in de cols |
In de Franse Alpen
Van Briançon naar L’Alpe d’Huez. Het is een legendarische route over cols met klinkende namen: Lautaret, Galibier, Télégraphe, Croix de Fer en L’Alpe d’Huez. Grinta! ging fietsen in de wolken: de Tour van 1948 achterna en de Tour van 2008 tegemoet. ›
TEKST Frederik Backelandt › FOTOGRAFIE David Stockman
Fermé!
Starten doe ik dus in Briançon, waar de allergrootste wielerkampioenen ooit triomfeerden, van Coppi tot Merckx. Briançon heeft een rijke wielergeschiedenis, is haast ‘incontournable’ geworden voor de Ronde van Frankrijk. De stad werd in 2007 niet voor niets uitgeroepen tot Capitale Mondiale du Vélo, of Wereldhoofdstad van de Fiets. Vanaf Briançon begint de weg lichtjes omhoog te lopen. En dat zal hij zo blijven doen, tot de top van de Col du Lautaret. Heel gezapig. Hiervan begin je niet te zweten. De oostzijde van deze Alpencol is duidelijk een ‘light’-versie. Op 10 km van de top lijkt het even moeizamer te gaan maar dit is en blijft een makkelijke ‘inrijklim’, de naam col misschien zelfs onwaardig. Toch was deze col in 1948 het sein voor de Fransman Louison Bobet om meteen voor de aanval te kiezen en topfavoriet Gino Bartali te bestoken. De renners maakten toen de koers: de Lautaret mag dan wel niet zwaar zijn, rij je hier vol met de buitenplaat omhoog, dan ben je boven ook choco. >
© Pinguin Productions
Grinta! in het spoor van de Tour 1948/2008
O
p vrijdag 16 juli 1948 reed het Tourpeloton de beruchte Alpenetappe tussen Briançon en Aix-lesBains. Zestig jaar later, op woensdag 23 juli 2008, doet de Tourkaravaan grotendeels dezelfde wegen aan, met de koninginnenrit tussen Embrun en L’Alpe d’Huez. Hét moment, vond Grinta!, om het traject tussen Briançon en L’Alpe d’Huez zelf uit te testen en te ‘beleven’. En dus ging ik eind mei een weekendje fietsen in de wolken.
< Gino Bartali: heerser in de Alpen in de Tour 1948. Grinta! neemt zijn wiel, 60 jaar later. Grinta! | 61
in de cols |
< Van de top van de Galibier is het dalen tot Valloire.
Op de top van de Lautaret wil ik rechtsaf, de Galibier omhoog, want dat is nu eenmaal de route die de renners in 1948 volgden en die de renners straks, in de zeventiende Touretappe, zullen volgen. Maar een pak sneeuw belemmert me de weg. Een ommetje dan maar en ik kan aan de Galibier beginnen. Of niet? Col du Galibier FERMÉ, zegt een groot bord.
> De Tourrenners van 1948 zagen de hel, ik zag vandaag hoogstens het vagevuur.< De slagbomen zijn dicht. Ik waag het er toch op en wil zo ver mogelijk proberen geraken. Ik merk meteen dat deze zijde van de Galibier niet loodzwaar is. 62 | Grinta!
Maar de omstandigheden kunnen daar anders over beslissen. In de Tour van zestig jaar geleden was het weer bijvoorbeeld een ferme spelbreker. “Het werd zo donker dat het bijna nacht leek en de renners alleen nog maar in de lichtbundels van de wagens vielen te herkennen”, schrijft Benjo Masso in ‘Wij waren allemaal goden’, zijn relaas over de Tour van 1948. Gelukkig schijnt nu de zon fel. Het is weliswaar fris en er is net als in 1948 sneeuw. Maar die dwarrelt in tegenstelling tot toen niet uit de lucht, maar heeft zich als een muur aan de bergflank geklit.
Tik, tak, tik, tak
Ik ben een paar kilometer aan het klimmen en kijk naar beneden. Ik zie in de verte nog een fietser voorbij de slagbomen rijden en aan de Galibier beginnen. Zijn tred is soepel en snel. Hij gaat vooruit. Hij komt steeds dichter, wordt steeds groter. Zwart-geel-rood zijn de kleuren van zijn truitje. Dit is
de tricolore van... Stijn Devolder. De West-Vlaming, tuk op een straffe stoot in de Tour, is bezig aan zijn verkenning van de Alpencols. Tik, tak, tik, tak: zijn pedaaltred met 100 omwentelingen per minuut wekt bewondering op. Op zijn Armstrongs de Galibier omhoog. “Ah, jij bent het!”, roept Stijn. “Waar verblijf jij?”, vraagt hij. “In Briançon en vanaf vanavond in Le Bourg d’Oisans”, puf ik. Ik nestel me in zijn wiel. Voor een kilometertje of zo. “Man, ik moet je laten gaan. Doe maar!”, roep ik Volderke dan na. En ik kies voor mij eigen klimritme. Niet veel verder, een drietal kilometer van de top, tref ik hem weer. We staan nu allebei te voet. De sneeuw verhindert een passage over de top van de legendarische tweeduizender. Daar gaat mijn plan om de volledige route Briançon-L’Alpe d’Huez te rijden. Weer naar beneden dus, naar de slagbomen en de splitsing met de Lautaret. Devolder neemt geen risico’s in de afdaling en ik kan makkelijk bijblijven. Beneden
In de Franse Alpen
< Met Stijn Devolder op de Galibier.
