CIRCULAIRE
EIEREN VEE
nummer
: 54/2008
datum
: 12 juni 2008
onderwerp
: Restitutieregeling voor de sectoren vee, vlees en eieren
bijlagen
: Zie inhoudsopgave
VLEES
Restitutieregeling voor de sectoren vee, vlees en eieren Hierbij ontvangt u een nieuwe circulaire met betrekking tot restituties bij uitvoer van producten uit de sectoren vee, vlees en eieren. In deze circulaire worden alle voorwaarden en bepalingen met betrekking tot de uitvoerrestituties behandeld. De circulaire is geactualiseerd, de vervallen onderwerpen uit de voorbije jaren zijn definitief verwijderd (bijvoorbeeld voorfinanciering). Daarnaast is in enkele gevallen de inhoud van een bijlage in de tekst geïntegreerd waarmee wij de leesbaarheid willen verbeteren. De circulaire geeft een beschrijving van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor restitutie, die is vastgesteld voor de uitvoer van bepaalde producten naar landen buiten de EU of gelijkgestelde bestemmingen. Bij uitvoer van producten met restitutie is het gebruik van een uitvoercertificaat verplicht. Meer informatie hierover is per sector beschreven in de volgende circulaires: • • •
Uitvoercertificaten voor de varkenssector; Uitvoercertificaten voor de pluimvee- en eiersector; Uitvoercertificaten voor de rundersector.
Circulaire nr. 84/2004 komt hiermee te vervallen. Circulaires zijn op onze Internetsite (www.pve.nl) te vinden. Klik eerst op ‘Bedrijfsnet’ en vervolgens op ‘Circulaires’. De site met Europese regelgeving vindt u ook op het ‘Bedrijfsnet’. Klik op ‘Im- en export’, op ‘EU-Regelingen’ en tenslotte op het kopje ‘links’.
Productschappen Vee, Vlees en Eieren Louis Braillelaan 80 - Postbus 460 - 2700 AL Zoetermeer – Nederland (079) 368 71 00 Fax Medebewind (079) 368 71 81 / bankgaranties (079) 363 4315 / overige afdelingen (079) 368 70 87
Voorbehoud Indien de inhoud van deze circulaire afwijkt van de van toepassing zijnde regelgeving dan is deze regelgeving doorslaggevend. Voor afwijking aanvaarden de Productschappen geen aansprakelijkheid. Productschappen Vee, Vlees en Eieren,
Ir. T. de Boer, Manager Medebewind.
Voor nadere informatie: Medebewind, Team Info. direct: (079) 368 7101/ 02/ 03/ 04 Fax: (079) 368 7181 Fax: (079) 363 4315 (bankgaranties) E-mail:
[email protected] Internetsite:www.pve.nl
Inhoudsopgave Inhoudsopgave .................................................................................................. 3 1 Algemeen .................................................................................................... 5 1.1 Restituties .................................................................................................... 5 1.2 Vaststelling en berekening van de restituties ..................................................... 5 1.3 (Niet-)gedifferentieerde restitutie...................................................................... 5 1.4 Algemene voorwaarden voor toekenning van restitutie ....................................... 5 1.5 Veterinaire voorwaarden ................................................................................. 6 2 Uitvoercertificaten ........................................................................................ 7 2.1 Verplicht uitvoercertificaat .............................................................................. 7 2.2 Voorfixatie .................................................................................................... 7 3 Uitvoer en daarmee gelijkgestelde bestemmingen .............................................. 7 4 Aanvragen van restitutie ................................................................................ 7 4.1 Elektronisch of schriftelijk verzoek om restitutie................................................. 7 4.1.1 Elektronisch................................................................................................ 8 4.1.2 Schriftelijk.................................................................................................. 8 4.2 Vereisten bij de aangifte ten uitvoer ................................................................. 8 4.3 Documenten bij de aangifte ten uitvoer........................................................... 10 4.4 Belang van de "dag aangifte ten uitvoer"........................................................ 10 4.5 Aangifte op basis van geschat gewicht........................................................... 11 5 Verlaten douanegebied EU ........................................................................... 11 5.1 Algemeen ................................................................................................... 11 5.2 Controle-exemplaar T5 ................................................................................. 12 5.3 Bij T5 te gebruiken "TC 11" en "rode etiketten".............................................. 12 5.4 Duplicaat T5 ............................................................................................... 12 5.5 Vervangend bewijs voor een T5..................................................................... 12 5.6 Regeling vervoer per spoor/grote containers .................................................... 13 6 Wel of geen overlading ................................................................................ 14 6.1 Inleiding...................................................................................................... 14 6.2 Uitvoer over zee .......................................................................................... 14 6.3 Uitvoer over de weg, via binnenwateren of per spoor ....................................... 14 6.4 Uitvoer door de lucht.................................................................................... 14 6.5 Controlebepalingen ten aanzien van de 28-dagen termijn .................................. 15 7 Bereiken bestemming .................................................................................. 15 7.1 Aantonen bewijs van invoer in het derde land van bestemming.......................... 15 7.2 Bewijs van vervoer van de EU naar het derde land van bestemming ................... 15 7.3 Bewijs van invoer in een derde land ............................................................... 15 7.4 "Primair" bewijsmateriaal.............................................................................. 16 7.5 "Secundair" (vervangend) bewijsmateriaal ...................................................... 17 7.6 Erkenningvoorwaarden voor CTF’s en officiële agentschappen in derde landen .... 18 7.6.1 Erkenning van een CTF .............................................................................. 18 7.6.2 Schorsing van de erkenning van een CTF ..................................................... 18 7.6.3 Intrekking van de erkenning van een CTF ..................................................... 18 7.6.4 Weigeren van een verklaring van een CTF .................................................... 19 7.6.5 Voorwaarden voor verklaringen van officiële agentschappen in derde landen .... 19 7.7 Vereenvoudigde bewijsregeling...................................................................... 19 7.8 Elektronische importbewijzen derde landen ..................................................... 20 7.9 Perifere restitutiezone................................................................................... 20 7.10 Tracking & Tracing (T&T) ............................................................................. 21 7.11 Invoer in ongewijzigde staat vindt niet (tijdig) plaats......................................... 22 8 Restitutiebetaling ........................................................................................ 22 8.1 Restitutiebetaling ......................................................................................... 22 8.2 Voorschot van restitutie ............................................................................... 22
8.3 GATT-sanctie .............................................................................................. 23 8.3.1 Hogere bestemming................................................................................... 23 8.3.2 Lagere bestemming ................................................................................... 24 9 Proviandering ............................................................................................. 24 10 Termijnen en overschrijding daarvan ........................................................... 24 10.1 Termijnen ................................................................................................ 24 10.2 Gevolgen van het overschrijden van de 28-dagen termijn............................... 25 10.3 Gevolgen van het overschrijden van de 60-dagen termijn............................... 25 10.4 12-maanden termijn voor invoer in derde land van bestemming ...................... 25 10.5 Verlenging 12-maanden termijn voor invoer in derde land van bestemming......... 25 10.6 12-maanden termijn voor het indienen van het restitutiedossier ...................... 25 10.7 Verlenging 12-maanden termijn voor restitutiedossier...................................... 26 10.7.1 Eerste verlenging: 6 maanden ................................................................... 26 10.7.2 Tweede verlenging: 6 maanden................................................................. 26 11 Boetebepalingen en restitutiesancties.......................................................... 26 11.1 Algemeen ................................................................................................ 26 11.2 Uitzondering op de toepassing van de sanctie van 50%................................. 27 11.3 Wie moet de sanctie betalen?..................................................................... 27 12 Bijzonderheden ........................................................................................ 27 12.1 Algemeen ................................................................................................ 27 12.2 Overmacht............................................................................................... 27 12.3 Bezwaar .................................................................................................. 27
Bijlagen: 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Douanegebied van de EU Voorwaarden voor de erkenning van en de controle op CTF’s door de lidstaten Model voor de verklaring van lossing en invoer zoals genoemd in paragraaf 7.4 Model voor de verklaring van lossing en het niet opnieuw verladen voor uitvoer, afgegeven door een in het land van bestemming gevestigde of voor dat land bevoegde officiële instantie van één van de lidstaten, zoals genoemd in paragraaf 7.5 Model voor de verklaring van lossing en het niet opnieuw verladen voor uitvoer zoals genoemd in paragraaf 7.5 Model verklaring deelname voorschotregeling Rekenvoorbeelden restitutiesanctie Model bankgarantie Aanvraagformulier deelname nieuwe bewijsvorm
1
Algemeen
1.1
Restituties
De prijzen voor landbouwproducten zijn binnen de Europese Unie (EU) over het algemeen hoger dan de wereldmarktprijs voor hetzelfde product. Om landbouwproducten uit de EU toch tegen concurrerende prijzen op de wereldmarkt te kunnen afzetten kunnen daarom restituties worden verleend. In de World Trade Organisation (WTO) waren voor 6 GATT-jaren (1 juli - 30 juni) per sector maximale hoeveelheden vastgesteld, die met steun mochten worden uitgevoerd. GATT-jaar 6 is afgelopen op 30 juni 2001 en daarmee ook deze afspraken. Aangezien op dit moment nog geen nieuwe afspraken zijn gemaakt, blijven alle afspraken die voor GATT-jaar 6 golden vooralsnog van toepassing. 1.2 Vaststelling en berekening van de restituties Restituties worden vastgesteld door de Europese Commissie. De hoogte van de restitutie kan op elk moment worden aangepast. Bij het vaststellen van de hoogte van de restitutiebedragen wordt onder andere rekening gehouden met: • de huidige situatie en de te verwachte ontwikkelingen op de wereldmarkt en in de EU; • de concurrentiepositie op de markten van derde landen; • de ontwikkeling van de prijzen van voedergranen op de wereldmarkt en in de EU; • de benutting van vastgestelde hoeveelheden voor een bepaald GATT-jaar. De restituties worden vastgesteld in euro en zijn in elke lidstaat gelijk. De hoogte kan variëren per product en kan ook afhankelijk zijn van het derde land van bestemming, waar het desbetreffende product wordt ingevoerd. Wijzigingen in de hoogte van restitutiebedragen en eventuele wijzigingen in de voorwaarden om deze te verkrijgen, maken wij met circulaires bekend. De producten, tarieven en bestemmingen waarvoor restituties gelden, staan vermeld in uitvoertabellen voor de productsectoren runderen, varkens, pluimvee en eieren. De circulaires en uitvoertabellen staan ook op onze internetsite. 1.3 (Niet-)gedifferentieerde restitutie Voor het verkrijgen van restitutie moet u bewijsmateriaal indienen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gedifferentieerde en niet-gedifferentieerde restitutie. Wanneer voor een product maar één restitutiebedrag vastgesteld is voor alle derde landen, dan is de restitutie niet gedifferentieerd en moet er alleen bewijs worden ingediend voor het verlaten van de EU. De restitutie is gedifferentieerd als voor een product meerdere verschillende restitutiebedragen vastgesteld zijn, of voor één of meerdere landen geen restitutie vastgesteld is. In dat geval moet, naast het bewijs voor het verlaten van de EU, ook de invoer in het derde land worden aangetoond. 1.4 Algemene voorwaarden voor toekenning van restitutie Algemeen geldt dat restitutie slechts kan worden uitbetaald als de uit te voeren producten aan de volgende voorwaarden voldoen: •
De producten moeten op de dag van de aangifte ten uitvoer van gezonde handelskwaliteit zijn. Dit houdt met name in dat de kwaliteit van de producten zodanig moet zijn, dat zij in de EU onder normale omstandigheden en onder de op de restitutieaanvraag vermelde om-
5
schrijving in de handel kunnen worden gebracht. Producten die als gevolg van een onzichtbaar gebrek niet meer van gezonde handelskwaliteit zijn en producten die niet meer aan de eindverbruiker kunnen worden verkocht, omdat de uiterste datum van verbruik en de datum van uitvoer te dicht bij elkaar liggen, worden van restitutie uitgesloten. Wanneer bewezen is dat het product niet meer van gezonde handelskwaliteit is vóór de douaneformaliteiten voor invoer in een derde land worden vervuld, mag het gedifferentieerde deel van de restitutie niet worden toegekend. Als de producten bestemd zijn voor menselijke consumptie, mogen de kenmerken en de toestand ervan niet van dien aard zijn dat de producten helemaal niet of slechts in aanzienlijk mindere mate voor dit doel kunnen worden gebruikt. Restitutie kan wel worden toegekend als de uitgevoerde producten in het land van bestemming moeten voldoen aan bijzondere voorwaarden, waaronder met name gezondheids- of hygiënische voorschriften, die niet in overeenstemming zijn met de in de EU geldende normen of gebruiken. De exporteur moet in dat geval op verzoek aantonen dat de producten voldoen aan de in het derde land van bestemming in acht te nemen voorwaarden. Tevens kunnen voor bepaalde producten bijzondere voorschriften worden vastgesteld. • Producten in de rundersector moeten van oorsprong uit de EU zijn. 1.5
Veterinaire voorwaarden
Om te mogen uitvoeren, moet aan alle veterinaire voorwaarden worden voldaan. Wij adviseren om eerst bij het Veterinair Informatiepunt (VIP) van de PVE, (079) 368 79 42, na te gaan aan welke veterinaire voorwaarden u moet voldoen. Daarnaast kunt u contact opnemen met één van de kantoren van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA): • • • • • •
VWA Dienst Uitvoering (hoofdkantoor) Regio Noord (Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel) Regio Oost (Gelderland en Flevoland) Regio Noordwest (Noord-Holland, Utrecht) Regio Zuidwest (Zeeland, Zuid-Holland) Regio Zuid (Limburg, Noord-Brabant)
(070) 448 (050) 588 (0575) 58 (020) 524 (078) 611 (040) 291
48 60 81 46 21 15
48 00 00 00 00 00
Ook kunt u de internetsite van de VWA, www.vwa.nl, of het VIP raadplegen. Ga voor het VIP naar https://bedrijfsnet.pve.agro.nl en kies hier voor “Im- en export”.
