ICT IN HET BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS SCHOOLJAAR 2007/2008 TECHNISCH RAPPORT
Utrecht, maart 2008
INHOUDSOPGAVE 1
Inleiding en probleemstelling 5
2
Resultaten basisonderwijs 7
2.1
Representativiteit 7
2.2
ICT-gebruik 8
2.3
Realisatie onderwijsdoelen 9
2.4
Aantal computers en internetaansluitingen 9
2.5
Knelpunten 10
2.6
Activiteiten om ICT-gebruik te stimuleren 11
2.7
Beheersing ICT-vaardigheden 11
3
Resultaten voortgezet onderwijs 14
3.1
Representativiteit 14
3.2
ICT-gebruik 15
3.3
Realisatie onderwijsdoelen 15
3.4
Aantal computers en internetaansluitingen 16
3.5
Knelpunten 16
3.6
Activiteiten om ICT-gebruik te stimuleren 17
3.7
Beheersing ICT-vaardigheden 17
4
Conclusies 19
4.1
Basisonderwijs 19
4.2
Voortgezet onderwijs 20
4.3
Tot slot 20
1
INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING
De Inspectie van het Onderwijs heeft in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderzoek gedaan naar het gebruik van ICT in het basis- en voortgezet onderwijs. De centrale vragen in dit onderzoek zijn: 1. In welke mate gebruiken basisscholen en scholen in het voortgezet onderwijs ICT? 2. In hoeverre gebruiken basisscholen en scholen in het voortgezet onderwijs ICT om onderwijsdoelen te realiseren? 3. Hoeveel computers en internetaansluitingen hebben basisscholen en scholen in het voortgezet onderwijs? 4. Wat zijn de knelpunten rondom het gebruik van ICT? 5. Welke activiteiten organiseren scholen om leraren te stimuleren om ICT toe te passen? 6. In hoeverre beheersen leraren ICT-vaardigheden (basisvaardigheden en didactische toepassingen)? Respons In totaal zijn er 408 vragenlijsten ingevuld en geretourneerd: 293 voor het basisonderwijs en 115 voor het voortgezet onderwijs. De steekproef is voor het basisonderwijs uitgevoerd op het niveau van ‘objecten van toezicht’. De scholen zelf en de inspectie zien dit als aparte eenheid en daarom beoordeelt de inspectie deze apart. Voor het voortgezet onderwijs is de steekproef uitgevoerd op het niveau van vestigingen.
5
6
2
RESULTATEN BASISONDERWIJS
Deze paragraaf beschrijft de onderzoeksresultaten voor het basisonderwijs. Voor de tekstuele beschrijving zie paragraaf 4.1.
2.1
Representativiteit
De representativiteit van de 293 scholen die de vragenlijst hebben ingevuld, is getoetst aan de hand van spreiding op: leerlingenpopulatie 1 , schoolgrootte, provincie, denominatie, regionale verdeling, aantal scholen onder een bestuur, schoolgroep, totaal aantal leerlingen en het percentage .90 en .25 leerlingen (zie tabel 2.1). De 293 responsscholen zijn representatief voor de basisscholen in Nederland 2 . Tabel 2.1 Representativiteit basisonderwijs Steekproef
Nederland
n=293 Leerlingenpopulatie >50 procent .00 leerlingen >50 procent .25 en .90 leerlingen
N
n=6.929 procent
procent
269
92
92
10
3
3
>50 procent .25 leerlingen
0
0
0
>50 procent .90 leerlingen
14
5
5
='0-100'
48
16
16
='101-200'
86
29
32
='201-400'
130
44
42
29
10
10
Schoolgrootte (aantal leerlingen)
='400 en meer' Provincie Drenthe
12
4
4
Flevoland
7
2
3
Friesland
27
9
7
Gelderland
34
12
14
Groningen
13
4
5
9
3
6
Noord-Brabant
39
13
13
Noord-Holland
45
15
13
Overijssel
22
8
8
Utrecht
24
8
7
Zeeland
5
2
3
Limburg
1 .90 leerlingen zijn leerlingen waarvan tenminste één van de ouders van niet-Nederlandse afkomst is (en beperkingen kent in opleidings- en beroepsniveau). .25 leerlingen zijn Nederlandse arbeiderskinderen (in termen van opleidings- en beroepsniveau van de ouders). 0.00 zijn de overige, autochtone leerlingen. 2 In het basisonderwijs houdt de inspectie een grens aan van 5 procent.
