15 Augustus
☼
Ezechiël, Profeet in Ballingschap Wat Jeremia voor het volk van Juda in Jeruzalem is, is de profeet Ezechiël voor de gevangenen in ballingschap in Babylonië. Ezechiël was zelf een lid van de priesterlijke aristocratie, die tijdens de grote deportatie van 597 voor Christus samen met koning Jojachin werd afgevoerd. Zijn toegewezen woning bevindt zich in een plaats die Tel-Abib wordt genoemd bij de Kebar rivier in de Chaldeeën. Ezechiël is een nakomeling binnen de priesterlijke lijn van Aäron, Eleazar en Zadok. Hij is daarom in zijn rol als profeet uitzonderlijk vertrouwd met het priesterschap, de tempel en de ceremoniële aanbidding van God, onderwerpen die in een groot aantal van zijn profetieën zijn terug te vinden. Het bijzondere thema van Ezechiëls profetische boodschappen is dat Juda, door middel van zware straffen en een daarop volgend herstel, haar God zal leren kennen als de ene ware God van het universum, die heerst over de aangelegenheden van zowel individuen als volken. Net als bijna alle andere profeten van Juda voorspelt Ezechiël de val van Jeruzalem als gevolg van Juda's vele zonden. Hij spreekt tevens een krachtig oordeel uit over Juda's onderdrukkers en profeteert over het herstel van het volk. Net als de andere profeten van Israël en Juda wijst Ezechiël op het komende Koninkrijk. Ezechiëls visioenen en schrijfsels staan boordevol symboliek, allegorieën, parabels en spreuken. Ezechiël begint zijn profetische ambt met een verslag over zijn roeping. Deze vindt plaats in het vijfde jaar van zijn ballingschap, wanneer hij dertig jaar oud is – de volwassen leeftijd waarop Levieten mogen beginnen met hun dienst als priester en de leeftijd waarop andere belangrijke figuren, zoals de Messias en zijn voorbode, beginnen aan hun bijzondere missies. Ezec. 1:1-3 Rivier Kebar (592 v.C.)
GODS HAND OP EZECHIEL. Ezechiël, de zoon van Buzi, was een priester, die zich met de Joodse
Ezec. 1:4-24
VISIOEN VAN VIER WEZENS. Ik zag in dit visioen een zware storm uit het noorden op mij afkomen
ballingen ophield aan de rivier de Kebar in Babel. Op de vijfde dag van de vierde maand, toen ik dertig jaar oud was, ging plotseling de hemel voor mij open en zag ik visioenen van God. Dat was in het vijfde jaar van de ballingschap in Babel. en die storm dreef een enorme wolk voor zich uit. Rond deze wolk schitterde een helle lichtglans, een vlammend vuur en daar middenin was iets dat blonk als goud. Toen verschenen uit het midden van de wolk vier vreemde gedaanten, die er als mensen uitzagen, afgezien van het feit dat elk wezen vier gezichten en twee paar vleugels had! Zij hadden rechte benen en hun voeten waren gevormd als de hoeven van een kalf en zij fonkelden als gepolijst koper. Onder elk van hun vleugels kon ik menselijke handen onderscheiden. De vier levende wezens waren met de vleugels aan elkaar verbonden en vlogen recht vooruit, zonder zich om te draaien. Elk had van voren het gezicht van een mens, aan de rechterkant een gezicht als een leeuw, aan de linkerkant het gezicht van een stier en leek van de achterkant op een arend! Ieder had twee paar vleugels op het midden van de rug. Eén paar was verbonden met de vleugels van de wezens naast hem, het andere paar bedekte zijn lichaam. Waar hun geest ging, gingen zij; recht vooruit, zonder zich om te draaien. Tussen hen door bewoog iets dat leek op brandende kolen en felle fakkels. Het was een helder heen en weer bewegend vuur, waaruit bliksemstralen te voorschijn schoten. Deze wezens snelden heen en weer, bliksemsnel. Terwijl ik hiernaar stond te kijken, zag ik vier wielen naast hen op de grond, één wiel bij elk wezen. De wielen glansden als een turkoois en hadden allemaal dezelfde vorm. Elk wiel bevatte een tweede wiel, dat kruiselings op het grote wiel stond. Zij konden in alle richtingen bewegen zonder van stand te veranderen. De vier wielen hadden prachtige indrukwekkende velgen en de randen van de velgen waren bezet met ogen. Wanneer de vier levende wezens vooruit vlogen, gingen de wielen met hen mee. Als zij omhoog vlogen, gingen de wielen ook omhoog en als zij halt hielden, stonden ook de wielen stil. Want de geest van de vier levende wezens bevond zich in de wielen; dus waar hun geest ook ging, de wielen en de levende wezens gingen mee. Boven de hoofden van de wezens was iets dat er uitzag als een strakke hemel van verblindend kristal die zich boven hen uitstrekte. Onbeschrijflijk mooi! De vleugels van elk wezen strekten zich uit om de vleugels van de andere wezens aan te raken en elk van hen had twee vleugels, waarmee hij zijn lichaam bedekte.