6
2
Uitvoercertificaten
2.1
Verplicht uitvoercertificaat
Voor het verkrijgen van restitutie is het onder andere verplicht om bij de aangifte ten uitvoer een uitvoercertificaat te gebruiken. Wel zijn er enkele uitzonderingen op het aanvragen van een uitvoercertificaat. De PVE hebben aparte circulaires gemaakt over het gebruik van uitvoercertificaten bij het aanvragen van restitutie, namelijk: • Uitvoercertificaten voor de varkenssector; • Uitvoercertificaten voor de pluimvee- en eiersector; • Uitvoercertificaten met restitutie voor de rundersector. Deze circulaires staan op onze internetsite en zijn op aanvraag bij Team Info te verkrijgen. 2.2
Voorfixatie
Voorfixatie houdt in dat, gedurende de geldigheid van het uitvoercertificaat, het restitutietarief van toepassing is dat geldt op de dag van indiening van de aanvraag van het uitvoercertificaat voor het opgegeven product of de producten en het land van bestemming.
3 Uitvoer en daarmee gelijkgestelde bestemmingen In het kader van de toekenning van restitutie bij uitvoer betekent het begrip "uitvoer": • het verlaten van het douanegebied van de EU (zie bijlage 1) of • het bereiken van één van de onderstaande "bijzondere bestemmingen” in de EU: Leveranties voor de bevoorrading in de EU van zeeschepen en luchtvaartuigen in gebruik voor het verkeer op internationale lijnen, met inbegrip van intracommunautaire (tussen de lidstaten) lijnen (ook bij levering via een erkend bevoorradingsdepot). Leveringen van producten die bestemd zijn voor in de EU gelegen opslagruimten van internationale in humanitaire hulp gespecialiseerde organisaties en die in derde landen voor voedselhulpoperaties worden gebruikt. Leveranties van boordproviand aan boor- of productieplatforms, inclusief de daarbij behorende installaties voor dienstverlening, die zich bevinden binnen het gebied van het Europees continentaal plat of het continentaal plat van het niet-Europese deel van de EU, maar buiten de 3-mijlszone van een lidstaat. Ook pijpenleggers en kraanschepen vallen onder deze categorie (ook bij levering via een erkend bevoorradingsdepot). Leveranties van boordproviand aan marine- en hulpschepen die de vlag van een lidstaat voeren en in volle zee opereren. Leveranties aan in de EU gevestigde internationale organisaties. In Nederland zijn dit: - ESTEC (European Space Technology Centre) te Noordwijk; - Gemeenschappelijk Onderzoek Centrum EURATOM te Petten. Leveranties aan strijdkrachten die zijn gestationeerd op het grondgebied van een lidstaat, maar niet tot die lidstaat behoren. In Nederland zijn dit: - AFCENT (Hoofdkwartier van Allied Forces Central Europe) te Brunssum; - S.T.C. (Shape Technical Centre) te Den Haag; - Belgische, Britse en Duitse strijdkrachten. 4
Aanvragen van restitutie
4.1 Elektronisch of schriftelijk verzoek om restitutie In de lidstaat waar de aangifte ten uitvoer bij de douane wordt ingediend, moet ook om restitutie worden verzocht. In Nederland kan elektronisch of schriftelijk restitutie worden aangevraagd.
7
4.1.1 Elektronisch Het is mogelijk om een elektronische aangifte ten uitvoer en daarmee de restitutieaanvraag te doen. De aangifte ten uitvoer wordt dan via het Sagitta-uitvoersysteem bij de betreffende douanepost aangeleverd. De aangeleverde gegevens bevatten voor de PVE alle informatie die relevant is voor het aanvragen van de restitutie. Na aanvaarding en verificatie van de aangifte wordt door het systeem automatisch een bericht voor de PVE aangemaakt. Als een exporteur elektronisch wil aangeven, moet hij/zij beschikken over de vergunning “elektronisch aangeven” die door de douane wordt afgegeven. Bij een elektronische aangifte ten uitvoer mag het Formulier L/F niet meer bij de douane worden ingeleverd. 4.1.2 Schriftelijk Naast de elektronische aangifte ten uitvoer kan ook nog altijd met een “Formulier L bij uitvoer F” (Formulier L/F) een verzoek tot betaling van de restitutie worden ingediend. Op dit formulier is een eenvoudige vermelding in vak 44 voldoende. In alle gevallen moet aangifte ten uitvoer worden gedaan bij de douane, waarbij onder andere het Formulier L/F moet worden overgelegd. Na aanvaarding van de aangifte zal de douane dit formulier aan de PVE zenden. Het Formulier L/F moet duidelijk, volledig en met onuitwisbare inkt ingevuld worden. Wanneer gegevens op het formulier gewijzigd moeten worden, dan moeten de verkeerde gegevens worden doorgestreept en de juiste worden toegevoegd. Elke aangebrachte wijziging moet worden goedgekeurd en geparafeerd door degene die hem heeft aangebracht. Deze wijzigingen moeten worden geviseerd door de douaneautoriteiten. Het achteraf herstellen van verkeerd ingevulde Formulieren L/F is moeilijk. Als op het Formulier L/F gegevens ontbreken of verkeerd zijn vermeld, zal dit ten minste leiden tot vertraging in de uitbetaling van de restitutie. Het kan zelfs leiden tot het uitbetalen van een lagere restitutie of het niet uitbetalen van de restitutie (zie ook hoofdstuk 11 over boetebepalingen en restitutiesancties). Wanneer verschillende producten (uit onze sectoren) tegelijkertijd worden aangegeven, kan gebruik worden gemaakt van één of meerdere Formulieren L/F bis. De Formulieren L/F en L/F bis zijn gratis bij de PVE verkrijgbaar: (079) 368 71 60. Als in deze circulaire wordt gesproken over aangifte ten uitvoer, dan wordt zowel de elektronische als de schriftelijke aangifte bedoeld. 4.2 Vereisten bij de aangifte ten uitvoer Bij de aangifte ten uitvoer van producten waarvoor restitutie wordt gevraagd, gelden de volgende vereisten: a) de aangifte ten uitvoer moet worden ingediend op het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de producten worden geladen voor het vervoer met het oog op uitvoer. Meestal zal dit de plaats zijn waar de exporteur is gevestigd (en de producten zijn opgeslagen). Als de plaats waar de producten worden geladen niet de vestigingsplaats van de exporteur is, dan moeten de producten aangegeven worden bij het douanekantoor dat bevoegd is voor die plaats van lading. In geval van twijfel of om misverstanden te voorkomen over de juiste plaats voor het doen van de aangifte ten uitvoer, kunt u contact opnemen met de douane: (0800) 0143; b) dit douanekantoor moet ten minste 24 uur vóór het begin van de belading in kennis worden gesteld dat de voor uitvoer bestemde producten worden geladen en er moet worden aangegeven hoe lang het laden ervan naar verwachting zal duren. U kunt met de douane echter afspraken maken over een andere termijn van vooraanmelding. Hierover kunt u contact opnemen met het bevoegde douanekantoor. 8
Bij de afgifte van een vergunning “elektronisch aangeven” (Sagitta-uitvoer) worden afspraken gemaakt tussen de bevoegde douanepost en de exporteur. Als termijn van de vooraanmelding geldt de reactietijd die in de vergunning “elektronisch aangeven” staat vermeld. c) de aangifte ten uitvoer moet vóór de belading worden ingediend op het bevoegde douanekantoor. De douane is hierdoor in staat de producten te controleren voordat ze daadwerkelijk worden geladen. d) in vak 106 van het T5 of het equivalent daarvan en in vak 44 van de aangifte ten uitvoer moet het restitutietarief per eenheid (b.v. 100 kg, 1.000 stuks en niet het totale restitutiebedrag) worden vermeld dat geldt op de dag van vaststelling vooraf. Uitgezonderd van deze maatregel zijn aangiftes ten uitvoer die per partij en per exporteur de restitutiewaarde van 1.000 euro niet overschrijden. In dat geval moet door de exporteur op het document van de aangifte ten uitvoer en op het T5 de volgende vermelding worden aangebracht: “Restitutie minder dan 1.000 euro” Voor aangiften ten uitvoer die elektronisch worden gedaan moeten in Sagitta-uitvoer per 1 juni 2008, de volgende codes worden gebruikt: • Y913 gevolgd door het restitutietarief per eenheid als de restitutie 1.000 euro of meer is; • Y914 gevolgd door de vermelding “Restitutie minder dan 1.000 euro” als de restitutie minder is dan 1.000 euro. Indien wordt geconstateerd dat onjuiste informatie omtrent de restitutiewaarde is verstrekt, zal een korting op het restitutiebedrag plaatsvinden. Als er geen restitutietarief is vermeld, zal worden uitgegaan van een restitutietarief van 0 euro. Indien op basis van de medegedeelde informatie het berekende restitutiebedrag lager is dan het toegepaste bedrag, dan is de voor de betrokken uitvoertransactie verschuldigde restitutie gelijk aan de restitutie die geldt voor de daadwerkelijk uitgevoerde producten, verminderd met: • 10% van het verschil tussen de berekende restitutie en de voor het daadwerkelijk uitgevoerde product geldende restitutie, indien het verschil meer is dan 1.000 euro. • 100% van het verschil tussen de berekende restitutie en de voor het daadwerkelijk uitgevoerde product geldende restitutie, indien de exporteur heeft aangegeven dat de restitutie minder dan 1.000 euro zou bedragen, maar de daadwerkelijk geldende restitutie meer dan 10.000 euro bedraagt. • 200% van het verschil tussen de berekende restitutie en de geldende restitutie indien de exporteur opzettelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt. De genoemde verminderingen zijn niet van toepassing indien de exporteur aantoont dat de situatie toe schrijven is aan overmacht, een duidelijke vergissing is of gebaseerd is op correcte informatie met betrekking tot vorige betalingen. Enkele situaties met rekenvoorbeelden (In de voorbeelden wordt uitgegaan van een uitvoeraangifte van 20.000 kg. netto)
9
1. Opgegeven restitutietarief: geen = totale restitutiewaarde: (exporteur heeft geen restitutietarief vermeld, er wordt uitgegaan van een tarief Daadwerkelijk restitutietarief: 15,00 euro/100 kg. = totale restitutiewaarde: Verschil: Te betalen: 10% over het verschil = 300 euro 2. Opgegeven restitutietarief: 5,00 euro/100 kg. Daadwerkelijk restitutietarief: 15,00 euro/100 kg.
= totale restitutiewaarde: = totale restitutiewaarde: Verschil:
niet bekend van 0 euro) 3.000 euro 3.000 euro
1.000 euro 3.000 euro 2.000 euro
Te betalen: 10% over het verschil = 200 euro 3. Opgegeven restitutietarief: 4,50 euro/100 kg. = totale restitutiewaarde: 900 euro (exporteur heeft opgegeven dat de restitutie minder dan 1.000 euro bedraagt) Daadwerkelijk restitutietarief: 55,00 euro/100 kg. = totale restitutiewaarde: 11.000 euro Verschil: 10.100 euro Te betalen: 100% over het verschil = 10.100 euro Het is dus van het grootste belang dat het juiste restitutietarief wordt vermeld op de aangifte ten uitvoer en op het T5. 4.3
Documenten bij de aangifte ten uitvoer
Tijdens de aangifte ten uitvoer controleert de douane alle belangrijke elementen van de aangifte. Dit wordt de “verificatie van de aangifte” genoemd. De uitslag van deze verificatie wordt op de aangifte vermeld. Daarnaast is het mogelijk dat van de producten een monster wordt genomen en dat dit onderzocht wordt door het douanelaboratorium te Amsterdam. De PVE krijgen dan, via het douanekantoor, de uitslag van dit monsteronderzoek (formulier voor beëindiging verificatie) toegezonden. Bij de aangifte ten uitvoer moeten onder andere de volgende documenten bij de douane worden overgelegd: • Formulier L/F en eventuele bis formulieren (verkrijgbaar bij de PVE); * • een uitvoercertificaat; ** • Controle-exemplaar T5 (verkrijgbaar bij de Belastingdienst); • Enig Document (ED) (verkrijgbaar bij de Belastingdienst); * • handelsfacturen; • veterinaire documenten. * Deze documenten zijn bij elektronische aangifte via Sagitta-uitvoer niet van toepassing. ** Op het overleggen van het uitvoercertificaat zijn enkele uitzonderingen mogelijk. Het kan noodzakelijk zijn dat, afhankelijk van het product, de bestemming of de wijze van vervoer, ook de volgende documenten moeten worden overgelegd: • een attest (bij uitvoer van vlees van volwassen mannelijke runderen); • oorsprongbescheiden (indien vereist in het land van bestemming); • stamboekverklaring (bij uitvoer van fokrunderen van zuiver ras). 4.4 Belang van de "dag aangifte ten uitvoer" De dag waarop de aangifte ten uitvoer door de douane wordt geaccepteerd, is bepalend voor: • de hoeveelheid (nettogewicht/stuks); • de aard en de hoedanigheid van de producten (bijvoorbeeld levend of geslacht, vers of bevroren, gezonde handelskwaliteit, enzovoorts);
10
•
het tarief van de restitutie (wanneer een uitvoercertificaat met voorfixatie niet verplicht is).
