DE AANSPRAKELIJKHEID IN HET VERTEGENWOORDIGINGSVERBAND
door Nicole MAR I EN Luk DE SCHRIJVER
1. Vertegenwoordiging is toerekening van een rechtshandeling aan een ander dan de handelende ( 1). Dit voor ons verbintenissenrecht uitzonderlijk verschijnsel, kan slechts verklaard worden door het feit dat een persoon in bepaalde omstandigheden, niet handelt krachtens zijn eigen bevoegdheden, doch krachtens een bevoegdheid welke hem door de wet, een rechterlijke beslissing of een volmacht is gedelegeerd en welke deelheeft aan en wortelt in de bevoegdheid van de persoon voor wiens rekening hij handelt (2). 2. Treedt een persoon als vertegenwoordiger op in naam van een ander (3), handelt hij hierbij binnen de perken van de hem gedelegeerde
(1)
Deze definitie van het begrip "vertegenwoordiging" doet het in de rechtsleer nu reeds een halve eeuw ongeveer en komt onder een of andere vorm voor bij de Duitse, Franse, Nederlandse en Belgische auteurs. Zie voor Frankrijk reeds DEMOGUE, Cours de droit positief franfais, · Parijs, 1932, I, p. 173 ; voor Nederland : ASSER, SCHOLTEN, BREGSTEIN, VAN DER GRINTEN, Handleiding tot de beoefening van het Nederlandse Burgerlijk Recht, I, 2, Vertegenwoordiging en rechtspersoon, p. 3 ; voor Belgie : BOLAND, De Ia representation dans les contrats, Verviers, 1927, p. 8; RIGAUX, Le statut de Ia representation; etude de droit international prive compare, Leiden, 1963, p. 1 ; VAN GERVEN, Beginselen van het Belgisch privaatrecht, Algemeen Deel, Antwerpen- Brussel, 1969, p. 447-455.
(2) VAN GERVEN, Bewindsbevoegdheid, Rechtsvergelijkende bijdrage tot een algemene teorie van be wind over andermans vermogen, Brussel, 196 2, nr. 85 tot 91.
203
bevoegdheid en tevens krachtens deze bevoegdheid, dan doet het vertegenwoordigingsverschijnsel zich voor. Dit impliceert : 1. dat de rechten, plichten, voortvloeiend uit de door de vertegenwoordiger gesloten rechtshandeling, het patrimonium van de vertegenwoordigde affekteren ; 2. dat de vertegenwoordigde gehouden is om zelf rechtstreeks tegenover de derde met wie de vertegenwoordiger kontrakteerde, in te staan voor de uitvoering van deze overeenkomst, principieel met geheel zijn vermogen; 3. dat op de vertegenwoordiger zelf geen enkele verplichting meer berust tegenover de derde, doch dat hij ook niet meer het recht bezit om op te treden tegenover deze derde, tenzij hij daartoe een bijzondere volmacht van de vertegenwoordigde zou hebben gekregen.
3. De vertegenwoordiging vindt in de handelssektor een zeer ruim toepassingsgebied. Niet aileen kunnen de handelsvennootschappen zoals iedere rechtspersoon, slechts handelend optreden door toedoen van organieke vertegenwoordigers, maar ook doen maatschappijen en individuele handelaars in steeds stijgende mate een beroep op tussenpersonen met vertegenwoordigingsbevoegdheid voor het verrichten van hun transakties (4). Hierbij stellen zich een aantal problemen waarvoor men in de wet geen klare oplossing kan vinden (5). De aansprakelijkheid van de vertegenwoordigde voor het onrechtmatig handelen van de vertegenwoordiger enerzijds en de persoonlijke aansprakelijkheid van de verteg(mwoordiger voor · een optreden buiten zijn bevoegdheid anderzijds, zijn voor de praktijk belangrijke vraagstukken waarvoor nog steeds naar een definitief antwoord wordt gezocht.
