, dr. S. Travagnin, prof. dr. T.H. Zock. Christianity and the History of Ideas prof.dr. A.L. Molendijk, prof.dr. M.P.A. de Baar, dr. M. van Dijk, dr. Ch. Jedan, dr. J.E.A. Kroesen, dr. J.R. Luth, dr. E.K. Wilson.
Research Master Theology and Religious Studies (Religion and Culture) The programme of the Research Master is planned as follows: Compulsory modules Year: 1 sem course title I Theories of Religion and Culture I Religion, Ethics and Pluralism I Optional Module II Orient and Occident: Critical Investigations and Historical Perspectives II Research Traineeship 1 II Optional Module Year: 2 sem course title I Optional Module I Research Traineeship 2 I Research Traineeship 3 II Thesis / Research Proposal
course code THRMTRCE10 THRMREPE10 THRMOOE10
EC CO/O 10 CO 10 CO 10 O 10 CO
THTMRT1E10
10 10
course code
EC CO/O 10 CO 10 O 10 CO 30 CO
THTMRT2E10 THTMRT3E10 THRMSE30
53
CO CO
Optional modules Year: 1,2 sem course title I Revealed Knowledge: Sacred Texts in Judaism, Christianity and Islam I Jews, Christians and Muslims in the Ancient Mediterranean I Fundamentalism and Religious Violence I Global Dynamics and Local Religious Systems I The Invention of the Secular I Christian Cultural Heritage 1 I Knowledge, Secrecy, and Revelation in Antiquity I Medieval Mysticism, Kabbalah, and Contemporary Culture II Texts of Terror: Violence, Power and Politics II Migration, Culture, and Religious Identity II Christian Cultural Heritage 2 II Theorizing Religion in the Public Domain II Modern Esotericism between East and West
course code THMRKE10
EC CO/O 10 O
THMJCME10
10
O
THMFRVE10
10
O
THMGDE10
10
O
THMISE10 THMCCH1E5 THMKSRAE10
10 5 10
O O O
THMMKCCE10
10
O
THMTTE10
10
O
THMMCE10
10
O
THMCCH2E5 THMTRPDE10
5 10
O O
THMMEEWE10
10
O
11.4 TRAINEESHIP Like the core modules, the traineeships are exclusively reserved for students of the Research Master. Tailor-made, they are meant to offer not only the opportunity to become thoroughly acquainted with specialist literature, research methods, and current discussions in their field of specialization, but also to train discipline-specific methods and techniques or language skills. The research traineeships also enable them to make a well-informed and firm choice of the subject of their Master theses. Before the start of the traineeship, students must draw up a plan of action in consultation with their mentor. The plan should state clearly at least the following: • what research and training activities are going to undertaken, in cooperation with whom, and for how many credits (EC); • how and where the research and training will be carried out (supervisor(s), location(s) etc.); • the aim (why) of the activities (importance, relevance for the training of the student at that particular stage of the programme); • an estimate of the costs, if any, involved. The plan should be handed in to the Graduate School Office (Mrs. De Boer) at least two weeks before the start of the traineeship. The research activities should be tailor made 54
to the academic interests and specialization of the student. They may range from writing a publishable book review article, annotated bibliography, article or essay, doing a literature or archive search, making a field trip, interviewing and transcribing interviews, participating in and giving a paper or poster presentation at an (inter)national conference, seminar or workshop, to participating in a summer school and taking a language course. The traineeship as a whole must be graded on the basis of the student’s written work and the acquired certificates. Students conclude it by writing a report in which they make a self-evaluation of the learning outcomes against the background of their plan of action. 11.5 SUPERVISION The programme is taught by professors with proven experience in supervising young researchers and belonging to a research school. At enrollment, students are assigned a mentor or supervisor in close consultation with whom they draw up a detailed personal study plan. The mentor is a professor or senior staff member who is an expert in the student’s intended field of specialization. He or she acts as coach and supervisor throughout the programme. The plan should specify the core modules the student is planning to take in keeping with his or her interests and preferred field of specialization. The plan has to be approved by the Director of the Graduate School. During the traineeships, students participate in the ongoing research activities of their mentor or supervisor and/or of scholars affiliated to the Centre for Religious Studies. These activities should culminate in paper presentations in English of rising degrees of complexity and sophistication. 11.6 THESIS AND RESEARCH PROPOSAL To obtain their Research Master’s degree students have to write a thesis and draw up a research proposal. The thesis is worth 25 EC, the proposal 5 EC. If work on the thesis and the research proposal will take more than 30 EC, the extra work cannot be compensated by reducing any of the other components of the programme which is worth a total of 120 EC. 11.6.1 RESEARCH MASTER’S THESIS Size The number of pages of the thesis should be at least 50 with a maximum of 65 (i.e. approx. 30,000 words; font size 12; line spacing 1.5; left margin at 4.5 cm), not including the bibliography, appendices and other materials that usually do not form part of the main body of the thesis. Supervision and final responsibility The member of staff who teaches the main subject is the supervisor for the Master’s thesis. In case of the Research Master, this is normally the mentor. In consultation with the mentor, the student must find a co-reader. The co-reader must be a specialist in the subject of the thesis or in a related area, and must be a university lecturer. Exceptions may be made, subject to the approval of the Board of Examiners. In case of problem with the supervision, students are advised to consult the study coordinator. In the event of disputes relating to marks, students can appeal under Article 7.61 of the Higher Education & Research Act (WHW).
55
Thesis proposal and supervision arrangements The supervision arrangements and the thesis proposal are agreed before the student starts work on the thesis. The procedure is as follows: 1. Orientation phase Before work on the thesis begins, students consult their mentor the feasibility of their thesis plans. The mentor decides how many credits should be spent on preparatory reading. Students then draw up a thesis proposal, which will enable them to plan and to manage the process of writing the thesis. The proposal also allows adequate monitoring of thes process by the mentor and the co-reader. 2. Thesis proposal* The thesis proposal must be approved by the supervisor and co-reader, and must include the following: 1. A description of the subject and the problem definition 2. A general indication of the expected findings 3. Provisional chapter headings 4. Work schedule (including a time-table) 5. Supervision (mentro, co-reader and frequency/schedule of meetings with them) As appendices: - list of works to be consulted for the preliminary study - general list of works to be consulted for the thesis. 3. Supervision arrangements* In line with the thesis proposal, a number of items regarding the supervision should be specified in the supervision arrangements: 1. a proposed submission date for the thesis 2. provisional completion dates for chapters of the thesis 3. frequency of supervision meetings (with or without the co-reader) These arrangements will be made in mutual consultation between the mentor, co-reader and the student and laid down in the supervision arrangements form*, which must be signed by the parties involved. Any changes to the document will also be subject to mutual consultation. The original thesis proposal and the supervision arrangements form will be kept in the student’s file at the Student Administration Office. The student, mentor, co-reader and study coordinator will all have a copy of the file. Major changes in the thesis proposal or supervision schedule must be agreed by all parties mentioned above. * The forms for the thesis proposal and supervision arrangements are available from the Graduate School Office or from the Forum Scriptorium Nestor space under ‘Thesis arrangements’ (Scriptieafspraken). Assessment criteria for the Master’s thesis The Master’s thesis will be assessed in terms of the following criteria:
56
1. General - The thesis achieves the required standard of academic criticism 2. Content * Problem definition: - The problem is clearly defined - The problem definition sharply defines the research field - Adequate subquestions are defined - Embedding in the field: The methodology and approach are clearly explained - If relevant: Reference to theory and previous research in the field of the problem under discussion - If relevant: The thesis demonstrates an integral interpretation of empirical findings, source material and theory - Correct use of and reference to sources/literature/interviews/observations * -
Own contribution: Explanation of the concepts used Argumentation structure Positioning in relation to the academic literature and discussion used There is a creative/original contribution regarding: - The analysis of the own research material/corpus - The application of the theoretical concepts to the own research material/corpus
* -
Use of literature: The content of the literature used is reflected correctly The literature used is relevant to the problem under discussion References to literature/quotations/bibliographical sources are used correctly
3. Composition * Entire Master’s thesis: - There is a good balance between the problem definition, the middle and final part of the text - There is a good/adequate division into chapters - There is an adequate introduction/the conclusions dovetail with the problem definition/transitions, introductions and conclusions fit into the text * Chapter structure: - Introduction, transitions between sections/paragraphs, conclusion 4. Presentation * Style: - Lively, concise, consistent - Adequate academic language use * -
Finishing touch: The Master’s thesis has an informative title The grammar and spelling of the text are correct The length of the text is adequate 57
- The layout is well presented 5. Independence - The student is able to work independently - The student is able to deal constructively with comments on drafts 6. Planning - Draft sections were submitted and discussed within the agreed periods - The thesis was completed within the prescribed period 7. Defence - The thesis was adequately defended at a public hearing of the Board of Examiners The mark for the thesis will be determined after the thesis is defended at a public hearing of the Board of Examiners. Handing in the definitive version of a thesis A printed copy of the definitive version must be handed in to each member of the Board of Examiners and to the Faculty Library. A digital version of the thesis must be handed in via the Forum Scriptorium Nestor space under the ‘Hand in thesis’ (“Inleveren scriptie”) button and must be sent to the Library (e-mail:
[email protected]).
11.6.2 RESEARCH PROPOSAL The research proposal (5 EC) should be no longer than 6 pages (c. 3000 words, appendices excluded). The aim of writing the proposal is to enable the student to design and elaborate a plan for independently carrying out a (supervised) research project, whether in the PhD programme of the Graduate School or elsewhere. A good proposal will significantly further a student’s chances of admission to a PhD programme, the requirements for which are usually quite severe. The proposal should be drawn up under supervision of the mentor. As a proposal will be the more advanced the more it builds on an already advanced thesis, work on the proposal should be concentrated in the last stages of the thesis. It should be submitted to the Board of Examiners together with the thesis. The research proposal can be discussed at the public hearing of the Board of Examiners at the same time as the thesis. A research proposal should address the following issues: 1. a brief description of the project (main research question, aims and motivation); 2. an indication of the position of the project within the (sub-)discipline (can new insights be expected?); 3. a brief description of the relevant literature (a maximum of one extra page of bibliography may be added); 4. the proposed (methodological) approach; 5. the proposed timetable for the proposed research project and/or the writing of the PhD thesis (c. 150-200 pages, to be completed within four years); 6. a budget estimate of expenses that should be expected to exceed the usual (reimbursable) costs of travel, conference visits etc. (for example, microfilms, extended stay abroad, etc.); 58
7. a clear indication of the supervision that would be desirable, particularly the required field(s) of expertise. 11.7 COORDINATOR The Research Master Theology and Religious Studies (Religion and Culture) is offered by the Faculty’s Graduate School Theology and Religious Studies. The Graduate School offers also a four year PhD training and research programme. Director of the Graduate School is prof. dr. J.T.A.G.M. van Ruiten (
[email protected]).
59
12. FACULTAIRE ORGANISATIE
12.1 FACULTEITSBESTUUR De faculteit wordt bestuurd door het faculteitsbestuur. Het faculteitsbestuur draagt eindverantwoordelijkheid voor alles wat er zich binnen de faculteit afspeelt. Dit betekent dat het faculteitsbestuur belast is met de integrale verantwoordelijkheid voor het bestuur en beheer van de faculteit en met het toezicht op de kwaliteit van (de uitvoering van) het onderwijs en onderzoek. Het stelt verder de begrotingen vast en verdeelt de formatie. Het faculteitsbestuur bestaat uit drie leden, die elk een specifieke verantwoordelijkheid (onderzoek, onderwijs en middelen) dragen en die door het College van Bestuur worden benoemd. Daarnaast maakt een student als adviseur deel uit van het faculteitsbestuur. Deze wordt voor één jaar op voordracht van de studentengeleding van de faculteitsraad door het faculteitsbestuur benoemd. Het bestuur vergadert eenmaal per week. Deze vergaderingen zijn niet openbaar. Zie voor de samenstelling van het faculteitsbestuur hoofdstuk 9.5 of de website van de faculteit.