Tevens gaan op deze dag de verschillende termijnen van de restitutieregeling lopen, bijvoorbeeld de 60-dagen en de 12-maanden termijn. Deze termijnen worden in hoofdstuk 10 besproken. 4.5
Aangifte op basis van geschat gewicht
Voor de onderstaande producten is het mogelijk een aangifte ten uitvoer in te dienen met een schatting van de nettomassa (voor een aantal producten is momenteel geen restitutie vastgesteld): • levende runderen, varkens en levend pluimvee; • hele en halve karkassen van runderen, varkens en pluimvee; • voor- en achtervoeten en zogenaamde compensated quarters van runderen; • voorstukken, hammen, schouders, buiken en karbonadestrengen van varkens. De aanvullende aangifte waarin het exacte gewicht wordt aangegeven, moet onmiddellijk na het laden worden ingediend en moet vergezeld gaan van schriftelijke bewijsstukken waaruit de exact geladen nettomassa blijkt. Om van deze procedure gebruik te kunnen maken heeft u een vergunning nodig. Voor meer informatie hierover verwijzen wij u naar de douane. Voor de hoeveelheid boven 110% van de geschatte nettomassa wordt geen restitutie toegekend. Wanneer de daadwerkelijke geladen massa minder bedraagt dan 90% van de geschatte nettomassa, wordt de restitutie verlaagd met 10% van het verschil tussen de 90% en de daadwerkelijk geladen nettomassa. Wanneer een exporteur een door de voor het vervoermiddel verantwoordelijke instantie geviseerd bewijs (stempel + paraaf) kan overleggen, waaruit blijkt dat het onvolledig laden van zijn producten te wijten is aan het feit dat één of meerdere andere exporteurs teveel hebben geladen, wordt de restitutie betaald voor het daadwerkelijk geladen nettogewicht. De verlaging van 10% blijft in dit geval achterwege.
5
Verlaten douanegebied EU
5.1 Algemeen De producten moeten binnen 60 dagen na de dag van aangifte ten uitvoer in ongewijzigde staat het douanegebied van de EU hebben verlaten. Producten die in deze periode van 60 dagen worden ingevroren, herverpakt of zijn voorzien van gewijzigde of nieuwe etiketten, worden beschouwd als ongewijzigd. Voorwaarde bij herverpakking en het wijzigen of het aanbrengen van etiketten is dat dit niet leidt tot indeling in een andere restitutiecode of schijnbaar andere oorsprong. Tevens mogen deze handelingen pas plaatsvinden nadat de douaneautoriteiten er vooraf van in kennis zijn gesteld en ermee hebben ingestemd. Het bewijs dat het product het douanegebied van de EU heeft verlaten, wordt geleverd door overlegging van het T5. Bij uitvoer van restitutiegoederen moet het douanekantoor van uitgang steeksproefsgewijs substitutiecontroles uitvoeren. Hierbij controleert de douane of de uitgaande goederen overeenstemmen met de omschrijving ervan op het T5 dat de goederen vergezelt vanaf het douanekantoor van uitvoer. Omdat het voor de douane belangrijk is om uit het T5 op te kunnen maken of een dergelijke controle noodzakelijk is, moet voor goederen waarvoor restitutie is aangevraagd de volgende vermelding in vak 107 van het T5 worden vermeld: “Verordening (EG) nr. 800/1999”
11
5.2 Controle-exemplaar T5 Het T5 moet in tweevoud worden opgemaakt en bij de aangifte ten uitvoer tegelijk met de overige documenten aan de douane worden overhandigd. Het T5 moet volledig worden ingevuld, waarbij in vak 104 het vakje "Uitgang uit het douanegebied van de EU" of een andere van toepassing zijnde bestemming moet worden aangekruist. In vak 100 moet het nummer van de bijbehorende aangifte worden vermeld. Tevens moet in vak 106 van het T5 het restitutietarief worden vermeld (zie ook paragraaf 4.2.d). Het originele T5 moet de producten vergezellen en moet worden overhandigd aan de douane op het laatste douanekantoor van de lidstaat waar de producten het douanegebied van de EU verlaten. Na op de achterzijde de vereiste vermeldingen, stempel(s) en handtekening(en) te hebben aangebracht, zal de douane het T5 aan de PVE zenden. 5.3
Bij T5 te gebruiken "TC 11" en "rode etiketten"
Het T5 is een belangrijk document voor de restitutiebetaling. Uit ervaring blijkt dat dit document niet altijd bij de douane afgegeven wordt of zoek raakt. Eventuele problemen die dan voor de restitutiebetaling ontstaan, kunnen worden verminderd wanneer gebruik wordt gemaakt van: a) ontvangstbewijs TC 11 (verkrijgbaar bij de douane). Het ontvangstbewijs TC 11 moet vooraf worden ingevuld en tegelijk met het T5 bij het douanekantoor waar de producten het douanegebied van de EU verlaten, ter visering worden aangeboden. Na visering wordt dit aan belanghebbende teruggegeven. Als het T5 niet in Nederland wordt terugontvangen, dan kan met het ontvangstbewijs worden aangetoond dat het T5 bij het betreffende douanekantoor is aangeboden. Hierdoor wordt het mogelijk om het origineel te achterhalen, een duplicaat (zie paragraaf 5.4) op te maken of vervangend bewijs in te dienen (zie paragraaf 5.5). Let wel: het ontvangstbewijs kan het T5 nooit vervangen! b)
rode etiketten (niet meer verkrijgbaar bij de douane, maar via de firma Weus B.V.: www.http//douaneformulieren.weus.nl). Om de aandacht erop te vestigen dat de goederen worden vervoerd onder geleide van een T5, kan gebruik worden gemaakt van rode etiketten. Deze etiketten bestaan uit twee delen: deel 1 moet worden aangebracht op het originele T5; deel 2 moet worden aangebracht op het desbetreffende douanedocument.
5.4 Duplicaat T5 Afgifte van een duplicaat T5 is mogelijk als het originele T5 verloren is gegaan. Het douanekantoor dat het originele T5 heeft afgegeven, kan op verzoek van de betrokkene een duplicaat T5 afgeven. Hierop zet de douane, naast de gebruikelijke vermeldingen, in rode hoofdletters de aantekening “DUPLICAAT”. Na de bovenomschreven behandeling door de Nederlandse douane, moet het duplicaat T5 opnieuw bij het douanekantoor waar de producten het douanegebied van de EU hebben verlaten, worden aangeboden. 5.5 Vervangend bewijs voor een T5 Het kan gebeuren dat een T5 3 maanden na de aangifte ten uitvoer nog niet door de PVE is ontvangen. In dat geval kan de exporteur verzoeken om vervangende bewijsstukken als gelijkwaardig te erkennen. Dit verzoek moet schriftelijk bij de PVE worden ingediend binnen 12 maanden na de dag van de aangifte ten uitvoer. Voorwaarde is wel dat een T5 is opgemaakt en dat het zoekraken buiten de schuld van de exporteur is gebeurd. Het ontvangstbewijs TC 11 kan hierbij goed van pas komen.
12
Als het T5 gebruikt wordt voor het aantonen van het verlaten van het douanegebied van de EU, dan zijn de te overleggen vervangende bewijzen: • (een kopie van) het vervoersdocument, en • een document waaruit blijkt dat het product bij een douanekantoor van een derde land is aangeboden of één of meer van de documenten die in hoofdstuk 7 staan. Het onder het tweede puntje bedoelde document hoeft niet te worden overgelegd voor uitvoertransacties waarvoor een restitutie van niet meer dan 2.400 euro wordt verleend. In dit geval mag de exporteur het bewijs van betaling van de zending overleggen. Het T5 moet binnen 12 maanden na de dag van aangifte ten uitvoer bij de PVE zijn ontvangen. Deze termijn is niet te verlengen. De vervangende bewijzen voor een niet terugontvangen T5 moeten binnen 12 maanden na de dag van aangifte ten uitvoer bij de PVE zijn ontvangen. Deze termijn is op verzoek wel te verlengen, zie hiervoor paragraaf 10.7. Bij uitvoer naar een land dat lid is van de overeenkomst met betrekking tot de gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer (op dit moment zijn dit IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein), geldt kopie nr. 5 van het Enig Document als bewijsstuk. Deze kopie moet naar behoren geviseerd worden door het land van aankomst. Eventueel kan ook een conform gewaarmerkte fotokopie of een kennisgeving van het kantoor van vertrek geaccepteerd worden. Ook een verklaring van het kantoor van uitgang, waarin wordt bevestigd dat het T5 naar behoren is overgelegd heeft dezelfde waarde als het oorspronkelijke T5. Voorwaarde is dat het nummer en het kantoor van afgifte van het T5 en de datum waarop het product het douanegebied van de EU heeft verlaten op deze verklaring zijn vermeld. (deze verklaring mag altijd overgelegd worden; het is niet nodig drie maanden te wachten op het originele T5). 5.6 Regeling vervoer per spoor/grote containers De bedoeling van deze regeling is om de bewijsvoering voor het verkrijgen van het nietgedifferentieerde deel van de restitutie te vereenvoudigen. De regeling vervoer per spoor/grote containers is van toepassing wanneer het vervoer binnen de EU begint en buiten de EU eindigt. Wanneer de uitvoer van goederen via het grondgebied van een andere lidstaat naar derde landen of een bijzondere bestemming in de EU plaatsvindt per spoor of grote containers (met de daarbijbehorende vervoersdocumenten), dan wordt bij het douanekantoor van vertrek aan de achterzijde van het T5 bij “Opmerkingen” de volgende vermelding aangebracht: "Uitgang uit het douanegebied van de Gemeenschap onder de regeling voor vereenvoudigd communautair douanevervoer per spoor of in grote containers: • Vervoerdocument: - Type:............. - Nummer:........... • Datum van aanneming ten vervoer door betrokken spoorwegadministratie of de betrokken vervoeronderneming:.........." Wanneer de producten, met het oog op uitvoer uit de EU, in een andere lidstaat onder de vereenvoudigde regeling per spoor worden geplaatst, wordt bij het douanekantoor waar de producten zich bevinden aan de achterzijde van het T5 bij “Opmerkingen” de volgende vermelding aangebracht: "Uitgang uit het douanegebied van de Gemeenschap per spoor, bij gecombineerd railwegvervoer: • Vervoerdocument: - Type:.............
13
•
- Nummer:........... Datum van aanneming ten vervoer door de spoorwegadministratie:..........."
Na aanvaarding van de aangifte ten uitvoer vindt de uitbetaling van de restitutie plaats op voorwaarde dat de producten binnen de voorgeschreven termijn van 60 dagen na vervulling van de douaneformaliteiten het douanegebied van de EU hebben verlaten. Mocht dit niet het geval zijn dan moet, behoudens overmacht, de restitutie worden terugbetaald. Een wijziging in de vervoersovereenkomst, die tot gevolg heeft dat het vervoer binnen de EU wordt beëindigd, wordt slechts toegestaan wanneer: • de reeds betaalde restitutie is terugbetaald, of • door de betrokken instantie alle maatregelen worden genomen om uitbetaling van de restitutie te voorkomen.
6
Wel of geen overlading
6.1
Inleiding
Voor het verkrijgen van restitutie is het van belang dat de producten binnen een termijn van 60 dagen na de aangifte ten uitvoer het douanegebied van de EU hebben verlaten. Wanneer deze producten daarna dan weer opnieuw in het douanegebied worden binnengebracht, voor bijvoorbeeld doorvoerhandel of overlading, dan is hieraan een aantal voorwaarden verbonden. Wanneer de producten na het verlaten van het douanegebied niet opnieuw worden binnengebracht, kan de exporteur dit bij de aangifte ten uitvoer al aangeven door middel van de verklaring "Geen overlading binnen de E.U.". Deze verklaring kan met behulp van (Sagitta-)code 95009 op de uitvoeraangifte worden weergegeven. 6.2
Uitvoer over zee
Wanneer de producten over zee worden uitgevoerd, dan mogen zij, na het verlaten van het douanegebied van de EU, alleen weer in het kader van doorvoer of overlading in het douanegebied worden binnengebracht. De producten moeten in dat geval binnen 28 dagen het douanegebied weer hebben verlaten. De restitutie wordt pas uitbetaald wanneer aan de PVE het bewijs is overgelegd dat, ingeval van overlading, de producten niet meer dan 28 dagen in één of meer havens binnen het douanegebied van de EU hebben verbleven. Dit bewijs omvat met name de vervoersdocumenten (Bill of lading) voor het vervoer vanaf de eerste haven tot in het derde land waar de betrokken producten worden gelost. 6.3 Uitvoer over de weg, via binnenwateren of per spoor Wanneer de producten over de weg, via de binnenwateren of per spoor worden uitgevoerd, mogen zij, wanneer ze het douanegebied van de EU hebben verlaten (na aftekening van het T5), slechts weer in het douanegebied worden gebracht in het kader van doorvoer. Ook in dit geval mag de termijn waarbinnen zij het douanegebied, na te zijn binnengebracht, moeten hebben verlaten niet langer zijn dan 28 dagen. 6.4 Uitvoer door de lucht Wanneer de producten worden uitgevoerd door de lucht, zal de douane het document pas viseren nadat een vervoersdocument is overgelegd waarop een eindbestemming is vermeld die buiten het douanegebied van de EU ligt. De termijn van 28 dagen is eveneens van toepassing, wanneer bij vervoer door de lucht overlading plaatsvindt.
