Newsletter DVC bvba DVC nv VERKOOPZAAL - GALERIJ GALERIJ VERKOOPZAAL Burgstraat 20-22 • 9000 Gent • Tel. 09/224 14 40 • Fax 09/225 04 14 Ellermanstraat 36-38 • 2060 Antwerpen • Tel. 03/232 36 64 • Fax 03/234 22 14
www.dvc.be •
[email protected]
A
genda najaar 2015
te GENT op 20/09/15 om 14 uur !! “ALLES MOET WEG” (honderden items verdeeld over ca 550 loten) Opgelet: speciale voorwaarden!
EXPO: 18/9 (10-17 u), 19/9 (11-17 u), 20/9 (10-12 u)
te ANTWERPEN op 29 en 30/9 & 1/10/15 “KUNST & ANTIEK” met *de fraaie collectie (en inboedel) van de familie v.d. E. uit Brussel *de collectie van Leo Martin * de verzameling van apotheker S.
EXPO: 25/9 (14-18 u), 26 en 27/9 (11-18 u), 28/9 (10-12 u)
te GENT op 27 en 28/10/15 MODERNE KUNST & SIERKUNSTEN v/d 20ste eeuw • KUNST & ANTIEK met de inboedel van een Gents Art Deco-herenhuis (Koning Albertlaan)
EXPO : 23/10 (14-18 u), 24 en 25/10 (11-18 u), 26/10 (10-12 u) INBRENG tot 2/10/15
te ANTWERPEN OP 24, 25 EN 26/11/15 JUWELEN & HORLOGES • KUNST & ANTIEK AZIATICA & ETNISCHE KUNST EXPO : 20/11 (14-18 u), 21 en 22/11 (11-18 u), 23/11 (10-12 u) INBRENG tot 6/11/15
Delvaux
P
hilips Wouwerman
( 1619-1668)
Hoewel deze Haarlemse kunstschilder misschien niet meer zo bekend is bij het grote publiek als zijn leermeester Frans Hals, kan deze Noord-Nederlandse schilder toch beschouwd worden als één van de meest talentrijke en veelzijdigste kunstenaars uit de Hollandse Gouden Eeuw. De subtiele picturale details van zijn landschappen, veldslagen en jachtscènes maakten hem reeds één van de meest gezochte schilders bij 18e eeuwse kunstconnaisseurs. En ook vandaag nog wordt hij omwille van zijn dynamische en gedetailleerde weergave van paarden in beweging nog steeds geroemd als de beste paardenschilder aller tijden. Philips Wouwerman werd in 1619 geboren in Haarlem als zoon van de historieschilder Pouwels Joostsz. Wouwerman. Diens vader - een slager uit Brussel - zou als protestant naar de Noordelijke Nederlanden zijn gevlucht om de Spaanse overheersing te ontvluchten. Hoewel Philips in de leer is geweest bij Frans Hals, is er relatief weinig van diens stijl merkbaar in het oeuvre van Wouwerman. In 1638/1639 werkte hij in de studio van Evert Decker in Hamburg, waar hij ook zijn toekomstig vrouw Annetje Pietersz van Broekhof leerde kennen. Twee jaar later trad hij toe tot de Sint-Lucasgilde van zijn geboortestad, waar hij niet alleen een aantal officiële ambten vervulde maar ook actief was als makelaar. Wouwerman begon zijn artistieke carrière met eenvoudige dagdagelijkse afbeeldingen in de stijl van de bamboccianti, een groep Nederlandse en Vlaamse kunstenaars die naturalistische Italiaanse boerentaferelen schilderden. Deze vroege werken van rond 1645 vertonen vaak een diagonaal hellend duinenlandschap met een boom als repoussoir en slechts