19 februari 2014: Kunst of behang? Het einde van de kunst bij Danto en Hegel. Kunst en religie, 53-66. Samenvatting Jurjen Zeilstra Inleiding De kunsthistorica Sara Wiersma relativeert het zogenaamde ‘einde van de kunst’. Dat is een idee verkondigd door Georg Wilhelm Hegel (1770-1831). Tekensystemen slijten. Wat vindt u van kleding met een ‘print’? Wat begint met een grap, kan verwarrend zijn. Voorbeeld: Politieuniformen kunnen ‘in de mode’ raken. Maar hoe onderscheid je dan een echte politieagent van iemand die een uniform heeft aangetrokken omdat hij of zij dat leuk vindt staan? Ooit leek dit allemaal een stuk eenvoudiger. Maar dat was schijn. Het iconoclasme, de beeldenstrijd, is zo oud als de Sinaï. (Exodus 20 en 32. Mozes brengt een abstract Godsbeeld, eigenlijk ethiek: De Tien Geboden. maar het volk aanbidt een Gouden Kalf, concreter kan bijna niet.) Tekst waarmee iconoclasme in de 9e eeuw is beslecht is Johannes 1,14: Jezus is beelddrager Gods, maar ook (het mannelijke!) 1 Kor.11,7, de man is beelddrager Gods. Zie ook 1 Kor.15,28: God zij alles in allen. (Is de mens een soort ‘gesampled’ godsbeeld?) Vgl. Ef. 4,6 (NBG 1951): Eén Here, één geloof, één doop, één God en Vader avn allen, die is boven allen en door allen en in allen. Is Cow Wallpaper (Warhol 1966) kunst? (Wat ziet u er in? Ik moet denken aan Exodus 32, zie boven.) Dezelfde vraag kan worden gesteld over Brillodozen, colablikjes of Heinz verpakking. Kan een serieproduct kunst zijn? Andy Warhol (1928-1987) heeft de veranderende opvattingen over kunst diepgaand beïnvloed. Niet uniciteit en authenticiteit zijn in onze tijd altijd doorslaggevende factoren als het er om gaat wat ‘echte’ kunst eigenlijk is. Interessant is de The Philosphy of Andy Warhol ( quote p125, Stoker, Kunst van hemel en aarde) In de ogen van Arthur Danto (geb. 1924) betekent het werk van Warhol het einde van de kunst. Deze term heeft hij van Hegel, die daarmee uiting geeft aan zijn weerstand en kritiek. Daar hoort wel een uitleg bij (die Wiersma niet geeft). Hegel Als Hegel spreekt over het einde van de kunst bedoelt hij niet dat de kunst historisch gesproken afsterft of ophoudt te bestaan, maar dat de betekenis van kunst voor de waarheid sterk is afgenomen. Hegel: ’Man kann wohl hoffen, daß die Kunst immer mehr steigen und sich vollenden werde, aber ihre Form hat aufgehört, das höchste Bedürfnis des Geistes zu sein.’ De idealist Hegel acht in zijn colleges over esthetiek, door de mens gecreëerde schoonheid hoger dan die in de natuur, omdat de eerste vorm van schoonheid uit de geest geboren is. Kunst is dus iets heel anders dan afbeelding (nabootsing, mimesis) van wat wij waarnemen in de natuur. Echte kunst komt voort uit de absolute idee (vgl. Plato en Kant), is zintuiglijke presentatie van de absolute Geest als ideaal. De religie kan dit nog beter, maar de hoogste wijze waarop de absolute Geest gekend kan worden is in de filosofie, omdat deze volstrekte vrijheid van denken eist. In de filosofie wordt de absolute Geest begrepen. Het ideaal van de kunst is in bepaalde fasen van de kunstgeschiedenis in meerdere of mindere mate gerealiseerd. Hegel onderscheidt drie fasen. fase 1: STREVEN naar het ideaal als ware idee van de schoonheid. (onderontwikkelde) symbolische kunst, hoogtepunt: de piramiden van Egypte. fase 2: BEREIKEN De klassieke kunstvorm: ‘Die freie adequäte Einbildung der Idee in die zugehörige Gestalt, mit welcher sie deswegen in freien, vollendeten Einklang zu kommen vermag.’ Hoogtepunt: de klassieke eeuw van Griekenland (5e eeuw v.Chr.), m.n. de