14
6.5 Controlebepalingen ten aanzien van de 28-dagen termijn De PVE controleren steekproefsgewijs of aan de 28-dagen termijn is voldaan. U wordt dan schriftelijk verzocht om het vervoersdocument, betreffende het vervoertraject vanaf het land van verzending tot het derde land waar de producten zijn gelost, binnen 12 maanden na de dag van aangifte ten uitvoer bij de PVE te overleggen. Zie voor de gevolgen van de termijnoverschrijding paragraaf 10.2.
7
Bereiken bestemming
7.1
Aantonen bewijs van invoer in het derde land van bestemming
Alleen als de restitutie gedifferentieerd is, moet het bereiken van de bestemming met bewijsstukken aangetoond worden. Voor het verkrijgen van het gedifferentieerde deel van de restitutie moet de exporteur, naast het al eerder genoemde bewijs voor het verlaten van het douanegebied van de EU, de volgende bewijzen bij de PVE indienen: • het bewijs van vervoer van de EU naar het derde land van bestemming (zie paragraaf 7.2), en • het bewijs van invoer in een derde land (zie paragrafen 7.3 tot en met 7.5). De producten moeten binnen 12 maanden na de datum waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard, in ongewijzigde staat in het derde land zijn ingevoerd. 7.2 Bewijs van vervoer van de EU naar het derde land van bestemming Het vervoer van de producten van de EU naar het derde land van bestemming moet worden aangetoond. Dit kan met een kopie van het vervoersdocument dat door de vervoerder is getekend. Over het algemeen kunnen dit de volgende documenten zijn: • bij vervoer over de weg: CMR; • bij vervoer over zee: Bill of lading; • bij vervoer door de lucht: Airway-bill; • bij vervoer per spoor: CIM. Bij verscheping uit een Nederlandse haven moet de gebruikelijke "true copy" van de originele Bill of lading worden ingezonden. Wanneer het vervoer wordt onderbroken door opslag in een derde land, moeten ook bewijzen van inslag, opslag en uitslag worden overgelegd. Het traject dat een product aflegt voordat het wordt ingevoerd in het derde land van bestemming, moet aan de hand van documenten volledig kunnen worden gevolgd. 7.3 Bewijs van invoer in een derde land De producten moeten in ongewijzigde staat worden ingevoerd in een derde land. In ongewijzigde staat wil zeggen: producten waaruit op geen enkele manier blijkt dat er een be- of verwerking heeft plaatsgevonden. Producten die één van de onderstaande behandelingen hebben ondergaan, kunnen eveneens als ongewijzigd worden aangemerkt: • inventarisatie; • luchten; • koelen; • diepvriezen; • het aanbrengen op de producten of op de verpakking van merken, stempels, etiketten of andere soortgelijke herkenningstekens; * • het wijzigen van de merken en de nummers van de colli of wijzigen van etiketten; * • het verpakken, uitpakken, ompakken en herstellen van verpakkingen. * * deze behandelingen zijn alleen mogelijk wanneer dit niet leidt tot een ogenschijnlijke wijziging van de oorsprong van de producten.
15
Producten die voordat ze zijn ingevoerd een be- of verwerking hebben ondergaan, kunnen ook als ongewijzigd worden aangemerkt, op voorwaarde dat die be- of verwerking is gebeurd in het derde land waar alle bij de be- of verwerking verkregen producten zijn ingevoerd. Een product is ingevoerd wanneer de douaneformaliteiten voor de invoer in het derde land van bestemming, en met name de douaneformaliteiten voor de inning van de rechten bij invoer in dit land, volledig zijn vervuld. Invoer wil zeggen dat de producten in het vrije verkeer van het betrokken land zijn gebracht. Transito handel, doorvoer, tijdelijke opslag en rechtenopschortende regelingen met het doel na verwerking uitvoer of doorvoer, worden niet tot invoer gerekend! Het gaat erom dat de producten daadwerkelijk op de markt van het derde land van invoer zijn gebracht. Het bewijs dat de douaneformaliteiten voor invoer zijn vervuld, wordt geleverd door overlegging bij de PVE van door de EU voorgeschreven documenten. Hierbij worden twee soorten bewijsmateriaal onderscheiden: • "primair" bewijsmateriaal (zie paragraaf 7.4); • "secundair" (vervangend) bewijsmateriaal (zie paragraaf 7.5). In principe moet altijd een "primair" bewijsdocument worden overgelegd. Het overleggen van "secundaire" (vervangende) bewijsdocumenten is niet zonder meer toegestaan. De exporteur moet dan eerst aantonen dat hij al het nodige heeft gedaan om "primaire" bewijsstukken te verkrijgen. In bijzondere gevallen kan de Europese Commissie bepalen, dat in afwijking van het "primaire" of "secundaire" bewijs, andere documenten als bewijs van invoer kunnen worden geaccepteerd. Bij uitzonderlijke gevallen moet men denken aan oorlogssituaties en dergelijke. Wanneer het uit te betalen (gedifferentieerde) restitutiebedrag onder een bepaald niveau blijft, kan het overleggen van een deel van het bewijs achterwege blijven. Wanneer en op welke voorwaarden dit is toegestaan, staat beschreven in paragraaf 7.7. 7.4 "Primair" bewijsmateriaal Het primaire bewijs dat de douaneformaliteiten voor invoer zijn vervuld, wordt geleverd door overlegging van één van de volgende documenten (naar keuze van de exporteur): • Het douanedocument van het derde land van bestemming of een kopie daarvan. De kopie moet voor conform origineel zijn gewaarmerkt door: de instantie die het origineel heeft geviseerd, of een officiële dienst van het betrokken derde land, of de officiële diensten van een lidstaat in het betrokken derde land (bijvoorbeeld een ambassade) of een met de betaling van de restitutie belast orgaan. • Een verklaring van lossing en invoer die door een erkende, op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma (hierna: CTF) is opgesteld volgens de bepalingen van hoofdstuk III van bijlage 2 en volgens het model in bijlage 3. In de verklaring moeten onder andere de datum en het nummer van het douanedocument van invoer worden vermeld. Op de internetsite van de PVE (www.pve.nl) vindt u een overzicht van de erkende CTF’s. Bij het inschakelen van een CTF moet u rekening houden met deze aandachtspunten: De verklaring van een CTF is geen garantie dat deze zonder meer wordt geaccepteerd. Het is mogelijk dat de PVE aanvullende bewijsstukken vragen. Achteraf kan ook worden geconstateerd dat de verklaringen onjuist waren. Op elk moment kan de erkenning van een CTF worden ingetrokken. In paragraaf 7.6 en in bijlage 2 staan de voorwaarden voor erkenning van een CTF.
16
7.5 "Secundair" (vervangend) bewijsmateriaal Het kan gebeuren dat de exporteur het "primaire" bewijs niet kan verkrijgen, ondanks het feit dat hij daartoe al het nodige heeft gedaan. Dat een belanghebbende "al het nodige" heeft ondernomen een "primair" bewijsdocument te verkrijgen, houdt in dat de belanghebbende moet aantonen d.m.v. correspondentie dat hij niet slechts achteraf (na de uitvoer) moeite heeft gedaan het benodigde bewijsdocument te verkrijgen, maar ook op voorhand passende maatregelen heeft getroffen om de benodigde bewijsdocumenten te verkrijgen. Uit de correspondentie tussen de afnemer en de belanghebbende (indien van toepassing ook correspondentie tussen de afnemer en de douane van het land van bestemming of de CTF moet tevens de reden blijken waarom de benodigde primaire bewijsdocumenten niet overgelegd kunnen worden. Onder het op voorhand treffen van passende maatregelen kan worden verstaan: • het contractueel vastleggen van de verplichting voor de afnemer om aan de belanghebbende één van de primaire bewijsdocumenten te leveren; • het met betrekking tot de onderhavige transactie op andere wijze schriftelijk vastleggen van de verplichting voor de afnemer aan de belanghebbende één van de primaire bewijsdocumenten te leveren; • bij het niet ontvangen van de documenten expliciet rappelleren bij de afnemer en de noodzaak van toezending van de bewijsdocumenten benadrukken. Buiten het feit dat het "primaire" bewijs niet kan worden verkregen, kan er ook twijfel zijn over de echtheid van het overgelegde "primaire" bewijsdocument. Ook in deze gevallen zullen de PVE om nadere bewijsstukken vragen. In deze gevallen kan het bewijs dat de douaneformaliteiten voor de invoer zijn vervuld, worden geleverd door overlegging van één of meer van de volgende "secundaire" (vervangende) bewijsdocumenten: • een kopie van het in het derde land of in één van de derde landen, waarvoor de restitutie is vastgesteld, afgegeven of geviseerde lossingdocument; • een verklaring van lossing die door een in het land van bestemming gevestigde of voor dat land bevoegde officiële instantie van één van de lidstaten is afgegeven, overeenkomstig de bepalingen en volgens het model in bijlage 4, waaruit bovendien blijkt dat het product de plaats van lossing heeft verlaten of dat het, voorzover deze instantie bekend is, met het oog op wederuitvoer niet opnieuw is verladen; • een verklaring van lossing, opgesteld door een CTF die is erkend volgens de bepalingen in hoofdstuk III van bijlage 2, volgens het model in bijlage 5, waaruit bovendien blijkt dat het product de plaats van lossing heeft verlaten of dat het, voorzover deze firma bekend is, met het oog op wederuitvoer niet opnieuw is verladen. Een overzicht van de erkende CTF’s vindt u op de internetsite van de PVE: www.pve.nl. • een door een in de EU gevestigde erkende tussenpersoon afgegeven bankdocument, waaruit blijkt dat, wanneer het Algerije, Burundi, Equatoriaal-Guinea, Kenia, Lesotho, Malawi, Santa-Lucia, Senegal of, Tanzania betreft, op de rekening die de exporteur bij de erkende tussenpersoon heeft lopen, het bedrag voor de betrokken uitvoer is gecrediteerd; • een door een officiële instantie van het betrokken derde land afgegeven verklaring van overname, wanneer het om een aankoop door dat land of door een officiële instantie van dat land of om een voedselhulptransactie gaat; • een verklaring van overname die is afgegeven door een internationale organisatie of door een humanitaire organisatie die is erkend door de lidstaat van uitvoer wanneer het om een voedselhulptransactie gaat; • een verklaring van overname door een instantie van een derde land waarvan voor de toepassing van artikel 47 van Verordening (EG) Nr. 376/2008 inschrijvingen kunnen worden aanvaard, ingeval het een aankoop door die instantie betreft (zogenaamde “tenders”). Voor producten die worden uitgevoerd met als bestemming: • in een derde land gestationeerde legereenheden die onder een lidstaat of onder een internationale organisatie waarvan ten minste één lidstaat deel uitmaakt, ressorteren,
17
een in een derde land gevestigde internationale organisatie waarvan ten minste één lidstaat deel uitmaakt, • in een derde land gevestigde diplomatieke vertegenwoordigingen, en waarvoor de exporteur de primaire of secundaire bewijsstukken niet kan overleggen, kan het bewijs van betaling van de producten en een door de geadresseerde legereenheid, internationale organisatie of diplomatieke vertegenwoordiging in het derde land afgegeven verklaring van overname worden overgelegd. •
In paragraaf 7.6 en in bijlage 2 staan de voorwaarden voor erkenning van een CTF beschreven. 7.6
Erkenningvoorwaarden voor CTF’s en officiële agentschappen in derde landen
7.6.1 Erkenning van een CTF Een CTF moet zijn erkend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar ze statutair gevestigd is. In Nederland is dat het Hoofdproductschap Akkerbouw in Den Haag. Een CTF kan, op eigen verzoek, worden erkend voor een periode van 3 jaar als ze voldoet aan de in bijlage 2 vermelde voorwaarden. Elke 3 jaar moet een nieuwe erkenning aangevraagd worden, waarbij gecontroleerd wordt of de CTF nog aan de voorwaarden voldoet. Verklaringen die zijn afgegeven door een CTF die door één lidstaat erkend is, mogen door alle lidstaten geaccepteerd worden. Het is mogelijk dat een CTF in de erkenning slechts gemachtigd wordt tot afgifte van verklaringen over de aankomst van de producten in een bepaald aantal derde landen. 7.6.2 Schorsing van de erkenning van een CTF Een CTF moet een aantal voorschriften in acht nemen, die in hoofdstuk II punt 1 van bijlage 2 staan genoemd. Als een CTF zich niet heeft gehouden aan één of meer van deze voorschriften, zal de lidstaat de erkenning van de CTF intrekken voor de periode die nodig is om deze situatie recht te zetten. De lidstaat die een CTF heeft erkend, controleert verder of de prestaties en het optreden van de CTF voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk II punt 2 van bijlage 2. 7.6.3 Intrekking van de erkenning van een CTF De lidstaat zal de erkenning van een CTF onmiddellijk intrekken als: • een CTF niet langer voldoet aan de voorwaarden voor erkenning (hoofdstuk I van bijlage 2), of • als een CTF herhaaldelijk en systematisch onjuiste verklaringen heeft afgegeven. De intrekking kan volledig zijn of beperkt tot bepaalde onderdelen van de activiteiten van een CTF, afhankelijk van de aard van de geconstateerde tekortkomingen. Een CTF kan tot een groep van bedrijven behoren. Als een lidstaat de erkenning van een CTF van die groep intrekt, schorsen de lidstaten die de andere CTF’s van dezelfde groep hebben erkend, de erkenning van deze CTF’s voor maximaal 3 maanden. In die periode kan onderzocht worden of bij de andere CTF’s van de groep dezelfde problemen voorkomen. Een lidstaat die een erkenning intrekt of schorst, meldt dit onmiddellijk aan de andere lidstaten en aan de Europese Commissie, met vermelding van de reden van de intrekking of de schorsing van de erkenning. Zulke meldingen gebeuren via een centrale instantie per lidstaat; in Nederland is dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
18
7.6.4 Weigeren van een verklaring van een CTF Als een CTF een verklaring, als bedoeld in paragraaf 7.4 en 7.5 van deze circulaire, afgeeft na de datum van intrekking of schorsing van de erkenning, is de verklaring ongeldig. Als de PVE in een verklaring een onregelmatigheid of gebrek vaststellen, zal deze verklaring niet worden aanvaard. Als het een verklaring betreft van een door een andere lidstaat erkende CTF, zal LNV dit melden aan de lidstaat die de CTF heeft erkend. 7.6.5 Voorwaarden voor verklaringen van officiële agentschappen in derde landen Het officiële agentschap kan de verklaring van lossing uitsluitend afgeven op basis van één of meer van de volgende documenten: • douanedocumenten van invoer, met inbegrip van een computeruitdraai, indien deze als dusdanig is erkend; • nationale havendocumenten en andere door een officiële instantie afgegeven documenten; • verklaring van de kapitein of van het transportbedrijf; • andere door de importeur verstrekte ontvangstbewijzen. Het officiële agentschap dat verklaringen van lossing afgeeft, houdt een register en de dossiers van alle afgegeven verklaringen bij, waarin wordt genoteerd op basis van welke documenten de verklaringen zijn afgegeven. 7.7
Vereenvoudigde bewijsregeling
Voor een transactie, waarvoor één of meerdere aangiften ten uitvoer zijn opgemaakt die recht geven op een restitutie waarvan het gedifferentieerde gedeelte niet meer is dan de onderstaande bedragen, kunnen de PVE toestaan dat voor de uitbetaling van de restitutie wordt volstaan met het bewijs van het verlaten van de EU en het bewijs van vervoer. De hoogte van het gedifferentieerde deel van het restitutiebedrag per transactie mag dan echter niet meer bedragen dan: • 2.400 euro, voor uitvoer naar; Noorwegen Helgoland Albanië Oekraïne IJsland Andorra Rusland Kroatië Armenië Servië Liechtenstein Azerbeidzjan Turkije Macedonië Bosnië-Herzegovina Vaticaanstad Marokko Ceuta en Melilla Wit-Rusland Moldavië Georgië Zwitserland Montenegro Gibraltar •
12.000 euro, voor uitvoer naar andere landen.