enkele paarden en figuren. Typisch voor deze vroege doeken zijn het vogelperspectief en de overheersing van tonaliteit over kleurgebruik. Wouwermans werk uit de jaren 1640 is hierbij duidelijk beïnvloed door de Haarlemse schilder Pieter van Laer, die een vergelijkbare stijl en thematiek vertoont. De volgende 30 jaar ontwikkelt Wouwerman echter een eigen, zeer persoonlijke stijl met een sterke thematische diversiteit, die steeds weer de rijke burgerij van de Nederlanden kon overtuigen om werk van hem te kopen. Zo schilderde hij niet alleen genretaferelen met feestende boeren, veldslagen, cavaleriegevechten, jachtpartijen en religieuze scènes, maar ook landschappen met strand- of wintertaferelen. Opvallend is bijna steeds de aanwezigheid van een (grijs)wit paard als focuspunt van het schilderij. Wouwermans meesterwerken worden geproduceerd in de periode 1650-1660, waar hij imaginaire zuidelijke landschappen combineert met een typisch Hollandse atmosfeer. Zijn latere werken vertonen tevens opvallend meer figuren en dieren,
soms met humoristische anekdotische details en een sterk contrast tussen de lichte en donkere partijen. Voor de werken van typische landschapsschilders als Jacob van Ruisdael verzorgde Wouwerman vaak de figuren en dieren. Dateren van Philips Wouwermans werken kan slechts gedeeltelijk op basis van zijn monogram, dat bestaat uit de letters, P, H en W voor 1646 en de in elkaar geschreven letters PHILS gecombineerd met een W na deze datum. Helaas zijn slechts weinig werken van Wouwerman gedateerd. Philips Wouwerman was door zijn veelzijdigheid van onderwerpen en stijlvernieuwingen erg geliefd tijdens zijn leven, maar ook in de 18e en 19e eeuw. Zo betaalde stadhouder Willem V voor één doek van Wouwerman de grote som van 4575 gulden, hetgeen meer was dan er toen werd betaald voor een Rembrandt of Vermeer. Ook in de 19de eeuw liet de Pruisische vorst Frederik de Grote afbeeldingen van Wouwermans schilderijen naschilderen op een porseleinen servies om dit vervolgens aan Catherina de Grote van Rusland cadeau te doen. Hoewel het oeuvre van Philips Wouwerman oorspronkelijk op meer dan 1200 werken werd geschat, reduceerde de Duitse kunsthistorica Birgit Schumacher na grondig onderzoek het aantal naar 570 authentieke werken. De resterende werken bleken doeken van Philips’ broers, Pieter en Jan Wouwerman of van andere volgelingen zoals Jan van Huchtenburgh, Joseph van Bredael en Carel van Falens. In 2009 en 2010 vond de eerste overzichtstentoonstelling plaats van Philips Wouwermans werk in het Mauritshuis in Den Haag en in de Gemäldegalerie Alter Meister in het Duitse Kassel. Het zal dan ook niemand verbazen dat er voor deze 17e eeuwse schilderijen met hun decente kleurigheid en talrijke details nog steeds erg veel vraag is op de huidige kunstmarkt.