En als zij vlogen, maakten hun vleugels een geluid dat leek op golven, die zich op de kust werpen of op de stem van de Almachtige of op het dreunen van een oprukkend leger. Als zij stil stonden, lieten zij hun vleugels hangen. Ezec. 1:25-28
GODS GESTALTE. Opeens klonk er een stem uit de kristallen hemel, die zich boven hen
uitstrekte. Want hoog daar boven stond iets dat leek op een troon, gemaakt van saffiersteen. En op die troon zat een gestalte die er als een mens uitzag. Boven Zijn middel leek Zijn lichaam op glanzend brons, flakkerend als vuur. Onder Zijn middel leek hij uit vlammen te bestaan en een stralenkrans van licht omlijnde Zijn lichaam. De schittering van die krans had iets weg van een regenboog in de wolken bij regenachtig weer. Zo zag de verschijning van de heerlijkheid van de HERE eruit. En toen ik ernaar keek, liet ik mij met mijn gezicht naar beneden op de grond vallen. Op dat moment hoorde ik de stem van Iemand, Die tegen mij sprak. Ezec. 2:1,2
GOD ROEPT EZECHIEL. Hij zei tegen mij: "Sta op, mensenzoon, dan zal Ik met u spreken." Terwijl
Hij sprak, kwam de Geest in mij en zette mij rechtop. Ezec. 2:3-8
EZECHIELS OPDRACHT UITEENGEZET. "Mensenzoon", zei Hij, "Ik stuur u naar de Israëlieten,
naar een volk dat tegen Mij in opstand is gekomen. Zij en hun voorouders hebben zich tegen Mij verzet tot op dit moment. Het zijn mensen met verharde harten, stijfkoppen. Maar Ik stuur u om hun mijn boodschappen te geven; de boodschappen van de Oppermachtige HERE. En of zij nu luisteren of niet (want vergeet niet dat het rebellen zijn) zij zullen in elk geval weten dat zij een profeet in hun midden hebben gehad. En u, mensenzoon, wees niet bang voor hen; wees niet angstig als zij dreigementen uiten, die als schorpioenen steken. Laat u niet ontmoedigen door hun kwade gezichten. Want vergeet niet: Het zijn rebellen! Geef hun mijn boodschappen of ze nu willen luisteren of niet. En bedenk: Het is een volk, dat tegen de draad ingaat. Luister, mensenzoon, naar wat Ik tegen u zeg. Word niet zelf ook opstandig, zoals zij. Open uw mond en eet wat Ik u geef." Ezec. 2:9-3:3
EZECHIEL EET BOEKROL. Toen keek ik op en zag een hand, die mij een boekrol aanreikte. Een
boekrol die aan beide kanten was beschreven. Hij ontrolde hem en ik zag dat de rol vol stond met klaagzangen en rouwklachten. Hij zei tegen mij: "Mensenzoon, eet wat Ik u geef; eet deze boekrol op! Ga dan en geef mijn boodschap door aan het volk van Israël." Ik deed mijn mond open en Hij liet mij die rol eten. "Vul uw maag ermee en laat uw lichaam deze boekrol in zich opnemen." Het smaakte zoet als honing. Ezec. 3:4-11
ZWARE BEDIENING. Hij vervolgde: "Mensenzoon, ga nu naar de Israëlieten met mijn