De PVE passen deze bepaling toe op voorwaarde dat de exporteur verklaart dat er daadwerkelijk sprake is van invoer van de producten in het derde land van bestemming. Exporteurs die van deze mogelijkheid gebruik willen maken, moeten op de aangifte ten uitvoer een speciale vermelding invullen. Wanneer een exporteur de aangifte ten uitvoer bewust splitst met als doel het leveren van het bewijs van invoer te omzeilen, vervalt het recht op restitutie en moet de restitutie worden terugbetaald of afgewezen, tenzij de exporteur voor de betrokken producten alsnog invoerbewijzen levert (zie paragrafen 7.4 en 7.5). Op de aangifte ten uitvoer moet één van de volgende vermeldingen worden aangebracht: a) "Invoer in land bestemming"; b) "Geen invoer in land bestemming". ad a) " Invoer in land bestemming"
19
Door het aanbrengen van deze vermelding geeft de exporteur te kennen dat: • op het tijdstip van de aangifte reeds zekerheid bestaat dat de desbetreffende zending in het land van bestemming zal worden ingevoerd, en • aanspraak wordt gemaakt op het naar bestemming gedifferentieerde deel van de restitutie en dat het bewijs daarvan kan worden verkregen. De PVE betalen in dit geval de voor de aangegeven bestemming geldende restitutie uit na ontvangst van: • de door de douane behandelde aangifte; • het vervoerbewijs; • het bewijs dat de producten het douanegebied van de EU hebben verlaten. Een exporteur die deze vermelding op de aangifte zet, moet er rekening mee houden dat de PVE steekproefsgewijs een controle hierop uitvoeren. In dat geval ontvangt de exporteur een schriftelijk verzoek van de PVE om naast het bewijs van verlaten EU en het bewijs van vervoer, de factuur en het bewijs van betaling te overleggen. Wanneer de exporteur de laatstgenoemde documenten niet kan overleggen, kan uiteraard ook worden volstaan met het bewijs van invoer genoemd onder de paragrafen 7.4 en 7.5. ad b) "Geen invoer in land bestemming" Door het aanbrengen van deze vermelding geeft de exporteur te kennen geen aanspraak te maken op het naar bestemming gedifferentieerde deel van de restitutie. In dit geval betalen de PVE het laagste van toepassing zijnde restitutiebedrag voor dat product uit. Wanneer voor het betreffende product voor één of meerdere landen geen restitutie is vastgesteld, dan is het laagst vastgestelde restitutiebedrag “0”. Wanneer bij uitvoer van producten geen van de eerder genoemde vermeldingen op de aangifte is aangebracht, is de uitbetaling van het naar bestemming gedifferentieerde deel van de restitutie mede afhankelijk van de overlegging van het voorgeschreven bewijs van invoer in het derde land van bestemming. 7.8 Elektronische importbewijzen derde landen Als een douanedienst van een derde land een elektronische werkwijze hanteert bij het vervullen van de douaneformaliteiten bestaat sinds 2 september 2007, de mogelijkheid tot het indienen van een elektronisch bewijs daarvan. Hiertoe kan een print van deze gegevens worden geaccepteerd als bewijs dat de douaneformaliteiten voor invoer zijn vervuld. Voorwaarde is dat de print voor eensluidend is gewaarmerkt door: • de instantie die het origineel heeft geviseerd of de gelijkwaardige informatie elektronisch heeft geregistreerd of; • een officiële dienst van het betrokken derde land of; • een officiële dienst van een lidstaat in het betrokken derde land of; • een met betaling van de restitutie belast orgaan. 7.9
Perifere restitutiezone Een perifere restitutiezone omvat alle bestemmingen waarvoor hetzelfde gedifferentieerde gedeelte van de restitutie geldt, voor zover dat niet gelijk is aan nul. Voor lossing van goederen in een perifere restitutiezone is het sinds 2 september 2007 mogelijk om gebruik te maken van de bewijsvrije marges van 2.400 euro en 12.000 euro. Hier is een aantal uitzonderingen op. De in de onderstaande tabel vermelde producten en bestemmingen zijn uitgesloten van de perifere restitutiezone. U kunt hiervoor dus ook geen verzoek indienen voor gebruikmaking van vereenvoudigde bewijsvoering.
20
Rund- en kalfsvlees: alle producten Pluimvee - pluimveevlees - eendagskuikens van de GN code 0105 11 Eieren
Alle bestemmingen Alle bestemmingen Verenigde Staten van Amerika, Canada, Mexico - consumptie-eieren in de schaal van restitu- Japan, Rusland, China, Taiwan tiecode 0407 00 30 9000 - broedeieren van de restitutiecodes 0407 Verenigde Staten van Amerika, Ca00 11 9000 en 0407 00 19 9000 nada, Mexico
Naast de reeds bestaande mogelijkheid gebruik te maken van de bewijsvrije marges van 2.400 euro en 12.000 euro, geldt deze mogelijkheid met ingang van 2 september 2007 ook voor lossing van goederen in een haven in een perifere restitutiezone. Dit is alleen van toepassing als: • de producten in containers over zee vervoerd worden naar de haven van lossing; • de bestemming op het vervoersdocument overeenkomt met de bestemming die is vermeld in de aangifte ten uitvoer of overeenkomt met een haven die normaal wordt gebruikt voor het lossen van producten met de bestemming die is vermeld in de aangifte ten uitvoer. In dit geval is het land van bestemming een zogenaamd ‘hinterland’, een derde land zonder eigen zeehaven, waarvoor gebruik wordt gemaakt van de zeehaven van een ander derde land; • als de exporteur een kopie of fotokopie van het vervoersdocument overlegt in combinatie met lossingsdocument of een verklaring van lossing, zoals bedoeld in paragraaf 7.4. Voor deze documenten kan gebruik worden gemaakt van Tracking & Tracing, (zie paragraaf 7.10); • de exporteur toestemming heeft van de PVE om van deze uitzondering gebruik te maken. Het toestemmingsnummer moet in de restitutieaanvraag vermeld worden. Om gebruik te kunnen maken van de vereenvoudiging van bewijslast voor lossing van producten in een perifere restitutiezone heeft u toestemming nodig van de PVE. In bijlage 9 is een aanvraagformulier opgenomen. Voor het verkrijgen van toestemming moet u aan de volgende voorwaarden voldoen: • u staat geregistreerd bij de PVE; • u voert een goed controleerbare administratie; • u heeft in de afgelopen drie jaar geen poging gedaan om opzettelijk het bewijs van invoer te omzeilen door het splitsen van uitvoerzendingen of het verleggen van handelsstromen. U kunt echter ook de PVE verzoeken om de nieuwe bewijsvormen te accepteren bij dossiers waarvoor de (laatste aanvullende) termijnen voor het indienen van bewijs nog niet zijn verstreken. U kunt uw verzoek faxen naar Team In- en uitvoer, fax nr. (079) 368 7181 ter attentie van dhr. J. van Schendel onder vermelding van het dossier waarvoor u het verzoek indient. Als de toestemming wordt verleend, ontvangt u een toestemmingsnummer. Dit nummer moet u vermelden op de restitutieaanvragen waarvoor u van deze uitzondering gebruik wilt maken. Wij wijzen u er op dat zonder het vermelden van dit nummer deze uitzondering niet kan worden toegepast. De toestemming geldt voor een periode van drie jaar. Als blijkt dat de producten niet in het land van bestemming worden ingevoerd of als de goederen niet worden gelost in de perifere restitutiezone van bestemming, wordt de vergunning ingetrokken en wordt u voor drie jaar uitgesloten van deelname aan het vereenvoudigde bewijsregime. 7.10 Tracking & Tracing (T&T) Als voor het containervervoer over zee gebruik wordt gemaakt van elektronische volg- en opsporingssystemen kunnen deze gegevens gebruikt worden als bewijsmateriaal. Wilt u gebruik
21
maken van T&T, dan raden wij u aan contact op te nemen met dhr. John van Schendel van het Cluster In- en uitvoer: (079) 368 7114. De mogelijkheden voor het gebruik van T&T zijn: • het systeem levert informatie op die gelijk is aan die in de vervoersdocumenten. De PVE accepteren als kopie of fotokopie van het vervoersdocument; • het systeem levert niet alleen informatie die gelijk is aan vervoersdocumenten, maar geeft ook aan of de goederen gelost zijn. De PVE accepteren de informatie als bewijs van lossing. Als u gebruik wilt maken van T&T, handelt u als volgt: • u verzoekt de scheepvaartmaatschappij de PVE toegang te verschaffen tot haar systeem, zodat de PVE de vervoers- en/of lossingsinformatie kan beoordelen; • als het systeem voldoet, wordt de scheepvaartmaatschappij erkend. Heeft de scheepvaartmaatschappij al een erkenning in een andere lidstaat, dan volstaat het overleggen van een kopie van de erkenning aan de PVE; • er moet een verklaring opgesteld worden door exporteur, scheepvaartmaatschappij en de PVE waarin de samenwerking wordt vastgelegd. 7.11 Invoer in ongewijzigde staat vindt niet (tijdig) plaats De exporteur verliest zijn recht op restitutie, als wordt vastgesteld dat: • het uitgevoerde product is vernietigd of ernstig beschadigd, voordat het in het derde land op de markt is gebracht, of • het product 12 maanden na de dag van aangifte ten uitvoer nog onder douaneregeling in een derde land ligt opgeslagen (het is mogelijk om deze termijn te verlengen; zie paragraaf 10.5). In bovengenoemde gevallen zal geen restitutie worden toegekend of de restitutie zal, wanneer deze al is uitbetaald, worden teruggevorderd.
