1/9
Sectoraal comité voor de Federale Overheid Beraadslaging FO nr 03/2010 van 21 januari 2010
Betreft: Beraadslaging betreffende de aanvraag van de FOD Financiën om aan de opdrachtgever of de aannemer via elektronische weg gegevens te verstrekken over het bestaan van fiscale schulden in hoofde van de aannemers uit de bouwsector waarop zij een beroep doen (AF/MA/2008/010)
Het Sectoraal comité voor de Federale Overheid; Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte
van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid de artikelen 31bis en 36bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met
betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, inzonderheid artikel 18; Gelet op de aanvraag van de Federale Overheidsdienst Financiën (hierna de FOD Finanaciën) ontvangen op 17/11/2008; Gelet de bijkomende informatie vanwege de FOD Financiën, ontvangen op 6/11/2009; Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Fedict op 05/01/2010; Gelet op het verslag van de Voorzitter;
Beraadslaging FO 03 /2010 - 2/9
Beslist op 21 januari 2010, na beraadslaging, als volgt: I.
CONTEXT EN ONDERWERP VAN DE AANVRAAG 1. Artikel 402 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (hierna het WIB) stelt dat de
.
opdrachtgever of de aannemer die voor de in artikel 400, 1°, vermelde werken een beroep
.
doet op een aannemer die fiscale schulden heeft op het ogenblik van het afsluiten van de
.
overeenkomst, hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van de fiscale schulden van zijn medecontractant. 2. Deze hoofdelijke “aansprakelijkheid” wordt beperkt tot 35 % van de totale prijs van de
werken toevertrouwd aan de aannemer of onderaannemer, exclusief belasting over de toegevoegde waarde. Zij kan worden aangewend voor de betaling in hoofdsom, verhogingen, kosten en interesten, ongeacht hun datum van vestiging, van de volgende schulden die bestaan op het ogenblik van het afsluiten van de overeenkomst : 1° alle schulden inzake directe en met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen op de inkomsten; 2° alle schulden inzake voorheffingen; 3° de buitenlandse belastingschuldvorderingen waarvoor in het kader van een internationale overeenkomst de invorderingsbijstand is gevraagd; 4° de niet betaalde bedragen in het kader van de in dit artikel bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid De schulden waarvoor een correct nageleefd afbetalingsplan bestaat, worden niet beschouwd als schulden in de zin van deze paragraaf1” 3. Artikel 403 van het WIB ontslaat de opdrachtgever of de aannemer van deze hoofdelijke aansprakelijkheid als hij, op het ogenblik dat hij “een deel of het geheel van de prijs
betaalt aan een aannemer die op het ogenblik van de betaling fiscale schulden heeft, (…) 15 pct. van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, [inhoudt en stort] bij de door de Koning aan te wijzen ambtenaar volgens de door Hem te bepalen modaliteiten”.
1
Artikel 402, §4 van het WIB
Beraadslaging FO 03 /2010 - 3/9
4. De opdrachtgever en/of de aannemer moet in staat zijn om vast te stellen of er al dan niet fiscale schulden bestaan in hoofde van zijn medecontractant. Om die reden voorziet paragraaf 5 van artikel 403 van het WIB dat de FOD Financiën een gegevensbank ter beschikking van het publiek moet stellen die bewijskracht heeft voor de uitvoering van de artikelen 402 en 403 van het WIB. 5. De artikelen 402 en 403 van het WIB krijgen slechts uitwerking vanaf 1 januari 2009 2. 6. Teneinde te beantwoorden aan de verplichting die opgelegd wordt door artikel 403 § 5 van het WIB, heeft de FOD Financiën op 17 november 2008 een machtigingsaanvraag ingediend bij het Comité om aan het publiek de mogelijkheid te bieden om in toepassing van artikel 403 van het WIB, via een op hun website beschikbare databank kennis te nemen van het al dan niet bestaan van een verplichting tot het inhouden van 15% wanneer zij hun medecontractant betalen. Het publiek dat de databank raadpleegt verkrijgt deze informatie onder vorm van een genummerd attest dat twee mogelijke antwoorden kan bevatten op de vraag “verplichte inhouding”, namelijk: ja of neen. Indien het door de betrokkene opgegeven ondernemingsnummer niet toebehoort aan een aannemer uit de bouwsector, verschijnt volgende foutboodschap “fout : onderneming niet geregistreerd als behorende tot de bouwsector”. 7. De door de FOD financiën aan de beoordeling van het Comité voorgelegde elektronische gegevensstromen betreffen persoonsgegevens in de zin van artikel 1, § 1 van de WVP en beogen één enkel doeleinde, namelijk het invorderen van fiscale schulden van ondernemingen uit de bouwsector en dus een correcte toepassing van de artikelen 402 en 403 van het WIB. II.