12.2 FACULTEITSRAAD Het faculteitsbestuur bespreekt het te voeren beleid met de faculteitsraad. Deze raad is een medezeggenschapsorgaan dat over zaken met betrekking tot onderwijs en onderzoek alsmede over de begroting van de faculteit adviseert. Het bestuur heeft in twee gevallen echter instemming van de raad nodig: - bij wijziging van het faculteitsreglement - bij wijziging van de onderwijs- en examenregelingen De opvattingen van de raad zijn voor het faculteitsbestuur van groot gewicht, omdat hieruit kan worden opgemaakt of er draagvlak is voor de te nemen beslissingen. De faculteitsraad bestaat uit tien leden, waarvan er vijf gekozen worden door en uit het personeel (met een zittingstermijn van twee jaar) en vijf door en uit de studentengeleding (met een zittingstermijn van één jaar). De studentengeleding van de faculteitsraad zet zich in als belangenbehartiger van de studenten op de faculteit en is het aanspreekpunt voor eventuele klachten vanuit de studentenpopulatie. De voorzitter van de faculteitsraad is afkomstig uit de personeelsgeleding, de vicevoorzitter is steeds een lid van de studentenfractie. Voor de faculteitsraad worden verkiezingen georganiseerd op basis van het Kiesreglement van de Universiteit. Alle studenten en stafleden hebben passief en actief kiesrecht. De leden van het faculteitsbestuur kunnen geen deel uitmaken van de faculteitsraad. De zittingstermijn van de leden begint op 1 september van het jaar waarin de verkiezingen voor de betrokken geleding hebben plaatsgevonden. Zie voor de samenstelling van de faculteitsraad de website van de faculteit. Voor informatie over de contactpersoon kun je terecht bij W.C. van de Pol, tel. (050) 363 5591, e-mail:
[email protected].
60
De vergaderingen van de faculteitsraad zijn openbaar en kun je dus bijwonen. De studentleden van de faculteitsraad, faculteitsbestuur en opleidingscommissies organiseren ook twee keer per jaar het Algemeen Studenten Overleg (ASO) waar alle studenten welkom zijn.
12.3 OPLEIDINGSDIRECTEUR EN ONDERZOEKSDIRECTEUR De opleidingsdirecteur is verantwoordelijk voor het programmeren van het onderwijs van de verschillende opleidingen en voor de uitvoering ervan. De onderzoeksdirecteur is verantwoordelijk voor het opstellen van het onderzoeksprogramma. De eindverantwoordelijkheid ligt echter bij het faculteitsbestuur. De opleidingsdirecteur wordt geadviseerd door de opleidingscommissies; de onderzoeksdirecteur wordt geadviseerd door het Centre for Religious Studies (CRS). Omdat het om een kleine faculteit gaat, zijn de functies van portefeuillehouder onderwijs en opleidingsdirecteur gecombineerd. Datzelfde geldt voor de functies van portefeuillehouder onderzoek en onderzoeksdirecteur.
12.4 LEERSTOELGROEPEN Met de praktische uitvoering van de onderwijsprogramma’s is de opleidingsdirecteur belast. De belangrijkste taak van de opleidingsdirecteur is het zorgen voor een goede afstemming tussen de verschillende onderwijsmodulen en een zo goed mogelijke uitvoering geven aan het onderwijsprogramma. De inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de leerstof ligt echter bij een leerstoelgroep. Een leerstoelgroep verenigt vakgenoten en staat onder leiding van een hoogleraar. De faculteit kent zes leerstoelgroepen. Deze leerstoelgroepen werken samen in drie vakgroepen: - Jewish, Christian and Islamic Origins - Comparative Study of Religion - Christianity and the History of Ideas
12.5 GRADUATE SCHOOL OF THEOLOGY AND RELIGIOUS STUDIES De Graduate School of Theology and Religious Studies brengt studenten van de research master, promovendi en wetenschappers bijeen op het terrein van hun wetenschappelijke interesse. In de Graduate School worden de op onderzoek gerichte research master Theology and Religious Studies (Religion and Culture) en de promotieopleiding Theology and Religious Studies op elkaar afgestemd, waardoor de overgang van de research master naar de promotieopleiding wordt vergemakkelijkt. Directeur van de Graduate School is prof.dr. J.T.A.G.M. van Ruiten, die namens het bestuur van de faculteit verantwoordelijk is voor het onderwijs aan en de begeleiding van research masterstudenten en promovendi.
12.6 OPLEIDINGSCOMMISSIES De belangrijke adviesorganen op het gebied van het onderwijs zijn de opleidingscommissies. Elke opleiding kent bij wet een eigen opleidingscommissie (OC). De opleidingscommissies van de bacheloropleiding Theologie en Godsdienstwetenschap zijn geclusterd. Voor Geestelijke Verzorging heeft het faculteitsbestuur een aparte 61
opleidingscommissie ingesteld. Voor de in de Graduate School ondergebrachte opleidingen (research master en PhD-opleiding) en de Engelstalige masterprogramma’s is eveneens een opleidingscommissie ingesteld. De opleidingscommissies hebben tot taak het faculteitsbestuur en de opleidingsdirecteur gevraagd en ongevraagd te adviseren over de Onderwijs- en Examenregeling, het onderwijsprogramma, de kwaliteitszorg en de onderwijsevaluaties. De vak-, semester- en curriculumevaluaties worden afgenomen met behulp van een standaardvragenlijst. De resultaten van de evaluaties zijn, met uitzondering van persoonlijke opmerkingen, openbaar en worden besproken in de opleidingscommissies. Als er problemen worden gesignaleerd, worden die door de opleidingscommissie doorgegeven aan de opleidingsdirecteur, die vervolgens de nodige actie onderneemt om tot oplossingen te komen. Iedere opleidingscommissie bestaat voor de helft uit studenten en voor de helft uit docenten. De studentleden worden tweejaarlijks benoemd op basis van een voordracht van de studentengeleding van de desbetreffende OC. Hiervoor organiseert zij een open werving via de vacaturesite op Nestor. Alle studentleden van de opleidingscommissies kunnen jaarlijks meedoen aan een training in onder meer vergadertechnieken. Nadere informatie over de samenstelling van de OC’s is te vinden op Nestor.
12.7 EXAMENCOMMISSIE Op grond van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW, art. 7.12) heeft het faculteitsbestuur ten behoeve van het afnemen van examens en ten behoeve van de organisatie en de coördinatie van de tentamens van de facultaire opleidingen één examencommissie ingesteld. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de Onderwijs- en Examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. De leden van de examencommissie worden benoemd uit leden van het personeel die met het verzorgen van het onderwijs in die opleiding(en) zijn belast. De studieadviseur is als adviseur aan de examencommissie toegevoegd. De examencommissie is belast met: • de borging van de kwaliteit van de tentamens en examens; • het afnemen van de examens; • de organisatie en de coördinatie van de tentamens; • de bewaking van de goede gang van zaken tijdens de tentamens; • de goedkeuring van 'vrije' opleidingsprogramma's (art. 7.3c.), vallend binnen een bestaande opleiding. Tot de ‘organisatie en coördinatie van de tentamens’ behoren met name: • het aanwijzen van de examinatoren voor het afnemen van de tentamens; • het vaststellen van regels m.b.t. ‘de goede gang van zaken tijdens de tentamens en m.b.t. de in dat verband te nemen maatregelen’; • het geven van ‘richtlijnen en aanwijzingen’ aan de examinatoren m.b.t. ‘de beoordeling van degene die het tentamen aflegt en m.b.t. de vaststelling van de uitslag van het tentamen’. 62
De examencommissie: • controleert via vakkenpakketformulieren of aan de eisen van een examen is voldaan. • is bevoegd om te oordelen over studenten die worden verdacht van fraude; • heeft de bevoegdheid om de geldigheidsduur van tentamens te verlengen; • kan in bijzondere gevallen bepalen tentamens op een andere manier af te nemen dan het instellingsbestuur heeft bepaald; • oordeelt of er sprake is van aantoonbaar overmacht wanneer de student om dispensatie vraagt (aantoonbaar overmacht is bijvoorbeeld ziekte (medische verklaring vereist), of ernstige ziekte / overlijden van naaste familieleden. De examencommissie beoordeelt dergelijke situaties van overmacht en geeft uitzonderingen op de regels); • kan bepalen of er vrijstelling voor bepaalde vakken kan worden gekregen op grond van eerder afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, dan wel voor buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden; • behandelt verzoeken voor erkenning van universitaire minorpakketten. De examencommissie vergadert in de regel in de eerste week van iedere maand, behalve in de maand augustus. In die maand vergadert de examencommissie in de derde week. Brieven die voor de eerste dag van de maand zijn ontvangen, worden tijdens de eerstvolgende vergadering behandeld. Contact:
[email protected]. De examencommissie behandelt uitsluitend de naar bovengenoemd adres elektronisch toegestuurde post. Eventuele bijlagen zoals kopieën van diploma’s, tentamenbriefjes, cijferlijsten etc. bij voorkeur scannen en samen met het verzoek elektronisch indienen. Als alternatief kunnen bijlagen ook in papieren vorm worden afgegeven op de onderwijsadministratie. Ook bijlagen dienen voor de eerste dag van de maand binnen te zijn, wil een verzoek tijdens de eerstvolgende vergadering behandeld kunnen worden. Wie een verzoek indient, ontvangt binnen vier weken bericht over het besluit van de examencommissie.
12.8 COMMISSIE VOOR DE WETENSCHAPSBOEFENING − CRS De commissie voor de wetenschapsbeoefening / CRS brengt, desgevraagd of uit eigen beweging, aan het faculteitsbestuur advies uit over: • de ontwikkeling, coördinatie en prioriteitsstelling van het in de faculteit te verrichten onderzoek; • de voortgang van het onderzoek. In de praktijk adviseert het bestuur van het CRS het faculteitsbestuur over alle aangelegenheden die het onderzoek betreffen, zoals de aanstelling van promovendi, postdocs, de organisatie van seminars en congressen, de financiering van congresbezoek en andere buitenlandse reizen, de internationale contacten op facultair niveau en het faculteitsbrede onderzoekscolloquium. Daarnaast inventariseert en evalueert het CRS jaarlijks de onderzoeksactiviteiten van de drie vakgroepen, in het bijzonder de onderzoeksoutput (boeken, artikelen, dissertaties e.d.). De resultaten daarvan worden besproken op de jaarlijkse CRS-onderzoeksdag.
63
In het CRS-bestuur hebben de onderzoeksdirecteur, de voorzitters van de vak-/ onderzoeksgroepen, de directeur van de Graduate School of Theology and Religious Studies en een PhD-student (adviserend lid) zitting. Directeur: prof.dr. C.K.M. von Stuckrad Secretariaat: mw. W.C. van de Pol tel.: 050-363 5591 e-mail:
[email protected]
12.9 OVERIGE FACULTAIRE COMMISSIES Introductiecommissie De introductiecommissie organiseert de introductieperiode aan het begin van de propedeutische fase. BSA-commissie De commissie volgt de studievorderingen van de studenten, met name gedurende de eerste twee jaren en geeft, na overleg met de docenten uit het eerste jaar, aan het eind van het eerste en tweede studiejaar het bindend studieadvies (BSA) aan de eerste- en tweedejaarsstudenten. Bibliotheekcommissie De bibliotheekcommissie draagt wetenschappelijke verantwoordelijkheid voor de bibliotheek. Zij stelt regels op voor de aanschaf van boeken en tijdschriften, houdt zich bezig met de ruimtelijke problematiek van de bibliotheek en onderzoekt of sanering van het boekenbestand wenselijk is. Toelatingscommissies masteropleidingen Voor de verschillende masters zijn aparte toelatingscommissies ingesteld. Deze beslissen of een student aan alle eisen voldoet. ICT-commissie De ICT-commissie stelt regels op voor het gebruik van computers in de centrale computerruimte voor de studenten. Zij doet voorstellen betreffende de aanschaf van computers en software. Commissie Vrouwenstudies De Commissie Vrouwenstudies stimuleert onderwijs en onderzoek op het gebied van genderstudies/vrouwenstudies. De commissie adviseert de opleidingscommissies en het bestuur dienaangaande. Daarnaast organiseert zij een jaarlijkse studiedag over religie en gender.
