17 jaar wintertellingen roofvogels Voorne-Putten Uitgelicht: De lepelaar Op stap met Ger Maatkamp Ervaringen van een cursist
interactieve inhoudsopgave klik op het onderwerp om naar het artikel te gaan. Voorwoord 1 Activiteiten kalender 2 Activiteiten kalender IVN afdeling Voorne-Putten-Rozenburg 2 Activiteiten 3 Vogelexcursie naar de Oostvaardersplassen 3 Vogelexcursie naar Westkapelle 3 Euro Birdwatchday 2013 3 Lezing over vogelvriendelijke tuinen 4 Natuurfotografie in de praktijk 4 Ganzenexcursie naar Goeree en Schouwen 4 Van en over de werkgroepen 5 De plantenwerkgroep inventariseert diverse natuurgebieden. 5 Vogelwerkgroep 5 Kerkuilbraakballen pluizen 5 Muizenonderzoek 5 Lasiobolus macrotrichus op reeënkeutel 6 Verslagen 7 Verslag libellenexcursie naar Paarlo 7 De Projectgroep Torenvalken 10 Winterroofvogeltellingen op Voorne-Putten 1998-2013 12 Op stap met Ger Maatkamp 23 De lepelaar 25 De naakt- en huisjesslak, een slijmerig verhaal 28 Basis Cursus 2013 “Vogels leren kennen” 31
In de BRANDING tijdschrift van de KNNV afdeling Voorne In de BRANDING bevat mededelingen van de KNNV afd. Voorne en verschijnt viermaal per jaar: 1 februari, 1 mei, 1 september en 15 november. Kopij inleveren bij Tom van Wanum in Word formaat & foto’s separaat naar e-mail:
[email protected] Inleveren vóór 1 januari, 1 april, 1 augustus en 15 oktober Redactie: Tom van Wanum , Theo Briggeman, Jan Alewijn Dijkhuizen, John van der Knaap, Marianne op den Dries, Peter Vermaas Lidmaatschap en contributie: Jaarcontributie 2013 met automatische incasso: € 32,00 huisgenootleden: € 9,00 jeugdleden (tot 26 jaar): € 15,00 Bank: Triodos rekening nummer: 25.46.50.031, t.n.v. KNNV afd. Voorne te Hellevoetsluis. Opzeggen lidmaatschap: Altijd twee maanden voor het einde van het verenigingsjaar, dat is dus vóór 1 november. Bestuur: Voorzitter Secretaris Penningmeester Natuurhistorisch secretaris Ledenadministratie Leden PR aanspreekpunt
Theo Briggeman
[email protected] 0180-620 594 Jan Alewijn Dijkhuizen
[email protected] 0181-484 098 Officiële stukken, verzoeken aan werkgroepen etc. naar het adres: Duinstraat 16, 3235 NK Rockanje Marianne op den Dries
[email protected] 0181-318 329 Tom van Wanum
[email protected] 0181-625 538 Marianne op den Dries
[email protected] 0181-318 329 Nieuwe leden, adreswijzigingen en alle andere ledenmutaties naar het adres: Witte de Withplein 5, 3223 SM Hellevoetsluis Erik Ketting
[email protected] 0181-632 086 Katie van der Wende
[email protected] 0187-684 079 Hans op den Dries
[email protected] 0181-318 329
Internet site KNNV afd. Voorne Webmaster
http://www5.knnv.nl/voorne John van der Knaap
[email protected]
0187-470047
Werkgroepen: Paddenstoelen Planten Vlinders Vogels Zoogdieren Libellen Schilderen/Tekenen
Jan den Exter Theo Hagendoorn Wim Prins Peter Vermaas Jan Alewijn Dijkhuizen Hugo van der Slot Henk Dries
0181-213 034 0181-404 362 0181-484 116 0181-324 058 0181-484 098 0181-213 940 0181-483 113
[email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] [email protected]
© KNNV afd. Voorne voorpagina: Torenvalk, foto: Peter Vermaas, inzet: Lasiobolus macrotrichus, foto: Hugo van der Slot Wilt u alle foto’s in kleur kunnen bekijken, lees dan “In de Branding” digitaal op onze website. Het thema voor IdB nr. 4 is “Strypse Wetering”.
Beste leden, Inmiddels is de eerste digitale nieuwsbrief aan u allen verzonden. Indien u deze brief niet heeft ontvangen kan dat betekenen dat het bestuur niet over uw juiste emailadres beschikt. Mocht dat het geval zijn, dan hierbij het verzoek uw mailadres aan de ledenadministratie (
[email protected]) door te geven.
Voorwoord Schreef ik in het vorige nummer nog dat we een koud en nat voorjaar kenden, nu schrijf ik dit stukje onder welhaast tropische omstandigheden. Het journaal heeft het al over een echte hittegolf, de mussen vallen in spreekwoordelijke zin bijna dood uit de dakgoot. De zomer vordert intussen gestaag. Boven mijn tuin scheert een flinke groep gierzwaluwen. Nu nog present maar het zal niet lang meer duren en ze vertrekken al weer. Gierzwaluwen blijven ons boeien, zeker als je beseft dat deze vogels nauwelijks op de grond komen en zelfs al vliegende slapen. Over vogels gesproken, dit nummer heeft vogels als thema. Han Meerman beschrijft het leven van de lepelaar, een altijd weer markante verschijning in onze regio. Uit de Wadden komen berichten van tientallen dode lepelaars, bij ons is dat bij mijn weten nog niet het geval. Over de oorzaak tasten we nog in het duister, onderzoek is gewenst. Sjaak Lobs vertelt over de revival van het torenvalkproject, een soort waar het minder goed mee gaat dan je zou verwachten. Het hoofdartikel is dit keer van de hand van Hans op den Dries. Hij beschouwt de resultaten van 17 jaar winterroofvogeltellingen op ons eiland en vergelijkt deze met de resultaten die soortgelijke tellingen op Tiengemeten en in de Hoeksche Waard opgeleverd hebben. Een boeiend artikel, waarin de auteur ontwikkelingen in de roofvogelstand analyseert. De redactie streeft er naar meer van dit soort overzichtsartikelen te plaatsen, zodat ons blad nog meer diepgang krijgt. Al met al een aardig inkijkje in het vele en volhardende werk van onze altijd weer zeer actieve vogelwerkgroep. Jan Moons volgde dit voorjaar de vogelcursus voor beginnende vogelaars en ontdekte een groot aantal vogels die hij voorheen nooit hoorde of zag. Gewoon vogelen in je eigen tuin: er gaat een wereld voor je open. Natuur dicht bij huis dus. Op 8 oktober organiseren we samen met het IVN een lezing van Luci van Engelen van Vogelbescherming Nederland over vogelvriendelijke tuinen. Het onderwerp sluit mooi aan bij het thema van dit nummer. Onze eerste gezamenlijke lezing met het IVN en vooral ook bedoeld voor geïnteresseerde niet leden. Maar natuurlijk zijn onze leden ook meer dan welkom. Veel plezier! Theo Briggeman Voorzitter
in de BRANDING 2013-3 - web - 1
Activiteiten kalender Weekend 7 en 8 - 9 Zaterdag 21 - 9
08.00 uur
Weekend 28 en 29 - 9
Muizenonderzoek met Jan Alewijn Dijkhuizen
Westduinen, Goeree
VWG excursie naar de Oostvaardersplassen
Parkeerplaats Mac Donald’s, Spijkenisse
Muizenonderzoek met Jan Alewijn Dijkhuizen
Meertje de Waal, Rockanje
Zaterdag 5 - 10
07.00 uur
Vogelexcursie naar Westkapelle met Tom van Wanum
Parkeerplaats Delta Expo, Stellendam
Zaterdag 5 - 10
08.00 uur 12.00 uur
Eurobirdwatchday
Zeetrektelpost Maasvlakteweg
Dinsdag 8 - 10
20.00 uur
Lezing over vogelvriendelijke tuinen
Bezoekerscentrum ZHL Tenellaplas
Zaterdag 12 - 10
09.00 uur 13.00 uur
Natuurfotografie in de praktijk
Bezoekerscentrum ZHL Tenellaplas Aanmelden!
Zaterdag 21 - 12
09.00 uur
Ganzenexcursie met Julius Röntgen
Parkeerplaats Delta Expo, Stellendam
Kijkt u voor de zekerheid even op onze internetsite of een activiteit doorgaat zoals die hierboven aangegeven staat. Dit voorkomt tevergeefs reizen en teleurstelling. http://www5.knnv.nl/voorne
Activiteiten kalender IVN afdeling Voorne-Putten-Rozenburg Zaterdag 7-9
Excursie Schouwen
Zie website IVN voor nadere informatie
Zaterdag 5 - 10
09.30 uur
Paddenstoelenexcursie In het Mildenburgbos
Ingang Hoflaan
Woensdag 16 - 10
18.00 uur
Thema avond “Passie voor de natuur”
Bezoekerscentrum ZHL Tenellaplas
Meer informatie over deze activiteiten op de website. http://www.ivn.nl/voorneputtenrozenburg
in de BRANDING 2013-3 - web - 2
Activiteiten Vogelexcursie naar de Oostvaardersplassen zaterdag 21 september: VWG-excursie naar de Oostvaardersplassen. Vertrek om 08:00 uur vanaf de parkeerplaats McDonalds, Spijkenisse. Het gebied van de Oostvaardersplassen bestaat uit een uitgestrekt gebied met diverse biotopen. Bekend is de enorme hoeveelheid herten die vanaf de Praambult te zien zijn. We hopen natuurlijk op de aanwezigheid van de zeearend die daar ook dit jaar gebroed heeft. Ook bestaat de kans op het zien van raven en vossen. Er zijn verschillende kijkhutten en schermen langs de rietkragen. Vanaf het bezoekerscentrum lopen we het gebied in naar de grote kijkhut “de zeearend”. Door de gevarieerdheid van het landschap kun je er van alles tegenkomen: blauwborst, baardman, snor, grote zilverreiger, grote bonte specht, maar ook waterral, koereiger, grauwe klauwier zijn hier gesignaleerd. Welke soorten er op 21 september zullen zijn blijft een verrassing. Als je meegaat, stuur dan even een mailtje naar
[email protected] Peter Vermaas Vogelexcursie naar Westkapelle Zaterdag 5 oktober, een vogelexcursie naar Westkapelle. Vertrek om 07.00 uur van de parkeerplaats bij de Delta Expo, Haringvlietplein 3, 3251 LD Stellendam. Het blijft altijd lastig een vogelexcursie te plannen met als doel trekvogels te gaan zien en horen. Het weer zal bepalen of er trek is, en zo ja, in welke mate en welke soorten er langs trekken. Het voordeel van Westkapelle is dat we daar diverse mogelijkheden hebben. Vanaf de dijk hebben we goed zicht op de langstrekkende zeevogels. Lopende over het puinpad richten we ons op overtrekkende zangers en als dat allemaal niets oplevert, kunnen we nog altijd gaan “bokjes trappen”. Inmiddels is het recent aangelegde Noordervroon in de trektijd zeer de moeite waard gebleken om met een bezoek te vereren en ook daar zullen we gaan kijken. Graag aanmelden bij Tom van Wanum,
[email protected] telefoon 06-44694497 Euro Birdwatchday 2013 Zaterdag 5 oktober, (zee)vogels kijken in het kader van Euro Birdwatchday. Van 8.00 uur tot 12.00 uur op de zeetrektelpost aan de Maasvlakteweg. Ook dit jaar hebben een aantal leden van de vogelwerkgroep Voorne zich aangemeld om deel te nemen aan de Euro Birdwatchday. Tijdens deze vogelkijkdag gaat het vooral om het gezamenlijk tellen van vogels en dat doen we op onze eigen nieuwe telpost aan de Maasvlakteweg op de 2e Maasvlakte. Op deze telpost wordt bijna iedere zondag in het seizoen van september tot juni geteld vanaf 15 minuten voor zonsopkomst tot 3 uur erna. De zeetrektellers doen al voor de 4e keer mee aan de Euro Birdwatchday en zitten dan vol verwachting te turen over het water wat voor vogels er langs vliegen. Dit doen we die dag van 08.00 tot 12.00 uur. Als het slecht weer is, dus veel wind, dan zitten we er langer. Soms wat minder prettig maar de kick dat je bijzondere vogels kunt zien vergoedt alles. Mocht U belangstelling hebben om dit mee te maken? U bent van harte welkom en voor verdere informatie kunt u mij bellen. Henk Walbroek, tel. 06-10835557. in de BRANDING 2013-3 - web - 3
