12Samenvatting
De erfelijke aanleg van de mens zal in hoge mate overeenkomen met die van zijn prehistorische voorouders uit het Paleolithicum, voor wie veelzijdig en langdurig bewegennoodzakelijk waÍen om te overleven. Deze erfelijke aanleg is het resultaat van biologische evolutie. Ook de mogelijkheden tot culturele ontwikkeling zijn voortgekomen uit deze evolutie. Deze culturele evolutie verloopt echter veel sneller en stelt andere eisen, bijvoorbeeld aan het bewegen van de mens. Enkele auteurs hebbengewezen op een discordantietussen de genetischeuitrusting van de mens metbetrekking tot bewegen en zijn moderne leefstijl, wat een belangrijke risicofactor kan zijn voor het ontstaan van zogenaamdewelvaaÍsziekten. In dit boek wordt deze discordantie nader onderzocht en worden voorstellen gedaan om deze te vermindereren,zo niet op te heffen, door bijdragen te ontwikkelen voor progÍamma'svoor bewegingsopvoedingin de lichamelijke opvoedingen de sport. Bewegingsprogramma's voor lichamelijke opvoeding en de sport m@ten rekening houdenmet de erfelijke aanleg voor de motorischekenmerkenvan de mens. Inzicht in deze erfelijke aanleg wordt verkregen door onderzoek naar de motorische kenmerkenvan onze vooroudersen andereverwantenvan de mens. Motorischekenmerken hebben betlekking op motorische handelingen,motorische motorisch gedrag, motorische plasticiteit en motorische ontwikkeeigenschappen, ling. De onderzochtematorische handelingenof grondvormenvan bewegenzijn karakteristiekeen min of meer stereotiepebewegingspatronenuit de sport die ook werden uitgevoerdin het motorisch gedrag van onze voorouders,zoals de voortbeweging van viervoetige zoogdierenop het land en in het water, de voortbewegingvan apen in de bomen en het jagen en verzamelenvan onze vooroudersin het Paleolithicum. De mens beschikt over vele motorischeh:mdelingen.Motorische handelingendie in de sport voorkomen zijn: gaan, lopen, sprinten, springen, schoppen, zwemmen, worstelen, klirnmen, slingeren, vangen, slaan, stoten, we{pen en dragen. Met uitzonderingvan doelgerichtwerpen en stotenkunnen vele diersoortenop afzonderlijke handelingenvaak grotere prestatiesverrichtendan de mens. Maar de mens kan vele verschillendemotorische handelinsenna elkaar en in combinatie leren uitvoeren.
Om motorischehandelingen te kunnenuitvoerenen volhoudenin spel- en sportgeals kracht. snelheid. drag moet men beschikkenover motorist:heeigenschappen lenigheid,uithoudingsvermogen en coórdinatievermogen. In de evolutie zijn motorische eigenschappengeselecteerdin de context van motorische handelingen. Motorische eigenschappenzullen dan ook in samenhans met motorischehandelincenmoeten worden beoefend. In de evolutie zijn motorischehandelingengeselecteerdin de context van motorisch
r97
,qcdrog,bijvoorbeeldjrtgcn en verzamelenen spclgcdragvan onze prehistorischc vooroudcrs.Motorische hlindclingenzullen daarom op hun beurt beoefendmoctcn worden in sunenhang nlct dc vcrschillendetakkcn vlrn sport. waarin dczelfde nrotorischehandelingcnworclcnaangelroffcn.Vaardi,qhcidstrainingis het volgens plan beoefenenvan motorischccigcnschappen voor het uitvoerenen volhoudcnvun nroÍorische handclingcn in spcl- cn sportgedng. Vaardigheidstrainingwordt bevordertldoor spclgcdrlg, bcwcgcn in groepenen bcwcgcn op nruziek. Dcze sludic bcperkt zich tot dczc dric aspcctcn.Spclgedragis in de cvolutie geselecteerdals ccn zcer efflciënt mechanisrncvoor leren bewegen; hct jtrgcn cn verzrunelenwerd in groepsvcrband uitgevocrdcn ruirntc-oriëntatie op gclcidc vlrn geluidenwas bij onzc vooroudersvan belurg. In spelgcdrag wordcn mo(orischchandelingenzecr vauk 0n met kleine varialics herhaald.Daarom is spel ecn cfllciënt mechmismcorn motorischceigcnschappcn lc leren toepassenv(x)r het ui{voeren en volhoudcn vrn nro{orischehandelingcn. Voorwaardenvoor spelgedragzijn een lage motivatict
198
en d, circulatic en adcrnhaling p l r r s l i c i t c ivt r de motorischc vcrschille van ontwikkcling conditioncrcn.opcftlnt condi leren bcwcgcn. Al deze mec spelgedragook dc andcrcme<
Inzichtenin de cvoluticcn da kenmerken drlgcn lrrj aan he ding in de lichamchlkeoPv meest specifiekcbijdrageaan sportcul in de hedcndartgse schappcnvcrrr hc( uttvoercn spel- en sportgcclrag.
