121_07_MULISCH:standaardopmaak 1-11-2010 13:01 Pagina 1
propria cures herdenkt
harrY MuLisch
1940-1945
121_07_MULISCH:standaardopmaak 1-11-2010 13:01 Pagina 2
STUDENTENWEEKBLAD PROPRIA CURES
121e JAARGANG No.7
1 NOVEMBER 2010 2
Foto’s: Bob Polak
DE HERENCLUB
Peter Schat (1935-2003) Zorgvlied, grafnummer 17-III-101
Hans van Mierlo (1931-2010) Zorgvlied, grafnummer C-I-352
Harry Mulisch (1927-2010) Zorgvlied, mausoleum in aanbouw
Oorlog Hiroshima, Nagasaki Rommels troepen in het kaki Blitzkrieg, spervuur, avondklok Jappen met een bamboestok Market Garden, Juno beach Naar het oostfront op de fiets Troostmeisjes en plunderbruiden Rijst dat smaakt niet, zonder kruiden Bloembollen in pastasaus De dans ontsprongen, dank de Paus Himmler, Eichmann, Demjanjuk Jodengoud nog altijd zoek Margraten en Arlington, wapenbroeders zij aan zij Maar de oorlog Harry, dat was jij StB
Robert Loesberg (oktober 1973)
Cees Heuvel, 1993
Wim Duisenberg (1935-2005) Zorgvlied, grafnummer C-I-348
121_07_MULISCH:standaardopmaak 1-11-2010 13:01 Pagina 3
STUDENTENWEEKBLAD PROPRIA CURES
121e JAARGANG No. 7
1 NOVEMBER 2010 3
1 november 2010
121e JAARGANG No. 7 Redactie:
Redactie en administratie: Vendelstraat 2 1012 XX AMSTERDAM 020-525 19 21
JOHANNES VISSER STEPHAN TER BORG JIM GLERUM NINA POLAK FANNY VAN DE REIJT LAURENS VAN DER GRAAFF
E-mail:
[email protected]
ExTRA EDITIE!
83 jaar Neus, Pijp, Cuba
In de Nederlandse literatuurgeschiedenis loopt er minstens één bloedrode lijn: de allergie van opeenvolgende redacteuren van Propria Cures voor humbug, voor opgeblazen lucht, voor een verpakking zonder inhoud. De exponent bij uitnemendheid hiervan woonde niet aan de Lauriergracht no. 37, maar aan de Leidsekade no. 103. Mulisch was geen makelaar in koffie, Mulisch was een makelaar in surrogaat. Sinds 21 januari 1890 is de grondhouding van elke PC-redacteur strikt kritisch. Het blad is opgericht door kritische studenten binnen het Amsterdams studentencorps. Wij laten ons nog steeds geen knollen voor citroenen verkopen. Opgeblazen ballonnen zijn er om door te prikken. Voor blinde bewondering is geen plaats. Van Mars Cramer in 1953 via Rob Kroes in 1962, Mensje van Keulen in 1972, Vic van de Reijt in 1982, Adriaan Jaeggi in 1993 en Rik van Rijswijk in 2006 tot aan de zittende redactie: wij lustten die literaire ladelichter uit Haarlem niet. Waar wij probleemloos uit tientallen PC-artikelen een boekje als Bestrijd het leed dat Mulisch heet (1987, 2007) konden samenstellen, daar was dat bij schrijvers als Willem Frederik Hermans en Gerard Kornelis van het Reve volstrekt onmogelijk. Kwaliteit verloochent zich niet. Vaak was het uiterlijk van Mulisch het doelwit van een PC-redacteur: zijn decadente pose, zijn overdreven smaak, maar ook Louis Couperus was een dandy en diens boeken (Eline Vere, 1889; De stille kracht, 1900; Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan, 1906; De boeken der kleine zielen, 1901-1903) worden tot op de dag van vandaag gelezen. Binnenkort wordt De stille kracht zelfs verfilmd. Een boek van meer dan honderd jaar oud! Welk zinnig mens zal er
over een eeuw nog iets van Harry Mulisch onder ogen willen krijgen? Harry wie…? Behalve zijn uiterlijk was het milieu waaruit hij voortkwam in PC niet minder vaak onderwerp van kritiek. Hermans schreef in Door gevaarlijke gekken omringd (1989): ‘Soms reis ik van Parijs naar Amsterdam per trein. Gelukkig gebeurt dit zelden. Als de trein Haarlem nadert en de koepel van de gevangenis aldaar komt in zicht, heb ik de gewoonte plechtig hardop te zeggen: “Geboorteplaats van Harry Mulisch.”’ Menige PC-redacteur dacht iets anders dan Hermans. Als een PC-redacteur de voormalige roofbank uit de Tweede Wereldoorlog Lippmann-Rosenthal (Liro) aan de Sarphatistraat 47-55 passeerde, had hij de gewoonte plechtig hardop te zeggen: ‘Werkplek van de vader van Harry Mulisch.’ Maar kunnen een provinciale geboorteplaats of een nationaalsocialistische vader reden zijn om iemands literaire werk af te wijzen? Er zijn voorbeelden genoeg van schrijvers die juist met zo’n achtergrond tot literaire hoogstandjes in staat waren. Dan zijn opportunisme, een ander punt van kritiek in PC sinds Mulisch’ debuut in 1952. In de jaren zestig tegen de machthebbers aantrappen omdat dat nu eenmaal mode was (Bericht aan de rattenkoning, 1966; de opera Reconstructie, 1969), maar zodra het hem beter uitkwam aanschurken tegen diezelfde macht, een Koninklijke Onderscheiding aanvaarden en samen met enkele bankiers en industriëlen een chique Herenclub formeren. Waar Hermans principieel afstand hield tot de macht, daar koos Mulisch stelselmatig voor zijn portemonnee. Mulisch is er multimiljonair mee geworden. En dan zijn we waar het succes van deze literaire oplichter op is gebaseerd. Harry