Lezing over vogelvriendelijke tuinen Dinsdag 8 oktober: Lezing over vogelvriendelijke tuinen door Luci van Engelen, Stadsvogeladviseur & Tuinvogelconsulent voor Vogelbescherming Nederland. Aanvang 20.00 uur. Bezoekerscentrum Tenellaplas. Deze lezing wordt samen met het IVN georganiseerd en is ook bedoeld voor niet leden, die we met dit soort lezingen voor de natuur willen interesseren. Hoe een tuin vogelvriendelijk te maken is, zal uitgebreid aan de orde komen. Voedselbronnen en waardplanten voor insecten, die op hun beurt weer als voedsel dienen voor de vogels, passeren de revue. Documentatiemateriaal over vogelvriendelijke tuinen zal beschikbaar zijn. Natuurfotografie in de praktijk Zaterdag 12 oktober: Natuurfotografie in de praktijk – uitwisselen van kennis en ervaring in de omgeving van het bezoekerscentrum Tenellaplas (een vervolg op de fotografieavond van 18 januari jl.). Aanvang: 09.00 uur. Tijdens de informatieve avond van 18 januari 2013 zijn door fotograferende KNNV leden allerlei ervaringen uitgewisseld omtrent het fotograferen van natuur. Van schuiltent tot pindakaas lokmethoden, van voorbeelden met telelenzen tot macrofoto’s. Omdat we enorm veel van elkaars voorbeelden en werkwijzen kunnen leren, is toen afgesproken om die uitwisseling van ervaringen in de praktijk te brengen. Op zaterdagochtend 12 oktober beginnen we om 09.00 uur bij het bezoekerscentrum Tenellaplas. We stoppen omstreeks 13.00 uur. Rond die locatie zijn genoeg onderwerpen te vinden om elkaar te laten zien hoe je onder bepaalde omstandigheden betere foto’s kunt maken. Het is de bedoeling dat we van elkaar leren door daadwerkelijk te fotograferen. Dus apparatuur meenemen! Meld je aan bij Peter Vermaas. Geef dan ook gelijk aan waar je interesse naar uitgaat:
[email protected] Ganzenexcursie naar Goeree en Schouwen Zaterdag 21 december, een ganzenexcursie met Julius Röntgen. Verzamelen om 09.00 uur op de parkeerplaats bij de Delta Expo, Stellendam. Dit is een halve dag excursie. Een traditie wordt voortgezet met deze excursie op de laatste zaterdag voor Kerstmis. Julius Röntgen neemt u mee langs de bekende ganzengebieden op Goeree. Neemt u wat proviand mee: koffie, appel- of sinaasappelsap, boterkoek, spritsen of Goudse stroopwafels. En vergeet vooral uw warme kleding en laarzen niet. Het kan gemeen koud zijn! Bij slecht zicht van minder dan 100 meter gaat de excursie niet door. Voor twijfelgevallen: bel tussen 07.00 en 08.30 uur op zaterdagochtend met Julius Röntgen, 0181-413035 of 06-44622691.
in de BRANDING 2013-3 - web - 4
Van en over de werkgroepen • Planten De plantenwerkgroep inventariseert diverse natuurgebieden. Tijdens deze inventarisaties proberen we ook onze kennis van wilde planten te vergroten. Belangstellenden, die meer over wilde planten willen weten, zijn van harte welkom. We vertrekken elke maandagavond (op feestdagen kan dit een andere dag zijn) om 19:00 uur vanaf het verzamelpunt. Een link naar het verzamelpunt op Google Maps vindt u op de website bij het programma van de plantenwerkgroep. Houd ook de website in de gaten voor eventuele wijzigingen in het programma. Namens de plantenwerkgroep, Theo Hagendoorn, Wim Kleijburg, Frans Overes, Erik Ketting 2 september 9 september
Polder Biert Heveringen
Hoek Zeedijk Ruigendijk Parkeerplaats Tenellaplas
• Zoogdieren Kerkuilbraakballen pluizen Ook dit najaar bent u welkom bij de zoogdierwerkgroep om braakballen te pluizen van kerkuilen. Ger Maatkamp en Jan Alewijn Dijkhuizen begeleiden u bij het pluizen van alle soorten muizen uit de kerkuilbraakballen. Zo kunt u planteneters, vleeseters en alleseters leren herkennen. De avonden worden gehouden in het bezoekerscentrum Tenellaplas en duren van 19.30 uur tot 21.30 uur. Alle materialen zijn aanwezig. Pluisdata: 24 september 15 oktober 22 oktober 5 november 19 november 3 december 17 december Muizenonderzoek Er worden dit najaar weer diverse muizenonderzoekjes gedaan, zo gaan we in het weekeinde van 7 en 8 september naar de Westduinen op Goeree en 28 en 29 september naar meertje de Waal bij Rockanje. meer informatie: Jan Alewijn Dijkhuizen, 06-51919338 • Vogels De vogelwerkgroep komt bijeen op vrijdagavonden in het BC Tenellaplas. Om 19:45 uur start de vergadering waarna er na de pauze om ongeveer 21:00 uur meestal een lezing of presentatie volgt. De onderwerpen na de pauze voor de komende maanden zijn: 13 september 2013: BMP tellers doen verslag van hun ervaringen en resultaten van de broedvogelinventarisaties. 11 oktober: Zeetrektellers geven informatie over hun (soms onder barre omstandigheden verworven) telgegevens. 8 november: Soortherkenning met behulp van videofragmenten van Mark Plomp. (nadere informatie over deze avond volgt via de website) 13 december: Deze avond wordt gevuld met bijdragen van VWG leden die uit eigen ervaring vertellen over vogelrijke vakantiebestemmingen binnen Europa.
in de BRANDING 2013-3 - web - 5
• Paddenstoelen Lasiobolus macrotrichus op reeënkeutel In tijden van paddenstoelenschaarste loont het om de keutels van reeën goed te bekijken. Het leverde in dit geval een nieuwe soort voor Nederland op. Lasiobolus macrotrichus: een weliswaar minuscuul maar heel fraai zwammetje. Op een droge, koude en winderige dag in maart, als de paddenstoelen maar niet willen komen, is er soms wel wat leuks te vinden op keutels. Maar je moet er wel voor bukken. En dan blijkt het ook nog een nieuwe soort te zijn: een borstelbekertje en wel Lasiobolus macrotrichus. De keutels lagen in een bos in Oostvoorne op een hoopje vochtige bladeren van loofbomen. Het is verrassend om een keuteltje vol met kleine geeloranje gekleurde sterretjes, met het blote oog al zichtbaar, te zien. Een loepje op zak is wel een must, om de details en de bijzondere schoonheid van dit kleinood te bekijken.
Lasiobolus macrotrichus Lasiobolus macrotrichus behoort tot de zakjeszwammen (ascomyceten), zoals de meeste zwammetjes op mest. Er zijn vele soorten zakjeszwammen, meer dan soorten paddenstoelen met plaatjes, hoed en steel (basidiomyceten). Zakjeszwammen vormen hun sporen in zakjes (asci), vaak met acht tegelijk. Dit mestzwammetje heeft opvallend mooie haren. Met een loepje is dat goed zichtbaar. Omdat Lasiobolus macrotrichus nog niet eerder in Nederland gevonden is, heeft hij ook – nog – geen Nederlandse naam. In Nederland komen nu drie soorten Lasiobolus voor. Een wel vaker gevonden soort is Lasiobolus papillatus, met de Nederlandse naam: dwergborstelbekertje. Meestal is er een opeenvolging van mestzwammen bij de vertering van mest. Als de ene soort zijn werk gedaan heeft, komt de volgende soort. Dat kan een aantal weken doorgaan. Interessant is dat Lasiobolus macrotrichus op de reeënmest gevonden werd, tezamen met het hertenmestspikkelschijfje (Ascobolus sacchariferus). Dit is een in Nederland niet vaak gevonden soort. Omdat hij vrijwel kleurloos is en bijna onzichtbaar klein, is een stereomicroscoop noodzakelijk om hem te herkennen. in de BRANDING 2013-3 - web - 6
Twee ascomyceten samen op een reeënkeutel. En wie weet wat er met de microscoop nog meer tevoorschijn komt. Eline Vis NB: De paddenstoelenwerkgroep loopt in principe elke vrijdagmiddag om half twee; vanaf ingang Donselaar,Mildenburgbos. Van tevoren bellen is wel raadzaam. Tel 0181-483091.
Verslagen Verslag libellenexcursie naar Paarlo Zon, warm en weinig wind, het weer zag er goed uit om libellen te gaan kijken. Na 2 jaar koud, nat en winderig, eindelijk de temperaturen die nodig zijn voor een lekker dagje libellen plezier. Op het lijstje stonden een paar doelsoorten die we graag wilden zien. Rond 07.00 uur arriveerden we op de eerste plek, de zon stond al heerlijk aan de hemel en de temperatuur was zeer aangenaam. Het eerste gebiedje was plas-dras met poelen (met veel zonnebaarsjes), wat paarden en een zeer fraaie en kleurrijke vegetatie. Koraaljuffer, houtpantserjuffer, grote roodoogjuffer, lantarentjes en wat net uitgeslopen heidelibellen waren ons deel.
grote roodoogjuffer De kanaaljuffer stond ook hoog op het verlanglijstje van een aantal mensen en voor deze soort moesten we een klein stukje rijden. Ondertussen hadden wolken zich voor de zon genesteld, maar de temperatuur was nog heerlijk. De kanaaljuffers lieten zich erg fraai bekijken en, zowel man als vrouw, ook gewillig fotograferen. Hier vlogen verder onder andere nog wat weidebeekjuffers, blauwe breedscheenjuffers en azuurwaterjuffers. Hierna verder naar de locatie waar kans was op gaffellibel, de doelsoort van de dag! De zon kon helaas de wolken niet meer verdrijven en, helaas voor ons, is de gaffellibel een libel die alleen vliegt als er veel zon is………… . We hebben alle mogelijke plekken afgezocht en zelfs nog de hulp ingeroepen van een lokale Limburgse libellenman, maar het mocht niet zo zijn. De gaffellibel liet zich niet zien. in de BRANDING 2013-3 - web - 7
Gaffellibel Gelukkig is lopen langs de Roer geen straf, maar de doelsoort zien had het wel net afgemaakt. Dan maar op zoek naar de gevlekte glanslibel, ook al zo’n zon minnende soort en de wolken wonnen het nog steeds van de zon. Met niet al te veel hoop het gebied ingelopen en na een meter of 300 kwam een prachtige bruine glazenmaker ons vermaken met zijn vliegkunsten. Over ons heen, voor ons langs en tussen ons door, niets was hem te gek. In het riet van de sloot zat nog het nodige spul dat we leuk konden bekijken alleen de gevlekte glans liet zich niet zien. Nog een stukje verder zagen we dan toch een exemplaar vliegen en later nog een tweede. Als de gevlekte glanslibel vliegt, gaat hij niet snel hangen of zitten, maar deze keer hadden we toch nog wat mazzel. Hij zocht een plek hoog in de boom op en met de verrekijkers waren toch mooi alle details te zien. Er konden zelfs nog wat ‘recordshots’ gemaakt worden.
