N°183 - 30 / 09 / 2012
SOCIAAL-ECONOMISCHE NIEUWSBRIEF
CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
NUMMER 183 - september 2012
DIENSTENRICHTLIJN Een partnerschap voor nieuwe groei
3
O&O EN INNOVATIE Opvolging van de aanbevelingen van de CRB
8
DISTRIBUTIE Welke toekomst voor de detailhandel ?
16
NIEUWS Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
21
• Stuurgroep: Andy Assez, Emmanuel de Bethune, Kris Degroote, Luc Denayer, Tasso Fachantidis, Kris Degroote, Michèle Pans, Michael Rusinek, Siska Vandecandelaere • Redactie: Andy Assez, Marie Baudour en Arnaud Joskin • Redactiesecretariaat: Alain Cabaux • Vertaling: Bernadette Hamende • Opmaak: Lut Van Nuffel • Afterpress: José Marquez Y Sanchez • Website: www.ccecrb.fgov.be • Verantwoordelijke uitgever: Kris Degroote, Blijde Inkomstlaan 17-21, 1040 Brussel
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 3 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
DIENSTENRICHTLIJN Een partnerschap voor nieuwe groei
Om de groei en de werkgelegenheid in de Europese Unie te stimuleren, heeft de Europese Commissie op 8 juni 2012 een werkwijze vastgesteld die ervoor moet zorgen dat de regels van de interne markt in de praktijk beter zullen werken. Het verdiepen van de eengemaakte markt door het wegnemen van resterende belemmeringen kan immers een strategische rol spelen bij het bevorderen van economische groei. In haar mededeling over “beter bestuur van de interne markt” verduidelijkt de Commissie dat ze zich vooral zal richten op sectoren met het grootste groeipotentieel, met name de diensten en de netwerkindustrieën. De Commissie zal strenger toezien op een tijdige en correcte omzetting van richtlijn, en zal in geval van inbreuk de lidstaten verplichten om zich sneller te voegen naar de uitspraak van het Hof. Ze roept de lidstaten verder op om beter gebruik te maken van IT-instrumenten om de positie van burgers en ondernemingen te versterken, door onder meer de instrumenten voor probleemoplossing te versterken en centra voor de interne markt op te richten. Daarnaast heeft de Europese Commissie op 8 juni 2012 het ‘Dienstenpakket’ aangenomen, met de mededeling ‘Een partnerschap voor nieuwe groei en diensten 2012-2015’ en drie werkdocumenten1. De Europese Raad van 28 en 29 juni 2012 heeft zijn steun uitgesproken voor deze mededeling over de uitvoering van de dienstenrichtlijn2, die onmiddellijk moet worden uitgevoerd. De Raad pleit voor een stringente wederzijdse evaluatie van nationale beperkingen en een snelle verwijdering van ongerechtvaardigde belemmeringen. Volgens de Raad zou dit verdere economische voordelen van 330 miljard euro kunnen opleveren. De Europese Raad zal de vorderingen uiterlijk eind 2012 evalueren. In dit artikel wordt dieper ingegaan op de economische impact van de dienstenrichtlijn, de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn en de overblijvende problemen, alsook op de resultaten van de prestatiecontroles en op het discriminatieverbod ten aanzien van dienstenafnemers op grond van nationaliteit of woonplaats. DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED VAN DE DIENSTENRICHTLIJN De dienstenrichtlijn werd goedgekeurd in december 2006 en moest vóór 28 december 2009 in de nationale wetgeving worden omgezet. De richtlijn beoogt het wegwerken van belemmeringen voor de handel in diensten. Ondernemingen moeten zich makkelijker kunnen vestigen in andere lidstaten en moeten makkelijker grensoverschrijdende diensten kunnen verrichten. Verder moeten lidstaten de administratieve procedures voor ondernemingen vereenvoudigen en voor een eerlijke concurrentie in de interne markt zorgen, door voorschriften die dit in de weg staan, op te heffen. De lidstaten zijn tevens verplicht om centrale contactpunten op te richten om buitenlandse ondernemingen bij te staan door het verstrekken van informatie over de toepasselijke procedures om diensten aan te bieden, alsook hen de mogelijkheid bieden om deze procedures online te verrichten. De dienstenrichtlijn is van toepassing op diensten die meer dan 45% van het Europese BBP vertegenwoordigen. Hoewel de meerderheid van de lidstaten de dienstenrichtlijn hebben omgezet, is 1
http://ec.europa.eu/internal_market/services/services-dir/implementation_report_en.htm
2
Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2006:376:0036:0068:NL:PDF
pagina 4 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
DIENSTENRICHTLIJN Een partnerschap voor nieuwe groei
een volledige omzetting nog niet verwezenlijkt. Een volledige tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn kan dan ook een belangrijke bijdrage leveren tot de creatie van groei en werkgelegenheid in de EU. ECONOMISCHE IMPACTSTUDIE De economische impactstudie die door de Europese Commissie werd uitgevoerd, heeft geen betrekking op alle sectoren die onder het toepassingsgebied van de Dienstenrichtlijn vallen. De 15 behandelde sectoren vertegenwoordigen ongeveer de helft van de economische activiteit die onder het toepassingsgebied van de richtlijn valt (ongeveer 20% van het Europees BBP). Voor deze 15 sectoren worden in totaal 20 verschillende vergunningen of verplichtingen geanalyseerd, die als het meest relevant worden beschouwd wanneer een dienstverrichter zich wil vestigen in het buitenland of grensoverschrijdende diensten wil verlenen. Hoewel de studie nog steeds een prospectieve ex-ante studie is (de periode na de inwerkingtreding is immers nog te kort om statistisch relevante gegevens te kunnen vinden), is in tegenstelling tot in eerdere studies ook aandacht besteed aan de heterogeniteit van de regelgeving op de dienstenmarkten en aan de impact op de nationale markten. Drie belangrijke variabelen werden hiervoor in aanmerking genomen: de handelsstromen, de directe buitenlandse investeringen en de arbeidsproductiviteit. Deze ruime aanpak maakte echter de nodige vereenvoudigingen in de statistieken noodzakelijk: zo werd bijvoorbeeld het bestaan van een bepaalde belemmering in een subsector gelijkgesteld met het bestaan van een belemmering in de volledige sector. Daarnaast werd ook de economische impact van de creatie van centrale contactpunten (“Points of Single Contact”) ingeschat. Algemeen kan uit de studie worden besloten dat ook na de inwerkingtreding van de Dienstenrichtlijn nog steeds veel belemmeringen voor het vrije verkeer bestaan en dat deze ook zeer heterogeen zijn tussen de verschillende lidstaten. De grootste inspanningen die lidstaten hebben gedaan, hebben vaak niet het gewenste effect gehad op de sectoren waar de belemmeringen het grootst waren. Anderzijds toont de studie wel aan dat ongeveer 90% van de positieve effecten van een deregulering zich binnen 5 tot 10 jaar na de deregulering zichtbaar worden, zodat het nog te vroeg is om grote conclusies te trekken. Rekening houdend met de gebruikte methodologie (de impact op sectoren die niet geëvalueerd worden in de studie, werd bijvoorbeeld op 0 geschat) wordt de impact op het BBP voor de Europese Unie op 0,8% geschat. Voor België wordt de impact geschat op 0,6% van het BBP. Indien België, wat betreft de omzetting van de dienstenrichtlijn, tot de top-5 lidstaten van de EU zou behoren, zou dit kunnen oplopen tot 2,31%. De invoering van centrale contactpunten in de EU heeft bijgedragen tot 0,13% van het BBP. Specifiek voor België heeft dit bijgedragen tot 0,11% van het BBP, terwijl de verwachtingen van de EU voor België tussen de 0,15 en 0,27% van het BBP lagen. Dit toont aan dat België reeds vóór de omzetting van de dienstenrichtlijn veel inspanningen inzake administratieve vereenvoudiging had gedaan. ALGEMENE EVALUATIE VAN DE OMZETTING Eind 2011 heeft de Europese Commissie beslist om een procedure voor het Hof van Justitie op te starten tegen Duitsland, Oostenrijk en Griekenland wegens een onvolledige omzetting van de Dienstenrichtlijn. Voor Duitsland en Oostenrijk was dit vooral te wijten aan hun federale staatsstructuur. Om een procedure voor het Hof te vermijden moet de omzetting immers volledig zijn. België is hieraan in extremis ontsnapt
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 5 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
DIENSTENRICHTLIJN Een partnerschap voor nieuwe groei
