1.1 POGING TOT DEFINITIE Door de eeuwen heen is de term "evangelisch" verschillend gebruikt. In Duitsland betekende het vooral "Protestants" tegenover de Roomskatholieken. In Nederland werd de term tot in de vijftiger jaren vooral in verband gebracht met de z.g. Groninger richting (of school) uit de 19e eeuw, die een tussenpositie innam tussen orthodoxie en modernisme. Overeenkomsten met de huidige "evangelischen" is hun nadruk op de Heer in plaats van de leer, op praktisch chris tendom en geloof des harten. Het huidige begrip van "evangelisch" komt vooral overeen met de term "evangelical", waarmee vanaf het midden van de 18e eeuw de orthodoxe stroming binnen de Anglicaanse staatskerk in Engeland werd aangeduid. Toch wordt de term tot op de dag van vandaag op vele verschillende wijzen gebruikt, men denke slechts aan de verschillende betekenissen van het woord bij bv de Evangelische Omroep, de Evangelische Volks Partij, de EvangelischLutherse Kerk, de Molukse Evangelische kerk. Vanwege de historische begripsverwarring wordt daarom ook wel de term "evangelikaal" gebruikt. In de Evangelische Omroep hebben de evangelischen in Nederland ongezocht een belangrijke en zichtbare katalysator gevonden, waardoor de term "evangelisch" in het moderne taalgebruik vooral staat voor christenen met drie hoofdkenmerken: a. De aanvaarding van de absolute autoriteit van de Bijbel als richtsnoer voor geloof en leven; b. het leven uit een persoonlijk geloof in Jezus Christus, op basis van bekering en wedergeboorte; c. het aanvaarden van de Grote Opdracht om het evangelie aan alle volken te verkondigen, door evangelisatie en zending. 1.2 OMVANG EN GROEI VAN DE EVANGELISCHEN De evangelischen of evangelicals vormen een substantieel deel van het christendom. De schattingen lopen uiteen van 300 tot 500 miljoen wereldwijd c.q. 20 tot 25% van de het totale chris tendom. Daarbij neemt het getalsmatig in betekenis sterk toe. In een wat ruwe schatting berekende dr. C. van der Laan in 1992 het aantal evangelischen in Nederland op 800.000. Een kwart hiervan is lid van een van de vele evangelische kerken, die ons land rijk is. Driekwart behoort tot de historische kerken. De ontwikkeling en groei van de evangelischen is moeilijk te voorspellen. Godsdienstsociologen als Hijme Stoffels en Sipco Vellenga vragen zich af of de evangelische beweging wel voldoende weerstand zal bieden tegen de toenemende secularisatie en vermoedden dat de grenzen van de groei zijn bereikt. Dr. R. Kranenborg verwacht daarentegen dat de evangelische geloofshouding de revitalisering van de christelijke kerk in Nederland zal bewerkstelligen. Hij voorziet dat aantal evangelische chris tenen uiteindelijk het aantal kerkmensen van nu zal overtreffen. De spectaculaire groei van de Evangelische Omroep in de jaren negentig onderstreept de vitaliteit van de hedendaagse evangelischen in Nederland. Wereldwijd lijkt de groei van de evangelischen nauwelijks te stuiten en zal het wellicht in de loop van de volgende eeuw het grootste segment van het christendom beslaan. 1.3 HISTORISCHE WORTELS Dr. K. Runia onderscheidt drie lagen in de evangelische traditie: 1. De onderste laag is de Reformatie van de 16e eeuw. Nagenoeg alle evangelischen voelen zich verwant met de oorspronkelijke Reformatie. Daarbij is het in dit kader interessant om op te merken, dat in ons land de Doperse beweging in deze periode onder het Nederlandse volk het beste leek aan te slaan. De hedendaagse evangelischen zijn in leer en beleving sterk