Mulisch wist van public relations ver voordat dat begrip überhaupt was uitgevonden. Harry Mulisch wist hoe hij zichzelf en zijn spulletjes aan de man moest brengen. Of hij zich nu liet omroepen in Américain of meedeed aan een onbenullig televisiespelletje, hij wist zich voortreffelijk te verkopen. Zo’n gecoiffeerde jongeman in zo’n snelle automobiel zou ook wel heel goede boeken kunnen schrijven, dacht menige lezer. Daarmee heeft Mulisch niet alleen zijn bankrekening weten te spekken, hij heeft er ook school mee gemaakt, want laten we ons geen illusies maken. Bestrijd het leed dat Mulisch heet? Die strijd is op 30 oktober 2010 gewonnen, maar Mulisch heeft ook school gemaakt. Noem het hele zootje van tegenwoordig maar op: Joost Zwagerman, Leon de Winter, Connie Palmen, Jessica Durlacher, humbug, opgeblazen lucht, verpakking zonder inhoud. Praatjes voor tien, maar niets te vertellen. Allemaal marketing wat de klok slaat. Allemaal epigonen van de makelaar in surrogaat. Daarmee laten wij hier in Propria Cures vandaag ons feestje niet afnemen. De rattenkoning (1927-2010) is dood. En die nieuwe koning? Ook die lusten we rauw. Lucas Ligtenberg Bob Polak
Cees Heuvel, 1992
B
ij zijn tachtigste verjaardag op 29 juli 2007 brachten wij een uitgebreide herdruk uit van Bestrijd het leed dat Mulisch heet (1987), een selectie van de artikelen die sinds 1952 in Propria Cures tegen Harry Mulisch zijn verschenen. Mulisch reageerde op 7 september 2007 in HP/De Tijd op ons boekje: ‘Je kunt met drie woorden samenvatten wat ze nu eigenlijk beweren: neus, pijp, Cuba. Uit dat driehoekje komen ze niet los.’ De (aggenebbisj) doctor honoris causa van de Universiteit van Amsterdam dacht werkelijk dat hij meer voorstelde dan een neus, een pijp en een levenslange sympathie voor het communisme op Cuba.
REDACTIONEEL De man met meer levens dan magen is niet langer. En daarmee sterft ook onmiskenbaar een stukje van PC, dat het de komende jaren zonder erfvijand zal moeten doen. Natuurlijk, er zijn meer ijdeltuiten met pretenties, maar zoals Harry vind je ze zelden. Sinds zijn debuut in 1952 is Mulisch in PC stelselmatig het slachtoffer van rake kritiek, slechte grappen en karaktermoord geweest. Redacties verkozen standaard de homo-erotische grollen van volksschrijver Reve boven het hemeltergende gebazel van Mulisch. Escalerende factor was daarbij zijn doorlopende neiging tot zelffelicitatie. Zelfs zijn dood stelde hij uit tot wintertijd, voor dat extra uurtje publiciteit. Mulisch doopte niet alleen zijn eigen pen in derrie, maar inspireerde generaties jonge schrijvers om hetzelfde te doen. En wanneer een PC-redacteur zo’n polonaise ziet, dan rijdt hij erop in. Maar toch, in die opmerkelijke symbiotische relatie was ook ruimte voor een sprankje liefde. Mulisch liet zich tegen Reve ooit ontvallen dat hij de betere schrijver was, omdat hij tenminste nog werd aangepakt in PC. Toen de redactie in 2002 een inruilactie organiseerde op het Spui, waarbij lezers hun boeken van Mulisch konden ruilen voor normale boeken, kwam Harry zelf ook even buurten, en was niet te beroerd om wat nummers van PC te signeren. De laatste jaren werd Mulisch veelal ontzien. Niet omdat hij plotsklaps deugde, maar omdat er simpelweg niets nieuws verscheen. In dit nummer vindt u de hoogtepunten uit zestig jaar smaad en laster. Daarnaast zorgen PC-historici Ligtenberg & Polak voor enige duiding, halen oud-redacteuren herinneringen op en wordt Harry op passende wijze uitgezwaaid. Dat is het minste wat we konden doen na zestig jaar trouw vijandschap. Sommige rivalen verdienen slingers. De redactie
121_07_MULISCH:standaardopmaak 1-11-2010 13:01 Pagina 4
STUDENTENWEEKBLAD PROPRIA CURES
121e JAARGANG No. 7
Voer voor psychologen Onder het schijnsel van een lantaarn scheurden zij de eerbiedig de eerste zak open. De stank was haast ondraaglijk, maden vraten zich een weg door een smerige, donkere massa etenswaren. Hazelaar viel op z’n knieën in de modder, stroopte z’n mouwen op zette z’n handen vol verwachting in het vuilnis. ‘Een ouwe bril, een versleten pijp? Misschien een brief van Reve? Of het typlint met doorslag van zijn nieuwe roman?’ Hazelaars keel stokte van emotie. ‘Maandverband?’ vervolgde BvED hoopvol, ‘incontinentieluiers? TROS kompas? Vingervlug toverde Hazelaar een papieren zakje naar de oppervlakte. ‘Een zakje!’ riep hij buiten zinnen. BvED griste het uit de hand van de meeloper en hield het in het licht. ‘t Is salami! Nee het is salami populair! Van de fraicheur op de P.C. Hooft. Uiteraard! Vaste prik. En van daar naar de Goethelaan, het Tacitusplein en de Schopenhauerpromenade!’ ‘98 gram, precies fl. 1,70. Hmm. Dat betekent vast dat hij in 1998 een novelle van 170 pagina’s zal laten verschijnen.’ ‘Precies!’ juichte BvED. ‘Alles hangt immers met elkaar samen, ‘een grote goulash, daar is z’n hele oeuvre op gebaseerd’. Ze besloten de buit te delen. ‘Pakje Camel-sigaretten, mokka van Perla, croissants uit blik, witte bolletjes, drinkyoghurt. Hazelaar nam een hap van een bolletje. ‘Dit is zijn lichaam.’ ‘En dit is zijn bloed,’ vulde BvED aan en hij zette het pak yoghurt aan zijn lippen. ‘Lekker: frambozen!’ ‘Pijptabak!’ gilde Hazelaar. ‘Nee!’ ‘Jawel, het is ‘m! Ik dacht het al bij die salami, maar nu weet ik het zeker. MacBaren pijptabak, 50 gram, f 9,-. Duur spul. Er zit geen kruimeltje meer in en keurig
Website: www.propriacures.nl Administratie: Dirk van Oostveen Vendelstraat 2 1012 XX Amsterdam
[email protected] Advertenties: Bureau Van Vliet BV Postbus 20 2040 AA Zandvoort tel.: 023-5714745 fax.: 023-5717680 opgevouwen. Zelfs de zegel is weer dichtgeplakt. Dat is’m ten voeten uit!’ Hazelaar groef verder. Knakworsten, broodkorstjes, een Pocahontas-sticker, een volle luier, Danone-toetjes, een Donald Duck en Superted-vitamines en ijzer, in aardbeiensmaak. ‘Een mergpijp!’ toeterde Hazelaar. ‘Die is voor z’n teckel. Cicero heet-ie, geloof ik. Die begrijpt het commando “zitten” in vijftien talen, waaronder Sanskriet. Of misschien trekt-ie graag een soepje. Je weet het gewoon niet he.’ Dat is het. Je weet ‘t gewoon niet. Het blijft gissen.’ ‘Welnu,’ begon Hazelaar zijn dissertatie, ‘wat hebben we hier? Italiaanse kaas, pepers, risotto, Toblerone en allerlei andere Italiaanse etenswaren.’ Hazelaar hield even pauze. Toen keek hij BvED schuw aan. ‘Elmex,’ zei Hazelaar smakkend, terwijl hij een haar tussen zijn tanden vandaan peuterde. ‘Hij poetst met Elmex. Veel
I
k heb mij dit jaar laten meeslepen naar de Eco-lezing, de Heldringlezing én de Huizinga-lezing, die dit jaar wederom niet door de historicus zelf werd gehouden maar door de alomvermaarde, zelfs tot in de Caraïben bekende cultuurfilosoof en wereldcomponist Harry Mulisch.
Déze lezing ging over Filosofie. Of liever, over wat Harry Mulisch daaronder verstaat. Voor een select gezelschap van begrijpend knikkende, in stilte bravo roepende, modieuze intellectuelen, gaf onze systeembouwer een bloedeloos college over het hogere verband tussen letteren, natuurwetenschappen en filosofie, en liet hij in één moeite door ook nog even zien dat hij niet van de straat kwam. ‘Laat ik beginnen op de plek waar wij op
PC
Redactie: Vendelstraat 2 1012 XX Amsterdam Telefoon (020) 525 19 21
[email protected]
Mulles blijft vulles Over de laatste lezing, gehouden op 7 december jongstleden in de Pieterskerk te Leiden, wil ik het hebben. Mulisch’ voordracht ging over ‘Het Ene’, maar diegenen die hadden gehoopt dat Harry nu eindelijk eens uit de school zou klappen over de hele vrouwen die hij in de jaren zestig van straat heeft geplukt ‘om naar zijn platenverzameling te komen kijken’, of over de dikke bankrekening die hij aan zijn laatste detective heeft overgehouden, kwamen bedrogen uit.
1 NOVEMBER 2010
dit moment zijn,’ begon hij, nog voor eenieder begrijpelijk, maar al gauw waren de Latijnse citaten, de newtoniaanse wetmatigheden en de filosofische concepten niet van de lucht. Was je net bekomen van een uiteenzetting over het ‘abstract-ene’ en ‘concreet-vele’, dan werd er al weer ‘een soort holistisch reductionisme’ over je uitgestort. Een compleet filosofisch woordenboek werd omgekeerd en van de kansel afgesmeten, maar kon niet verbloemen dat de strekking van professordoctor Mulisch’ betoog minder inhoud had dan een gemiddeld artikel in het populair-wetenschappelijke maandblad KIJK. De filosofietjes kwamen rechtstreeks van de koude grond, en hoewel de argeloze toehoorder dat van tevoren had kunnen weten, werd hij toch nog overvallen door de snijdende tocht van Harry’s ingetrapte open deuren. Ik bedoel: wie heeft er in godsnaam behoefte aan de zoveelste uitleg over het ontstaan van de
mineralen en fluorides!’ ‘Goed voor het ontstoken tandvlees. Komt van al dat pittige Italiaanse eten,’ concludeerde BvED. ‘Zeg Beau,’ begon Hazelaar, ‘hij zegt zelf ergens dat hij wil dat zijn leven ieders eigendom wordt, zodat hij zelf stilletjes door de achterdeur kan verdwijnen, maar nu we deze heiligdommen hebben, moeten we dan ook z’n boeken lezen?’ BvEd staarde naar de drie opengereten zakken. ‘Heb jij dat adres van Reve nog?’ Beau van Erven Dorens Rik Lambers Dit is een ingekorte versie. De volledige versie verscheen in november 1996 in Propria Cures en is ook te lezen in Bestrijd het leed dat Mulisch heet.
