nº
40ste jaargang / 18 mei 2007
thema afvalwater
10 /
2007
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER
INTERVIEW MET HOOGLERAAR JULES VAN LIER ISRAËL WIL ‘SILICON VALLEY’ VAN WATERTECHNOLOGIE WORDEN TOTAAL-EFFLUENTBEOORDELING TOEGEPAST IN DE PRAKTIJK
Kwaliteit
W
aterschappen en gemeenten kruipen steeds meer naar elkaar. Gemeenten mogen het oppervlaktewater niet belasten met riooloverstorten. De waterschappen hebben er belang bij dat de waterkwaliteit verbetert. Door rond de tafel te gaan zitten en met elkaar te praten over de meest rendabele en efficiënte maatregelen om die waterkwaliteit te waarborgen, besparen beide partijen. En dat kan uiteindelijk ook leiden tot lagere lasten voor de burger. De overheid staat er namelijk nog steeds bekend om dat ze niet zo zuinig is. Bureaucratie slokt geld op. Inefficiënt bestuur ook. Zo langzamerhand krijgen zowel de gemeenten als de waterschappen door dat op heel wat plekken in hun organisatie te bezuinigen valt zonder dat de kwaliteit van het gebodene eronder lijdt. De dure
H2O tijdschrift voor watervoorziening en waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen Officieel orgaan van Stichting tot uitgave van het tijdschrift H2O en haar participanten: - Vereniging van Waterbedrijven in Nederland - Koninklijke Vereniging voor Waterleidingbelangen in Nederland - Nederlandse Vereniging voor Waterbeheer - Kiwa Water Holding BV Uitgever Rinus Vissers Redactie Peter Bielars (hoofdredacteur) Michiel van Zaane Marjon Hoogesteger Redactiesecretariaat Dora Pompe Redactieadres en uitgeverij Postbus 122, 3100 AC Schiedam telefoon (010) 427 41 65 telefax (010) 473 26 40 e-mail
[email protected] Bezoekadres: ’s-Gravelandseweg 565 3119 XT Schiedam Redactiecommissie Harry Tolkamp (voorzitter/NVA) André Struker (KVWN) Frits Vos (VEWIN) Gerda Sulmann (Kiwa Water Research) Advertentieverkoop Roelien Voshol (010) 427 41 54 Brigitte Laban (010) 427 41 52 Mediaorder Carola Sjoukes (010) 427 41 41 Suzanne Klüver (010) 427 41 40 telefax (010) 473 20 00 Abonnementenservice Pauline Roos Tini van Schijndel telefoon (010) 427 41 08 telefax (010) 426 27 95 Abonnementsprijs € 95,- per jaar excl. 6% BTW € 126,- per jaar voor buitenland € 8,- losse exemplaren excl. 6% BTW Abonnementen gelden voor één jaar en worden – zonder tegenbericht – automatisch verlengd. Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden aan bovenstaand postadres. Druk en lay-out Den Haag mediagroep b.v., Rijswijk Copyright Nijgh Periodieken B.V., 2007 Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt uitdrukkelijk voorbehouden. Overname van artikelen alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever. www.vakbladh2o.nl
waterschapskantoren die de afgelopen jaren gebouwd zijn, hadden best wat soberder mogen uitvallen. De dienstverlening hangt daarvan namelijk niet af. Status heeft op zich niets te maken met kwaliteit. Maar zoals gezegd komen er steeds meer gemeenten en waterschappen die inzien dat ze met elkaar moeten samenwerken om sneller en goedkoper hun doel te bereiken. Gebruik elkaars kennis, want in Nederland is meer dan voldoende kennis op het gebied van water. Laat er meer mensen van profiteren. En doe vooral geen dingen dubbel, want daarop zit niemand te wachten. Peter Bielars
inhoud nº 10 / 2007 / *thema 4* / Optimalisatiestudies brengen waterschap en gemeente nader tot elkaar
10* / Vernieuwde awzi Olburgen werkt met anammoxbacterie
12* / Interview met Jules van Lier, hoogleraar anaerobe afvalwaterbehandeling Maarten Gast
18 / Het nut van goede bestuurlijke netwerken
15
in de stroomgebieden Wietske Keetman
24 / Israel wil de ‘Silicon Valley’ van de watertechnologie worden
29* / Demonstratie met decentrale MBR in Sneek
31 / Visie op water en ruimtelijke ordening
18
in Alkmaar Jan Wijn, Hans van de Berg en Alex Hekman
38* / Eerste resultaten van een nieuw filtratiesysteem voor effluentpolishing Steven Horn, Johan Thiescheffer en Olaf Duin
40 / De oudste droogmakerij voorzien van de nieuwste technologie
31
Hans van Ketwich en Marije Stronks-Jansen
42* / Meetgegevens van rwzi’s in Vlaanderen centraal beschikbaar
46* / Recensie ‘Biogranulation Technologies for Wastewater Treatment’ Merle de Kreuk
51* / Praktijkervaringen met zwart- en grijswatersystemen in Noorwegen en Duitsland Adriaan Mels, Paul Telkamp, Erwin Koetse en Okke Braadbaart
55* / Totaal-effluentbeoordeling toegepast in de praktijk Erwin Roex, Serge Rotteveel, Marijke Ferdinandy en Volkert Bakker
58* / Lamellenafscheider alternatief voor een verbeterd gescheiden stelsel? Frank Berendsen
64 / Agenda
Bij de omslagfoto: Afvalwaterzuivering in Israël met gebruik van AGAR en actiefslib (zie pagina 24) (foto: Michiel van Zaane).
Optimalisatiestudies brengen waterschap en gemeente nader tot elkaar Veel gemeenten en waterschappen zijn samen een optimalisatiestudie afvalwatersystemen (OAS) aan het opstellen. Deze studie krijgt voor elkaar wat tot nu toe niet echt wilde lukken: het nader tot elkaar brengen van gemeenten en waterschappen. Zoals in Noord-Brabant, waar Waterschap Brabantse Delta zich samen met de gemeenten in zijn beheergebied vol verve op de OAS gestort heeft.
H
et moeten voldoen aan de basisinspanning vormde in veel gevallen de directe aanleiding voor waterschappen en gemeenten om toenadering tot elkaar te zoeken. Volgens de basisinspanning moesten waterbeheerders per 1 januari 2005 ervoor zorgen dat de verontreiniging van het oppervlaktewater door rioolstelsels met de helft verminderd zou zijn. Vooral gemeenten hadden echter moeite met het voldoen aan die inspanning. Ook in Noord-Brabant ging het aanvankelijk moeizaam. “De basisinspanning had eigenlijk allang klaar moeten zijn”, erkent programmamanager Ad Sweere. “Doordat wij in de samenwerking met gemeenten streven naar maatschappelijke kostenbesparing, hebben we nu beperkt uitstel gekregen. Maar daar moet je dan wel mee aan de slag gaan en ook echt met de vergunninghouders om de tafel gaan zitten. Nu troffen wij de gemeenten al, onder andere bij het gemeentelijk rioleringsplan, de stedelijke wateropgaven en de Watertoets. De contacten waren er dus wel. Maar de optimalisatiestudie maakt die kontakten intensiever, formeler ook.”
Hechte club Bij het uitvoeren van een optimalisatiestudie wordt uitgebreid gezocht naar de meest optimale maatregelen voor het duurzaam inzamelen, transporteren en zuiveren van afvalwater tegen zo laag mogelijk maatschappelijke kosten. Tijdens dat proces vormen de deelnemers langzaamaan een hechte club, zo ontdekte het waterschap. “Het is ons streven ervoor te zorgen dat dit ook zo blijft. Jarenlang was het ieder voor zich. Ook in het dagelijks beheer. De gemeenten maakten een basisrioleringsplan en wij zeiden: ‘Laat maar zien.’ Nu brengen we een basiszuiveringsplan, de evenknie van het rioleringsplan, in bij de optimalisatiestudies. Met zowel het zuiverings- als het rioleringsplan hebben gemeenten en waterschap inzicht in de gehele afvalwaterketen.”
Minimale bezetting Sweere vindt het logisch dat gemeenten wat opstartproblemen hadden bij het voldoen aan de basisinspanning. “Het is best een punt om aan de slag te komen. Er komt veel op de gemeenten af. Ze moeten het vaak doen met een minimale bezetting. En dan zit alles nog onder de grond ook. Er zijn zaken die populairder zijn om in te
4
H2O / 10 - 2007
veel meer inzicht in elkaars werk”, vervolgt Sweere. “Er is openheid en transparantie. Leidingen, pompen, kosten. Alles wordt in beeld gebracht. Ons streven is dan ook die samenwerking en dat inzicht vast te houden. Daarom hebben wij intensief meegewerkt aan een uitgave van de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse gemeenten hierover.”