7
Zuid-Holland
56
19
17
100
34
33
rooms-katholiek
94
32
30
protestants-christelijk
83
28
30
overig bijzonder
16
5
8
221
75
72
Denominatie openbaar
Regionale verdeling buiten de steden g4
24
8
9
g32
48
16
19
275
94
93
18
6
7
Aantal scholen onder bestuur meerpitter eenpitter Schoolgroep schoolgroep 1
21
7
8
schoolgroep 2
189
65
67
schoolgroep 3
50
17
13
schoolgroep 4
2
1
1
schoolgroep 5
13
4
5
schoolgroep 6
9
3
3
schoolgroep 7
9
3
2
Totaal aantal leerlingen
293
223
214
p125b
293
10
9
p190b
293
10
10
Leerlingkenmerken
2.2
ICT-gebruik
Tabel 2.2a Gebruik ICT po
Nooit Incidenteel Regelmatig
N
Minimum
Maximum
287 287 287
0 0 0
25 60 100
Gemiddeld procent 0,35 4,07 95,57
Incidenteel 4,2 0
Regelmatig 95,4 100
4,5
95,3
Incidenteel 3,1 2,7 5,2 4,8
Regelmatig 96,3 97,2 94,4 95,0
Tabel 2.2b Gebruik ICT po, naar leerlingenpopulatie Gemiddeld procent Nooit >50 procent.00 leerlingen 0,4 >50 procent.25 en 90. 0 leerlingen >50 procent.90 leerlingen 0,2 Tabel 2.2c Gebruik ICT po, naar schoolgrootte Gemiddeld procent Nooit =’0-100’ 0,6 =’101-200’ 0,1 =’201-400’ 0,5 =’400 en meer’ 0,3
SD 2,37 9,56 10,50
8
Tabel 2.2d Gebruik ICT po, naar denominatie Gemiddeld procent Nooit Openbaar 0,2 Rooms-katholiek 0,4 Protestants-christelijk 0,5 Overig bijzonder 0,3
Incidenteel 3,0 3,9 4,8 7,7
Regelmatig 96,8 95,7 94,7 92,0
Tabel 2.2e Gebruik ICT po, naar provincie Gemiddeld procent Nooit Drenthe 0 Flevoland 3,6 Friesland 0 Gelderland 0 Groningen 0 Limburg 0 Noord-Brabant 0,5 Noord-Holland 0 Overijssel 0,5 Utrecht 1,4 Zeeland 0 Zuid-Holland 0,3
Incidenteel 2,9 2,1 2,5 2,4 3,1 3,3 3,3 5,5 5,5 6,1 0 4,9
Regelmatig 97,1 94,3 97,5 97,6 96,9 96,7 96,2 94,5 94,0 92,5 100 94,8
2.3 A. B. C. D. E. F. G. H. I. J.
Realisatie onderwijsdoelen
Verzorgen adaptief onderwijs/onderwijs op maat Flexibilisering/individualisering van het leerproces Bevorderen zelfstandig leren Creëren rijkere leeromgeving Aantrekkelijker onderwijs voor leerlingen Bevorderen gebruik voor remediërende toepassingen Intensivering communicatie tussen leraar en leerling Bevorderen samenwerkend leren Efficiënter inrichten van het onderwijs Toetsen op maat
Tabel 2.3 Realiseren van onderwijsdoelen A B C D Niet 0 0,7 0,3 0 Enigszins 20,1 22,9 19,1 19,5 Behoorlijk 56,3 52,2 46,4 42,7 Sterk 23,5 22,2 33,8 37,5 Is geen doel 0 2,0 0,3 0,3
2.4
E 0,3 10,9 46,1 42,3 0,3
F 0,3 15,0 46,8 36,9 1,0
G 36,5 38,2 8,2 2,0 15,0
H 8,2 58,7 23,9 7,2 2,0
I 1,0 30,0 50,9 17,7 0,3
J 19,8 42 23,9 11,3 3,1
Aantal computers en internetaansluitingen
Tabel 2.4a Computers en Internet
Leerlingen per computer Percentage met internetaansluiting
N
Minimum
Maximum
293 293
0 0
21 100
Gemiddeld procent 6 89,87
SD 3 23,82
9
Tabel 2.4b Computers en Internet naar leerlingenpopulatie Gemiddeld procent Leerlingen per computer >50 procent.00 leerlingen 6 >50 procent.25 en 90. 6 leerlingen >50 procent.90 leerlingen 6
Percentage met internetaansluiting 89,7 92,0 91,4
Tabel 2.4c Computers en Internet naar schoolgrootte Gemiddeld Leerlingen per computer Percentage met internetaansluiting procent =’0-100’ 5 76,8 =’101-200’ 6 88,4 =’201-400’ 7 94,3 =’400 en meer’ 8 96,0 Tabel 2.4d Computers en Internet naar denominatie Gemiddeld procent Leerlingen per computer Percentage met internetaansluiting Openbaar 6 92,7 Rooms-katholiek 7 93,1 Protestants-christelijk 6 85,2 Overig bijzonder 8 77,3 Tabel 2.4e Computers en Internet naar provincie Gemiddeld Leerlingen per computer Percentage met internetaansluiting procent Drenthe 6 84,9 Flevoland 7 84,3 Friesland 5 68,1 Gelderland 6 88,3 Groningen 6 99,8 Limburg 7 91,8 Noord-Brabant 7 97,5 Noord-Holland 8 89,7 Overijssel 6 95,3 Utrecht 7 89,8 Zeeland 5 67,3 Zuid-Holland 6 95,2