Tekenaars: Bandirah, Argibald, Harry Gijsberts Tekening voorkant: Cees Heuvel Abonnementen: E 45,- per jaar Studenten: E 25,- per jaar Tientjeslid: E 10,- per half jaar Postbank Arnhem 2903882 Postbank Amsterdam 4600578 U blijft geabonneerd tot wederopzegging. Bewijsnummers: Voor adverteerders automatische en kosteloze toezending. Voor inzenders alleen op aanvraag. Ongevraagde bijdragen worden niet teruggestuurd. Diskettes al helemaal niet. ISSN: 0033-141 Uitgever: Nieuw Amsterdam ism Stichting Propria Cures
Griekse natuurfilosofie, ook al is die verpakt in zinnen als: ‘Dat alles één ding of zaak zou zijn, vatte de wereld in één reusachtige monistische greep’? En wie zou er niet moe worden van iemand die historici ‘adepten van Clio’ noemt, en de situatie vóór de big bang omschrijft als ‘de enigmatische oersingulariteit’? Om nog maar niet te spreken van het absolute toppunt: je lezing beginnen met de uitspraak ‘eenvoud is het kenmerk van het ware’ en eindigen met de volgende conclusie: ‘Omdat de wereld het imperium van het Ene is, moeten ook veritas, verum en fides filosofisch onder één noemer geünificeerd worden om iets te weten te komen over die enigmatische ruimte/tijd-singulariteit, waarin dat alles opgevouwen was in de modus van simplex’ (sic). Nee, thrillerschrijvers moeten geen filosofen willen zijn, want dan worden ze er op z’n zachtst gezegd niet duidelijker op. Door een noodlottige samenloop van omstandigheden kreeg Harry Mulisch in Leiden nog een keer de kans om de inhoud van zijn onverbiddelijke nonseller De compositie van de wereld te pluggen. Laat het alsjeblieft de laatste keer geweest zijn. Meer dan de composthoop verdient Harry’s boerenkoolfilosofie echt niet. Pieter Steinz (januari 1985)
Propria Cures feliciteert Elsbeth Etty met het winnen van de Grote Harry Mulisch Overlijdenspoule. Met haar gok, ‘15 oktober 2010’, kwam zij het dichtst in de buurt van de werkelijke sterfdag. De prijs, een gouden opblaasJoost-de-Vries, kunt u ophalen op onze redactie. De redactie
4
121_07_MULISCH:standaardopmaak 1-11-2010 13:01 Pagina 5
STUDENTENWEEKBLAD PROPRIA CURES
Martin Bosma, collega literair genie ‘Een fenomenaal fenomeen is heengegaan. We kunnen natuurlijk wel zeggen dat hij een razende revolutionair was, maar hij was bijvoorbeeld ook een zinderende schrijver. En een ronkende rokkenjager, een prima pijproker, een Harry haakneus, een aimabele Amsterdammer, een interessante intellectueel, een handig halfjoodje en een dekselse dandy. Kunst met hoofdletter K dus.’
Gerda & Josien, twee vrouwen ‘Barry wie? Ah, Mulisch. Nee, wij gaan eigenlijk nooit naar de bioscoop. We zijn meer van de gezelligheid. Nu zijn we lekker aan het winkelen bijvoorbeeld, misschien zometeen lekker een bakkie pleur erin. Genieten, hoor. En dan thuis de piepers op het vuur, samen de afwas doen en dan – oh, ondeugd – een lekkere neut voor het slapen gaan. Oh, en scharen natuurlijk.’
Neus Ik moet jullie een heel gek verhaal vertellen. Mijn pappa rookt pijp, maar dat is niet erg. Wat wel erg is dat hij onze glazen stukmaakt. Uit elk glas is een stuk gehaald anders past zijn neus er niet in. Mamma en zijn zussen willen dat hij drinkt met een rietje, maar hij wil niet. Uit de fles wil hij ook niet, dat vindt hij stom. Daarom maakt hij al ons glas kapot. Ik heb me al drie keer gesneden aan m’n mond omdat ik melk dronk uit een glas van papa. Een paar dagen geleden hadden mamma en pappa een feestje en toen had papa zo’n dorst dat hij wel tien glazen kapot heeft gemaakt. Alle mensen deden alsof ze niets zagen, maar op een keer zat er allemaal bloed aan z’n neus en toen kon pap moeilijk doen alsof er weer een ader was gesprongen (dat ge-
beurd ook vaak als hij boos is.) Heeft iemand misschien een tip om te zorgen dat onze glazen heel blijven? PS: Ik vind dat er meer moppen in Achterwerk* moeten. Hier komt er een: Komt een goudvis bij de dokter, zegt de dokter: Oh , ik zie het al : uit de kom! Leuk toch? Heeft mijn pappa bedacht. Sturen jullie nu ook allemaal een mop op? Menzo Mulisch (5) (september 1997) *Achterwerk verwijst naar de achterpagina van de VPRO-Gids die door kinderen wordt gevuld. Menzo is de zoon van Harry Mulisch. Het betreft hier een persiflage. LL+B.P.
Bandirah.com
121e JAARGANG No. 7
1 NOVEMBER 2010 5
Hilariteit in het bruidsbed Van de zomer is een roman van H. Mulisch verschenen: Het stenen bruidsbed. Hoofdpersoon is een Amerikaanse jood, die als boordschutter een aandeel heeft gehad in de luchtaanval op Dresden, waarbij deze stad platgebombardeerd werd en de bewoners in de Elbe gemitrailleerd werden. Hij lijdt aan een emotioneel block, met schuldverdringing, en voorts hangt zijn gezicht uit elkaar, symbool voor zijn ontredderde persoonlijkheid. Deze Norman Corinth nu keert ter gelegenheid van een tandartsencongres in 1958 weer terug naar Dresden, uit heimwee, uit therapeutische overwegingen, om zijn straf te ondergaan, wie zal het zeggen. In Dresden komt hij in aanraking met de receptioniste Hella, met wie hij een keer te bed gaat, met de West-Duitse tandarts Schneiderhahn met wie hij te keer gaat, met het homoLACHEN (sec) grijnshard schreeuwend grinnikend gillend schaterend
72 keer 11ˌˌ 5ˌˌ 3 ˌˌ 3 ˌˌ 2 ˌˌ 2 ˌˌ
seksueeltje Eugène met wie hij bijna in bed te keer gaat, met de skeptische pensionhouder Ludwig, met de chauffeur Günther, die nog door Hitler in de wang geknepen moet zijn en nog enkele anderen. Een boek over het doorwerken van de verschrikkingen van de oorlog. Maar Mulisch is de beroerdste niet; welke misère hij ook opdist, hoe gruwelijk de situaties zijn waarin hij zijn personen loslaat, hoe wreed het lot soms toeslaat in zijn boeken, altijd kan er nog wel een lachje af, zelfs als het niet kán. Vooral in Het stenen bruidsbed wordt wat afgelachen, door Mulisch, door de romanfiguren, en last but not least door de lezer. Ik heb een kleine statistiek gemaakt van de keren dat er in dit boek, dat 190 bedrukte pagina's telt, gelachen wordt.