Ad Sweere.
investeren. Om draagvlak te creëren, moet je als waterschap de boel dus toch wel eerst een paar jaar warm houden bij bestuurders en ambtenaren.” “Nu we samen met de gemeenten werken aan de optimalisatiestudies krijgen we
In dat boekje ‘Permanente samenwerking in het afvalwatersysteem - Doorpakken vanuit optimalisatiestudies’ staan ideeën om tot een permanente samenwerking tussen gemeenten en waterschappen te komen. Belangrijk ingrediënt hiervoor is samen een visie te ontwikkelen op de toekomst van het afvalwatersysteem. Behalve de eenmalige optimalisatie van investeringen moeten ook het optimale beheer en de optimale ontwikkeling van het afvalwatersysteem hierin worden meegenomen. Successen op de korte termijn moeten worden uitgedragen, zodat alle partijen er vertrouwen in krijgen dat samenwerking op de lange termijn nuttig is. Sweere: “Het doel is elkaar ook buiten de studies om te gaan vinden. Natuurlijk is alles op basis van vrijwilligheid. Niets moet, maar het is in het eigen belang om het wel te doen.” In het beheergebied van Waterschap Brabantse Delta wordt per zuiveringsgebied een optimalisatiestudie afvalwatersystemen
Waterschapsbedrijf Limburg (WBL) en de gemeente Kerkrade gaan samen werken aan een zo optimaal mogelijk afvalwatersysteem. Gestreefd wordt naar een optimaal milieurendement en zo laag mogelijke kosten voor de burger. De eerste stap in de samenwerking is het overdragen van vier bergbezinkbassins van WBL aan de gemeente Kerkrade. Hierdoor hoeft die zelf geen aanvullende voorzieningen te treffen voor het bufferen van regen- en rioolwater. De bergbezinkbassins zijn in 1972 aangelegd als buffervoorziening voor de rwzi Kaffeberg. Nu de gemeente Kerkrade haar verhard oppervlak gedeeltelijk heeft afgekoppeld, zijn de bassins voor WBL niet meer noodzakelijk als buffers. Door de bergbezinkbassins toe te voegen aan het gemeentelijk rioolstelsel voldoet de gemeente aan haar basisinspanning oftewel de wettelijke eisen die zijn gesteld aan de normen om rioolwater te bergen en overstorten te beperken. WBL wil de bergbezinkbassins wel tegen vergoeding blijven beheren en onderhouden. WBL en Kerkrade gaan ook nog een onderzoek uitvoeren naar de overdracht van rioolleidingen tussen de overgedragen buffers en een gezamenlijk monitoringsysteem opzetten voor een zo goed mogelijk beheer van het afvalwater.
*thema
uitgevoerd. Dat zijn er in totaal 18. Daarbij zijn 21 gemeenten betrokken. Het aantal gemeenten dat deelneemt aan een studie varieert behoorlijk. Bij de ene studie is een deel van één gemeente betrokken, bij andere studies tot wel acht gemeenten. Om één en ander gestructureerd te laten verlopen, is een programma opgezet. Momenteel lopen tien studies.
Eenheid in gegevens Het verzamelen van goede gegevens is uitermate belangrijk in een optimalisatiestudie. “Anders kun je geen goede berekeningen maken en krijg je suboptimale oplossingen”, zegt Sweere. “Je moet het stelsel goed in beeld hebben, maar ook de emissie, de basisinspanning én het waterkwaliteitsspoor. Met dit laatste streven we ernaar te voldoen aan de normen die de Kaderrichtlijn Water stelt. Daarnaast moet je actuele gegevens hebben over de grootte van het naar de riolering afvoerend verhard oppervlak. Vaak blijkt dat het verhard oppervlak groter is dan in de boeken stond, soms wel tot 30 procent meer. Bovendien hebben gemeenten niet altijd dezelfde manier om het verhard oppervlak te berekenen. Maar zulke gegevens moet natuurlijk wel uniform zijn, anders zit je later appels met peren te vergelijken.” “Een checklist maakt concreet welke gegevens nodig zijn”, vervolgt Sweere. “Want ook daarover heeft iedereen zijn eigen ideeën. De betrouwbaarheid van de gegevens is eveneens zo’n punt. Je kunt wel alle gegevens hebben, maar kloppen die ook? Hoe nauwkeurig zijn ze? Een sticker op een pomp met daarop de capaciteit wil niet meteen zeggen dat die pomp na een aantal jaar nog steeds die capaciteit heeft. Daar zijn metingen voor nodig. Uiteindelijk is het simpel. Of iets nauwkeurig genoeg is, beslis je samen. De maatregelen die uit de studie voortvloeien, zijn net zo nauwkeurig als de gegevens waarop één en ander gebaseerd is. Onze beoordelingstabel geldt daarbij als hulp.” Volgens Sweere speelt de vraag niet of de resultaten uit een OAS in de praktijk ook echt kloppen. “We hebben vertrouwen in de adviesbureaus die de studies uitvoeren. Ook de deskundigen van de gemeenten en het waterschap bewaken de kwaliteit van de studies. Verder wordt de gehele afvalwaterketen steeds uitgebreider gemonitord
actualiteit
De rioolwaterzuivering van Bath.
conform de vergunningen van de riooloverstorten. Die monitoringsgegevens worden ook weer gecheckt. In de praktijk zul je daar over het algemeen dus geen verrassingen krijgen.”
Kaderrichtlijn Water Alhoewel de basisinspanning prioriteit heeft bij het uitvoeren van een optimalisatiestudie, wordt door Brabantse Delta ook rekening gehouden met de Kaderrichtlijn Water. Sweere: “Bij de uitvoering gaan we ervoor om zo snel mogelijk te voldoen aan de basisinspanning. Daarna gaan we verder om het waterkwaliteitsspoor op orde te hebben in 2015. We gaan alvast uit van de KRWnormen voor de gebiedsstroomplannen voor 2009. Die moeten weliswaar nog worden vastgesteld, maar op deze manier is een optimalisatiestudie wel KRW-proof als de normen doorgaan. Bovendien wordt vaak voordeel behaald door maatregelen in het kader van de basisinspanning te combineren met maatregelen volgens het waterkwaliteitsspoor. Daarnaast verkrijgen we informatie over kosten en baten die bij het opstellen van de maatschappelijke kosten-batenanalyses voor de KRW ingezet kunnen worden. Voldoende redenen om niet te wachten tot 2009. We houden zelfs rekening met een prognose van de periode tot 2015. Wat moet er gebeuren om te voldoen aan het aanbod tegen die tijd?” Om goed rekening te kunnen houden met de KRW heeft het waterschap samen met anderen een waterkwaliteitsspoortoets bedacht. “Die wordt momenteel met de STOWA ontwikkeld. Hier geldt eveneens dat zoveel mogelijk dezelfde aanpak wordt aangehouden.”
Afkoppelen Om te voldoen aan de basisinspanning wordt in de verschillende optimalisatiestudies van Brabantse Delta vaak gekozen voor maatregelen als bergbezinkbassins, buffers
en extra maatregelen op de zuivering, zoals capaciteitsvergroting. Opvallend is dat afkoppelen nog maar af en toe voorkomt als maatregel. “Bufferen en het vergroten van de pompcapaciteit op de zuivering is kosteneffectiever”, verklaart Sweere. “Afkoppelen doen we alleen nog in gebieden met veel wateroverlast. En bij bedrijventerreinen kan het heel effectief zijn, doordat je in één klap met relatief weinig kosten een groot gebied afkoppelt. We zijn ook gestopt met de stimuleringsmaatregelen voor afkoppelen. Indien het voordelig blijkt te zijn het wel te doen, komt het er toch wel uit bij de OAS en dan betalen we er sowieso aan mee.” Als voorbeeld waarmee dankzij de OAS kosten zijn bespaard, noemt Sweere Zundert. “Hier werd de persleiding maximaal belast. Zonder OAS zouden wijzelf én de gemeente maatregelen hebben getroffen. De gemeente door een buffer aan te leggen in het riool en wij door de capaciteit te vergroten. Nu wordt een buffer aangelegd in het riool waar het water bij een piekafvoer geparkeerd wordt. Vervolgens wordt het gedoseerd afgevoerd. De kosten dragen we samen.”
Afvalwaterakkoord Inmiddels is de eerste optimalisatiestudie in het gebied van Brabantse Delta nagenoeg afgerond. Onlangs is een begin gemaakt met het opstellen van het eerste afvalwaterakkoord. Ondertekening van dit akkoord zal over enkele maanden plaatsvinden. “Bij de uitvoering van de maatregelen uit het akkoord proberen we ons zoveel mogelijk bij de eigen taken en bevoegdheden te houden en de kosten evenredig te verdelen. ‘Schoenmaker blijf bij je leest’ is hierbij het motto. Wel is alles goed op elkaar afgestemd. Ook toekomstige ontwikkelingen en het beheer na de optimalisatiestudie zullen gezamenlijk zo optimaal mogelijk worden opgepakt. Precies zoals dat hoort als je goed met elkaar samenwerkt.”
H2O / 10 - 2007
5
actualiteit Uiterwaardverlaging Wageningen geblokkeerd door Raad van State De verlaging van de uiterwaarden van de Nederrijn bij Wageningen kan voorlopig niet worden uitgevoerd. De Raad van State vernietigde vorige week de vergunning die was afgegeven voor het creëren van een moerasgebied in het kader van rivierverruiming. Volgens de raad was niet duidelijk gemaakt wat de effecten van de uitvoering van dit deel van project Lexkesveer zouden zijn. Niet aangetoond is dat de aangrenzende percelen in de Renkumse Benedenwaard en de Bovenste polder onder Wageningen niet kunnen vernatten. Daarmee stelde de raad de gebruiker van deze percelen in het gelijk.
L
exkesveer is één van de projecten van het NURG-programma (Nadere Uitwerking RivierenGebied), een voorloper van ‘Ruimte voor de Rivier’. Het project maakt geen deel uit van de PKB Ruimte voor de Rivier, maar uitvoering is wel noodzakelijk om de veiligheidsdoelstelling in 2015 te halen. Het bestaat uit een aantal verschillende maatregelen: het graven van een hoogwatergeul en de aanleg van een moerasgebied, nieuwe oevers, hoogwatervluchtplaatsen en een nieuwe brug. In de Schoutenwaard komt een forse hoogwatergeul met natuurlijke en brede oevers. In deze geul staat altijd water. Alleen bij hogere waterstanden van de rivier gaat het water in de geul stromen. Door de afwisseling van stilstaand en stromend water ontstaat een leefgebied waarin veel dieren en plantensoorten zich thuis zullen voelen. De bestaande geul in de Bovenste polder onder Wageningen (de noordoever) wordt niet verlengd of met de rivier verbonden. Aan de Wageningse noordoever worden de uiterwaarden deels afgegraven om de natuur daar haar gang weer te laten gaan. In de Renkumse Benedenwaard wordt een beeken kwelmoeras aangelegd. Nu stroomt het
6
H2O / 10 - 2007
beekwater van de Renkumse beek nog rechtstreeks naar de Nederrijn. Als in de Renkumse Benedenwaard een moerasgebied ontstaat, blijft het schone beekwater van de Renkumse beek langer beschikbaar voor allerlei planten en dieren. Het moeras krijgt de vorm van twee plassen die in de uiterwaard worden uitgegraven. Parallel aan de rivier komen twee langgerekte moerasstroken. Hier sijpelt schoon water straks naar boven. Tegen deze twee maatregelen is bezwaar gemaakt door belanghebbenden. Het bezwaar tegen de hoogwatergeul werd door de Raad van State ongegrond verklaard. Maar het bezwaar tegen de aanleg van het moerasgebied werd wel gegrond verklaard. In een studie van Iwaco uit 2000 werd ervan uitgegaan dat de percelen naast het nieuwe moerasgebied zouden worden ontgrond. Daarom is verder geen onderzoek verricht naar de gevolgen van de aanleg van het moerasgebied. Volgens de Raad is het mogelijk dat de percelen in de Renkumse Benedenwaard, die naast het nieuwe moeras komen te liggen, in een hoogwaterperiode eerder vernatten. Hierdoor worden de gebruiksmogelijkheden van die grond mogelijk beperkt, meent de Raad van State.