2.5 A. B. C. D. E. F. G.
Knelpunten
Beschikbaarheid van goede educatieve software in het algemeen Overzicht over bestaande educatieve software De kosten van educatieve software (licenties) De mogelijkheid programma’s op maat te maken Onderwijsinhoudelijke ondersteuning bij ict-gebruik Beschikbare financiën om ict-voorzieningen op peil te houden Kwaliteit van de computers
Tabel 2.5 Knelpunten rondom het gebruik van ICT B C A Niet 52,9 50,9 7,2 Enigszins 37,5 40,3 25,6 Behoorlijk 8,5 6,8 37,5 Sterk 1,0 2,0 29,7
D 19,5 52,9 22,5 5,1
E 25,6 50,5 21,2 2,7
F 13,3 31,1 33,8 21,8
G 42,7 34,1 16 7,2
10
2.6 A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K.
Activiteiten om ICT-gebruik te stimuleren
Scholing in ict-basisvaardigheden Specifieke scholing in didactische vaardigheden met betrekking tot ict Inhoudelijke ondersteuning door ict-coördinator/werkgroep Ruimte bieden voor experimenten/in kleine stapjes nieuwe dingen uitproberen Stimuleren van collegiale uitwisseling van kennis en ervaring ICT als onderwerp opnemen bij functioneringsgesprekken Bij de selectie van nieuwe personeelsleden letten op ict-competenties ICT als vast onderdeel opnemen in integrale kwaliteitszorg Consequent uitdragen dat ict waardevol is voor onderwijs Belonen van innovatief ict-gebruik Gebruik van bepaalde applicaties verplicht stellen
Tabel 2.6 Activiteiten om leraren te stimuleren om ICT toe te A B C D E F Niet 13,3 14 4,1 6,5 2,7 16,4 Incidenteel 49,5 60,1 19,8 34,1 31,7 43,7 Regelmatig 30,4 24,2 54,6 52,6 54,6 32,4 Vaak 6,8 1,7 21,5 6,8 10,9 7,5
2.7
passen G 20,1 37,2 27 15,7
H 10,6 30,7 41,6 17,1
I 1,4 11,9 58,7 28
J 56,7 29 11,3 3,1
K 15,4 19,8 41,6 23,2
Beheersing ICT-vaardigheden
Tabel 2.7a Beheersing van ICT-vaardigheden po - basisvaardigheden N Minimum Maximum Gemiddeld procent Niet 282 0 60 0,68 In geringe mate 282 0 43 7,04 In voldoende mate 282 0 100 37,10 Goed 282 0 100 55,17
SD 4,00 9,07 26,70 29,25
Tabel 2.7b Beheersing van ICT-vaardigheden po – basisvaardigheden naar leerlingenpopulatie In geringe mate In voldoende mate Goed Gemiddeld procent Niet >50 procent.00 leerlingen 0,7 7,1 36,4 55,8 >50 procent.25 en.90 0,6 6,8 45,1 47,6 leerlingen >50 procent.90 leerlingen 0,4 6,6 45,2 47,8 Tabel 2.7c Beheersing van ICT-vaardigheden po – basisvaardigheden naar schoolgrootte Gemiddeld procent Niet In geringe mate In voldoende mate =’0-100’ 1,4 5,1 37,2 =’101-200’ 0,6 6,5 35,4 =’201-400’ 0,5 7,9 37,8 =’400 en meer’ 0,7 7,9 39
Goed 56,3 57,5 53,9 52,4
Tabel 2.7d Beheersing van ICT-vaardigheden po – basisvaardigheden naar denominatie Gemiddeld procent Niet In geringe mate In voldoende mate Goed Openbaar 1,0 7,7 35,4 56 Rooms-katholiek 0,6 6,6 38 54,8 Protestants-christelijk 0,3 6,8 37,8 55 Overig bijzonder 1,4 7 38,5 53,1
11