beeldhouwkunst. Idee en gestalte komen in harmonie bijeen. Hier wordt de functie van de kunst volgens Hegel werkelijk vervuld. In de tempel, die oorspronkelijk voortkomt uit de symbolische kunstvorm, ‘tritt sodann der Gott selber ein.’ fase 3: OVERSCHREIDEN De ondergang van de klassieke kunstvorm begint met de middeleeuwen en loopt uit op de Romantiek. Idee en gestalte lopen uiteen. Immers in de Romantiek staat de individualiteit voorop. De Romantiek uit zich vooral in de minder materiële kunsten: poezie, schilderkunst en muziek. Het subject van de dichter bezingt zichzelf (c.q. zijn eigen gevoelens; lyriek). De obsessie met het (eigen) gevoel wordt door Hegel als grotesk beschouwd en qua niveau niet te vergelijken met de klassieken. Als Hegel dus spreekt over de Romantiek als het einde van de kunst, gaat het over veel meer dan de stroming in het tijdvak rond 1800 dat wij als Romantiek beschouwen! Dit legt Wiersma niet goed uit. Waar gaat het om in de kunst? Plezier, schoonheid, emoties of om het geven van existentiële inzichten? Voor Danto en Hegel is het geven van inzichten essentieel. Als de kunst vastloopt in de Romantiek kan deze functie nog slechts door religie en filosofie worden vervuld. Arthur Danto Danto is de auteur van vele artikelen, o.a. ‘The Artworld’ (1964) en twee geruchtmakende essays: ‘The End of Art’ (1986) en ‘After the End of Art’ (1997). Het is het achterliggende idee dat een object tot een kunstwerk maakt. Voorbeeld: de stapel Brillodozen van Warhol uit 1964, in de kruidenierswinkel oppervlakkig gezien wellicht reclame voor een aanbieding, in het museum als ‘Brilloboxes’ een kostbaar en wereldberoemd ‘work of art’, omdat deskundigen het zeggen! Marcel Duchamp, vader van het dadaïsme en ready made art, was al rond 1913 begonnen gebruiksvoorwerpen tot kunst te verheffen. Zo liet hij de betrekkelijkheid zien van kunst. Warhol stelt met zijn Brilloboxes eveneens deze vraag naar de betekenis van kunst. Het posthistorische tijdperk Volgens Danto is de filosofische verantwoording belangrijker geworden dan het kunstwerk zelf. Wat is het bestaansrecht van kunst? Allerlei stromingen in de 20 e eeuw storten zich hierop: fauvisme, kubisme, futurisme, abstracte kunst, surrealisme, dadaïsme, expressionisme, pop- en op-art, minimalisme, postminimalisme, conceptuele kunst en fotorealisme. (Samengevat in modernisme.) Danto ziet hier geen werkelijke vernieuwing meer uit voortkomen. Danto, die sterk door Hegel beïnvloed is, verwacht nog wel vernieuwing van de filosofie. Het gaat ten diepste immers om de ideeën. Dit laatste zie je heel sterk in het werk van de conceptuele kunstenaar Joseph Kosuth. Het gaat om de idee achter het werk, de realisatie is van volstrekt ondergeschikt belang. Dit is voor Danto werkelijk het einde van de kunst. Eerst was er nabootsing (mimesis, overbodig geraakt door fotografie en film), toen ideologie (de grote avant-gardistische stromingen) en nu kan alles: ‘anything goes!’ Maar dat is het einde van het grote verhaal: het posthistorische tijdperk. Niet langer is verandering ontwikkeling. Natuurlijk wordt er nog wel ‘kunst’ geproduceerd, maar dat heeft geen betekenis meer voor de ontwikkeling van de mensheid. Donald Kuspit spreekt van postmodernisme, met als voorbeeld Andy Warhol, volgend op het modernisme waarvan hij Vincent van Gogh als de belangrijkste vertegenwoordiger ziet. Modernisme bevatte spiritualiteit en zingeving, filosofisch en religieus. Postmodernisme representeert geen enkele waarde, maar is entertainment geworden. Invloed van Hegel op Danto De beroemdste criticus en bespreker van het postmodernisme is A.C. Danto (1924-2013). Hij
werd zwaar beïnvloed door ideeën van Hegel. We hebben gezien dat Hegel in de Romantiek het einde van de kunst zag. Niet langer was het immers de zintuiglijke uitbeelding die de idee en de vorm tot een harmonieuze eenheid bracht (synthese). In de Romantiek is het vanuit het gevoelsleven van de kunstenaar dat zich een (oncontroleerbare) individueel beleefde ‘waarheid’ manifesteert. Het Absolute verdwijnt in algemene zin als tegenpool uit beeld. Niet het kunstwerk, maar de kunstenaar staat centraal. Dit (ijdele) zelfbewustzijn betekent dat, zegt Danto, de posthistorische kunstperiode