Doelstcllingcn kunnen. sam vcrschillcndedoclgrocpcn.br Tot het olllwctp bchoren de De opbou gingsprograntrna's. m e t c i g c r tn t o t o r i s t l t ce i g . ' n s en dc duur van dc ocfenstof verhoudingtijdcns hct oefen periodiscrirrgvrttttlc t.r'lrirlin d e z c s t u d i c g t r i e l r l ( ) l )c c l l s in de contextvun socilal sP
In de onlu'ikkelingvtttt da m scheiden: 1. De fase van het klcine I h a n d e l i n g c nv o o r k r t n t e ni n m zouden de rnogch.lkheden motorischehandclingenkenn 2. De schoolperiodetoldÍit kunncn a.llc gcnoemdcmoto sportgedrag. In deze lasc zoudcn dczc r context viln cen dltlrvoor ade Om dcze molorischchandel en met 7 à 8 jlrar rninimaalr 14 à 15 jalr rnininiaal3 lcsu in de prehistoriekinderenht jagers en vcrzarneharszoud krachten.Nal.st lercn beweg keld wordcn cn moetenvaffc alle kinderen, maar vooral it gelegenheidte gcvcnom vee Uit het jachtgedrag van onz speerwerpen.discuswctpene
circulatieen ademhalingen door veranderingenin het zenuwstelsel.De evolutie van de motorische plasticiteit van het zenuwstelselheeft bij de mens geleid tot de ontwikkeling van verschillende mechanismen om te leren bewegen: klassiek conditioneren,operant conditioneren,imiteren, spelgedrag,emotioneel en cognitief leren bewegen. Al deze mechanismen overlappen elkaar. Zo zijn bijvoorbeeld in spelgedragook de anderemechanismenvoor leren bewegenwerkzaam. Inzichtenin de evolutie en daarmeein de erfelijke aanlegvan genoemdemotorische kenmerkendragen bij aan het formuleren van doelstellingenvoor bewegingsopvoeding in de lichamelijke opvoeding en de sport. Vanuit de evolutie-biologie is de meestspecifieke bijdrage aan de bewegingsopvoedinghet leren veelzijdig bewegen in de hedendaagsesportcultuur, d.w.z. het leren toepassenvan motorische eigenschappenvoor het uitvoeren en volhouden van een serie motorischehandelingenin spel-en sportgedrag. Doelstellingen kunnen, samen met inzichten in de motorische kenmerken van verschillendedoelgroepen,bijdragcn aan het onfwerpenvan bev,egingsprogranxmo's. Tot het ontwerp behoren de opbouw, de dosering en de implementatievan bewegingsprogramma's.De opbouw heeft betrekking op de motorischehandelingen,elk met eigen motorische eigenschappen.De dosering heeft te maken met de intensiteit en de duur van de oefenstof,de herhaling van de oefeningen,de arbeid staattot rust verhouding tijdens het oefenen, de frequentie van het aantal trainingslessen,en de periodiseringvan de training over meer of minder lange tijd. De implementatieis in deze studie gericht op een speelsedidactischepresentatievan bewegingsopvoeding in de context van sociaal sportgedragen bewegenop muziek. In de ontwikkeling van de matorische kenmerkenkunnen vijf fasen worden onderscheiden: l. De fase van het kleine kind. In deze fase kunnen alle genoemde motorische handelingen voorkomen in het spelgedrag van kinderen. Kinderen tot vier jaar zouden de mogelijkheden moeten worden geboden om in hun spel met al deze motorischehandelingenkennis te maken. 2. De schoolperiode totdat kinderen geslachtsrijp zijn geworden. In deze fase kunnen alle genoemde motorische handelingenworden geleerd in de context van sportgedrag. In deze fase zouden deze motorische handelingen geleerd moeten worden in de context van een daarvoor adequaataantal takken van sport. Om deze motorische handelingen te leren in sportgedrag moeten kinderen van 4 tot en met 7 à 8 jaar minimaal één lesuur per week, en kinderen van 7 à 8 tot en met 14 à 15 jaar minimaal 3 lesurenper week lichamelijke opvoedingontvangen.Omdat in de prehistorie kinderen hun vaardigheidstraining kregen van motorisch vaardige jagers en verzamelaars zouden deze lessen moeten gegeven worden door vakleerkrachten.Naast leren bewegen moet de attitude om veelzijdig te bewegen ontwikkeld worden en moeten vaardigheden onderhouden worden. Daarom is het raadzaam alle kinderen, maar vooral in de periode van 4 tot en met 7 à 8 jaar, elke dag de gelegenheidte geven om veelzijdig en langdurig te bewegen. Uit het jachtgedrag van onze voorouders zou men kunnen concluderen dat leren speerwerpen, discuswerpen en kogelstoten meer doelgericht en minder op afstand