Gewone bronlibel in de BRANDING 2013-3 - web - 8
De laatste soort op het lijstje was de gewone bronlibel. Ook dit is weer een zonaanbidder en die zon scheen nog steeds niet. Echter na lang zoeken en lopen hebben we toch twee mooie, vliegende exemplaren kunnen bekijken. Ik had nog een bonusplek achter de hand voor het geval er tijd over zou zijn, maar wat vliegt de tijd (deed de gaffellibel dat ook maar ☺). Het was ondertussen 16.00 uur geworden, De meesten van ons hadden het wel gehad en gingen tevreden huiswaarts. Jo, mijn Limburgse libellenmaatje wiens hulp ik had ingeroepen, is met de 2 overgebleven personen naar de bonusplek gegaan en daar hebben ze genoten van wat ze zagen. Wil je weten wat ze daar gezien hebben, ... ? Ga dan een volgende keer mee libellen kijken in Limburg! Ondanks dat de zon het grotendeels liet afweten hebben we, op de gaffellibel na, alle doelsoorten gezien en mooi kunnen bekijken. Het was leuk om in het Limburgseland naar libellen te zoeken. Jan Blasman was onze voorbeeldige chauffeur en ik dank hem en iedereen die erbij was voor de gezellige dag. Ik zal proberen komend jaar weer 2 dagen te prikken om ergens leuke soorten libellen te gaan bekijken. Wie weet tot dan. Tijdens de excursie hebben we de volgende soorten mogen noteren: lantaarntje, houtpantserjuffer, bruinrode heidelibel, grote roodoogjuffer, koraaljuffer, bloedrode heidelibel, steenrode heidelibel, azuurwaterjuffer, kanaaljuffer, blauwe breedscheenjuffer, watersnuffel, bruine glazenmaker, gevlekte glanslibel, platbuik, bosbeekjuffer, weidebeekjuffer en gewone bronlibel Hugo van der Slot
in de BRANDING 2013-3 - web - 9
De Projectgroep Torenvalken De Torenvalk (Falco tininculus) Wie kent hem niet? Biddend langs autowegen, boven weilanden. Het klassieke beeld van de torenvalk, kop naar beneden, staart gespreid, vleugelslagen indien nodig, biddend in de wind: onze meest voorkomende roofvogel. Het vrouwtje. Vrouwtjes zijn gemakkelijk te herkennen aan hun grotere formaat en de roodbruine en zwart gebandeerde kleur. De kop heeft een bruine kruin en de achterkop heeft fijne zwarte strepen. De wangen en keel zijn wit met een opvallende zwarte baardstreep. De mantel heeft donkere strepen die lopen in de bovenvleugel dekveren. De gebandeerde stuit is iets grijzer bruin, de staart toont zes tot zeven opvallende donkere banden en een witte punt. Het mannetje. De kop van het mannetje is blauwgrijs met iets lichtere wangen, donkere baardstreep en vaal gele keelvlek. De mantel en bovenvleugel dekveren zijn kastanje kleurig met zwarte vlekken, de stuit en staart zijn blauwgrijs op de brede zwarte eindband na. De rossig witte onderdelen met opvallende druppelvormige vlekken op borst en buik. De onderstaart dekveren zijn grijsachtig met een zwarte punt. Broedgedrag. Torenvalken broeden al op de leeftijd van een jaar en vormen waarschijnlijk een levenslange paarband. Het nest wordt niet zelf gebouwd. Ze broeden in oude nesten, holten in gebouwen, torens en geplaatste nestkasten. Vanaf midden april tot juni worden er door het vrouwtje 3 tot 6 eieren gelegd en, per ei, in 27-29 dagen uitgebroed. Het legsel komt binnen een periode torenvalk van 3 tot 5 dagen uit, de nestduur is 27 tot 32 dagen en na nog eens 30 dagen zijn de jongen zelfstandig. Gewoonlijk gaat de familie daarna uit elkaar. Het ringproject. Het doel hiervan is om aan de weet te komen wat de vliegbewegingen van deze vogels zijn en hoe oud ze worden. Wij proberen dan ook de jonge vogels op het nest te ringen en te registreren, wat niet altijd mee valt. En wij hopen dan, als men een dode torenvalk vindt welke geringd is, deze aan ons gemeld wordt. Het contactadres is: A.v.d.Heiden Tel: 0181-639826 of mobiel: 06-13752219. Uit onderzoek is gebleken dat het sterftecijfer in het eerste jaar erg hoog is: ongeveer 80%. De jongen zijn vooral in de eerste maanden van hun zelfstandig leven nog weinig ervaren in het fourageren, in het zoeken van bescherming tegen slecht weer en in het ontwijken van allerlei gevaren. in de BRANDING 2013-3 - web - 10
De Projectgroep Torenvalken Hoe het begon: Om dat te weten moeten wij terug in de tijd, om precies te zijn begin 1977, toen enkele enthousiaste natuurliefhebbers van de KNNV afdeling Voorne in Brielle bijeen kwamen om een vogelwerkgroep op te richten, met als eerste doelstelling het torenvalkenbestand in onze regio in kaart te brengen. In de daarop volgende zomer en herfst werden van bestaande groentenkisten waterdichte nestkasten gemaakt en in het vroege voorjaar 1978 op geschikte locaties opgehangen. In de loop der jaren werden meer kasten geplaatst en liep de populatie gestaag op. Zo bleek dat er in het jaar 1992 in totaal 66 kasten, verspreid over Voorne en Putten, aanwezig waren. In totaal betrof het 24 bezette nestkasten, wat een hoge bezettingsgraad was, met in totaal 83 pullen. In 1993 werd besloten om het torenvalkenproject stop te zetten. De onderzoekers vonden dat het belangrijkste doel bereikt was, namelijk om de torenvalk weer volledig in onze streek terug te brengen, wat naar mijn mening uitstekend gelukt was. In het voorjaar 2011 bleek dat het inmiddels weer onduidelijk was hoe het met het torenvalken bestand stond. De gegevens waren verouderd en niet meer bijgehouden. Besloten werd dat er op Voorne en Putten weer een volledige inventarisatie van torenvalkenkasten zou komen. Zodoende zijn een aantal mensen in het voorjaar 2011 bezig geweest om de kasten in kaart te brengen, met als resultaat dat er nog steeds een groot aantal kasten aanwezig is nl. 44. Op Voorne 29 en op Putten 15. Tevens werd in dat jaar ook gekeken naar de bezettingsgraad. Die bleek ten opzichte van 1993 drastisch te zijn teruggelopen, namelijk 24. In 2011 werden er 9 bezette kasten geteld en in 2012 ook 9. Wel positief is dat het aantal kasten weer toe nam naar 53, maar er was geen verhoging van de bezettingsgraad. We hopen dan ook door meer kasten te plaatsen de bezettingsgraad weer omhoog te krijgen. Tot slot: tijdens het lezen van het VWG – rapport “15 jaar Torenvalken nestkasten” kwam ik een gedicht van C.J.v.d.Lee tegen, dat ik jullie niet wil onthouden: Langs de snelweg stond ze biddend Boven de grasberm sturend met haar staart In de auto vlogen zij er langs en zittend Hadden zij slechts oog voor de wegenkaart Met de kop schuin naar benee gebogen Vleugel klappend, het lijf doodstil in de wind Wie wordt door ‘t zien niet opgetogen Zoekend totdat zij iets eetbaars vindt Op volle snelheid slaan de vleugels heen en weer Bewoog daar iets in ’t gras naast de steen, evenwicht zoekend met de staart keer op keer Is er niets te vinden, dan gaat zij honderd meter heen. Namens de Projectgroep Torenvalk, Sjaak Lobs.
in de BRANDING 2013-3 - web - 11
Winterroofvogeltellingen op Voorne-Putten 1998-2013 Inleiding Op 27 december 1997 is de Vogelwerkgroep van de KNNV afdeling Voorne gestart met het tellen van overwinterende roofvogels op Voorne-Putten en Rozenburg (inclusief het industriegebied). In dit verslag worden deze tellingen besproken. Er zal met name ingegaan worden op de wijze hoe en met welke frequentie deze zijn uitgevoerd. Daarnaast wordt ingegaan op de waargenomen soorten en, indien van toepassing, het aantal territoria van de betreffende roofvogel in de broedperiode. Ter vergelijking van onze gegevens zijn de gegevens van ons buurgebied de Hoeksche Waard gebruikt. Aanvankelijk was het de bedoeling om deze telling tweemaal per winterseizoen uit te voeren maar al snel werd duidelijk dat dit op lange termijn niet haalbaar zou zijn in verband met tijdgebrek. De telling vergt voor de meeste tellers toch minimaal een halve tot zelfs een hele dag. Er is toen besloten om in plaats van in december en in februari alleen een telling uit te voeren in februari. In 2001 hebben we nog een laatste wijziging doorgevoerd. We zijn overgegaan naar de eerste zaterdag van het jaar en in het geval deze dag te dicht bij nieuwjaarsdag kwam, is gekozen voor de tweede zaterdag van het jaar. Deze wijziging is ingevoerd, omdat in de Hoeksche Waard (Werkgroep Roofvogel Hoeksche Waard Oost) al sinds 1983 een soortgelijke telling in januari word uitgevoerd. De voorkeur heeft de zaterdag of als tweede dag de zondag. Een enkele telling viel buiten deze voorkeursdagen. Het telgebied is voor het grootste gedeelte gescheiden door de Nieuwe Waterweg, waardoor de kans op dubbeltelling minimaal was. In sommige situaties werden er losse waarnemingen doorgegeven. Deze werden dan op zich beoordeeld en eventueel toegevoegd. Uiteindelijk is het nagenoeg elk jaar gelukt alle gebieden te tellen. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat de industriegebieden in de praktijk, op een enkele na, niet zijn meegeteld. Dit heeft er aan de ene kant mee te maken dat deze gebieden niet vrij toegankelijk zijn en aan de andere kant dat hier ook niet genoeg tellers voor waren. Wel zijn er met lichte regelmaat torenvalk, buizerd en slechtvalk in deze gebieden waargenomen en in voorkomende gevallen zijn deze aantallen ook doorgegeven en vermeld. Voor het vergelijk met de Hoeksche Waard moet worden opgemerkt dat de omvang van dit gebied iets groter is en meer een polderlandschap heeft. In het begin van het project is uitgegaan van een bepaald aantal soorten roofvogels, die mogelijk zouden kunnen worden waargenomen. Deze soorten zijn opgenomen in een basisoverzicht. Enkele van deze soorten zijn nimmer waargenomen, te weten: zwarte wouw, wespendief, visarend en boomvalk. In het overzicht van dit verslag zijn deze soorten dan ook weggelaten. Daarentegen zijn er in de tijd ook drie soorten extra opgenomen in de lijst, te weten: giervalk, bastaardarend en gier- x sakervalk (is kruising tussen gier- en sakervalk, vermoedelijk een ontsnapt exemplaar van een valkenier). Deze laatste drie soorten zijn uiteraard ook opgenomen in het overzicht en de grafieken. Tot slot wordt opgemerkt dat in 2013 de tweede Maasvlakte aan het gebied is toegevoegd. Gelukkig is er een teller bereid gevonden om ook hier een inventarisatie te doen, zodat dit nieuwe gebied vanaf 2013 in het overzicht wordt meegenomen. De tellingen Het eiland Voorne-Putten is ruwweg opgedeeld in 120 gebieden, elk met een eigen nummer. Deze gebiedsnummers worden ook bij de wintervogeltellingen gebruikt en staan als zodanig bij Sovon Vogelonderzoek Nederland * bekend. Een groot deel van de VWG-leden is te voet, met de fiets of auto door weer en wind één of meerdere gebieden afgereisd om de aanwezige roofvogels te tellen. De reden dat er ook gebieden per auto zijn geteld, heeft in een groot aantal gevallen te maken met de enorme afstanden die moesten worden afgelegd. in de BRANDING 2013-3 - web - 12
kaart roofvogeltelling.jpg Er is bij verschillende weersomstandigheden geteld. Dit weer varieerde van mooi zonnig tot mistig, van warm tot (zeer) koud, van windstil tot stevige wind en van regen tot sneeuw. De tellingen zijn in alle gevallen toch uitgevoerd, desnoods werd er op een later tijdstip die dag en/of de volgende dag geteld. Op de tellijsten zijn uiteraard de weersomstandigheden vermeld. Van alle tellingen is een bestand gemaakt van waaruit ook de grafieken zijn gegenereerd. Dit bestand is op de website van de KNNV geplaatst en zal na elke nieuwe telling worden bijgewerkt. Er zijn inmiddels zeventien tellingen uitgevoerd. De eerste telling is wel even kort genoemd, maar verder grotendeels buiten beschouwing gelaten, omdat deze wat datum betreft geheel op zich staat en aan het vergelijk niets toevoegt. Zoals gezegd zijn we gestart op 27 december 1997 (zie tabel 1). Hierbij moet worden opgemerkt, dat is gebleken dat de twee ruigpootbuizerds een riant aantal was. Hieronder wordt bij een aantal soorten uit tabel 1 een toelichting gegeven in vergelijk met de aantallen van de Hoeksche Waard (zie tabel 2).