De besluiten die door Gedeputeerde Staten van Gelderland en Waterschap Vallei & Eem zijn genomen om de aanleg toe te staan, zijn door de Raad van State vernietigd. De maatregelen die ten zuiden van de Nederrijn worden genomen voor project Lexkesveer, kunnen wél doorgaan. De Raad oordeelde dat het vernietigde besluit voor dat gebied nog wel rechtsgeldig is. De bedoeling was dat Rijkswaterstaat na de zomervakantie de eerste schop in de grond zou steken. De uitvoering van het hele project zou ongeveer twee jaar duren. Volgens een woordvoerder van Rijkswaterstaat heeft de uitspraak geen gevolgen voor de voortgang van de PKB Ruimte voor de Rivier. Er hoeven geen projecten te worden uitgesteld. Het onderzoek wordt aangevuld, waarna opnieuw een vergunning zal worden aangevraagd. Als de eigenaar van het belendende perceel schade heeft, krijgt hij deze vergoed.
Innovatieve effluentpolishing
Vergaande slibbehandeling
Crossflow MBR
Submerged MBR
Anaerobe MBR
actualiteit
Limburg schaft KNMI: “Afgelopen winter voorbode vergunningen van de toekomst” beregenen af De afgelopen warme winter is de voorbode van de winters in de toekomst. Dat stelt het KNMI na berekeningen met een nieuw klimaatmodel. In het project ESSENCE zijn in samenwerking met het rekencentrum SARA in Amsterdam modelberekeningen uitgevoerd die informatie geven over de (mogelijke) toekomstige klimaatveranderingen. De afgelopen winter, de warmste die tot nu toe ooit is gemeten, staat daarin model voor de winters zoals we die in de toekomst kunnen verwachten.
M
et een klimaatmodel is 17 maal het klimaat van 1950 tot het jaar 2100 gesimuleerd op Europese supercomputers. Elke berekening startte met een miniem andere begintoestand in 1950. Door het chaotische karakter van het weer laat elke versie van het klimaatmodel een iets ander klimaat zien. De verschillen worden veroorzaakt door de natuurlijke variaties. Het gemiddelde van de 17 berekeningen, waaruit de natuurlijke variaties zijn gefilterd, toont de klimaatverandering door de toename van broeikasgassen. De onderzoeksresultaten laten zien dat klimaatverandering het meest zichtbaar is in subtropische gebieden en rond de Noordpool. Ook West-Europa warmt duidelijk op. De nieuwe berekeningen tonen vooral hier in de winter een flinke opwarming door sterkere westenwinden. Ook afgelopen winter was dat het geval. Toch kunnen er ook nog koude winters komen. Pas in 2020 is in Nederland de opwarming zo sterk dat het de natuurlijke fluctuaties overstijgt.
De belangrijkste effecten van de klimaatverandering hangen samen met veranderingen in extreem weer. Ook dat wordt bevestigd door de nieuwe simulaties van het klimaat. Het grote aantal berekeningen geeft een nauwkeurigere schatting van de verandering in extremen dan bij eerdere simulaties. Hittegolven en zware neerslag zullen vaker voorkomen, extreme koude minder vaak. Of ook zware stormen in kracht toenemen, is nog niet duidelijk. Onderdeel van ESSENCE is een nieuwe manier van visualiseren van de resultaten van klimaatmodellen. Met een groot scherm van vijf meter breed en drie meter hoog, dat opgedeeld is in kleinere beelden, kunnen klimaatonderzoekers veel informatie van de klimaatmodellen in een oogopslag analyseren. Het scherm, dat eigendom is van SARA, staat tijdelijk bij het KNMI om klimaatonderzoekers de kans te geven de nieuwe informatie te verwerken.
De storm van 18 januari van dit jaar (foto: Hoogheemraadschap van Rijnland).
De regelgeving in Limburg over het beregenen van landbouwgrond wordt aangepast. Gedeputeerde Staten hebben besloten het stelsel van vergunningen gefaseerd af te schaffen en te vervangen door algemene regels.
B
ij het ontwikkelen van het Gewenste Grond en OppervlaktewaterRegime (GGOR) voor de Peelrestanten door Waterschap Peel en Maasvallei bleek dat het zonerings- en vergunningenbeleid voor grondwateronttrekkingen rond natuurgebieden niet efficiënt en effectief is. De hydrologische meerwaarde van de toetsing is klein, terwijl de administratieve inspanning erg groot is. Naar verwachting zal een aanpak met algemene regels voor beregening, als onderdeel van een integraal pakket aan maatregelen, leiden tot een betere kostenbatenverhouding en minder bureaucratie. Onderzoek van de provincie Limburg wees dat uit. Op basis van de Natuurbeschermingswet is gezocht naar alternatieven om verdroging te voorkomen. Die bestaan in principe uit waterconservering in de toplaag, gebiedsmaatregelen zoals vernatting van beekdalen en interne maatregelen in de natuurgebieden. Ook mag de traditionele drainage niet worden uitgebreid. Deze moet binnen tien jaar vervangen worden door peilgestuurde drainage. Tenslotte moet meer capaciteit vrijkomen voor begeleiding, coaching en handhaving van deze maatregelen. Via een habitattoets moet de zekerheid worden geboden dat de beoogde GGORmaatregelen de Natura 2000-gebieden (Sarven en De Banen, Groote Peel en Mariapeel) niet aantasten en dat de voorgestelde maatregelen voor de komende zes jaren bijdragen aan het instandhouden van de natuurgebieden.
Kopijsluiting
A
ls u een bijdrage wilt leveren aan H2O, dan moet deze minimaal twee weken voor eventuele plaatsing op de redactie binnen zijn. De kopijsluiting voor een volgend nummer is dus altijd op de dag dat H2O uitkomt.
8
H2O / 10 - 2007
ZODRA ER NIEUWE WETTEN KOMEN, KOMEN WIJ MET NIEUWE KANSEN. De wetgeving verandert voortdurend. En dat zal dit jaar niet minder worden. Dat heeft gevolgen voor uw bedrijfsvoering. Processen moeten worden aangepast. Nu zien sommige ondernemers dat als een probleem. Terwijl het een kans kan zijn. Want een nieuwe wet vereist wel aanpassingen, maar met de juiste kennis en ervaring kan elke aanpassing een voorsprong op de concurrent opleveren. Zo gaat compliance in uw voordeel werken. Of het nu SEPA, Solvency II of de Splitsingswet betreft. Wij adviseren u over de kansen en implementeren dat advies vervolgens in uw bedrijfsprocessen. En dan maakt het niet uit wat ze in Den Haag bedenken. Wij zorgen er in Arnhem voor dat u er wijzer van wordt.
WWW.EIFFEL.NL
actualiteit *thema Vernieuwde awzi Olburgen werkt met anammoxbacterie De vernieuwde afvalwaterzuivering Olburgen, waar het afvalwater van aardappelverwerker Aviko wordt behandeld, is op 10 mei jl. officieel in gebruik genomen. De awzi wordt beheerd door Waterstromen en maakt gebruik van de Anammox-technologie. Deze biologische zuiveringstechniek, die na de anaerobe zuivering wordt toegepast, zorgt ervoor dat het afvalwater duurzaam en kosteneffectief gezuiverd wordt van stikstof.
E
nkele jaren terug zuiverde Aviko zijn afvalwater nog zelf in de eigen anaerobe voorzuivering. Het gezuiverde water ging daarna richting de rwzi Olburgen van Waterschap Rijn en IJssel. Nieuwe Europese richtlijnen noodzaakten het schap om Aviko strengere eisen op te leggen ten aanzien van de fosfaat- en stikstofverwijdering uit het afvalwater. De nieuwe eisen verlangden van Aviko een langetermijninvestering die het bedrijf liever niet deed, omdat het zich juist meer op de kernactiviteiten wil richten. De oplossing werd gevonden in uitbesteden. Dochterbedrijf Waterstromen van Waterschap Rijn en IJssel nam de zuiveringsinstallatie en de exploitatie daarvan over van Aviko en breidde de zuivering uit.