door een wet van 7 november 2011 die onder meer de afschaffing van de registratie van aannemers in het vooruitzicht stelt.3 Toch heeft de Europese Commissie bij de evaluatie van de omzetting in België nog een aantal opmerkingen. Zo blijven er volgens de Commissie nog belemmeringen bestaan in een aantal sectoren: toerisme, immobiliën, gereglementeerde beroepen (architect, advocaat, boekhouder, fiscaal adviseur), beroepsopleidingen en autorijscholen. Voor hoofdzakelijk dezelfde sectoren heeft de Commissie ook haar twijfels over de verenigbaarheid van bepaalde juridische vormvereisten en de vereiste van kapitaalbezit met de vrijheid van vestiging. De Commissie plaatst verder vraagtekens bij het behoud van een aantal vergunningen zoals onder meer voor slagers, immobiliënagenten, boekhouders, autorijscholen en architecten. In de evaluatie wordt tevens melding gemaakt van de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) en van de Limosa. De wettelijkheid van deze Limosa-meldingsplicht wordt momenteel onderzocht door het Europees Hof van Justitie. De Commissie wijst daarnaast op het feit dat bepaalde decreten of ordonnanties wegens de federale staatsstructuur slechts op een deel van het grondgebied van toepassing zijn. Tot slot merkt de Commissie op dat het principe van de stilzwijgende goedkeuring van vergunningen niet voor alle sectoren werd ingevoerd. ‘PERFORMANCE CHECKS’ Op basis van de wederzijdse beoordeling van de lidstaten, voorzien in artikel 39 van de dienstenrichtlijn, heeft de Commissie beslist om bepaalde aspecten per lidstaat verder te bestuderen, onder meer voor wat betreft de simultane toepassing van de dienstenrichtlijn met andere Europese richtlijnen. Drie sectoren zijn onderdeel van deze studie: toerisme, boekhouders en fiscaal adviseurs en de bouwsector (vooral architecten en aanverwante diensten). De Commissie wil hiermee moeilijkheden in de werking van de interne markt blootleggen en oplossingen voorstellen. Er wordt vastgesteld dat de dienstenrichtlijn, alsook de richtlijn over de erkenning van de beroepskwalificaties4 en de richtlijn over de elektronische handel5 nog niet volledig en niet coherent worden toegepast. Ook inzake de consumentenbescherming en de grensoverschrijdende dekking van verzekeringen stellen zich nog problemen. Om een oplossing te bieden voor de vastgestelde tekortkomingen zal de Commissie de volgende acties ondernemen:
3
Wet van 7 november 2011 houdende fiscale en diverse bepalingen, B.S. 10 november 2011. Artikel 21 bepaalt dat het hoofdstuk over de afschaffing van de registratie als aannemer in werking zal treden op een datum die bij een in ministerraad overleg koninklijk besluit zal worden bepaald. Op de Ministerraad van 8 juni 2012 is hiervoor een ontwerp van kb goedgekeurd.
4
Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2005:255:0022:0142:NL:PDF.
5
Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”), http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2000:178:0001:0001:NL:PDF.
pagina 6 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
DIENSTENRICHTLIJN Een partnerschap voor nieuwe groei
- Via bilaterale ontmoetingen en via specifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester wil de Commissie een effectievere toepassing van de drie bovenvernoemde Europese richtlijnen in de lidstaten bewerkstelligen; - De Commissie dringt erop aan dat de gemoderniseerde richtlijn betreffende beroepskwalificaties snel zal worden goedgekeurd; - De Commissie zal het gebruik van clausules inzake wederzijdse erkenning ook stimuleren op andere domeinen, zoals inzake voorschriften voor activiteiten met gefluoreerde broeikasgassen, energieefficiëntie van gebouwen en afvalverwerking; - De Commissie zal de dialoog met de verzekeringssector voortzetten om de toegang tot verzekeringen te vergemakkelijken voor dienstverrichters die grensoverschrijdende activiteiten verrichten; - De Commissie zal een versterkte harmonisatie nastreven inzake consumentenbescherming, zoals recentelijk met de nieuwe richtlijn consumentenrechten6. Specifiek voor de toerismesector zal de Commissie een bijgewerkte richtlijn pakketreizen voorstellen waarin met name voor onlineaanbiedingen zal worden gestreefd naar verdere harmonisering van nationale wetten. EVALUATIE VAN DE TOEPASSING VAN HET DISCRIMINATIEVERBOD Artikel 20, punt 2 van de dienstenrichtlijn bepaalt dat voor de toegang tot een dienst elke discriminatie op basis van nationaliteit of van verblijfplaats verboden is, behalve in geval van een rechtvaardiging op basis van objectieve criteria. Aangezien de lidstaten veel vragen bleken te hebben over de concrete uitvoering van dit discriminatieverbod, heeft de Commissie een gids gepubliceerd over de toepassing van het discriminatieverbod uit de dienstenrichtlijn. In deze gids wordt herhaald dat de nadruk bij de bescherming van de consumenten moet liggen en dat het proportionaliteitsprincipe moet worden toegepast. Zo moet bijvoorbeeld bij de toepassing van het verbod voldoende onderscheid worden gemaakt tussen een kmo en een grote onderneming. De Commissie hoopt dat deze publicatie het voor ondernemingen makkelijker maakt om te begrijpen wat concreet van hen verlangd wordt. Daarnaast zullen consumenten hun rechten eenvoudiger kunnen doen gelden en zal deze gids ook voor de controle-instanties een handig hulpmiddel vormen. CENTRALE CONTACTPUNTEN EN ELEKTRONISCHE PROCEDURE De centrale contactpunten en de elektronische procedure laten dienstverrichters toe om toegang te krijgen tot alle nodige informatie en de betrokken administratieve procedures online te kunnen regelen. Op vraag van de Commissie heeft Deloitte een studie uitgevoerd over de werking en de gebruiksvriendelijkheid van de centrale contactpunten. Er werd onder meer nagegaan hoe de toegang tot informatie voor dienstverrichters geregeld is en of dienstverrichters alle formaliteiten via elektronische weg kunnen invullen.
6
Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, http://eur-lex.europa. eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2011:304:0064:0088:NL:PDF.
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 7 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
DIENSTENRICHTLIJN Een partnerschap voor nieuwe groei
De studie toont aan dat er nog grote inspanningen nodig zijn. Zo blijkt uit de praktijk dat het niet eenvoudig is om bijvoorbeeld een papieren formulier om te zetten in een elektronisch formulier. Verder is de informatie meestal wel online beschikbaar of via mail verkrijgbaar, maar dat wil niet zeggen dat ook alle formaliteiten online geregeld kunnen worden. Vooral voor het verlenen van grensoverschrijdende diensten zijn er nog heel wat technische moeilijkheden, zoals wat betreft de elektronische identiteitskaart en de elektronische handtekening. Daarnaast is de informatie in veel lidstaten onvoldoende gedetailleerd en niet volledig in verschillende talen beschikbaar, wordt er onvoldoende onderscheid gemaakt tussen het aanbieden van grensoverschrijdende diensten en de intentie om zich te vestigen en blijken de mogelijkheden van het centrale contactpunt onvoldoende gekend door potentiële gebruikers. Onder meer op basis van deze studie heeft de Commissie een evaluatie gemaakt van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de centrale contactpunten. De lidstaten worden in drie categorieën geklasseerd (goed, gemiddeld en slecht), met een evaluatiefiche voor elke lidstaat. België bevindt zich in de categorie ‘gemiddeld’. Uit de studie van Deloitte blijkt dat de portal van het Belgische contactpunt (www.business.belgium.be) makkelijk toegankelijk is met een overzichtelijke structuur, een goed onderscheid tussen de vereisten voor vestiging en voor grensoverschrijdende dienstverlening, alsook een lijst met de noodzakelijke vergunningen per activiteit. Anderzijds blijkt de informatie vaak te algemeen, met veel doorverwijzingen naar andere sites. Bovendien werden in België de 9 erkende ondernemingsloketten als centrale contactpunten aangeduid, wat de uniformiteit niet ten goede komt en een verhoogd risico op onvolledige informatie met zich meebrengt. Deloitte maakt verder melding van de volgende problemen met de Belgische centrale contactpunten: weinig elektronische formulieren, geen elektronische behandeling van procedures, gebrek aan informatie over de eventuele kost van de procedures, beperkt taalaanbod, geen strategisch plan, geen budget, geen marketing en een onvoldoende link met de EUGO-website (website van de EU met links naar de verschillende lidstaten).