Tabel 2.7e Beheersing van ICT-vaardigheden po – basisvaardigheden naar provincie Gemiddeld Niet In geringe mate In voldoende mate Goed procent Drenthe 7 7,2 20,8 65 Flevoland 0 9,2 30 60,8 Friesland 0,4 6,5 32,1 61 Gelderland 0,3 5,6 36,4 57,7 Groningen 0,4 3,6 52,3 43,7 Limburg 0 8,3 42,8 48,9 Noord-Brabant 0,9 6,6 34,4 58,1 Noord-Holland 0,1 6 38,6 55,4 Overijssel 0,5 6,6 50 43 Utrecht 0,8 14,2 45,8 39,3 Zeeland 0 6,3 12,5 81,3 Zuid-Holland 0,5 6,8 32,9 59,9 Tabel 2.7f Beheersing van ICT-vaardigheden po – didactische toepassingen N Minimum Maximum Gemiddeld SD procent Niet 284 0 60 1,52 6,23 In geringe mate 284 0 80 11,65 13,88 In voldoende mate 284 0 100 45,87 25,65 Goed 284 0 100 40,96 28,23 Tabel 2.7g Beheersing van ICT-vaardigheden po – didactische toepassingen naar leerlingenpopulatie In geringe mate In voldoende mate Goed Gemiddeld procent Niet >50 procent .00 1,4 11,7 45,2 41,7 leerlingen >50 procent .25 0 6,1 49 44,9 en.90 leerlingen >50 procent .90 4,6 13,6 56,9 24,9 leerlingen Tabel 2.7h Beheersing Gemiddeld procent =’0-100’ =’101-200’ =’201-400’ =’400 en meer’
van ICT-vaardigheden po – didactische toepassingen naar schoolgrootte In geringe mate In voldoende mate Goed Niet 1,3 11,1 40,1 47,4 1,2 8,6 46,8 43,5 1,7 12,9 47,7 37,7 2,2 16 43,8 38
Tabel 2.7i Beheersing van ICT-vaardigheden po – didactische toepassingen naar denominatie Gemiddeld procent Niet In geringe mate In voldoende mate Goed Openbaar 2,1 11,1 45 41,8 Rooms-katholiek 1,2 10,4 46,7 41,7 Protestants-christelijk 1,4 12,7 46 39,9 Overig bijzonder 0,6 16,9 45,1 37,3
12
Tabel 2.7j Beheersing van ICT-vaardigheden po – didactische toepassingen naar provincie Gemiddeld Niet In geringe mate In voldoende mate Goed procent Drenthe 8,3 12,2 33,6 45,9 Flevoland 0 10,8 41,7 47,5 Friesland 0,2 13,2 35,6 51 Gelderland 0,3 11 50,8 37,9 Groningen 0 15,4 53,8 30,8 Limburg 0 15 48,1 36,9 Noord-Brabant 1,2 10,3 43,3 45,2 Noord-Holland 2,3 12,1 45,2 40,4 Overijssel 0,5 8,1 54,8 36,7 Utrecht 3,3 15 51,3 30,4 Zeeland 0 9 43 48 Zuid-Holland 1,5 10,7 45,3 42,5
13
3
RESULTATEN VOORTGEZET ONDERWIJS
Deze paragraaf beschrijft de onderzoeksresultaten voor het voortgezet onderwijs. Voor de tekstuele beschrijving zie paragraaf 4.2.
3.1
Representativiteit
De representativiteit van de 115 scholen die de vragenlijst hebben ingevuld, is getoetst aan de hand van spreiding op: denominatie, onderwijsaanbod, schoolgrootte, percentage cumi-leerlingen (culturele minderheden) en urbanisatiegraad. De 115 responsscholen zijn representatief voor de scholen in het voortgezet onderwijs in Nederland 3 . Echter, omdat het gaat om een kleine groep scholen moeten de resultaten met voorzichtigheid worden behandeld en geïnterpreteerd. Tabel 3.1 Representativiteit voortgezet onderwijs Steekproefscholen Nederland n
procent
procent
Algemeen Bijzonder
14
13
13
Openbaar
24
22
31
Protestants-christelijk
29
27
23
Rooms-katholiek
33
30
24
9
8
10
45
41
36
vmbo
44
40
48
havo/vwo
16
15
13
4
4
3
>1500
10
9
9
1000-1500
28
25
20
670-1000
20
18
16
300-670
36
32
28
<300
17
15
27
0-2 procent
62
71
67
2-5 procent
17
20
21
5-10 procent
6
7
7
>10 procent
2
2
6
8
7
14
38
33
27
Denominatie
Samenwerking Onderwijsaanbod breed
brug Schoolgrootte
Percentage cumi-leerlingen
Urbanisatiegraad g4 g28
3
Omdat het voor vo minder scholen betreft, is een verschil van 10 procent acceptabel.