boodschappen. Ik stuur u niet naar één of ander ver afgelegen land, waarvan u de taal niet beheerst. Nee, niet naar stammen met een vreemde en onbegrijpelijke taal. Trouwens, als Ik dat deed, zouden zij naar u luisteren. Ik stuur u naar de Israëlieten en zij zullen niet naar u luisteren, omdat zij ook naar Mij niet luisteren! Want het merendeel van hen is hardleers en onwillig. Maar kijk, Ik maak u ook hard en koppig, net als zij. Ja, Ik maak u zo hard als diamant; nog harder dan keisteen. Wees dus niet bang voor hen en word niet angstig door hun blikken van haat en woede, ook al zijn het nog zulke rebellen." Hij voegde daaraan toe: "Mensenzoon, laat al mijn woorden eerst diep in uw eigen hart zinken; luister er zelf aandachtig naar. Pas daarna moet u naar uw volk in ballingschap gaan en, of zij luisteren of niet, tegen hen zeggen: Dit zegt de Oppermachtige HERE!" Ezec. 3:12,13
EINDE VAN VISIOEN. Toen tilde de Geest mij op en hoorde ik als met een geweldig geruis de
woorden: 'Geprezen zij de heerlijkheid van de HERE vanuit Zijn woning.' Het was het geluid van de vleugels van de levende wezens, toen zij elkaar raakten en het geluid van de wielen naast hen. Ezec. 3:14,15
EZECHIEL VERBIJSTERD. De Geest tilde mij op en nam mij mee naar Tel-Abib, een kolonie van
Joodse ballingen aan de rivier de Kebar. Ik kwam daar opgewonden aan met een bezwaard hart, want de hand van de HERE drukte zwaar op mij. Zo verbleef ik zeven dagen onder de ballingen. Ik was verbijsterd en kon geen woord uitbrengen. Ezec. 3:16-21
VERANTWOORDELIJKHEID VAN BEDIENING. Na die zeven dagen zei de HERE tegen mij:
"Mensenzoon, Ik heb u als wachter over Israël aangesteld; elke keer als Ik mijn volk een waarschuwing geef, moet u die onmiddellijk doorgeven. Als u weigert de goddeloze te
waarschuwen, als Ik wil dat u hem vertelt: U zult binnenkort sterven, bekeer u daarom en red uw leven', dan zal hij in zijn zonden sterven, maar Ik zal u dan straffen. Voor zijn dood zal Ik uw bloed eisen. Maar als u hem wel waarschuwt en hij blijft zondigen en weigert zich te bekeren, zal hij in zijn zonden sterven, maar buiten uw schuld; u hebt alles gedaan wat u kon en zult vrijuit gaan. Als een goede man afdwaalt en slechte dingen gaat doen en u weigert hem op de gevolgen daarvan te wijzen en Ik vernietig hem, zullen zijn vroegere goede daden hem niet helpen; hij zal in zijn zonde sterven. Maar Ik zal u verantwoordelijk stellen voor zijn dood en u eveneens straffen. Maar als u hem wel waarschuwt en hij bekeert zich, dan zal hij blijven leven omdat hij zich de waarschuwing aantrok en hebt u ook uw eigen leven gered." Terwijl Ezechiël gebukt gaat onder het gewicht van zijn nieuwe verantwoordelijkheid, leidt de Heilige Geest hem naar een dal waar God hem vijf tekens geeft die symbolisch zijn voor de vernietiging van Jeruzalem en de val van Juda. Dan volgt de centrale boodschap van zijn bediening, verwoord in een oordeel over de bergen van Israël (misschien wel omdat de heidense vereringen meestal in de bergen plaatsvinden) en een aankondiging van het einde van Juda. Ezec. 3:22,23
NAAR DAL GELEID. Ik was overvallen door het besef van Gods tegenwoordigheid. Toen Hij tegen
mij zei: "Ga naar het dal, dan zal Ik daar met u spreken", stond ik op en ging. Daar zag ik de heerlijkheid van de HERE opnieuw, net als in mijn eerste visioen! Met mijn gezicht naar beneden liet ik mij op de grond vallen. Ezec. 3:24-27