O
osterse invloeden op het Franse meubilair van de late 19de eeuw: chinoiserieën en japoniserieën
De Europese meubelkunst in de tweede helft van de 19de eeuw werd gekenmerkt door een sterke voorliefde voor de meubelstijlen uit het verleden. Deze zogenaamde neostijlen werden vaak exuberant uitgevoerd of zelfs gemengd in een vreemd eclectisch geheel. Onder invloed van de grote Wereldtentoonstellingen gaan de Franse meubelmakers uiteindelijk zelfs ontwerpen produceren in de Chinese en Japanse stijl, de zogenaamde chinoiserieën en japoniserieën, iets wat reeds in de 17 en 18de eeuw populair was in Engeland en Frankrijk. Toen Japan in 1854 onder Amerikaanse militaire druk zijn grenzen openstelde voor handel met de rest van de wereld, kon het Europese publiek zich vanaf 1867 vergapen aan een plejade van Japanse kunstvoorwerpen op de Wereldtentoonstellingen, die werden georganiseerd in de verschillende Europese hoofdsteden. Vooral in Frankrijk groeide er een enorme interesse voor de nieuwe exotische stijl uit Japan, wat leidde tot een werkelijke voorliefde voor alles wat met Japan te maken had, het zogenaamde japonisme zoals beschreven door de Franse journalist Philippe Burty. In het kielzog hiervan zag men tevens een heropbloei van andere invloeden uit het Verre Oosten, wat een revival in gang zette van het toepassen van chinoiserieën in de decoratieve kunsten. Deze Chinese en Japanse stijlelementen sloten op deze manier perfect aan bij bijvoorbeeld de rococo-elementen van de neo-Louis XV stijl. Franse meubelmakers zoals Gabriel Viardot, Édouard Lièvre en het Parijse huis Dai Nippon ('Groot Japan') specialiseerden zich zelfs in het vervaardigen van luxemeubilair van hoogstaande kwaliteit in deze pseudo-oosterse stijl. Karakteristiek voor deze sino-japanse vormgeving werd het gebruik van gesculpteerde exotische houtsoorten, vaak in combinatie met metaalbeslag of email cloisonné. Qua vormgeving ziet men vaak een asymmetrische
Viardot
architectuur of bamboemotieven. Het gebruik van naturalistische patronen als bloemen en vogels in de decoratie past uiteraard in de Oosterse sfeer, hetgeen men later ook nog terugvindt in de Art Nouveauontwerpen van rond de eeuwwisseling.
De meubelmaker Gabriel Viardot (18301906) begon zijn carrière als houtsnijder in de meubelindustrie in 1849. Drie jaar later startte hij een eigen atelier in Parijs met zijn broer Louis Gustave onder de naam 'Viardot Frères et Cie'. In 1860 begint Gabriel voor zichzelf als 'G. Viardot' met een meubelmanufactuur en besluit hij om de neo-Renaissance ontwerpen in te ruilen voor meubelen in de Chinees-Japanse stijl. Hiervoor combineerde hij zijn Frans vakmanschap met gelakte panelen ingevoerd uit China en Japan, vaak ingelegd met parelmoer uit Tonkin. Typisch voor het meubilair van Viardot zijn de gedoreerde bronzen decoraties, die hij allemaal zelf met de hand ontwierp. Deze bronzen sculpturen onder de vorm van schildpadden, draken of andere wezens refereren telkens naar een mysterieuze Oosterse leefwereld. Viardot ontwierp zowel grote vitri-
nekasten en kabinetten als kleine salonmeubels zoals bijzettafels, consoles, pedestallen en kleinere kabinetjes. Meubilair van Gabriel Viardot is vaak gemerkt met zijn voluit geschreven naam in het hout gegraveerd. Zijn Oosterse ontwerpen werden zeer succesvol onthaald en Viardot haalde verscheidene medailles op o.a. de Wereldtentoonstellingen van Antwerpen, Nice en Parijs. In 1885 stelde het atelier Viardot maar liefst 100 meubelmakers te werk, die allen persoonlijk door Gabriel Viardot werden opgeleid. Voor deze verdiensten werd Viardot op het einde van zijn carrière geridderd tot Chevalier de la Légion d'Honneur door de Franse president. Als hij uiteindelijk in 1906 overlijdt, komt het bestuur van 'G. Viardot et Cie' in handen van zijn twee zonen. Een andere grote naam uit de wereld van de Franse ateliers in de Oosterse stijl was het huis “Dai Nippon”. Dit atelier vestigde zich in 1889 op de Parijse Boulevard des Capucines en specialiseerde zich in "volledige aankleding van woningen in Japans- Chinese stijl, alsook in de import van bamboe als grondstof en van kunstvoorwerpen en meubelen in bamboe, direct ingevoerd uit het Verre Oosten". In 1893 wordt de oorspronkelijk directeur, Charles Roulier vervangen door Eugène Augot en begint “Dai Nippon” zelf met het vervaardigen van meubelen in de Oosterse stijl met de hulp van lokale Franse ebenisten; daarnaast blijft het evenwel meubilair en kunstvoorwerpen invoeren uit het Oosten dankzij de talrijke bijhuizen in Shanghai, Kanton, Hongkong, Yokohama, Kobe en Nagasaki. Meubelen van het huis Dai Nippon in Chinees-Japanse stijl liggen in de lijn van de ontwerpen van Viardot, maar zijn veel zeldzamer op de markt van de decoratieve kunsten.