verwant met de Dopersen uit die tijd. Theologisch zijn evangelischen echter vaak als Arminiaans te duiden. Hierdoor hebben evangelischen in de praktijk moeite hebben om de drie formulieren van enigheid te onderschrijven. Met name de Dordtse Leerregels (oftewel de vijf artikelen tegen de Remonstranten) staan haaks op een hartestuk van hun beleving. 2. De tweede laag is de bevindelijke stroming van de 17e eeuw. In de omliggende landen heeft dit verschillende verschijningsvormen gekend. In Engeland het "Puritanisme", in Duitsland het "Piëtisme" en in de Nederland de "Labadisten" en de "Nadere Reformatie". In de zogenaamde "conventikels" (gezelschappen) stond in deze tijd de praktijk van de geloofservaring centraal. 3. De derde laag wordt bij velen gevormd door de invloed van de verschillende opwekkingsbewegingen in de 18e en 19e eeuw. Onder invloed van het Methodisme, ontstonden in Engeland en Amerika massale opwekkingsbewegingen, waarbij de persoonlijke bekering en levensheiliging centraal stond. Belangrijke namen in dit verband zijn John Wesley (1703-1791), Jonathan Edwards (1707-1758), George Whitefield (1714-1770), Timothy Dwight (1752-1817), Charles G. Finney (1792-1875) en Dwight L. Moody (18371899). In Duitsland ontstond in de 18e eeuw een piëtistische zendingsbeweging onder impuls van Graaf Nicolas Ludwig von Zinzendorf (1700-1760), waaruit het kerkgenootschap de "Evangelische Broedergemeente", ook bekend als "Hernhutters" of "Moravische Broeders" groeide. In de 19e eeuw beleefde Duitsland haar eigen "Erweckung", waaruit onder meer de "Gemeinschaftsbewegung" voortkwam. In Nederland beleefde men in deze periode het z.g. Reveil, dat vooral beperkt bleef tot de aristocratische elite. Belangrijke namen in dit verband zijn: Merle d'Aubign (1794-1872), de hofprediker van koning Willem I, de messiaanse jood Isaäc da Costa (1798-1860), de politicus Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876) en de stichter van de "Vereniging Tot Heil des Volks" ds. Jan de Liefde (1814-1869). In 1846 vond te Londen de oprichting plaats van de Evangelical Alliance, een bundeling van protestantse gelovigen uit Noord Amerika en Engeland. Met name in Noord Amerika waren de evangelicalen een dominante groep. Na de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) kreeg het Amerikaanse evangelicalisme een overwegend conservatief karakter. De nadruk kwam sterker te liggen op persoonlijke bekering en levensheiliging en minder op sociale hervormingen. In Nederland werden vanaf 1867 al pogingen ondernomen om een Evangelische Alliantie op te richten, maar deze kwam pas in 1907 officieel tot stand. Haar doelstelling was: "De openbaring van de eenheid der gelovigen in Jezus Christus, de instandhouding en bevordering van de Week der Gebeden; de handhaving van het gezag van Gods Woord; de bevrijding van de vervolgde Christenen; de bevordering van godsdienstvrijheid en de ondersteuning van Evangelisatie-arbeid" In het interbellum ging zowel de internationale als nationale Evangelische Alliantie aan interne meningsverschillen ten onder. In Amerika verenigden de evangelicals zich in de 1942 in de "National Association of Evangelicals" (N.A.E.) als tegenhanger ten opzichte van de fundamentalisten die zich ondermeer binnen de "American Council of Christian Churches" organiseerden. In 1951 werd te Zeist de World Evangelical Fellowship (WEF) opgericht met als doelstelling de bevordering, de verdediging, de bevestiging en de gemeenschappelijke beleving van het Evangelie. Als tegenbeweging tot het sociaal en politiek engagement van de Wereldraad van Kerken, richtten de evengalischen in 1974 het Lausanne Wereldcomité voor Wereldevangeliastie op en werd de "Verbintenis van Lausanne opgesteld. Het duurde tot 1979 tot er weer een Nederlandse tak van de Evangelische Alliantie tot stand kwam.