TEKEN VAN OPSLUITING. Toen kwam de Geest in mij en zette mij overeind. Hij sprak tegen mij en
zei: "Ga en sluit uzelf op in uw huis, daar zal men u vastbinden, zodat u niet weg kunt en Ik zal uw tong aan uw gehemelte laten kleven, zodat u niet tot het volk zult kunnen spreken, want het zijn opstandige mensen. Elke keer als Ik u een boodschap geef, zal Ik uw tong losmaken, zodat u kunt spreken en dan zult u tegen hen zeggen: De Oppermachtige HERE zegt: Laat iedereen luisteren die wil luisteren, en wie dat niet wil, moet het maar laten. Want het is een opstandig volk." Ezec. 4:1-3
TEKEN VAN BELEG. "Welnu, mensenzoon, neem een kleitafel, leg hem voor u neer en teken er
de plattegrond van Jeruzalem op. Maak een tekening van belegeringswallen, die tegen de muren worden gebouwd, vijandelijke kampen er omheen en overal rond de muren stormrammen. Zet een ijzeren plaat tussen u en de stad, als een ijzeren muur. Richt voortdurend uw ogen op de stad, als zou u haar willen belegeren. Zo laat u zien dat een vijandelijk leger Jeruzalem zal innemen! Er zit een speciale bedoeling achter elke handeling, die Ik u heb laten doen. Want het is een waarschuwing aan het adres van de Israëlieten. Ezec. 4:4-8
TEKEN VAN ONGEMAK. Ga 390 dagen op uw linkerzij liggen om de zonden van Israël te dragen.
Om te laten zien dat Israël 390 jaar lang zal worden gestraft met gevangenschap en verguizing. Elke dag dat u daar ligt, staat voor één jaar bestraffing van Israël in de toekomst. Draai u daarna om en ga veertig dagen op uw rechterzij liggen. Dit keer draagt u de zonden van Juda. Elke dag telt voor één jaar. Ga ondertussen gewoon door met uw demonstratie van Jeruzalems beleg; spreek uw profetieën uit met één ontblote arm, terwijl u daar ligt (als aanduiding van de kracht en de grote omvang van de aanval die tegen haar wordt gericht). Dit zal haar ondergang aankondigen! Ik zal u bovendien vastbinden, zodat u zich niet van de ene op de andere zij kunt draaien, tot u het aantal dagen van haar belegering hebt volgemaakt. Ezec. 4:9-17
TEKEN VAN ONREIN VOEDSEL. Tijdens de eerste 390 dagen moet u brood eten, gemaakt uit een
mengsel van tarwe, gerst, bonen, linzen, gierst en spelt. Zoek daarom nu deze ingrediënten bij elkaar en vermeng ze in een pot. U moet uzelf op rantsoen zetten en elke keer 200 gram brood eten, één maaltijd per dag. Drink elke dag 0,6 liter water; neem regelmatig een slok. Neem elke dag meel uit het vat en bak dat net zoals gerstekoeken worden gebakken. Doe het zo dat iedereen het duidelijk kan zien. Als brandstof voor het vuur moet u gedroogde menselijke uitwerpselen gebruiken. Daarna kunt u het brood eten. Want de HERE verklaart: De Israëlieten zullen op die manier onrein brood eten in de heidense landen waarheen Ik hen verban!" Toen zei ik: "Och Oppermachtige HERE, moet ik mij echt verontreinigen door uitwerpselen te gebruiken? Ik ben mijn leven lang niet verontreinigd. Vanaf mijn vroegste jeugd heb ik nooit van een dier gegeten dat door een ziekte was gestorven of dat ik gewond of dood had gevonden; en ik heb ook nooit het vlees van een dier gegeten dat onze wet verbiedt."