Duurzaam De officiële opening van de awzi Olburgen op 10 mei vormde de kroon op bijna anderhalf jaar werk. Begin 2006 werd de awzi bij wijze van proef al in gebruik genomen. Voor de ontwikkeling van de installatie ontving Waterstromen subsidie van SenterNovem en de provincie Gelderland. Na enkele aanpassingen werkt de installatie nu volop en realiseert indrukwekkende verwijderingsrendementen: CZV: 97 procent, N-Kj: 90 procent, N-tot: 75 procent en P: 80 procent. Daarnaast werkt de installatie duurzaam. Eef Leeuw van Waterstromen is dan ook bijzonder trots op de vernieuwde awzi. “Wij hebben in Olburgen een zeer duurzaam proces voor totale afvalwaterzuivering. Met
de anaerobe voorzuivering wordt biogas geproduceerd, dat wordt omgezet in ‘groene’ elektriciteit en warmte. Bij de stikstofverwijdering met de anammoxbacterie komt maar een fractie van het slib vrij in vergelijking met conventionele zuiveringen en het energieverbruik van de installatie is lager. Verder zetten we het fosfaat om in struviet, een herbruikbaar product. Er loopt een traject om struviet als kunstmest erkend te krijgen. De installatie zelf is dan wel duurder dan conventionele afvalwaterzuiveringsinstallaties, maar dat winnen we terug met de besparingen op energie- en slibverwerkingskosten.” “Bij de Anammox-techniek komt zo weinig slib vrij, omdat de anammoxbacterie zich maar langzaam deelt”, verduidelijkt Leeuw. “Dat scheelt in de slibverwerkingskosten. Bij het opstarten van de rwzi was die lage slibproductie echter wel een nadeel, omdat je juist slib nodig hebt om het biologische proces op gang te helpen.” Bij de opstart van de installatie bracht het slib uit de Anammoxreactor van de rwzi Dokhaven in Rotterdam, van Waterschap Hollandse Delta, uitkomst. “We hebben nu zelf een kleine buffer. Indien nodig kunnen we slib uitwisselen met Rotterdam.”
Anammoxbacterie De anammoxbacterie werd halverwege de jaren negentig ontdekt door onder andere microbioloog Gijs Kuenen van de TU Delft. Paques nam de rechten van de technologie vervolgens over van de Technische Univer-
siteit. Anammoxbacteriën verwijderen ammonium en nitriet uit afvalwater en zetten deze stoffen om in stikstofgas. Volgens Wiebe Abma, technoloog bij Paques, draait de Anammox-installatie in Olburgen boven verwachting. “Op dit moment werken pas vier installaties ter wereld met de Anammox-technologie. Drie daarvan staan in Nederland; behalve bij de awzi Olburgen en de rwzi Dokhaven heeft Waterstromen er nog één in gebruik bij een leerlooierij. De vierde installatie staat in Japan en zuivert het afvalwater van een semiconductorfabriek. Daar maken ze onderdelen van computerchips. Dat is een heel ander proces dan aardappelverwerking. Maar voor de anammoxbacterie maakt dat niet uit. Zolang ammonium in het afvalwater zit, kan zij zich voeden.” Abma verwacht op korte termijn meer Anammox-zuiveringen te kunnen ontwikkelen. “We hebben contact met geïnteresseerden in het binnen- en buitenland.” Overigens denkt Abma dat in de toekomst nog wel meer bacteriën zullen opduiken. “Nu de anammoxbacterie eenmaal ontdekt is, blijkt dat zij een hele belangrijke rol speelt bij de stikstofcyclus in de natuur. Volgens microbiologen is er nog maar één tot vijf procent van alle bacteriën bekend. Ongetwijfeld bestaan nog meer bacteriën die bij het zuiveringsproces van pas kunnen komen.”
De awzi Olburgen zuivert het afvalwater van Aviko met behulp van de Anammox-technologie.
Vernieuwing rwzi Leek Waterschap Noorderzijlvest gaat de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Leek renoveren. De 34 jaar oude zuivering wordt vernieuwd en krijgt een grotere capaciteit.
R
wzi Leek zuivert afvalwater van bedrijven en huishoudens uit Leek, Tolbert, Zevenhuizen, Boerenakker, de Wilp en omgeving. Omdat de gemeente Leek gaat uitbreiden en de lozingseisen voor stikstof medio 2008 strenger worden, is de oude rwzi aan een opknapbeurt toe. Bij de renovatie wordt uitgegaan van een benodigde capaciteit van 32.020 i.e. in 2020. De werkzaamheden beginnen in juni en zullen ruim een jaar duren. De kosten bedragen ruim zes miljoen euro. Gedurende de hele operatie blijft de zuivering functioneren.
10
H2O / 10 - 2007
normaal?
Een duurzame waterhuishouding is niet vanzelfsprekend. TNO onderzoekt hoe wij verantwoord kunnen leven met water.
TNO.NL
JULES VAN LIER, HOOGLERAAR ANAEROBE AFVALWATERBEHANDELING IN WAGENINGEN:
“Anaerobie is veel meer dan louter afvalwaterzuivering” De wereldwaterproblematiek vraagt grote aandacht. De millenniumdoelstellingen, die de Verenigde Naties in dit verband opgesteld hebben, zijn al diverse malen, ook in dit blad, naar voren gebracht en zullen voortdurend aandacht en inzet blijven vragen. Belangrijke vraag daarbij is hoe die doelstellingen bereikt moeten worden, zowel financieel als technisch. Critici zeggen dat ons systeem van waterbeschaving verkwistend is. In onze huizen verdunnen we de menselijke ontlasting met een factor honderd en meer, waardoor een immens afvalwaterprobleem ontstaat en bovendien de kosten van de preventieve verwijdering van ziektekiemen uit dat water niet meer in verhouding staan tot die van het behandelen van patiënten. Onze aanpak is een slecht voorbeeld voor ontwikkelingslanden, zeggen zij. De anaerobe afvalwaterbehandeling is een duurzaam alternatief dat volgens hen veel meer aandacht verdient. Reden voor een gesprek met prof. dr. ir. Jules van Lier, hoogleraar anaerobe afvalwaterbehandeling aan Wageningen Universiteit & Researchcentrum, die in november 2006 zijn inaugurele rede hield met als titel ‘Meervoudig watergebruik, van last naar lust’.
Wat is jouw leerstoel? “Het antwoord op die vraag behoeft enige toelichting. Voordat ik tot hoogleraar benoemd werd, werkte ik drie dagen per week als onderzoeker en docent aan Wageningen Universiteit en was ik twee dagen per week directeur van de Lettinga Associates Foundation (LeAF). LeAF is een stichting die in 1997 door professor Lettinga en mij is opgericht als een academisch kenniscentrum en adviesbureau voor duurzame milieutechnieken. Opbrengsten vloeien terug in een fonds dat gebruikt wordt voor de verdere ontwikkeling van dit soort technieken. LeAF woont in bij de afdeling Milieutechnologie van de universiteit, de afdeling van Wim Rulkens en Cees Buisman, en heeft nu tien mensen in dienst. De oorspronkelijke naam van de stichting was Environmental Protection and Resource Conservation Foundation, maar na de pensionering van Lettinga is zijn naam aan de stichting verbonden.”
Waarom werd deze stichting opgericht? “Het was een periode van bezuinigingen aan de universiteit. We wilden toen in ieder geval een kenniskern van anaerobe technologie behouden en niet het risico lopen door de rigide regels, die voor het afvloeien en voor het bezetten van arbeidsplaatsen gehanteerd werden, deze specialistische deskundigheid kwijt te raken. Daarvoor was een zelfstandige entiteit wenselijk en daarom hebben Gatze Lettinga en ik toen die stichting opgericht.” “Omdat het bestuur van de universiteit een paar jaar geleden, toen er meer mogelijk was en Lettinga de Shell-prijs mocht ontvangen, het belang van deze milieutechnologie inzag, heeft men een extra hoogleraarplaats
12
H2O / 10 - 2007
ter beschikking gesteld. Daarop is Cees Buisman voor 2,5 dag per week benoemd, maar de andere halve functie die eventueel voor anaerobe technologie gebruikt had kunnen worden, is uiteindelijk toch weer wegbezuinigd. Daarom ben ik aangesteld als bijzonder hoogleraar op een stoel die door bedrijven gefinancierd wordt. Dat zijn de firma’s Paques en Biothane als leveranciers van ‘hardware’ voor de anaerobe zuivering, Royal Haskoning als ontwerper van dat soort installaties en Shell als belanghebbende. Shell exploiteert gasvelden waarbij veel water vrijkomt dat onder andere met behulp van anaerobe technologie voor irrigatiedoeleinden geschikt gemaakt wordt.” “Het is een hoogleraarstoel voor twee dagen per week. In verband daarmee heb ik het directeurschap van LeAF overgedragen aan Marjo Lexmond en ben ik zelf volledig beschikbaar voor onderwijs, onderzoek en begeleiding van de promovendi. De officiële naam van mijn leerstoel is ‘Anaerobic Treatment for Reuse and Irrigation’, onderdeel van de afdeling Milieutechnologie. Dat ‘reuse’ slaat vooral op het hergebruik in de industrie en het ‘irrigation’ op het geschikt maken voor gebruik in de landbouw.”
Waar ben je vooral mee bezig? “Het onderzoek splitst zich op het ogenblik toe op twee aspecten: de verbreding van de toepassing van de anaerobe zuivering in de industrie én het agrarisch hergebruik van stedelijk afvalwater. Wereldwijd wordt deze techniek vooral door bedrijven toegepast. In totaal zijn meer dan 2.000 reactoren bij bedrijven geplaatst. Binnen de bedrijven worden watercycli steeds verder gesloten. Dat heeft tot gevolg dat het afvalwater een meer extreme samenstelling krijgt,
hogere zoutgehalten, hogere temperaturen, extremere pH’s, e.d. De afwaterstromen zelf worden steeds geconcentreerder. De uitdaging is nu om ervoor te zorgen dat ook onder zulke omstandigheden de anaerobe bacteriën hun werk blijven doen en de reactor niet verlaten”. “De technologie moet dus robuuster worden. Omdat je bij bacteriën tegen grenzen aanloopt, kan het nodig blijken te zijn combinaties met andere systemen te maken, bijvoorbeeld met membraantechnologie. Het voordeel van de eenvoud, die er nu is, verdwijnt dan. Het voordeel van de energiewinst die anaerobe zuivering oplevert, blijft. Aerobe zuivering kost energie, anaerobe levert energie op.” “In het Midden-Oosten, in landen als Jordanië of Jemen, is zo weinig water beschikbaar dat het afvalwater van de grote steden drie à vier maal zo geconcentreerd is als bij ons. De omgevingstemperatuur is hoog en anaerobe zuivering komt dan in beeld. We onderzoeken nu of we door een combinatie van zuiveringstechnieken de kwaliteit van het effluent zo kunnen krijgen dat bij agrarisch hergebruik de concentraties stikstof en fosfaat zodanig zijn dat de boeren geen kunstmest meer hoeven te gebruiken. Dat spaart geld en voorkomt dat groenten donkergroen zien door de overbemesting.” “Het andere punt is het verwijderen van wormeieren uit effluent dat als irrigatiewater gebruikt wordt. Pathogene bacteriën sterven na irrigatie door de intense zonnestraling en hoge temperaturen in dit soort landen snel af, maar wormeieren zijn veel resistenter en moeilijk te vernietigen. Als ze via de gewassen terugkomen in het menselijk lichaam, groeien de eieren uit tot spoelwormen, lintwormen, haakwormen en zweepwormen, die ernstige ziekten veroorzaken. De wormeieren zijn relatief groot. In principe zou het mogelijk moeten zijn deze in het slibbed van een anaerobe reactor af te vangen. Er is net goedkeuring verleend aan een project om dit samen met de universiteit van Lima (Peru) verder uit te zoeken. Het is een zogeheten sandwichcontract: het onderzoek wordt hier opgestart, daar uitgevoerd en ook weer hier afgerond. Het totale project gaat vier jaar duren.”