1.4 GROOTSTE GEMENE DELER Naast de drie eerder genoemde kenmerken (gezag van de bijbel, persoonlijke bekering en zending) zijn er nog een aantal andere leerstellige en pragmatische overeenkomsten, die het merendeel van de evangelischen verbinden: 1.4.1 Sterk Christocentrisch. De dood en opstanding van Jezus Christus staan centraal in het christelijk geloof. Overigens zijn nagenoeg alle evangelischen trinitariërs; 1.4.2 De verwachting van de (spoedige) persoonlijke wederkomst van Jezus Christus en de vestiging van Zijn duizendjarig vredesrijk. Deze eschatologische stellingname verklaart ondermeer de a-politieke houding van de meeste evangelischen; 1.4.3 Er wordt onderscheid gemaakt tussen de bovennatuurlijke en natuurlijke wereld (onzichtbaar en zichtbaar). Beide zijn even reëel, maar omdat het bovennatuurlijke de leefwereld van God is, en die van engelen en demonen, is er wel sprake van een zekere hiërarchie. Het bovennatuurlijke kan ongeremd doordringen in de natuurlijke wereld, maar dit kan niet andersom. Nauw verwant hiermee is het dualisme. In deze opvatting valt de wereld in twee delen uiteen: een deel waar de duivel regeert en een deel waar God heerst. Een grijs tussengebied is er niet of nauwelijks. 1.4.4 In het algemeen vindt men bij de evangelischen een absolutistisch geloof. Met grote stelligheid spreekt men over zaken als het bestaan van God, de inspiratie en het gezag van de bijbel, de verzoening die men ontvangt als men Jezus Christus aanneemt als persoonlijke Verlosser, het feit dat men na dit leven naar de hemel (of de hel) gaat. Het zijn absoluten waar niet aan getornd kan of mag worden. Twijfel over geloofszaken lijkt wel een typisch evangelisch taboe; 1.4.5 Grote waarde wordt gehecht aan gebed en bijbelstudie, zowel persoonlijk ("stille tijd") als in groepsverband. Zij ervaren gebed als zeer invloedrijk en zullen geen belangrijke beslissingen nemen zonder er intensief voor gebeden te hebben; 1.4.6 Het leven met God is voor de evangelischen persoonlijk en reëel. God is als het ware heel dichtbij. Zij kunnen zich door een bijbeltekst of ingeving direct door God aangesproken voelen en aarzelen dan vaak niet om hier naar te handelen; 1.4.7 Er is een algemeen bewustzijn dat christenen zich door levensheiliging en het naleven van bijbels-ethische normen dienen te onderscheiden van de wereld c.q. de niet-bekeerde christenen; 1.4.8 Hoge mate van activiteit. Van alle leden wordt verwacht dat men actief met het geloof bezig is en dat dit de hoogste prioriteit heeft in hun leven, niet alleen in de kerk, maar ook thuis en in de samenleving; 1.4.9 Veel aandacht voor onderling contact. Men drinkt na de kerkdienst vaak samen koffie, zoekt elkaar op enz.. De eigen sub-cultuur van veel evangelischen beperkt zich tot familie en geloofsgenoten. Contact met buiten-kerkelijken moet in de regel gelegitimeerd worden door de drijfveer, dat men ze zo kan bereiken met het evangelie. 1.4.10 Zoeken naar een organische in plaats van een organisatorische eenheid. De Paulinische metafoor van de Gemeente als "Lichaam van Christus" wordt algemeen aanvaard als de enige waarachtige basis voor eenheid. Evangelischen zijn niet exclusivistisch of elitair, maar weten zich deel van de wereldwijde kerk van Jezus Christus. 1.5 EVANGELISCHE GROEPERINGEN Ondanks de vele onderlinge overeenkomsten zijn er minstens zo veel verschillen, die van de evangelischen een bont gezelschap maken. In een samenvatting van de Engelse Evangelische
Alliantie worden wel twaalf verschillende groeperingen genoemd i[19]. In dit bestek beperk ik mij echter tot de zesdeling die Prof.dr. Peter Beyerhaus maakte op het Congres voor Wereldevangelisatie in Lausanne in 1974: 1.5.1 De "Neo-Evangelicals" Deze staan ongeveer in het midden. Billy Graham kan als een van de belangrijkste voortrekkers worden beschouwd. Zij proberen zich zoveel mogelijk los te maken van de angst voor wetenschap en van het politieke conservatisme van de vroegere Fundamentalisten. Wereldwijd vertegenwoordigt de W.E.F. deze stroming. In Nederland kunnen de leiders van de Evangelische Alliantie hier onder worden geschaard. 