in de BRANDING 2013-3 - web - 13
tabel 1 (Voorne -Putten)
Overzicht per teldatum van de winterroofvogeltellingen van Voorne-Putten 27-12- 7-26-25-26-15-14-11997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Soort
Rode wouw Blauwe kiekendief Bruine kiekendief Sperwer Havik Buizerd Ruigpootbuizerd Zeearend Torenvalk Slechtvalk Smelleken Giervalk Bastaardarend Gier x Sakervalk totaal aantal
8 1 19 196 2 49 4 2 281
7 9 1 140 2 42 2 1 204
6 4 12 1 111 1 27 1 163
5 3 20 2 176 1 49 3 3 262
9 4 19 1 128 3 67 3 234
6 5 27 3 187 1 48 3 2 1 283
3-12004
8-12005
7-12006
8 13 4 212 36 3 1 1 278
9 10 1 205 40 3 1 269
4 4 9 3 107 48 2 3 180
7 2 22 6 221 1 63 4 7 333
03
04
05
06
tabel 2 (Hoeksche Waard)
Overzicht per teldatum van de winterroofvogeltellingen Hoeksche Waard Soort Rode wouw Blauwe kiekendief Bruine kiekendief Sperwer Havik Buizerd Ruigpootbuizerd Zeearend Torenvalk Slechtvalk Smelleken Grote valk spec. totaal aantal
97
-‐ 16 3 14 3 180 1 1 43 2 2 -‐ 265
98
-‐ 8 1 13 1 236 -‐ -‐ 76 3 4 -‐ 342
99
-‐ 10 2 15 4 209 -‐ 1 95 2 -‐ -‐ 338
00
-‐ 15 2 13 1 234 -‐ -‐ 82 4 2 -‐ 353
01
-‐ 7 1 16 4 218 -‐ 1 115 1 1 -‐ 364
02
2 11 1 13 5 270 -‐ 2 63 3 1 -‐ 371
-‐ 10 2 22 5 331 -‐ 2 112 5 4 -‐ 493
-‐ 7 -‐ 21 7 281 -‐ -‐ 74 8 6 -‐ 404
-‐ 10 2 22 7 280 1 -‐ 140 7 4 -‐ 473
1 7 1 19 6 311 -‐ 2 77 11 1 -‐ 436
De soorten Rode wouw: De rode wouw is geen broedvogel in ons gebied. Deze vogel is “slechts” tweemaal waargenomen, in 2009 (1) en 2011 (1). Je kunt ook zeggen maar liefst! Want hoe gewoon is het eigenlijk dat een rode wouw in het westen van Nederland wordt gezien? Hoe gewoon is het dat deze vogel in januari al aanwezig is? In de trekperiode is de kans om een rode wouw in ons gebied te zien wel aanwezig, maar januari schijnt erg vroeg te zijn. Normaal trekken met name de volwassen vogels vanaf eind februari door naar hun broedgebieden, het gaat dan vaak om één of enkele exemplaren. Het aantreffen van deze vogel de tijdens de telling in januari is dan toch heel bijzonder! In de Hoeksche Waard zijn in dezelfde periode drie waarnemingen gedaan namelijk in 2002 (2) en 2006 (1). Landelijk gezien worden er ook niet veel rode wouwen gemeld en daarbij blijft het westen van Nederland vaak buiten schot. De grootste kans om deze meester-vlieger waar te nemen is dan ook aan de oostgrens. Het betreft dan vaak Duitse broedvogels. In de trekperiode zijn het vooral vogels van de zuid Scandinavische populatie die bij zware sneeuwval afzakken naar het zuiden. in de BRANDING 2013-3 - web - 14
Blauwe kiekendief: De blauwe kiekendief is geen broedvogel van ons gebied. Deze vogelsoort heeft als wintergast tot en met 2009 een enigszins stabiel beeld getoond (6-9), met drie iets mindere jaren (4-5) en in 2007 is er zelfs geen enkele blauwe kiekendief waargenomen. Vanaf 2009 liepen de aantallen zelfs op tot 17 exemplaren. Daarentegen was dat aantal het laatste teljaar weer min of meer teleurstellend teruggezakt naar 6 stuks. Als we onze aantallen vergelijken met die van de Hoeksche Waard zien we dat daar over het eerste deel van de telperiode (tot 2006) in vier teljaren aanzienlijk hogere aantallen zijn waargenomen. Meer dan twee maal zoveel als bij ons, tot zelfs 15 exemplaren! In 2010 schijnt het tij even te keren en er volgen dan drie jaren met aanzienlijk lagere aantallen (7-11). In de overige jaren zijn de aantallen nagenoeg gelijk. Het gemiddelde van de Voorne-Putten reeks is 7,93 per jaar en die van de Hoeksche Waard komt uit op 8,37. Verder is opgevallen, dat in ons gebied overwegend vrouwtjes werden waargenomen. Dit gegeven wordt bevestigd in de “Atlas van de Nederlandse Vogels”, (SOVON 1987). Hierin staat dat de overwinteraars veelal vrouwtjes zijn, omdat de op zangvogels jagende mannetjes bij vorst en sneeuwval eerder het veld ruimen. Bruine kiekendief: De bruine kiekendief is een broedvogel van ons gebied met 10 tot maximaal 15 broedparen. In al de jaren dat er in de winter is geteld zijn er 0 tot 5 exemplaren waargenomen. Ze werden dan voornamelijk in de Beningerslikken op Putten en het Groene Strand op Voorne gezien. Het topjaar was 2002 met 5 exemplaren. Gedurende een drietal jaren zijn er 4 exemplaren waargenomen en in vijf jaren is er geen enkel exemplaar gezien. Ook in de Hoeksche Waard liggen de aantallen extreem laag, namelijk tussen 0 en 3 exemplaren per telling. Vreemd genoeg zijn er in het zuidelijk deel van Nederland in de provincie Zeeland vele tientallen van deze soort als overwinteraar aanwezig. Natuurlijk is het betreffende gebied, het Verdronken Land van Saeftinghe, een uitermate voedselrijke omgeving met een gigantisch oppervlak, maar dat geldt in iets mindere mate ook voor Voorne-Putten. Dus de vraag blijft waarom zo weinig bruine kiekendieven de winter hier doorbrengen? Helaas hebben we hier geen antwoord op. Hans met bruine kiekendief
in de BRANDING 2013-3 - web - 15
Sperwer: De sperwer is een redelijk algemene broedvogel in ons gebied. Het is echter heel moeilijk vast te stellen om hoeveel broedparen het gaat. De sperwer is een snelle roofvogel die moeilijk te lokaliseren is en dat geldt ook voor de winterperiode. De meeste sperwers verschijnen uit het niets en zijn ook weer uit beeld voor dat je het goed en wel door hebt. Je bent al blij dat je de vogel heb kunnen herkennen. Dit is ook de reden dat het aantal waarnemingen tijdens de wintertellingen niet altijd even betrouwbaar is. Het aantal winterwaarnemingen varieert behoorlijk. De hoogste aantallen zijn waargenomen in 2002 (27) en 2008 (26). Zeker niet slecht waren ook de jaren 2000 (20), 2001 (19) en 2006 (22). In de overige jaren lag het aantal tussen de 9 en 16 vogels. Opvallend is dat in december 1997 19 en in januari 1998 9 sperwers geteld zijn. De weersomstandigheden waren tijdens de beide tellingen niet ongunstig en vrijwel gelijk, dus daar zou het verschil in aantal niet door kunnen zijn ontstaan. Dit zou een bevestiging kunnen zijn dat het een lastig te inventariseren soort is. Natuurlijk kan het verschil ook te maken hebben met het al of niet aanwezig zijn van naar het zuiden trekkende vogels. Gekeken over alle jaren is dit verschil in aantal voor de sperwer niet ongewoon. De Hoeksche Waard, goed voor 18 territoria in het broedseizoen, laat een iets stabieler winterbeeld zien. De jaren 2003 tot en met 2007 geven in die reeks een iets verhoogd aantal weer (±21), alle andere jaren ligt het aantal tussen de 12 en 16 sperwers. Een complicerende factor bij het inventariseren van Voorne is het meer begroeide landschap. Als we de gemiddelden naast elkaar zetten zien we dat het verschil niet echt groot is, namelijk Voorne-Putten 14,69 en Hoeksche Waard 16,31. Havik: De havik is een broedvogel van ons gebied met vermoedelijk 5 tot maximaal 10 broedparen. Hij is een geduchte predator geworden van de boomvalk die op zijn beurt andere broedlocaties is gaan zoeken zoals elektriciteitsmasten en kleine bosjes her en der in de polder. Ook de jongen van de torenvalk kunnen op het menu staan van deze krachtigste rover van het gebied. De havik is een standvogel en sinds 1998 langzaam maar zeker in opkomst. Voor we met de tellingen begonnen werd de havik wel eens waargenomen, maar duidelijke broedgevallen konden niet worden bevestigd. In de broedperiode werd de vogel steeds vaker op geschikte broedlocaties aangetroffen. De meeste, zo niet alle territoria waren gelegen in de Duinen van Voorne. Het aantal waarnemingen in de winterperiode werd dan ook steeds frequenter. Deze bleven echter niet beperkt tot het eiland Voorne maar ook op Putten werd hij regelmatig waargenomen, en dan met name op de Beningerslikken. Ondanks dat het aantal waarnemingen fluctueert, zit er wel degelijk een stijgende lijn in. Bij slecht vier tellingen werd er 1 exemplaar waargenomen. In de overige jaren liep het aantal zelfs op tot 13 haviken (2012 en 2013). Dit beeld komt ook overeen met het aantal mogelijke en zekere broedgevallen van de afgelopen jaren en het aantal waarnemingen die het hele jaar door gedaan zijn. In de Hoeksche Waard, goed voor 8 territoria in het broedseizoen, is tijdens de wintertelling van 1991 voor het eerst één havik waargenomen, dat wil zeggen sinds de start van de tellingen daar in 1983. Binnen de telperiode lag in de meeste jaren het aantal 1 tot enkele exemplaren hoger, tot zelfs in 2004 6 haviken meer. In 2006 lag het aantal gelijk en in de laatste twee teljaren ineens 6 en 8 haviken lager. Het gemiddelde van de Voorne-Putten reeks is 4,87 en die van de Hoeksche Waard komt uit op 5,75 per jaar. Dit is nog altijd een groot verschil, maar als de reeks zich zo voortzet als de laatste twee jaren, dan zal dit zeker bij trekken. Landelijk gezien gaat het ook best goed met de havik. Dit is onder meer het gevolg van het verbod op het gebruik van bepaalde pesticiden, zoals DDT. Helaas wordt er nog altijd fanatiek gestroopt en gejaagd op de havik, maar ook de buizerd. Om deze stroperij tegen te gaan in de BRANDING 2013-3 - web - 16
is er een goede samenwerking nodig tussen opzichters en milieupolitie, waarbij voldoende mankracht en tijd van essentieel belang is. Aan deze twee ontbreekt het helaas nog steeds, bestrijding van stroperij heeft eenvoudigweg niet overal prioriteit. Buizerd: De buizerd is in de jaren 80 en 90 langzaam maar zeker de westkust van Nederland als broedvogel gaan bezetten. Ook dit is gedeeltelijk te danken aan het verbod op het gebruik van bepaalde pesticiden. Ook na de eeuwwisseling is deze stijging doorgegaan. Het biotoop van de buizerd is zeer gevarieerd. Het kleinschalige en afwisselende landschap van Voorne is uitermate geschikt als habitat voor de buizerd. Op Putten zal de dichtheid iets lager zijn, maar dan nog kan een enkele boom al een nestlocatie opleveren, zoals bijvoorbeeld in de Beningerslikken met 2 tot 3 territoria. Er is voldoende prooiaanbod en/of aas. De populatie wordt geschat op 20 tot maximaal 30 broedparen.