pagina 8 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
O&O EN INNOVATIE Opvolging van de aanbevelingen van de CRB
De documentatienota “Opvolging van de adviezen met betrekking tot O&O en innovatie” had als doel een inventaris op te maken en te zorgen voor de opvolging van de aanbevelingen die de CRB deed in het kader van drie adviezen over het structureel concurrentievermogen van België: de octrooien (2007), de uitwisseling tussen de universiteiten en het bedrijfsleven (2009) en het ondernemerschap (2011). Daarnaast was die nota ook bedoeld om na te gaan in hoeverre de aanbevelingen werden opgevolgd door de beleidsbepalers. Dat was van des te groter belang omdat de regering zich toen nog werkte aan een beleidsprogramma voor de komende maanden. Het onderstaande artikel ordent de ontwikkelingen voor elke afzonderlijke aanbeveling van de CRB en licht ze verder toe. GEMEENSCHAPSOCTROOI EN STERKERE OCTOOICULTUUR IN BELGIÊ1 Het advies, dat de CRB in 2007 uitbracht, valt uiteen in twee delen. Het eerste deel heeft betrekking op de invoering van één Europees gemeenschapsoctrooi, het tweede op de verbetering van de bewustmaking over en het beheer en de exploitatie van de octrooien in België. Elk deel wordt hier in een afzonderlijk punt besproken. De opvolging van de aanbevelingen i.v.m. dit advies heeft betrekking op de sinds 2007 genomen maatregelen. Het gemeenschapsoctrooi (of Europees octrooi) is een onontbeerlijk instrument om innovatie op Europese schaal te stimuleren. Het zou de octrooiprocedure eenvoudiger en goedkoper maken. Door de klachten m.b.t. de octrooien Europees te centraliseren, zou bovendien de rechtszekerheid voor de innoverende bedrijven toenemen. Het Protocol van Londen, dat bedoeld was als eerste stap naar het gemeenschappelijk maken van de octrooiproblematiek, werd door België om taalkundige redenen niet geratificeerd. Over het Europese gemeenschapsoctrooi werden sinds 2000 belangrijke politieke onderhandelingen gevoerd. In eerste instantie werd het idee van een Europees octrooi voor de 27 lidstaten, ingevolge de weerstand die kwam vanuit Italiaanse en Spaanse hoek, verworpen en vervangen door vormen van versterkte samenwerking, waarvan België een voorstander was. In 2010, tijdens het Belgische voorzitterschap van EU, hebben elf landen hun samenwerkingsverbanden inzake octrooien nauwer aangehaald. Parallel daarmee hebben 25 van de 27 EU-landen (met uitzondering dus van Italië en Spanje) de onderhandelingen met het oog op de invoering van een Europees gemeenschapsoctrooi hervat. In 2011 kwam een algeheel akkoord uit de bus over de drie aspecten (één octrooi, het taalstelsel en één jurisdictie op het vlak van octrooien) die samen het Europese octrooi uitmaken, maar er moest nog worden uitgemaakt welke stad de toekomstige centrale afdeling van de octrooienrechtbank zou huisvesten. Eind juni 2012 werd uiteindelijk een akkoord bereikt. De zetel van het Hof zal gevestigd zijn 1
CRB 2007-1531
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 9 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
O&O EN INNOVATIE Opvolging van de aanbevelingen van de CRB
in Parijs, terwijl de administratie zich in München zal bevinden. De geschillen zullen worden beslecht in de drie steden die kandidaat waren voor de zetel van het Hof, t.w. Londen voor de geschillen in de scheikundige en farmaceutische sector, Parijs voor de textiel- en de elektriciteitssector en München voor engineering en mechanica. Dat dossier is echter nog steeds niet gesloten, want de Europese Commissie en het Europees Parlement hebben kritiek geuit op de vorm van het compromis dat tussen Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk werd bereikt. Het Europese octrooi zal dus allicht niet voor 2014 het licht zien. Voorts moet worden opgemerkt dat de in Europa neergelegde octrooien worden gecentraliseerd in twee hoofddatabanken, nl. Epatras en Esp@cenet (die laatste bevat de wereldwijde octrooien). Sinds 2007 is de beschikbare informatie inzake intellectuele eigendom (IE), meer bepaald inzake de octrooien, zowel op federaal als op gewestelijk niveau toegenomen. Die gegevens blijven evenwel her en der verspreid en zijn voornamelijk gericht op een doelpubliek dat zich al bewust is van deze problematiek. Tot op vandaag bestaat er zo te zien nog geen uitwisseling tussen de federale en de gewestelijke actoren op het vlak van IE. Elkeen beperkt zich tot zijn eigen rol en zijn territoriale perimeter. Opgemerkt moet worden dat de decentralisatie van de informatie inzake IE sinds 2007 is toegenomen, m.n. door de ontwikkeling van het PATLIB-platform (Patent Library), dat als eerste doel heeft informatie inzake octrooien te verspreiden. Het aanbod van universiteitsopleidingen inzake IE in België is sinds 2007 kennelijk niet veel toegenomen. Slechts een minderheid van de studenten krijgt een basisopleiding IE en er bestaat over dit onderwerp geen interdisciplinaire master. Er is op dat vlak blijkbaar geen samenwerking tussen de Belgische universiteiten, terwijl in Vlaanderen wel een initiatief met de Europese universiteiten werd opgestart (ELAt Master Class). Daarentegen is het aanbod van opleidingen buiten de universiteiten in de gewesten kennelijk wel groter geworden. Die opleidingen worden vaak op aanvraag verstrekt en blijken eens te meer louter gericht te zijn op belanghebbende personen, die zelfs al bewust werden gemaakt van de IE-problematiek. Aangaande de financiële steun die gekoppeld is aan de octrooien, werden verschillende federale en gewestelijke maatregelen genomen om de kostprijs van de octrooien te doen dalen. Gratis IE-audits worden in Vlaanderen en in Wallonië aangeboden via resp. de “Kmo-cheques” en de “Cheques Technologiques”. Op federaal niveau worden, naast fiscale maatregelen om de kosten van octrooien te verlagen, ook andere kosten gedrukt, o.m. de kosten die verband houden met het nieuwheidsonderzoek via het Europees Octrooibureau (EOB). De drie Belgische gewesten blijven niet achterop, want sinds 2007 hebben tal van subsidies ter ondersteuning van de octrooiaanvraag en, bijgevolg, van innovatie het licht gezien. Genoteerd moet worden dat de wetgever op federaal niveau (in 2009 en in 2011) ook het octrooilandschap heeft vereenvoudigd door m.n. nog slechts een enkel type van octrooi toe te kennen (voorheen bestonden er twee octrooitypes – 6 en 20 jaar).
