1
Agnès Sorel
Bovenstaande afbeelding is een weergave van het schilderij van de Franse kunstschilder Jean Fouquet (1420-1481), getiteld La Vierge à l’Enfant entourée d’anges. Die titel, Madonna met kind, omringd door engelen, was gekozen om te vermommen dat het in feite om Agnès Sorel ging, de maîtresse van de Franse koning Charles VII (1403-1461). De favoriete van de koning kon je zo niet tonen, de Moeder Gods blijkbaar wel. Het onlangs verschenen boek Le grand Coeur1 van Jean-Christophe Rufin, gewijd aan ‘groothandelaar’ Jacques Coeur, tijdgenoot van Agnès Sorel, vormt samen met Agnès Sorel, la première favorite2 van Françoise Kermina een interessante ‘update’ voor La dame de Beauté3 van Jeanne Bourin uit 1970. In het eerste geval, een boek in een boek4, gaat het om de rol die Jacques Coeur in haar leven gespeeld heeft. Françoise Kermina heeft in haar levensbeschrijving de resultaten verwerkt van het onderzoek van paleopatholoog dr. Philippe Charlier5 over de vraag of Agnès door vergiftiging om het leven is gekomen. Jeanne Bourin, die prachtige boeken schreef over middeleeuwse onderwerpen6, geeft in La dame de Beauté een idealiserende beschrijving van het leven van Agnès Sorel, vrouwe van Beauté, het kasteel bij Vincennes (Parijs) dat de koning haar schonk. In haar boek valt één keer het woord ‘empoisonnement’/vergiftiging, maar daar blijft het bij. Rufin vermeldt niet eens dat ook Jacques Coeur verdacht werd, maar die had dan ook een goed alibi. De drie boeken vullen elkaar mooi aan maar zijn ook wel eens tegenstrijdig. Agnès werd aan de koning voorgesteld in februari 1443. Zij zou zijn favoriete zijn tot aan haar tragische dood, zeven jaar later, in februari 1450. Die dood was mede te wijten aan het feit dat zij er toen niet meer zo zeker van was de favoriete te zijn. De vaak verkeerd beantwoorde vraag7 hoe oud zij was bij die eerste ontmoeting met Charles VII kan nu, dankzij het genoemde paleopathologisch onderzoek, gepreciseerd worden: 18 jaar.
1
J.-C. Rufin, de l’Académie Française, Le Grand Coeur, uitg. Gallimard, Parijs, 2012, 498 blz. Françoise Kermina, Agnès Sorel, la première favorite, uitg. Perrin, Parijs, 2005, 202 blz. 3 Jeanne Bourin, La dame de Beauté, 1970; geraadpleegde editie: La Table Ronde, 1982, 234 blz. 4 Het hoofdstuk gewijd aan Agnès Sorel neemt 122 van de 498 bladzijden in beslag. 5 Ph. Charlier, Médecin des morts-récits de paléopathologie, Parijs, 2006 6 Onder andere La Chambre des Dames (1979)/Het vrouwenvertrek, De Arbeiderspers, 1981, 548 blz. 7 Volgens Jeanne Bourin, blz. 13: 21 jaar; volgens J.-C. Rufin, blz. 310: 19 jaar. 2
2 De ontmoeting met de koning was niet te wijten aan toeval maar paste in de politiek van leden van het Huis van Anjou om via haar hun invloed bij de koning, getrouwd met Marie d’Anjou8, zeker te stellen. De knappe Agnès was toen al een paar jaar ‘fille d’honneur’ van Isabelle de Lorraine, de vrouw van René d’Anjou (1409-1480), zwager van Charles VII. Als zodanig had zij een verfijnde opvoeding genoten. In 1429 hadden de Anjous, de uit de Lorraine (Domrémy) afkomstige Jeanne d’Arc ook al voor hun politieke ‘karretje’ gespannen door haar de bevrijding van Orléans aan te bevelen: de stad Angers zou anders in de al sinds ca. 13509 durende Honderdjarige Oorlog gevaar lopen ook in handen van de Engelsen te vallen. Jeanne had de toen 20-jarige René zelfs gevraagd haar te vergezellen naar Chinon, waar zij de koning zou ontmoeten. Na de inname (1429) van Orléans door ‘la Pucelle’/de ‘Maagd van Orleans’ was Charles VII in Reims tot koning gekroond. Bijgenaamd ‘petit roi de Bourges’, werd hij alleen in de provincies ten zuiden van de Loire, uitgezonderd La Guyenne/L’Aquitaine (Bordeaux), als koning erkend. In 1418 was hij uit Parijs gevlucht naar Bourges, de hoofdstad van zijn hertogdom Le Berry, waar hij tot de herovering van Parijs in 