buizerd De buizerd is in Nederland een standvogel, wat inhoud dat de vogels in de wintermaanden over het algemeen zullen blijven. Jonge vogels kunnen wel gaan zwerven en tot honderd kilometer of verder naar zuidelijker gelegen gebieden wegtrekken. Daarentegen krijgen wij juist van noordelijke gebieden weer aanwas van voornamelijk onvolwassen buizerden. Tijdens de tellingen liepen de aantallen soms op tot over de 200. De top was tijdens de 2013 telling met 234 exemplaren. Door omstandigheden zijn dat jaar ook nog eens niet alle gebieden geteld. Het werkelijke aantal zou maximaal 5 exemplaren meer kunnen zijn. Het dieptepunt lag in 2005 (107 exemplaren). Het vermoeden is dat vooral de wind (kracht 8-10 west) tijdens deze telling de oorzaak is geweest van dit resultaat. De buizerds zitten dan vaak meer beschut en zijn dan lastig waar te nemen. in de BRANDING 2013-3 - web - 17
Tussen deze twee uitersten schommelden de aantallen behoorlijk. In 1999 was het aantal 111, tijdens drie tellingen lag het aantal rond de 130, vijf keer rond de 175 en vijf keer lag het aantal rond de 210. Dit levert een gemiddelde op van 174. Als we dan de aantallen van de Hoeksche Waard er naast houden, goed voor ongeveer 75 territoria in het broedseizoen, dan zien we dat het gemiddelde met 284 een stuk hoger ligt. Totaal tien keer ligt het aantal boven de 200 en zes keer ruim boven de 300. Het laagste aantal is in 2007 (207) en het hoogste aantal is in 2012 (388). Misschien ligt het prooiaanbod hoger in de polders van de Hoeksche Waard dan op VoornePutten. Daarnaast is het ook mogelijk dat het toch druk bezochte en dicht bouwde gebied van Voorne, met name de duinstreek, minder aantrekkelijker is. Waardoor het aantal flink gedrukt wordt en het totale gebied ook naar verhouding minder ruimte biedt. Ruigpootbuizerd: De ruigpootbuizerd is geen broedvogel in ons gebied. Voor wat betreft de waarnemingen in de winter zijn we erg afhankelijk van de trekrichting die de trekkende ruigpoten kiezen. Dit hangt vaak samen met de weersomstandigheden en met name de windrichting. Een stevige oosten wind zorgt ervoor dat de vogels, na hun oversteek bij Falsterbo, een meer zuidwestelijke route volgen, waardoor de kans groter is dat ze ook over West-Nederland komen. Afhankelijk van hoe streng de winter in Nederland is, is het dan ook goed mogelijk dat enkele exemplaren bij ons blijven hangen. Helaas is door de jaren gebleken dat Nederland slechts zeer weinig door de ruigpootbuizerd wordt aangedaan. Mooi was te zien dat in 2011. Dat jaar was een heel goed bos- en berglemmingenjaar en in het najaar was een extreem groot aantal ruigpootbuizerds op trek. Er waren dat jaar veel jongen groot gebracht en deze onvolwassen vogels willen nogal eens gaan zwerven. De tellingen op Falsterbo gaven inderdaad aan dat een uitermate groot aantal overtrekkend is gesignaleerd. Dit resulteerde in een verhoogd aantal ruigpoten in Nederland in het najaar van 2011. Echter wij hebben tijdens onze wintertelling in januari 2012 helaas niet in deze feestvreugde mogen delen. De waarnemingen die wij hebben gedaan zijn in de jaren 1998 (2), 2000 (1), 2001 (3), 2002 (1) en 2006 (1). Daarna is tijdens de telling deze soort niet meer gezien. De 3 exemplaren van 2001 zijn dus een zeer hoog aantal! Wie weet vindt er in de komende jaren wel weer een invasie plaats met meer kans op een waarneming van een ruigpootbuizerd in ons gebied. De waarnemingen van de Hoeksche Waard liggen bij deze soort toch behoorlijk lager. Slechts drie keer is er een waarneming gedaan 2005 (1), 2011 (1) en 2012 (1). Dit zijn overigens jaren waarin ze op Voorne-Putten weer niet gezien zijn. Zeearend: De zeearend is (nog) geen broedvogel in ons gebied. De exemplaren die wij in de wintermaanden mogen bewonderen zijn voornamelijk onvolwassen vogels. Een zeearend is pas vanaf het vijfde jaar geslachtsrijp en heeft ook dan pas zijn adulte verenkleed. Met name de flets-grijze kop en de duidelijke witte staart verraden dat het een volwassen exemplaar is. Sinds enkele jaren (2006) is het de zeearend gelukt om succesvol te broeden in de Oostvaardersplassen. Vervolgens is de soort zich langzaam aan het uitbreiden. Zo zijn de gebieden Lauwersmeer, Roggebotse Bos en uiteindelijk dit jaar ook de Biesbosch bezet geraakt. Dit geeft in de wintermaanden dan ook steeds meer kansen om een zeearend in de kijker te krijgen. Echter het is de laatste jaren nog niet gebeurd dat we er één tijdens de telling mochten waarnemen. De enige waarneming dateert uit 1999 toen de grootste roofvogel van ons gebied gezien is op de Beningerslikken. De zeearend verblijft regelmatig rond het Haringvliet waar met name de Korendijkse Slikken en de Beningerslikken zijn favoriete jachtgebied zijn. Er worden ook prooiresten van zwanen en ganzen aangetroffen die slachtoffer zijn geworden van deze arendsoort. De aantallen in de Hoeksche Waard zijn aanzienlijk hoger. Er zijn daar totaal 14 meldingen in de BRANDING 2013-3 - web - 18
gedaan. Het aantal per telling was vier keer 1 en vijf keer 2 zeearenden. Deze vogels zullen met name de ganzenrijke gebieden hebben bezocht omdat dit hun hoofdvoedsel is in deze periode Torenvalk: De torenvalk is een broedvogel van ons gebied. Het aantal territoria ligt rond de 10. De torenvalk was onze meest betrouwbare broedende roofvogel. Ruim voordat de buizerd VoornePutten had ontdekt , was het al een constante broeder op ons eiland. De torenvalk broedt in ons cultuurlandschap voornamelijk in nestkasten en oude kraaiennesten. Zolang deze nestgelegenheden en de prooidieren voldoende aanwezig zijn, zal de torenvalk ook geen klagen hebben. Helaas ligt de realiteit toch iets anders. Momenteel hangen er verspreid over het gebied ongeveer zestig kasten. De bezetting van deze kasten laat nog te wensen over: 6 in 2011, 8 in 2012 en 5 in 2013. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat er op een paar locaties in boomnesten en/of elektriciteitsmasten en rondom boerderijen gebroed wordt. Nestgelegenheid is dus ruimschoots aanwezig en aan prooidieren lijkt geen gebrek. Toch ligt het aantal territoria laag, Dit heeft er met name mee te maken dat kauwen en duiven de nesten van torenvalken kraken. Hierdoor zijn er regelmatig torenvalken die niet tot broeden komen.
torenvalk De aantallen in de wintermaanden zijn niet hoog (gemiddeld 44), maar dit past wel bij de hoeveelheid van het aantal zekere en mogelijke broedgevallen (10 tot maximaal 15). De winterpopulatie is vele male lager dan de aantallen van de buizerd (gemiddeld 174). Dit is mede dankzij het lastiger waarnemen van deze roofvogel in het veld. De torenvalk heeft een aanzienlijk kleiner formaat, daarnaast zit de torenvalk, afhankelijk van het weer, ook net iets vaker verborgen in het landschap. Bij vorst en vooral een (langdurig) gesloten sneeuwdek zal de torenvalk wegtrekken naar zuidelijk gelegen gebieden. Vooral onvolwassen torenvalken zwerven uit. Over aanvulling van vogels uit het noorden wordt in de geraadpleegde literatuur in de BRANDING 2013-3 - web - 19
niet gesproken. De torenvalken in de Hoeksche Waard, goed voor ruim 20 territoria in het broedseizoen, doen het veel beter. Met een gemiddelde in de wintermaanden van 82, ligt dit bijna twee keer zo hoog. Wellicht dat hier meer territoria een beter broedresultaat opleveren, omdat er minder concurrentie is. Waardoor dus ook in de winter meer vogels kunnen worden waargenomen. Zo is het laagste aantal van 42 in 2013 bijna gelijk aan het gemiddelde van Voorne Putten. Terwijl het hoogste aantal met niet minder dan 140 in 2005, ver boven het hoogste aantal van Voorne Putten in 2001 (63) ligt. Slechtvalk: De slechtvalk is een broedvogel van ons gebied met 2, tot mogelijk 3, broedparen. Allen gelegen in het industriegebied. Al sinds jaar en dag bejaagt de slechtvalk Nederlandse gronden. Dit was voornamelijk in de wintermaanden. Het betrof dan exemplaren van de Noord-Europese populatie. Rond 1980 lag het aantal overwinterende vogels tussen de 40 en 70 exemplaren. Vanaf 1990 is de slechtvalk een jaarlijkse broedvogel van Nederland geworden. Via Duitsland en België is de vogel langzaam Nederland binnengetrokken. Het eerste broedgeval in onze omgeving was op de Maasvlakte in 2000. Langzaam probeert hij zich op Voorne-Putten uit te breiden, er zijn nog wel mogelijkheden. Dit is een kwestie van tijd.