pagina 10 10 >> Sociaal Economische Nieuwsbrief pagina CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
O&O EN INNOVATIE Opvolging van de aanbevelingen van de CRB
ONDERNEMERSCHAP2 Op het vlak van ondernemerschap concentreerde onze analyse zich op de nieuwe maatregelen die in 2011 en 2012 (mei) werden genomen. Een aantal van die maatregelen zijn nog niet in werking getreden of bevinden zich in de ontwerpfase, maar werden niettemin mee in aanmerking genomen, gelet op de recente publicatie van het advies. Opgemerkt moet worden dat sommige beleidsprogramma’s voor 2011 werden aangenomen (bv. “Vlaanderen in Actie” in Vlaanderen) en andere pas na 2011 (bv. ‘Plan Marshall 2”, ”Plan Creative Wallonia”, “Stratégie Recherche 2011-2015” in Wallonië of “Witboek – Een nieuw industrieel beleid voor Vlaanderen” in Vlaanderen), wat de indruk van een relatief vacuüm kan wekken t.o.v. de verwezenlijkingen inzake ondernemerschap op bepaalde bevoegdheidsniveaus. Gelet op de vele aspecten die in dat advies aan bod komen, hebben we dit gedeelte in acht punten onderverdeeld. - Een betere coördinatie, communicatie en evaluatie van het ondernemerschapsbeleid We hebben geen echte verbetering in de coördinatie tussen de verschillende actoren van het ondernemerschapsbeleid vastgesteld. Gelet op de complexe bevoegdheidsverdeling m.b.t. ondernemerschap zou het goed zijn dat op dat vlak concrete maatregelen worden genomen. Alleen het Brussels hoofdstedelijk gewest is van plan meer samenhang te brengen tussen zijn financiële instrumenten en er is een evaluatie gepland van bepaalde instrumenten op federaal niveau (BVBA Starter en vervangende ondernemer) en in Vlaanderen (overheidsinstrumenten ten behoeve van ondernemingen in volle expansie). De communicatie over het ondernemerschapsbeleid wordt bemoeilijkt door de veelheid aan instrumenten op alle bevoegdheidsniveaus (zelfs binnen de gewesten zelf). Dat gebrek aan zichtbaarheid tast de efficiëntie van de maatregelen aan. - Een betere financiering voor ondernemerschap Op het vlak van de financiering van het ondernemerschap van de bedrijven, en meer bepaald van de kmo’s, werden in 2011 en 2012 heel wat maatregelen genomen. Om het ondernemerschap te ondersteunen zijn dat veruit de belangrijkste maatregelen. Zoals in het vorige punt al werd opgemerkt, zijn die financiële maatregelen doorgaans zeer versnipperd, waardoor het landschap van de maatregelen voor het ondernemerschap te veel aan het zicht onttrokken blijft. De diverse overheidswaarborgen en kapitalen die aan de bedrijven worden toegekend zijn in alle gewesten van België toegenomen. Genoteerd moet worden dat Wallonië toegang tot krediet voor failliete bedrijven garandeert. - Een sterkere ondernemerscultuur Sinds 2011 hebben in alle deelentiteiten diverse maatregelen het licht gezien die gericht zijn op de ontwikkeling van een onderwijs dat ondernemerschap en ondernemingszin bevordert. Die maatregelen focussen meer bepaald op de jongeren van het secundair onderwijs. Een voorbeeld hiervan is de lancering van het STEM-project (Science, Technology, Engineering and Mathematics) 2
CRB 2011-0920
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 11 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
O&O EN INNOVATIE Opvolging van de aanbevelingen van de CRB
in Vlaanderen, dat bij de jonge studenten belangstelling moet wekken voor bepaalde vakken. De omvang van die maatregelen is echter niet zo groot. - Meer prikkels voor ondernemerschap Naar aanleiding van de aanbevelingen die de CRB formuleerde, werden in Vlaanderen en in Wallonië maatregelen genomen m.b.t. de begeleiding van failliete ondernemers. Er is daarentegen nog steeds geen duidelijk onderscheid wat de aard van het faillissement betreft. Op federaal niveau werd een verbetering van het sociaal statuut (en dus van de sociale zekerheid) van de ondernemers/zelfstandigen in het vooruitzicht gesteld. In Wallonië is een maatregel er eveneens op gericht financiële zekerheid te bieden bij de overgang naar het statuut van zelfstandige in hoofdberoep (het “Airbagplan”). Op federaal niveau, in Vlaanderen en in Wallonië werden diverse stimuli ingevoerd die geen impact hebben op de overheidsfinanciën. Ze komen voornamelijk neer op een administratieve vereenvoudiging voor de ondernemers. - Meer internationaal ondernemerschap Sinds 2011 wordt in Wallonië en in Vlaanderen (monetaire en niet-monetaire) steun bij het afsluiten van internationale partnerschappen aangeboden. Die steunmaatregelen zijn ten dele specifiek afgestemd op de behoeften van de ondernemingen, in functie van de fase van hun internationalisatieproces. Opgemerkt moet worden dat Vlaanderen net voor 2011 een programma heeft opgestart onder de naam “Gazellensprong”, dat als doel heeft de internationalisatie van ondernemingen met een sterk groeipotentieel te verhogen. De internationalisatie van het ondernemerschap is overigens een van de prioriteiten van de Vlaamse regering. Wat de opleiding op het vlak van internationalisatie betreft, is er zo te zien, afgezien van enkele coachinginitiatieven die in Vlaanderen en Wallonië werden voorgesteld, geen nieuw aanbod meer geweest. België blijft een slechte leerling als het op een correcte en tijdige omzetting van de Europese richtlijnen m.b.t. de interne markt aankomt. - Meer samenwerking tussen de buitenlandse multinationals en de lokale ondernemingen Deze in het advies van de CRB opgenomen aanbeveling heeft kennelijk geen opvolging gekregen. - Speciale aandacht voor ondernemerschap bij vrouwen en allochtonen Sinds 2011 werden in de drie gewesten van het land een hele reeks maatregelen ter bevordering van ondernemerschap van vrouwen genomen. Opgemerkt moet worden dat het Brussels hoofdstedelijk gewest op dat vlak een pioniersrol vervulde. Specifieke maatregelen ten behoeve van de allochtonen zijn er daarentegen niet gekomen.