tanden ontblotend 2 ˌˌ beleefd 1 ˌˌ schokkend 1 ˌˌ van het geslacht 1 ˌˌ brutaal uit1 ˌˌ nogal laatdunkend 1 ˌˌ vriendelijk 1 ˌˌ
met halfgesloten lippen in de mondhoeken bemoedigend toeglunderend hikkend schaapachtig giechelend nogal uitgelaten
1 ˌˌ 1 ˌˌ 1 ˌˌ 1 ˌˌ 1 ˌˌ 1 ˌˌ 1 ˌˌ 1 ˌˌ
HA HA
3 keer
HA HA HA
1 ˌˌ
plotseling stralend bedwingend onhandig melancholiek als een gorilla bleekjes
GLIMLACHEN (sec) met roerloze bovenlip met roerloze ogen (!!) zoetsappig spijtig engelachtig
1 ˌˌ 1 ˌˌ 1 ˌˌ 1 ˌˌ 1 ˌˌ 1 ˌˌ 1 ˌˌ
13 keer 1 ˌˌ 1 ˌˌ 1 ˌˌ 1 ˌˌ 1 ˌˌ
NIET LACHEN laat me 4 ˌˌ -----------------------------------------Totaal generaal 147 keer Daarna was het interessant om het gelach toe te rekenen, exacte gegevens over homerische uitingen bij de lezer ontbraken me, en een schatting durfde ik niet aan, zodat ik daarover niets heb opgenomen. Het bleek dat Corinth, de hoofdpersoon, die lijdt aan een totale geCorinth lacht 53 keer Corinths geslacht lacht 1 ˌˌ Schneiderhahn lacht 24 ˌˌ Hella lacht 16 ˌˌ het leven lacht 1 ˌˌ -----------------------------------------Totaal generaal 147 keer
voelsverlamming, de meeste uitingen van vrolijkheid scoorde: 36% van het totaal, en met het lachen van zijn genitaal mee zelfs 37%. Dat M. meer afgelachen heeft dan zijn scheppingen, spreekt vanzelf.
Eugène kirt vliegtuigbemanning lacht Günther lacht Ludwig lacht anderen lachen
9 ˌˌ 9 ˌˌ 8 ˌˌ 6 ˌˌ 19ˌˌ
Een vrolijk boek! H.U. Jessurun d'Oliveira (september 1959) H. Mulisch, Het stenen bruidsbed, De Bezige Bij, Literaire Reuzenpocket nr. 1, f 4,50, geb. f 8,90
Ad Melkert, overleefde de Aanslag ‘De pijn, de verwarring, blinde paniek – alles komt weer terug. Je begrijpt het gewoon niet. Dat er mensen bestaan die tot zoiets in staat zijn. Je kunt het je gewoon niet voorstellen, dat iemand in zo’n dal zit dat hij tot zo’n wanhoopsdaad moet overgaan. Maar ik wil het niet goed praten, natuurlijk niet. Ik heb het nog overleefd. De volgende arme drommel misschien niet. Nee, ik ben blij dat het gevaar nu geweken is.’
121_07_MULISCH:standaardopmaak 1-11-2010 13:01 Pagina 6
STUDENTENWEEKBLAD PROPRIA CURES
121e JAARGANG No. 7
1 NOVEMBER 2010 6
60 jaar kritiek
Que si, que no Que nunca te decides
Een kleine selectie Vol verdriet heeft boekhandel De Slegte (filiaal Havana) kennis genomen van het heengaan van onze
Harry Mulisch 29 juli 1927
30 oktober 2010
Vriend, reiziger en hofleverancier. Hij zal deerlijk gemist worden. Directie en medewerkers El Malo Libros B.V.
‘Frisheid is wel de laatste kwaliteit die Chantage op het leven bezit: het bezoek is hygiënisch noch oorspronkelijk. Het is gezocht, pedant, vaak walgingwekkend, het zit vol met overduidelijke toespelingen op volstrekt onduidelijke bedoelingen, en het is op verschillende plaatsen stuntelig geschreven. Kortom, ik kan het niet van harte aanbevelen.’ J.S. Cramer (1953) ‘Dit Voer voor psychologen is een boekje geworden waarover men slechts kort kan zijn. Harry heeft de overrompelende stijl van de man die – op dezelfde wijze als sommige krankzinnigen denken dat ze Jezus zijn – in de waan verkeert dat hij een schrijver is. [...] Nergens in de literatuur vindt men een voorbeeld van dergelijke zelfverloochening.’ Onbekende auteur (1961). ‘De Verteller is het hoogmoedigste, kwajongensachtigste boek dat ik ooit heb gezien. Het staat vol studentikoos gebral, mislukte parodieën, volslagen wartaal, en tot overmaat van ramp ALLERLEI VERSCHILLENDE LETTERSOORTEN. Kortom, een boek voor het domste soort literatuursnob dat er is.’ Tim Krabbé (1970) ‘Plot vol snot.’ Bob Polak over Twee Vrouwen (1975) ‘Verder moet mij van het hart dat ik niet begrijp waarom Mulisch altijd de indianen bij vechtpartijen laat winnen. Ten eerste klopt het niet, ten tweede is het ook historisch onjuist.’ Otto Nieman over De compositie van de wereld (1981) ‘In De ontdekking van de hemel zwetsen twee engelen een veel te dik boek aan mekaar. Onzin natuurlijk, want engelen bestaan helemaal niet. En dat is nog maar het begin. Bah, wat een rotboek.’ Onbekende auteur (1996) ‘Siegfried, een zwarte idylle is een sprookje voor de Duitse boekverkoper. Het is geschreven door de zoon van een NSB’er, dat hakt er natuurlijk al flink in. Maar bovendien één die al enig aanzien geniet onder Duitse lezers dankzij eerder werk en zijn gelijkenis met Rudy Carrell. En: het gaat over Hitler. De eerste druk bij Mulisch’ Duitse uitgever telde maar liefst zestigduizend exemplaren. Wie denkt dat de Duitsers Hitler zat zijn, heeft het deerlijk mis.’ Steven Stol (2001)
Mop Harry Mulisch en H.J.A. Hofland gaan zwemmen. Hofland voelt voorzichtig met zijn teen in het water en zegt: ‘Mmm, lekker warm.’ Waarop Mulisch zijn neus in het water steekt en zegt: ‘En lekker diep!’ Theodor Holman, Dirk van Oostveen (1987)
Reid, Geleijnse & Van Tol (oktober 1997)