12.10 FACULTEITSVERENIGING GERARDUS VAN DER LEEUW De faculteitsvereniging Gerardus van der Leeuw is opgericht in april 2003. De faculteitsvereniging organiseert activiteiten rond de introductie van de eerstejaars, faculteitsfeesten, borrels, een zeilweekend, een voetbalkamp, enz. Activiteiten dus die de studenten op een leuke manier bij elkaar brengen en zo het studeren aan de faculteit 64
gezelliger maken. De faculteitsvereniging organiseert ook inhoudelijke activiteiten die meer met de studie te maken hebben, zoals symposia, excursies, lezingen en debatten. Om dit alles te kunnen bewerkstelligen heeft Gerardus van der Leeuw een aantal commissies onder zich. Zo is er de redactie voor het faculteitsblad ‘Dei facto’, een feestcommissie, een introductiecommissie, een almanakcommissie, een symposiumcommissie en een filmavondencommissie. Wie zich actief wil inzetten binnen de faculteit heeft een ruime keuze aan mogelijkheden. Nieuwe ideeën en initiatieven zijn altijd welkom! Contact:
[email protected]
12.11 DISPUTEN De faculteit kent drie disputen: S.T.A.O. Alektoor, Bonifatius en M.A.T.A. Een dispuut is een wijsgerig gezelschap (vaak met een knipoog), dat zich beroept op een gezaghebbende bron of persoon. Elk dispuut heeft zijn eigen karakter. Een van de belangrijkste doelstellingen van een dispuut is het contact bevorderen tussen jongere en ouderejaarsstudenten. Hieruit mag blijken dat iedere student van de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap lid kan worden van een dispuut. Bovendien rekent een dispuut altijd een groot aantal afgestudeerden onder zijn geledingen. Elk dispuut komt ongeveer eens in de drie weken een avond bij elkaar. Op zo'n avond wordt (meestal) gesproken over een door het dispuut gekozen thema. Voor verdere informatie zie: http://www.gerardusvanderleeuw.nl/disputen
12.12 ALUMNINETWERK Alumni worden uitgenodigd voor een virtueel netwerk op LinkedIn om onderling contact te houden en op de hoogte te blijven van de faculteit. Ook ontvangen alumni uitnodigingen voor diverse faculteitsgebonden activiteiten en natuurlijk voor de evenementen die het alumninetwerk organiseert. 12.13 FACULTAIRE PRIJZEN Prof.dr. H.G. Hubbelingprijs Ter stimulering van wetenschappelijk onderzoek en kennisoverdracht door aankomende theologen en godsdienstwetenschappers is in 1994 de Prof.dr. H.G. Hubbelingprijs door de faculteit ingesteld. Het Hubbelingfonds, dat wordt beheerd door de familie van wijlen prof. dr. H.G. Hubbeling, heeft een bedrag van € 500,- aan deze prijs verbonden. Prof.dr. H.G. Hubbeling is van 1967 tot 1986 als hoogleraar in de wijsbegeerte van de godsdienst en wijsgerige ethiek aan onze faculteit verbonden geweest. De prijs wordt driejaarlijks toegekend aan een afgestudeerde student(e) van de faculteit die een scriptie heeft geschreven die met meer dan een 8 is gewaardeerd. De beoordeling vindt plaats door een door het faculteitsbestuur aangewezen driekoppige jury, die uit stafleden en emeriti bestaat. Aan de volgende personen werd de prijs toegekend: 1994 – drs. G.J.C. Labuschagne 1997 – drs. J. Dijkema 65
2000 – dr. J.K. Muthert 2003 – drs. M. Crajé 2006 – dr. M.E. Knibbe 2009 – B.E.A.L. van der Lans MA 2012 – I. Busschers MA Mallinckrodtprijs De Mallinckrodtprijs werd in 1925 ingesteld door de familie van wijlen prof.dr. W. Mallinckrodt, die van 1902 tot 1915 als kerkelijk hoogleraar verbonden was aan de Rijksuniversiteit Groningen. De prijs wordt eens in de tien jaar toegekend aan de meest oorspronkelijke theologische dissertatie, die aan een openbare Nederlandse universiteit verdedigd is. De beoordeling vindt plaats door de hoogleraren verbonden aan de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap te Groningen. Aan de volgende personen werd de prijs toegekend: 1935 – dr. K.H. Miskotte te Haarlem 1945 – dr. W.C. van Unnik te Schiedam 1955 – dr. D.J. Hoens te Utrecht 1965 – dr. G.H.M. Posthumus Meyes te Ndoungue (Kameroen) 1975 – dr. H.W. de Knijff te Utrecht 1985 – dr. L.J. van den Brom te Soest 1995 – dr. E. Talstra te Amsterdam 2005 – dr. G.F. Jensma te Sauwerd
66
13. WIE, WAT, WAAR 13.1 ADRESGEGEVENS FACULTEIT GGW Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap Oude Boteringestraat 38 9712 GK Groningen telefoon: 050-363 8017 fax: 050-363 6200 e-mail:
[email protected] website: http://www.rug.nl/ggw
13.2 OPENINGSTIJDEN GEBOUW tijdens collegeperiodes: maandag, dinsdag, woensdag, vrijdag donderdag tijdens onderwijsvrije periodes: maandag t/m vrijdag
8.30-17.00 uur 8.30-21.00 uur 8.30-17.00 uur
13.3 STUDIEADVISEURS EN ONDERWIJSADMINISTRATIE De studieadviseurs geven informatie en advies over studieplanning en begeleiding, regelingen voor inschrijving en meer persoonlijke zaken. Voor vragen aan de studieadviseurs, zie ook eerst http://www.rug.nl/education/hoezithet/ mw.drs. T.M.L. de Boer 050 – 363 5581 e-mail:
[email protected] kamer 28 spreekuur: volgens afspraak dhr. K. van den Ende MA 050 – 363 9382 e-mail:
[email protected] kamer 28 spreekuur: volgens afspraak Onderwijsadministratie kamer 004 050-363 5568 e-mail:
[email protected] openingstijden: di. t/m vrij. 9-12 uur (’s maandags gesloten)
67
13.4 NESTOR EN COLLEGE- EN TENTAMENROOSTER Voor vragen over Nestor of over het college- en tentamenrooster kun je terecht bij drs. H.T. van Putten kamer 36 050-363 4589 e-mail:
[email protected]
13.5 SAMENSTELLING FACULTEITSBESTUUR prof.dr. C.K.M. von Stuckrad, decaan en portefeuillehouder onderzoek (tevens onderzoeksdirecteur) kamer 104 050-363 5579 e-mail:
[email protected] mw.prof.dr. M.P.A. de Baar, vice-decaan en portefeuillehouder onderwijs (tevens opleidingsdirecteur) kamer 108 050-363 4590 e-mail:
[email protected] drs. W. Heinen, bestuurslid en portefeuillehouder middelen kamer 008 050-363 5588 e-mail:
[email protected] Daarnaast maakt een student als adviseur deel uit van het faculteitsbestuur.
13.6 BIBLIOTHEEK In het gebouw van de faculteit is ten behoeve van het facultaire onderwijs en onderzoek een eigen bibliotheek gevestigd die als afdeling van de vakbibliotheek Godgeleerdheid/Wijsbegeerte deel uitmaakt van de Bibliotheek van de Rijksuniversiteit Groningen. De bibliotheek van de faculteit heeft een collectie van ongeveer 56.000 banden. Deze collectie bestaat uit naslagwerken (encyclopedieën, bibliografieën, commentaren, concordanties, woordenboeken, waaronder theologische woordenboeken), monografieën, artikelenbundels en CD-roms. De bibliotheek heeft verder nog ruim 300 abonnementen op tijdschriften en series. De collectie is toegankelijk via de computercatalogus van de RUG. Bovendien kun je bestanden met elektronische (bibliografische) informatie en tijdschriftenbestanden raadplegen via de computers in de bibliotheek. Deze bestanden zijn wereldwijd toegankelijk voor studenten en medewerkers van de RUG via de ProxyServer waarop je met je studentaccount kunt inloggen. Voor het lenen van materialen is een geldige studentenkaart nodig. Studenten mogen ook gebruikmaken van andere RUGbibliotheken en van de collectie van de Groningse PThU-bibliotheek. In de bibliotheek zijn verder twee grote diacollecties met bijbehorende fotodocumentatie ondergebracht. Het gaat om dia’s en foto’s van beeldmateriaal van een groot aantal godsdiensten en om dia’s en foto’s op het terrein van kerkbouw en 68
kerkkunst. Deze laatste collectie is inmiddels gedigitaliseerd, zie http://www.kerkeninbeeld.nl/. Verder heeft de bibliotheek een bruikleencollectie van 15.000 banden, bestaande uit geestelijke liedboeken uit vele landen, uit de zeventiende tot en met de twintigste eeuw, de collectie Wijchers. Studieplaatsen bieden de mogelijkheid om het niet-uitleenbare materiaal, zoals naslagwerken en oude en kostbare publicaties te raadplegen, en/of om rustig te studeren. Nadere informatie over de bibliotheek is te vinden op http://www.rug.nl/bibliotheek/locaties/bibtheol/index. De openingstijden van de bibliotheek van de faculteit zijn: maandag t/m vrijdag van 9.00-17.00 uur. In vakantieperiodes (rond kerst, in de zomer) zijn er beperktere openingstijden.
13.7 ICT Het gebruik van de computer neemt een belangrijke en vanzelfsprekende plaats in binnen de masteropleidingen Theologie en Religiewetenschappen en Theology and Religious Studies (Religion and Culture). Er wordt dan ook van uitgegaan dat je over basis-ICT-vaardigheden beschikt als je aan je studie begint. Computeraccount en e-mailadres Om je de mogelijkheid te geven gebruik te maken van een aantal universitaire computerprogramma’s ontvang je aan het begin van je studie een universitair computeraccount en een e-mailadres. Met je account heb je toegang tot een aantal universitaire computerprogramma’s en tot het netwerk voor studenten van de Rijksuniversiteit Groningen. Je krijgt het universitaire computeraccount samen met de bevestiging van (eerste) inschrijving bij de RUG van de Centrale Studenten Administratie (CSA). Dit account bestaat uit een username (s + studentnummer) en een wachtwoord dat je een paar maal per jaar moet aanpassen. Het account en e-mailadres blijven gedurende je gehele studietijd geldig. Het universitaire e-mailadres dat door de RUG wordt verstrekt, is het adres dat de faculteit gebruikt om haar studenten te informeren over allerlei zaken. Ook Nestor en ProgRESS-WWW maken er automatisch gebruik van. Het is dus belangrijk dat je regelmatig je mail controleert. Tot 1 juli 2013 was de mail beschikbaar via https://webmail.rug.nl. Sinds 2 juli ontvangen studenten mail op het RUG-e-mailadres in een nieuwe mailomgeving: Google Mail. Inloggen doe je met je studentnummer en wachtwoord via http://googleapps.rug.nl. Voor meer informatie zie http://rug.nl/mu/google-apps. N.B. Studenten die mail uit de RUGmail willen bewaren moeten berichten voor 31 december 2013 migreren naar hun nieuwe mailbox met de migratietool: https://gogoogle.rug.nl/. Computerfaciliteiten en draadloos netwerk Op de faculteit staan in ruimte S34 diverse computers die toegankelijk zijn tijdens de openingstijden van de faculteit (8.30 tot 17.00 uur en tijdens collegeweken op de donderdag ook tot 21.00 uur). Ook in de Universiteitsbibliotheek zijn computerfaciliteiten aanwezig. Voor problemen die te maken hebben met het 69
computergebruik kun je terecht bij de IT-Servicedesk op de eerste verdieping van het Harmoniegebouw (Oude Kijk in ’t Jatstraat 26, Letteren). Als je je wachtwoord bent vergeten, moet je behalve je collegekaart ook een legitimatiebewijs meenemen. Studenten, medewerkers en gasten van de RUG kunnen met hun eigen laptop draadloos het internet op. Dit kan in de publieksruimtes van de gebouwen van de RUG; in de faculteit heb je overal toegang tot dit draadloze netwerk. Vereiste is een laptop met een draadloze netwerkkaart, software en een student- of medewerkersnummer. Ga voor meer info en de software naar: http://www.rug.nl/science-andsociety/library/services/bibcmb/toolbox/wireless-internet Computercursussen en software Bij het Donald Smits Centrum voor Informatie Technologie (CIT) van de universiteit (Landleven 1, Zernikecomplex, 050-363 3232) kun je terecht voor computercursussen en voor hulp bij het oplossen van problemen met ICT-apparatuur, programma’s en andere voorzieningen. Je kunt ook thuis contact leggen met het universitaire netwerk. Meer informatie vind je op http://www.rug.nl/science-andsociety/library/services/bibcmb/toolbox/wireless-internet Verder kun je via de SURFSPOT.NL (http://surfspot.nl/) software en andere ICT-producten, legaal, en tegen zeer aantrekkelijke prijzen aanschaffen.