Slechtvalk Aangezien de Midden-Europese populatie standvogels zijn en ze meestal eenvoudig in het veld te spotten zijn, is er sindsdien een veel grotere trefkans dat de vogels ook in de wintermaanden vrij gemakkelijk kunnen worden waargenomen. De waarnemingen in het eerste deel van de telperiode zijn op één jaar na vrij constant (1-4). Het tweede deel ziet er anders uit, ineens komt 2007 met 11 slechtvalken. Dit jaar wordt gevolgd door twee zeer teleurstellende jaren (1-2)! Gelukkig is het vooralsnog bij deze ene dip gebleven. In 2010 werden er alweer 4 gezien en in 2011 maar liefst 9. De laatste twee tellingen zijn weer iets lager uitgekomen, respectievelijk 6 en 7. Als we dan de aantallen van de Hoeksche Waard er naast houden, goed voor 1 territorium in het broedseizoen, zien we dat tot en met 2003 de aantallen niet veel verschillen. in de BRANDING 2013-3 - web - 20
Vanaf 2004 lopen de aantallen plotseling op tot 2006 (8-11). Daarna komt er een kleine terugval in de komende vier teljaren (4-6), waarna het aantal in 2011 (net als op Voorne-Putten van (4-9)) weer plotseling stijgt naar 11 slechtvalken. De laatste twee jaren zijn dan weer nagenoeg gelijk. De gemiddelden liggen dicht bij elkaar: Voorne-Putten 4 en Hoeksche Waard 5,5. Al met al kunnen we zeggen dat het zien van de slechtvalk altijd indrukwekkend is, maar dat ook deze vogel van allerlei factoren afhankelijk is en dat het dus niet vanzelfsprekend is dat deze snelste jager van ons gebied een zeker bestaan heeft. Smelleken: Het smelleken is geen broedvogel in ons gebied Het is een broedvogel van de noordelijke delen van Europa en misschien wel de meest verrassende waarneming waar we steeds weer op hopen als we gaan tellen. In het najaar komen vanaf augustus de smellekens binnen. Afhankelijk van de winter in de noordelijk gelegen (broed)gebieden trekken de vogels steeds verder zuidwaarts, ze volgen de wegtrekkende zangvogels. De aantallen trekkende smellekens kunnen tot in januari oplopen en vanaf februari en maart trekken ze langzaam maar zeker weer noordwaarts. Het smelleken is een kleine snelle valk die vaak op de grond zit en tijdens de jacht dicht bij de grond blijft om vogels op te jagen. Mede hierom en vanwege het bruine verenkleed van de wijfjes en de jonge vogels is valt het smelleken tegen de achtergrond van het landschap vaak weg en is de waarneemkans zeer laag. Aan het aantal waarnemingen die in de telperiode zijn gedaan is natuurlijk niet te zien of we exemplaren over het hoofd hebben gezien. Het verwachtingspatroon voor een roofvogeltelling in de winterperiode in onze omgeving ligt op 1 tot 3 exemplaren, maar we houden natuurlijk altijd rekening met meer. Zo hebben we een heel goed jaar gehad in 2006 (7). We hebben zes keer 1 exemplaar gezien (1998, 2003, 2004, 2010, 2011 en 2013), twee keer 2 (2002 en 2009) en vier keer 3 (2000, 2005, 2007 en 2008). Helaas zijn er ook tellingen smelleken-loos geweest. In de Hoeksche Waard heeft ook het smelleken een hogere score. Maar hier zijn ook twee jaren zonder waarnemingen geweest (1999 en 2008). Opvallend is dan weer wel dat in twee van hun minste jaren (2006 en 2008) juist op Voorne-Putten de hoogste aantallen (7 en 3) zijn gezien. Dit maakt duidelijk dat de winterroofvogeltelling ook voor deze spannende soort de moeite is om voor op pad te gaan. Giervalk: De giervalk is geen broedvogel in ons gebied. Deze grootste valk van de wereld is een broedvogel in het hoge noorden van het noordelijk halfrond. Ze broeden vooral in de verlaten gebieden van Noorwegen, Noord-Rusland, Alaska, Noord-Canada, Groenland en IJsland. Het is bij hoge uitzondering dat een roofvogel als deze in ons gebied wordt waargenomen. Dat zo’n waarneming dan ook nog tijdens een telling plaatsvindt die slechts eenmaal in een jaar wordt gehouden moet dan ook gezien worden als een toevalstreffer. Er is natuurlijk ook een kans dat het hier om een ontsnapt exemplaar gaat uit een roofvogelcollectie maar hier is geen duidelijkheid over verkregen. Deze soort is niet uit de Hoeksche Waard gemeld. Bastaardarend: De bastaardarend is geen broedvogel in ons gebied. Op 4 januari 2003 is een met aan zekerheid grenzende waarneming gedaan van een bastaardarend. Deze vogel is boven Brielle waargenomen en even later nog bij de Slikken van Flakkee door minimaal 20 andere vogelaars gezien. De Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna (CDNA) heeft deze melding in onderzoek en probeert zekerheid te krijgen door middel van een oproep om extra informatie en foto’s. in de BRANDING 2013-3 - web - 21
De bastaardarend is een broedvogel van Oost-Europa en geld dus voor Nederland als een echte dwaalgast. Terecht dus dat met een mogelijke waarneming zorgvuldig wordt om gegaan. Deze soort is niet uit de Hoeksche Waard gemeld. Giervalk x sakervalk: De kruising giervalk x sakervalk is geen natuurlijke soort. Een week nadat deze valk op de Maasvlakte was waargenomen is vermoedelijk dezelfde vogel op de Westplaat weer gezien en gefotografeerd. Op deze foto is te zien dat de vogel was geringd. Het is zeer waarschijnlijk een ontsnapt exemplaar van mogelijk een valkenier of uit een collectie. Er zijn hier verder geen gegevens over bekend. Wel is er een goede foto van gemaakt.
Giervalk x Sakervalk Conclusie Na een lange periode van roofvogels tellen in de winter is het allerminst eenvoudig om de verschillen in aantallen te verklaren. Ook het vergelijk van deze aantallen met tellingen van andere werkgroepen vereist een gedegen onderzoek. Vragen als: Waren de omstandigheden gelijk?, Is er in dezelfde periode geteld?, Is het landschap te vergelijken?, etcetera kunnen gesteld worden en zullen nader moeten worden uitgewerkt. In ieder geval zijn de laatste twee genoemde aspecten, periode en landschap, meegenomen en is het weer een grote variabele geweest. Toch kunnen we zeggen dat het een interessante reeks is geworden, die een redelijk betrouwbaar beeld geeft van de in de winter op Voorne-Putten en Rozenburg verblijvende roofvogels. Hans op den Dries Coördinator Winterroofvogeltelling Vogelwerkgroep van de KNNV afdeling Voorne in de BRANDING 2013-3 - web - 22
Bronvermelding: SOVON 1987.Atlas van de Nederlandse Vogels SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2000 Ecologische Atlas van de Nederlandse Roofvogels Rob G. Bijlsma Met dank aan Werkgroep Roofvogels Hoeksche Waard (oost) voor het beschikbaar stellen van hun telgegevens. * SOVON Vogelonderzoek Nederland is de belangrijkste Particuliere Gegevens beherende Organisatie (PGO) voor de ornithologie in Nederland.
Op stap met Ger Maatkamp door Jan Alewijn Dijkhuizen Op stap met Ger betekent rijden over lange rechte wegen met hier en daar een boom en hier en daar een boerderij. Ik ga met hem mee naar een boerderij waar geiten worden gefokt. Wat moet een natuurliefhebber daar nu weer? Hier blijkt een kerkuilkast te hangen, één van de ongeveer 110 kasten die de werkgroep van Natuur en Landschap Goeree-Overflakkee (NLGO) in al die jaren heeft opgehangen. Heel kenmerkend voor Ger, bij de boerderij staat niet alleen de eigenaar, maar ook een hele schoolklas klaar om mee te genieten van het ringen van de kerkuiljongen. Bij veel activiteiten van Ger nodigt hij kinderen uit en is educatie een belangrijk element. Natuurlijk kunnen er niet altijd grote groepen mensen mee. Veel boeren willen die poespas ook niet op hun erf, maar waar mogelijk neemt Ger zoveel mogelijk geïnteresseerden mee. Ger verzamelt bij de kerkuilkasten ook altijd de braakballen, die zowel voor onderzoek als voor kinderactiviteiten benut worden. Daar klimt Ger met zijn zelf meegenomen ladder naar de kast, iedereen beneden wacht tot hij met een zak vol jongen naar beneden komt. Ik heb het Ger al eerder zien doen dus weet wat me te wachten staat. Denk ik ... Maar nee, Ger verwoordt het later zo: “Het leuke van deze hobby is dat je steeds denkt dat je het nu wel zo’n beetje weet, en dan is het toch weer net iets anders”! Ger komt namelijk niet met een stel jongen maar met een volwassen uil naar beneden. En er zit er nog een in de afgesloten kast. Wat blijkt, de eieren die vorige keer zijn geconstateerd zijn pas net open, er liggen twee eieren en twee pullen in de kast en beide ouders waren gek genoeg ook nog thuis! Zo krijgen we met zijn allen te zien hoe het volwassen dier geringd wordt. Dat doet Adrie van der Heiden, de meest ervaren man van het stel. Maar die is ook nogal verrast door het feit dat hij een volwassen uil in plaats van een jong moet ringen en vergeet zijn handschoenen aan te doen. En dat doet zeer hoor, als een volwassen uil zijn snavel in je hand zet. Overigens mag Ger sinds enkele maanden ook ringen. Hij heeft voor de Hoeksche Waard, Goeree en Voorne een ringvergunning voor uilen bemachtigd en die krijg je niet zomaar! Maar goed, de eerste uil is geringd. Enkele grotere kinderen mogen de uil zelfs even vasthouden. Er worden heel wat mobieltjes als fototoestel gebruikt! Dan wordt de andere uil uit de kast in de BRANDING 2013-3 - web - 23
gehaald. De boeken worden erbij gehaald want het lijkt wel of het twee mannetjes zijn, of toch niet? De verschillen zijn ook zo klein, het gaat om een baardvlagtekening, die iets smaller moet worden naar de basis of juist niet? Uiteindelijk is de conclusie dat het een paartje is. Het leuke van de tweede uil is dat deze al geringd blijkt te zijn en wel in België. Wanneer dit gemeld wordt, horen we later waar en wanneer dit dier geringd is. Adrie heeft wel eens een uil uit Almen gevangen (Almen ligt net achter Zutphen aan de andere kant van de IJssel), deze dieren kunnen best een behoorlijke afstand afleggen. Beide uilen worden nog eens goed bekeken en weer terug in de kast gezet. Als het luikje open gaat, blijven ze rustig in de kast bij hun jongen en gaan wij naar het volgende adres. Hoe is Ger ooit met deze toch wel vreemde hobby in aanraking gekomen? Dat begon met een potje tennis tegen Cor Bot. Cor zocht in 1998 een nieuwe maat voor de kerkuilgroep omdat zijn vaste maat ziek was geworden en vroeg Ger of het niets voor hem was. Ger dacht van niet maar ging toch maar een keer mee en toen was hij verkocht. Hij omschrijft zijn eerste keer als volgt: “Ik vond het niet leuk, nee, ik vond het hartstikke leuk”! Tot de 80ste kast heeft hij samen met Cor opgehangen en pas daarna hebben zich twee andere kerkuilvrienden toegevoegd aan de werkgroep. Op Voorne is de groep overigens niet veel groter, het is toch een beetje een aparte tak van sport. Wanneer ik Ger vraag waar hij de tijd vandaan haalt om drie keer per jaar 110 kerkuilkasten te controleren moet hij lachen: “Dat is theorie, de praktijk is anders. Ongeveer de helft wordt regelmatig bezocht, van die helft worden alleen de kansrijke kasten daarna nog gecontroleerd en waar mogelijk de jongen geringd. Daarna worden de gebruikte kasten schoongemaakt en de braakballen meegenomen. Dan gaat het nog maar om enkele tientallen bezoekjes. Dat is te overzien”.