14
overig
3.2
69
60
59
ICT-gebruik
Tabel 3.2a Gebruik ICT vo N Minimum Nooit Incidenteel Regelmatig
114 114 114
0 0 3
Maximum 75 88 100
Gemiddeld procent 9,98 36,24 53,78
SD 11,80 22,68 26,87
Tabel 3.2b Gebruik ICT vo naar percentage cumi-leerlingen (leerlingenpopulatie) Gemiddeld Nooit Incidenteel Regelmatig procent 0-2 procent 10,0 39,2 50,8 2-5 procent 9,2 27,1 63,6 5-10 procent 17,5 27,5 55,0 > 10 procent 15,0 55,0 30,0 Tabel 3.2c Gebruik ICT vo naar schoolgrootte Gemiddeld Nooit Incidenteel Regelmatig procent > 1.500 10,9 38,0 51,1 1.000-1.500 11,9 44,1 44,0 670-1.000 14,2 35,2 50,6 300-670 6,5 37,3 56,3 <300 9,1 19,7 71,2 Tabel 3.2d Gebruik ICT vo naar denominatie Gemiddeld procent Nooit Algemeen bijzonder 10,0 Openbaar 8,1 Protestants-christelijk 7,2 Rooms-katholiek 11,0 Samenwerking 13,7
Incidenteel 41,2 29,2 30,5 44,5 35,1
Regelmatig 48,8 62,7 62,3 44,5 51,2
Tabel 3.2e Gebruik ICT vo naar onderwijsaanbod Gemiddeld procent Nooit Breed 11,8 Vmbo 8,2 Havo/vwo 12,2
Incidenteel 41,5 32,6 37,8
Regelmatig 46,8 59,2 50,0
3.3 A. B. C. D. E. F. G. H. I. J.
Realisatie onderwijsdoelen
Verzorgen adaptief onderwijs/onderwijs op maat Flexibilisering/individualisering van het leerproces Bevorderen zelfstandig leren Creëren rijkere leeromgeving Aantrekkelijker onderwijs voor leerlingen Bevorderen gebruik voor remediërende toepassingen Intensivering communicatie tussen leraar en leerling Bevorderen samenwerkend leren Efficiënter inrichten van het onderwijs Toetsen op maat
15
Tabel 3.3 Realiseren van onderwijsdoelen A B C D Niet 5,2 1,7 3,5 0,9 Enigszins 38,3 33,0 13,9 12,2 Behoorlijk 31,3 41,7 50,4 42,6 Sterk 21,7 22,6 32,3 44,3 Is geen 3,5 0,9 0 0 doel
3.4
E 0,9 7,8 40,9 50,4 0
F 2,6 33,9 39,1 23,5 0,9
G 9,6 53,9 20,0 10,4 6,1
H 4,3 48,7 33,0 13,0 0,9
I 5,2 25,2 52,2 15,7 1,7
J 17,4 44,3 26,1 7,8 4,3
Aantal computers en internetaansluitingen
Tabel 3.4a Computers en Internet
Leerlingen per computer Percentage met internetaansluiting
N
Minimum
Maximum
114 115
2 0
14 100
Gemiddeld procent 6 94,43
SD 3 16,409
Tabel 3.4b Computers en Internet naar percentage cumi-leerlingen (leerlingenpopulatie) Gemiddeld Leerlingen per computer Percentage met internetaansluiting procent 0-2 procent 6 96 2-5 procent 5 93 5-10 procent 3 93 > 10 procent 6 100 Tabel 3.4c Computers en Internet naar schoolgrootte Gemiddeld procent Leerlingen per computer Percentage met internetaansluiting > 1.500 9 98 1.000-1.500 6 91 670-1.000 6 98 300-670 5 98 <300 4 88 Tabel 3.4d Computers en Internet naar denominatie Gemiddeld procent Leerlingen per computer Percentage met internetaansluiting Algemeen bijzonder 6 98 Openbaar 5 91 Protestants-christelijk 5 92 Rooms-katholiek 7 97 Samenwerking 5 99 Tabel 3.4e Computers en Internet naar onderwijsaanbod Percentage met internetaansluiting Gemiddeld Leerlingen per computer procent Breed 7 93 VMBO 5 95 Havo/vwo 7 97
