1.1 Leefwijze jagers-verzamelaars Tijd van jagers & boeren - Prehistorie - Tot 3.000 v. Chr. Basiskennis: Nomaden + nauwelijks verschil in aanzien, bezit en macht
1.2 Landbouwrevolutie + landbouw Tijd van jagers & boeren - Prehistorie - Tot 3.000 v. Chr. Basiskennis: Sedentair (vaste woonplaats) + beginnend verschil in aanzien, bezit en macht
1.3 Eerste stedelijke gemeenschappen Tijd van jagers & boeren - Prehistorie - Tot 3.000 v. Chr. Basiskennis: Landbouwoverschot + (gevolg =) specialisatie (bestuur, schrift enz.)
2.1 Grieks politiek + wetenschappelijk denken Tijd van Grieken & Romeinen - Oudheid - 3.000 v. Chr. - 500 Basiskennis: Filosofie als reactie op polytheïstische godsdienst + Griekse bestuursvormen
2.2 Romeins imperium + cultuur verspreiding Tijd van Grieken & Romeinen - Oudheid - 3.000 v. Chr. - 500 Basiskennis: Omvang Romeinse rijk (expansie) + Romanisering
2.3 Griekse-Romeinse vormentaal (kunst) Tijd van Grieken & Romeinen - Oudheid - 3.000 v. Chr. - 500 Basiskennis: Grieks-Romeinse mengcultuur + klassiek + zuilen
2.4 Confrontatie Germanen + Romeinen Tijd van Grieken & Romeinen - Oudheid - 3.000 v. Chr. - 500 Basiskennis: Romanisering + militair bondgenootschap + volksverhuizingen
2.5 Ontwikkeling Jodendom & Christendom Tijd van Grieken & Romeinen - Oudheid - 3.000 v. Chr. - 500 Basiskennis: Monotheïsme + Fases Christendom in Rome (verboden – vrij – staatsgodsdienst)
3.1 Ontstaan + verspreiding Islam Tijd van monniken & ridders - Vroege middeleeuwen - 500-1000 Basiskennis: Monotheïsme + landbouwstedelijk + verspreid tot in Spanje & Frankrijk
3.2 Van landbouwstedelijk naar landbouw Tijd van monniken & ridders - Vroege middeleeuwen - 500-1000 Basiskennis: West-Europa + domein-/hofstelsel + horigen + herendienst + autarkie
3.3 Feodale verhouding Tijd van monniken & ridders - Vroege middeleeuwen - 500-1000 Basiskennis: Leenheer + leenman (vazal) + eed van trouw + adel (standenmaatschappij)
3.4 Verspreiding Christendom Tijd van monniken & ridders - Vroege middeleeuwen - 500-1000 Basiskennis: Bekeren + kerstenen + missionarissen + heidenen Verschil met 4.5 (Christelijke expansie): 3.4 = mensen bekeren = omvang geloof vergroten - 4.5 land terug veroveren = kruistocht
4.1 Herleving landbouwstedelijk Tijd van steden & staten - Late middeleeuwen – 1000-1500 Basiskennis: Landbouwoverschot + specialisatie (handel + ambacht) + gilden
4.2 Stedelijke burgerij & Zelfstandige steden Tijd van steden & staten - Late middeleeuwen – 1000-1500 Basiskennis: Stadsrecht (privilege) Onderdeel van een context: precieze beheersing noodzakelijk
4.3 Staatsvorming & centralisatie Tijd van steden & staten - Late middeleeuwen – 1000-1500
Basiskennis: Ambtenarij + legers maken deze processen mogelijk Centralisatie (vanuit 1 punt besturen) + staatsvorming (eenheid in regels) Onderdeel van een context: precieze beheersing noodzakelijk
4.4 Conflict wereldlijke & geestelijke macht Tijd van steden & staten - Late middeleeuwen – 1000-1500 Basiskennis: Geestelijk = kerk (paus) + wereldlijk = bestuur over een gebied (koning/keizer) Investituursstrijd
4.5 Christelijke expansie Tijd van steden & staten - Late middeleeuwen – 1000-1500 Basiskennis: Kruistochten + kruisvaarders + pelgrims Verschil met 3.4 (Verspreiding Christendom): 3.4 = mensen bekeren = omvang geloof vergroten - 4.5 land terug veroveren = kruistocht
5.1 Renaissance + Heroriëntatie oudheid Tijd van ontdekkers & hervormers - Vroeg moderne tijd - 1500-1600
Basiskennis: Humanisme + nieuw wereld- & mensbeeld + klassieke bronnen/kunst Verschil met andere cultureel-wetenschappelijke aspecten 6.4 (Wetenschappelijke revolutie) & 7.1 (Verlichting): 5.1 = Kritische houding op middeleeuwen met als voornaamste bron de oudheid – Geen kritiek op oudheid 6.4 = Nadruk op vinden van natuurwetten (Empirisme) (bijv. zwaartekracht) – Wel kritiek op oudheid 7.1 = Nadruk op ratio – vraagstuk beredeneren met verstand – OOK positie van de mens (vrij- & gelijkheid)
5.2 Europese expansie Tijd van ontdekkers & hervormers - Vroeg moderne tijd - 1500-1600 Basiskennis: Ontdekkingsreizen + expansie + motieven: Cultuur = bekeren - economie = grondstoffen - politiek = uitbreiding land (macht)
5.3 Reformatie (kerkhervorming) Tijd van ontdekkers & hervormers - Vroeg moderne tijd - 1500-1600 Basiskennis: Protestantisme + ketters + aflaten + Maarten Luther (stellingen) + bijbel = de bron! Geen extra’s zoals priesters en beelden van heiligen
Onderdeel van een context: precieze beheersing noodzakelijk
5.4 Nederlandse opstand Tijd van ontdekkers & hervormers - Vroeg moderne tijd - 1500-1600 Basiskennis: Verzet tegen centralisatie & kettervervolging van Spaanse koning + 7 gewesten zweren koning af en worden Republiek Onderdeel van een context: precieze beheersing noodzakelijk!