Ger Maatkamp Ik ben zelf bij de oprichting van de kerkuilgroep op Voorne betrokken geweest, maar weet niet waar ooit de inspiratie vandaan is gekomen. Ger weet het precies: “De aanzet tot het kerkuilherstelplan komt van Vogelbescherming Nederland. Zij hadden de ambitie om in het jaar 2000 in de BRANDING 2013-3 - web - 24
ook 2000 broedgevallen van kerkuilen te realiseren. En dat is gelukt. Vanuit Groningen, waar veel kennis over kerkuilen was, is het gehele land overspoeld met kerkuilwerkgroepjes die met hout en schroeven aan de slag gingen en vervolgens op alle kansrijke plekken in schuren kasten op zijn gaan hangen. En daar heeft Ger aan bijgedragen! Uiteraard vraag ik Ger ook naar zijn braakbal verleden, tenslotte delen we die pluispassie. Het blijkt dat ons oud lid Hugo van der Wal daar een belangrijke inspirator is geweest. Met zijn vertrek is er toch veel kennis over zoogdieren van Voorne verdwenen, gelukkig dat Ger zijn pluisactiviteiten op Goeree in ieder geval heeft voortgezet. De KNNV afdeling Voorne heeft Ger een aantal jaren gevraagd een pluisavond te organiseren, maar na drie jaar bleef het een te vrijblijvende activiteit. Toen ontmoette Ger en ik elkaar. Ook ik organiseerde wel eens een pluisavond. Samen hebben we het braakballenpluizen tot een serieuze werkgroepactiviteit gebombardeerd met jaarlijks minimaal 15 geplozen partijen! Zo vloeien vogel- en zoogdierwerkgroepactiviteiten naadloos in elkaar over, evenals de werkgroepactiviteiten van de NLGO en de KNNV. Dat geeft mij een goed gevoel. Ik hoop Ger binnenkort als “ringer” te kunnen uitnodigen om op Voorne zijn eerste uil te ringen!
De lepelaar door Han Meerman De wetenschappelijke naam van de lepelaar is: Platalea leucorodia. Dat betekent zoveel als: de witte reiger met de platte snavel De waadvogel lepelaar was in vorige eeuwen een algemene vogel die voorkwam in natte gebieden, net zoals reigersoorten als roerdomp, kwak en wouwaap. Het was toen ook normaal dat er op deze vogels werd gejaagd en dat ze gegeten werden, evenals de eieren. Iets wat we ons nu niet meer kunnen voorstellen. Rond 1900 werd het aantal broedparen geschat op 1000. In de loop van de vorige eeuw ging het aantal lepelaars in Nederland omlaag doordat geschikte voedselbiotopen verdwenen en de waterkwaliteit achteruitging door het gebruik van bestrijdingsmiddelen in land- en tuinbouw. De aanleg van voor vissen niet te passeren waterkeringen en afname van de visstand ten gevolge van algenbloei waren ook van negatieve invloed. Gelukkig ontstond er een kentering door onder andere verbetering van de waterkwaliteit en het aanleggen van vistrappen. Verder is rust van belang omdat lepelaars schuwe vogels zijn en gevoelig voor verstoring. De meeste broedkolonies liggen dan ook in natuurgebieden waar de rust redelijk gegarandeerd is. Vanaf het begin tachtiger jaren is de broedpopulatie weer flink toegenomen. Dat betekende dat de soort sinds 2004 van de Rode Lijst is afgehaald. In 2012 waren er meer dan 2500 broedparen in Nederland,verspreid over 41 kolonies.
Lepelaars zijn tussen de 80 en 90 cm lang met een gemiddelde snavellengte van 19 cm die bij de punt tussen de 4 en 5 cm breed is. Pootlengte tussen de 25 en 30 cm en spanwijdte tussen 115 en 130 cm. De vorm van de gele vlek op de snavelpunt is bij elke vogel weer anders. Het oog is rood maar dat is alleen van dichtbij te zien. In de broedtijd hebben volwassen vogels een gele borstband en een mooie kuif die bij opwinding wordt opgezet. Mannetjes zijn groter, hebben dikkere poten en een dikkere nek. Ook de poten zijn wat langer. De snavel is het meest zekere kenmerk: vrouwtjes hebben een rechte snavelpunt terwijl die van het mannetje naar beneden buigt. Mannetjes hebben een bredere kier tussen de snavelhelften bij zijaanzicht. En mannetjes hebben een platter voorhoofd dan vrouwtjes. Dit alles is niet zo makkelijk te zien, behalve wanneer een paartje op het nest staat en je door de telescoop de vogels rustig kunt bekijken. Lepelaars zijn meestal zwijgzaam, maar de volwassen vogels maken in het broedseizoen geluiden die lastig te omschrijven zijn: mompelende, zoemende geluiden. Jonge lepelaars maken, als ze om voer bedelen, een heel duidelijk tsjripend geluid.
Voedsel Het voedsel van de lepelaar is zeer gevarieerd. Het hoofdvoedsel bestaat uit vis die tot circa 15 cm lang en ongeveer 4 cm hoog is, zoals in zoetwatergebied driedoornige- en tiendoornige stekelbaarzen, voorn, baars, bliek, karper en riviergrondel. In zoute wateren jagen de lepelaars vooral op garnalen en steurgarnalen. Ze eten ook kleinere prooien, waaronder aquatische insecten en hun larven, zoals watertorren, libellen, kokerjuffers, sprinkhanen, krekels, vliegen, muggen en wantsen. Ook vlokreeften, zoetwatermosseltjes, slakjes, wormen, bloedzuigers, amfibieën en hun larven, maar ook plantaardige materialen maken onderdeel uit van het dieet. Lepelaars waden door ondiep water, maximaal 30 cm, op zoek naar voedsel. Met hun kop maken ze een maaiende beweging, waarbij de snavel een beetje geopend is. Deze snavel is aan de uiteinden zeer gevoelig. Op zicht, maar vooral tast, wordt prooi gevangen. Dat betekent dat lepelaars ook ’s nachts voedsel kunnen vinden. Ellen Sandberg van de Vogelwacht ‘Delft en Omstreken’ heeft jarenlang onderzoek gedaan naar foerageergedrag van lepelaars en schreef daarover een boeiend boekje: ‘Delfland – Lepelland’, 16 jaar lepelaars; waarnemingen en onderzoek’. Zoogdieren als vos, bunzing en bruine rat kunnen een bedreiging vormen voor lepelaars. Predatie door vossen in lepelaar kolonies heeft er toe geleid dat de grootste kolonies nu op de Waddeneilanden te vinden zijn: de vos komt daar niet voor. Verder eisen verstoring, hoogspanningsmasten en jacht tijdens de trek hun tol. Onze lepelaar in West Europa, Platalea leucorodia leucorodia, is de nominaatvorm. De soort is als eerste beschreven, alle later beschreven soorten worden als ondersoort gezien. Een groot deel van de Nederlandse lepelaars trek in augustus/oktober weg naar West-Afrika, voornamelijk naar het waddengebied Banc d’Arguin in Mauritanië. Maar ook nog zuidelijker tot in Senegal, de delta
van de Senegalrivier. Een afstand van 4000 kilometer en meer. Maar een deel van de vogels overwintert dichterbij: in Frankrijk en Spanje. De laatste jaren zien we dat een klein aantal vogels in de Delta overwintert, een boeiende ontwikkeling. De jonge lepelaars vliegen naar het zuiden en blijven de eerste vier jaar in Afrika. Zij keren pas terug naar hun geboortegebied als zij geslachtsrijp zijn, uitzonderingen daargelaten. Het Quackjeswater In 1989 zijn er lepelaars gaan broeden bij het Quackjeswater in Voornes Duin. De aantallen liepen op tot 230 broedparen in 1998, in de daarop volgende jaren schommelden de aantallen. De eerste vogels arriveren doorgaans in begin februari, in zachte winters zelfs al eind januari. Dit zijn vogels die “dichtbij” overwinterd hebben: in Frankrijk en Spanje. Al vrij snel vindt de paring plaats en begint de nestbouw. Als alle eieren zijn gelegd, begint het broeden, wat ongeveer 28 dagen in beslag neemt. In de eerste of tweede week van april komen de eerste jongen uit het ei. Het record is een eerste jong in de laatste week van maart, wat extreem vroeg is. Waarschijnlijk door de beschutte ligging zijn de lepelaars bij het Quackjeswater er vroeg bij., In de kolonies op de Waddeneilanden komen de jongen gemiddeld 3 weken later uit. Als de twee tot drie lepelaartjes uit het ei komen, hebben ze een knal oranje snaveltje. In de eerste week groeien ze razend snel als ze door beide ouders gevoerd worden. Met een goede verrekijker, of liever nog een telescoop, is dit mooi te zien vanaf het uitkijkpunt. De ouders zoeken voedsel tot zo’n 35 kilometer vanaf de kolonie: het veenweidegebied in het Westland met zijn ondiepe sloten is een belangrijk foerageergebied. Maar ook de Kwade Hoek, de Westplaat en de Grevelingen worden bezocht. Later in het seizoen arriveren de lepelaars uit Afrika. Die moeten nog gaan broeden als de “vroege vogels” soms al vliegvlugge jongen hebben. Jonge vogels zijn na ongeveer zeven weken vliegvlug. Zij zijn te herkennen aan een bleekbruine snavel en zwarte vleugelpunten. Ze vliegen met hun ouders mee naar de foerageergebieden. In september hebben de meeste lepelaars het Quackjeswater verlaten en is het tijd om de nesten te tellen: een heel geploeter dat ruim een halve dag in beslag neemt. Vorig jaar zijn er 170 nesten geteld. Al jarenlang vindt onderzoek plaats naar het trekgedrag van lepelaars. Daarvoor worden jonge vogels van kleurringen voorzien en zijn enkele volwassen vogels gezenderd. Ook bij het Quackjeswater worden regelmatig geringde vogels waargenomen. Het aflezen van de ringen is vaak een hele klus. Toch loont het de moeite, want uit recent onderzoek blijkt dat er een verschuiving plaatsvindt: steeds meer van ‘onze’ lepelaars overwinteren in Europa in plaats van in Afrika. De Europese overwinteraars brengen gemiddeld een jong meer groot dan de West-Afrika gangers. Op het moment van schrijven beleven we een bijzonder koude maand maart. Er zijn maar een handjevol lepelaars aan het nestelen in de beschutting van de struiken op het eilandje in het Quackjeswater. Dit heb ik nog niet eerder meegemaakt en ben dan ook benieuwd wat voor broedseizoen het gaat worden…. Geraadpleegde literatuur: - www.werkgroeplepelaar.nl - Sandberg, Ellen (2005).Delfland – Lepelland, 16 jaar Lepelaars; waarnemingen en onderzoek. Vogelwacht ‘Delft en Omstreken’ ISBN 90-6824-017-X
De naakt- en huisjesslak, een slijmerig verhaal door Gerda Hos Slakken behoren tot de weekdieren, zoals inktvissen en alle schelpdieren, en zijn de enige weekdieren die ook op land leven. Een deel van de slakkenfamilie is echter in zoet- en zoutwater blijven wonen. Om op land te kunnen overleven, moesten ze wel enkele dingen in acht nemen omdat ze enorm gevoelig zijn voor temperatuur, licht, zoutgehalte en uitdroging. Vooral naaktslakken, die zich niet kunnen terugtrekken in een afsluitbaar huisje, zijn gebonden aan een vochtige omgeving en komen alleen ’s nachts te voorschijn, of overdag bij regenachtig weer. Een oud boerengezegde is dan ook: “Als er slakken op straat kruipen komt er regen”. Ja, daar kan geen Pelleboer (= weerman) tegenop. De bekendste naaktslak in de Benelux is de gewone of grote wegslak (Arion rufus, 20 cm). Deze oranje of bruine naaktslak heeft altijd een rode rand rond de voet. Het gladde mantelschild (restant van vroeger uitwendig huisje) is ovaal en bevindt zich net achter de kop. Net voor het midden zit de ademopening, want ze ademen via longen. De rest van het lichaam is sterk in de lengte gerimpeld en kan bij verstoring inkrimpen. De kop met voelsprieten verdwijnt dan ook helemaal. Vooral kinderen vinden dit heel grappig om te zien. Zeker als even later de kop met de twee paar tentakels weer te voorschijn komt. De langste voelsprieten boven op de kop hebben ogen (ze zien echter niet goed!) en de onderste kleinere voelsprieten bezitten geurorganen. Deze kunnen op een meter afstand voedsel ruiken. Door het leven zonder huisje zijn naaktslakken niet alleen bijzonder gevoelig voor uitdroging, maar ook een gemakkelijke prooi voor vijanden. Toch heeft het ook een voordeel, want zij kunnen wel door smalle openingen kruipen. En ze hebben minder kalk als voedsel nodig. Maar of deze voordeeltjes opwegen tegen de nadelen betwijfel ik ten zeerste! De slijmerige huid beschermt tegen uitdroging en helpt bij de voortbeweging, die gebeurt door samentrekking van aan de onderzijde zittende spieren. Een slak glijdt dus als het ware over de grond. Daardoor blijft er altijd een spoor achter. Het voedsel bestaat uit planten, aas, paddenstoelen, schimmels, dode dieren, regenwormen, honden- en kattenvoer, et cetera. Alle slakken zijn met hun krachtige rasptong enorme eters. Ze eten echt alles (ze zijn omnivoor). Niet alleen eten ze erg veel, maar ook ontzettend snel. Het opgegeten voedsel verdwijnt eerst in een verwijding van het darmkanaal, de zogenaamde krop. Later wordt het in een schuilplaats rustig verteerd. Een slak kan trouwens lang zonder voedsel. Door de enorme vraatzucht zijn slakken niet erg geliefd bij tuinders. Ze kunnen in een nacht tijd heel veel schade aanrichten aan een bed sla, andijvie o.i.d. Toch zijn het ook ontzettend belangrijke opruimers van rottend en dood materiaal en dus best wel belangrijk in de kringloop. Ze geven – al zou je dat niet zo gauw verwachten – de voorkeur aan rottende planten in plaats van een slablaadje of een hosta. Geven ze echt heel veel overlast, grijp dan a.u.b. niet naar slakkenkorrels. Het gif doodt de slak wel, maar ook de vogel, egel of kip, die de vergiftigde slak weer opeet.