1436 zou resideren: vandaar die kleinerende bijnaam. Toch leeft hij in de geschiedenis voort als ‘Le Très Victorieux’/de Grote Overwinnaar, want hij maakte een eind aan de Honderdjarige Oorlog. Als elfde kind en derde zoon van de geesteszieke Charles VI en de losbandige Isabeau de Bavière was het lot hem tot het optreden van Jeanne d’Arc niet welgezind geweest. Moord en doodslag verpestten zijn jeugd: zijn twee oudere broers stierven in 1415 en 1417. Door vergiftiging? Na de Engelse overwinning bij Azincourt (1415) werd Normandië (Rouen, 1419) bezet door de Engelse koning Henry V. In de strijd tussen de Armagnacs (bondgenoten van Charles VII) en de Bourguignons werd Parijs ingenomen (1418) door de laatstgenoemden, aanhangers van de hertog van Bourgogne, wat bovengenoemde vlucht van Charles naar Bourges tot gevolg had. In 1419 werd de hertog van Bourgogne, Jean sans Peur, door iemand uit de invloedssfeer van Charles VII vermoord, wat leidde tot een bondgenootschap tussen Bourgogne en Engeland. Zijn moeder bestreed zijn legitimiteit als troonopvolger, zodat hij in 1420 (Verdrag van Troyes) onterfd werd en Henry V van Engeland10 het recht van troonopvolging in Frankrijk verwierf. Na talrijke Franse nederlagen bezat Engeland Normandië, Noord-Frankrijk, Guyenne. Engelsen en Bourguignons deelden in Parijs de lakens uit. In de drie genoemde boeken wordt de koning van Frankrijk in deze tijd beschreven als zwak, besluiteloos, timide, niet erg krijgszuchtig, depressief. De ontmoeting met Jeanne d’Arc bracht daar verandering in: de krijgskansen keerden, Orléans werd heroverd (1429), Noord-Frankrijk bevrijd; in 1435 zorgden de Anjous voor een verzoening van Charles VII met de hertog van Bourgogne, waardoor Engeland een belangrijke bondgenoot verloor. In 1436 opende zelfs het door de Engelsen bezette Parijs zijn poorten. De negatieve eigenschappen uit de periode vóór 1429 maakten plaats voor positieve. De koning bleek bovendien een fijnzinnig man te zijn, die van studie, serieuze gesprekken en vrouwen hield. Eenmaal in contact gebracht met de koning, werd Agnès een sprookjesprinses: sieraden, kastelen, mooie paarden, de koning spaarde kosten noch moeiten om haar te behagen. Zakenman Jacques Coeur hielp hem bij het vinden van de meest exotische geschenken. Het meisje beantwoordde de verlangens van de koning, lanceerde volgens Jeanne Bourin om hem te behagen de mode van ‘duizelingwekkende’ decolletés, geëpileerde wenkbrauwen, gladgeschoren voorhoofd, hoge hoofdtooi. Agnès blijkt echter gewoon een al bestaande mode11 te hebben gevolgd. Zij vormde het stralende middelpunt van alle plechtigheden zoals 8
Zus van René d’Anjou 1346 overwinning van de Engelsen bij Crécy, 1346 inname van Calais door de Engelsen! 10 Henry V trouwde 2 juni 1420 met Catherine, jongste zus (1401) van Charles VII. 11 Kermina, blz.73: “Elle suivait simplement la mode de son temps.” 9
3 de huwelijksceremonie in Nancy (16 april 1444) van de koning van Engeland, Henry VI (1421-1471)12, met Marguerite d’Anjou (1429-1482), dochter van René en nichtje van Charles VII. De Engelse koning had slechts een portret van zijn toekomstige veertienjarige bruid gezien en liet zich vertegenwoordigen door lord Suffolk. Het politieke huwelijk werd een ramp13, maar het versterkte de positie van het Huis van Anjou en opende een periode van wapenstilstand tussen Engeland en Frankrijk. Door haar verhouding met de koning raakte Agnès vier keer in verwachting. In alle gevallen betrof het een dochter. Zij was 18 jaar14 toen de eerste baby in 1443 geboren werd. De koning koos als naam Marie, de naam van zijn vrouw Marie d’Anjou. De tweede dochter (1444) heette Charlotte, vrouwelijke vorm van Charles, de derde Jeanne (1445). De koningin verdroeg de maîtresses van de koning want het gaf haar enige rust, ofschoon de koning toch veertien kinderen bij haar