ONDERZOEK NAAR DE ONTVANKELIJKHEID VAN DE AANVRAAG 8. In toepassing van artikel 36bis van de wet van 8 december 1992, “ vereist elke
elektronische mededeling van persoonsgegevens door een federale overheidsdienst of door een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid die onder de federale overheid ressorteert een principiële machtiging [van het bevoegd Sectoraal comité]”.
2
Zie de wet van 21 december 2007, houdende diverse bepalingen, artikel 13.
Beraadslaging FO 03 /2010 - 4/9
9. De aanvraag die aan het Comité wordt voorgelegd slaat op de oprichting door de FOD Financiën van een databank die door het publiek volledig geraadpleegd kan worden via een website. Gelet op het feit dat de mededeling waarvan sprake in de aanvraag zal gebeuren door een federale overheidsdienst en dat de gegevensstroom elektronisch zal plaatsvinden, is het Sectoraal comité voor de Federale overheid bevoegd. III.
ONDERZOEK NAAR DE GROND VAN DE AANVRAAG A. Onderzoek naar het welbepaald, duidelijk omschreven, gerechtvaardigd en verenigbaar karakter van het doeleinde van de geplande geautomatiseerde verwerking 10. Artikel 4, § 1, 2° van de WVP staat de verwerking van persoonsgegevens slechts toe voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. 11. In dit geval wenst de FOD Financiën een opdrachtgever en/of aannemer de mogelijkheid te bieden om op het ogenblik van de betaling van de werken 3, via elektronische weg na te gaan of zijn medecontractant fiscale schulden heeft, en zich zo te schikken naar de wettelijke voorschriften van de artikelen 402 en 403 van het WIB. 12. Het Comité stelt vast dat dit doeleinde welbepaald en uitdrukkelijk omschreven is in de zin van artikel 4, § 1, 2° van de WVP. 13. Artikel 4, § 1, 2° van de WVP eist van de verantwoordelijke voor de verwerking dat het doeleinde waarvoor hij de gegevens verwerkt, gerechtvaardigd is. In dit opzicht weerhoudt het Comité de artikelen 5 e) en 5 c) van de WVP waarin sprake is van de volgende twee onderstellingen waarin een gegevensverwerking rechtmatig kan worden uitgevoerd: “wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van
openbaar belang of die deel uitmaakt van de uitoefening van het openbaar gezag, die is opgedragen aan de verantwoordelijke voor de verwerking of aan de derde aan wie de gegevens worden verstrekt” of “wanneer de verwerking noodzakelijk is om een verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke voor de verwerking is onderworpen door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie”.
3
Het gaat om de werkzaamheden bedoeld bij artikel 400, 1° van het WIB
Beraadslaging FO 03 /2010 - 5/9
14. Het Comité merkt op dat de geautomatiseerde gegevensverwerking die haar ter beoordeling wordt voorgelegd, gerechtvaardigd lijkt in hoofde van de FOD Financiën, gelet op zijn opdracht van openbaar belang tot uitvoering van het beleid inzake zowel belastingen, rechten, taksen en accijnzen 4 als inzake het financieel beheer van de federale Staat5 en het artikel 403 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, dat de FOD Financiën verplicht een gegevensbank ter beschikking van het publiek te stellen die bewijskracht heeft voor de uitvoering van de artikelen 402 en 403 van het WIB. 15. Aangezien de verplichting voor de opdrachtgever/aannemer om 15% van de door hem aan zijn aannemer/onderaannemer verschuldigde som in te houden en te storten aan de FOD Financiën, afhankelijk is van het bestaan van een fiscale schuld in hoofde van deze aannemer/onderaannemer, lijkt de door de FOD Financiën geplande verwerking voor het verwezenlijken van het onder punt 11 vermelde doeleinde, noodzakelijk voor de uitvoering van zijn taak van openbaar belang. 16. De mededeling aan het publiek door de FOD Financiën van gegevens betreffende eventuele fiscale schulden van aannemers uit de bouwsector vormt een latere verwerking van gegevens die oorspronkelijk door de FOD Financiën werden ingezameld bij de bedoelde belastingplichtigen. Krachtens artikel 4, § 1, 2° van de WVP dient de latere verwerking verenigbaar te zijn met de doeleinden van de oorspronkelijke verwerking. Dit onderzoek naar de verenigbaarheid wordt gedaan, rekening houdend met de redelijke verwachtingen van de betrokkene en met de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen.