(3) Meestal zal de vertegenwoordiger niet enkel optreden voor rekening van de vertegenwoordigde maar tevens in diens naam. Of dit laatste echter een wezenlijke voorwaarde is voor het bestaan van het vertegenwoordigingsverschijnsel, zoals de traditionele' rechtsleer en rechtspraak het wil, wordt door recente auteurs o.i. terecht en afdoende weerlegd. Het probleem stelt zich ·vooral in de verhouding kommittent- kommissionnair in hun betrekking met derden. Voor een overzichtelijke samenva tting van het vraagstuk, zie : VAN GER YEN, Overzicht van het recht betreffende tussenpersonen in het handelsverkeer, Preadvies voor het XXIVe Rechtskundig Congres van de Vlaamse Juristenvereniging, R. W. 1969-1970, kol. 1281-1283 en de daarin aangegeven literatuur. (4) Niet alle tussenpersonen zijn vertegenwoordigers. De handelsagenten en de handelsvertegenwoordigers treden doorgaans op in naam en voor rekening van hun opdrachtgever, de eersten als zelfstandige bemiddelaars, de laatsten als ondergeschikten van de opdrachtgever. Alhoewel makelaars strikt genomen volgens Belgisch recht de kontraktspartijen samenbrengen, komen zein praktijk toch vaak tussen bij het sluiten van de overeenkomst als lasthebber van een der partijen. Of kommissionair als vertegenwoordigers van de kommittent dienen beschouwd te worden, hangt af van het standpunt dat men inneemt in het in vorige voetnoot aangehaald probleem. Daar de voortverkopers tegenover derden steeds voor eigen rekening optreden, speelt in hunnen hoofde het vertegenwoordigingsverschijnsel niet.
204
I. De verantwoordelijkheid van de vertegenwoordigde voor het onrechtmatig handelen van de vertegenwoordiger Bij de behandeling van dit probleem moet onmiddellijk een duidelijk 4. onderscheid worden gemaakt tussen twee kategorieen van vertegenwoordigers : enerzijds de vertegenwoordigers die tevens aangesteiden zijn van de vertegenwoordigde en anderzijds de niet-ondergeschikte vertegenwoordigers. Zodra de voorwaard(m voor toepassing van art. 1384 al. 3 B.W. aanwezig zijn ( 6), zal de vertegenwoordigde - aansteller verantwoordelijk zijn voor de onrechtmatige daden van zijn vertegenwoordiger - aangestelde (7), zonder dat de vraag naar de aansprakelijkheid van de vertegenwoordigde op grond van de vertegenwoordigingsverhouding zelf aan bod komt (8). Deze kategorie zal dan ook niet verder worden behandeld. 5. · In verband met de tweede kategorie bestaat er noch in de rechtspraak, noch in de rechtsleer eensgezindheid over de aansprakelijkheid van de vertegenwoordigde, althans niet over de deliktuele aansprakelijkheid. Een nieuw onderscheid dringt zich hier op. Inderdaad, de vertegenwoordiger kan zich schuldig maken ofwel aan een foutieve uitvoering van het kontrakt waarmede hij was belast, ofwel aan een onrechtmatige daad gepleegd in verband met zijn opdracht tot kontrakteren. Terwijl de kontraktuele wanprestatie de kontraktuele aansprakelijkheid van de vertegehwoordigde engageert, heeft de tweede vorm van fout een deliktuele of kwasi-deliktuele aansprakelijkheid voor gevolg.
6. Voor de kontraktuele wanprestatie van de vertegenwoordfger bestaat er geen betwisting. De vertegenwoordigde is gebonden tegenover de benadeelde derde, omdat de vertegenwoordiger binnen de grenien van zijn opdracht is gebleven, ook al heeft hij deze op een foutieve wijze uitgevoerd (9). Men hoeft hier geen be~oep te doen op art. 1384, al. 3 B.W. om de verantwoordelijkheid van de vertegenwoordigde te verklaren. Zij is gewoonweg het gevolg van het principe van de vertegenwoordiging, volgens (~)
Immers in het Belgisch Burgerlijk Wetboek zoekt men tevergeefs onder het verbintenissenrecht naar een duidelijke regeling voor het stellen van rechtshandelingen bij middel van vertegenwoordiging. Onder invloed van rechtshistorische redenen enerzijds en de eerste doktrinale verklaringen van de Code Civil van 1804 anderzijds, ontwikkelde zich de leer van de vertegenwoordiging- mandaat, waardoor ten onrechte vertegenwoordiging en lastgeving werden vereenzelvigd. Zie over de oorsprong en de gevolgen hiervan RIGAUX, o.c., p. 48 e.v.
(6) Voor een omschrijving van die voorwaarden, zie DE PAGE, Traite elementaire de droit civil beige, Brussel, 1952, II, nr. 986. (7) COLIN et CAPITANT, Droit civil franfais, Parijs, 1935, II, nr. 947. (8) VAN GERVEN, Algemeen Dee/, p. 503.