3.5 A. B. C. D. E. F. G.
Knelpunten
Beschikbaarheid van goede educatieve software in het algemeen Overzicht over bestaande educatieve software De kosten van educatieve software (licenties) De mogelijkheid programma’s op maat te maken Onderwijsinhoudelijke ondersteuning bij ict-gebruik Beschikbare financiën om ict-voorzieningen op peil te houden Kwaliteit van de computers
16
Tabel 3.5 Knelpunten rondom het gebruik van ICT A B C Niet 22,6 23,5 8,7 Enigszins 53,9 52,2 33,0 Behoorlijk 20,9 23,5 48,7 Sterk 2,6 0,9 9,6
3.6 A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K.
D 16,5 33,9 41,7 7,8
E 14,8 42,6 40,0 2,6
F 9,6 26,1 43,5 20,9
G 44,3 40,0 13,0 2,6
Activiteiten om ICT-gebruik te stimuleren
Scholing in ict-basisvaardigheden Specifieke scholing in didactische vaardigheden met betrekking tot ict Inhoudelijke ondersteuning door ict-coördinator/werkgroep Ruimte bieden voor experimenten/in kleine stapjes nieuwe dingen uitproberen Stimuleren van collegiale uitwisseling van kennis en ervaring ICT als onderwerp opnemen bij functioneringsgesprekken Bij de selectie van nieuwe personeelsleden letten op ict-competenties ICT als vast onderdeel opnemen in integrale kwaliteitszorg Consequent uitdragen dat ict waardevol is voor onderwijs Belonen van innovatief ict-gebruik Gebruik van bepaalde applicaties verplicht stellen
Tabel 3.6 Activiteiten om leraren te stimuleren om ICT toe te A B C D E F Niet 12,2 13,0 7,8 1,7 1,7 20,9 Incidenteel 44,3 60,9 23,5 30,4 41,7 41,7 Regelmatig 39,1 26,1 52,2 56,6 45,2 26,1 Vaak 4,3 0 16,5 11,3 11,3 11,3
3.7
passen G H 17,4 16,5 40,0 37,4 32,2 38,3 10,4 7,8
I 1,7 15,7 53,0 29,6
J 36,5 41,7 14,8 7,0
K 17,4 33,9 35,7 13,0
Beheersing ICT-vaardigheden
Tabel 3.7a Beheersing van ICT-vaardigheden vo - basisvaardigheden N Minimum Maximum Gemiddeld procent Niet 112 0 30 1,83 In geringe mate 112 0 50 11,46 In voldoende mate 112 0 100 45,16 Goed 112 0 100 41,55 Tabel 3.7b Beheersing van ICT-vaardigheden vo – basisvaardigheden naar leerlingen (leerlingenpopulatie) In geringe mate In voldoende Gemiddeld procent Niet 0-2 procent 1,8 12,3 2-5 procent 2,2 6,8 5-10 procent 1,5 12,5 > 10 procent 7,5 32,5
SD 4,04 9,30 20,84 22,59 percentage cumimate 45,3 48,8 45,0 50,0
Tabel 3.7c Beheersing van ICT-vaardigheden vo – basisvaardigheden naar schoolgrootte In geringe mate In voldoende mate Gemiddeld procent Niet > 1.500 1,7 8,0 41,4 1.000-1.500 2,9 12,8 42,5 670-1.000 1,4 10,5 55,5 300-670 1,6 12,8 44,2 <300 0,5 8,8 42,4
Goed 40,6 42,2 41,0 10,0
Goed 48,9 41,7 32,7 41,4 48,3
17
Tabel 3.7d Beheersing van ICT-vaardigheden vo – basisvaardigheden naar denominatie Gemiddeld procent Niet In geringe mate In voldoende mate Algemeen bijzonder 0,4 13,8 35,0 Openbaar 1,8 10,5 50,2 Protestants-christelijk 1,8 10,1 46,9 Rooms-katholiek 1,7 11,6 47,2 Samenwerking 4,2 11,7 41,2
Goed 50,8 37,6 41,3 39,6 42,9
Tabel 3.7e Beheersing van ICT-vaardigheden vo – basisvaardigheden naar onderwijsaanbod Gemiddeld procent Niet In geringe mate In voldoende mate Breed 2,8 11,1 45,7 Vmbo 1,3 11,8 45,9 Havo/vwo 0,3 13,1 47,2
Goed 40,4 41,0 39,4
Tabel 3.7f Beheersing van ICT-vaardigheden vo – didactische toepassingen N Minimum Maximum Gemiddeld procent Niet 109 0 70 12,69 In geringe mate 109 0 60 22,68 In voldoende 109 10 74 36,40 mate Goed 109 0 90 28,23
SD 13,90 11,38 15,03 15,99
Tabel 3.7g Beheersing van ICT-vaardigheden vo – didactische toepassingen naar percentage cumileerlingen (leerlingenpopulatie) Gemiddeld procent Niet In geringe mate In voldoende mate Goed 0-2 procent 11,7 23,4 36,9 28,1 2-5 procent 10,9 19,4 36,3 33,4 5-10 procent 12,5 26,7 29,2 31,7 > 10 procent 45,0 25,0 20,0 10,0 Tabel 3.7h Beheersing van ICT-vaardigheden vo – didactische toepassingen naar Gemiddeld procent Niet In geringe mate In voldoende mate > 1500 12,8 21,3 32,6 1000-1500 10,5 22,3 36,9 670-1000 11,6 25,5 37,9 300-670 14,3 24,7 35,3 <300 14,1 17,6 37,6