Dai Nippon
J
os Verdegem
(1897-1957)
Hoewel het werk van deze Gentse schilder en etser uit het interbellum misschien niet direct in veel kunstgeschiedenisboeken is opgenomen, is zijn complexe stijl en uitgesproken tekentalent zonder meer opmerkelijk te noemen. Zijn intieme en soms melancholische portretten van vrouwen, zwervers en circusartiesten vormen immers uitmuntende voorbeelden van het Vlaamse (post-)expressionisme. Jos Verdegem werd geboren in een gezin van textielarbeiders uit de Gentse volksbuurt “de Muide” genaamd. Vanaf zijn twaalfde werkte hij niet alleen als knecht van een huisschilder, maar volgde hij 's avonds ook les bij Fritz van den Berghe en Georges Minne aan de Gentse Academie. Bij het uitbreken van de eerste Wereldoorlog meldde hij zich als vrijwilliger, maar werd al vlug gewond geëvacueerd naar Engeland. Als hij in 1916 naar België terugkeert, werd hij opgenomen in de zogenaamde Kunstcompagnie, een legerafdeling waarin ook andere Belgische kunstenaars zoals Achiel Van Sassenbroeck actief waren. Uit deze periode dateren een aantal werken, waarin het dagelijkse frontleven werd op doek gezet. Na de Grote Oorlog keerde hij terug naar de Gentse kunstacademie en installeerde hij zich in een ateliertje in het Pand. Zijn artistieke doorbraak leek te komen in 1922 wanneer hij voor het eerst zijn werk kon tentoonstellen in grotere galeries in Gent en Brussel, alsook mocht partici-
peren aan de Salons van Gent en Antwerpen. Aangemoedigd door dit succes week Verdegem uit naar Parijs, waar hij kort daarna huwde met de Parisienne Alice Rigoley. Hij stelde hier verschillende jaren na elkaar tentoon in de Cirque d'Hiver en nam in 1926 deel aan gerenommeerde salons, waar zijn werk naast dat van Matisse, Derain en Modigliani prijkte. In 1929 keerde Verdegem om onduidelijke reden met zijn vrouw en schoonfamilie terug naar Gent. Door het turbulent economisch en sociaal klimaat van de jaren '30 kon hij echter geen aansluiting vinden bij de Belgische avant-garde scène en braken er financieel moeilijke tijden aan. Toen hij in 1932 werd benoemd tot leraar aan de Gentse academie, leken alle zorgen voorbij. Jammer genoeg overleed zijn vrouw echter vier jaar later. Een jaar later huwde Verdegem één van zijn leerlingen aan de academie, met wie hij bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog naar het Franse Limoges vluchtte. Gezien hij tijdens de oorlog werk bleef tentoonstellen in het bezette België en in Duitsland, verloor hij na de oorlog zijn benoeming als docent aan de Gentse academie. Ook zijn tweede huwelijk met de twintig jaar jongere Elza Vervaene liep op de klippen en de vraag naar tentoonstellingen verwaterde. Hierdoor werd hij gedwongen om strips in feuilletonvorm te tekenen als enige vorm van broodwinning. In 1948 exposeertde Verdegem nogmaals bij de befaamde Gentse galerie “Vyncke-Van Eyck”, maar hij kon zich moeilijk verzoenen met de naoorlogse artistieke kunstwereld. Uiteindelijk is hij in 1957 overleden als een quasi 'vergeten' kunstenaar. Pas in de jaren '70 zal het oeuvre van Jos Verdegem herontdekt worden door de Belgische musea en kunstcollectioneurs als bijzondere kunstenaar, die het Duitse en Franse expressionisme verenigde in een unieke stijl. Aan zijn verblijf in Parijs ontleende Verdegem fauvistische en kubistische invloeden én een voorkeur voor het afbeelden van circustaferelen (Verdegem werkte als pisteknecht in een Parijs circus). Zijn soms maatschappelijk geëngageerde visie en sensualiteit in de vrouwenportretten stammen dan weer duidelijk uit het Vlaamse-Duitse expressionisme. Jos Verdegem heeft zich intussen als "Vlaamse Parisien" beslist een plaats verovert in de Belgische kunstgeschiedenis van de twintigste eeuw.