205
hetwelk aile rechten en verplichtingen door de vertegenwoordiger in het Ieven geroepen, ontstaan in hoofde van de vertegenwoordigde (10). Zodra de deliktuele of kwasi-deliktuele aansprakelijkheid van de vertegenwoordigde ter sprake komt, begint echter de onenigheid in rechtspraak en rechtsleer. Na een analyse van twee ekstreme standpunten, zullen we trachten de opvatting te verdedigen dat de oplossing zich tussen beide ekstremen in bevindt. 7. Het Hof van Beroep te Brussel besliste in zijn arrest van 6 februari 1901, dat "le mandant est responsable vis-a-vis des tiers des fautes et negligences du mandataire dans I' execution de son mandat." (11) Dit standpunt vond nergens weerklank in de rechtsleer. Het is inderdaad veel te verregaand en kan er zelfs toe leiden de vertegenwoordiger in zekere zin aan te moedigen in het stellen van onrechtmatige daden (12). Trouwens de vertegenwoordiger kan een onrechtmatige daad begaan die buiten de formele kring van zijn bevoegdheden valt, zoals een auto-ongeval (13).
8. Diametraal daartegenover staan de auteurs die voorhouden dat de vertegenwoordigde nooit aansprakelijk is voor de onrechtmatige daad van zijn vertegenwoordiger. Om hun stelling te staven klampen ze zich krampachtig vast aan art. 1998 B.W. De vertegenwoordiger heeft de bevoegdheid gekregen bepaalde rechtshandelingen te stellen ; hij heeft echter geenszins de bevoegdheid om onrechtmatige daden te begaan, zodat hij, wanneer hij ze toch begaat, noodzakelijk zijn bevoegdheid te buiten gaat (14). De onrechtmatigheid werd volgens hen niet gepleegd in verband met zijn opdracht, doch steeds ter gelegenheid ervan. Deze opvatting vindt ook steun in de rechtspraak. Zo hield het Hof van Beroep te Brussel in een arrest van 1908 voor dat de vertegenwoordiger
(9) BECQUE, De la responsabilite du fait d'autrui en matiere contractuelle, R. T.D. C., 1914, p. 256-258. Zie oak DE PAGE, o.c., II, nr. 988 en V, nr. 441 ; PLANIOL et RIPERT,ESMEIN, Traite pratique de droit civil franfais, Parijs, 195 2, XI, nr. 1502. (10) BECQUE o.c., I.e., "Il s'agit ici d'une resonsabilite directe et non d'une responsabilite du fait d'autrui, car vis-a-vis du represente le representant n'est pas un tiers." (11) Brussel, 6 februari 1901 ;P.P. 1901, nr. 149. (12) DEMOGUE, o.c., I, nr. 137. (13) SCHRANS, Precontractuele verhoudingen naar Belgisch recht, 1967, p. 37-38. (14) DE PAGE, o.c., V, nr 452, BenD; PLANIOL et RIPERT,- ESMEIN, o.c., XI, nr. 1502. COLIN et CAPITANT, o.c., II, nr. 947.
206
persoonlijk aansprakelijk is "puisque chacun est responsable du dommage qu'il a cause a autrui par son fait, sa faute OU par Sa negligence Oll SOn imprudence." (15)
9. Om tot een verantwoorde oplossing van het probleem te komen, is het niet nodig, zoals de hierboven bedoelde auteurs deden, een antwoord te geven op de vraag of men ook volmacht kan geven tot het stellen van onrechtmatige daden ; een dergelijke volmacht zou wellicht nietig zijn als strijdig met de goede zeden. Wel moet men vanuit de principes die het vertegenwoordigingsverschijnsel zelf beheersen, nagaan of degene die in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger handelt, die dus bevoegd is om door zijn rechtshandelingen een ander te binden, niet ook die andere verbindt als hij in zijn handelen als vertegenwoordiger onrecht pleegt ( 16). Het is bovendien zeer goed mogelijk dat de onrechtmatigheid rechtstreeks in verband staat met de opdracht. De toestand vertoont dan zeer veel gelijkenis met die van de kontraktuele aansprakelijkheid. Hoe is het dan juridisch te verklaren dat beide, deliktuele onrechtmatigheid en kontraktuele wanprestatie, anders worden behandeld ? ( 17) In principe moet de vertegenwoordigde zeker verantwoordelijk worden geacht voor de onrechtmatige daden van zijn vertegenwoordiger. Niet aileen past deze regel volledig in de logika van het vertegenwoordigings~erschijnsel volgens dewelke alle rechten en verplichtingen onmiddellijk in ho6fde van de vertegenwoordigde ontstaan, maar bovendien komt hij tegemoet aan de billijkheid die de bescherming eist van derden te goeder trouw. 10. Vooraleer hier verder op in te gaan, willen we er op wijzen dat de auteurs die zich in alle hevigheid kanten tegen enige aansprakelijkheid van de vertegenwoordigde voor onrechtmatige daden van zijn verteget'lwoordiger, deze toch aanvaarden wanneer de vertegenwoordiger bedrog heeft gepleegd bij het kontrakteren ( 18). Ter verantwoording van deze uitzondering doet De Page een beroep op de bescherming van derden te goeder trouw, alsmede op de teorie van de "culpa in eligendo" : de vertegenwoordigde heeft een initiale fout' begaan door een weinig betrouwbaar persoon tot vertegenwoordiger aan te stellen ; het is dus normaal dat hij aileen en niet de derden, de nadelige gevolgen van deze verkeerde keuze draagt ( 19).