13.8 WETENSCHAPPELIJKE STAF mw.prof.dr. M.P.A. de Baar e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 4590 kamer 108
hoogleraar cultuurgeschiedenis van het christendom (vroegmoderne tijd) en bijzonder hoogleraar vanwege de Zwinglibond in de geschiedenis en beginselen van het unitarisme, vice-decaan, portefeuillehouder onderwijs en opleidingsdirecteur
prof.dr. H. van den Belt e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 8017 kamer 110
bijzonder hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond in de PKN in de gereformeerde godgeleerdheid: bronnen, ontwikkeling en context
prof.dr. H.S. Benjamins e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 8017 kamer 110
bijzonder hoogleraar vanwege de VVP in de vrijzinnige theologie: ontwikkeling en doorwerking vanaf de 19de eeuw tot in het heden
dr. P. Berger e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5587 kamer 102
universitair docent Indische godsdiensten en antropologie van religie
70
mw.dr. B.A. Blokhuis e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 8017
docent Grieks
mw.drs. H.B. Boudewijnse e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5593 kamer 112
docent methoden en technieken
mw.dr. M.W. Buitelaar e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5570 kamer 112
universitair hoofddocent in de hedendaagse Islam
dr. M. van Dijk e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 4584 kamer 106
universitair docent in de geschiedenis van het christendom (specialisatie: Middeleeuwen) met bijzondere aandacht voor vrouwenstudies en vrouwenstudies algemeen
dr. Ch. Jedan e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 4586 kamer 234
tenure track universitair hoofddocent ethiek
mw.dr. K.E. Knibbe e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 4585 kamer 112
universitair docent sociologie van religie
prof.dr. G.H. van Kooten e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5584 kamer 72
hoogleraar Nieuwe Testament en vroeg christendom
dr. J.E.A. Kroesen e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 4587 kamer 106
universitair docent kunstgeschiedenis van het christendom
prof.dr. Y.B. Kuiper e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5592 kamer 102
bijzonder hoogleraar vanwege de Stichting Groninger Universiteitsfonds in de religieuze en historische antropologie en universitair hoofddocent in de godsdienstwetenschap en de culturele antropologie
71
dr. J.R. Luth e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5578 kamer 106
universitair docent liturgiewetenschap (specialisatie hymnologie)
prof.dr. A.L. Molendijk e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5580 kamer 110
hoogleraar geschiedenis van het moderne christendom (inclusief dogmen- en theologiegeschiedenis) en hoogleraar godsdienstwijsbegeerte
mw.dr. J.K. Muthert e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5572 kamer 136
universitair docent geestelijke verzorging/godsdienstpsychologie
prof.mr.dr. F.T. Oldenhuis e-mail:
[email protected] Oude Kijk in 't Jatstraat 26 9712 EK Groningen tel. (050) 363 5472
bijzonder hoogleraar vanwege de Stichting Groninger Universiteitsfonds in religie en recht
prof.dr. H.J. Paul e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 8017 kamer 110
bijzonder hoogleraar vanwege IZB/GZB secularisatiestudies
prof.dr. M. Popović e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5567 kamer T 74
tenure track universitair hoofddocent/adjunct hoogleraar Oude Testament en vroeg Jodendom, met bijzondere aandacht voor de Dode Zeerollen
dr. F.L. Roig Lanzillotta e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5574 kamer 75
universitair docent Nieuwe Testament en vroeg christendom
prof.dr. J.T.A.G.M. van Ruiten e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5575 kamer T 72
bijzonder hoogleraar vanwege de Stichting Groninger Universiteitsfonds in de receptiegeschiedenis van de Bijbel: historische hermeneutiek, en universitair hoofddocent in de Israëlitische letterkunde en de uitlegging van het Oude Testament en de vroeg Joodse letterkunde directeur Graduate School of Theology and Religious Studies
72
mw.dr. J. Schaap-Jonker e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 4588 kamer 136
universitair docent godsdienstpsychologie
prof.dr. W.H. Slob e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 4583 kamer 236
bijzonder hoogleraar vanwege de Stichting Bijzondere Leerstoel Theologie in de Protestantse Kerk, Theologie en Cultuur (tijdelijk) docent filosofie
dr. E. van ’t Slot tel. (050) 363 8017 kamer 110
tenure track bijzondere leerstoel vanwege de Confessionele Vereniging in de PKN in de systematische theologie en kerk in de 21ste eeuw
prof.dr. C.K.M. von Stuckrad e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5579 kamer 104
hoogleraar religiewetenschap decaan, portefeuillehouder onderzoek en onderzoeksdirecteur
Dr. S. Travagnin
Rosalind Franklin Fellow Asian Religions
mw.dr. E.K. Wilson e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 4583 kamer 236
universitair docent en directeur van het onderzoekscentrum ‘Religie, conflict en het publieke domein’
mw. prof.dr. T.H. Zock e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5245 kamer 128
hoogleraar godsdienstpsychologie, met bijzondere aandacht voor geestelijke verzorging en bijzonder hoogleraar geestelijke verzorging vanwege het KSGV (Studiecentrum voor Levensbeschouwing en Geestelijke Volksgezondheid), coördinator geestelijke verzorging
drs. A. van der Zwan e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5578 kamer 106
docent Hebreeuws en tijdelijk docent Islam
13.9 POSTDOCS Mw. Dr. E.A.E. Thomas
Postdoc History of Ideas The Religion/Secular Divide
73
13.10 TIJDELIJKE DOCENTEN Mw. Dr. K.E. Gardiner e-mail:
[email protected]
Filosofie van de sociale en culturele wetenschappen
Mw. B.E.A.L. van der Lans MA e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5585 kamer 155
Nieuwe Testament en vroeg Christendom
mw.prof.dr. A.R. Mackor e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5698/8017 kamer 136
Docent professionele ethiek
dr. M.N. van der Meer e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 8017 kamer 75
Oude Testament
Mw. Karin Neutel MA
Nieuwe Testament en vroeg Christendom
Prof. Dr. F. de Lange
(zorg)ethiek
13.11 ONDERSTEUNEND EN BEHEERSPERSONEEL mw.drs. T.M.L. de Boer e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5581 kamer 28
onderwijscoördinator en studieadviseur
A. Elzinga e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 8017 of 06-517 84 202 kamer 002
medewerker interne dienst/portier/ conciërge
mw.drs. C.B. Caron-Feiken e-mail:
[email protected] kamer 36
communicatiemedewerker
74
Dhr. K van den Ende MA e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 9382 kamer 28
onderwijscoördinator en studieadviseur
mw. M.H. de Hei-van der Touw e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 8017 kamer 004
medewerker onderwijsadministratie
drs. W. Heinen e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5588 kamer 008
bestuurslid faculteit portefeuillehouder middelen (financiën, beheer, personele zaken, arbo- en milieuzaken)
mw. H.A. Kremer-Groothuis e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5568 kamer 004
coördinator onderwijsadministratie
mw.drs. J. Moesker e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5582 kamer S45
bibliotheekmedewerker
mw. W.C. van de Pol e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5591 kamer 006
management-assistente bestuur en beheer, secretariaat Centre for Religious Studies, facultaire arbo- en milieucoördinator
drs. H.T. van Putten e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 4589, kamer 36 tel. (050) 363 5568, kamer 004
projectleider Nestor, onderwijscoördinator medewerker onderwijsadministratie
dr. J. van Sluis e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5582 kamer S45
vakbibliothecaris
mw.drs. F.M. Veenstra-Vis e-mail:
[email protected] tel. (050) 363 5582 kamer S45
hoofd bibliotheek en documentatie
75
mw.drs. M.I.H. Vrijens e-mail:
[email protected] of
[email protected] tel. (050) 363 8017 kamer 004 (alleen op maandag)
beleidsmedewerker internationalisering
76
14. OMGANGSREGELS De onderstaande regels zijn ingesteld om het onderwijsprogramma voor studenten en docenten zo soepel mogelijk te laten verlopen. Alle belangrijke communicatie is ook alleen dan goed mogelijk als iedereen zich aan deze regels houdt. Iedereen, docent en student, wordt geacht deze regels na te leven. Gebruik van het officiële e-mailadres en het juiste postadres Alle e-mail verloopt via de officieel toegekende studenten e-mailadressen (
[email protected]). Gebruik dan ook uitsluitend dit e-mailadres of link door naar je privé e-mailadres. Dit is belangrijk omdat de communicatie voornamelijk via e-mail verloopt. Met het oog op de toezending van allerlei informatie is het noodzakelijk dat de onderwijsadministratie beschikt over het juiste adres en de postcode van alle studenten. De onderwijsadministratie baseert zich hierbij op gegevens van Studielink. Studenten moeten een adreswijziging doorgeven via Studielink én de onderwijsadministratie! Inschrijven voor cursussen en tentamens Iedereen wordt geacht zich tijdig via ProgRESS-WWW aan te melden voor colleges en tentamens. Doe je dit niet, dan kun je worden uitgesloten van deelname. Bovendien mis je dan aansluiting naar Nestor en loop je daarmee de kans belangrijke informatie over de cursus te missen. Als je besluit niet mee te doen aan een tentamen waarvoor je je hebt aangemeld, maak dan je aanmelding via ProgRESS-WWW ongedaan. Wees op tijd Zorg ervoor dat je op tijd aanwezig bent bij colleges en alle andere onderwijsactiviteiten. Niets is zo storend voor studenten en docenten als mensen die nog binnenkomen tijdens colleges die al begonnen zijn. Mobiele telefoons uit Tijdens alle onderwijsbijeenkomsten dienen mobiele telefoons uit te staan! Ook in de bibliotheek en bij de ICT-werkplekken wordt het niet getolereerd dat er telefoons aan staan, telefoongesprekken worden gevoerd of anderszins op storende wijze wordt gehandeld. Deadlines Deadlines worden niet voor niets gesteld. Als er een deadline is gesteld voor bijv. het inleveren van een paper of opdrachten, houd je daar dan ook aan. Docenten kunnen zich het recht voorbehouden om te laat ingeleverde opdrachten of papers niet of met een onvoldoende te beoordelen. Communicatieve etiquette Geef in e-mails of brieven duidelijk aan voor wie het bericht bedoeld is, waar het over gaat en wie de afzender is. Formuleer duidelijk en gebruik goed Nederlands of Engels. Alle teksten die je inlevert, behoren te voldoen aan de eis van correct en goed Nederlands of Engels.
77
Vragen Ga eerst na of de informatie die je zoekt niet in de studiegids te vinden is of op de facultaire website: http://myuniversity.rug.nl/ (MyUniversity > infonet > faculteit Theologie en Godsdienstwetenschap> Hoe zit het?). Bedenk ook waar of aan wie je de vraag het best kan stellen: aan de docent, de onderwijsadministratie of de studieadviseur bijvoorbeeld. Stel je vragen op tijd: wacht liever niet tot een dag voor het tentamen om vragen over de stof te stellen. Plagiaat Plagiaat is streng verboden. Het zonder bronvermelding overnemen van tekstfragmenten is een doodzonde voor academici. Dit geldt zowel voor het kopiëren van teksten uit wetenschappelijke literatuur als van het internet. De examencommissie beschouwt plagiaat als een vorm van fraude. Meewerken aan evaluaties In het kader van de kwaliteitszorg wordt al ons onderwijs op verschillende wijzen (digitaal, schriftelijk, mondeling) geëvalueerd. Het is vanzelfsprekend dat je daar je medewerking aan verleent als daar om gevraagd wordt. Het is voor de opleiding, dus ook voor studenten, van het grootste belang dat we de kwaliteit van het onderwijs hoog houden. Tussentijds beëindigen van de studie Studenten die tussentijds hun studie beëindigen, worden geacht de studieadviseur en de onderwijsadministratie hiervan op de hoogte te brengen. Aanmelden voor buluitreikingen Voor het aanvragen van je propedeutisch-, bachelor- of masterexamen gelden aanvraagprocedures. Zie hiervoor My University > infonet > faculteit Theologie en Godsdienstwetenschap > onderwijszaken > aanvragen bul. (http://myuniversity.rug.nl/infonet/studenten/ggw/onderwijszaken/afstuderen). De bulprocedure neemt ongeveer 6 weken in beslag.
78
15. INFORMATIE OVER HET STUDENTENSTATUUT Het Studentenstatuut Het Studentenstatuut is een overzicht van de rechten en plichten van zowel studenten als de universiteit. Het is gebaseerd op landelijke wet- en regelgeving (vooral de Wet op Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek, de WHW) en aangevuld met regelingen die specifiek van de RUG afkomstig zijn. Deze laatste regelingen zijn opgenomen in de bijlagen bij het instellingsdeel van het Studentenstatuut. Het Studentenstatuut bestaat uit twee delen. In het instellingsspecifiekdeel worden de algemene rechten en plichten genoemd voor de gehele universitaire organisatie, zoals inschrijving en rechtsbescherming. Het instellingsdeel is te vinden op de website van de RUG (www.rug.nl/studenten/ > regelingen, klachten en medezeggenschap). In het instellingsdeel van het Studentenstatuut worden de artikelen van wetten en regelingen niet letterlijk geciteerd, maar zo leesbaar mogelijk weergegeven. Bij de verschillende onderwerpen zijn links opgenomen naar de betreffende artikelen van de wet of regeling. Het opleidingsspecifiekdeel beschrijft de rechten en plichten die specifiek gelden voor een opleiding, zoals examens en studiepunten. Deze verschillen per opleiding en faculteit. Je kunt het opleidingsdeel raadplegen bij de facultaire onderwijs- en examenadministratie en in de facultaire studiegidsen. Geldigheid Het Studentenstatuut geldt voor het studiejaar 2013-2014. Het instellingsdeel van het Studentenstatuut wordt jaarlijks, met instemming van de Universiteitsraad, door het College van Bestuur vastgesteld. Als het Statuut in strijd of tegenspraak is met wettelijke regels, dan gaan de wettelijke regels voor. Bekendmaking Alle studenten ontvangen aan het begin van het studiejaar een mail van het College van Bestuur met de vermelding waar zij het Studentenstatuut op de website van de RUG kunnen vinden en waar zij binnen de universiteit het statuut kunnen inzien. Het belang van het Studentenstatuut Alle studenten worden geacht op de hoogte te zijn van de inhoud van het Studentenstatuut. Als je je niet houdt aan de plichten die uit het statuut voortvloeien, heeft dat mogelijk consequenties voor je rechten, bijvoorbeeld op financiële ondersteuning uit het Afstudeerfonds. Een wet of regeling heeft per definitie een algemeen karakter. Dat geldt ook voor het Studentenstatuut. Dit betekent dat het effect in een concrete situatie en in een individueel geval niet altijd eenduidig en voorspelbaar is. Ten slotte is ‘recht’ nooit statisch, maar voortdurend in ontwikkeling. Studenten die dit studiejaar begonnen zijn, krijgen te maken met andere regelingen dan ouderejaars. Zorg er dus altijd voor dat je je goed laat informeren door jouw faculteit en/of het Studenten Service Centrum (SSC) en lees het Studentenstatuut goed door.