17. Welnu, deze mededeling wordt geregeld door artikel 403 § 5 van het WIB dat stelt dat de FOD Financiën een gegevensbank ter beschikking van het publiek moet stellen die bewijskracht heeft voor de uitvoering van de artikelen 402 en 403 van ditzelfde wetboek. 18. Overigens bevat de verklarende brochure die gevoegd wordt bij de aangifte van de personenbelasting, die ieder jaar door de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit
aan
de
belastingplichtige
wordt
verstuurd,
sinds
2007
een
informatieclausule. Deze informeert de belastingplichtige onder meer over het feit dat de FOD Financiën kan genoopt worden om de door hem ingezamelde informatie door te geven aan andere personen en/of instellingen in functie van de wettelijke machtigingen en verplichtingen inzake informatie en uitwisseling van informatie.
4
Artikel 2, § 1, 1° van het koninklijk besluit houdende oprichting van de Federale Overheidsdienst Financiën
5
Artikel 2, § 1, 3° van het koninklijk besluit houdende oprichting van de Federale Overheidsdienst Financiën
Beraadslaging FO 03 /2010 - 6/9
19. Deze mededeling wordt gerechtvaardigd door de wet en vormt dus een verenigbaar hergebruik van de gegevens die oorspronkelijk verkregen werden door de FOD Financiën. B. Onderzoek naar het proportioneel karakter van de ingezamelde gegevens alsook naar de kenmerken van de elektronische mededeling 1. Aard van de gevraagde gegevens en perioden waarop zij betrekking hebben 20. De verwerkingen van persoonsgegevens die noodzakelijk zijn om een openbare dienst toe te laten zijn opdrachten als openbare dienst te vervullen, moeten in toepassing van artikel 4 § 1, 3° en 4° van de Privacywet, enerzijds betrekking hebben op toereikende, ter zake dienende en niet overmatige gegevens uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt en anderzijds op juiste gegevens die, zo nodig, werden bijgewerkt. 21. De FOD Financiën vraagt aan het Comité om via een raadpleging van een databank op het internet, het publiek toegang te verlenen tot één enkel persoonsgegeven, zijnde het al dan niet bestaan van een verplichte inhouding ten laste van de opdrachtgever en/of de aannemer die een betaling zal uitvoeren aan een aannemer en/of een onderaannemer uit de bouwsector voor werken bedoeld in artikel 20 § 2 van het Koninklijk besluit nr. 1 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde. Dit gegeven zal verstrekt worden onder de vorm van een attest. 22. De FOD Financiën zal toegang verlenen tot dit gegeven dat enkel betrekking heeft op de aannemers, natuurlijke- of rechtspersonen, uit de bouwsector. De opdrachtgever en/of aannemer die toegang wenst tot dit gegeven zal de databank moeten raadplegen die toegankelijk is via de website van de FOD Financiën en hierbij het ondernemingsnummer van de bedoelde aannemer moeten ingeven. Wanneer een vraag betreffende het bestaan van een verplichting tot”inhouding” conform aan de artikelen 402 en 403 van het WIB wordt verstuurd, wordt bij de FOD Financiën nagegaan of er voor die aannemer directe fiscale schulden zijn die vervallen zijn, niet betwist werden en waarvoor er geen enkel aflossingsplan van kracht is of waarvoor het aflossingsplan niet werd nageleefd. Indien dergelijke schulden bestaan wordt het bedrag ervan geboekt en wordt het antwoord “inhouding” verstrekt indien het totaal bedrag van de schulden hoger of gelijk is aan 1071 euro. Dit betekent bijgevolg niet dat wanneer het antwoord “geen inhouding” wordt verstrekt, de opdrachtgever en/of de aannemer hieruit kan besluiten dat deze aannemer en/of onderaannemer geen enkele fiscale schuld heeft.
Beraadslaging FO 03 /2010 - 7/9
23. Gelet op de voorschriften van de artikelen 402 en 403 van het WIB lijkt het voormelde gegeven a priori toereikend, ter zake dienend en niet overmatig voor het verwezenlijken van het voormelde doeleinde. 2. Bewaringstermijn van de ingezamelde gegevens 24. Met betrekking tot de bewaringstermijn van de gegevens herinnert het Comité eraan dat de gegevens niet langer mogen bewaard worden dan noodzakelijk voor het verwezenlijken van het doeleinde waarvoor zij werden ingezameld (artikel 4, § 1, 5° van de WVP). 25. Het via deze elektronische gegevensstroom verwerkte gegeven zal, na de raadpleging door een particulier van de databank op de website van de FOD Financiën, meegedeeld worden onder de vorm van een attest. De particulier zal beslissen over de bewaringstermijn van dit attest. 26. Uit de door de FOD Financiën verstrekte informatie blijkt dat de aan het publiek afgeleverde attesten gedurende drie jaar in een logbestand zullen bewaard worden en dit uitsluitend voor statistische redenen en de opvolging op managementniveau. Dit logbestand zal niet toelaten de aanvrager te achterhalen maar zal enkel de verstrekte antwoorden bevatten. 27. Het Comité neemt hiervan akte. 3. Frequentie van de toegang en duur van de machtiging 28. De FOD Financiën vraagt een machtiging voor onbepaalde duur. 29. Aangezien de elektronische gegevensstroom onder de vorm van de terbeschikkingstelling van een databank aan het publiek, door de FOD Financiën gevraagd wordt teneinde te beantwoorden aan de voorschriften van artikel 403 § 5 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen waarvan de uitwerking niet beperkt is in de tijd, meent het Comité dat een dergelijke permanente terbeschikkingstelling van de gegevens voor onbepaalde duur gepast is.