< ‘King of the World’ op de Croix de Fer.
wacht Quick Step-ploegleider Dirk Demol zijn poulain op. “En, hoeveel hoogtemeters?”, vraagt Dirk. Devolder kijkt op zijn hartslagmeter. Deze twee zijn echt wel bezig met de Tour, dat zie je meteen. Een stevige handdruk en we vervolgen elk onze weg. Devolder in de wagen, op weg naar de voet van een volgende col. Ik met de fiets, richting Le Bourg d’Oisans, waar ik me later op de dag al eens aan de beklimming van L’Alpe d’Huez waag. En wie zal ik daar opnieuw treffen? Inderdaad, Devolder. Met alweer die flukse tred. Ik duim voor deze kerel in de Tour. Als ie nu maar niet te vroeg in vorm is... Overnachten doe ik in Le Vert, een gehucht van Le Bourg d’Oisans. Ik verblijf er in Les Petites Sources, een aangename gîte met Pauline als voorbeeldige gastvrouw. Wat kan dat mens koken!
“Zot weer”
De volgende dag beslis ik om de draad weer op te pikken en het geplande
traject tussen de noordkant van de Galibier (met de afdaling richting Valloire) en Le Bourg d’Oisans verder te zetten. De afdaling is kil, de onweerswolken dreigen. Dat was zestig jaar terug niet anders.
> Ik probeer zo snel mogelijk te fietsen om de onweerswolken achter mij te houden.< Toen was de passage op de Galibier een ware hel door “dat zot weer”, zoals wijlen Briek Schotte, overigens tweede in de eindstand van die Tour, het ooit omschreef. Ook voor Raymond Impanis zou het een helletocht worden.
< Slagbomen dicht: de Galibier is ‘fermé’!
Op de Galibier was Ray lek gereden en hij moest het euvel zelf herstellen. “Alleen waren mijn vingers zo goed als bevroren en moest ik met mijn tanden de tuub van de velg trekken”, herinnert Impanis zich nu nog. Wat een tijden moeten het geweest zijn, wat een rit. Ik prijs me gelukkig dat de apocalyptische taferelen van toen vandaag uitblijven en ik de afdaling droog kan aanvatten. Ik probeer zo snel mogelijk te fietsen om de onweerswolken achter mij te houden. In het laatste stukje afdaling, net voor het binnenrijden van Valloire, haal ik mijn topsnelheid: 85 per uur! Gelukkig werken de remmen van mijn fiets uitstekend. In 1948 waren er sommige renners zelfs niet meer in staat de remmen dicht te knijpen! Benjo Masso schrijft in zijn roman ‘Wij waren allemaal goden’: “Bijna alle renners waren gedwongen om hele einden te voet af te leggen en de gedeeltes van de weg die wel berijdbaar leken, waren uiterst verraderlijk door hun gladheid > Grinta! | 63
in de cols |
< De Lautaret vanuit Briançon is een opwarmertje.
en de vele scherpe stenen onder de modder. Bovendien waren de handen van de coureurs zo bevroren dat zij niet meer in staat waren om de remmen dicht te knijpen.” De Italiaanse rennerRonconi liet optekenen dat hij dacht naar Frankrijk te gaan maar nu besefte op de Noordpool te zijn beland! Op de Col du Télégraphe priemt de zon even door de wolken. Dit is een leuk colletje, ook van de andere zijde overigens. Die is iets langer maar net zo aangenaam. Na een snelle maar af en toe nogal technische afdaling van de Télégraphe, arriveer ik in Saint Michel-de-Maurienne. Van hieruit is het stoempen door het dal tot Saint Jean-de-Maurienne, de voet van de Col de la Croix du Fer, met z’n 29,5 km zondermeer het zwaarste obstakel van de dag.
Harken op de Alp
Het eerste luik van de Croix de Fer is saai, daarna krijgt de klim ook een onregelmatig en grillig karakter. Pas 64 | Grinta!
de laatste zeven kilometer worden boeiend. Het venijn zit ‘m bij de Croix de Fer duidelijk in de staart met percentages tot boven de tien procent op een smal wegdek en in een ruig decor.
> Ik weiger op adem te komen, dat deed Bartali zestig jaar geleden ook niet.< Op de top tref ik het IJzeren Kruis, la Croix de Fer. Echt op adem komen wil ik niet, doe ik ook niet. Dat deed Gino Bartali ook niet toen hij in ‘48 als eerste op de top van de Croix de Fer passeerde en zich als een valk in de afdaling stortte. Bartali zou de rit naar Aix-les-Bains winnen en de basis leggen voor zijn tweede Tourwinst.