Toen zei de HERE: "Goed, u mag uitwerpselen van koeien gebruiken, in plaats van menselijke." Hij vervolgde: "Mensenzoon, Ik zal zorgen dat de broodvoorraad opraakt in Jeruzalem. Zij zullen hun brood zorgvuldig moeten afwegen en het terneergeslagen opeten. Ook het water zal worden gerantsoeneerd en de mensen zullen het met verdriet drinken. Ik zal ervoor zorgen dat zij gebrek krijgen aan brood en water en dat zij elkaar angstig zullen aankijken wanneer zij zien hoe zij door hun zonden en onder de straf daarvoor wegkwijnen." Ezec. 5:1-17
TEKEN MET HET HAAR VAN EZECHIEL. "Mensenzoon, neem een scherp zwaard en gebruik het
als scheermes om het haar van uw hoofd en uw baard af te scheren. Verdeel daarna het haar met behulp van een weegschaal in drie gelijke delen. Wanneer de belegering van de stad bijna ten einde is, moet u een derde van het haar midden op uw plattegrond van Jeruzalem verbranden. Verspreid het tweede deel over uw plattegrond en sla vervolgens met uw zwaard de kleitafel in stukken. Het laatste deel moet u door de wind laten wegblazen, want Ik zal mijn volk met het zwaard achtervolgen. Bewaar een klein gedeelte van de haren en wikkel dat in de plooi van uw mantel. Neem daarvan opnieuw enige haren en gooi ze in het vuur. Daaruit zal een vuur ontstaan dat heel Israël zal vernietigen. En dit moet u tegen het hele volk Israël zeggen: Zo zegt de Oppermachtige HERE: Ik heb Jeruzalem te midden van de volken een plaats gegeven. En daar omheen liggen andere landen. Maar zij kwam in opstand tegen mijn geboden, méér dan de omliggende volken. En mijn wetten hebben zij verworpen en in hun doen en laten mijn richtlijnen genegeerd. Daarom zegt de Oppermachtige HERE: Omdat u opstandiger bent geweest dan de volken die rondom u wonen en omdat u mijn voorschriften niet opgevolgd hebt en u zich niet aan mijn wetten hebt gehouden, maar hebt geleefd volgens de gewoonten van de volken rondom u, daarom zegt de Oppermachtige HERE: Ik zal tegen u optreden en u voor de ogen van alle volken straffen. Om de vreselijke zonden die u hebt bedreven, zal Ik u zwaarder straffen dan ooit is gebeurd of nog zal gebeuren. Vaders zullen hun eigen kinderen opeten en kinderen hun vaders. Zij die het overleven, zullen voor straf over de hele wereld worden verspreid. Want dit verzeker Ik u: Omdat u mijn tempel hebt verontreinigd met afgodsbeelden en goddeloze praktijken, zal Ik u niet sparen noch medelijden met u hebben. Eenderde van u zal sterven door hongersnood en ziekten; eenderde zal buiten de stad worden afgeslacht door de vijand en eenderde zal Ik door de wind uiteen laten blazen, achterna gezeten door het zwaard van de vijand. Pas dan zal mijn toorn tot rust komen. Dan zal ook heel Israël weten dat Ik mijn dreigementen uitvoer. Zo zal Ik u tentoonstellen voor de u omringende volken en voor iedereen die langs de ruïnes van uw land trekt. De wereld zal u uitlachen en u zult een afschrikwekkend voorbeeld zijn van wat gebeurt als de HERE Zijn vreselijke straf op een heel volk laat neerkomen. Ik, de HERE, heb het gezegd! Dodelijke pijlen van honger zal Ik op u laten neerregenen om u te vernietigen. De honger zal steeds nijpender worden, totdat er tenslotte geen brood meer is. En niet alleen zal er honger zijn, ook de wilde dieren zullen u aanvallen en uw kinderen doden; ziekten en oorlog zullen uw land teisteren en het zwaard van de vijand zal u afslachten! Ik, de HERE, heb het gezegd!" Ezec. 6:1-14