ART NOUVEAU EN ART DECOBEURS De Art nouveau en art decobeurs was in 2013 een succes: een kwaliteitsvol aanbod en zo’n 3.000 bezoekers. De tweede beurs wordt dit jaar op zondag 4 oktober georganiseerd in het kader van de 8ste Art nouveau en art deco biënnale te Brussel (Schaarbeek). Twee art nouveauscholen van architect Henri Jacobs bieden een schitterende locatie: Ecole 13 met een muurschildering van Maurice Langaskens en Ecole 11 met een muurschildering van Privat Livemont. Handelaren en verzamelaars, bijna het dubbele van vorige keer, brengen een brede waaier van objecten in art nouveau, art deco en modernisme: affiches, bakeliet, beeldende kunst, boeken, curiosa, glas, glasramen, keramiek, kleine meubelen, zilver, etc. De standhouders komen uit België, Frankrijk en Nederland. Restaurateurs en erfgoedverenigingen geven informatie over het behoud en de restauratie van erfgoed. Er is gratis expertise van voorwerpen in art nouveau en art deco. DVC heeft een stand op de beurs. Zondag 4 oktober 2015 van 10.00 tot 18.00 uur, Ecole n° 13, Roodebeeklaan 103, 1030 Brussel Toegang: 5 euro Informatie: Voir et Dire Bruxelles: tel. 02 56361 51, www.voiretdirebruxelles.be Interbellum: tel. 09 226 79 46, www.interbellum.org
[email protected]
I
nterview van Thijs Demeulemeester met Dominique Van Cappel
‘In Gent werd de verkeerssituatie onhoudbaar’ De kogel is door de kerk: DVC verhuist van het centrum naar de rand van Gent, meer bepaald naar Mariakerke. Veilingmeester Dominique Van Cappel over zijn afscheid van Gent, de verkeersstress en 30 jaar DVC. Nog een tweetal veilingen houdt DVC in hun gebouwen aan de Burgstraat. En dan valt het doek in Gent. Dominique Van Cappel vond een geschikt pand in Mariakerke, van waaruit het veilinghuis efficiënter zal kunnen werken. ‘In de eerste helft van volgend jaar verhuizen we. De verbouwingen moeten normaal al klaar zijn deze winter. Maar dan komt het al het praktische werk: de computers installeren, de bureaus inrichten, de netwerken heropstarten. Je verkast niet in 1-2-3.’ De hamvraag: waarom verhuizen jullie? Dominique Van Cappel: ‘Omdat de situatie onhoudbaar is geworden in het centrum van Gent. Als mensen iets willen binnenbrengen of ophalen, rijden ze soms drie kwartier rond met de wagen. Of ze verdwalen gewoon, omdat ze zich klem rijden in de stad. We worden stilaan onbereikbaar. De jongste jaren voelen we ons steeds meer gevangen. Gent wordt ingericht voor de toeristen, wandelaars, shoppers en fietsers. Auto’s worden weggepest, spijtig genoeg. Kwatongen beweerden al dat we verhuisden, omdat we failliet waren. Daar klopt natuurlijk niks van. Het is louter een logische en praktische keuze, waar lang over nagedacht is.’ Doet het afscheid van de Burgstraat u geen pijn? ‘Nee, eerlijk gezegd is ons gebouw in Gent niet superpraktisch ingericht. Het is wel 4 keer groter dan ons filiaal in Antwerpen, maar het zit logistiek niet goed in elkaar. We zouden ons pand in Gent kunnen verbouwen, maar een verhuis leek ons slimmer. Ook al omdat ons magazijn al in Mariakerke was. Als mijn vrachtwagenchauffeur nu naar dat magazijn moet rijden, dan kost ons dat een uur, puur door de helse verkeerssituatie. Dat was niet houdbaar.’ De gebouwen in de Burgstraat hebben natuurlijk veel cachet. Hoe ziet het nieuwe pand eruit? ‘Het is een woning met een aanpalend magazijn, op de hoek van de Zandloperstraat en de Kerkhofstraat, waar vroeger een
drankslijter zat. Er is een grote parking bij, een enorm voordeel tegenover Gent. De loods zelf is een grote hall met twee laadkaaien, ideaal voor leveringen en ophalingen. Bovendien heeft het pand veel verdeelmogelijkheden: met gordijnen kunnen we die loods zowel als exporuimte én veilingzaal gebruiken. Maar eerst moet het magazijn stevig onder handen genomen worden. Daar zijn we momenteel druk mee bezig.’ Mariakerke ligt niet zo centraal als Gent. Bent u niet bang om klanten of passanten te verliezen? ‘Veilingtoeristen bestaan haast niet. En passanten hebben we nauwelijks, de meeste mensen komen op afspraak. Dan kunnen ze evengoed naar Mariakerke rijden: dat is vandaag de dag makkelijker dan naar het centrum van Gent komen. Gemiddeld gaat 50 procent van onze loten naar klanten in het buitenland. Voor hen maakt het niet uit of we in Mariakerke of in Lokeren zitten. Steeds minder mensen kwamen naar onze exposities, omdat we onbereikbaar waren geworden. We hebben zelfs klanten uit Gent die enkel nog naar de kijkdagen in Antwerpen komen. Parking is daar een minder groot probleem.’ DVC verhuist uitgerekend in het jaar dat jullie 30 jaar bestaan. Een bewuste keuze? ‘Laat het ons een nieuwe start noemen. Een speciale verjaardagsveiling gaan we niet organiseren, maar we plannen wel een evenement bij de opening van ons nieuwe gebouw.’ Hoe blikt u terug op 30 jaar veilen? ‘Als een rijk, divers en spannend avontuur. Op 30 jaar hebben we enorm de mentaliteit zien veranderen, zowel bij kopers als verkopers. Ook de interieurstijlen veranderen snel, en dat merken we in ons aanbod. De kennis van de kopers is nu groter dan vroeger: mensen kopen gerichter, niet meer uit gewoonte. Ze maken thuis hun huiswerk: ze zoeken alles op over de loten die ze willen. Dan vragen ze condition reports of extra foto’s op. Als ze al naar de kijkdagen komen, is het voor een korte, laatste check. Wat we op 30 jaar tijd ook sterk hebben zien veranderen, zijn natuurlijk de prijzen. Trends komen en gaan, kunstenaars komen en gaan, prijzen stijgen en zakken ineen. We zeggen altijd aan onze klanten: als je de prijs betaalt die je zelf op dat ogenblik wilt geven voor iets, dan kan het nooit een miskoop zijn.’