pagina 12 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
O&O EN INNOVATIE Opvolging van de aanbevelingen van de CRB
- Een vlottere overdracht voor stoppende ondernemers In 2011 heeft Vlaanderen een ambitieus plan gelanceerd met betrekking tot de overlating en overdracht van ondernemingen, “Masterplan voor opvolging en overname” genoemd. In dat plan staan voornamelijk niet-monetaire maatregelen, waaronder aangepaste opleidingen en de verspreiding van informatie aan de betrokken doelgroepen. In Wallonië is er geen sprake van een welomlijnd plan en werden slechts enkele (monetaire en nietmonetaire) maatregelen genomen om de overdracht van ondernemingen te bevorderen. KENNISUITWISSELING TUSSEN DE ONDERZOEKSWERELD EN HET BEDRIJFSLEVEN3 Aangezien dit advies in 2009 werd uitgebracht, hebben we rekening gehouden met de maatregelen die van dat jaar tot mei 2012 werden genomen. Gelet op het aantal aanbevelingen die de CRB deed, hebben we dit gedeelte in vier punten onderverdeeld. - Nood aan meer overheidsfinanciering voor O&O In de drie gewesten van het land werden maatregelen genomen om de kritische massa van O&O te verhogen. Daartoe zijn m.n. een betere samenwerking en interdisciplinariteit tussen onderzoeksactoren nodig. De genomen maatregelen blijven binnen één gewest besloten, behalve enkele die gemeenschappelijk zijn voor het Waalse gewest, de Federatie Wallonië-Brussel en het Brussels hoofdstedelijk gewest. Sinds 2009 heeft onderzoek dankzij enkele gewestelijke maatregelen ook aan zichtbaarheid gewonnen. Daarentegen bestaat er geen enkel initiatief om een nationaal internetplatform te ontwikkelen, dat informatie m.b.t. de activiteiten van openbare onderzoeksinstellingen zou verstrekken. Het bestaan van Europese platforms ter zake is daarvan een oorzaak. Algemeen gesproken is de overheidsfinanciering voor O&O ondanks de moeilijke economische toestand in het hele land toegenomen. Zo werd in 2012 het TINA-fonds (Transformatie, Innovatie en Acceleratie) opgericht, dat financiële steun verleent aan innoverende projecten in Vlaanderen, en zag ook “WB Green” het licht, een programma dat projecten m.b.t. duurzame ontwikkeling en het leefmilieu in het Waalse gewest of in het Brussels hoofdstedelijk gewest zal financieren. Zoals het Federaal Planbureau opmerkt, was de louter financiële steun ter bevordering van innovatie in Vlaanderen en Wallonië tijdens de periode 2006-2008 in de eerste plaats bestemd voor de kmo’s. Genoteerd moet worden dat die steun grotendeels afkomstig is van de lokale en gewestelijke overheden, in de eerste plaats de verwerkende industrie betreft en relatief aanzienlijker is in Wallonië. De financiële steunmaatregelen voor O&O zijn in België in globo weliswaar toegenomen, maar ze blijven zeer versnipperd en zijn niet zichtbaar genoeg. Dat heeft met name te maken met de overlapping van tal van maatregelen die in de loop der tijd werden genomen, maar ook met het feit dat maatregelen op verschillende bestuursniveaus naast elkaar bestaan. De logge administratieve omgeving voor de aanvraag van overheidsfinancieringen remt ook de ontwikkeling van innovatie in België af. 3
CRB 2009-935
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 13 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
O&O EN INNOVATIE Opvolging van de aanbevelingen van de CRB
- Nood aan een betere coördinatie en evaluatie van het beleid Op federaal niveau bestaat de wil om een interfederaal O&O-plan in te voeren met het oog op een betere coördinatie tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus. Zoals in het bovenstaande punt werd aangestipt, hebben alleen het Waalse gewest, de Federatie Wallonië-Brussel en het Brussels hoofdstedelijk gewest tot nog toe, vanaf het jaar 2011, een onderling afgestemde onderzoeksstrategie hebben opgestart. De gewesten hebben ook de evaluatie van een aantal van hun instrumenten ter ondersteuning van innovatie verbeterd. Niettemin ontbreekt nog steeds een evaluatie die systematisch steunt op becijferde doelstellingen. Zoals met name wordt opgemerkt in het rapport-Soete 2012 voor Vlaanderen (Rapport Expertgroep Soete 2012), is er momenteel nood aan een alomvattende visie op het innovatiebeleid. Dat geldt voor gans België zowel als voor de gewesten. - Nood aan meer overheidssteun voor technology watch, troubleshooting, demonstratieprojecten en normenantennes Technology watch komt steeds tot stand op het niveau van de bedrijfsfederaties of andere bedrijfsorganisaties. Blijkbaar hebben die laatste echter geen bijkomende financiële steun voor die activiteit ontvangen. De ontwikkeling van gewestelijke O&O-infrastructuur is toegenomen en in het Waalse gewest, de Federatie Wallonië-Brussel en het Brussels hoofdstedelijk gewest werd een kadaster van de bestaande overheidsinfrastructuur gevormd. Mogelijk wordt dat initiatief ook voor de particuliere O&O-infrastructuur gerealiseerd. Opgemerkt moet worden dat in Vlaanderen en in Wallonië demonstratieprojecten werden ontwikkeld. Naast de collectieve onderzoekscentra zagen ook samenwerkingsnetwerken tussen bedrijven het licht, die m.n. zoeken naar oplossingen voor problemen (trouble shooting). Blijkbaar in tegenstelling met de collectieve onderzoekscentra hebben die netwerken financiële steun gekregen voor de ontwikkeling van hun activiteiten. Bijgevolg is de zoektocht naar oplossingen zo te zien sterker gedecentraliseerd dan voorheen, wat indruist tegen hetgeen in het advies van de CRB werd bepleit. Wat de normen betreft, zag België zijn aantal “normenantennes” sinds 2009 toenemen. In 2012 telde ons land 24 “normenantennes” op zijn grondgebied. Daarvan bevindt de grote meerderheid zich in de collectieve onderzoekscentra, “centra-De Groote” genoemd. Zes van de negen “centraDe Groote” beschikten over minstens één “normenantenne”; het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB) spant de kroon met zes antennes. - Nood om de mobiliteit en de opleiding van onderzoekers te bevorderen Alle gewesten hebben maatregelen genomen om de jongeren in de richting van wetenschappelijke en technologische opleidingen te loodsen. Vlaanderen en de Federatie Wallonië-Brussel hebben ook het systeem van bedrijfsstages ontwikkeld en de samenwerking tussen de ondernemingen en de studenten of onderzoekers is enigszins toegenomen. Zo werden in 2011 bv. de “Baekeland-mandaten” ingevoerd, die aan de Vlaamse onderzoekers de mogelijkheid bieden om in samenwerking met een
pagina 14 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
O&O EN INNOVATIE Opvolging van de aanbevelingen van de CRB
onderneming een doctoraatsproject uit te voeren. Prikkels/opleidingen om de ondernemersgeest bij de onderzoekers te verhogen werden in diezelfde gewesten eveneens ingevoerd, voornamelijk dan op initiatief van de universiteiten. Dat komt echter zo te zien vooral tot stand op verzoek van de belanghebbende studenten/onderzoekers en wordt dus niet stelselmatig georganiseerd. Enkele maatregelen werden genomen om de loopbaan van onderzoekers in België aantrekkelijker te maken. Daarentegen werd blijkbaar niets ondernomen om het statuut van de openbare en dat van de private onderzoeker naar elkaar te laten toegroeien. De evaluatiecriteria in de twee sectoren blijven ook erg van elkaar verschillen. In het algemeen worden de onderzoeksresultaten nog onvoldoende gevaloriseerd, zoals wordt onderstreept in het rapport-Soete 2012 (Rapport Expertgroep Soete 2012). De vorming van netwerken tussen de universiteiten en de ondernemingen zou die valorisatie kunnen helpen stimuleren. Sinds 2009 zijn er kennelijk geen versoepelingsmaatregelen gekomen wat de voorwaarden voor de toekenning van verblijfs- en arbeidsvergunningen betreft; de voorwaarden inzake gezinshereniging zijn zelfs strenger geworden. Wel werden er maatregelen getroffen om de buitenlandse investeerders of onderzoekers beter te informeren over de kennis die in de Belgische gewesten aanwezig is, nl. via het Europese CORDIS-portaal (Community Research and Development Information Service). De gewesten zijn ook geneigd om de mobiliteit van hun onderzoekers naar het buitenland te bevorderen, maar ook om buitenlandse onderzoekers aan te trekken. Hiervoor is het Europese EURAXESS-portaal een instrument bij uitstek. Weliswaar werden er initiatieven op het vlak van de internationale mobiliteit van onderzoekers genomen, maar die volstaan nog steeds niet, zoals wordt beklemtoond in het rapport-Soete 2012 voor Vlaanderen (Rapport Expertgroep Soete 2012). De ontwikkeling van een internationaal innovatienetwerk is van essentieel belang om België en zijn deelentiteiten een supranationale rol op het vlak van innovatie te laten spelen.
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 15 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
DISTRIBUTIE Welke toekomst voor de detailhandel?