Leent de anaerobe technologie zich voor grootschalige toepassing? “Als de hoeveelheden groot zijn, worden de reactoren ook groot. De centrale toepassing is uiteraard mogelijk, maar is niet erg voor de hand liggend. Daarvoor zou de gehele inzameling van afvalwater anders benaderd moeten worden. Traditionele aerobe zuiveringsinstallaties vragen veel energie, energie die er in die landen niet is. Daarnaast zie je waanzinnige ontwerpen, waar geen enkel heil van te verwachten is. Een Mexicaanse onderzoekster heeft voorgesteld om het afvalwater van de Mexico-Stad, 16 miljoen kubieke meter per dag, chemisch te zuiveren door een flocculatiemiddel toe te voegen, waarna het gezuiverde afvalwater als irrigatiewater in de landbouw gebruikt kan worden. Als je dat zou doen, heb je enorme hoeveelheden chemicaliën nodig, zo’n 1.000
*thema restproduct dat als meststof gebruikt kan worden.”
CV 1963 geboren in Reuver (L) 1981- 1988 studie biologie in Nijmegen en Wageningen 1988- 1993 promotieonderzoek in Wageningen 1993-1997 internationale ontwikkelingsprojecten 1997- 2006 oprichter en vervolgens directeur LeAF 2006- heden hoogleraar Anaerobe Afvalwaterbehandeling aan Wageningen Universiteit & Research
ton ferrichloride per dag, zo’n 4.000 ton kalk en daarnaast nog ruim zes ton poli-elektrolyten. Je krijgt enorme bergen chemisch slib dat ontwaterd moet worden, dat niet in de landbouw toegepast kan worden en het is de vraag of het effluent inderdaad als irrigatiewater gebruikt kan worden. Maar het voorstel ligt er wel, terwijl een soortgelijke installatie in Cali (Colombia), aangeboden door de Japanse overheid, na een jaar werd stilgelegd vanwege de te hoge chemicaliënkosten en een te laag zuiveringsrendement (35 tot 40 procent).” “Ik zie als enige oplossing een andere inzameling van het afval: een scheiding tussen de toiletafvoer en het andere afvalwater, waardoor je een stroom zwart water en een stroom grijs water krijgt. Dat grijze water is dan relatief gemakkelijk zover te zuiveren dat het hergebruikt kan worden, het zwarte water laat zich uitstekend anaeroob verwerken. Bij toepassing van vacuümtoiletten is de hoeveelheid water bovendien nog kleiner. Anaerobe verwerking levert energie op en een
Vindt een dergelijke scheiding in de praktijk al plaats? “In Nederland loopt een proef in een nieuwe woonwijk in Sneek (zie ook pagina 29, red.). In Duitsland en verder in Europa lopen enige projecten (zie pagina 51 e.v.). STOWA heeft die geïnventariseerd, maar de scheiding tussen de toiletafvoer en het andere afvalwater gebeurt nog nergens op grote schaal. Ook niet in ontwikkelingslanden, terwijl daar de toepassing bij hotels of bij ziekenhuizen goed zou kunnen en ook zou moeten. Een stad als Dar es Salaam in OostAfrika is voor slechts acht procent gerioleerd, er zijn veel pit-latrines, het grondwater vervuilt en toch ziet men als einddoel de stad volledig te rioleren. Dat is een heilloze visie. Niet watergedragen sanitatie is de enige oplossing, want voor de traditionele benadering is het water er niet en is het inzamelen en zuiveren van het afvalwater te duur. Diezelfde redenering volgend vind ik de problematiek van het consumptief verorberen van grondstoffen in onze maatschappij dan ook groter dan die van de kooldioxide-uitstoot, die op het ogenblik zoveel, en maar mijn idee té veel, aandacht krijgt. Aan klimaatverandering kun je je aanpassen, aan uitputten van grondstoffen niet. Water is één van die grondstoffen. Men wil er niet aan.”
Wie niet? “De watersector zou moeten inzien dat gescheiden inzameling de enige manier is om de millenniumdoelstellingen van de VN te halen. Het toiletwater moet buiten de rest gehouden worden.
interview
Dat bevat de ziektekiemen. Dat leent zich uitstekend voor vergisten, eventueel samen met groen afval. Daar is energie uit te halen. Dat voordeel moet duidelijk worden. Er moeten bedrijfjes komen die dat gaan doen, in hanteerbare eenheden. Het begint bij de aanleg van de drinkwatervoorziening. Zodra dat op de traditionele manier gebeurt, begint het probleem te ontstaan. Het bedrijfsleven ziet het wel. Daar zie je ook de decentrale aanpak. Papierfabrieken gebruikten vroeger 100 kubieke meter water per ton geproduceerd papier. Voor grijs papier en karton is dat nu al teruggebracht tot één kubieke meter per ton. De kringloop is volledig gesloten, alleen wat verdampt moet aangevuld worden. Bij wit papier ligt het verbruik nog wat hoger, daar heb je nog een extra stap voor de ontinkting nodig.”
Leeft jouw visie bij de studenten? “Bij de studenten die hier studeren wel. Studenten uit ontwikkelingslanden halen echter doorgaans hun kennis uit Engeland of de Verenigde Staten. Daar maken ze kennis met de conventionele aanpak. Enkele komen naar Nederland, een enkeling bij ons. Ik heb nu acht PhD-ers en twee aio’s in aanvraag, een volle bezetting. Ze komen vooral uit ontwikkelingslanden, met name Afrika, het Midden-Oosten en Zuid-Amerika. Twee komen uit Nederland. Een nieuwe PhD-er uit Argentinië werkt nu bij LeAF, maar gaat in juli terug naar zijn land om zich daar aan de universiteit van Salta verder bezig te houden met het lokaal sluiten van kringlopen. Een ander heeft inmiddels aan de universiteit
“Consumptie grondstoffen groter probleem dan kooldioxideproductie” van Palestina zijn eigen toko opgebouwd. De problematiek in het buitenland is voor een deel technologiegerelateerd, verder ook sociaal, politiek, economisch van karakter. Maar de uitgangspunten blijven gelden.”
Hoe zie jij je toekomst? “Ik wil in mijn werk een nauwe relatie met de toepassing van onze kennis blijven behouden. Voor mij is de vertaalslag naar de praktijk erg belangrijk. Een vakgroep die werkt op het snijpunt van onderzoek en praktijk is ideaal.” “De anaerobe zuivering is een prima technologie voor de warmere regio’s. In Nederland zie ik geen grootschalige toepassing buiten de industrie indien wordt vastgehouden aan de conventionele sanitatieconcepten. Het water is te dun, de temperaturen zijn te laag, de investeringen zijn gedaan, de infrastructuur is aanwezig. Maar in de ontwikkelingslanden liggen al die punten anders. Daar is deze techniek uitstekend toepasbaar. Het is eigenlijk krankzinnig dat daar nog in aerobe zuivering geïnvesteerd wordt.” Maarten Gast
H2O / 10 - 2007
13
Norit MBR .O DOUBTS .ORIT *UST PROOF
Norit MBR
AirliftTM MBR • Municipal applications
Norit MBR technology is typically placed outside the bioreactor. It is a clean and dry set-up, has high permeate quality through genuine ultrafiltration membranes and provides easiest maintenance and cleaning. Based on the successful Crossflow MBR concept, Norit developed the revolutionary AirliftTM technology. TM
Norit Airlift
MBR combines all benefits of the out-of-basin pla-
• Typical waste loads are below 1,000 COD • Low energy < 0.25 kWh/m3
Crossflow MBR • Industrial applications
cement of the membranes with low energy levels. Contact us to
• Typical waste loads range from 1,000 to 50,000 COD
hear which MBR concept is best for your situation.
• Proven robust and simple
www.mbr.norit.com
actualiteit Compartimentering moet IJsselmeer redden Het huidige beleid voor het IJsselmeer voldoet niet. Grote stukken dijk halen de veiligheidsnormen niet, de waterkwaliteit verslechtert, economische ontwikkelingen worden geremd en het beleid is niet op de toekomst gericht. Om dit te veranderen zijn onorthodoxe oplossingen vereist. De projectgroep ‘Een ander IJsselmeer’ kreeg de opdracht om de mogelijkheden te bekijken. Dit resulteert nu in het pleidooi om het IJsselmeer in drie compartimenten te verdelen door een extra dijk tussen Almere en Waterland aan te leggen, helemaal in het zuidwesten van het IJsselmeer. Hierdoor ontstaat een scheiding tussen een natuurmeer (het Markermeer), een stadsmeer (IJmeer) en een kleiner IJsselmeer. Elk compartiment krijgt zijn eigen waterpeil.