8
Restitutiebetaling
8.1 Restitutiebetaling Zodra met het T5 het verlaten van de EU is aangetoond, volgt betaling van de basisrestitutie (dit is het laagste vastgestelde restitutiebedrag voor een product en kan ook nul zijn). Bij gedifferentieerde restitutie wordt de basisrestitutie minus een korting van 20% over het verschil tussen de hogere restitutie en de basisrestitutie betaald. Om in aanmerking te komen voor een hogere restitutie (wanneer die is vastgesteld) dan de basisrestitutie, zal naast het bewijs van het verlaten van de EU (T5), ook het bewijs van vervoer naar en invoer in het land van bestemming moeten worden geleverd. Bij ontvangst van deze bewijzen zal worden overgegaan tot uitbetaling van de hogere restitutie. De PVE betalen de restitutie binnen 3 maanden na ontvangst van het complete restitutiedossier. 8.2 Voorschot van restitutie De restitutie bij uitvoer naar derde landen wordt pas uitbetaald als aan alle voorwaarden is voldaan. Er kan dus enige tijd overheen gaan voordat de exporteur de restitutie krijgt uitbetaald. Om de financiering van een uitvoertransactie te vergemakkelijken, kan de exporteur onder bepaalde voorwaarden een voorschot op de restitutie krijgen. Een voorwaarde hierbij is dat de exporteur een zekerheid (in de vorm van een bankgarantie) stelt voor 110% van het als voorschot te betalen bedrag. Deze zekerheid dient als waarborg dat de restitutie wordt terugbetaald, wanneer wordt vastgesteld dat de exporteur geen recht had op restitutie of op een lager bedrag dan het voorgeschoten bedrag. Het meest gebruikelijk is om de zekerheid in de vorm van een bankgarantie te stellen Een model bankgarantie treft u
22
aan als bijlage 8. Voor meer informatie over het stellen van zekerheid kunt u contact opnemen met Team Info: (079) 368 71 01/02/03/04. De voorschotregeling is van toepassing op alle producten waarvoor een restitutiebedrag is vastgesteld. De exporteur die gebruik maakt van de voorschotregeling moet vanzelfsprekend voldoen aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van restitutie. Het insturen van de diverse bewijsdocumenten dient bij deelname aan de voorschotregeling dan niet om restitutie te verkrijgen, maar om de gestelde zekerheid vrij te krijgen. Om deel te kunnen nemen aan de voorschotregeling moet de exporteur éénmalig een “model verklaring deelname voorschotregeling” indienen bij de PVE, ter attentie van Team In- en Uitvoer (zie bijlage 6). Uitsluitend origineel ondertekende verklaringen worden geaccepteerd. Een per fax ingediende verklaring moet met een origineel ondertekende verklaring worden bevestigd. Het voorschot wordt uitbetaald zodra de PVE de aangifte ten uitvoer heeft ontvangen. De exporteur moet op de aangifte ten uitvoer aangeven al dan niet in aanmerking te willen komen voor een voorschot op de restitutie. De zekerheid wordt vrijgegeven als uit het overgelegde bewijs blijkt dat de exporteur recht had op het voorgeschoten bedrag. De hiervoor te overleggen bewijzen en termijnen waarbinnen dit moet gebeuren zijn dezelfde als bij een uitvoer zonder aanvraag van een voorschot. Als het voorschot hoger is dan het bedrag aan restitutie waarop recht bestaat, dan moet de exporteur het verschil verhoogd met 10% (boete) terugbetalen. Ditzelfde geldt als de exporteur niet of niet tijdig het bewijs levert ten behoeve van het recht op restitutie. Wanneer een product, als gevolg van een door derden ten nadele van de exporteur begane onregelmatigheid, de bestemming waarvoor het voorschot was berekend niet bereikt, hoeft de 10% verhoging niet te worden betaald onder de navolgende voorwaarden: • de exporteur heeft de PVE op eigen initiatief onmiddellijk schriftelijk op de hoogte gebracht, en • het restitutievoorschot wordt onmiddellijk terugbetaald. Deze bepaling geldt niet wanneer de bevoegde autoriteiten de exporteur al op de hoogte hebben gebracht dat zij voornemens zijn een controle uit te voeren of wanneer de exporteur op een andere manier op de hoogte was van het feit dat de bevoegde autoriteiten voornemens waren een controle uit te oefenen. De verschuldigde rente voor de periode tussen ontvangst en de terugbetaling van het voorschot moet wel betaald worden. 8.3
GATT-sanctie
Bij indiening van de aanvraag voor een uitvoercertificaat moet de aanvrager het land van bestemming opgeven. Het is niet verplicht naar deze bestemming uit te voeren, tenzij deze verplichting op het uitvoercertificaat staat aangegeven. Voor de uitbetaling van de restitutie kan afwijking van de opgegeven bestemming gevolgen hebben. Dit kan zich met name voordoen bij naar bestemming gedifferentieerde restitutie. 8.3.1 Hogere bestemming Wanneer de uitvoer plaatsvindt naar een bestemming waarvoor een hogere restitutie geldt dan die waarvoor was voorgefixeerd, dan wordt slechts de lagere voorgefixeerde restitutie uitbetaald.
Voorbeeld
23
Voorfixatie bestemming A: Uitvoer bestemming B: Uitbetaald wordt:
100 euro 120 euro 100 euro
8.3.2 Lagere bestemming Wanneer de uitvoer plaatsvindt naar een bestemming waarvoor een lagere restitutie geldt dan die waarvoor was voorgefixeerd, dan wordt de lage restitutie minus 20% van het verschil tussen de voorgefixeerde restitutie en de lagere restitutie uitbetaald. De verlaging van 20% wordt wel GATT-sanctie genoemd. Voorbeeld Voorfixatie bestemming A: Uitvoer bestemming B: Uitbetaald wordt 80 - (20% van (100 - 80)):
100 euro 80 euro 76 euro
Let wel: bovenvermelde GATT-sanctie is niet van toepassing bij uitvoer van ontbeend vlees van volwassen mannelijke runderen (zogenaamd attestvlees) dat in het kader van de regeling ’douaneopslag vóór uitvoer’ wordt opgeslagen.
9 Proviandering Bij de regeling proviandering wordt onderscheid gemaakt tussen: • rechtstreekse leveringen in Nederland, anders dan via een erkend bevoorradingsdepot in Nederland; • levering in een andere lidstaat, al dan niet via een aldaar gelegen bevoorradingsdepot; • levering via een erkend bevoorradingsdepot in Nederland; • proviandering in derde landen. In het kader van proviandering kan in een aantal gevallen gebruik worden gemaakt van een maandopgave door middel van zogenaamde Staten Proviandering. Het deelnemen aan deze maandstaatprocedure is alleen toegestaan voor proviandeurs, aan wie op verzoek een "toestemming" is verleend door de Voorzitter van het Hoofdproductschap Akkerbouw. Deze maandstaatprocedure geldt niet voor proviandering in derde landen. Voor leveranties via een erkend bevoorradingsdepot in Nederland is een erkenning als depothouder vereist; ook deze wordt door de Voorzitter van het Hoofdproductschap Akkerbouw verleend (persoonlijke erkenning). Daarnaast is een erkenning van het depot vereist. Die wordt verleend door de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen binnen wiens ambtsgebied het depot zich bevindt (zakelijke erkenning). Nadere informatie en de in deze paragraaf genoemde "Staten Proviandering" zijn op verzoek bij de PVE verkrijgbaar.
10
Termijnen en overschrijding daarvan
10.1 Termijnen Zoals in de voorgaande hoofdstukken is vermeld, moet de exporteur een aantal vastgestelde termijnen in acht nemen. Overschrijding van deze termijnen heeft gevolgen voor de hoogte van de restitutie. Voor de goede orde zijn diverse termijnen hieronder opgesomd. • • • • •
28-dagen termijn ingeval van overlading; 60-dagen termijn voor verlaten douanegebied EU; opslagtermijn voor sommige producten in de regeling ‘douaneopslag vóór uitvoer’; 12-maanden termijn voor invoer in het derde land in geval van gedifferentieerde restitutie; 12-maanden termijn voor het indienen van het restitutiedossier bij de PVE.
24
Deze termijnen beginnen na de dag van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer. 10.2 Gevolgen van het overschrijden van de 28-dagen termijn Het betreft hier de termijn zoals opgenomen bij "wel of geen overlading" (hoofdstuk 6). Wanneer de 28-dagen termijn wordt overschreden is, net als bij overschrijding van onder andere de 60-dagen termijn, het zogenaamde proportionaliteitsbeginsel van toepassing. Dit houdt in dat de restitutie wordt gekort naar rato van het aantal dagen dat de termijn is overschreden. Bij het overschrijden van de 28-dagen termijn worden, wanneer ook de 60-dagen termijn is overschreden, de volgende kortingen toegepast: • 15%, als sanctie op de termijnoverschrijding en • 5% van de resterende 85% per dag overschrijding (= per dag 4,25% van de aangevraagde restitutie). Als de oorspronkelijke termijn van 60 dagen voor het verlaten van de EU niet wordt overschreden, is er recht op het volledige restitutiebedrag. 10.3 Gevolgen van het overschrijden van de 60-dagen termijn De producten moeten binnen 60 dagen vanaf de dag van aangifte ten uitvoer het douanegebied van de EU hebben verlaten (hoofdstuk 5). Wanneer de termijn van 60 dagen wordt overschreden, wordt de te betalen restitutie proportioneel verlaagd met: • 15%, als sanctie op de termijnoverschrijding en • 5% van de resterende 85% per dag overschrijding. 10.4 12-maanden termijn voor invoer in derde land van bestemming De producten moeten binnen 12 maanden na de datum waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard, in ongewijzigde staat in het derde land zijn ingevoerd (hoofdstuk 7). Wanneer de termijn van 12 maanden wordt overschreden, dan wordt de restitutie proportioneel verlaagd met: • 15%, als sanctie op de termijnoverschrijding, en • 2% van de resterende 85% per dag overschrijding (= per dag 1,7% van de aangevraagde restitutie). Deze termijn kan onder nadere voorwaarden worden verlengd. Een schriftelijke verzoek voor de verlenging van deze termijn moet vóór het verstrijken van de termijn van 12 maanden bij de PVE zijn ontvangen. 10.5 Verlenging 12-maanden termijn voor invoer in derde land van bestemming Als het niet mogelijk blijkt een partij in ongewijzigde staat in het derde land in te voeren binnen de termijn van 12 maanden na de datum waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard, kan de exporteur vragen om een aanvullende invoertermijn. De exporteur moet dan vóór afloop van de termijn een met redenen omkleed verzoek bij de PVE indienen. Bij het verzoek moeten bewijsstukken worden meegezonden, waaruit blijkt waarom de invoer nog niet kon plaatsvinden. Omdat ieder verzoek van geval tot geval door de PVE wordt bekeken, bestaat er geen standaardtermijn voor verlenging van de termijn. De termijn kan nooit langer zijn dan de uiterste termijn die verleend is voor het indienen van het restitutiedossier (zie paragraaf 10.7). 10.6 12-maanden termijn voor het indienen van het restitutiedossier Het dossier voor de betaling van restitutie moet worden ingediend binnen 12 maanden na de dag waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard (zie paragraaf 4.4). Dit dossier bestaat voornamelijk uit de aangifte, het T5 (of vervangend bewijs en verzoek hiervoor), het vervoersdocument (ingeval van gedifferentieerde restitutie) en het bewijs van invoer in het derde land van bestemming (in geval van gedifferentieerde restitutie). Als de bewijstermijn van 12 maanden wordt overschreden, maar de bovengenoemde bewijzen alsnog worden ingediend binnen 6 maanden na afloop van de (eventueel verlengde) 12-
25
maanden termijn, dan wordt de te betalen restitutie verlaagd met 15%, als sanctie op de termijnoverschrijding. 10.7 Verlenging 12-maanden termijn voor restitutiedossier Als het bewijs van invoer in het derde land van bestemming voor het restitutiedossier niet binnen de 12-maanden termijn kan worden ingediend, kan de exporteur om een aanvullende termijn vragen. Dit moet gebeuren door een met redenen omkleed verzoek aan de PVE. Dit verzoek is ook mogelijk voor de situatie waarin het bewijs van invoer moet worden ingediend als vervanging voor een nog niet terugontvangen T5 (zie paragraaf 5.5). De 12-maanden termijn voor het indienen van de aangifte kan niet verlengd worden. 10.7.1 Eerste verlenging: 6 maanden De PVE kunnen de termijn van 12 maanden slechts verlengen als de exporteur: • het schriftelijk verzoek voor de verlenging vóór het verstrijken van de 12-maanden termijn bij de PVE indient, en • aantoont dat hij de nodige moeite heeft gedaan de desbetreffende bewijsstukken van de afnemer van de producten te verkrijgen. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van kopieën van de gevoerde correspondentie met de afnemer. Wanneer de PVE het verzoek om verlenging inwilligen, dan zal in eerste instantie een verlenging van 6 maanden worden verleend. De verlenging wordt schriftelijk bevestigd. 10.7.2 Tweede verlenging: 6 maanden Wanneer de eerste verlenging niet voldoende is, kan de exporteur een verzoek voor een tweede verlenging indienen. Voor het verlenen van deze tweede verlenging moet de exporteur: • •
een schriftelijk verzoek voor de tweede verlenging vóór het verstrijken van de eerste verlenging indienen bij de PVE, en aantonen dat hij tijdens de eerste verlenging de nodige moeite heeft gedaan de betreffende bewijsstukken van de afnemer van de producten te verkrijgen. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van kopieën van de gevoerde correspondentie met de afnemer.
Wanneer de PVE het verzoek om een tweede verlenging inwilligen, dan zal wederom een verlenging van 6 maanden worden verleend. De verlenging wordt schriftelijk bevestigd. Een verdere verlenging is niet mogelijk!!!!!!!!