Tot zover het retroverhaal, back to the future met mijn afdaling van de Croix de Fer. De afdaling is niet technisch en dus kan ik flink doortrappen. De motregen kletst nu iets harder op mijn regenjack dan daarnet en dus ben ik op mijn hoede in de haarspeldbochten halverwege de afdaling. Maar ik kom er zonder kleerscheuren doorheen. Beneden, aan de elektriciteitscentrale, beslis ik om mezelf te pijnigen en de klim van de Croix de Fer langs deze zijde te doen. In de regen, de Tour 1948 achterna. Gek zijn is gezond. Fietsgek zijn is gezond. Al voel ik maar een honderdste van wat de renners toen meemaakten, ik heb het dan toch maar gevoeld. De klim is zwaar, zwaarder dan ik dacht. Een pijnlijke strook komt er bij het buitenrijden van Le Rivier d’Allemond: het is een afdaling met daarna een muur van veertien procent. Vooral het onnodige hoogteverlies frustreert. Maar het kan niet anders: de berg is koning en treitert
In de Franse Alpen
< L’Alpe d’Huez: 21 bochten naar de top.
Langs het parcours
< Het startpunt: Briançon, een plek die koers ademt.
zijn beklimmers. Niet omgekeerd. Ik moet gewoon verder en ga op zoek naar de juiste cadans. Het tweede luik van de klim is makkelijker. Op enkele kilometers van de top is er de splitsing met de Col du Glandon. Ik kan het niet laten even af te slaan en honderd meter door te fietsen naar de top van de Glandon. Daar is de weg afgesloten: dalen mag niet. Of toch maar dan ‘op eigen risico’, zegt het waarschuwingsbord. Dan maar liever rechtsomkeer en weer de Croix de Fer omlaag. Voor de tweede keer vandaag. De afdaling komt als een bevrijding. Deze keer fiets ik door tot Rochetaillée en daarna meteen naar Le Bourg d’Oisans, waar nog de 21 bochten van L’Alpe d’Huez op me wachten. Opnieuw in de regen maar dat kan me nu niet meer deren. Ik bekijk het positief: er is vandaag extra veel zuurstof in de lucht! Nog even een andere en droge outfit aan – handig, zo’n volgwagen! – en ik kan ertegenaan voor 13 klimkilometers.
Al snel remonteer ik een Nederlandse wielertoerist. Hij harkt erop los. “De eerste kilometers zijn de lastigste”, probeer ik ‘m moed in te spreken. “Dat weet ik”, puft hij. Afstappen is voor hem geen optie want de Alp is nu eenmaal ‘de Hollandse berg’ bij uitstek. Fietsers zijn krijgers: strijdend tegen zichzelf en de zwaartekracht. Na drie kwartier bereik ik de top. Ik ben tevreden. Ik heb het gevoel iets bijzonders te hebben gedaan. Net als de Tourrenners van 1948, al hadden die tussen Briançon en Aix-les-Bains de hel moeten trotseren. Ik zag vandaag hoogstens het vagevuur. ‘Nu hebben we bewezen dat we echte coureurs zijn’, zou de Franse coureur Robert Chapatte na de legendarische Tour van 1948 hebben gezegd. Eigenlijk voel ik me nu, zestig jaar later, stiekem ook zo: als een ‘echte’ coureur als Gino Bartali, als een god in de wolken. n
Tussen Briançon en L’Alpe d’Huez geef je jouw ogen de kost. Vauban, de oude binnenstad van Briançon, werd onlangs door de UNESCO uitgeroepen tot werelderfgoed en is dus een bezoekje waard. Briançon grossiert overigens in de titels: in 2007 werd de hoogste stad van Europa uitgeroepen tot meest sportieve stad van Frankrijk én de hoofdstad van de fiets. Briançon, een perfecte standplaats om de cols in te trekken, maakt elke zomer de meest legendarische cols autovrij zodat die dan die ene dag exclusief toebehoren aan de fietsers. Ook qua fauna en flora hebben Briançon en omgeving veel in huis. Dan denken we aan het natuurpark van Queyras en het Parc National des Ecrins, waar je het echte bergleven kan ontdekken. Trekken over ‘Les grands cols’ (Lautaret, Galibier, Télégraphe en Croix de Fer) is een ervaring op zich. Je trekt door weidse, groene en soms ruige plekjes. Het levert adembenemende decors op voor een actieve vakantie. Het skioord L’Alpe d’Huez, eindpunt van onze Alpenroute, is in de eerste plaats een druk, toeristisch oord. Je kan er een terrasje doen en flaneren langs de winkeltjes. Voor wie wat natuurschoon wil, kan er de kabellift nemen naar de eeuwig witte Pic Blanc (3.327 m). Ook vanuit Vaujany (een dorpje dat je vanaf de Croix de Fer bereikt en bekend is voor de waterval Cascade de la Fare) lukt je naar de eeuwige sneeuw. Meer info: www.franceguide.com www.rhonealpes-tourisme.com www.hautes-alpes.net www.alpedhuez.com Grinta! | 65