H
et IJsselmeergebied kent verschillende problemen; de veiligheid van de Afsluitdijk en de Houtribdijk staan ter discussie, de dijken langs het Markermeer voldoen niet aan de normen en het IJmeer en het Markermeer slibben dicht en vertonen steeds minder leven. Omdat een samenhangend beleid rond het IJsselmeergebied ontbreekt, worden tientallen initiatieven ter verbetering niet uitgevoerd. De problemen worden in de toekomst groter. Door de bodemdaling, klimaatverandering en maatschappelijk ontwikkelingen neemt de druk op het gebied toe. Om de veiligheid, de zoetwatervoorraad en de ecologie te verbeteren is het huidige beleid niet voldoende. Er is één regisseur nodig en een ander beleid. Daartoe is een interdepartementale projectgroep opgericht die als uitdrukkelijke opdracht meekreeg naar onconventionele oplossingen te zoeken.
Dat is gelukt. Behalve de compartimentering is nagedacht over het verwijderen van de Afsluitdijk, maar de maatschappelijke consequenties daarvan zijn te groot. Het heeft effect op de zoetwatervoorziening en de veiligheid. Een ander idee, het verwijderen van de Houtribdijk, zorgt ook voor grote veiligheidsproblemen en levert relatief weinig (natuur)winst op. Compartimentering levert de meeste winst op, volgens de projectgroep. Het nieuwe compartiment, IJmeer/Amsterdam, gaat dan onderdeel uitmaken van de Noordvleugel. Tussen Almere en Waterland komt een dijk te liggen. De twee compartimenten krijgen en verschillend waterpeil. Het IJmeer krijgt een vast peil, waardoor buitendijkse woningbouw mogelijk wordt. Door het peil te laten aansluiten op het peil in Amsterdam kan een rechtstreekse verbinding tussen Amsterdam CS en Almere worden gerealiseerd. De Oranjesluizen worden omzeild. Het
Markermeer krijgt een veel flexibeler peil dat goed aansluit bij de functie als natuurmeer. In bestuurlijk opzicht stelt de projectgroep dat de verschillende beleidskaders, zoals de Nota Ruimte, de KRW en Natura 2000, meer op elkaar moeten aansluiten. Ecologie en veiligheid zijn nu gescheiden, terwijl ze juist in het IJsselmeergebied met elkaar samenhangen. Ook bekritiseert de projectgroep de defensieve houding van de landelijke overheid. Tenslotte trekt men de conclusie dat fundamentele keuzes, die nodig zijn om de problemen op te lossen, uitblijven. In de praktijk worden tegenstrijdige besluiten genomen. Het rapport ‘Een ander IJsselmeergebied, een ander beleid’ is op 27 april gepresenteerd door staatssecretaris Tineke Huizinga. Zij ziet de visie als een eerste stap op weg naar nieuw beleid. Dat beleid moet niet alleen worden ontwikkeld door Verkeer en Waterstaat, maar ook door de collega-ministeries van VROM en LNV. Naar aanleiding van het rapport start begint een discussieronde met bestuurders van gemeenten, waterschappen, provincies en maatschappelijke organisaties die betrokken zijn bij het IJsselmeergebied. Deze zomer komt Huizinga met een plan van aanpak om een nieuw beleid op te zetten. Vervolgens moeten de regio’s zelf plannen maken om het gebied te ontwikkelen.
H2O / 10 - 2007
15
actualiteit Ruimtelijk Planbureau: geen woningen in laaggelegen gebieden In ruimtelijke plannen en bij de keuze van woningbouwlocaties moet het overstromingsrisico zwaarder wegen dan tot nu toe het geval is. Dit kan vérgaande consequenties hebben voor het ruimtegebruik. Zo zijn diepe polders nabij een primaire waterkering minder geschikt voor woningbouw. Deze kunnen beter gereserveerd worden voor waterberging. Voor gebieden met een hoge economische waarde moet de veiligheidsnorm voor overstromingsrisico worden verhoogd. In geval van overstroming zal de schade hier onacceptabel groot zijn. Dat concludeert het Ruimtelijk Planbureau in de studie ‘Overstromingsrisico als ruimtelijke opgave’.
H
et Ruimtelijk Planbureau pleit voor meer aandacht voor het verkleinen van de schade als onverhoopt tóch een overstroming plaatsvindt. Volgens het RPB is het beleid nu veel te veel gericht op het voorkomen van overstromingen. Eenzelfde beeld werd al in eerdere onderzoeken geschetst, zoals in het RIVM-rapport ‘Risico’s in bedijkte termen’ (2004). Volgens het Ruimtelijk Planbureau is een belangrijke stap om de ruimtelijke inrichting veiliger tegen overstromingen te maken, de erkenning dat binnen een dijkring ook verschillende risico’s bestaan. Volgens het RPB bestaan vier risicozone’s, afhankelijk van hoe diep en hoe snel een gebied overstroomt: diep/snel, ondiep/snel, diep/ laat en ondiep/laat. Een veilige inrichting begint met het indelen van de risico’s binnen een dijkring. Het Planbureau beveelt het opstellen van een nationale risicokaart aan, waarin voor alle
16
H2O / 10 - 2007
regio’s in Nederland staat aangegeven hoe snel en tot welke diepte een gebied kan overstromen en hoe groot de kans daarop is. Aan de hand van die kaart moet overwogen worden of in gebieden met een grote kans op een ‘snelle’ en ‘diepe’ overstroming wel gebouwd moet worden. Het RPB stelt dat grote aanpassingen nodig zijn om zo’n gebied veilig te maken, terwijl evacuatie tijdens een ramp erg moeilijk is. Het is beter een dergelijk gebied te beschouwen als buitendijks gebied waar alleen op eigen risico mag worden gebouwd, aldus het Planbureau. In de andere zone’s kan wel worden gebouwd. Waar nodig met maatregelen, zoals het aanpassen van het individuele gebouwen, het verhogen van het bouwpeil of het aanbrengen van vloedbalken. Ook moet nagedacht worden over evacuatiemogelijkheden.
Deze ruimtelijke waterstrategie bestaat niet alleen uit fysieke maar ook uit bestuurlijke maatregelen. Door gebiedsspecifieke voorschriften over bouwwijze en gebruik, risicocommunicatie met de burgers en vooraf na te denken over evacuatie kunnen schade en slachtoffers worden voorkomen. Ook kunnen bestuurlijke maatregelen leiden tot een groter risicobewustzijn onder burgers en overheidsinstanties. Dat kan door het opstellen van risicokaarten of door bijvoorbeeld een waterverzekering. Deze strategie voorkomt een overstroming niet, maar kan de schade wel beperken. Volgens het Planbureau is de meeste winst te behalen door het ‘oude’, op preventie gerichte overstromingsbeleid te combineren met een flexibele en robuuste inrichting van de ruimte. De ruimte moet dusdanig worden ingericht, dat water in het bebouwde gebied weinig schade kan aanrichten.
al 75 jaar!
En ook in de toekomst onderzoekt TNO hoe wij verantwoord kunnen leven met water.
TNO.NL
Het nut van goede bestuurlijke netwerken in de stroomgebieden Cultuurverschillen en problemen bij het vinden van de juiste samenwerkingspartner over de grens zijn barrières die telkens terugkeren bij het grensoverschrijdende samenwerking in internationale stroomgebieden1). Deze barrières zijn alleen te overwinnen door elkaar regelmatig te ontmoeten, te investeren in contacten over de grens en het bouwen aan een wederzijdse vertrouwensbasis. Met de internationale conferentie over de Kaderrichtlijn Water op 26 en 27 april in Maastricht beoogden het Ministerie van Verkeer & Waterstaat en de Unie van Waterschappen bestuurders uit de stroomgebieden van Eems, Rijn, Maas en Schelde nader te laten kennis maken als basis voor verdere samenwerking.
S
amenwerken met partners over de grens is hard nodig. In 2009 is het zover: de eerste internationaal afgestemde stroomgebiedbeheersplannen in het kader van de KRW worden dan in Brussel verwacht. En in 2015 moeten de KRWdoelstellingen voor een groot deel behaald zijn. Helmut Blöch, vertegenwoordiger van de Europese Commissie, wees er tijdens de conferentie als één van de eerste sprekers op dat voor Nederland nog flink wat werk aan de winkel is: in Nederland zijn bijna alle wateren ‘at risk’. Wel constateert de commissie dat Nederland inmiddels flink aan de slag is gegaan: de Nederlandse rapportages zijn van bovengemiddelde kwaliteit. De toenemende Europeanisering van het waterbeheer en met name de komst van de KRW bieden een aantal kansen om de grensoverschrijdende samenwerking te intensiveren. Zo worden in de KRW beleidsuitspraken en principes geïntroduceerd die richting bieden voor alle lidstaten. Problemen rondom de ‘discours’ van het waterbeleid2) worden daardoor gedeeltelijk weggenomen. Bovendien introduceert de KRW een aantal deadlines voor stroomgebiedbeheersplannen, maatregelenprogramma’s en de implementatie daarvan, waardoor lidstaten in de planvorming min of meer gelijk lopen. De ‘sense of urgency’ die de KRW met haar deadlines bij de Europese lidstaten teweeg heeft gebracht, vormt een katalysator voor veranderprocessen in het waterbeheer.