11
Boetebepalingen en restitutiesancties
11.1 Algemeen Als de PVE constateren dat een exporteur een hogere restitutie heeft aangevraagd dan het voor de daadwerkelijke uitvoer geldende restitutiebedrag, dan zullen de PVE laatstgenoemd bedrag verminderen met een sanctie van: • de helft (50%) van het verschil tussen de gevraagde restitutie en de voor de daadwerkelijke uitvoer geldende restitutie, of • het dubbele (200%) van het verschil tussen de gevraagde restitutie en de voor de daadwerkelijke uitvoer geldende restitutie, als de exporteur opzettelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt. Deze sancties zijn niet van toepassing bij bestemmingswijziging (paragraaf 8.3). Bovenstaande berekening kan resulteren in een negatief bedrag. In dat geval moet de exporteur het bedrag aan de PVE betalen.
26
Als er sprake is van een door de exporteur aan de PVE verschuldigd bedrag kan er bovendien een rente van toepassing zijn, voor zover daarvoor geen zekerheid (in geval van voorschot) meer geblokkeerd staat. Wanneer de sanctie niet op tijd betaald wordt, kan ook daar rente op van toepassing zijn. Deze sancties staan los van eventuele sancties van de douane. In bijlage 7 is een aantal rekenvoorbeelden opgenomen. 11.2 Uitzondering op de toepassing van de sanctie van 50% In de gevallen waarin de PVE van oordeel zijn dat de sanctie van 50% toegepast moet worden, kan de exporteur een beroep doen op een uitzonderingssituatie. De volgende uitzonderingsgevallen zijn voorzien: • overmacht; • uitzonderlijke gevallen, waarin de exporteur onmiddellijk nadat hem duidelijk is geworden dat hij een te hoge restitutie heeft gevraagd, op eigen initiatief de PVE schriftelijk daarvan in kennis stelt, tenzij de PVE de exporteur hebben medegedeeld dat zij voornemens zijn de aanvraag te onderzoeken, of de exporteur langs andere weg kennis van dit voornemen heeft gekregen of de PVE reeds hebben vastgesteld dat de restitutie onjuist was; • een duidelijke vergissing wat de gevraagde restitutie betreft; • in geval van aanpassingen van het gewicht, waarbij de gewichtsafwijking veroorzaakt is door een verschil in de gebruikte weegmethode. In alle gevallen beslissen de PVE over het beroep dat op deze uitzonderingen gedaan kan worden. 11.3 Wie moet de sanctie betalen? De exporteur die vermeld staat op het document waarmee de restitutie is aangevraagd, is aansprakelijk voor de terug te betalen restitutie, het sanctiebedrag en eventueel de rente. Als de PVE de restitutie op verzoek van de exporteur aan een derde hebben uitbetaald, de zogeheten begunstigde, dan heeft deze dezelfde aansprakelijkheid, met als maximum het totaalbedrag dat de begunstigde voor die transactie van de PVE heeft ontvangen.
12
Bijzonderheden
12.1 Algemeen De PVE kunnen voor alle restituties aanvullende bewijzen eisen waaruit moet blijken dat het product daadwerkelijk op de markt is gebracht in een derde land van invoer of daar een ingrijpende be- of verwerking heeft ondergaan. 12.2 Overmacht In de restitutieverordening is de mogelijkheid opgenomen dat beroep op overmacht gedaan kan worden. Wanneer de betrokkene meent dat een beroep op overmacht gerechtvaardigd is, dan moet hiertoe een schriftelijk verzoek aan de PVE, ter attentie van de afdeling Juridische Zaken worden gedaan. In dit verzoek moet gemotiveerd de reden van het verzoek worden weergegeven, waarbij tevens de eventueel beschikbare bewijsstukken dienen te worden gevoegd. Na toetsing van het verzoek door de PVE wordt het resultaat hiervan schriftelijk aan de betrokkene medegedeeld. 12.3 Bezwaar Wanneer u het niet eens bent met een door de PVE genomen (vaak financieel) besluit, kunt u daartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) schriftelijk bezwaar maken. Aan het maken van bezwaar zijn bepaalde voorwaarden gesteld. De voornaamste voorwaarde is het tijdig, dat wil zeggen binnen 6 weken na de datum van het besluit, indienen van het be-
27
zwaar. Daarnaast dient u, onder andere, de redenen aan te geven waarom u het niet eens bent met het besluit van de PVE. Mocht u niet in staat zijn binnen 6 weken aan te geven waarom u het niet eens bent met een besluit van de PVE, dan kunt u een zogenaamd pro-forma bezwaar indienen. Een pro-forma bezwaar moet u wel tijdig, dat wil zeggen binnen 6 weken, indienen. In de ontvangstbevestiging van het bezwaar staat vermeld binnen welke termijn u de redenen alsnog kunt aangeven. Het bezwaarschrift kunt u richten aan de PVE, afdeling Juridische Zaken. Na ontvangst van het bezwaar wordt u nader geïnformeerd over de verdere procedure en behandeling van het bezwaar. Tegen de beslissing op het bezwaar staat vervolgens beroep open bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
28
bijlage 1
Douanegebied van de EU Het douanegebied van de EU omvat: • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
het grondgebied van het Koninkrijk België; het grondgebied van Bulgarije; het grondgebied van de Republiek Cyprus; het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken, met uitzondering van de Faeröer en Groenland; het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland, met uitzondering van het eiland Helgoland en het grondgebied van Büsingen; het grondgebied van de Republiek Estland; het grondgebied van de Republiek Finland; het grondgebied van de Franse Republiek, met inbegrip van Monaco, de overzeese gebieden (Réunion, Guadeloupe, Martinique en Frans Guyana), St. Pierre en Miquelon en van Mayotte; het grondgebied van de Helleense Republiek (Griekenland); het grondgebied van de Republiek Hongarije; het grondgebied van Ierland; het grondgebied van de Italiaanse Republiek, met uitzondering van de gemeenten Livigno en Campione d’Italia, alsmede van de nationale wateren van het Meer van Lugano vanaf de oever tot aan de politieke grens van de zone tussen Ponte Tresa en Porto Ceresio; het grondgebied van de Republiek Letland; het grondgebied van de Republiek Litouwen; het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg; het grondgebied van de Republiek Malta; het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden in Europa; het grondgebied van de Republiek Oostenrijk; het grondgebied van de Republiek Polen; het grondgebied van de Portugese Republiek, met inbegrip van de Azoren en Madeira; het grondgebied van Roemenië; het grondgebied van de Republiek Slovenië; het grondgebied van de Slowaakse Republiek; het grondgebied van het Koninkrijk Spanje, met inbegrip van de Balearen en de Canarische Eilanden, met uitzondering van Ceuta en Melilla; het grondgebied van de Tsjechische Republiek; het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, alsmede de Kanaaleilanden en het eiland Man; het grondgebied van het Koninkrijk Zweden.
bijlage 2
Voorwaarden voor de erkenning van en de controle op CTF’s door de lidstaten [BIJLAGE VI bij Verordening (EG) Nr. 800/1999] Hoofdstuk I Voorwaarden voor erkenning a) De CTF moet rechtsbevoegdheid hebben en moet zijn ingeschreven in het handelsregister van de verantwoordelijke lidstaat. b) In de statuten van de CTF moet de controle en het toezicht op landbouwproducten op internationaal niveau als één van de doelstellingen zijn vermeld. c) De CTF moet een internationaal werkterrein hebben, teneinde overal in de wereld certificeringstaken te kunnen uitvoeren, hetzij via in derde landen gevestigde dochterbedrijven en/of door bij de lossingswerkzaamheden zelf aanwezig te zijn met eigen bezoldigde inspecteurs uit het dichtstbijzijnde regionale kantoor of uit het nationale kantoor in de Gemeenschap of met plaatselijke vertegenwoordigers die onder het toezicht van de CTF staan. De in de vorige alinea bedoelde dochterbedrijven moeten voor meer dan de helft van het kapitaal eigendom zijn van de CTF. Indien buitenlands bezit van het kapitaal in het betrokken derde land krachtens de nationale wetgeving echter wordt beperkt tot 50% of minder, volstaat de effectieve controle van het dochterbedrijf om aan het bepaalde in de vorige alinea te voldoen. Deze effectieve controle moet worden bewezen aan de hand van passende middelen zoals, inzonderheid, het bestaan van een beheersovereenkomst, de samenstelling van de raad van bestuur en de directie of soortgelijke overeenkomsten. d) De CTF moet aantonen dat het over ervaring op het gebied van de controle en het toezicht op landbouwproducten en levensmiddelen beschikt. Deze ervaring moet worden aangetoond door overlegging van bewijzen betreffende inspecties die in de voorbije drie jaren zijn uitgevoerd of nog in uitvoering zijn. Deze referenties moeten informatie over het type van de uitgevoerde controles (aard, hoeveelheid producten, plaats van inspectie, enzovoorts) en de namen en adressen van de instanties die informatie over de aanvrager kunnen verstrekken, bevatten. e) De CTF moet voldoen aan de eisen die zijn bepaald in de Europese norm EN 45011, punten 4.1.1, 4.1.2, 4.1.4, 4.2.a) tot en met p), 4.4, 4.5, 4.7, 4.8.1.b) tot en met f), 4.8.2, 4.9.1, 4.10, 5, 7, 9.4. f)
De financiële situatie van de CTF (kapitaal, omzet, enz.) moet gezond zijn. Bewijzen van haar financiële gezondheid, alsmede de jaarrekeningen van de afgelopen drie jaren, met de balans, de winst- en verliesrekening en, indien wettelijk voorgeschreven, de accountantsverklaring en het directieverslag, moeten worden overgelegd.
g) De administratieve organisatie van de CTF moet een „interne auditeenheid” omvatten, die de nationale autoriteiten moet bijstaan bij hun controle en inspectie van de erkende CTF’s.
I
bijlage 2 Hoofdstuk II 1. Prestatieverplichtingen van de CTF's De afgifte van verklaringen door de erkende CTF's vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van deze laatste en volgens de regels van het beroep. De erkende CTF's moeten bij hun werkzaamheden aan de volgende voorwaarden voldoen: a) zij moeten alle mogelijke controles uitvoeren om de identiteit en het gewicht van de in de verklaringen vermelde producten te controleren; b) de directie van de CTF moet op passende wijze toezicht houden over de door het personeel van het bedrijf in de derde landen van bestemming uitgevoerde controles; c) de CTF's moeten van elke afgegeven verklaring een dossier bijhouden waarin bewijzen van de controlewerkzaamheden die zijn uitgevoerd om tot de in het certificaat vermelde conclusies te komen, zijn opgenomen (controles van de hoeveelheden en documenten, enzovoorts). De dossiers van de afgegeven verklaringen moeten gedurende ten minste vijf jaar worden bewaard; d) de erkende CTF's moeten de lossingwerkzaamheden controleren met hun eigen, voldoende gekwalificeerd personeel in vaste dienst of met plaatselijke, in het land van bestemming gevestigde of werkzame agenten, of door hun eigen personeel van regionale kantoren of van een nationaal kantoor in de Gemeenschap ter plaatse te sturen. Op de activiteiten van de plaatselijke agenten moet op regelmatige basis toezicht worden uitgeoefend door voldoende gekwalificeerde, permanente personeelsleden van de CTF. 2
Controle op de prestaties van de CTF's
2.1 De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de controle op de grondigheid en de adequaatheid van de door de CTF's uitgevoerde certificeringstaken. Vóór de hernieuwing van de driejarige erkenningsperiode voeren de nationale autoriteiten een controlebezoek uit in de statutaire zetel van de CTF. Wanneer er redelijke twijfel bestaat over de kwaliteit en de juistheid van de door een bepaalde CTF opgestelde verklaringen, kan de bevoegde autoriteit in de statutaire zetel van het bedrijf een controle ter plaatse uitvoeren, om zich ervan te vergewissen dat de in deze bijlage vervatte regels correct worden toegepast. Bij de controle van de CTF besteden de lidstaten bijzondere aandacht aan de werkmethodes en de operationele procedures die de CTF bij de uitvoering van haar taken toepast, en controleren zij steekproefsgewijs de dossiers betreffende in het kader van de procedure voor de betaling van restituties bij het betaalorgaan ingediende verklaringen. De lidstaten kunnen externe en onafhankelijke accountants aanstellen om de CTF's in het kader van de in deze bijlage vastgestelde procedure te controleren. De lidstaten kunnen alle andere maatregelen treffen die zij voor een adequate controle op de CTF’s noodzakelijk achten.