schoolgrootte Goed 33,3 30,3 25,0 25,7 30,6
Tabel 3.7i Beheersing van ICT-vaardigheden vo – didactische toepassingen naar Gemiddeld procent Niet In geringe mate In voldoende mate Algemeen Bijzonder 12,9 25,4 33,2 Openbaar 14,8 20,2 38,3 Protestants7,1 22,1 38,4 Christelijk Rooms-Katholiek 13,3 24,2 37,8 Samenwerking 19,4 21,8 29,3
denominatie Goed 28,6 26,7 32,3 24,7 29,6
Tabel 3.7j Beheersing van ICT-vaardigheden vo – didactische toepassingen naar Gemiddeld procent Niet In geringe mate In voldoende mate Breed 12,6 22,8 36,7 VMBO 14,2 23,2 34,8 Havo/vwo 11,6 23,4 37,8
onderwijsaanbod Goed 27,9 27,8 27,2
18
4
CONCLUSIES
4.1
Basisonderwijs
96 procent van de basisscholen maakt regelmatig gebruik van ICT in het onderwijs. Dit is 5 procent meer dan vorig jaar. Op openbare scholen wordt ICT het meest gebruikt. Vorig jaar gebruikte nog maar 67 procent van de ‘bijzondere’ scholen ICT in het onderwijs, nu is dat 92 procent. De verschillen tussen provincies zijn niet groot. In Utrecht wordt ICT het minst regelmatig gebruikt. 42 procent van de scholen zegt ICT in sterke mate te gebruiken om het onderwijs aantrekkelijker te maken voor leerlingen. Andere doelen zijn het bevorderen van het gebruik voor remediërende toepassingen, het creëren van een rijkere leeromgeving en het bevorderen van zelfstandig leren. Scholen bieden gemiddeld één computer per zes leerlingen aan. Vorig jaar was dit gemiddeld zeven leerlingen. Hoe groter de school, hoe meer leerlingen met één computer moeten doen. Ook op de ‘bijzondere’ scholen zijn meer leerlingen per computer dan op de rest van de scholen. Gemiddeld heeft 90 procent (3 procent meer dan vorig jaar) een internetaansluiting. Ook hier ligt dit percentage op kleinere scholen lager (77 procent), net als in Friesland (66 procent) en Zeeland (67 procent). Scholen geven aan dat het grootste knelpunt rondom het gebruik van ICT de kosten van de licenties voor educatieve software is. Ook de beschikbare financiën om ICT-voorzieningen op peil te houden blijkt, net als vorig jaar, een probleem. Aan de beschikbare educatieve software of de kwaliteit van de computers ligt het niet. Het zijn de financiële middelen die tekort schieten. Met enerzijds het consequent uitdragen dat ICT waardevol is voor onderwijs en het anderzijds verplicht stellen van het gebruik van bepaalde applicaties, hopen scholen leraren te stimuleren om ICT toe te passen. Ook inhoudelijke ondersteuning door ICT-coördinatoren is een activiteit die vaak wordt gebruikt. Iets meer dan de helft (55 procent) van de scholen zegt dat leraren de ICTbasisvaardigheden goed beheersen. Dit percentage ligt iets hoger dan vorig jaar (51 procent). Op scholen met meer dan 25 procent of 50 procent gewichtenleerlingen beheersen de leraren de basisvaardigheden in mindere mate ‘goed’. Hoe groter de school, hoe minder goed de leraren de basisvaardigheden beheersen. In Utrecht en Overijssel is eenzelfde beeld te zien, terwijl in Zeeland 81 procent van de scholen aangeeft dat de leraren de basisvaardigheden goed beheersen. 41 procent van de scholen zegt dat de leraren de ICT-didactische vaardigheden goed beheersen (ten opzichte van 38 procent vorig jaar). Scholen met meer dan de helft .90 leerlingen, grotere scholen, bijzondere scholen en scholen in Utrecht en Groningen beheersen de didactische vaardigheden het minst goed.