(15) Brussel, 3 dec. 1908, Pas. 1909, II, 336. (16) VANDER GRINTEN in ASSER, o.c., p. 57; zie hierover ook SCHRANS, o.c., I.e.
(17) VAN GERVEN, Algemeen Dee/, p. 503. (18) DE PAGE, o.c., I, nr. 52; PLANIOL et RIPERT,- ESMEIN, o.c., VI, nr. 204 ; COLIN et CAPITANT, o.c., II, nr. 947.
207
De vraag dringt zich op waarom deze auteurs, voor het geval van bedrog, van de door hen gehuldigde opvatting afwijken, of omgekeerd, waarom ze deze uitzondering niet uitbreiden tot de andere gevallen van onrechtmatig handelen va·n de vertegenwoordiger. Het onderscheid kan moeilijk worden verantwoord vanuit de motieven die De Page aanvoert : bescherming van derden te goeder trouw en culpa in eligendo, kunnen evenzeer gelden voor elke andere onrechtmatige daad van de vertegenwoordiger (20). We zegden reeds dat principieel de verantwoordelijkheid van de 11. vertegenwoordigde voor de onrechtmatigheden van zijn vertegenwoordiger moet worden aanvaard. Aan de toepassing van dit principe dient evenwel een belangrijke voorwaarde verbonden : de onrechtmatigheid moet verband houden met de opdracht (21) of, zoals Van der Grinten het formuleert : "door de gemachtigde in zijn hoedanigheid zijn verricht" ("in hoedanigheid verricht" noemt hij een handelen als vertegenwoordiger). "Waar wel het ambt de gelegenheid gaf tot benadeling, maar in de handeling nimmer een vervulling der opgelegde taak kan worden gezien, is de aansprakelijkheid van de vertegenwoordigde voor de vertegenwoordiger uitgesloten, bijvoorbeeld zo een postambtenaar, een stuk verduistert dat aan de post was toevertrouwd." (22) Lowensteyn brengt een verdere nu·ancering van de formulering van Van der Grinten, volgens dewelke de vertegenwoordigde aansprakelijk is voor de vertegenwoordiger wanneer deze laatste binnen de "kring van zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid" heeft gehandeld. Immers, zo zegt Lowensteyn, de vertegenwoordiger heeft nooit bevoegdheid tot het plegen van onrechtmatige daden, zodat hij, wanneer hij het toch doet, per definitie niet als vertegenwoordiger handelt. Daarom wil hij het begrip "kring van vertegenwoordigingsbevoegdheid" vervangen zien door "kring van werkzaamheden", dat een zuiver feitelijke betekenis heeft. Het gaat om de werkzaamheden waarmede de funktionaris in feite belast is, onverschillig of deze werkzaamheden, en meer in het bijzonder de onrechtmatige daden waarin zij zich kunnen manifesteren, in juridische zin konden of mochten opgedragen
(19) In dezelfde zin LAURENT, XXVIII, nr. 54 : doch om via deze motieven tot een aansprakelijkheid van de vertegenwoordigde te komen doet hij een beroep op art. 1384 al. 3 B.W. Slechts een auteur blijft ook in geval van bedrog trouw aan het door hem verdedigde principe der niet-aansprakelijkheid van de vertegenwoordigde, nl. DEMOGUE, o.c., I, nr. 137. (20) Aldus ook SCHRANS, o.c., p. 37-38. (21) VAN GERVEN,Algemeen !)eel, p. 504. (22) VANDER GRINTEN in ASSER, o.c., p. 57 e.v.
208
worden. Het enkele feit dat men iemand met werkzaamheden heeft belast, roept de hierbedoelde aansprakelijkheid in het leven (23).