verwekte. Het veertiende kind (1446) was een tweede zoon, Charles de France. Zijn eigen moeder, Ysabeau de Bavière, had twaalf kinderen gebaard (hij was het elfde) en had toen zelf gezorgd voor een maîtresse voor haar man, koning Charles VI, namelijk Odette de Champdivers. De drie dochters van Agnès werden door Charles VII gewettigd. De vierde zwangerschap eindigde na zeven maanden met haar dood op 11 februari 1450; de baby, een meisje, overleefde haar moeder slechts korte tijd. De zeven jaar durende relatie (1443-1450) van Agnès met de Franse koning viel aan het eind van de Honderdjarige Oorlog. Het huwelijk van de Engelse koning Henry VI met een Franse prinses in 1444 was het begin van een wapenstilstand met Frankrijk geweest. Daaraan kwam in 1448 een einde, ofschoon noch de Engelse, noch de Franse koning een hervatting van het offensief wilde: “Henry is familie van ons”, zei Charles VII. Maar Normandië (Rouen) en Guyenne (Bordeaux) waren nog bezet door Engelse troepen. De verzoening in 1435 van Charles VII met de hertog van Bourgogne, tot die tijd bondgenoot van Engeland, was een keerpunt geweest in de Honderdjarige Oorlog. Verlost van tegenwerking van die kant, konden de Fransen in 1436 Parijs heroveren. Vanaf 1439 beschikte Charles VII over een permanent leger/’compagnies d’ordonnance’. Als één van de condities voor het huwelijk van de dochter van René d’Anjou met de koning van Engeland waren L’Anjou en Le Maine/de streek van Le Mans in 1444 aan Frankrijk teruggegeven, wat Shakespeare in zijn Second Part of King Henry VI bitter samenvatte als “England’s dear-bought queen”15. In 1444 werd Nancy belegerd: Agnès was daarbij aanwezig. Als een nieuwe Jeanne d’Arc stond zij aan de kant van degenen die een hervatting van het offensief tegen Engeland wilden. De koningin en Agnès daagden de besluiteloze koning uit om als aanvoerder te schitteren in de ogen van vrouwen. Charles VII liet zich overtuigen de oorlogshandelingen te hervatten. Zodoende zou hij de bijnaam ‘Le Très Victorieux’ verwerven, want de oorlog zou succesvol verlopen. Jacques Coeur, die schatrijk was geworden door via honderden agenten en schepen handel te drijven in heel Europa en Azië, was een van de belangrijkste medewerkers van Charles VII geworden en stelde zijn geld beschikbaar voor de herovering van de door de Engelsen bezette gebieden. De weigering in 1448 van de Engelse gouverneur van Le Mans om, zoals afgesproken, die stad aan de Fransen over te dragen en de plundering van Fougères (Bretagne) waren de directe aanleidingen om het offensief te hervatten. De bevrijding (1448) van Le Mans vormde het begin van een serie successen. Nu Rouen nog! 10 November 1449 reed de koning de stad binnen. Jeanne d’Arc was hier op de brandstapel gestorven: Charles VII zou opdracht geven voor de heropening van het proces tegen haar. De koning bleef bij zijn troepen om de rest van 12
Zoon van Henry V, getrouwd met Catherine, jongste zus van Charles V Aanbevolen lectuur: Philippe Gregory: De Witte Roos/Lady of the Rivers, Amsterdam 2012, 495 blz. 14 Kermina, blz. 51 15 The Complete Works of William Shakespeare, London & Glasgow, 1923, blz. 603 13
4 Normandië te bevrijden. Agnès, hoogzwanger, wachtte in angstige spanning met haar kinderen in het kasteel van Loches. De koning vierde de overwinningen met drank en vrouwen. En dan lopen de teksten uiteen: bij Rufin valt in deze context met feestvierende vrouwen de naam van Antoinette de Maignelay; ook Françoise Kermina sluit niet uit dat die toen al de minnares van de koning was. Volgens Jeanne Bourin vertrouwde Agnès de zorg over haar kinderen in Loches juist toe aan dat knappe nichtje. Was het spanning, bezorgdheid, jalouzie? Hoe dan ook: Agnès vertrok in januari 1450 vanuit Loches naar haar koninklijke minnaar in Jumièges, een reis van 338 kilometer volgens een moderne routeplanner. De barre