En dat willen we toch niet?! Wel kun je een glazen potje met een bodempje bier ingraven. Succes verzekerd! Een slak kan geen weerstand bieden aan de bierlucht, valt in het potje en verdrinkt terwijl hij dronken wordt. Iets prettiger dan korrels en de andere dieren gaan niet dood als ze deze alcoholische versnapering nuttigen. Ze zullen je er zeker dankbaar voor zijn. Je kunt ze natuurlijk ook levend vangen met omgekeerde citrusvruchten of een meloen en dan de gevangen exemplaren uitzetten in de natuur. Buiten de mens zijn, ondanks het onaangename slijm, vogels (lijster, merel), hagedissen (hazelworm), sommige slangen, kikkers, padden, egels, duizendpoten en de larven van loopkevers gek op het eten van slakken. Er is nog iets bijzonders aan slakken. Ze zijn namelijk hermafrodiet, dat wil zeggen tweeslachtig. Hoewel zelfbevruchting wel voor kan komen, geven ze toch de voorkeur aan uitwisseling van zaadcellen tussen partners. Tijdens de paring draaien de naaktslakken in een cirkel om elkaar heen, waarbij ze elkaar likken en elkaars slijm opeten. Na verloop van tijd gaan ze naast elkaar liggen en kan de uitwisseling van zaadcellen plaats vinden. Hierna gaan ze elk huns weegs en worden de witte eitjes in groepjes in vochtige grond afgezet of verstopt onder stenen of bladeren. Na drie à vier weken komen de zeer kleine slakjes uit het ei en begint voor hen de strijd om in leven te blijven tot ze zelf voor eitjes gezorgd hebben. De meeste slakken gaan namelijk dood als ze eitjes gelegd hebben. Ze leven meestal tussen de twee en drie jaar. Maar er zijn ook soorten die wel tien jaar oud kunnen worden. Het paren gebeurt in het voor- en najaar. De eitjes die in het najaar gelegd zijn, overwinteren als ei. Daar een slak voor 90% uit water bestaat, overleeft hij vorst niet en moet dan ook overwinteren in kassen, onder brandhout, in een composthoop, garages, holle bomen, et cetera. De grote grijze kelder(naakt)slak heeft een heel aparte paring. De partners klimmen eerst omhoog langs een muur of boom, daarna kronkelen ze om elkaar heen, hevig likkend en slijm etend. Vervolgens laten ze zich, met de koppen naar beneden hangend, zakken aan een dikke slijmdraad, die wel 45 cm lang kan worden. Nu wordt bij ieder dier de penis uitgerold tot een lengte van 5 cm en deze draaien zich nu om elkaar heen. De zaadcellen worden uitgewisseld, waarna de slakken ofwel op de grond vallen of tegen de draad opklimmen en deze opeten. Ik heb dit wel eens gezien en wist in het begin niet wat er zoal gebeurde, maar na enig bestuderen kreeg ik rap in de gaten dat ik het seksleven van naaktslakken aan het begluren was. Na de paring worden vrij snel de eieren afgezet en enkele weken later komen de slakjes uit het ei en begint de strijd om te overleven en weer voor nageslacht te zorgen. Het leven van een huisjesslak lijkt veel op die van een naaktslak. Ook hij woont op vochtige plekken en overwintert. Als ze in het voorjaar ontwaken, kunnen ze alleen maar aan de voortplanting denken. Ze zijn ook hermafrodiet, maar zoeken wel een partner op om mee te paren. Hebben ze die gevonden, dan drukken ze de lichamen tegen elkaar omhoog en betasten elkaar met de voelhorens. Daarna schieten ze allebei een kalkpijl (denk aan ons hartje met pijl erdoor!) van enkele millimeters in de voet van de partner. Deze zogenaamde “liefdespijlen” stimuleren de zaadlozing. Hierna gaan ze ieder een vochtig plekje zoeken om de eieren in hoopjes af te zetten. En daarna kruipen ze weer weg op een vochtig plekje in het bos, berm. akker, tuin, grasland, bosrand, kruipruimte van een huis et cetera. Tijdens mijn laatste les over bodemdiertjes aan groep 1 en 2 had ik een grote naaktslak en een huisjesslak meegenomen. De kinderen vonden ze prachtig en lieten ze gewoon over handen en armen kruipen. Zelfs het slijm vonden ze niet vies. Aansluitend gingen we nog bodemdierenplaatjes plakken en verdween even de aandacht voor de echte slakken. Nou hebben ze de naam traag te zijn, maar geloof me in een ommezien waren beide slakken verdwenen. Na lang zoeken von-
den we de huisjesslak verstopt onder blaadjes die we op de tafel hadden liggen. Maar waar was de naaktslak gebleven? Uiteindelijk vonden we hem in de bak met potjes lijm. Waarschijnlijk was de geur van lijm onweerstaanbaar, want hij zat al in de bak met – gelukkig voor hem – gesloten potjes lijm. Ik heb hem met blote hand opgepakt en dat heb ik geweten, want het slijm was zeer moeilijk te verwijderen en ik ben de hele middag aan het poetsen geweest voor alle plakplekken weg waren. Al met al toch zeer interessante dieren, die ondanks hun slijm, zeer de moeite waard zijn. Zeker als opruimer van dood plantenmateriaal en dergelijke, maar ook als voedsel voor diverse diersoorten.
Basis Cursus 2013 “Vogels leren kennen” door Jan Moons Eind maart reden we samen naar het mooie Rockanje voor de Basiscursus voor beginnende vogelaars. De cursus wordt gegeven in het bezoekerscentrum Tenellaplas van het Zuid-Hollands Landschap, gelegen in de duinen van Rockanje. De locatie alleen al is een feest om te zijn, een mooi nieuw gebouw direct in de natuur. Ik had de cursus voor mijn verjaardag cadeau gekregen van mijn schoonzus Carla, omdat ik altijd al belangstelling heb gehad voor vogels maar er nooit toe kwam om eens een cursus te volgen. De cursus bestaat uit twee avonden voor de theorie en twee vroege ochtendwandelingen door de natuur om de vogels te leren herkennen. De cursus is een samenwerkingsverband tussen de KNNV en het IVN en wordt ondersteund door het Zuid-Hollands Landschap. De eerste avond viel samen met een Champions league voetbalwedstrijd op woensdag 28 maart. Ik haalde Carla op en werd door haar zoon Daan even heel pijnlijk geconfronteerd met de keuze die ik had gemaakt om naar de cursus te gaan in plaats van lekker thuis naar de wedstrijd te kijken. Maar ik kan u zeggen dat ik die avond geen moment meer aan de wedstrijd heb gedacht. De cursus was erg interessant en werd door een zeer enthousiast team gegeven. Afwisselend waren verschillende sprekers aan het woord waarbij het niet moeilijk was vast te stellen dat we hier te maken hebben met echte vogelaars. De informatie die over ons werd uitgestort was werkelijk overdadig en misschien wel te veel voor de tijd die we hadden. Er is ook zoveel te vertellen en hoewel iedereen natuurlijk wel eens op de vogels let die om ons heen in de tuin leven of als we eens de natuur in gaan, is het deze cursus geweest die mij duidelijk heeft gemaakt dat er nog heel veel te leren valt. Dat ik eigenlijk nog helemaal niets van vogels afweet. Ja, natuurlijk we weten dat er vogeltrek is en dat de vogels in het voorjaar broeden en dat er veel verschillende soorten zijn. Voor mij is er toch wel een wereld open gegaan. Het doel van de basiscursus was het leren herkennen van vogels die vooral dicht om ons heen leven. Daarvoor kregen we op de avonden heel veel informatie aangereikt via een levendige PowerPoint presentatie. Vooral de beelden en het geluid van de vogels moet ons informatie verstrekken om te leren met welke vogel we te maken hebben. Maar daar we te maken hadden met echte vogelaars gaat het al heel snel over allerlei andere onderscheidende kernmerken, zoals de vorm van de poten, snavel, vleugels, staart, veren, nesten, eieren en kuikens. Allemaal informatie waar de echte vogelaar mee detecteert. Op de cursusavonden werden we geconfronteerd met een stel opgezette vogels die zich in het bezoekerscentrum bevonden. Deze vogels moesten we dus proberen te herkennen. Je staat dan voor een vogel die dus geen geluid meer maakt. Dat kernmerk is dus weg. Dan moet je het doen met allerlei andere kernmerken, zoals het verenkleed, de snavel en de staart, etc. Op dat moment wordt pas duidelijk hoe groot deze dierenwereld eigenlijk is en hoe weinig we er vanaf weten. in de BRANDING 2013-3 - web - 31
Gelukkig zijn de meeste vogels springlevend en krijgen we altijd het geluid er gratis bij. Dat maakt het detecteren een stuk makkelijker. Je ziet een vogel en je hoort hem zingen. De kunst is dan om zo veel mogelijk vogels te leren herkennen. De mus, spreeuw, merel, koolmees en specht kunnen we allemaal wel uit elkaar houden. Maar ik heb nu ook de groenling, de tjiftjaf (die het echt de hele dag volhoudt), de pimpelmees, de vink (met z’n mooie vinkenslag), de roodborst ( die echt prachtig kan zingen), de zanglijster (met z’n mooie uithalen), de groene specht en het mooie puttertje in mijn tuin ontdekt. Maar wat ik vooral door de cursus heb ontdekt, is dat er nog heel veel andere vogels zijn die ik nog niet gedetecteerd krijg. De basiscursus is zeker geslaagd. Het enthousiasme is opgewekt, maar waarschijnlijk zullen er nog wel een paar cursussen nodig zijn om een beetje vogelaar te kunnen worden.
in de BRANDING 2013-3 - web - 32
Ledenadministratie : Marianne op den Dries, Witte de Withplein 5, 3223 SM Hellevoetsluis 0181 – 318 329
[email protected]
Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging afd. Voorne