12. Voor het omschrijven van het uiteindelijke kriterium dat voor de al dan niet aansprakelijkheid van de vertegenwoordigde doorslaggevend is, sluit Van Gerven zich aan bij Van der Grinten, waar deze voor de toerekening nodig acht dat dit handelen in het maatschappelijk verkeer wordt opgevat als een handelen van de vertegenwoordigde. Inderdaad dit kriterium komt, zoals Van Gerven voorhoudt, het best tegemoet aan de rechtszekerheid en de bescherming van derden te goeder trouw, die er konden op vertrouwen dat de onrechtmatige daad een bestanddeel was van de normale vertegenwoordigingsaktiviteit. 13. Blijft hiermede niet de vraag open, wanneer het onrechtmatig handelen van de vertegenwoordiger als een handelen van de vertegenwoordigde kan worden opgevat ? Om het kriterium gemakkelijker op de feiten te kunnen toepassen zouden we het aldus willen stellen : zo de bij de werkzaamheden begane onrechtmatige handeling rechtstreeks nuttig is en ekonomisch geihkorpore~rd is in de kontraktsluiting, zodat de vertegenwoordigde er via het kontrakt door gebonden kan worden beschouwd, dan k:an hem dit onrechtmatig handelen toegerekend worden. Zo kan hij werkelijk als verantwoordelijk worden beschouwd voor de daad van onrechtmatige mededinging_ van zijn vertegenwoordiger ; zo kan het . ongeval door de vertegenwoordiger veroorzaakt op de weg naar de plaats waar het kontrakt gesloten wordt, niet worden toegerekend aan de vertegenwoordigde, wanneer dit ongeval niet ekonomisch in de kontraktsluiting geinkorporeerd is. 14. Of het kriterium zoals het zojuist werd geformuleerd, zonder meer kan worden toegepast voor de organieke vertegenwoordiging van rechtspersonen, dient even nader te worden onderzocht Zeker, de rechtspersoon kan steeds bij volmacht vertegenwoordigers aanstellen, zoals bijvoorbeeld handelstussenpersonen, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten ; voor deze vertegenwoordigers geldt de hierboven aangegeven regel zonder voorbehoud. De normale wijze van handelen van rechtspersonen is evenwel een deelname aan het rechtsverkeer via bij de wet voorziene organen. Het ·eigen handelen van de rechtspersoon is dus een handelen door toedoen van organieke vertegenwoordigers. De vraag is of de rechtspersoon steeds zonder meer zal verantwoordelijk zijn voor de onrechtmatige daden van zijn organen.
(23) LOWENSTEYN, Over het onrechtmatig en rechtmatig handelen van de naamloze vennootschap, Amsterdam, 1965, p. 13-16.
209
15. Het Hof van Cassatie stelt in zijn arrest van 31 maart 1943 : "11 ne suffit pas que le fait dommageable soit en rapport direct avec les fonctions de I' agent, ni qu'il ait eu lieu aI' occasion et au cours de leur exercice ; il faut que le fait reproche dans !'execution fautive ou doleuse d'un acte qu'en raison de ses forictions propres, I' agent avait le pouvoir ou le devoir d'accomplir." (24) Dit komt dus neer op een zeer beperkte opvatting van de toerekenbaarheid van de onrechtmatige daden van een orgaan aan de rechtspersoon. Deze is slechts mogelijk wanneer de drijfveren die het orgaan bij zijn handelen leiden, onberispelijk zijn. Een derde die met een regelmatig bevoegd orgaan van een vennootschap onderhandelt, moet dan steeds de onberispelijkheid van de drijfveren van het orgaan onderzoeken (25). Het Hof van Cassatie zag wellicht in dat het te ver was gegaan. In zijn arrest van 29 mei 1947 is het veel minder drastisch : een orgaan verbindt een rechtspersoon "lorsqu'il agit dans les limites de ses attributions legales ou qu'il doit etre tenu comme agissant dans les limites de celles-ci par tout homme raisonable et prudent." (26)
16. Op een auteur na (27), sluit de rechtsleer zich volledig aan bij de jongste opvatting van het Hof van Cassatie. Zo aanvaardt Van Heeke samen met Huberlant dat een onrechtmatige daad van een orgaan de rechtspersoon zal engageren wanneer deze daad impliciet door de rechtspersoon is gewild, omdat ze zich door haar aard situeert binnen het kader der funkties van de beheerders (28). Meer gepreciseerd is de formulering die gegeven wordt door Van Rijn. Hij stelt twee vereisten : "11 faut 1. que le fait puisse etre considere comme accompli par le conseil d'administration ou approuve par lui ; 2. qu'il rentre par sa nature, dans la sphere des attributions du conseil." (29) Van der Grin ten herhaalt in dit verband zijn reeds voor de gewone vertegenwoordiger gesteld kriterium, volgens hetwelk de onrechtmatigheid naar verkeersopvatting als een handelen of nalaten van de rechtspersoon moet gelden. (30)
(24) Cass. 31 maart 1943, Pas. 1943, I, 117; in dezelfde zin Cass. 15 jan. 1946, Pas. 1946, I, 25. (25) VAN HECKE, La responsabilite des societes pour faits de leurs administrateurs en droit belge, Rivista della Societa, 1956, p. 1010 e.v. (26) Cass. 29 mei 1941,Pas., 1947, I, p. 216. (27) FREDERICQ, Beginselen van het Belgisch handelsrecht, II, nr. 823 ; hij verwerpt elke aansprakelijkheid van een rechtspersoon zowel op grond van 1382 alsop grond van art. 1384 al. 3 B.W. voor de delikten en kwasi-delikten van zijn organen. (28) HUBERLANT, inR.G.A.R. 1949, nr. 4521. (29) VAN RUN, Principes de droit commercial, Brussel, 1960, I, nr. 633. (30) VANDER GRINTEN in ASSER, o.c., 1,2, p. 148.