Voordelen van grensoverschrijdende samenwerking Desalniettemin blijft sprake van een aantal barrières in het grensoverschrijdend stroomgebiedbeheer. Deze hebben vooral te maken met de verschillen die we aantreffen tussen de landen in een internationaal stroomgebied. De verschillende politieke prioriteiten, culturele verschillen, de uiteenlopende institutionele organisaties en de verschillende geografische situaties (bovenstrooms-benedenstrooms gerelateerde problemen) van actoren maken het
18
H2O / 10 - 2007
samenwerken over de landsgrenzen soms flink gecompliceerd. In een substroomgebied is echter sprake van minder overheden, minder actoren, minder talen, minder belangen en een grotere bekendheid met elkaars cultuur. Bewoners van een grensstreek steken de grens vaker over, waardoor zij vaak beter bekend zijn met de regionale mores in het buurland, terwijl deze vanuit Den Haag niet altijd gemakkelijk te doorgronden zijn. In Nederland zijn direct aan de grens talloze initiatieven te vinden waarbij men regionaal de handen ineenslaat om bij het waterbeheer in de grensregio’s optimaal samen te werken (zie met name de projecten aan de Duitse grens: Dinkel, Vecht, Roer, Niers etc.). Veel waterschappen ervaren, dat regionaal samenwerken in substroomgebieden in veel gevallen inderdaad gemakkelijker gaat dan in de grote stroomgebieden. De belangrijkste reden hiervoor is de relatieve overzichtelijkheid van een substroomgebied
Helmut Blöch.
in vergelijking tot de vele malen grotere internationale stroomgebieden. Ook in substroomgebieden lopen waterbeheerders echter tegen problemen aan bij het grensoverschrijdend samenwerken. Vooral het vinden van de juiste partners met mandaat aan de andere zijde van de grens is niet altijd even eenvoudig. Taken en verantwoordelijkheden zijn verdeeld over verschillende overheden op diverse niveaus en vind tussen al die organisaties maar eens de juiste! Een voorbeeld is het aantal Duitse overheden waarmee men te maken heeft bij het grensoverschrijdend waterbeheer in het stroomgebied van de Vecht: Lulofs en Coenen2) identificeren er niet minder dan zes: de Landergemeinschaft Wasser Bezirksregierungen, Staatlicher Umweltamter, Wasserverbände, Unterhaltungsverbände en Gemeinden voor de deelstaten Niedersachsen en Nordrhein Westfalen.
verslag
Jörg Janning (Umweltministerium Niedersachsen) en Monique de Vries.
Daarbij komt nog dat zowel Vlaanderen als Duitsland wat betreft waterbeheer vrij hiërarchisch zijn georganiseerd. De regionale partners aan de andere kant van de grens hebben daardoor vaak niet het mandaat en de financiële middelen om beslissingen te nemen die in Nederland onder het gezag van waterschappen en provincies vallen. Veelal is hiervoor toestemming nodig van het betreffende Bundesland of het Vlaams gewest. Het verkrijgen van zo’n toestemming en de bijbehorende euro’s kan maanden of zelfs jaren in beslag nemen. In zo’n geval kan een goed ontwikkeld bestuurlijk netwerk interveniëren op het niveau waar de knopen moeten worden doorgehakt om vastgelopen situaties weer op gang te brengen. Daarvoor is het belangrijk dat Nederlandse bestuurders schakelen tussen de verschillende niveaus, zowel in eigen land als bij de buren. Deze ‘route bovenlangs’ over de grens is alleen mogelijk wanneer men beschikt over een goed netwerk van bestuurders in de buurlanden. Zo kan bij stagnatie op regionale schaal het juiste luisterende oor gevonden worden over de grens.
Maastricht 2007 De conferentie in Maastricht vormde het tweede momentum waarop bestuurders uit de stroomgebieden van Eems, Rijn, Maas en Schelde elkaar op informele wijze konden ontmoeten en ervaringen uitwisselen. In Edam werd vorig jaar de eerste bestuurlijke KRW-conferentie gehouden. Die had vooral tot doel te leren van de ons omringende landen. Tijdens de bijeenkomst in Maastricht kwamen onder meer betrokkenen aan het woord die al zeer intensief samenwerken. Duo’s uit de grensregio’s lichtten de praktische kanten van grensoverschrijdend waterbeheer in de regio toe. Ervaringen met grensoverschrijdende samenwerking
werden openhartig met de zaal gedeeld waarbij enige zelfspot niet werd geschuwd. Opvallend is, dat ervaringen in de grensgebieden grotendeels overeenkomen. De waterbeheerders van de Vecht (Waterschap Velt en Vecht en Kreis Grafschaft Bentheim) lieten zien dat bijvoorbeeld het uitwisselen van medewerkers van gelijksoortige organisaties aan beide kanten van de grens een goede mogelijkheid is ‘eens bij elkaar in de keuken te kijken’. Dit voedt het wederzijds begrip en is een duidelijk signaal dat de organisatie wil investeren in de onderlinge relaties. Bovendien kan zo’n medewerker in de toekomst fungeren als contactpersoon en individuele personen met elkaar in contact brengen. Collega’s uit het grensgebied met Vlaanderen (Waterschap Brabantse Delta en de provincie Antwerpen) lieten zien dat grensoverschrijdende samenwerking ook reflecterend kan werken. De typische Vlaming werd daarbij weergegeven als een relaxte visser aan de waterkant, terwijl de Nederlanders toch wat stress ervaren: ‘Obligations first!’. Waterbeheerders uit het stroomgebied van de Eems (Rijkswaterstaat Noord en het Niedersachsischer Landesbetrieb für Wasserwirtschaft, Küsten- und Naturschutz) gingen met elkaar in dialoog over de wederzijdse ervaringen. Zij maakten duidelijk dat vooral ook de persoonlijke aspecten en het ‘willen leren van elkaar’ van belang zijn voor het slagen van grensoverschrijdende samenwerking. Maar bovenal is samenwerken over de grens leuk en inspirerend! Een meer praktisch voorbeeld van samenwerking in grensoverschrijdend beheer kwam naar voren tijdens de excursie, die georganiseerd was door de gastheren van Waterschap Roer en Overmaas en Rijkswaterstaat Limburg. Het waterschap ontwikkelt
in samenwerking met Natuurmonumenten in het dal van de Roode Beek een gebied met vooral vochtige heide en hellingveen. Om te voorkomen dat het gebied teveel dichtgroeit, zijn door beheerder Natuurmonumenten Schotse hooglanders ingezet. De Duitse gemeente Gangelt, die eigenaar is van een deel van het gebied, heeft het beheer wat betreft de grazers uit handen gegeven aan de Nederlandse organisatie. Een stap waarvoor vertrouwen in de Nederlandse partners essentieel is. Bovenstaande voorbeelden zijn een inspirerende basis voor bestuurders om juist nu te kiezen voor grensoverschrijdend stroomgebiedbeheer. Door te investeren in mensen, relaties en vertrouwen op te bouwen met partners aan de grens. Dat vertrouwen is noodzakelijk om de uitvoering van de KRW met elkaar zo efficiënt en kosteneffectief te realiseren. Want één ding is zeker, als Nederlandse waterbeheerders kunnen we het niet alleen. Samenwerking binnen stroomgebieden is noodzakelijk om de beste resultaten te bereiken tegen de laagste maatschappelijke kosten. Het is nu zaak om de gelegde contacten ‘warm’ te houden en indien nodig direct te benutten. Want hoewel de focus bij de analyse van grensoverschrijdende samenwerking vaak ligt op de barrières die de partners ondervinden, heeft de conferentie in Maastricht aangetoond dat grenzen juist ook een plaats zijn waar, door de aanwezigheid van verschillende situaties, vernieuwing plaatsvindt. Wietske Keetman (Unie van Waterschappen) 1) Keetman (2006). Grensoverschrijdend waterbeheer in de regio, een studie naar handelingsopties om te komen tot stroomgebiedbeheer over de landsgrenzen heen. Thesis Wageningen Universiteit en Unie van Waterschappen. 2) Lulofs en Coenen (2006). Cross border cooperation in the Vecht river basin with regard to EFD and water quality issues. Framework paper Rivercross-project. Universiteit van Twente.
H2O / 10 - 2007
19
actualiteit Bestuursakkoord Water voor Zeeland Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland en het dagelijks bestuur van Waterschap Zeeuwse Eilanden gaan een Bestuursakkoord Water opstellen. Hierin staan afspraken om het watersysteem in de provincie in 2015 op orde te hebben.
I
n 2015 moet het waterschap, om de verwachte wateroverlast de baas te kunnen, 550 hectare voor water creëren. Ook de capaciteit van sommige gemalen moet omhoog om er zeker van te zijn dat ze voldoende water kunnen afvoeren. Om deze capaciteitsvergroting succesvol te maken, moeten de aanvoerende waterlopen verbreed worden. Tot nu toe is 184 hectare waterberging gerealiseerd, vooral in de vorm van natuurvriendelijke oevers. De resterende hectares zullen bestaan uit het graven van meer waterberging, het aanleggen van natuurvriendelijke oevers en het geschikt maken van gebieden om water vast te kunnen houden. Daarbij wordt gekeken naar het vasthouden van water in natuurgebieden en naar mogelijk-
heden om waterberging te combineren met de aanleg van natte ecologische verbindingszones en de zogeheten natte as. Daarnaast worden afspraken gemaakt over de uitvoering van twaalf projecten om verdroging tegen te gaan en tien projecten voor het verbeteren van de kwaliteit van water en waterbodem. Met alle in het akkoord genoemde maatregelen is een investering gemoeid van zo’n 120 miljoen euro. Het waterschap neemt hiervan ruim 70 miljoen voor zijn rekening. De provincie heeft aangegeven zich in te zetten voor de benodigde cofinanciering, waarbij ook gekeken wordt naar rijks- en Europese middelen. Die inzet is vooral gericht op waterprojecten met een brede doelstelling.
Samenwerking in Zeeland verloopt goed Aqua Publica, het gemeenschappelijk dienstencentrum waarin de Zeeuwse gemeenten Reimerswaal en Noord-Beveland samenwerken met Waterschap Zeeuwse Eilanden, blijkt ruim een jaar na de oprichting succesvol te verlopen. De partijen overwegen het samenwerkingsverband uit te breiden.
A
qua Publica werd op 1 januari 2006 door de deelnemende partijen in het leven geroepen om bij het maken van plannen op het gebied van waterbeheer eerder afstemming te vinden bij elkaar. Uit een evaluatie van de samenwerking blijkt dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Ook bleek dat door samenwerking aanzienlijk bespaard is op kosten van externe adviseurs. De kennis die gemeenten hebben op het gebied van stedelijk waterbeheer, is gebundeld met de waterkennis van het waterschap. Tegelijkertijd is de afstemming
tussen onderlinge taken optimaler, waardoor de planvorming sneller verloopt. Uit de evaluatie blijkt verder dat beleidsplannen zijn geformuleerd die zonder het samenwerkingsverband niet tot stand zouden zijn gekomen. Voorbeelden hiervan vormen een waterplan, een gemeentelijk rioleringsplan, gemeentelijke afkoppelplannen en het opzetten van ecologische doelstellingen voor wateren in de bebouwde kom. Recent nog zijn afvalwaterakkoorden ondertekend en afspraken gemaakt over wie welk onderhoud uitvoert binnen de bebouwde kom.