tocht zou haar dood worden. Bij Jeanne Bourin blijft de koning zich na haar aankomst oprecht bezorgd tonen voor de dodelijk vermoeide Agnès. Zijn verplichtingen in het legerkamp beletten hem echter permanent bij de kraamvrouw te blijven. Na een zware bevalling overleed ‘la Dame de Beauté’. De baby van zeven maanden woog nog geen vier pond en overleefde het ook niet. Is Agnès gestorven aan kraamvrouwenkoorts? Was er vergiftiging in het spel? Het al genoemde paleopathologisch onderzoek heeft uitgewezen dat er in de stoffelijke resten van Agnès een hoge dosis kwik zat. Maar kwik werd gebruikt bij zware bevallingen en om ascariasis (spoelworminfectie) te bestrijden. Beide indicaties waren hier van toepassing. Alle beschuldigingen16 worden ontzenuwd op één na: de arts Robert Poitevin, arts van de koningin en “spécialisé en pharmacopée”, die waarschijnlijk “le vifargent”/het kwikzilver heeft voorgeschreven, maar als getuige à décharge bij een andere verdachte verklaard heeft dat Agnès een natuurlijke dood is gestorven. Hijzelf werd toen blijkbaar niet verdacht. Het mysterie blijft onopgelost. Drie maanden na haar dood had Charles VII een nieuwe maîtresse: Antoinette de Maignelay. Was er sprake van een crime passionnel? Haar betrokkenheid bij een mogelijke gifmoord wordt betwijfeld.17 Na haar dood liet Charles VII zowel in Jumièges als in Loches een mausoleum bouwen. Het eerstgenoemde, dat haar hart bevatte, werd tijdens de godsdienstoorlogen van de zestiende eeuw verwoest. In Loches vonden de kanunniken van de kathedraal dat het te veel plaats in beslag nam, maar het mocht pas in 1777 in een zijbeuk geplaatst worden; in 1793, tijdens de Terreurperiode werd het beschadigd, in 1890 gerestaureerd, in 1970 overgebracht naar het kasteel van Loches, in 2004 weer in de kathedraal geplaatst, conform de wens van Agnès.18 Het schilderij werd in opdracht van Étienne Chevalier, schatkistbewaarder en vertrouweling van Charles VII, gemaakt. Na de dood van zijn vrouw, in 1451, vroeg hij Fouquet een tweeluik te maken voor haar tombe in de kathedraal van Melun. Het linkerpaneel was gewijd aan de opdrachtgever, het rechter aan La Vierge de Melun/De Madonna van Melun. Iedereen herkende echter in haar Agnès Sorel, ook de koning. Die was volgens Jeanne Bourin trots op het portret van zijn maîtresse, afgebeeld als de Maagd Maria. Het schilderij dateert uit ca. 1455 en past dus eigenlijk niet in haar levensbeschrijving, die eindigt met de dood van Agnès. Rufin laat Fouquet na haar derde bevalling, die gepaard ging met veel bloedverlies, schetsen maken: er is dan bij hem sprake van ‘masque de mort’/dodenmasker. Volgens Françoise Kermina komt dat doordat Fouquet zich gebaseerd heeft op het ligbeeld/gisant van het grafmonument in Loches. Het paleopathologisch onderzoek heeft “een zeer grote gelijkenis tussen de twee portretten, het gebeeldhouwde en het geschilderde”19, aangetoond. Dit paneel van het tweeluik hangt in het Antwerps Koninklijk Museum van Schone Kunsten. Het andere bevindt zich in de Gemäldegalerie in Berlijn.
16
Kermina, blz. 146-181. Kermina, blz. 150, 151 18 Gegevens ontleend aan het boek van F. Kermina 19 Kermina, blz. 32, 33 17
5 In zijn Herfsttij der middeleeuwen plaatst Huizinga het schilderij in een groter cultuurhistorisch kader. Hij spreekt van een “gevaarlijke toenadering tussen het godsdienstige en het erotische”: “Niets geeft wellicht die toenadering zo levendig te zien als de Antwerpse Madonna, aan Fouquet toegeschreven, voorheen in het koor der Lieve Vrouwenkerk te Melun als diptiek verenigd met het luik, dat den stichter Etienne Chevalier (…) vertoont, thans te Berlijn.”20 Misschien waren de kanunniken van de kathedraal van Melun dan ook blij toen het schilderij in 1493 hun kerk verliet. Wim Spapens 6 oktober 2012
20
J. Huizinga, Herfsttij der middeleeuwen, negende druk, 1957, blz. 163