1.5.2 De fundamentalisten Het "fundamentalisme" is in het begin van de 20ste eeuw ontstaan als benaming van een stroming binnen het Amerikaanse protestantisme, die zich krachtig verzette tegen moderne theologiën en de evolutietheorie in de wetenschap. Inmiddels wordt de term veel algemener gebruikt en wil men er vooral extreem-orthodoxe groeperingen mee duiden. Wellicht verklaart dit het feit, dat men zich hier niet graag meer mee wil identificeren. Vellenga schaart organisaties als de Evangelische Hogeschool, het Instituut voor Evangelisatie (Agapè) en deels de Evangelische Omroep hier onder, maar mijns inziens mag men geen van deze als exponenten van deze stroming beschouwen. In Nederland is er niet een duidelijke organisatie of kerkgenootschap, waarin de fundamentalisten zich hebben verenigd. De meeste van haar aanhangers vindt men in de kringen van de Vergadering van Gelovigen, het Zoeklicht en de Nederlandse Christelijke Gemeenschapsbond, maar ook deze geloofsgemeenschappen mag men zeker niet als pur sang fundamentalistisch betitelen. Overigens ben ik het met Stoffels eens, dat men het fundamentalisme en de evangelische beweging als twee deels overlappende cirkels dienst voor te stellen. 1.5.3 De confessionele evangelischen Zij leggen grote nadruk op de vernieuwing van de kerk door de integratie van het evangelische elan. Zij keren zich tegen de vrijzinnigheid en moderne schriftopvattingen, maar kiezen er bewust voor binnen hun confessionele kerken te blijven. Zij verlangen naar vernieuwing van binnen uit en zoeken naar nieuwe vormen, waardoor evangelische waarden beter tot hun recht komen. In Nederland heeft een deel van deze groepering zich in 1995 georganiseerd in het "Evangelisch Werkverband binnen de VPKN". 1.5.4 De charismatische evangelischen Binnen de charismatische stroming maakt men onderscheid tussen de "Pentecostals" en de "Neo-Pentecostals" of tussen de "klassieke pinksterbeweging" (1906-heden) en de "charismatische beweging" (1960-heden). Hier wordt naast de vaste evangelische waarden grote nadruk gelegd op de doop in de heilige Geest en de uitoefening van de gaven van de heilige Geest. In Nederland vindt men de eerste groepering met name binnen de Pinkster- en Volle Evangelie Gemeenten en de tweede binnen de Charismatische Werkgemeenschap Nederland (CWN). Anders dan in de meeste omringende landen is de CWN in Nederland sterk oecumenisch gericht. 1.5.5 De radicale evangelischen Deze stroming kwam in de jaren zestig van deze eeuw op in de Derde Wereld en in de Verenigde Staten rondom de communiteit Sojourners. Het gaat bij deze evangelischen niet alleen om de bekering van individuen, maar ook de maatschappij dient zich te bekeren. Zij onderscheidden zich door politiek engagement en sociale hulpverlening. Hoewel deze
stroming diepe historische wortels heeft, is het in Nederland toch van marginale betekenis geweest. Tot de redactiewisseling in 1987 was het opinieblad Reveil spreekbuis van deze stroming. 1.5.6 De oecumenische evangelischen Een klein deel van de evangelische beweging heeft zich aangesloten bij de Wereldraad van Kerken. Hoewel zij kritiek hebben op bepaalde aspecten van deze oecumenische beweging, kiezen zij bewust voor de dialoog en integratie. In Nederland vindt men deze vooral binnen de kringen van de Evangelische Broedergemeente en de CWN (zie 4 hier boven). . 1.6 THEOLOGISCHE DIFFERENTIATIE Zoals uit deze indeling blijkt zijn er binnen de evangelischen diepliggende verschillen. Dit wordt op een andere manier tot uitdrukking gebracht als wij kijken naar de belangrijkste theologische geschilpunten: 1.6.1 Vrije keuze van de mens Hoewel men naar de aard van het tweede hoofdkenmerk van de evangelischen (persoonlijke bekering) zou verwachten dat alle evangelischen Arminiaans zouden zijn, is dit niet altijd het geval. Veel confessionele evangelischen benadrukken dat ook de persoonlijke bekering het werk van God is. 1.6.2 Waterdoop Binnen de evangelischen wordt zowel de kinderdoop als de volwassendoop gepraktiseerd. De kinderdoop kent men ondermeer bij de Evangelische Broedergemeente en de Bond van Vrij Evangelische Gemeenten. De volwassendoop wordt onder andere toegepast in de Baptistengemeenten en de Pinkster- en Volle Evangelie Gemeenten. 