Dit was het thema van een recent debat dat door de Economische en Sociale Raad van het Brussels hoofdstedelijk gewest werd georganiseerd. Mevrouw Bernadette Mérenne-Schoumaker, gasthoogleraar aan de universiteit van Luik1, kwam er spreken over de belangrijkste kenmerken van de detailhandel, de toekomstmogelijkheden ervan en de nieuwe uitdagingen ter zake voor het Brussels gewest. Het secretariaat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven was daar ook en brengt hieronder verslag uit. In haar inleiding onderstreepte professor Mérenne-Schoumaker dat het belangrijk is de werking van de detailhandel goed te kennen en zich vragen te stellen over zijn toekomst. De detailhandel is, naast de groothandel en de subsector verkoop en onderhoud van motorvoertuigen en motorbrandstoffen, één van de drie grote takken van de handelssector. Hij is goed voor 6,6% van de werkgelegenheid in België (6,4% van de loontrekkenden en 8,7% van de zelfstandigen) en zorgt voor 13% van het bbp. Hij staat dicht bij de consument, speelt een belangrijke rol in het leven van stadscentra en buurten, organiseert de stedelijke en landelijke ruimte en creëert sociale relaties. De detailhandel evolueert constant, want hij is een afspiegeling van een samenleving in beweging; hij verandert eveneens in functie van de technologische ontwikkeling en de overheidsinterventies, maar ook en vooral door de innovaties die de distributeurs invoeren. De voorbije vijftig jaar heeft de vraag enorme wijzigingen ondergaan onder invloed van, enerzijds, de stijgende inkomens, de kleiner wordende gezinnen en de vergrijzing van de bevolking en, anderzijds, de verbetering van de dagelijkse levensstandaard (toenemende motorisering van het individu, veralgemening van koelkasten en diepvriezers, ingrijpende veranderingen in de betaalwijzen). De opkomst van nieuwe waarden, zoals de zorg voor de gezondheid, het belang van het gezin, de ruimte voor ontspanning en het milieu, heeft het koopgedrag gewijzigd. Ook het aanbod is geëvolueerd: het ontwikkelt zich snel, er treedt een zekere banalisering van de verkooppunten op en de grote nationale en internationale winkelketens maken furore. De verkoopmethoden hebben een ware metamorfose ondergaan (zelfbediening, discount, e-commerce) en nieuwe producten en diensten doen hun intrede. Vervolgens heeft mw. Mérenne geprobeerd om de toekomstmogelijkheden van de detailhandel af te bakenen, waarvoor ze zich op diverse recente Europese studes en enquêtes heeft gebaseerd. HET SCHOKEFFECT VAN DE NIEUWE TECHNOLOGIEEN… Volgens haar zullen de belangrijkste veranderingen eerst en vooral worden veroorzaakt door het schokeffect van de nieuwe technologieën, die het gedrag van de consumenten op een revolutionaire manier beïnvloeden en waarvan men de ware implicaties nog niet goed kent. 1
Mevrouw Bernadette Mérenne-Schoumaker is doctor in de geografische wetenschappen. Sedert 1 oktober 2009 is ze erehoogleraar aan de universiteit van Luik en momenteel is ze er ook gasthoogleraar. Haar onderzoekswerk bevond zich altijd op de grens tussen economie en geografie. Bernadette Mérenne-Schoumaker heeft zich gespecialiseerd in de localisatie van de economische activiteit, eerst in de industrie en later ook in de detailhandel en de dienstensector. Haar recentste onderzoek heeft betrekking op de territoriale ontwikkeling en op de geografische vindplaats van natuurlijke rijkdommen en grondstoffen, meer bepaald van energie.
pagina 16 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
DISTRIBUTIE Welke toekomst voor de detailhandel?
Deze nieuwe technologieën zullen mogelijkheden bieden die verschillen volgens de producten en diensten die te koop worden aangeboden en volgens het soort van aankoop (rationeel of emotioneel), hun economische aantrekkelijkheid en de extra toegevoegde waarde die ze creëren. Zo kan men zich voor de onlineverkoop afvragen in hoever de potentiële klant bereid is een product te kopen zonder het te zien of aan te raken en of de formule goedkoper is dan de winkelverkoop. De onlineverkoop is immers zeer courant geworden voor boeken, concerttickets, muziek, software enz., maar is minder evident voor bv. voeding, luxegoederen, meubelen en schoenen, te meer omdat de invoering van nieuwe technologieën in de verkoop van die producten hun toegevoegde waarde weinig doet toenemen. Bovendien rijst de vraag of de nieuwe technologieën de potentiële toegevoegde waarde vergroten in de zin dat het gebruik van het internet meer mogelijkheden biedt om nieuwe diensten uit te denken of het gebruik van de winkels te verbeteren. Dit is zeker het geval voor reizen, doe-het-zelfartikelen en muziek, maar minder voor voeding. Professor Mérenne is van oordeel dat de verkoop via diverse kanalen in de nabije toekomst zeer belangrijk zal worden. De producten zullen niet langer alleen in het traditionele winkelnetwerk worden gekocht, maar ook op het internet, via gsm en ook op tv (interactieve televisie). Voor de consument zal het internet een grotere rol gaan spelen in de voorbereiding van een rationele aankoop of voor de kennismaking met het aanbod van een bepaalde winkelketen alvorens zich te verplaatsen om het product daadwerkelijk te kopen. De nieuwe technologieën zullen een veelzijdige impact hebben op de winkels: sommige zullen hun traditionele formule behouden, maar andere zullen veranderen in showrooms die de verkoop stimuleren van producten die nadien aan de consument worden geleverd of, omgekeerd, in vestigingen waar de producten die via het internet werden gekocht gewoon worden afgehaald. Heel wat nieuwe actoren hebben hun intrede gedaan: pure players, spiegelsites, privéverkopen, sites voor verkoop en ruil van tweedehandsgoederen, sites voor het downloaden van muziek… TALRIJKE, GEINFORMEERDE EN VEELEISENDE CONSUMENTEN… Een tweede grote verandering voor de handel van morgen is de toenemende macht van de consument, die beter geïnformeerd zal zijn en dus met meer kennis van zaken zal kiezen. Het individualisme neemt nu al toe, ten koste van de massaconsumptie, en het vertrouwen in merken en grote winkelketens taant. De consument is er steeds minder van overtuigd dat hij moet consumeren om te leven, wat zijn keuzen enorm beïnvloedt. De wil om in de winkel meer dienstverlening te krijgen, het meer op zoek gaan naar oplossingen dan naar producten en een aantal nieuwe maatschappelijke tendensen – levenskunst, multiculturalisme, design, vrouwen die uit werken gaan, milieuzorg… - zullen het koopgedrag de komende jaren veranderen. De consument zal een toenemende belangstelling aan de dag leggen voor plaatsen die shopping, vrijetijdsbesteding en innovatieve restaurantformules combineren. Hij wil iets beleven en winkelen krijgt voor hem een emotionele waarde. Zo ontstaat er opnieuw interesse voor de handel in het stadscentrum, vooral in kleine en middelgrote steden. Oorzaken daarvan zijn de demografische ontwikkeling (de vergrijzing bv.), de toenemende bevolking in de steden en daarrond en de stijgende mobiliteitskosten, die ook in het voordeel spelen van de buurtwinkels en de kleine supermarkten ten nadele van de hypermarkten. En deze trend zal nog sterker worden.
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 17 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
DISTRIBUTIE Welke toekomst voor de detailhandel?