79
Onderwerpen in het Studentenstatuut Het centrale deel van het Studentenstatuut bevat nadere informatie over de rechten en plichten van de student met betrekking tot de volgende onderwerpen: - toegang en toelating tot universitaire opleidingen, - inschrijving en beëindiging inschrijving, betaling collegegeld, - het onderwijs, inclusief het bindend studieadvies, - de tentamens en examens, - financiële ondersteuning in geval van overmacht of bijzondere omstandigheden, - medezeggenschap, - gedragsregels, - rechtsbescherming.
80
Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen bijlage bij studiegids 2013-2014
Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen studiejaar 2013-2014, pagina 1
Inhoud: 1. Algemene bepalingen 2. Opbouw van de opleiding 3. Tentamens en examen van de opleiding 4. Toelating 5. Studiebegeleiding 6. Overgangs- en slotbepalingen
Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen studiejaar 2013-2014, pagina 2
Paragraaf 1
Algemene Bepalingen
Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en het examen van de masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen, hierna te noemen: de opleiding. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit der Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap van de Rijksuniversiteit Groningen, hierna te noemen: de faculteit. Artikel 1.2 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en het examen van de opleiding; c. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; d. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een van de volgende vormen: - het maken van een scriptie - het maken van een werkstuk of een proefontwerp - het uitvoeren van een onderzoekopdracht - het deelnemen aan veldwerk of een excursie - het doorlopen van een stage - het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden; e. doorstroommaster-opleiding: de opleiding waarvoor van rechtswege toegang wordt verleend op grond van een daartoe aangewezen bacheloropleiding; f. examen: het masterexamen van de opleiding; g. semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op een door het College van Bestuur te bepalen datum omstreeks 31 januari, dan wel beginnend op vorenbedoelde door het College van Bestuur te bepalen datum en eindigend op 31 augustus. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd: - gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van of theologie en religiewetenschappen of geestelijke verzorging bij te brengen; - een ethisch verantwoorde houding bij te brengen tot uiting komend in het academische werk; - (in het masterprogramma GV) een wetenschappelijke basis te bieden om te reflecteren op de functie en plaats van geestelijk verzorger in de actuele situatie van religie en cultuur, en daarover wetenschappelijk onderzoek te doen; - (in het masterprogramma GV) de basis te bieden voor het beroepsmatig kunnen functioneren als geestelijk verzorger op academisch niveau; - (in het masterprogramma GV) voor te bereiden op de opleiding tot wetenschappelijk onderzoeker op het gebied van de geestelijke verzorging; - (in de overige masterprogramma’s) een wetenschappelijke basis te bieden voor beroepen op de terreinen van beleid, cultuur, educatie en communicatie; te denken valt aan functies bij media, overheidsinstanties, bedrijven en culturele instellingen; - (in de overige masterprogramma’s) een wetenschappelijke basis te bieden voor het werkgebied van predikant in een kerkelijke gemeente of in diverse vormen van bijzonder pastoraat, voor functies als leraar godsdienst en cultuurgeschiedenis van het christendom en maatschappijleer, en in leerplanontwikkeling ten behoeve van godsdienstonderwijs en catechese;
Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen studiejaar 2013-2014, pagina 3
- (in de overige masterprogramma’s) voor te bereiden op de opleiding tot wetenschappelijk onderzoeker op het gebied van de theologie en/of religiewetenschappen. Artikel 1.4 Vorm van de opleiding De opleiding wordt zowel in voltijd als in deeltijd verzorgd. Artikel 1.5 Iudicium Abeundi 1. In geval van ernstig laakbare gedragingen en/of uitlatingen van een student kan het College van Bestuur in bijzondere gevallen na advies van de Examencommissie of van het faculteitsbestuur de inschrijving van een student beëindigen. 2. Het College van Bestuur neemt een beslissing als bedoeld in het eerste lid eerst nadat de betreffende student is gehoord omtrent de voorgenomen beslissing, nadat een zorgvuldige
afweging van alle belangen van de student en van de instelling heeft plaatsgevonden en nadat aannemelijk is geworden dat de student door zijn/haar gedragingen en /of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem/haar gevolgde studie opleidt, danwel voor de praktische voorbereiding op die beroepsopleiding. Het faculteitsbestuur, de examencommissie en het College van Bestuur nemen daarbij het Protocol Iudicium Abeundi in acht zoals dit door de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra op 1 november 2010 is vastgesteld. Artikel 1.6 Voertaal De voertaal in alle colleges van het masterprogramma Geestelijke verzorging is het Nederlands; dit geldt eveneens voor de examens. De voertaal in alle colleges van de overige masterprogramma’s is het Engels, tenzij er alleen Nederlandstalige studenten aanwezig zijn. In dat geval kan het Nederlands de voertaal zijn in de colleges. De voertaal van de examens is voor Nederlandstalige studenten het Nederlands en voor anderstalige studenten het Engels, tenzij de examinator en de student hierover andere afspraken maken.
Paragraaf 2
Opbouw van de opleiding
Artikel 2.1 Studielast 1. De opleiding heeft een studielast van 60 ECTS (European Creditpoint Transfer System), waarbij één ECTS gelijk staat aan 28 uren studie. 2. De studielast wordt uitgedrukt in hele ECTS. Artikel 2.2 Programma’s De opleiding kent de volgende programma’s: A) Programma Geestelijke Verzorging met praktijkstage danwel onderzoeksstage B) Programma Origins of Abrahamic Religions: Texts and Contexts met stage C) Programma Religion, Conflict and Globalisation met stage D) Programma Religion and the Public Domain met stage E) Programma Concealed Knowledge: Gnosticism, Esotericism and Mysticism met stage Artikel 2.3 Samenstelling programma’s 1.1 Programma A omvat de volgende theoretische onderdelen met de daarbij vermelde studielast: 1. Ethiek in de zorg (5 ECTS) 2. Geestelijke verzorging 1 (5 ECTS) 3. Geestelijke verzorging 2 (5 ECTS) 4. Psychopathologie en religie (5 ECTS)
Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen studiejaar 2013-2014, pagina 4
1.2 Programma B omvat de volgende theoretische onderdelen met de daarbij vermelde studielast: 1. Revealed Knowledge: Sacred Texts in Judaism, Christianity and Islam (10 ECTS) 2. Jews, Christians and Muslims in the Ancient Mediterranean (10 ECTS) 3. Texts of Terror: Violence, Power and Politics (10 ECTS) 1.3 Programma C omvat de volgende theoretische onderdelen met de daarbij vermelde studielast: 1. Fundamentalism and Religious Violence (10 ECTS) 2. Global Dynamics and Local Religious Systems (10 ECTS) 3. Migration, Culture, and Religious Identity (10 ECTS) 1.4 Programma D omvat de volgende theoretische onderdelen met de daarbij vermelde studielast: 1. The Invention of the Secular (10 ECTS) 2. Christian Cultural Heritage 1 (5 ECTS) 3. Christian Cultural Heritage 2 (5 ECTS) 4. Theorizing Religion in the Public Domain (10 ECTS) 1.5 Programma E omvat de volgende theoretische onderdelen met de daarbij vermelde studielast: 1. Knowledge, Secrecy, and Revelation in Antiquity (10 ECTS) 2. Medieval Mysticism, Kabbalah, and Contemporary Culture (10 ECTS) 3. Modern Esotericism between East and West (10 ECTS) 2. Daarnaast omvat het programma A de volgende verplichte onderdelen met de daarbij vermelde studielast: (a) een praktijkstage danwel onderzoeksstage à 20 ECTS (b) een scriptie à 20 ECTS 3. Daarnaast omvat het programma B t/m E de volgende verplichte onderdelen met de daarbij vermelde studielast: (a) een stage à 10 ECTS (b) een scriptie à 20 ECTS In plaats van een stage kan onder goedkeuring van de examencommissie ook voor een tutorial of een module naar keuze (10 ECTS) uit een ander programma van de masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen of uit een ander universitair programma worden gekozen. Artikel 2.4 Practica 1. De onderdelen genoemd in artikel 2.3 omvatten, naast het onderwijs in de vorm van hoorcolleges of hoor-/werkcolleges, een practicum in de daarbij aangegeven vorm en van de daarbij vermelde omvang conform het vermelde in de bijlage bij dit artikel (bijlage 1, Appendix II). 2. Met betrekking tot de volgende onderdelen geldt het met voldoende resultaat deelnemen aan het desbetreffende practicum als het behalen van het tentamen: A.1, A.3, B.1, B.2, B.3, C.1, C.2, C.3, D.1, D.2, D.3, D.4, E.1, E.2, E.3
Paragraaf 3
Tentamens en examen van de opleiding
Artikel 3.1 Algemeen 1. De uitslag van het tentamen geeft de studenten zowel tussentijds als bij afsluiting van het onderdeel de nodige informatie of zij de gestelde leerdoelen hebben bereikt. Zonodig worden zij daarbij geadviseerd over hun verdere deelname aan het betreffende programma. 2. Het oordeel over een tentamen is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager. 3. Bepalingen met betrekking tot deelname aan practica c.q. studieonderdelen waarvoor een aanwezigheidsverplichting geldt: Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen studiejaar 2013-2014, pagina 5
1. In dit artikel wordt onder practica begrepen de praktische oefeningen zoals vermeld in artikel 1.2, sub d en de daaraan gerelateerde colleges. 2. Indien aan een practicum colleges zijn verbonden, geldt voor deze colleges een aanwezigheidsplicht van 80%. 3. Indien een student minder dan 80% en meer dan of gelijk aan 70% van de totale verplichte aanwezigheid bij een practicum heeft bijgewoond, kan de docent een of meer vervangende opdrachten geven aan de student. 4. Indien een student minder dan 70% aanwezig is geweest, wordt de student uitgesloten van deelname aan het tentamen voor het betreffende onderdeel en dient de student het college opnieuw te volgen. 5. De examencommissie kan in bijzondere gevallen, gemotiveerd, toestaan dat ten voordele van de student wordt afgeweken van het bepaalde in de vorige leden. 4. Bepalingen met betrekking tot deelname aan de tentamens: 1. Studenten die niet hebben voldaan aan de onder artikel 3.1 lid 3 sub 1 tot en met 5 vermelde bepalingen, worden uitgesloten van deelname aan het tentamen. 2. Studenten worden uitgesloten van deelname aan het tentamen indien: 1. een werkstuk/verslag dat in het kader van/als het te tentamineren onderdeel gemaakt moet worden, niet of niet tijdig is ingeleverd; 2. opdrachten die in het kader van het te tentamineren onderdeel gemaakt moeten worden, niet of niet tijdig zijn uitgevoerd. 3. De bepalingen onder art. 3.1 lid 4 sub 2 gelden, mits deze bepalingen bij de beschrijving van het betreffende studieonderdeel in de studiegids staan vermeld of aan het begin van het college op de geëigende wijze via Nestor/studiehandleiding is aangegeven op welke datum een werkstuk en/of opdracht(en) moet(en) zijn ingeleverd, dan wel afgerond. 4. Overeenkomstig de bepalingen in art. 3.1 lid 3 aangaande de aanwezigheidsplicht bij practica c.q. bij studieonderdelen met een aanwezigheidsverplichting geldt voor de volgende studieonderdelen dat studenten worden uitgesloten van deelname aan het tentamen indien zij minder dan 70% van de colleges hebben bijgewoond: - Geestelijke verzorging 1 - Geestelijke verzorging 2 - Psychopathologie en religie - Fundamentalism and Religious Violence - Global Dynamics and Local Religious Systems - Migration, Culture and Religious Identitity 5. Studieonderdelen die met een voldoende resultaat zijn afgerond kunnen niet worden herkanst. Artikel 3.2 Beoordeling stage- of onderzoekopdracht De beoordeling van de stage wordt verricht door de begeleider vanuit de faculteit, op basis van het stageverslag en na overleg met de begeleider op de stageplaats of van de stageverlenende instantie. Binnen het masterprogramma Geestelijke verzorging wordt voor de beoordeling van de stage eveneens overlegd met de supervisor. Artikel 3.3 Tijdvakken en frequentie tentamens Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 2.3 genoemde onderdelen wordt in elk studiejaar één gelegenheid en één herkansing gegeven. Artikel 3.4 Vorm van de tentamens 1. De tentamens van de onderdelen, genoemd in artikel 2.3, worden afgelegd conform de weergave in de bijlage bij dit artikel (Bijlage 1, Appendix III).
2. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd.
Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen studiejaar 2013-2014, pagina 6
3. Aan studenten met een functiebeperking wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zonodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.5 Mondelinge tentamens 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. 3. Indien een mondeling tentamen door één docent wordt afgenomen, is opname van het tentamen met behulp van audio-apparatuur verplicht. De opname wordt vernietigd na de reguliere inzagetermijn. Artikel 3.6 Bevoegdheid examencommissie bij keuze-onderdelen 1. Voor beoordelingen en klachten over tentamens is de examencommissie van de opleiding die het tentamen afneemt, bevoegd. Zulks geldt niet voor het indienen van een verzoek om een afwijkende tentamenregeling. 2. Voor het afleggen van tentamen door studenten met een functiebeperking houdt de examencommissie van de opleiding als bedoeld in lid 1 zich aan de voorzieningen zoals deze worden toegestaan door de examencommissie van de opleiding waarvoor de student staat ingeschreven. Artikel 3.7 Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De examinator stelt onmiddellijk na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 2. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen tien reguliere werkdagen na de dag waarop het is afgelegd, en verschaft de administratie van de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk bewijsstuk omtrent de uitslag aan de student. 3. De examinator stelt de uitslag van een werkstuk dat tijdig is ingeleverd vast binnen twintig reguliere werkdagen na de dag die als deadline voor het inleveren van het werkstuk geldt, tenzij de examinator en de student andere afspraken maken, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk bewijsstuk omtrent de uitslag aan de student. 4. Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. 5. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Artikel 3.8 Geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderdelen is onbeperkt. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de examencommissie voor een onderdeel waarvan het tentamen langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen, alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het desbetreffende examen. Artikel 3.9 Inzagerecht 1. Gedurende zes weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn/haar verzoek inzage in zijn/haar beoordeeld werk. Tevens wordt hem/haar op zijn/haar verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk.
Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen studiejaar 2013-2014, pagina 7
2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examencommissie kan bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem/haar een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. Artikel 3.10 Vrijstelling De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. Artikel 3.11 Examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student de voor het examen benodigde tentamens heeft behaald, waarmee hij tevens de benodigde academische vorming heeft verworven en reikt daartoe een getuigschrift uit. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis van de student met betrekking tot een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens daartoe aanleiding geven. 3. Met de vaststelling van de uitslag van het examen draagt de examencommissie tevens zorg voor een spoedige afhandeling van de buluitreiking. 4. Indien de student de datum van zijn afstuderen wil uitstellen in verband met nog extra af te leggen tentamens, dient hij de examencommissie tijdig schriftelijk hiertoe te verzoeken. Artikel 3.12 Graad
1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad ‘Master of Arts’ verleend. 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. Artikel 3.13 Judicium 1. De examencommissie beoordeelt of aan het mastergetuigschrift een onderscheiding wordt toegekend. 2. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: a) ‘Cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is ten minste 8,0 én het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is groter dan of gelijk aan 8,0. b) ‘Summa cum laude’: het cijfer voor de scriptie of thesis is ten minste 9,0 én het onafgeronde gewogen gemiddelde van alle onderwijseenheden, exclusief de scriptie, van het door de examencommissie goedgekeurde examenprogramma is groter dan of gelijk aan 9,0. 3. Geen judicium wordt toegekend indien de omvang van de vrijstellingen in ECTS meer dan de helft van het totaal aantal ECTS van de opleiding bedraagt. 4. Voor het behalen van enig judicium geldt dat het tentamen van een onderwijseenheid slechts eenmaal afgelegd mag zijn. 5. Voor het behalen van een judicium geldt dat voor geen enkel vak een cijfer lager dan 7,0 is behaald.
Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen studiejaar 2013-2014, pagina 8
6. In bijzondere gevallen kan de examencommissie afwijken van het bepaalde in de leden twee tot en met vijf van dit artikel. 7. Voor studenten die vóór 1 september 2010 de opleiding hebben aangevangen blijft de judiciumregeling van kracht die voor hen gold op 31 augustus 2010. Artikel 3.14 Toetsplan Er is een door het faculteitsbestuur vastgesteld toetsplan. Dit toetsplan bevat de volgende onderwerpen: 1. de eindtermen van de opleiding; 2. de curriculumonderdelen en leerdoelen van ieder curriculumonderdeel; 3. de relatie tussen curriculumonderdelen en eindtermen; 4. de toegepaste toetsvorm en de toetsmomenten per onderdeel; 5. de gehanteerde opstellingsprocedures, beoordelingsprocedures en beoordelingscriteria; 6. de verantwoordelijken voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het toetsbeleid; 7. de wijze van periodieke evaluatie.
Paragraaf 4
Toelating
Artikel 4.1 Vooropleiding 1. Toelaatbaar tot de opleiding is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma van hoger onderwijs die aantoont te beschikken over, naar het oordeel van de toelatingscommissie, voldoende kennis en vaardigheden op het gebied van de (klassieke) Godgeleerdheid, Theologie, Godsdienstwetenschap, Wetenschap van godsdienst en levensbeschouwing of Religiewetenschappen of op het gebied van een gerelateerd vakgebied binnen Letteren, Wijsbegeerte of Sociale Wetenschappen op het niveau van een universitair bachelor. 2. Wat betreft kennis van de Engelse taal gelden voor internationale studenten de volgende eisen: TOEFL 580 paper/ 237 computer / 92 internet of hoger, IELTS 6.5 of hoger. Voor Nederlandse studenten die geen VWO-examen hebben, gelden dezelfde taaleisen als voor internationale studenten. Naast de genoemde TOEFL- en IELTS-score volstaat ook een certificaat van het Talencentrum RUG met een score van CEFR B2 of hoger. 3. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding ‘Godgeleerdheid’, ‘Theologie’, ‘Godsdienstwetenschap’ of ‘Wetenschap van godsdienst en levensbeschouwing’ van de Rijksuniversiteit Groningen wordt geacht te beschikken over de kennis en vaardigheden, genoemd in het eerste lid, en wordt uit dien hoofde toegelaten tot de opleiding. 4. Toelating als bedoeld in de leden 1, 2 en 3 geeft recht op inschrijving in de opleiding. 5. Voor de toelating gelden ten minste twee instroommomenten per studiejaar. Artikel 4.2 Toelating programma’s 1. Voor het programma A van de opleiding gelden, in aanvulling op het in art. 4.1 bepaalde, de volgende toelatingsvoorwaarden: van de vooropleiding moeten deel hebben uitgemaakt de volgende vakken met ten minste de daarbij vermelde studielast: - Filosofie (5 ECTS) - Ethiek (5 ECTS) - Modern christendom (5 ECTS) - Godsdienstfilosofie (5 ECTS) - Islam (5 ECTS) - Godsdienstpsychologie (5 ECTS) - Gesprekstechniek en groepsdynamica (5 ECTS) - Professionele ethiek (10 ECTS) - Leven, lijden en dood (10 ECTS) - Filosofie als levenskunst en therapie (5 ECTS)
Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen studiejaar 2013-2014, pagina 9
2.
3.
Voor het programma A geldt daarenboven dat een assessmentprocedure doorlopen dient te worden voor aanvang van de master, in het geval er voor een praktijkstage gekozen wordt. Het assessment zal bestaan uit een gesprek met een door de faculteit aangewezen psychologisch deskundige. Voor de programma’s B, C, D en E geldt, in aanvulling op het in art. 4.1 bepaalde, dat de bestudering van een leeslijst van 800 tot 1000 pagina’s onderdeel kan zijn van de toelating.
Artikel 4.3 Toelatingscommissie 1. De toelating tot de opleiding met de onderscheiden, Engelstalige programma’s is opgedragen aan de toelatingscommissie van de opleiding. Deze wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren die met onderwijs in de opleiding zijn belast of een door het faculteitsbestuur aangewezen wetenschappelijk staflid; - drie leden aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. 2. De toelating tot het masterprogramma Geestelijke Verzorging is opgedragen aan de toelatingscommissie van dit programma. Deze wordt gevormd door: - een lid, tevens voorzitter, aangewezen uit de hoogleraren die met onderwijs in de opleiding zijn belast of een door het faculteitsbestuur aangewezen wetenschappelijk staflid; - een lid aangewezen uit het overige wetenschappelijk personeel dat met onderwijs in de opleiding is belast. 3. Als adviserend lid, tevens secretaris, wordt aangewezen de studieadviseur voor de opleiding. 4. De aanwijzing geschiedt door het faculteitsbestuur, dat tevens het toelatingsreglement vaststelt. Artikel 4.4 Toelatingsonderzoek (doorstroom-)masteropleidingen: criteria 1. Met het oog op de toelating tot de opleiding, als bedoeld in art. 4.1, eerste lid, stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. 2. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 4.2 gestelde voorwaarden. De commissie betrekt bij haar onderzoek de motivatie en ambitie van de kandidaat m.b.t. het desbetreffende programma, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. Artikel 4.5 Toelatingsonderzoek: hardheidsclausule In situaties dat het achterwege laten van de toelating jegens de betrokkene aantoonbaar leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan de toelatingscommissie afwijken van het in artikel 4.4 bepaalde. Daarbij moet de omstandigheid individueel bepaald zijn. Artikel 4.6 Toelatingsonderzoek: tijdstippen 1. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats m.b.t. het begin van de opleiding in het eerste en het tweede semester. 2. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding en een bepaald programma wordt voor 1 maart voor non-EU-studenten en voor 15 mei voor EU-studenten resp. 15 november ingediend bij de toelatingscommissie. 3. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 4. De toelatingscommissie beslist voor uiterlijk 15 juni resp. 15 december over het verzoek. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen studiejaar 2013-2014, pagina 10
betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 4.4 bedoelde eisen t.a.v. kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem/haar gevolgde opleidingen. Op de schriftelijke verklaring omtrent toelating wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Artikel 4.7 Taaleis bij buitenlandse diploma’s 1. Voor het masterprogramma A (Geestelijke Verzorging): Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor de niet-Nederlandse student wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal. 2. Voor de masterprogramma’s B tot en met E: Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Engelse taal voor de niet-Nederlandse student wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van een taalvaardigheidstoets met een TOEFL score van 580 paper/ 237 computer / 92 internet of hoger, of IELTS 6.5 of hoger, of CEFR B2 of hoger.
Paragraaf 5
Studiebegeleiding
Artikel 5.1 Studievoortgangsadministratie 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de registratie van de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Het faculteitsbestuur verschaft elke student inzage in de door hem/haar behaalde studieresultaten via het gehanteerde registratiesysteem. Artikel 5.2 Studiebegeleiding Het faculteitsbestuur draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun voortgang tijdens de studie en oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding.
Paragraaf 6
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1 Overstap van “oude stijl” naar “nieuwe stijl” Een student die direct voorafgaand aan het tijdstip van invoering van deze regeling ononderbroken was ingeschreven voor de masteropleiding Theologie, Godsdienstwetenschap of Geestelijke Verzorging (programma voor 2012) of voorwaardelijk was toegelaten tot deze masteropleiding(en) kan onder goedkeuring van de examencommissie en onder de volgende voorwaarden deelnemen aan de masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen (programma vanaf 2012) krachtens deze onderwijs- en examenregeling: a. behaalde studieresultaten kunnen deel uit maken van een van de masterprogramma’s. De examencommissie gaat hierbij uit van de studieonderdelen genoemd in bijlage 1 in deze regeling; b. deelneming staat open voorzover de invoering van het onderwijs en de tentamens volgens deze regeling dat feitelijk toelaten; c. deelneming staat open voorzover de student definitief toelaatbaar is tot de masteropleiding conform art. 4.1 lid 1. Artikel 6.2 Wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het faculteitsbestuur en na overleg met de faculteitsraad of opleidingscommissie, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen studiejaar 2013-2014, pagina 11
- een goedkeuring die krachtens artikel 2.3 is verleend; - enige andere beslissing, die krachtens deze regeling is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.3 Bekendmaking 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.4 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2013. Aldus vastgesteld door het faculteitsbestuur op 29 augustus 2013. Instemming gegeven door de faculteitsraad op 11 juli 2013.
Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen studiejaar 2013-2014, pagina 12
Bijlage 1 Overzicht van studieonderdelen MA THRS, 2013-2014 Appendix I to Article 2.3
Appendix II to Article 2.4
Appendix III to Article 3.4
Content of degree programme A) Geestelijke Verzorging 1. Ethiek in de zorg (5 ects)
Practica/Practical work
Toetsing/Form of examinations
Reflexieverslagen, essay: 59 uur, presentatie: 8 uur
2. Geestelijke verzorging 1 (5 ects)
Opdrachten: 40 uur Levensbeschouwelijk practicum: 20 uur Paper + presentatie: 60 uur
Reflexieverslagen, essay, presentatie(s), participatie op college Mondeling tentamen, opdracht(en)
3. Geestelijke verzorging 2 (5 ects) 4. Psychopathologie en religie (5 ects) B) Origins of Abrahamic Religions 1. Revealed Knowledge: Sacred Texts in Judaism, Christianity and Islam (10 ects)
Presentatie, werkstuk
opdrachten: 20 uur
Mondeling tentamen, opdracht(en), participatie, groepspresentatie
2 presentations: 20 hrs Paper: 40 hrs
Presentations, paper
2. Jews, Christians and Muslims in the Ancient Mediterranean (10 ects)
presentation: 20 hrs; academic paper: 40 hours
Paper, participation, presentation(s)
3. Texts of Terror: Violence, Power and Politics (10 ects)
2 presentations: 20 hrs Paper: 40 hrs
Presentations, paper
C) Religion, Conflict and Globalisation 1. Fundamentalism and Religious Violence (10 ects)
Assignment:12 hrs Paper: 83 hrs
2. Global Dynamics and Local Religious Systems (10 ects)
Assignment: 8 hrs Paper: 80 hrs
3. Migration, Culture, and Religious Identity (10 ects)
Assignment:27 hrs Paper: 100 hrs
Attendance & active participation in the discussions, written assignments, final paper. Attendance & active participation in the discussions, assignments, final paper. Attendance & active participation in the discussions & on Blackboard, written assignments, final paper.
D) Religion and the Public Domain 1. The Invention of the Secular (10 ects)
Paper and presentation: 256 hrs
Active participation, presentations, final paper
2. Christian Cultural Heritage 1 (5 ects) 3. Christian Cultural Heritage 2 (5 ects)
Excursie: 12 uur Opdrachten en presentatie: 73 uur Excursie: 16 uur Opdrachten en Presentatie: 62 uur
Opdrachten, presentaties
4. Theorizing Religion in the Public Domain (10 ects)
in-class presentation: 10 hrs, briefing paper: 20 hrs, final paper: 40 hrs
in-class participation, in-class presentation, briefing paper, final paper
Presentations: 20 hrs, paper: 40 hrs
presentations, participation, final paper
Presentations: 20 hrs, paper: 40 hrs
presentations, final paper
E) Concealed Knowledge 1. Knowledge, Secrecy, and Revelation in Antiquity (10 ects) 2. Medieval Mysticism, Kabbalah, and Contemporary Culture (10 ects)
Opdrachten, presentatie, paper
Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen studiejaar 2013-2014, pagina 13
3. Modern Esotericism between East and West (10 ects
Presentations: 20 hrs, book review: 20 hrs, paper: 40 hrs
presentations, final paper
Voor programma’s A,B,C,D,E Master Thesis (20 ects)
Thesis, 560 hrs
Thesis, defence of thesis
Rijksuniversiteit Groningen, Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen studiejaar 2013-2014, pagina 14
17. REGELS EN RICHTLIJNEN VAN DE EXAMENCOMMISSIE Regels en Richtlijnen zoals bedoeld in artikel 7.12b, eerste en derde lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek voor de Masteropleiding Theologie en Religiewetenschappen (60 ECTS) en de Research Master Theology and Religious Studies (Religion and Culture) (120 ECTS). De examencommissie voor de hierboven genoemde opleidingen en universitaire minoren gelet op artikel 7.12b, eerste en derde lid van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek BESLUIT:
de volgende regels en richtlijnen voor de opleidingen vast te stellen: Artikel 1 Begripsomschrijvingen In deze regels en richtlijnen wordt verstaan onder: - OER (TER): de Onderwijs- en Examenregeling (Teaching and Examination Regulations) voor de hierboven genoemde opleiding(en), laatstelijk vastgesteld op 20 juni 2012; - examinandus: degene die zich onderwerpt aan een tentamen of examen; - tentamen: de beoordeling van de kennis en/of vaardigheid van de examinandus m.b.t. een bepaald onderdeel van de opleiding; - student: degene die is ingeschreven voor de opleiding. Artikel 2 Dagelijkse gang van zaken examencommissie 1. De examencommissie kan uit haar midden een commissie van ten minste drie leden aanwijzen die belast is met de behartiging van de dagelijkse gang van zaken van de examencommissie. 2. Tot de dagelijkse gang van zaken worden onder meer gerekend: a. beslissingen omtrent de goedkeuring van onderwijseenheden, zoals bedoeld in artikel 7.3d WHW; b. beslissingen omtrent regelingen die in afwijking van de geldende bepalingen op verzoek van de student kunnen worden getroffen; c. beslissingen omtrent vrijstellingen; d. voorbereiding van de vaststelling van de uitslag van examens; e. het treffen van maatregelen bij inbreuk op de orde tijdens een tentamen, bedoeld in artikel 11 en bij fraude, bedoeld in artikel 12. 3. Deze commissie is verantwoording verschuldigd aan de examencommissie. Artikel 3 Het afnemen van tentamens 1. De examencommissie wijst voor het afnemen van elk tentamen één of meer examinatoren aan. 2. Elk tentamen omvat het door de examinator te verrichten onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. 3. ln geval een en hetzelfde tentamen al dan niet tezelfdertijd door meer dan één examinator wordt afgenomen en de uitkomst daarvan wordt beoordeeld, ziet de betreffende examencommissie erop toe dat die examinatoren beoordelen aan de 82
hand van dezelfde normen. Daartoe worden de betreffende normen door de betrokken examinatoren tevoren schriftelijk vastgelegd. Zo nodig wijst de examencommissie een voor het tentamineren eerstverantwoordelijke examinator aan. 4. De examinator stelt vast of is voldaan aan de voorwaarden voor toelating tot het tentamen. Artikel 4 Aantal personen bij mondeling tentamen Met de instemming van de te examineren personen kan een examinator besluiten dat een bepaald tentamen door hen tezamen mondeling zal worden afgelegd. Artikel 5 Vaststelling uitslag examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast bij gewone meerderheid van stemmen. 2. Staken de stemmen, dan is de examinandus afgewezen. Artikel 6 Tijdstippen 1. Schriftelijke tentamens worden afgenomen op de tijdstippen, die ten minste twee maanden voor de aanvang van het betreffende semester door de examencommissie zijn vastgesteld, gehoord de desbetreffende examinatoren en met inachtneming van het bepaalde in de OER. 2. Bij de vaststelling van de tijdstippen, bedoeld in het eerste lid, wordt zoveel mogelijk voorkomen dat tentamens gelijktijdig worden afgenomen. 3. Wijziging van een in het eerste lid bedoeld tijdstip vindt uitsluitend plaats in geval van overmacht, bijvoorbeeld wegens het niet beschikbaar zijn van de benodigde tentamenruimte. 4. Mondelinge tentamens worden op een door de betreffende examinator dan wel examinatoren, zo mogelijk na overleg met de examinandus, te bepalen tijdstip afgenomen. 5. Het bepaalde in het vierde lid is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op tentamens die anders dan schriftelijk of mondeling worden afgenomen. Artikel 7 Aanmelding 1. Deelneming aan een schriftelijk tentamen/examen vindt niet plaats dan na deugdelijke en tijdige aanmelding bij het facultaire onderwijsadministratie. 2. Als tijdige aanmelding geldt een elektronische opgave ten minste 7 dagen voor de aanvang van de betreffende tentamenperiode. De examencommissie kan in bijzondere gevallen toestaan dat een latere aanmelding niettemin als tijdig wordt aangemerkt. 3. Deelname aan een examen vindt niet plaats dan na deugdelijke elektronische aanmelding bij de facultaire onderwijsadministratie ten minste 42 dagen voor de betreffende zitting van de examencommissie. Het bepaalde in de laatste volzin van het tweede lid is van overeenkomstige toepassing. Artikel 8 Vrijstellingsverzoek 1. Een verzoek om vrijstelling wordt schriftelijk met redenen omkleed ingediend bij de examencommissie. 2. De examencommissie hoort de betreffende examinatoren, alvorens te beslissen op 83
het verzoek. 3. Een besluit tot het geheel of gedeeltelijk niet verlenen van de vrijstelling wordt door de examencommissie niet genomen dan nadat de verzoeker in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. 4. De examencommissie beslist binnen een maand na ontvangst van het verzoek. De verzoeker wordt onverwijld in kennis gesteld van de beslissing. Artikel 9 De orde tijdens een tentamen 1. De examencommissie draagt er zorg voor, dat ten behoeve van de schriftelijke examinering surveillanten worden aangewezen, die erop toezien dat het tentamen in goede orde verloopt. De examencommissie kan deze zorg opdragen aan de betreffende examinator. 2. De examinandus is verplicht zich op verzoek van of vanwege de examencommissie te legitimeren door middel van zijn collegekaart. 3. De examinandus is verplicht de aanwijzingen van de examencommissie c.q. de examinator, die voor de aanvang van het examen of tentamen zijn gepubliceerd, alsmede aanwijzingen die tijdens het examen of tentamen en onmiddellijk na afloop daarvan worden gegeven, op te volgen. 4. Volgt de examinandus een of meer aanwijzingen als bedoeld in het derde lid niet op, dan kan hij door de examencommissie c.q. de examinator worden uitgesloten van de verdere deelname aan het betreffende tentamen. De uitsluiting heeft tot gevolg dat geen uitslag wordt vastgesteld van dat tentamen. Voordat de examencommissie c.q. de examinator een besluit tot uitsluiting neemt, stelt zij de examinandus in de gelegenheid te worden gehoord. 5. De duur van elk tentamen is zodanig dat de examinandus redelijkerwijs voldoende tijd heeft om de vragen te beantwoorden. 6. De tentamenopgaven mogen door de examinandus na afloop van het tentamen worden meegenomen, tenzij door of namens de examencommissie anders is bepaald dan wel de aard van de tentamenopgaven zich daartegen verzet. Artikel 10 Fraude 1. Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van een examinandus dat erop is gericht het vormen van een juist oordeel omtrent zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. 2. De examencommissie treft maatregelen om frauduleuze handelingen te voorkomen. Zoals: • duidelijke communicatie over de strafmaat bij fraude; • het organiseren van tentamens en toetsen op een zodanige wijze dat frauduleuze handelingen zoveel mogelijk worden bemoeilijkt; • het verplicht stellen van het gebruik van de plagiaatscanner om werkstukken en de masterscriptie te laten scannen alvorens deze beoordeeld worden. 3. In geval van fraude tijdens het afleggen van een tentamen kan de examencommissie de betrokkene het recht ontnemen één of meer door de examencommissie aan te wijzen tentamens of examens af te leggen, gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste een jaar. Bij ernstige fraude kan het College van Bestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving voor de opleiding definitief beëindigen. 4. De beslissing inzake uitsluiting wordt genomen naar aanleiding van het schriftelijk verslag van de surveillant van de door hem geconstateerde of vermoede fraude. 84