1.6.3 Ecclesiologie Zoals al eerder is betoogd zijn vele evangelischen lid van de historische kerken en komt men ze in allerlei kerkelijke verbanden tegen. Binnen de niet-confessionele evangelischen in Nederland is de synodale kerkstructuur niet populair. Soms is er sprake van een presbyteriaanse kerkopvatting, maar in de regel is men congregationalistisch. Hier binnen kent men echter een rijke variatie, van centralistisch georganiseerd (Rafaël Gemeenten) tot vrijblijvend collegiaal contact (Broederschap van Baptistengemeenten, Federatie van Volle Evangelie Gemeenten). Het is opvallend dat vele zelfstandige Pinkster- en (volle) evangelie gemeenten die in deze eeuw zijn ontstaan geen enkele binding willen hebben met een landelijke organisatie. 1.6.4 Dispensationalisme Met name in de tweede helft van de 19e eeuw werd het "dispensationalisme" ook wel "bedelingenleer" genoemd populair onder een deel van de evangelischen. Hierbij gaat men er ruwweg van uit dat in elke "bedeling" (tijdperk) de mens op de proef wordt gesteld ten aanzien van zijn gehoorzaamheid aan een bepaalde specifieke openbaring van Gods wil. Men maakt onderscheid tussen de bedeling van de onschuld (paradijs), geweten (tot aan de zondvloed), menselijke besturing (tot aan Abraham), de belofte (tot aan Mozes), de wet (tot aan Golgotha), de genade (huidige bedeling) en het koninkrijk Gods (Millennium). Deze leer werd populair door John N. Darby (1800-1882) en de Scoffield Reference Bible (eerste uitgave 1909).
Met name in de kringen van de Vergadering van Gelovigen (ook wel "Darbisten" genoemd) is deze leer nog erg populair, maar ze wordt ook daar buiten door evangelischen van allerlei pluimage aangehangen. 1.6.5 Eschatologie Vanwege de brede kerkelijke vertegenwoordiging zijn er allerlei opvattingen over de toekomst en vindt men onder de evangelischen pre-, post- en a-millennialisten. Vanwege de letterlijke bijbeluitleg is het accent vooral toch op het pre-millennialisme of het chiliasme (duizendjarig vredesrijk) komen te liggen. Alleen de (zevende-dags) adventisten zijn postmillennialisten. Ook in Nederland is, met name door de bediening van Johannes de Heer (1866-1961) en de Marantha-beweging, het merendeel van de evangelischen pre-millennialistisch, met uitzondering van een deel van de confessionele evangelischen. Bij de eerste groep is er wel meningsverschil over het tijdstip dat de gemeente zal worden opgenomen. Zo onderscheid men pre-, inter- en posttribulationisten, afhankelijk van de vraag of men de opname der gemeente voor, tijdens of na een periode van grote verdrukking situeert. 1.6.6 Pneumatologie Merkwaardig genoeg hebben de pinkstergelovigen de felste tegenstand ontmoet van hun evangelische geloofsgenoten, die soms niet aarzelen om de hernieuwde uitstorting van Gods Geest af te doen als demonische imitatie. Door de fenomenale groei van de Pinksterbeweging wereldwijd, worden de Pentecostalen steeds meer door de evangelischen aanvaard en soms omarmd. Dat laat onverlet dat er, ook in ons land, op het punt van de pneumatologie diepe meningsverschillen zijn. De vraag spitst zich dan toe of de doop in de heilige Geest een afzonderlijke ervaring is na de bekering en al dan niet gepaard dient te gaan met het spreken in tongen. Tevens is er onenigheid over de vraag of de geestelijke gaven zoals deze in het Nieuwe Testament voorkomen, ook wel bedoeld zijn voor onze tijd. Over de pneumatologie in engere zin (persoon en wezen van de heilige Geest) bestaat nauwelijks verschil van mening. De voorstanders van het actief beleven van de charismata in deze tijd vindt men onder de Pinkster- en Volle Evangelie Gemeenten en de CWN. Tegenstanders met name in de kringen van de I.C.C.C. en de Vergadering van Gelovigen. Overigens waren in het begin van deze eeuw ook de Baptisten en de Vrije Evangelische Gemeenten fel tegen de leer van de Pinksterbeweging gekant.