121_07_MULISCH:standaardopmaak 1-11-2010 13:01 Pagina 7
STUDENTENWEEKBLAD PROPRIA CURES
121e JAARGANG No. 7
1 NOVEMBER 2010 7
HERINNERINGEN AAN HAR Harry Kiri Ik mocht Harry zeggen. We zouden samen gaan vechten. Ik stond bij de jassen met bloed op mijn oog, mijn knokkels rauw van een hoofd. Daar kwam Harry. Zijn ogen spuwden vuur, uit zijn neus kwam zwarte rook. Benige vingers knepen mijn arm. ‘Waar zijn ze Beau, wat moeten we doen?’ Stadsschouwburg, Boekenbal 2000nogwat. Mulisch hield audiëntie en glimlachte de stoet schrijvers minzaam toe. De Zwagermannetjes, Wintertjes en andere pascha’s van de vaderlandse literatuurmaffia schuurden langs Mulisch als honden met kriebel aan hun anus. Hikkend van angst bogen ze het hoofd voor de meester. Speeksel stolde in hun monden. Een spontane angstboer. Een kikkergeluid. Urineverlies. Respect als vorm van angst. Daar staat de meester, knap, stijlvol, ontspannen lurkend aan een glas wijn en daar kruip jij op je reet over de vloer, met je schubbenkop, kabouteroeuvre en ruggengraat van vla. Eenmaal uit het zichtveld van Mulisch ontsnapt, stoven de schrijvers het trappenhuis in, op zoek naar gratis drank en een gruizig wijf om in de billen te knijpen. Dertig meter en een krat bier verder kopte ik in de gang net een asbak weg. Ik zat midden in een rommelig vuistgevecht met twee opstandige studenten. Niks bijzonders, een beetje trekken en duwen, kopstoot hier, kaakslag daar, consternatie, kapotte glazen, bloed, geschreeuw, onbelangrijk. En toen gebeurde het. Ik werd bij de garderobe uitgezwaaid door enkele ambitieuze uitsmijters en daar kwam Mulisch. Mulisch had het gehoord. En Mulisch was gekomen. Hij had zijn ereplaats verlaten, zijn glas neergezet en hij was gekomen. En hij greep mij vast en hij zei: ‘Waar zijn ze Beau, wat moeten we doen?’ ‘We’ zegt hier alles. ‘We’, jij en ik, gaan ze in elkaar rammen. `We’, wij vrienden, de Grote 1 en ik, die voor elkaar opkomen, die met elkaar op reis zouden kunnen gaan, die met elkaar een bed zouden kunnen delen, wij gaan die jongens, tezamen, vuist aan vuist, schouder aan schouder, in elkaar hakken. ‘Wij’ gaan een overval plegen op een distributiekantoor en delen de bonnen uit aan onderduikers. ‘Nee, meneer Mulisch, dat hoeft echt niet.’ ‘Weet je het zeker?’ ‘Ja, echt.’ ‘Zeg toch Harry!’ We schudden elkaar begripvol de hand en daar ging Mulisch, met Frida aan zijn arm. Dag Harry. Volgende keer slaan we d’r op. Beau van Erven Dorens
* Fanboys Zoals bijna alle Nederlanders heb ik lang moeten wennen aan Mulisch, maar achteraf gezien kan ik zonder overdrijving vaststellen dat Harry zijn tijd ver vooruit was. Boeken zijn als bekend
niet om te lezen, maar om verkocht te worden, en dat gebeurt in ruime mate als iedereen weet wie je bent. En Harry begreep dat spel intuïtief. De lezers van dit blad zullen vermoedelijk de voorkeur geven aan het werk van Reve en Hermans. Maar wie zijn favoriete schrijver kiest, krijgt er in één moeite door ook diens achterban bij. De allerergste aanhang heeft Gerard Reve. Bijna zonder uitzondering zijn dat glimmende en tevreden types als Tom Rooduijn, Theodor Holman en Diederik van Vleuten, maar het zijn er nog veel meer. Hermans is de favoriet van Bob Polak, Dirk Baartse en ene Tonnie Luiken. Daar kan Hermans niets aan doen, maar het tekent zo’n auteur natuurlijk wel. Mulisch heeft verreweg de leukste fanclub en bleef zijn hele leven lang op het Leidseplein wonen, waar die andere Twee Groten autistisch zaten te mokken in Frankrijk (en nadien in België). Dat Mulisch geestig was, had ik gemerkt bij mijn eerste ontmoeting. Dat was in 1982, in het Vondelpark. Het was op een vroeg uur, en de enige sterveling die ik tegenkwam was Mulisch. Ik riep, meer verrast dan beleefd: “Hee, meneer Mulisch!” Mulisch, die mij totaal niet kende, antwoordde door een diepe buiging te maken. Hij liep al buigend achteruit, als ware hij een lakei en ik een soeverein, en sprak hij geen woord. Tenslotte draaide hij zich om en verdween in de richting van de Stadhouderskade. Zijn toneelstukje nam hem zeer voor me in, en ik kon me ook nadien niet voorstellen dat Hermans of Reve zoiets zouden doen. Later zou ik Mulisch tientallen malen ontmoeten op presentaties en jubilea, altijd op gepaste afstand. Toen was hij de soeverein, zoals het hoorde. Als Koning Harry kwam, was je feestje geslaagd. Van al die gelegenheden was die ter ere van zijn 75ste verjaardag het indrukwekkendst. Die werd gevierd in de Amstelkerk, waar ‘iedereen’ was uitgenodigd. Harry was het absolute middelpunt van de wereld. Vijf jaar later was het al minder, terwijl de locatie zelfs nog chiquer was, want het was in het Amstel Hotel. Nadien waren er gelegenheden waar Harry zijn opwachting maakte zonder dat er voor gezelschap was gezorgd. Dan zat de grote