Bovendien heeft de consument een nieuwe tijdsbeleving: hij wil de tijd voor noodzakelijke aankopen zo veel mogelijk beperken en meer tijd besteden aan plezieraankopen. Hij heeft weer meer behoefte aan tradities en wil de sociale relaties in zijn leefomgeving versterken. De grote distributeurs hebben daar goed op ingespeeld door diverse nieuwe concepten van buurthandel en verschillende winkeltypes te creëren, terwijl deze trend minder ten goede is gekomen aan de traditionele zelfstandigen, behalve dan aan die welke zich in deze nieuwe buurtpolen hebben geïntegreerd, goed verankerd zijn in de stadscentra en gespecialiseerd zijn in bepaalde traditionele goederen (luxeproducten, gespecialiseerde goederen…). Deze nieuwe ontwikkelingen ziet men ook in de stadsrand. De segmentatatie en specialisatie van de vraag zal nog toenemen, waardoor de distributeurs de almaar meer gepersonaliseerde vraag horizontaal (oplossing voor een probleem) en steeds vaker verticaal (begeleiding van de klant vanaf de diagnose tot de uitwerking van de oplossing) het hoofd zullen moeten bieden. Ten aanzien van consumenten die als bijzondere personen willen worden beschouwd, zullen de handelaars hun aanbod moeten differentiëren om te kunnen concurreren en om het te kunnen afstemmen op het beoogde klantenbestand. Dit zal resulteren in een interactievere aanpak teneinde een nauwere relatie met de klanten tot stand te brengen en hen beter te leren kennen om zo hun behoeften beter te kunnen bevredigen. De communicatie met de klanten zal meer via Facebook, Twitter en de iPhone verlopen. De distributeurs zullen hun totale merkcontrole moeten laten varen om het de consumenten mogelijk te maken die merken zelf een inhoud te geven. …DIE STEEDS MEER BELANG HECHTEN AAN ETHIEK EN DUURZAME ONTWIKKELING We gaan allicht in de richting van een consumptie die meer beredeneerd, verantwoordelijk en ethisch is. De handel zal zeer sterk worden bepaald door de duurzame ontwikkeling, die nog altijd marginaal is, maar sterker wordt en die voortvloeit uit de nieuwe gedragingen van de consumenten. Zij willen worden geïnformeerd over de traceerbaarheid van de producten (over alle stadia van de productiekolom), over hun levenscyclus, over de productiewijze (bv. de sociale handvesten over de vervaardiging van textielproducten en de bescherming van dieren). Hun aandacht gaat uit naar de biologische landbouw, de billijke handel, tweedehandsgoederen, minder verpakkingen, de impact van goederen op hun gezondheid… Ook het fenomeen van de korte circuits – minder verplaatsingen van het product tussen producent en consument – zal aan belang winnen. De distributeurs, van hun kant, zullen van de duurzame ontwikkeling een groeifactor voor hun handel maken. EN HET GEZINSBUDGET? Volgens professor Mérenne-Schoumaker wordt in toekomstscenario’s vaak weinig aandacht besteed aan het gezinsbudget. De navolgende trends zijn nochtans meer dan waarschijnlijk: stagnatie van de koopkracht tegen 2020, grotere inkomensverschillen – zelfs dualisering – en consumenten die voorzichtiger worden en dus zullen blijven sparen. De consument zal het hoofd moeten bieden aan het feit dat de onvermijdelijke uitgaven (energie, huur, water, gezondheidszorg, onderwijs) stijgen en dat nieuwe uitgavenposten groter worden (uitgaven voor nieuwe technologieën, schoolkosten voor kinderen buiten het gesubsidieerde onderwijs enz.).
pagina 18 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
DISTRIBUTIE Welke toekomst voor de detailhandel?
Al deze factoren zullen ertoe bijdragen dat de discount, die het de gezinnen mogelijk maakt hun uitgaven te moduleren, blijft bestaan en zelfs nog uitbreiding neemt. De prijsgevoeligheid van de consumenten zou de winstmarges van de distributeurs moeten verkleinen en uiteindelijk het aantal nutteloze verplaatsingen kunnen beperken. WELKE SCENARIO’S ZIJN DUS DENKBAAR VOOR 2020? Tot besluit merkte professor Mérenne-Schoumaker op dat de handel van morgen doordrenkt zal zijn van paradoxen: de zoektocht naar nieuwe waarden door en voor de klanten zal nog altijd worden geconditioneerd door een grote prijsgevoeligheid; sommige merken zullen voorbeelden blijven, maar er zullen een aantal merken opduiken waar men niet omheen kan; de opkomst van de multichannelverkoop zal de eigenlijke winkel, waar de klant kan communiceren, zich informeren en experimenteren, niet van de troon stoten; door de nieuwe economische tendensen zal de noodzakelijke stimulering van de omzet samengaan met de uitvinding van een meer beredeneerde handel. Mevrouw Mérenne verwacht, eerder dan een handel waar prijsconcurrentie een beslissende rol speelt, een gediversifieerde handel die de verwachtingen van de consument kan inlossen, een handel die gericht is op dienstverlening aan de consument en die zich meer ziet als aanreiker van nuttige tips en oplossingen dan als gewone leverancier. De distributeurs zullen de klanten voortdurend buitengewone ervaringen moeten voorstellen, een ander aanbod dan de concurrenten moeten verstrekken en de dienstverlening in de winkels versterken. De dialoog tussen distributeur en klant zal aan belang winnen en de klant zal machtiger worden. Voorts wijst alles erop dat er een eind zal komen aan de dualiteit tussen e-commerce en winkelverkoop, aangezien de consument wil profiteren van de goede kanten van zowel e-commerce (zoeken wordt makkelijker, de consument wint tijd, hij kan op elk ogenblik een bestelling doen, hij kan voordeel halen uit het advies van andere klanten op diverse forums) als winkelverkoop (de klant heeft contact met de verkoper, hij ziet het product in detail, hij neemt zijn product onmiddellijk mee…). De andere klassieke vereisten (aanbod van diensten, beheersing van de exploitatiekosten, beter aanbod, kritieke omvang, beheer van het menselijk kapitaal) zijn veel minder grote zorgen van de distributeurs. DE UITDAGINGEN VOOR BRUSSEL Professor Mérenne-Schoumaker heeft eerst de economische en handelssituatie van Brussel kort in kaart gebracht. Sedert de tweede helft van de 20ste eeuw verdwijnt in Brussel jaarlijks 1,4% van de handelszaken, maar de totale werkgelegenheid in de handel neemt toe. De geïntegreerde handel heeft zich sterk ontwikkeld: de grote winkelketens bezetten nog slechts 13% van alle verkooppunten, maar beslaan wel 36% van de netto-oppervlakte. Brussel is goed voorzien van buurtwinkels: 90% van de klanten bevindt zich op minder dan 400 meter van een knooppunt van buurthandels.
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 19 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
DISTRIBUTIE Welke toekomst voor de detailhandel?
Het Brussels gewest is een groot stedelijk gebied met twee miljoen inwoners en de bevolking groeit er sterk. Het heeft een invloedzone van 4 miljoen inwoners, waaraan we nog de vele toeristen, congresdeelnemers, zakenreizigers en andere occasionele deskundigen – o.m. van de Europese instellingen en van de ondernemingen errond - mogen toevoegen. Het telt zo’n 90.000 banen in de handel en in aanverwante takken (horeca en autoverkoop), wat goed is voor 13% van de totale werkgelegenheid van deze sectoren in België. Het gewest beschikt over een hiërarchisch opgebouwde handelsinfrastructuur die alle handelsvormen bevat: meer dan 20.000 handelscellen, 104 handelskernen, 18 galerijen en 5 grote handelscentra. De multi-etnische en gezellige hoofdstad van België, die een enorm artistiek patrimonium heeft, zeer oude tradities in leven houdt en talrijke culturele manifestaties herbergt, beschikt over talrijke plaatsen die handel, ontspanning en eetgelegenheden combineren en over een zeer goede transport- en verkeersinfrastructuur. In Brussel is overigens een groot deel van het nationale aanbod in tal van bedrijfssectoren, vooral van luxegoederen, geconcentreerd. Sommige Brusselse wijken – de Zavel, de Marollen, de Waterloolaan, de Matongéwijk – hebben zowel een commerciële als een culturele uitstraling die ver buiten de stadsgrenzen reikt. Aan de passiefzijde vinden we evenwel een sterke dualisering van de bevolking, m.n. qua inkomen en opleiding, hoge huurprijzen, grondspeculatie en een toenemend mobiliteitsprobleem op het vlak van het autoverkeer. Bovendien kampt de Brusselse handel met toenemende concurrentie vanuit de handelspolen buiten het gewest. Volgens professor Mérenne is de grote uitdaging voor de Brusselse handel aansluiting te vinden bij de nieuwe tendensen die ze heeft beschreven: noodzakelijke aankopen gemakkelijker maken, het aanbod van plezieraankopen aanpassen, de dienstverlening aan klanten verbeteren, de communicatie met de klanten via internet ontwikkelen en, ten slotte, oog hebben voor duurzame ontwikkeling. De talrijke verenigingen van handelaars moeten daar een belangrijke rol in vervullen, vooral wat de dialoog met de overheid betreft. Het is essentieel dat Brussel zijn handelspotentieel en zijn vele concurrentievoordelen beter benut, niet alleen voor het lokale en regionale klantenbestand, maar ook t.a.v. de grote bestaande handelscentra en de megacentra in opbouw in de rand, welke een grote impact zullen hebben op vraag en aanbod in het Brussels hoofdstedelijk gewest. In dat opzicht heeft de overheid een belangrijke opdracht. In Brussel erkent een fundamentele hervorming van de wetgeving inzake economische expansie de handel als prioritaire sector, niet alleen op stedenbouwkundig, maar ook op sociaal-economisch vlak. De prioriteiten van het Schema voor
pagina 20 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
DISTRIBUTIE Welke toekomst voor de detailhandel?