is aangebroken en daar zitten wij midden in. Er is geen vruchtbare spanning meer tussen subject en object. Anders gezegd: De gevoelens van de dichter zelf zijn het onderwerp van het gedicht. De natuur is daar volledig aan ondergeschikt. De legitimatie voor een zelfstandige kunst vervalt. Eigenlijk wordt kunst een soort filosofie (net als religie trouwens, ondanks Hegel, maar dat kon hij nog niet weten!). Duchamp Duchamp was de eerste die dit begreep en hij stelde in 1917 een (gesigneerde) urinoir ten toon met de titel ‘Fountain’. Dit werk werd geaccepteerd als kunst en daarmee was bewezen dat het de ideeën zijn, c.q. de filosofie, die de legitimatie bepalen. Danto onderscheidt, i.t.t. Hegel, nog wel een functie voor de (posthistorische) kunst. Voltooiing is ook een waardevol proces. De overgang van modernisme naar postmodernisme is een langdurig en op zich waardevol proces. Er is sprake van een ‘verruimd kunstbegrip’ (bijv. Joseph Beuys). Wij beschouwen allerlei zaken als kunst, die deze status vroeger nooit gekregen zouden hebben. Alles is mogelijk, maar van werkelijke vernieuwing kan geen sprake meer zijn. Wiersma betwijfelt of Danto wel gelijk heeft. Kunst geeft op een andere (esthetische) wijze dan de filosofische inzichten inzake het leven. Aan de hand van Warhol kan zij aantonen dat kunst wel degelijk nog altijd vernieuwend kan zijn.’ Ik wil daaraan toevoegen, wat Hegel nog niet weten kon, maar dat filosofie voor de meeste postmoderne filosofen geenszins de betekenis heeft die deze voor Hegel had, als het gaat om het Absolute. Veel tegenwoordige filosofie is taal en geen waarheidsvinding. Eenheid van vorm en inhoud Kunst lijkt wel op filosofie, maar wezenlijk voor de kunst is dat de inhoud onlosmakelijk verbonden is met de vorm. Wiersma is het dus niet eens met Hegel dat een minder materiële vorm van kunst als poëzie, al dichter staat bij de (hogere) filosofie. Het is waar dat filosofie niet aan vorm gebonden is, maar dezelfde waarheid op verschillende wijzen kan uitdrukken. In de kunst kan dat niet. Er is sprake van eenheid van vorm en inhoud. Dit maakt als zodanig echter niet dat kunst van ‘lagere’ betekenis zou zijn. Vorm als esthetisch element Wiersma vindt dat Danto het (zelfstandig) belang van de vorm in de kunst onderschat. Juist in de vorm vindt de beschouwer genoegen. Dat kan entertainment zijn, maar ook de schok van terrible beauty, denk aan het sublieme (de derde bijeenkomst behandeld). Als voorbeeld geeft Wiersma De Twijfel van Thomas van Caravaggio. Het gebruik van logo’s: Het zijn heiligenbeelden van onze tijd. Deze symbolen centraal te stellen is revolutionair! Dit is ‘iconic’ in de Engelse zin van het woord. Het zijn cultuurdragers bij uitstek in de VS! Veel werk van Warhol heeft een veel diepere symbolische lading dan je denkt. Dit is dus niet het einde van de kunst, maar dit is de kunst van deze tijd! Nogmaals: Warhol als begin van het einde? Tegenover Danto gaat Warhol (1928-1987) niet in de verdediging! Warhol stelt traditionele
waarden van de kunst als de uniciteit en de authenticiteit ter discussie. Maar dat betekent niet dat Warhol een emotieloze, mechanische ‘reproduceerder’ van entertainment kunst is. Voorbeelden: Death and Disaster-werken en de maatschappijkritische en religieuze aspecten van zijn kunst. Warhol is lid geweest van de Rutheens-Katholieke kerk te New York. In zijn ‘Het laatste avondmaal’ geeft hij zijn interpretatie van Da Vinci’s werk met die naam. Hij weigert het uit te leggen, maar heeft logo’s verwerkt uit de Amerikaanse consumptie industrie. Maar consumeren mensen vandaag niet vaak ook religie, zoals ze alles consumeren en zich laten vermaken? Is kunst maken verdacht geworden? Is het niet een beetje vreemd dat Warhol op deze wijze door Wiersma gelegitimeerd moet worden? Betekent het Cow Wallpaper dus het einde van de kunst? Nee, zegt Wiersma, juist bij Warhol zie je