schrijver in zijn eentje, wat een onvertrouwde aanblik gaf. Mulisch zonder conversatie, dat geeft geen pas. Je zag dan dat het personeel iemand vrij probeerde te maken om die moest escorteren. Dan werd er steels gewezen: ga jij even naast Harry zitten. Soms waren het de medebezoekers die elkaar regisseerden. Het ging dramatisch mis toen Het Parool verslag deed van een literaire prijsuitreiking, waarbij Mulisch halverwege het dessert al in zijn overjas werd gehesen. Het was niet de bedoeling dat deze vroegtijdige aftocht werd meegenomen. Die indrukwekkende ambulante hofhouding rond koning Harry heb ik altijd het leukst gevonden om gade te slaan. Goed dat HM dat tot de laatste snik heeft volgehouden. Jan Zandbergen
*
Moorkoppen ‘Met Harry Mulisch’ ‘Hartelijk gefeliciteerd met uw 77e verjaardag meneer Mulisch, u spreekt met Fanny van de Reijt. Mag ik u misschien komen interviewen vanmiddag?’ ‘Natuurlijk. Kom maar langs.’ Anderhalf uur later arriveerde ik op de Leidsekade, met een gevoel alsof ik moest kotsen. In mijn ene trillende hand een doos moorkoppen die ik onderweg had aangeschaft bij Bakkerij Kwakman. In mijn andere trillende hand een plastic Hema-tas vol slingers, toeters en confetti. Harry opende de deur. Omdat het een warme dag was, zette hij de moorkoppen in de koelkast, maar niet voordat hij me een compliment had gemaakt voor de keuze van de banketbakkerij. Ik bloosde mijn meisjeswangen roze. Harry bleek een heel aardige man. Zo bood hij me als hulpgerei voor het in-
terview zijn clipboard aan, waarop hij nog in Jeruzalem aantekeningen had gemaakt bij het proces tegen Eichmann. ‘Dat staat in het boek De zaak 40/61,’ vertelde hij. Ik knikte, klemde mijn papieren vast en ving het interview aan. ‘Wat is nou de gekste plaats waar u ooit geschreven hebt?’ vroeg ik. ‘Nou, ik denk Jeruzalem,’ zei Harry. ‘Daar heb ik dat boek geschreven over Eichmann, een oorlogsmisdadiger.’ Hij keek me indringend aan. ‘Het was voor mij heel vreemd om op die plek over die man te schrijven.’ Ik kreeg het idee dat hij hier maar over wilde blijven doordrammen, maar liet me niet uit het veld slaan. ‘Andere plekken nog misschien,’ informeerde ik. Harry pauzeerde even. ‘Je zou ook kunnen zeggen op de wc. Daar heb ik ook wel eens wat aantekeningen gemaakt.’ Vlijtig noteerde ik het. Ik vroeg me af of op Harry’s toilet ook rood tapijt op de vloer zou liggen. Lekker warm voor de voeten bij een nachtelijke plas. ‘Zijn uw oren en neus nou groter geworden naarmate u ouder werd?’ las ik van mijn blaadje. Harry keek serieus en antwoordde: ‘Nee, ik denk meer dat het kaakbeen kleiner wordt en dat daardoor de neus groter lijkt.’ Ook dat schreef ik op. Toen was het tijd voor de vraag waar ik al lang een antwoord op wilde hebben.‘Welke kleurcombinatie zou uw droomzebrapad hebben?’ Harry lachte. ‘Ik houd wel van mooie heldere primitieve kleuren. Rood, wit, blauw
bijvoorbeeld, zoals op mijn riem.’ Ik hoopte niet dat hij mijn blik op een slinkse manier naar zijn kruis probeerde te leiden en hield het clipboard, waar hij nog aantekeningen had gemaakt voor de zaak Eichmann, stevig vast. Harry zei dat het niet zo was omdat dit toevallig de kleuren van de Nederlandse vlag waren. Want dat hij ook van ‘herfstkleuren’ hield. ‘Maar een zebrapad moet opvallend zijn, dus rood-witblauw,’ was zijn overweging. ‘Heeft u nou vaak sjans?’ vroeg ik. ‘Ik heb nooit te klagen gehad,’ zei Harry. ‘Er zijn altijd wel vrouwen die mij aandacht geven. Geen oude vrouwen, ook geen jonge meisjes,’ hij keek me in de ogen, ‘echte vrouwen van 30-40.’ Zo stelde ik nog wat vragen, terwijl ik me steeds meer thuis begon te voelen in zijn fauteuil. Het was tijd voor mijn laatste vraag: ‘Wie verdient er later een standbeeld op het Leidseplein?’ vroeg ik. ‘Uzelf meegerekend,’ voegde ik er aan toe. Harry ging voor het raam staan en zei: ‘De standbeelden die er nu staan van Van Schendel en Heijermans zijn niet zo’n succes. Het lijkt mij wel mooi om zo’n ruiterstandbeeld te plaatsen. Een galopperend paard zo op zijn achterpoten, met mij daar dan bovenop.’ Mijn voorpaginanieuws was binnen. Ik gaf hem het clipboard van Eichmann terug. Uit mijn Hema-tas haalde ik de rol confetti, de toeters en de verjaardaghoedjes. ‘Zou u er voor de foto eentje willen opzetten?’ vroeg ik. Harry keek geschrokken. ‘Nee, nee dat doe ik niet,’ zei hij. Verbaasd zette ik toen alleen zelf het hoedje op, en stak een toeter in mijn mond. Harry haalde de moorkop weer uit de koelkast en ik zette er een kaarsje in. Met een lucifer stak ik hem aan. Zo staan we samen op de foto. Harry Mulisch: vele vrouwen sleepte hij naar binnen, maar ik verliet zijn pand als maagd. FvdR Het interview met Harry Mulisch waaraan gerefereerd wordt, stond onder de titel ‘Moorkoppen met Mulisch’ in Het Parool van 31 juli 2004.