199
moelcn worden beoefend. Lercn polsstokspringenzou aandachtvcrdienen omdat hct goed conespondcertmet hct brachiategedrag van onze aapachtigcvoorouden. Ook zou aandachtbestecd moeten worden aan leren stoeien,leren dragen en leren bewegen op muziek omdrt ook deze bewegingsactiviteitengoed corresponderenmeÍ onze genetischenatuur. Stoeigedragkomt voor bij vele zoogdierenen zeeÍ Íiequent bij onze a.rpachtigevoorouders. Waarschijnlijk heeft dragen belangrijke ovcrlcvingswaardc gchad bij de evolutie van de rcchtopgaandegang. Bewegen op muziek is een van de oudsteculturele uitingen vur de mens en komt voor in alle culturen. Op grond van evolutionaire overwegingenis het aanbiedenvan seriële bewegingsprogÍamma's in de vorm van blokken waarschijnlijk minder efficiënt dan parallel lopendeonderwijsprogramma's. Een gocde cardio-vasculaireintensiteit kan geleverd wordcn door "rustige duursport". Dit is een matige inspanningdie cen lange tijd (in principeurcn) volgchouden kan worden. Bij kindcren tot 14 i\ 15 jaar behoeft gccn of weinig aandacht besteedte worden aur de ontwililieling van het lactisch anaeroobuithoudingsvermogen. 3. De fase van jong-volwassenen.In deze fase zou een veelzijdige motorische vaardigheid moeten wordcn onderhoudcn en ontwikkeld, maar kan mk gckozen worden voor het leren maximalisercnvan één of enkcle motorischehandclingenin wedslrijdsport.Ook de schooljeugdvan l-5 tot en met 18 jaar moet deze veelzijdige motorische fitheid blijven onderhoudenen verbeteren.Daarbij kan kennis gemaakt wordcn met Lrkken van sport die tot dan toe niet behoordentot het schoolcurriculum. Rccrcaticsportersmoctcn zo veelzijdig mogelijk blijven bcwcgen. Dit betekent dat men meer dan één sport zou moeten bcoefenen.Een goede belasting voor een gezond hart, circulatie, ademhaling, lcmperatuurregulaticen lichaamsgewicht is matig intensieveduurarbeid. Conditietraining voor wedstrijdsport kan beoefend worden in de context van de betreffende sport. Training van de motorische eigenschappen,kracht, snelheid, lenigheid, uithoudingsveÍrnogenen coOrdinatieveÍrnogen zijn gericht op het pcrfectioneren van de uitvoering en het volhouden van motorischehandelingen.Eenzijdige wedstrijdsport waagt bovendien een correctieve training die gericht is op de motorische handelingen die in de betrcffende sport niet of maar in geringe mate wordcn beoefend. 4. De seniorenperiode, waarin motorische handelingen op een hoog, ma.rr wel geleidelijk afnementlniveau, beoefendkunnen worden. 5. De ouderdom, waarin een duidelijke afname in het uitvoeren en volhouden van motorische handelingen optreedt. Deze afname kan verklaard worden door een geleidelijke achteruitgang van motorische eigenschappenen/of van motorische handelingen.De achteruitgangvan motorischeeigenschappenbetreft de geleidelijke afnamc van kracht, snclheid, lenigheid, uithoudingsveÍrnogen en coórdinatievermogen. De achteruitgang van motorische handelingen kan beschreven worden in termen van neoperdie, d.w.z. dat de motorische handelingen die het laatst zijn ontwikkeld in de evolutie edof het laast zijn aangeleerd,het eerst dreigen af te nemen. Beide concepten zijn niet met elkaar in tegenspraak.Dit zou verklaard kunnen worden doordat motorische eigenschappen in de context van motorische handelingen zijn geselecteerden geleerd moeten worden.