19
4.2
Voortgezet onderwijs
Scholen in het voortgezet onderwijs gebruiken minder vaak ICT (54 procent) dan in het basisonderwijs. Scholen met minder dan driehonderd leerlingen gebruiken ICT opvallend vaker (71 procent) dan grotere scholen. Vorig jaar gebruikte 78 procent van de scholen met meer dan vijftienhonderd leerlingen nog ICT, nu is dat 51 procent. Rooms-katholieke en brede scholen gebruiken ICT het minst regelmatig. Havo/vwo-scholen laten sinds vorig jaar een stijging zien van het gebruik van ICT (van 29 procent naar 50 procent). Net als in het basisonderwijs zijn de belangrijkste doelen die scholen met ICT willen realiseren het aantrekkelijk maken van het onderwijs voor de leerlingen, het creëren van een rijkere leeromgeving en het bevorderen van zelfstandig leren. Vorig jaar was het bevorderen van het gebruik voor remediërende toepassingen nog in sterke mate een doel (32 procent), nu is dat op nog maar 23 procent van de scholen het geval. Ook in het voortgezet onderwijs moeten gemiddeld zes leerlingen één computer delen. Op scholen met minder dan driehonderd leerlingen delen gemiddeld vier leerlingen één computer. Scholen met meer dan vijftienhonderd leerlingen hebben de meeste leerlingen per computer (9). Op de scholen in het voortgezet onderwijs heeft gemiddeld 94 procent van de computers een internetaansluiting. Dit percentage is hetzelfde als vorig jaar. Het grootste knelpunt rondom het gebruik van ICT is de beschikbaarheid van de financiën om ICT voorzieningen op peil te houden. Dit is op een vijfde (21 procent) van de scholen. De meest voorkomende activiteiten om leraren te stimuleren om ICT toe te passen zijn het consequent uitdragen van de boodschap dat ICT waardevol is voor het onderwijs en inhoudelijke ondersteuning. 42 procent (tegenover 47 procent vorig jaar) van de scholen zegt dat de leraren de ICT-basisvaardigheden goed beheersen. In het basisonderwijs ligt dit percentage een stuk hoger (55 procent). Op 55 procent van de vo-scholen met 670 tot 1.000 leerlingen en op 51 procent ‘algemeen bijzondere’ scholen beheersen de leraren de basisvaardigheden goed. Didactische vaardigheden worden in veel mindere mate beheerst. Slechts 28 procent van de scholen zegt dat de leraren de didactische vaardigheden beheersen, tegenover 41 procent in het basisonderwijs.
4.3
Tot slot
Het lijkt erop dat het basisonderwijs wat betreft het gebruik van ICT en het beheersen van de basisvaardigheden en didactische vaardigheden voorloopt op het voortgezet onderwijs. De oorzaak daarvan kan niet gevonden worden in het aantal computers per leerling en het percentage internetaansluitingen. Deze zijn namelijk ongeveer gelijk aan die in het basisonderwijs.
20
De scholen in zowel het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs ondernemen bijna dezelfde activiteiten om het gebruik van ICT te stimuleren. In het basisonderwijs lijkt dit dus beter te lukken dan in het voortgezet onderwijs. Het belangrijkste doel dat de scholen willen bereiken is het aantrekkelijk maken van onderwijs voor de leerlingen. De scholen in beide sectoren lopen echter tegen hetzelfde probleem aan: de kosten van de ICT-voorzieningen. Om ICT een goede plek te geven in het onderwijs, is het belangrijk dat de leraren beschikken over de basisvaardigheden en didactische vaardigheden. Dit is op lang niet alle scholen nog het geval.
21