Beraadslaging FO 03 /2010 - 8/9
4. Ontvangers en/of derden waaraan de gegevens worden meegedeeld 30. De informatie betreffende de al dan niet verplichte inhouding ingevolge de artikelen 402 en 403 van het WIB zal beschikbaar zijn voor elkeen die het ondernemingsnummer van een aannemer, natuurlijke of rechtspersoon, uit de bouwsector ingeeft in de door de FOD Financiën op zijn website beschikbaar gestelde databank. 31. In dit opzicht merkt het Comité op dat om het even wie genoopt kan worden om een beroep te doen op een aannemer uit de bouwsector voor het uitvoeren van werkzaamheden bedoeld in artikel 20 § 2 van het koninklijk besluit nr. 1 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, en formuleert dan ook geen bezwaren. C. Transparantiebeginsel (WVP, artikelen 4, § 1, 1° en 9 tot 15 bis) 32. Het Comité herinnert eraan dat een verwerking eerlijk en dus op een transparante wijze moet gebeuren. De verplichte kennisgeving in de zin van artikel 9 van de WVP vormt een van de hoekstenen van een transparante verwerking. 33. Het ter beschikking stellen van een databank door de FOD Financiën via zijn website om het publiek te informeren met betrekking tot het al dan niet bestaan van een verplichting tot inhouding, voorgeschreven door de artikelen 402 en 403 van het WIB, vormt een onrechtstreekse inzameling van gegevens die plaatsvindt met het oog op de toepassing van bepalingen die voorgeschreven werden door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie. Krachtens artikel 9, § 2, tweede lid, b) van de WVP bestaat er in een dergelijke situatie een vrijstelling van de verplichte kennisgeving. Deze vrijstelling belet evenwel niet dat het Comité zich kan vergewissen van het bestaan van passende waarborgen met betrekking tot de bescherming van de fundamentele rechten van de betrokkenen. 34. Het Comité wenst dat de aanvrager op zijn internetpagina die leidt naar de raadpleging van de databank, een vermelding zou aanbrengen om de aandacht van het publiek erop te vestigen dat een dergelijke raadpleging slechts geoorloofd is op het ogenblik dat een opdrachtgever en/of aannemer op het punt staat zijn aannemer en/of onderaannemer te betalen voor werkzaamheden bedoeld in artikel 400, 1° van het WIB.
Beraadslaging FO 03 /2010 - 9/9
D. Veiligheidsbeginsel (artikel 169 WVP) 35. Uit de door de aanvrager meegedeelde documenten blijkt dat hij over een consulent inzake informatieveiligheid beschikt en over een veiligheidsbeleid alsook over een plan om dit toe te passen. Het Comité neemt hiervan akte. E. Diverse opmerkingen 36. Het Comité wenst er de aandacht op te vestigen dat de gegevensstroom die ter beoordeling aan het Comité werd voorgelegd door de aanvrager, door deze laatste reeds werd ingevoerd sinds 1 januari 2009. 37. Het Comité nodigt de aanvrager uit om er in de toekomst aan te denken een systeem te voorzien waardoor de toegang tot de informatie aangaande het al dan niet bestaan van een fiscale schuld in hoofde van zijn medecontractant uitsluitend zou beperkt worden tot de personen die deze informatie nodig hebben in het licht van de artikelen 402 en 403 van het WIB en waarbij de effectieve controle op de toegang zou verzekerd worden door de FOD Financiën. Het Comité wenst binnen het jaar in kennis gesteld te worden van de wijzigingen betreffende dit systeem. OM DEZE REDENEN, Het Sectoraal comité voor de Federale Overheid machtigt de FOD Financiën om voor het onder punt 11 beschreven doeleinde een databank ter beschikking van het publiek te stellen die bewijskracht heeft voor de uitvoering van de artikelen 402 en 403 van het WIB. Voor de Administrateur m.v.,
De Voorzitter,
(get.) Patrick Van Wouwe
(get.) Willem Debeuckelaere