PROFETIE TEGEN BERGEN. Opnieuw kwam er een boodschap van de HERE: "Mensenzoon, kijk
naar de bergen van Israël en profeteer tegen hen. Zeg tegen hen: O bergen van Israël, luister naar de boodschap van de Oppermachtige HERE voor u en voor de rivieren en de dalen: Ik, de HERE, zal oorlog over u brengen en uw afgoden vernietigen. Uw heidense altaren zullen worden verwoest en uw wierookbranders verbrijzeld. Uw mensen zal Ik voor uw afgodsbeelden afslachten en hun lijken daar laten liggen. Hun beenderen zullen rond uw altaren worden gestrooid. Overal waar u woont, zullen de steden worden verwoest en de offerplaatsen worden vernietigd, zodat uw altaren verlaten zullen zijn, uw afgodsbeelden in stukken en uw reukwerkbranders kapot zullen zijn. Doden zullen er onder u vallen, zodat u zult erkennen dat Ik de HERE ben. Wel zal Ik enkelen van mijn volk sparen om te worden verspreid onder de volken van de aarde. En zij, die onder de volken zijn verbannen, zullen aan Mij terugdenken en zich herinneren hoe zij met hun overspelige harten en hun liefde voor afgoden Mij hebben bedroefd. Dan zullen zij zich schamen over het kwaad dat zij hebben bedreven en over hun weerzinwekkende gedrag. Dan zal hun duidelijk worden dat alleen Ik de HERE ben en dat Ik niet voor niets heb gedreigd dat hun dit alles zou overkomen. De Oppermachtige HERE zegt: Hef uw handen omhoog van afschuw en schud uw hoofd in diep
berouw en zeg: Wat hebben wij een goddeloze dingen gedaan! Want zij zullen omkomen door oorlog, honger en ziekten. Ziekten zullen hen treffen die in ballingschap zijn. Oorlog zal hen vernietigen die in het land Israël blijven. En allen die het overleven, zullen sterven van de honger. Ik zal mijn toorn op hen loslaten. Als hun doden verspreid liggen tussen de altaren en afgodsbeelden op de heuvels en bergen en onder alle groene bomen waar zij reukwerk aan hun afgoden offerden, dan zullen zij beseffen dat alleen Ik de HERE ben. Mijn hand zal Ik tegen u gebruiken en Ik zal u wegvagen en uw steden verwoesten, van de woestijn in het zuiden tot aan Ribla in het noorden. Dan zullen zij erkennen dat Ik de HERE ben." Ezec. 7:1-9
EINDE IS AANGEBROKEN. Opnieuw kreeg ik een boodschap van de HERE: "Zeg tegen Israël: In
welke richting ik ook kijk (oost, west, noord of zuid) het einde is gekomen voor uw land. Het is zo ver! Ik laat mijn toorn op u los. Ik zal oordelen over uw gedrag en u zult boeten voor al uw goddeloze praktijken. Ik zal mijn ogen afwenden en geen medelijden tonen. Ik zal u al uw zonden betaald zetten en u zult erachter komen dat Ik de HERE ben. De Oppermachtige HERE zegt: Met de ene ramp na de andere zal Ik u naar de afgrond drijven. Het einde is in zicht; uw lot, uw verwerping, ligt vast. Och Israël, de dag van uw veroordeling breekt aan; de tijd is gekomen en uw ongeluksdag nadert. Het is een dag van eindeloze paniek, zonder een enkele vreugdekreet! Binnenkort zal Ik mijn brandende toorn over u uitstorten en u straffen voor al uw goddeloze daden. Ik zal u niet sparen noch medelijden met u hebben en u zult te weten komen dat de HERE u dit aandoet. Ezec. 7:10-27