210
Eveneens in de lijn van de Belgische rechtsleer, ligt de opvatting van Lowensteyn, die voor de toerekening eist dat de onrechtmatige daad valt binnen de kring van de werkzaamheden van het orgaan, zoals deze door de statuten en het objektief recht worden bepaald (31). Sinds de Cassatie-arresten van 15 januari 1946 en 7 september 1950, wordt vrij algemeen art. 1382 als enige en voldoende grond aanvaard voor de rechtstreekse aansprakelijkheid der rechtspersonen voor de onrechtmatige daden van hun organieke vertegenwoordigers gepleegd binnen de hierboven aangegeven grenzen (32).
II. De persoonlijke aansprakelijkheid van de vertegenwoordiger
17. We onderzochten reeds de voorwaarden welke dienen aanwezig te zijn opdat de vert~genwoordigde door de derde zou kunnen worden aangesproken voor de onrechtmatige daden van de vertegenwoordiger. Het spreekt vanzelf dat, zo deze voorwaarden niet vervuld zijn, de derde schadevergoeding kan bekomen van de vertegenwoordiger zelf, die immers steeds voor zijn eigen fout moet instaan, dit op grond van art. 1382 B.W. Meer zelfs, de derde zal zich, indien dit voor hem gunstiger is, bij voorkeur tegen <:}e vertegenwoordiger zelf mogen keren, ook al is er aan de vereisten voor de aansprakelijkheid van de vertegenwoordigde voldaan. Immers de verantwoordelijkheid van de vertegenwoordigde is er enkel in het belang van de derde en schept geen voordeel, geen recht voor de vertegenwoordiger. 18. De aansprakelijkheid van de vertegenwoordiger kan zich echter ook voordoen buiten de gevallen van onrechtmatige daad. Vooraf weze aangestipt dat door een eensgezinde rechtsleer en rechtspraak wordt aanvaard dat de vertegenwoordiger persoonlijk geengageerd is, wanneer hij optreedt in eigen naam. Onze aandacht gaat echter meer speciaal uit naar het geval van de vertegenwoordiger die optreedt in naam van zijn opdrachtgever. In deze hypothese is de vertegenwoordiger niet persoonlijk betrokken bij de door hem verrichte rechtshandeling. Het is de vertegenwoordigde die tegenover de derde rechtstreeks gebonden en gerechtigd is. Art. 1997 B.W. voorziet echter voor het lastgevingskontrakt een belangrijke uitzondering op dit principe. Wanneer namelijk de lasthebber niet voldoende kennis heeft gegeven van zijn volmacht - aldus kan a contrario uit dit artikel worden afgeleid - zal hij persoonlijk aansprakelijk zijn voor wat hij heeft verricht bij overschrijding van zijn volmacht. Het is logisch dat de derde (31) LOWENSTEYN, o.c., I.e.
(32) Cass. 15jan.1946,Pas. 1946, I, 15 ;Cass., 7 sept.1950,Pas. 1950, I, 847.