Met een symbolische handeling bekrachtigden Waterschap Zeeuwse Eilanden en de gemeenten Kapelle, NoordBeveland, Reimerswaal en Tholen begin maart de afspraken die zij maakten over wie welk onderhoud aan de waterlopen uitvoert, wie het betaalt en waar burgers terecht kunnen met vragen of klachten.
20
H2O / 10 - 2007
Rijnland en DZH verder in waterketen Het Hoogheemraadschap van Rijnland, Duinwaterbedrijf Zuid-Holland en de gemeente Noordwijkerhout gaan verder met hun samenwerking in een deel van de waterketen: het gezamenlijke rioolbeheer in de gemeente.
H
et waterketenbedrijf ging in 2002 van start met als doel kosten te besparen, een betere waterkwaliteit te bereiken en een betere beheersbaarheid van de werkzaamheden. Uit de evaluatie blijkt dat de periode van vijf jaar te kort is om vergaande conclusies te trekken. Het beeld dat naar voren komt, geeft voor Duinwaterbedrijf Zuid-Holland, Noordwijkerhout en Rijnland wél voldoende redenen om de pilot voort te zetten. Daarbij intensiveren de partijen de samenwerking, omdat juist in de afstemming en planvorming het meeste voordeel te behalen is. Rijnland wil het volume aan afvalwater verminderen en een betere kwaliteit van het gezuiverde afvalwater. DZH wil zijn kennis van het beheer van leidingnetten ter beschikking stellen van de gemeenten. DZH en Rijnland gaan samen onderzoeken of ook andere gemeenten geïnteresseerd zijn in deze vorm van samenwerking.
Strengere controle op overtreding Keur Waterschap Groot Salland gaat harder optreden tegen inwoners van het gebied die de veiligheid van dijken herhaaldelijk in gevaar brengen door overtreding van de Keur.
D
e Keur is een verordening met wetten en regels waaraan eigenaren en onderhoudsplichtigen zich moeten houden. Zo moeten dijktaluds erosiebestendig zijn. Daarom is op dijken geen ruimte voor het weiden van vee (hoewel in sommige gevallen een ontheffing wordt gegeven) en worden regels gesteld aan het bemesten en maaien van dijken. Overtreders krijgen een waarschuwing en het waterschap stelt een termijn waarop alles in orde moet zijn. Voldoet de overtreder ook na die termijn nog niet aan de regels, dan wordt het onderhoud door het waterschap op kosten van de overtreder uitgevoerd. Tegen mensen bij wie dit herhaaldelijk voorkomt, gaat het schap nu strenger optreden. Zij krijgen geen waarschuwing meer, maar meteen een proces-verbaal. Mensen die voor de eerste keer in overtreding zijn, krijgen nog wel een waarschuwing. Overigens neemt het aantal Keurovertredingen af.
0WFSTUPSUPGCFSHJOHTQSPCMFNFO %FHFN(SPOJOHFOIFFGUEFWPMHFOEFPQMPTTJOH
)+8JFGGFSJOL#7 5FYUJFMTUSBBU $"0MEFO[BBM 1PTUCVT ")0MEFO[BBM )PMMBOE 5FMFGPPO 'BY &NBJMJOGP!XJFGGFSJOLOM *OUFSOFUXXXXJFGGFSJOLOM
actualiteit
Grondwater in Noord-Brabant schoner door mestbeleid
Vrijstelling beregening grasland Noord-Brabant
In het grondwater in Noord-Brabant is de concentratie meststoffen sterk afgenomen. Met name de hoeveelheid nitraat daalde. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Utrecht en TNO. De onderzoekers denken dat het mestbeleid van de afgelopen 20 jaar de oorzaak is van de verbeterde grondwaterkwaliteit.
De provincie Noord-Brabant heeft beheerders van grasland vrijstelling gegeven om te beregenen. Dit is voor het eerst sinds 1996 dat een dergelijke vrijstelling is verleend.
D
e wetenschappers hebben de metingen van het landelijke en provinciale meetnet grondwaterkwaliteit in Noord-Brabant opnieuw geanalyseerd. De onderzoekers hebben de leeftijd van het grondwater, de tijd die is verstreken sinds het water als regen in de grond terechtkwam, bepaald met moderne dateringstechnieken. Zo konden ze de in het verleden gemeten concentraties nutriënten koppelen aan het jaar waarin het in de bodem terechtkwam. Daaruit blijkt dat het water sinds 1990 schoner wordt. Het onderzoek richtte zich op het bovenste grondwater. Hier werden in 1990 nog concentraties van meer dan 150 milligram nitraat per liter gemeten, terwijl de norm in Nederland op 50 milligram ligt. De geconstateerde daling tot ca. 75 milligram nu komt overeen met het van kracht worden van de
mestwetgeving en de (afnemende) productie en gebruik van mest in de Brabantse landbouwgebieden.
Ondanks de soms overvloedige regenval van de afgelopen twee weken in grote delen van het land bestaat her en der nog een behoorlijk neerslagtekort. Het daalde wel van gemiddeld ruim 100 millimeter begin mei tot gemiddeld ongeveer 60 millimeter op dit moment.
Erfafspoeling is eenvoudig te zuiveren Het water dat bij regen van het erf spoelt, is eenvoudig en goedkoop te zuiveren met een bezinksloot. Dat blijkt uit een tweejarig onderzoek van LTORaalte, Waterschap Groot Salland en de gemeente Raalte bij vier melkveehouderijen.
H
et aanleggen van een bezinksloot langs kuilplaten (opbergplaats voor voer) en het deel van het erf waar wel eens mest en ruw- en kuilvoer op terechtkomen, is een simpele manier om erfafspoeling te zuiveren. Bij een regenbui spoelt het water naar de bezinksloot. De onoplosbare bestanddelen die met het regenwater meespoelen, zakken vervolgens naar de bodem van de sloot en bezinken daar. De vegetatie die in de bezinksloot op natuurlijke wijze ontstaat, neemt afgespoelde voedingstoffen op. Het op deze wijze voorgezuiverde water stroomt via een overstort naar aangelegen watergangen. Groot Salland heeft twee jaar lang onderzoek verricht naar de bezinksloten en gekeken naar de gevolgen voor oppervlakte- en grondwater en de vegetatie. Hieruit blijkt dat het water dat op het oppervlaktewater wordt geloosd, voldoet aan de normen voor huishoudelijk afvalwater: de zogeheten IBA I.
22
H2O / 10 - 2007
D
e vrijstelling voor grasland vanwege de langdurige droogte in maart en april is ingegaan op 27 april jl. en duurt tot 1 juni aanstaande. Wel wordt aan alle vergunninghouders gevraagd alleen in uiterste noodgevallen te beregenen. De vrijstelling geldt voor ongeveer 8.000 vergunninghouders. Voor hen gelden nog wel de beperkingen die normaliter in de maanden juni en en juli gelden: niet beregenen tussen 11.00 en 17.00 uur.
Alleen bij sneeuwval werd tijdelijk een hogere vervuiling van het water gemeten dan normaal. Verder blijkt dat de bezinksloot geen grote waardeveranderingen veroorzaakt in het grondwater. Het gehalte aan zware metalen in het grondwater, met name koper en zink, is gunstig. Ook de vegetatie in de bezinksloot groeit goed. Een bijkomend voordeel voor de boer is dat hij het slib uit de bezinksloot zonder problemen over zijn land kan uitrijden; het veroorzaakt namelijk een lagere milieubelasting dan mest. Het waterschap zal de komende jaren de grondwaterkwaliteit onder de sloten blijven monitoren. De bezinksloten kunnen overigens niet overal in Nederland worden aangelegd. In het westen van Nederland is het grondwaterpeil hiervoor te hoog.
Wetterskip Fryslân stimuleert afkoppelen Wetterskip Fryslân heeft een gemeentelijke bijdrageregeling in het leven geroepen om het afkoppelen van regenwater te stimuleren. Het waterschap reserveert jaarlijks 400.000 euro voor deze regeling.
W
etterskip Fryslân wil met de subsidie bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen uit de Vierde Nota Waterhuishouding. Hierin staat dat 20 procent van het regenwater in bestaand stedelijk gebied moet worden afgekoppeld van het riool. Tot nu toe is in Friesland minder dan vijf procent van het regenwater daadwerkelijk afgekoppeld.
2OSSMARK 4IJDEN VERANDEREN KWALITEIT BLIJFT 6ERNIEUWING 2OSSMARK ZET VOOR DE VERWIJDERING VAN ZWEVENDE STOF UIT INDUSTRIEEL EN COMMUNAAL EF¾UENT DE NIEUWE GEPATENTEERDE TECHNOLOGIE &- IN 3INDS ZIJN ER TIENTALLEN INSTALLATIES GEREALISEERD IN DE RANGE VAN ENKELE TOT M PER UUR /P EEN BEDRIJFSECONOMISCHE WIJZE KAN ZWEVENDE STOF TOT MINDER DAN MGL WORDEN VERWIJDERD /OK TEN AANZIEN VAN VERWIJDERING VAN FOSFATEN IS HET ½LTER UITSTEKEND INZETBAAR (ET &- ½LTER KAN WORDEN INGEZET BIJ POLISHING VAN BIOLOGISCH BEHANDELD EF¾UENT DE BEHANDELING VAN WATERSTROMEN MET VEEL ANORGANISCH ZWEVENDE STOF DE VOORBEHANDELING VAN MEMBRAAN½LTRATIE VOOR DRINKWATERBEREIDING &- STAAT VOOR &LEXIBLE