J
ef van Tuerenhout
(1926-2006)
De Mechelse kunstenaar Jef van Tuerenhout wordt soms ook wel eens de laatste Belgische surrealist genoemd. Toch baden zijn archetypische, vaak uitgesproken erotische afbeeldingen van vrouwen eerder in een magischrealistische sfeer, op een achtergrond van religieuze en magische tekens, die aan de werken van de Weense symbolist Gustave Klimt doen denken. Van Tuerenhout studeerde schilder- en beeldhouwkunst aan de Brusselse Sint-Lucas-academie, maar leerde hier naar eigen zeggen weinig of niets over kunst. Toch zijn de invloeden van zijn leermeester Felix Labisse duidelijk herkenbaar in Van Tuerenhouts latere werk. In zijn beginperiode schilderde hij voornamelijk expressionistische werken in grisailletinten met een sombere, haast angstige uitstraling. De werken uit deze periode tekende hij nog met het pseudoniem 'Jan van Gent'. Al vlug zei Van Tuerenhout het Vlaams expressionisme à la Permeke vaarwel en koos hij voor een figuratieve schilderkunst in een eigen beeldtaal. Dit streven naar een vernieuwende en eigentijdse kunstschepping had hij gemeen met andere Belgische schilders, zoals o.a. Pol Mara, Jan Cox en Paul van Hoeydonck, wat in 1949 resulteerde in de groepstentoonstelling “Hedendaagse schilderkunst in België”. Zijn eerste individuële expositie volgde een jaar later in zijn thuisstad Mechelen. Na een korte periode in Antwerpen, belandde van Tuerenhout uiteindelijk in Oostende waar hij samen met zijn vrouw een kleine kunstgalerij begon. Hij kwam op deze manier in contact met de Oostendse kunstscène, die een sterk anarchistisch karakter vertoonde. Na zijn deelname in 1955 aan de groepstentoonstelling 'Ensor, Permeke, Spilliaert en de hedendaagse schilderkunst' volgde de ene expositie na de andere in binnen- en buitenland. Vanaf 1966 verruilde van Tuerenhout zijn 'miserabilistische-expressionistische' stijl voor een neo-expressionistisch universum, waarin mysterieuze vrouwen een dominante rol spelen. In het begin zag men nog antropomorfe figuren in een stille versteende wereld, maar uiteindelijk heeft Van Tuerenhout - net zoals Paul Delvaux- een eigen vrouwelijk archetype gecreëerd : statig, sensueel, ongenaakbaar en raadselachtig. Zijn gedeeltelijk naakte vrouwenfiguren beeldde hij meestal frontaal af met magere langwerpige handen, uitgerekte halzen (soms met koker errond) en majestueuze hoeden. Volgens de kunstenaar zelf droegen deze elementen bij tot het 'verticalisme' van het portret. Deze manier van afbeelden refereert duidelijk naar primitieve Afrikaanse en Aziatische sculpturen. Zijn figuren worden hierbij vaak geflankeerd of omringd door magische tekens en fetisjistische attributen of door katachtigen zoals poema's, panters of leeuwen. Hoewel deze uitgesproken stijl Van Tuerenhouts werk zeer herkenbaar maakte, leende hij ook wel eens elementen uit het werk van anderen als speelse knipoog, zoals bijvoorbeeld uit doeken van James Ensor.
Naast talrijke schilderijen vervaardigde Van Tuerenhout ook grafiek, keramiek en juwelen. Met deze juwelen in goud, zilver en diamant gaf hij aparte tentoonstellingen, waarbij ook hier eenzelfde beeldtaal en thematiek de ontwerpen van Van Tuerenhout duidelijk identificeerbaar maken. Jef Van Tuerenhout is reeds meer dan 60 jaar een vaste waarde aan het kunstfirmament, met een opvallende interesse vanuit het buitenland in de laatste jaren. Zijn eigenzinnige amazones in hun bevreemdende wereld, waarin erotiek en de dood als eeuwig “Eros” en “Thanatos” hun rol spelen, spreekt blijkbaar nog steeds tot de verbeelding van menig kunstliefhebber.