211
geen verhaalsmogelijkheid heeft tegenover de vertegenwoordiger die hem heeft ingelicht over de draagwijdte van zijn bevoegdheid. Ook de vertegenwoordigde zal hier vrijuit gaan. Zelfs wanneer de vertegenwoordiger heeft nagelaten de omvang van zijn bevoegdheid mede te delen, zal de derde in principe, behalve in geval van schijnvertegenwoordiging, machteloos staan tegenover de vertegenwoordigde. De benadeelde derde zal echter in dit geval wei een rechtsvordering hebben tegen de vertegenwoordiger, zelfs- en dit lijkt wel erg verregaand- wanneer die derde de ware toedracht kende of behoorde te kennen. Deze opvatting vinden we o.a. terug in een vonnis van de handelsrechtbank van Brussel d.d. 6 november 1928 : "L'art. 1997 du C.C. prevoit la responsabilite personnelle du mandataire qui a excede ses pouvoirs et qui n'a pas renseigne suffisament son cocontractant sur 1' etendue de son mandat, sans distinguer si le cocontractant aurait pu, par d'autres moyens, connatlre les termes de celui-ci." (33) Men moet toegeven dat deze oplossing het rechtvaardigheidsgevoel niet 19. helemaal bevredigt (34). Waarschijnlijk om deze reden heeft Meijers in het antwerp voor een nieuw Nederlands Burgerlijk Wetboek, art. 3.3.9, de aansprakelijkheid van de vertegenwoordiger beperkt. Dit artikel bepaalt dat de gemachtigde voor zijn bevoegdheid instaat, tenzij de derden wisten of behoorden te weten dat een volmacht ontbrak of dat de bestaande onvoldoende was. Van der Grinten gaat niet akkoord met deze beperking : "Het is weinig bevredigend dat men zonder enige sanktie zich als gemachtigde zou kunnen voordoen, indien de ander slechts behoort te weten dat geen, althans geen voldoende, volmacht aanwezig is" (35). Kunnen we ons bij deze opmerking aansluiten, dan gaan we toch niet akkoord met de verwerping van de door Meijers aangebrachte beperking, wanneer de derde daadwerkelijk van de toestand op de hoogte was. De motive ring van Van der · Grinten als zou de verantwoordelijkheid van de vertegenwoordiger zijn grondslag vinden in de door hem voorgewende bevoegdheid en niet in de eventuele misleiding van de derde, kan ons niet overtuigen. Er is immers eerst en vooral het feit dat de aansprakelijkheid van de vertegenwoordiger een maatregel is tot bescherming van de derde. Bescherming nu is enkel vereist zo er gevaar is voor misleiding of bedrog ; misleiding is niet aanwezig zo de derde de omvang van de bevoegdheid van de vertegenwoordiger kende. Ten tweede zien we niet in hoe de motivering van
(33) HrB Brussel, 6 nov. 1928, Jur. Comm. Brux., 1928,318. (34) VAN GERVEN,Algemeen Dee/, p. 509. (35) VANDER GRINTEN in ASSER, o.c., p. 52-56.
212
Van der Grinten overeen te brengen is met de voor de beschenning van de derde eveneens vereiste regel, dat de vertegenwoordiger aansprakelijk kan zijn ook al handel de hij te goeder trouw. 20. Dit brengt ons tot een ander niet minder betwist probleem, nl. dat van de grondslag der aansprakelijkheid van de vertegenwoordiger : 1 moet deze worden gezocht in een schuld van de vertegenwoordiger? Hoewel verscheidene auteurs menen dat art. 1997 B.W. in die zin moet worden geihterpreteerd (36), kunnen we ons niet bij deze opvatting aansluiten. Dit zou er immers toe leiden de verantwoordelijkheid van de vertegenwoordiger uit te sluiten telkens in zijn hoofde geen schuld kan worden bewezen. Het is nochtans zeer goed denkbaar dat hij te goeder trouw meende binnen zijn bevoegdheid te handelen. Het is duidelijk dat de derde het slachtoffer is van deze schuldteorie, die in vele gevallen rechtstreeks in konflikt komt met de billijkheid. Kan men misschien een steviger basis zoeken in een stilzwijgend garantiekontrakt? "11 y a une garantie qui ne doit pas etre stipulee, c'est la garantie de I' existence du mandat ; c'est un engagement personnel ; ·... il existe une convention tacite." aldus Laurent (37). Dit kontrakt zou besloten liggen in elke rechtshandeling van de vertegenwoordiger en hierdoor zou hij aan de derde het bestaan van zijn bevoegdheid garanderen. Aldus gaat ~n, om een bepaalde oplossing, nl. de aansprakelijkheid van de vertegenwoordiger, te wettigen, een konstruktie opbouwen die eigenlijk op een loutere fiktie berust. Beter is het daarom in art. 1997 B.W. een sanktionering te zien van een "gekwalificeerde objektieve nalatigheid" welke bestaat in een niet mededelen door de vertegenwoordiger aan de derde van de inhoud · van zijn volmacht (38). Deze zienswijze komt wei het beste tegemoet en aan de bedoeling van de wetgever die in de wettekst generlei nuancering heeft voorzien waardoor zou worden rekening gehouden met de subjektieve gesteldheid van de partijen of waardoo~ zou worden plaats gelaten voor een konstruktie van welke aard ook, en aan de door de billijkheid vereiste bescherming van de derde te goeder trouw.
21. Eens het principe van de aansprakelijkheid van de vertegenwoordiger krachtens art. 1997 B.W. aangevoerd, blijft er ons nog enkel nate gaan welke de inhoud en de omvang van deze aansprakelijkheid zijn. Wat de inhoud betreft kan men twee verschillende oplossingen voorstaan. Kan men zoals in Duitsland, argumenteren voor de persoonlijke gebondenheid van de vertegenwoordiger voor wat hij buiten zijn bevoegdheid kontrakteer(36) Zie o.a. DE PAGE, o.c., V, nr. 444, B ; DEMOGUE, o.c., I, nr. 108. (37) LAURENT, o.c., XXVIII, nr. 49. (38) VAN GERVEN, Algemeen Deel, p. 508.