BIBLIOGRAFIE BARBA, C., La fin de l’e-commerce… ou l’avènement du commerce connecté, Paris, Fevad avec le soutien du Ministère de l’Economie, de l’Industrie et des Finances, 2011 http://www.fevad.com/ uploads/files/DocArticle/etude/fevad2011__malineaecommerce2020.pdf BOLUS P.-Y. (Directeur ATRIUM), Le commerce à Bruxelles. Eléments de contexte, Colloquium 6 juli 2011, Etopia http://www.etopia.be/spip.php?article1808
DUCROCQ C. en G. ANTONIETTI, « Le client brique & clic », Côté Clients / Dia-Mart / NM DDB, 2008. MERENNE-SCHOUMAKER B., Géographie des commerces et des services, Rennes, PUR, Didact Géographie, 2008. MERENNE-SCHOUMAKER B. et al, Localisation du magasin. Guide pratique, Brussel, CRBD, 6e ed., 2012. MOATI P., La nouvelle révolution commerciale, Paris, Odile Jacob, 2011. MOATI P. et al. , Quel commerce pour demain? La vision prospective des acteurs du secteur, Paris, CREDOC, Cahier de recherche 271, nov. 2010 http://www.credoc.fr/pdf/Rech/C271.pdf Retail 2020, Plateforme interactive lancée par Jones Lang LaSalle http://www.retail2020.com/ WAYENS B., Le commerce à Bruxelles aujourd’hui: évolution et état des lieux, Colloquium 6 juli 2011, Etopia http://www.etopia.be/IMG/pdf/1-_evolution_et_etat_des_lieux_-_B-_Wayens_-_ IGEAT.pdf
Sociaal Economische Nieuwsbrief > pagina 21 CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
NIEUWS Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
WELVAARTSVASTHEID VAN DE SOCIALE UITKERINGEN Op vrijdag 21 september kwam de gemengde subcommissie ‘Welvaartsvastheid’ bijeen om zich te buigen over de berekeningen die de verschillende instellingen van de sociale zekerheid hebben gerealiseerd teneinde de financiële enveloppe te bepalen voor de welvaartsaanpassingen van de sociale uitkeringen in 2013 en 2014. Ook de verschillende voorstellen tot welvaartsaanpassingen in 2013 en 2014 kwamen er aan bod. Aan de verschillende instellingen van de sociale zekerheid wordt gevraagd om hiervan de kostprijs te berekenen. TECHNISCH VERSLAG LOONMARGE De documentatienota “De inkomensgevolgen van de werkloosheidsstelsels in België en de buurlanden” (CRB 2012-0899), die werd opgesteld in het kader van de werkzaamheden van de subcommissie Technisch verslag loonmarge, werd op de website van de CRB gepubliceerd. Tijdens de vergadering van 19 september hebben de deskundigen van de subcommissie van gedachten gewisseld over de documentatienota “Naar een structurele transformatie van de economie” (CRB 2012-0967). VORMINGSINSPANNINGEN De laatste vergadering van de gemengde subcommissie Evaluatie bijkomende sectorale vormingsinspanningen vond plaats op 7 september 2012. Tijdens die bijeenkomst hebben de leden van de Raad hun besprekingen aangevat met het oog op het opstellen van de lijst van sectoren die voor het jaar 2011 onvoldoende vormingsinspanningen leverden, in het kader van het koninklijk besluit van 11 oktober 2007. Tijdens de volgende vergaderingen, die in oktober zijn gepland, zullen die besprekingen worden voortgezet en zal een debat worden gehouden over het punt m.b.t. de adviesvraag van mevr. M. DE CONINCK, minister van Werk, teneinde een voorstel van alternatief mechanisme voor de evaluatie van de sectorale vormingsinspanningen te krijgen. EUROPESE ACTUALITEIT In het kader van de werkzaamheden van de cel Opvolging Europese actualiteit heeft de heer F. Dehousse op 24 september de recentste ontwikkelingen op de financiële markten en de Europese initiatieven inzake het Europees economisch bestuur nader toegelicht.
pagina 22 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
NIEUWS Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
MEDEDINGING De Commissie voor de Mededinging is op 4 september 2012 opnieuw bijeengekomen om, naar aanleiding van de adviesvraag van vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee, Johan Vande Lanotte, een voorontwerp van advies te bespreken over het voorontwerp van wet tot invoeging van boek IV. “Bescherming van de mededinging” en boek V. “De mededinging en prijsevoluties” in het Wetboek van economisch recht. Na deze vergadering werden de opmerkingen van de leden verwerkt in het ontwerpadvies, dat na een schriftelijke procedure op 14 september 2012 unaniem werd goedgekeurd en aan de minister en andere belanghebbenden werd toegestuurd. U kunt dit advies ook terugvinden op de website van de CRB: http://www.ccecrb.fgov.be/txt/nl/doc12-963.pdf VISSERIJ De brc Visserij heeft in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de VDAB een bespreking gewijd aan de mogelijke start van een centrum voor visfileerders te Zeebrugge. Uit de discussie bleek dat dergelijk centrum - er bestaat al een volledig uitgerust centrum in Oostende – praktisch niet haalbaar is. Wel is er een nijpend tekort aan goed opgeleid personeel. De commissie besliste haar medewerking te verlenen aan een enquête of er nood is aan een opleidingcentrum, naar Nederlands model, waar alle aspecten van het beroep aan bod komen. Afgesproken werd dat de commissie hierin een voortrekkersrol zou spelen. Het Nederlands instituut zal worden uitgenodigd om toelichting te verstrekken over de Nederlandse aanpak. BOUWBEDRIJF Tijdens de vergadering van de bijzondere raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf van 10 september heeft de heer Jean-Pierre Liebaert het jaarverslag 2011-2012 van de Confederatie Bouw voorgesteld. De navolgende thema’s kwamen aan bod : innovatie en de nieuwe technologieën, de internationale dimensie van de sector en een analyse van de steunmaatregelen voor het huisvestingsbeleid.
pagina 24 > Sociaal Economische Nieuwsbrief CRB Centrale Raad voor het Bedrijfsleven
SECRETARIAAT CRB Een studie- en documentatieopdracht
De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, die werd opgericht in 1948, is een raad waar gesprekspartners overleg plegen. Het is de bedoeling de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers via de raad te betrekken bij de uitwerking van het economisch beleid. De raad is bevoegd voor alle kwesties die van belang zijn voor het bedrijfsleven ; hij heeft alleen een adviserende opdracht. Specifiek voor de raad is dat de verschillende standpunten er aan elkaar worden getoetst en dat zo een dialoog tussen de leden ontstaat. De raad is dus enerzijds, een trefpunt van ideeën, waar de meningen worden vergeleken en waar het komt tot gemeenschappelijke voorstellen waarin het algemeen belang het haalt op de particuliere belangen en, anderzijds, tevens een schakel van het economisch beleid, die zijn voorstellen samenvat in adviezen ten behoeve van de economische beleidmakers. Het secretariaat van de raad heeft een dubbele taak ; het is belast met het griffiewerk en het economaat en het brengt de documentatie voor de werkzaamheden van de raad samen. Met de jaren heeft het deze tweede functie sterk ontwikkeld. In uitvoerige studienota’s behandelt het niet alleen problemen die aan de raad worden voorgelegd, maar ook onderwerpen waarvan het meent dat ze aandacht van de sociale gesprekspartners en van de politieke beleidmakers moeten krijgen. Voorts publiceert het geregeld algemene informatienota’s en allerhande statistische dossiers. Bij dit alles komen de uitstekende relaties die het onderhoudt met de studiediensten van de nationale en internationale instellingen het secretariaat goed te pas. Voor de Sociaal-Economische Nieuwsbrief draagt het secretariaat in het kader van zijn studie- en documentatieopdracht alleen de verantwoording.
Robert Tollet Voorzitter Luc Denayer Secretaris Kris Degroote Adjunct-secretaris