II
bijlage 2 2.2 De autoriteiten van de lidstaten moeten bij de controle van met verklaringen van CTF's gestaafde aanvragen voor uitvoerrestituties bijzondere aandacht schenken aan de volgende aspecten van de certificering: a) zij moeten eisen dat de uitgevoerde werkzaamheden in de verklaringen worden beschreven en zich ervan vergewissen dat de beschreven werkzaamheden volstaan om tot de in de verklaring vermelde conclusies te komen; b) zij moeten alle in de overgelegde verklaringen geconstateerde tegenstrijdigheden nader onderzoeken; c) zij moeten eisen dat de verklaringen worden afgegeven binnen een voor het betrokken geval redelijke termijn. Hoofdstuk III 1. Door erkende CTF's afgegeven verklaringen bevatten niet alleen de passende informatie die nodig is om de betrokken levering te identificeren en bijzonderheden betreffende het transportmiddel, en de data van aankomst en lossing, maar ook een beschrijving van de controles die zijn uitgevoerd en de methodes die zijn toegepast om de identiteit en het gewicht van de gecertificeerde producten te verifiëren. De door de CTF's uitgevoerde controles en verificaties moeten worden uitgevoerd bij het lossen, dat kan plaatsvinden tijdens of na het vervullen van de douaneformaliteiten voor invoer. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen mogen de controles en verificaties voor de afgifte van verklaringen worden uitgevoerd binnen zes maanden na de datum waarop de goederen zijn gelost en in de verklaring moet worden aangegeven welke handelingen zijn uitgevoerd om de feiten te verifiëren. 2. Voor verklaringen van lossing en invoer (artikel 16, lid 1, onder b)), moet de certificering ook de verificatie omvatten dat de goederen door de douanediensten voor definitieve invoer zijn ingeklaard. Bij deze controle moet een duidelijk verband blijken tussen het betrokken douanedocument van invoer of de inklaringsprocedure en de betrokken transactie. De erkende CTF's moeten onafhankelijk zijn van de partijen die bij de te controleren transactie betrokken zijn. Met name mag noch de CTF die de inspectie met betrekking tot een bepaalde transactie uitvoert, noch enige tot dezelfde groep behorende dochterfirma, aan de transactie deelnemen als exporteur, douane-expediteur, vervoerder, consignatiehouder of entrepothouder of in welke andere hoedanigheid dan ook die aanleiding tot een belangenconflict zou kunnen geven.
III
bijlage 3
Model voor de verklaring van lossing en invoer, zoals bedoeld in artikel 16, lid 2, onder c) van Verordening (EG) nr. 800/1999 en zoals genoemd in paragraaf 7.4 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Verklaring van lossing en invoer; Nr: Exporteur: EG-lidstaat van uitvoer: Land van bestemming: Beschrijving van de goederen en restitutiecode: Hoeveelheid en identificatie van de verpakking: 6.1 Brutogewicht (kg): Nettogewicht (kg): 6.2 Eenheden (indien de uitvoerrestituties zijn vastgesteld per eenheid): 6.3 Verpakkingsgegevens: De hoeveelheid bulkgoederen of het aantal en het type van de verpakkingen Containers: aantal en soort 7. Identiteit van het vervoermiddel (of van de vervoermiddelen): 7.1 Vervoersdocument(en): soort, nummer en datum 8. Plaats van lossing: 8.1 Plaats waar de controle is uitgevoerd (haven, luchthaven, spoorwegstation): 9. Datum van aankomst op de plaats van lossing: 9.1 Datum en tijd waarop met het lossen is begonnen: 9.2 Datum en tijd waarop met lossen is beëindigd: 10. Controleresultaten en –methodes 10.1 Brutogewicht (kg): Nettogewicht (kg): 10.2 Eenheden (indien de uitvoerrestituties zijn vastgesteld per eenheid): 10.3 Verpakkingsgegevens: De hoeveelheid bulkgoederen of het aantal en het type van de verpakkingen Containers: aantal en soort 10.4 Voor de controle van het gewicht toegepaste methodes: 10.5 Opmerkingen: 11. Datum en het nummer van het douanedocument van invoer: 12. Andere opmerkingen en met name, in voorkomend geval, verklaring van de reden waarom de controle op de lossing niet is uitgevoerd op het tijdstip dat de goederen zijn gelost: 13. In de verklaring moet worden vermeld: 13.1 Naam en functie van de persoon die de goederen heeft gecontroleerd 13.2 Naam, datum en plaats van handtekening, handtekening en stempel van de toezichtsfirma
bijlage 4
Model voor de verklaring van lossing en het niet opnieuw verladen voor uitvoer, afgegeven door een in het land van bestemming gevestigde of voor dat land bevoegde officiële instantie van één van de lidstaten, zoals bedoeld in artikel 16, lid 2 onder b) van Verordening (EG) nr. 800/1999 en zoals genoemd in paragraaf 7.5
Hierbij wordt bevestigd dat….(beschrijving van de goederen, hoeveelheid en verpakking) op…(datum van lossing) zijn gelost in… (plaats van lossing/naam van de stad). Bovendien wordt bevestigd dat het product de plaats van lossing heeft verlaten of, althans, dat het product, voor zover ons bekend is, achteraf niet is geladen om opnieuw te worden uitgevoerd. De verklaring wordt afgegeven op basis van de volgende documenten: (lijst van overgelegde documenten op basis waarvan het agentschap een verklaring heeft afgegeven). Datum en plaats van handtekening Handtekening en stempel van het officiële agentschap
bijlage 5
Model voor de verklaring van lossing en het niet opnieuw verladen voor uitvoer, zoals bedoeld in artikel 16, lid 2, onder c) van Verordening (EG) nr. 800/1999 en zoals genoemd in paragraaf 7.5 1. 2. 3. 4. 5. 6.
1. 2. 3. 4.
5.
6. 7.
Verklaring van lossing; Nr: Exporteur: EG-lidstaat van uitvoer: Land van bestemming: Beschrijving van de goederen en restitutiecode: Hoeveelheid en identificatie van de verpakking: 6.1 Brutogewicht (kg): Nettogewicht (kg): 6.2 Eenheden (indien de uitvoerrestituties zijn vastgesteld per eenheid): 6.3 Verpakkingsgegevens: De hoeveelheid bulkgoederen of het aantal en het type van de verpakkingen Containers: aantal en soort Identiteit van het vervoermiddel (of van de vervoermiddelen): 7.1 Vervoersdocument(en): soort, nummer en datum Plaats van lossing: 8.1 Plaats waar de controle is uitgevoerd (haven, luchthaven, spoorwegstation): Datum van aankomst op de plaats van lossing: 9.1 Datum en tijd waarop met het lossen is begonnen: 9.2 Datum en tijd waarop het lossen is beëindigd: Controleresultaten en –methodes 10.1 Brutogewicht (kg): Nettogewicht (kg): 10.2 Eenheden (indien de uitvoerrestituties zijn vastgesteld per eenheid): 10.3 Verpakkingsgegevens: De hoeveelheid bulkgoederen of het aantal en het type van de verpakkingen Containers: aantal en soort 10.4 Voor de controle van het gewicht toegepaste methodes: 10.5 Opmerkingen: Datum waarop het havengebied is verlaten: Of van …. het …. 11.1 Transportmiddel 11.2 Certificering dat de goederen niet opnieuw zijn uitgevoerd, als bedoeld in artikel 16, lid 2, onder c) van Verordening (EG) Nr. 800/1999: Andere opmerkingen en met name, in voorkomend geval, verklaring van de redenen waarom de controle op de lossing niet is uitgevoerd op het tijdstip dat de goederen zijn gelost: In de verklaring moet worden vermeld: 13.1 Naam en functie van de persoon die de goederen heeft gecontroleerd 13.2 Naam, datum en plaats van handtekening, handtekening en stempel van de toezichtfirma
bijlage 6 De Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE) vormen het gemeenschappelijk secretariaat van het Productschap Vee en Vlees (PVV) én het Productschap voor Pluimvee en Eieren (PPE). Ze behartigen de belangen van alle werkgevers én werknemers in de vee-, vlees- en eiersector.
EIEREN VEE
VLEES
Model verklaring deelname voorschotregeling
Ondergetekende: (volledige naam exporteur) Gevestigd te: Adres:
wenst in aanmerking te komen voor voorschotten op restituties bij uitvoer naar derde landen van vee, vlees en eieren. Ondergetekende verbindt zich tegenover de Productschappen Pluimvee en Eieren en Vee en Vlees, indien en voor zover de gevraagde voorschotten worden verleend, tot: a) levering, binnen de gestelde termijn en op de in de desbetreffende bepalingen voorgeschreven wijze, van het bewijs hetzij van het verlaten van het grondgebied van de EU en, in voorkomend geval, van het bereiken van het bij de aangifte ten uitvoer aangegeven land van bestemming, hetzij van het bereiken van de bij de aangifte ten uitvoer aangegeven bijzondere bestemming in een lidstaat; b) indien en voor zover het onder a) bedoelde bewijs niet is geleverd, terugbetaling aan de Productschappen Pluimvee en Eieren en Vee en Vlees van het alsdan ten onrechte verkregen voorschot of gedeelte daarvan, alsmede in dat geval betaling als boete aan de Productschappen van het bedrag dat overeenkomt met het in het desbetreffende bepalingen voorgeschreven percentage, waarmede de gestelde zekerheid het verleende voorschot te boven gaat.
Stempel bedrijf:
datum: naam: handtekening:
bijlage 7
Rekenvoorbeelden restitutiesanctie In deze rekenvoorbeelden wordt uitgegaan van de situatie dat de exporteur een restitutie aanvraagt van 100 euro, terwijl de daadwerkelijk geldende restitutie voor die aanvraag 70 euro bedraagt en van opzet geen sprake is (50%-sanctie).
Situatie: de uitvoer is gerealiseerd en de restitutie is nog niet betaald gevraagde (onjuiste) restitutie : 100 euro geldende restitutie : 70 euro De exporteur ontvangt 70 euro min de helft van 30 euro = 55 euro Situatie: de uitvoer is gerealiseerd en de restitutie is reeds betaald betaalde (onjuiste) restitutie : 100 euro geldende restitutie : 70 euro De exporteur moet 30 euro verhoogd met de helft van 30 euro = 45 euro terugbetalen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van uitbetaling van de restitutie tot aan de dag van terugbetaling. Situatie: de uitvoer is gerealiseerd en de restitutie is betaald in het kader van de voorschotregeling, terwijl de gestelde zekerheid van 110% van het restitutiebedrag nog niet is vrijgegeven als voorschot verleende (onjuiste) restitutie : 100 euro geldende restitutie : 70 euro De exporteur moet 30 euro verhoogd met de helft van 30 euro = 45 euro terugbetalen; Dit bedrag wordt vermeerderd met 10% (= 4,50 euro) = 49,50 euro. Het bedrag van 49,50 euro kan worden verrekend met de gestelde zekerheid. Situatie: de uitvoer is gerealiseerd en de restitutie is betaald in het kader van de voorschotregeling, terwijl de gestelde zekerheid van 110% van het restitutiebedrag al is vrijgegeven De exporteur moet 30 euro verhoogd met de helft van 30 euro = 45 euro terugbetalen; Dit bedrag wordt vermeerderd met 10% (= 4,50 euro) = 49,50 euro. Het bedrag van 49,50 euro wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van vrijgave van de zekerheid tot aan de dag van terugbetaling.
I
bijlage 8
Model Bankgarantie
EIEREN VEE
VLEES
Ondergetekende ................................................................................................ (bank) verklaart hierbij, onder afstanddoening van alle voorrechten en verweermiddelen, in het bijzonder de in artikelen 7:852 tot en met 7:856, en de in artikelen 6:139 en 6:154 van het Burgerlijk Wetboek genoemde, ten behoeve van ........... (het Productschap) - Het Productschap Vee en Vlees en het Productschap Pluimvee en Eieren of * - Het Productschap Vee en Vlees of * - Het Productschap Pluimvee en Eieren * een bankgarantie af te geven voor: .............................................................................................................. (schuldenaar) gevestigd te ...................................................................................., zulks tot meerdere zekerheid tot correcte nakoming door de schuldenaar jegens het Productschap van alle financiele verplichtingen welke tegenover het Productschap bestaan of kunnen ontstaan ingevolge het bepaalde bij of krachtens de In- en Uitvoerwet en of de Landbouwwet. De bank verbindt zich gezamenlijk en hoofdelijk met de schuldenaar om binnen 30 dagen na het verzoek van het Productschap, tot een maximum bedrag van ........................ euro, ieder bedrag te betalen dat opeisbaar is uit hoofde van de in de vorige zin bedoelde verplichtingen. Ten aanzien van deze bankgarantie wordt uitdrukkelijk bepaald, dat wanbetaling van de schuldenaar tegenover het Productschap geacht zal worden aanwezig te zijn, indien niet binnen de door schuldeiser gestelde termijn gevolg is gegeven aan een door de schuldeiser gedane sommatie. Ten aanzien van de omvang van de financiële verplichtingen stemt de bank in met het door het Productschap gestelde bedrag. *) Gaarne doorhalen voor welk Productschap de garantie niet wordt gesteld. Wanneer geen keuze is aangegeven, wordt de garantie geacht gesteld te zijn ten behoeve van het Productschap Vee en Vlees en het Productschap Pluimvee en Eieren. Getekend te, ...................................
Datum, ...........................................
bijlage 9
EIEREN VEE
VLEES
Aanvraagformulier gebruikmaking nieuwe bewijsvorm bij gedifferentieerde restitutie*
Ondergetekende (volledige naam exporteur)
:
BRS-nummer
:
NAW-nummer
:
Adres
:
verzoekt de PVE om toestemming tot gebruikmaking van de nieuwe bewijsvorm, zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 800/1999, artikel 17, lid 1b. Ondergetekende verklaart dat het genoemde bedrijf na toekenning van de toestemming de PVE direct per brief of fax op de hoogte stelt als de goederen niet in het land van bestemming zijn ingevoerd of als de goederen niet zijn gelost in de perifere restitutiezone. Ondergetekende verklaart dat het genoemde bedrijf in de afgelopen drie jaar geen poging heeft gedaan om opzettelijk het bewijs van invoer te omzeilen door het splitsen van uitvoerzendingen of het verleggen van handelsstromen. Datum
:
Handtekening (welke in rechte verbindt)
:
Opsturen naar de PVE, Team in- en uitvoer, tav J. van Schendel. Fax.nr: 079-368 7181