213
de? Van GeiVen zoekt het in deze richting: "Persoonlijke gebondenheid van de vertege1,1woordiger lijkt de meest passende sanktie te zijn, omdat zij het best het rechtmatig vertrouwen van de derde in het bestaan van de volmacht honoreert." (39). Het motief dat Van GeiVen er toe aanzet tot de persoonlijke gebondenheid van de vertegenwoordiger te besluiten, pleit o.i. eerder voor een toepassing van de leer der schijnvertegenwoordiging. Een optimale bescherming van het rechtmatig vertrouwen van de derde kan slechts bekomen worden door het aanvaarden van de persoonlijke gebondenheid van de vertegenwoordigde ondanks een optreden van de vertegenwoordiger buiten de grenzen van zijn bevoegdheid. Immers, waarop vertrouwt de derde rechtmatig? Zeker, op het bestaan van een volmacht, maar daarmede evenzeer op het feit dat de volmachthouder optrad in naam en voor rekening van de vertegenwoordigde en dus op een verplichting tot kontraktsnaleving door de vertegenwoordigde. Hij verwacht geenszins een uitvoering van de overeenkomst door de vertegenwoordiger, zodat het niet persoonlijk gebonden zijn van deze laatste het rechtmatig vertrouwen van de derde niet kan schaden. Persoonlijke gebondenheid tot uitvoering van het kontrakt - en dan aileen in hoofde van de vertegenwoordigde - kan dus enkel het gevolg zijn van een toepassing van de schijnvertegenwoordiging en niet de sanktionering van art. 1997 B.W. Bovendien is het zeer goed denkbaar dat de derde helemaal niet verlangt de vertegenwoordiger als zijn kontraktspartij te zien opdagen. Dikwijls kan de vertegenwoordiger dit kontrakt niet zelf nakomen ; ook al zou hij het in sommige gevallen kunnen, hij heeft het nooit gewild en wilsovereenstemming blijft nog steeds krachtens art. 1134 B.W. de grondslag voor elke gebondenheid in rechte. Hiermede hebben we dus impliciet de andere oplossing aanvaard, m.n. de verplichting tot schadevergoeding, althans zo de toepassing van de schijnvertegenwoordiging is uitgesloten. 22. Blijft dus de vraag naar de omvang van deze schadevergoeding. Zal de derde aanspraak kunnen maken op een vergoeding van het belang dat hij heeft bij het tot stand komen van de rechtshandeling (positief belang) of slechts van het nadeel dat hij tengevolge van het optreden van de onbevoegde vertegenwoordiger ondergaat (negatief belang)? De in Belgie algemeen aanvaarde stelling, volgens dewelke slechts het negatief belang moet worden vergoed, is een inbreuk op de gedachte dat men moet instaan voor de kwaliteit waarin men handelt. "Indien aan de wederpartij het positieve voordeel dat de rechtshandeling haar zou hebben
(39) VAN GERVEN, Algemeen Dee/, p. 509 ; zie ook LAURENT, o.c., XXVIII, nr. 45 : "Ayant contracte sans pouvoir, le pretendu mandataire a du s'obliger personnellement".
214
gebracht, wordt onthouden, is van een volledig instaan voor de bevoegdheid · geen sprake meer." ( 40) Waar de leer van de schijnvertegenwoordiging niet kan worden toegepast, komt een schadeloosstelling van het positieve belang het best tegemoet aan de bescherming van de redelijke verwachting door de onbevoegde vertegenwoor1 diger opgewekt ( 41). 23. Art. 1997 B. W. dat de vertegenwoordiging krachtens lastgeving regelt, geldt niet zonder meer voor de gevallen van wettelijke vertegenwoordiging. De vertegenwoordiger zou natuurlijk wel aansprakelijk zijn wanneer hij de voorgewende kwaliteit niet bezit, vermits men instaat voor de hoedanigheid waarin men handelt ( 42). Een wettelijk aangesteld vertegenwoordiger zal echter niet verantwoordelijk zijn voor de omvang van zijn bevoegdheid, daar deze in de wet is omschreven en de derde geacht wordt de wet te kennen ( 43).
(40) VANDER GRINTEN in ASSER, o.c., p. 52-57. (41) RONSE, De aansprakelijkheid van de onbevoegde vertegenwoordiger in het wisselrecht, R. W., 1961 - 62, kol. 969 e.v. (42) VANDER GRINTEN in ASSER, o.c., I.e. (43) VAN GERVEN, Algemeen Dee/, p. 509.
215