240
Omdat dc coiirdinatievalt t: behecrstrvordt.kunncn scluo kans op blcssures.een vcclzij m o g c l r l kd c s p o r tu i t h t r n. y c u Daarbij zouclenseniorettctr t molorischovaardighcdcndic d e n d i c s n c l . k r a c h t i ge t t d oudcren wordt tenslottc"rust w e i n i g k r a c h t e n s n c l h c i d z. kunncn wordcrtvolgchoutlct v(x) Bewegingspr0gramrrla's mobilitcit, in de vorni vun hc heid.
Vanuitccn evolutie-biologi ken van dc tncns ilt zi.1nvcr o n l w c r T e Í l v u r l h c ur : g i r r g s ontwikkelirtgdic accortlccrtnt Deze bi-ldntgcnAanhewcgittg wordcn I kunncn gcór'rtluecrd d i e k v o l g c r t sC h e n . A l t l t l t c t o p b o u w ,d o s c r i l t ge n i n t l t l c r t nr op ccn logisch consistente mens v(x)r can groot ittttttltltt en in hct vcrlcngde cluu'v toetsbalrrnel betrekkingtut d D l r r k z i j t l e c v t l l u t ir,t t l t i r t,'t t motoriek irr het bi.izondcr bewcgcnrriogeliik.
Omdatde coórdinatievan a.rngeleerde motorischeva.rrdighedenmeer of minder beheerst wordt, kunnenseniorenen ouderenop efficiëntewijze en met de minste kansop blessures,een veelzijdigemotoriekonderhouden en verbeterendoor zo lang mogelijkde sportuit hunjeugdte blijvenbeoefenen. Daarbijzoudenseniorenen ouderende meesteaandachtmoetenbestedenaan die motorische vaardigheden die het eerstdreigenaf te nemen.Het zijn die vaardigheden die snel, krachtig en doelgerichtworden uitgevoerd.De beste sport voor ouderenwordt tenslotte"rustigeduursport".Dit zijn bewegingsactiviteiten die met weinigkracht en snelheid,zondergrote bewegingsuitslagen, maar wel langdurig kunnenwordenvolgehouden. Bewegingsprogramma's voor ouderen zouden voornl gericht moeten zijn op mobiliteit, in de vorm van het verplaatsenvan het gehele lich:ulm en handvaardigheid. Vanuit een evolutie-biologischevisie is inzicht verkregenin de motorischekenmerken van de mens in zijn verschillende levensfasen.Deze kennis is benut voor het ontwe{pen van bewegingsprogramma's die bijdragen aan een ontogenetische ontwikkeling die accordeertmet de genetischeuitrusting van de mens. Deze bijdragen aan bewegingsprogrammfl'svoor lichamelijke opvoeding en de sport kunnen geëvalueerdworden met behulp van de theorie-gestuurdeevaluatie-methodiek volgens Chen. Aannemelijk is gemaakt dat de bijdragen aan doelstellingen, opbouw, dosering en implementatievan bewegingsprogramma'svoor alle leeftijden op een logisch consistenfemanier rekening houden met de erfelijke aanleg van de mens voor een groot aanta.lmotorischekenmerken.De bijdragen aan doelstellingen en in het verlengde daarvan aím ontwerpen voor bewegingsprogramma'szijn toetsbarrmet betrekking tot de effectenervan op de motorischefitheid. Dank zij de evolutionaire ontwikkeling in het algemeenen die van de menselijke motoriek in het bijzonder is een interdisciplinaire fheorie over het menselijk bewegenmogelijk.
20r