5. Voordat de examencommissie een beslissing neemt, als bedoeld in het vierde lid, stelt zij de examinandus in de gelegenheid te worden gehoord. 6. In spoedeisende gevallen kan de examencommissie een voorlopige beslissing tot uitsluiting nemen op grond van een mondeling verslag van de surveillant. Hij draagt zorg dat dit verslag terstond na afloop van het tentamen op schrift wordt gesteld en in afschrift aan de examinandus wordt verstrekt. 7. Een uitsluiting heeft tot gevolg, dat geen uitslag wordt vastgesteld voor het in het derde lid bedoelde tentamen. Artikel 11 Vragen en opgaven 1. De vragen en opgaven van het tentamen gaan de tevoren bekend gemaakte bronnen waaraan de examenstof is ontleend niet te buiten. Deze bronnen worden voor de aanvang van het onderwijs dat op het tentamen voorbereidt in hoofdzaak bekend gemaakt. Uiterlijk een maand voor het afnemen van het tentamen wordt de precieze omvang van de stof definitief bekendgemaakt. 2. De vragen en opgaven van het tentamen zijn zo evenwichtig mogelijk gespreid over de tentamenstof. 3. Het tentamen representeert de onderwijsdoelen naar inhoud en vorm. 4. De vragen en opgaven van een tentamen zijn duidelijk en ondubbelzinnig, en bevatten voldoende aanwijzingen voor de vereiste detaillering van de antwoorden. 5. Geruime tijd voor het afnemen van een tentamen maakt de examencommissie c.q. de examinator bekend op welke manier uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in in art. 3.5 van de OER voor de Master Theologie en Religiewetenschappen en in art 3.4 van de TER van de Research Master Theology and Religious Studies (Religion and Culture) m.b.t. de wijze waarop het tentamen wordt afgenomen. 6. Geruime tijd voor het afnemen van een tentamen stelt de examencommissie of de examinator de examinandi zo mogelijk in de gelegenheid kennis te nemen van een schriftelijke proeve van een dergelijk tentamen alsmede van de model-beantwoording en de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Artikel 12 Beoordeling 1. De student is geslaagd voor het propedeutisch examen indien alle tentamens met voldoende resultaat (≥ 6) zijn afgelegd. 2. De student is geslaagd voor het masterexamen indien alle tentamens met voldoende resultaat (≥ 6) zijn afgelegd. Voor practica kunnen ook de volgende beoordelingen worden gebruikt: Onvoldoende (=ON) en Voldoende (=VO). 3. Vrijstelling van het afleggen van een tentamen dan wel van het deelnemen aan een practicum wordt gelijkgesteld met de beoordeling: Voldoende (VO) en aangeduid met: VR. 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, lid 3 geschiedt de beoordeling van schriftelijke tentamens zo mogelijk aan de hand van tevoren schriftelijk vastgelegde, en eventueel naar aanleiding van de correctie van het gemaakte werk bijgestelde normen. 5. De wijze van beoordeling is zodanig dat de examinandus kan nagaan hoe de uitslag van zijn tentamen tot stand is gekomen. 6. De examencommissie zal tijdig bekendmaken in welke gevallen zij zelf een onderzoek als bedoeld in artikel 3.12 van de OER van de Master Theologie en Religiewetenschappen en in art. 3.8 van de TER van de Research Master Theology and Religious Studies (Religion and Culture) zal instellen. 85
Artikel 13 Nabespreking 1. Zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de uitslag van een mondeling tentamen vindt desgevraagd dan wel op initiatief van de examinator een nabespreking plaats tussen de examinator en de geëxamineerde. Alsdan wordt de gegeven uitslag toegelicht. 2. Gedurende een termijn van zes weken, die aanvangt op de dag na de bekendmaking van de uitslag van een anders dan mondeling afgelegd tentamen kan de geëxamineerde aan de betreffende examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking vindt plaats op een door de examinator te bepalen plaats en tijdstip. 3. Indien door of vanwege de examencommissie een collectieve nabespreking wordt georganiseerd, kan de geëxamineerde een verzoek als bedoeld in het vorige lid pas indienen wanneer hij bij de collectieve nabespreking aanwezig is geweest en zijn verzoek motiveert, of indien hij door overmacht verhinderd is geweest bij de collectieve nabespreking aanwezig te zijn. 4. Het bepaalde in het derde lid is van overeenkomstige toepassing, indien de examencommissie dan wel de examinator aan de geëxamineerde de gelegenheid biedt om zijn uitwerking te vergelijken met model-antwoorden. 5. De examencommissie c.q. examinator kan afwijkingen toestaan van het bepaalde in het tweede en het derde lid. Art. 14 Examenbevoegdheid 1. De examencommissie stelt ieder academisch jaar een lijst op van bij het onderwijs betrokken docenten aan wie zij examenbevoegdheid toekent. Krachtens de wet kan het daarbij gaan om personen uit de volgende categorieën: - al dan niet gepromoveerde docenten in vaste dienst - al dan niet gepromoveerde docenten in tijdelijke dienst - AIO's (PhD’s met werknemerstatus) - post docs in dienst van de faculteit - bijzonder hoogleraren verbonden aan de faculteit - al dan niet gepromoveerde gast-onderzoekers verbonden aan andere (buitenlandse) universitaire instellingen die al dan niet bezoldigd tijdelijk aan de faculteit verbonden zijn. 2. Studenten kunnen bij aanvang van hun scriptietraject bij de examencommissie een verzoek indienen om een ‘buiten-examinator’ te benoemen tot meelezer/tweede beoordelaar van masterscripties. Dergelijke verzoeken dienen toegekend te zijn vóórdat de student met de betreffende begeleiders het scriptiecontract opstelt. 3. De examencommissie kan op verzoek van de student bij gelegenheid examenbevoegdheid toekennen aan: - een tweede beoordelaar van buiten de faculteit maar wel van binnen de RUG; - een tweede beoordelaar verbonden aan een andere universiteit dan de RUG; - een gepromoveerde tweede beoordelaar die niet aan een universiteit is verbonden. 4. In het geval de tweede begeleider een niet-gepromoveerde deskundige is die niet aan een Nederlandse universiteit is verbonden, dient er in ieder geval een derde facultaire examinator deel te nemen als examinator bij de verdediging van de scriptie. 5. Bij de verdediging van de scriptie zijn minimaal twee en maximaal vijf examinatoren aanwezig, onder wie in ieder geval de hoofdbegeleider en de meelezer/tweede beoordelaar. 86
Artikel 15 Maatstaven De examencommissie c.q. de examinatoren nemen bij hun beslissingen de volgende maatstaven als richtsnoer: a. het behoud van kwaliteits- en selectie-eisen van elk tentamen; b. doelmatigheidseisen, onder meer gericht op: - het beperken van tijdverlies voor studenten, die snelle voortgang maken met de studie; - tijdig staken van de studie door studenten, waarvan het onwaarschijnlijk is dat zij zullen slagen voor een examen of tentamen; c. bescherming tegen zichzelf van de student die een te grote studielast op zich wil nemen; d. mildheid jegens studenten, die door omstandigheden buiten hun schuld, studiever-traging hebben ondervonden.
Artikel 16 Beroepsrecht Tegen beslissingen van de examencommissie of van examinatoren staat beroep open bij het College van Beroep voor de Examens als bedoeld in artikel 7.60 WHW. Artikel 17 Wijziging regels en richtlijnen Geen wijzigingen vinden plaats die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van studenten hierdoor redelijkerwijs niet worden geschaad. Artikel 18 Inwerkingtreding Deze regels en richtlijnen treden in werking op 1 september 2012.
87
18. ADRESSEN CENTRALE INSTANTIES RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN ALGEMENE ADRESSEN College van Bestuur (CvB) P: Postbus 72, 9700 AB Groningen T: (050) 363 5285 Universiteitsraad (U-raad) P: Postbus 72, 9700 AB Groningen T: (050) 363 8535 E:
[email protected] I: www.rug.nl/uraad Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken (ABJZ) P: Postbus 72, 9700 AB Groningen T: (050) 363 5440 E:
[email protected] I: www.rug.nl/bureau/expertisecentra/abjz Donald Smits Centrum voor Informatie Technologie (CIT) B: Zernikeborg, Nettelbosje 1 P: Postbus 11044, 9700 CA Groningen T: (050) 363 9200 E:
[email protected] I: www.rug.nl/cit Helpdesk CIT T: (050) 363 3232
[email protected] E: Arbo- en Milieudienst (AMD) B+P: Visserstraat 49, 9712 CT Groningen T: (050) 363 5551 E:
[email protected] I: www.rug.nl/amd Bureau Vertrouwenspersoon Marijke Dam, Vertrouwenspersoon B+P: Visserstraat 47, 9712 CT Groningen T: (050) 363 5435 E:
[email protected] I: www.rug.nl/vertrouwenspersoon Klachtencommissie (Seksuele) Intimidatie, Agressie, Geweld en Discriminatie P: Antwoordnummer 172, 9700 AB Groningen
88
ADRESSEN VOOR STUDENTEN University Student Desk (USD) B: Broerstraat 5 P: Postbus 72, 9700 AB Groningen T: (050) 363 8004
[email protected] E: I: http://www.rug.nl/hoezithet/ International Service Desk (ISD) B: Broerstraat 5 P: Postbus 72, 9700 AB Groningen T: (050) 363 8181 E:
[email protected] I: http://www.rug.nl/isd/ Studenten Service Centrum (SSC) B: Uurwerkersgang 10 P: Postbus 72, 9700 AB Groningen T: (050) 363 8066 E:
[email protected] I: http://www.rug.nl/ssc/ Studenten kunnen bij het Studenten Service Centrum (SSC) terecht met alle begeleidingsvragen waarop het antwoord van de opleiding niet toereikend is of kan zijn. Hierbij kun je denken aan trainingen, cursussen en workshops op het gebied van studievaardigheden, gesprekken met een studentenpsycholoog of met een studentendecaan. De studentendecanen van ht SSC zijn gespecialiseerd in financiële kwesties, in- en uitschrijvingsvraagstukken, loting en selectie, studiekeuzeproblemen, studeren met een functiebeperking en bezwaar- en beroepsprocedures. Bij een studievertraging door bijzondere omstandigheden van meer dan 15 ECTS is een afspraak met een studentendecaan van groot belang voor je recht op afstudeerondersteuning. Meld direct, dat werkt perfect! Meer hierover vind je op: http://www.rug.nl/hoezithet/. Onze studentenpsychologen bieden hulp bij problemen op het gebied van studeren, het omgaan met anderen, relatie met ouders, beslissingen nemen, spanningen en angsten, depressiviteit en gebrek aan assertiviteit. De hulp bestaat doorgaans uit een (korte) serie individuele gesprekken. Er zijn ook vormen van hulp in groepsverband, zoals een assertiviteitstraining of een kortdurende groepstherapie. Het SSC heeft daarnaast ook een aanbod van trainingen, curssussen en workshops op het gebied van succesvol studeren en persoonlijke ontwikkeling. Daarbij kun je denken aan cursussen voor het ontwikkelen van je academische schrijfvaardigheid, het aanpakken van uitstelgedrag, effectiever studeren en voor het beter omgaan met faalangst of studiestress. Meer informatie over ons aanbod vind je op:www.rug.nl/ssc
89
Voor vragen over deze of andere onderwerpen kun je ook de kennisbank http://www.rug.nl/hoezithet/ raadplegen. Vind je geen antwoord op je vraag, dan kun je via de contactbutton een mail sturen. Talent and Career Center (T&CC) B: Munnekeholm 2, 9711 JA Groningen P: Postbus 7117, 9701 JC Groningen T: (050) 311 1589 E:
[email protected] I: www.talentcareercenter.nl Centraal Loket Rechtsbescherming Studenten (CLRS) P: Postbus 72, 9700 AB Groningen I/E: http://www.rug.nl/studenten/hoezithet/ Universitaire Fondsen Commissie (UFC) P: Postbus 72, 9700 AB Groningen E:
[email protected]
90
19. KALENDER COLLEGEJAAR 2013–2014 Collegerooster Sem. 1
Sem. 2
Goede Vrijdag 18 april Pasen 20-21 april Koningsdag 27 april Bevrijdingsdag 5 mei
Hemelvaart 29 mei Pinksteren 8-9 juni
week 02 09 16 23 30 07 14 21 28 04 11 18 25 02 09 16 23 30 06 13 20 27 03 10 17 24 03 10 17 24 31 07 14
sept. sept. sept. sept. sept. okt. okt. okt. okt. nov. nov. nov. nov. dec. dec. dec. dec. dec. jan. jan. jan. jan. febr. febr. febr. febr. mrt. mrt. mrt. mrt. mrt. april april
36# 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16
colleges
begin/einddatum semester 02-09-2013
aanmelding studieonderdelen * *
aanmelding tentamens
o o o o tentamenweken colleges
herkansingen colleges kerstvakantie colleges tentamenweken colleges
31-01-2014 03-02-2014
o o o o o o o o o * * *
herkansingen colleges
tentamenweken colleges
x x x x
o o o o
x x x x o o o o
x x
21 april
17
x
28 april 05 mei
18 19
x
12 mei 19 mei 26 mei
20 21 22
02 juni 09 juni
23 24
16 23 30 07 14 21 28 04 11 18 25
25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35
juni juni juni juli juli juli juli aug. aug. aug. aug
herkansingen colleges
tentamenweken 27-06-2014 herkansingen zomervakantie BSA zomervakantie
# 4 september 2013 openingscollege
o
o o o
o o
x x
o o o o o o o o o * *
x
o inschrijven colleges en tentamens x inschrijven herkansingen * evt. wijzigen aanmelding via onderwijsadm.
91