wel degelijk vernieuwing. Het is wel het einde van een bepaald soort kunst en een bepaalde kunst opvatting. Een ander voorbeeld is: Jean-Michel Basquiat was een vriend van Warhol. Hij is beroemd om zijn graffiti. Zijn Puortoricaanse/Haitiaanse Rooms-katholieke religieuze achtergrond heeft hij heel eigenzinnig verwerkt. Zijn kunst raakt direct aan Hiphop muziek en andere vormen van kunstuiting met wortels in de arme buurten van grote steden als New York, Kaapstad en Johannesburg. Beroemde werken van Warhol zijn o.a.: Colaflesje (American dream); Campbell’s Soup Cans (1965) en One-Dolar-Bills (1962) en The Twenty Five Marilyns (1962). Religieuze thema’s in Praying Hands (1950), Cross (Red) uit 1982. Hij verbindt massacultuur met hoge kunst. (Vgl. Stoker, Kunst van hemel en aarde, 125ff.) Verschillende reacties Raymond Barthes en Baudrillard zien pop-art als uiting van de consumptiemaatschappij. Beelden hebben hun verwijzende functie geheel verloren: Simulacres. Thomas Altizer (God is dood-theoloog): Religieuze kunst is ook dood. Tegenstelling profaan-sacraal kan niet langer serieus genomen worden. De dood van de transcendente God is nog niet de ontkenning van het goddelijke als zodanig. Altizer is een Hegeliaan, die een dialectische proces ziet, dat uitloopt op een samenvallen van God met de wereld (vgl. Spinoza), totaal immanent. God alles in allen! (vgl. 1 Kor.15,28!) Het serieuze karakter van het werk van Warhol wordt dus betwist. Anderen (Art since 1900) vinden wel degelijk dat het werk van Warhol een serieus verwijzend religieus karakter heeft. Als het gaat om Het laatste Avondmaal, is het voor Warhol al niet het ‘origineel’ van Da Vinci (1495-1498) en hij wil het ook niet echt nabootsen. Hij neemt al een zwartwitafbeelding uit een encyclopedie en gaat daarmee spelen. Hij maakt ook niet één nieuw werk, maar een heleboel. Warhol is echter belangrijk, niet speciaal omdat hij religieus is. Maar zijn kracht is juist dat hij wel degelijk de eigentijd spiegelt: Dit is misschien wel oppervlakkig, maar dat hoor je dus ook te krijgen wanneer een kunstenaar zijn werk doet in de (post-)moderne samenleving. Hij weigert verder uitspraken te doen, dat laat hij aan de toeschouwer. Hij weigert zijn eigen werk in de weg te gaan staan. The Last Supper (Wise Potato Chips), 1986 heeft een gestileerde uilenkop, een logo van een chipsmerk The Last Supper (The Big C), 1985 heeft de uilenkop op een andere plaats, motoren, 6,99 en nauwelijks leerlingen The Last Supper (The Big C), 1985
The last Supper/Be a Somebody with a Body, 1986 The Last Supper (Dove), 1986 Duif, logo’s, commercie, GE, verwijzend naar God?, kopie zonder origineel? Simulacre? Stoker beschouwt Warhol als ‘transcedent-immanent’, een paradoxale benoeming, waar we op terug moeten komen.
Stellingen bij: Kunst of behang? Bijbelcafé, 19 februari 2014 Het einde van de kunst bij Danto en Hegel (Kunst en religie, 53-66) 1 In het werk van Andy Warhol kun je zien dat niet alleen het einde van de kunst, maar ook het einde van de religie inderdaad is gekomen. 2 Hegel heeft zich vergist toen hij stelde dat de filosofie tenslotte voor de mens de weg zou openen naar de Absolute Geest. Filosofie is slechts taal, net als kunst en religie. De waarheid vinden wij niet. 3 Ten onrecht ziet Danto in Warhol het begin van het einde van de kunst. Juist Warhol is authentiek en uniek. Want hij tracht zich oprecht te verhouden tot zijn eigen tijd, op louter consumeren belust. Ooit trachtte Da Vinci zich oprecht te verhouden tot zijn eigen tijd, die niet anders kon zijn dan religieus. 4 Het beeldverbod in de bijbel (Exodus 20,4) houdt direct verband met het vervluchtigen van God tot een simulacre (dat is een beeltenis die samenvalt met zijn betekenaar, d.w.z. materiële verschijningsvorm en dus geen verwijzende functie heeft). Dit is voor christenen gevolg van de iconen. De islam heeft daar geen last van!