* Einde WO II Aan het einde van de jaren zestig zat ik een keer met Thomas Rap aan de bar van café de Pool toen Harry Mulisch binnenkwam. Mulisch was helemaal Mulisch, coltrui, uit steen gehakt haar, pijp, jasje en, zoals op dat moment de mode was, zijn broek in zijn laarzen. Thomas Rap nam hem van hoofd tot voeten op en zei toen: ‘Staat je paard buiten, Harry? ‘, waarop Mulisch in de lach schoot. Zijn boeken heb ik nooit kunnen pruimen, maar dat hij toen moest lachen, beviel mij zeer. Guus Luijters
121_07_MULISCH:standaardopmaak 1-11-2010 13:01 Pagina 8
STUDENTENWEEKBLAD PROPRIA CURES
121e JAARGANG No. 7
1 NOVEMBER 2010 8
NU BIJ EEN ABONNEMENT: ‘BESTRIJD HET LEED DAT MULISCH HEET’ GRATIS!
JAARABONNEMENT: STUDENTEN €25 NORMALE MENSEN €45 GA NAAR WWW.PROPRIACURES.NL
Interview Fidel Castro D
e politieke voorkeur van Harry Mulisch kreeg kleur door het linkse gedachtegoed. Om zijn steun te betuigen aan het revolutionaire regime van Fidel Castro, bezocht hij in de jaren zestig enkele malen Cuba. Hij ontmoette er El Presidente, en schrijft naar aanleiding van zijn bezoeken Het woord bij de daad (1968). Fidel krijgt een gesigneerd exemplaar toegestuurd, dat later ongelezen op een taxatiedag aan de Universiteit van Amsterdam opduikt. Waar is het misgegaan? PC belde met de Cubaanse president in ruste over het heengaan van zijn Hollandse steunpilaar. Commandante, hoe gaat het? Que? U moet wat luider spreken. HOE GAAT HET MET U? Prima, prima. Dank u wel. De revolutie is nog springlevend. Maar Mulisch is dood. Wie? Harry Mulisch, uw dierbare vriend en compadre. Ah, die vent. Die heb ik al tijden niet meer gesproken. Hij noemde zich een vriend van de revolutie, maar ondertussen zat hij wel altijd te zuipen in het Americain. Een café dat de naam draagt van Amerika, moordenaar van internationale solidariteit, vermorzelaar van kinderdromen, dat deugt gewoon niet. Ga dan naar de Smoeshaan. Dood aan de yanks! Nou, nou. Tut, tut. Doet het u geen verdriet dan? Om eerlijk te zijn: nee. Ik voelde me nooit zo op mijn gemak rond meneer Mulisch. In ’67 kwam hij me voor het eerst opzoeken. Hij had zijn hele leven al naar me gezocht, en me gevonden met behulp van die overhemdendrager – hoe heet die kwibus – die enge vent, die draadjesvleeseter met dat stramme Spaans van hem ook alweer?
Derk Bolt? Correctomundo! Dat was hem, met z’n zweethandjes. Kwam hij bij me met het verhaal dat een Nederlandse schrijver al zijn hele leven van mijn bestaan wist, en nu de moed had gevonden om me eindelijk te ontmoeten. Gaf ik hem tien peso voor die knul, bleek dat in jullie land helemaal geen kut waard te zijn. Pendejos. ´Weet je wat? Stuur hem maar even langs,’ zei ik. Wist ik veel. En toen? Toestanden natuurlijk, daar hoef je geen psychologie voor gestudeerd te hebben. Komt er een volwassen vent binnen die zich jammerend op de knieën werpt en mijn enkels grijpt, murmelend van zijn weet-ik-veel-wat. En die Bolt maar tolken. Dat de revolutie zonder mij verloren was, dat ik de Jeanne d’Arc van mijn tijd was – et cetera, et cetera. Op een gegeven moment vraagt hij, en ik verzin dit niet, of ik een trekje van zijn pijp wil. Ik zeg: amigo, we zijn hier wel links, maar niet progressief. Heeft u sinds dat bewuste bezoek ooit nog van hem gehoord? Dios mio, helaas wel. Hij is het jaar daarop nog een keer langs geweest. Toen ik hem daarop op de verboden lijst zette, bleef hij me per post lastigvallen. Stuurde hij me gesigneerde boeken. In het Nederlands nota bene, dus dan was ik ook nog genoodzaakt om die Bolt op te bellen. Later werd het schrijven minder. Dan stuurde hij me gesigneerde foto’s, gesigneerde interviews, ik heb zelfs eens een gesigneerde poedel voorbij zien komen. Is het niet frappant dat u het niet met hem kon vinden? Jullie hadden veel overeenkomsten. Overeenkomsten, puta en su leche. Alleen omdat we allebei twee linkse oude knarren waren? Allebei elk jaar rond het boekenbal dood verklaard worden? Omdat we beiden af en toe een vorkje prikken met Marcel van Dam? Schei toch uit. Mulisch draagt bijvoorbeeld nooit legergroen, nooit een petje, hij kan niet eens schieten. Een revolutionair van Juan Patatzak, dat was hij.