De oordeelsdag is gekomen; het ongeluk breekt aan, want uw goddeloosheid en trots zijn op hun toppunt gekomen. Het geweld is opgebloeid tot een stok om daarmee de goddeloosheid te straffen; geen van deze rijke en goddeloze, arrogante mannen zal in leven blijven. Uw welvaart zal verdwijnen en er zal niets van waarde overblijven. Ja, de tijd is gekomen; de dag is aangebroken. Er zal niets zijn om te kopen of te verkopen, want de toorn van God rust op het hele land dat tegen Hem is opgestaan. De verkoper zal niet kunnen terugkopen wat hij ooit heeft verkocht, ook al wil hij dat nog zo graag, want God heeft Zich uitgesproken tegen het hele volk Israël; allen zullen worden vernietigd. Geen van hen die in zonde leven, zal overblijven. De trompetten roepen naar Israëls leger: 'Maak u klaar voor de strijd!' Maar niemand zal zich klaarmaken, want mijn toorn rust op het hele volk. Als u zich buiten de muren begeeft, staat de vijand daar klaar om u te doden. Als u binnen blijft, zullen honger en ziekten u verteren. Ieder die ontsnapt, zal eenzaam zijn als de kirrende duiven op de bergen, kreunend om de misdaden die hij heeft gedaan. Alle handen zullen verslappen en de knieën zullen versmelten tot water. U zult rouwkleding dragen; afschuw en schaamte zullen u bedekken; u zult uw hoofden scheren als teken van rouw. Gooi uw geld weg! Beschouw het als afval, want op die dag van toorn zal het geen enkele waarde hebben. Het zal u geen bevrediging noch voldoening geven, want uw geldzucht was de aanleiding tot uw zonde. Ik gaf u goud om de tempel mee te versieren, maar u gebruikte het om afgodsbeelden te maken, waar u zo over opschept! Daarom zal Ik het in vuilnis veranderen zodat u het zult verafschuwen. Ik zal uw afgodsbeelden als buit aan buitenlanders en goddeloze volken geven. Zij zullen die afgoden die u hebt gediend, ontwijden. Ik zal niet kijken als zij dat doen en Ik zal hun ook geen halt toeroepen. Als rovers zullen zij zelfs het Heilige, mijn tempel, binnendringen en ontheiligen. Maak ketens klaar voor mijn volk, want overal in het land worden bloedbaden aangericht. Jeruzalem is vol geweld. Ik zal uw trots vernietigen door de allerslechtste volken naar Jeruzalem te brengen om uw huizen in bezit te nemen, de hoogmoed van de sterksten te vernederen en hun heiligdommen te ontheiligen. Want de tijd is gekomen dat angst en paniek zullen heersen en dat u rust en vrede zult zoeken, maar die zal er dan niet zijn. Ramp na ramp zal u treffen, het ene ongeluk na het andere. Men zal tevergeefs uitzien naar de openbaring van een profeet, tevergeefs wachten op het onderwijs van een priester, tevergeefs hopen op advies van de leiders. De koning en zijn adviseurs zullen door wanhoop zijn verlamd. De mensen zullen radeloos zijn van angst, want Ik zal hen net zo slecht behandelen als zij anderen hebben behandeld. Zij ontvangen hun verdiende loon. Dan zullen zij moeten toegeven dat Ik de HERE ben."
CHRONOLOGIE EN COMMENTAAR The Daily Bible, Copyright © 1984 Harvest House Publishers, Eugene, Oregon 97402 www.harvesthousepublishers.com Met toestemming gebruikt. Nadruk en reproductie is in geen enkele vorm toegestaan. BIJBELTEKSTEN HET BOEK, Copyright © 1979, 1988, 2007 van Biblica, Inc.® Gebruikt met toestemming van Biblica, Inc. Alle rechten wereldwijd voorbehouden.