6.1 Wereldeconomie Tijd van regenten & vorsten - Vroeg moderne tijd - 1600-1700 Basiskennis: Gouden Eeuw + handelskapitalisme + VOC + stapelmarkt Onderdeel van een context: precieze beheersing noodzakelijk!
6.2 Bijzondere plaats van de Republiek Tijd van regenten & vorsten - Vroeg moderne tijd - 1600-1700 Basiskennis: Waarom bijzonder? politiek = republiek met onafhankelijke gewesten – economisch = Gouden Eeuw – cultureel = gewetensvrijheid + multicultureel + bloei in kunst
Onderdeel van een context: precieze beheersing noodzakelijk!
6.3 Absolutisme Tijd van regenten & vorsten - Vroeg moderne tijd - 1600-1700 Basiskennis: Absolutisme + Droit Divin + mercantilisme + centralisatie + staatsgodsdienst
Onderdeel van een context: precieze beheersing noodzakelijk!
6.4 Wetenschappelijke revolutie Tijd van regenten & vorsten - Vroeg moderne tijd - 1600-1700
Basiskennis: Empirisme + natuurwetten Verschil met andere cultureel-wetenschappelijke aspecten 5.1 (Renaissance) & 7.1 (Verlichting): 5.1 = Kritische houding op middeleeuwen met als voornaamste bron de oudheid – Geen kritiek op oudheid 6.4 = Nadruk op vinden van natuurwetten (Empirisme) (bijv. zwaartekracht) – Wel kritiek op oudheid 7.1 = Nadruk op ratio – vraagstuk beredeneren met verstand – OOK positie van de mens (vrij- & gelijkheid)
7.1 De Verlichting Tijd van pruiken & revolutie - Vroeg moderne tijd - 1700-1800 Basiskennis: Rationalisme – kritisch op godsdienst, standenmaatschappij & wijze van bestuur (zie voorbeelden denkbeelden hierboven) Verschil met andere cultureel-wetenschappelijke aspecten 5.1 (Renaissance) & 6.4 (Wetenschappelijke revolutie): 5.1 = Kritische houding op middeleeuwen met als voornaamste bron de oudheid – Geen kritiek op oudheid 6.4 = Nadruk op vinden van natuurwetten (Empirisme) (bijv. zwaartekracht) – Wel kritiek op oudheid 7.1 = Nadruk op ratio – vraagstuk beredeneren met verstand – OOK positie van de mens (vrij- & gelijkheid)
7.2 Ancien regiem & Verlicht absolutisme Tijd van pruiken & revolutie - Vroeg moderne tijd - 1700-1800 Basiskennis: Combinatie van absolutisme en verlichte ideeën, dus: een vorst die boven de wet staat, maar verlichte ideeën toepast.
Ancien regiem zijn de ‘oude’ machthebbers (koning + adel) zij kregen kritiek in de verlichting, maar sommige paste de verlichting toe om hun positie te handhaven. Bekend voorbeeld: Frederik de Grote
7.3 Democratische revoluties Tijd van pruiken & revolutie - Vroeg moderne tijd - 1700-1800 Basiskennis: Franse + Amerikaanse + Bataafse revolutie, waarin veelal de verlichte ideeën met geweld worden doorgevoerd. Frankrijk: afschaffing standenmaatschappij + absolutisme Amerika: geen kolonie meer van Britse kroon Bataafse: toepassing verlichte ideeën in Nederland
7.4 Slavenhandel & Abolitionisme Tijd van pruiken & revolutie - Vroeg moderne tijd - 1700-1800 Basiskennis: Transatlantische slavenhandel + driehoekshandel Abolitionisme = streven naar afschaffen slavernij
8.1 Industriële revolutie Tijd van burgers & stoommachines – Moderne tijd - 1800-1900
Basiskennis: Begonnen in Engeland daarna verspreid over Europa Door stoommachine werd industrialisatie mogelijk, daardoor vergroting productie + transportrevolutie (stoomtrein & -boot)
8.2 Politieke Ismen Tijd van burgers & stoommachines – Moderne tijd - 1800-1900
Basiskennis: Ismen = politieke stroming Opkomend in 19e eeuw: liberalisme (vrijheid), nationalisme (staat versterken/eigen staat willen) & conservatisme (behouden) Overige ismen passen beter bij andere aspecten Socialisme (8.3) Imperialisme (8.6) Confessionalisme & Feminisme (8.4) Communisme, Fascisme & Nationaal-Socialisme (9.3)
8.3 Sociale kwestie (Socialisme) Tijd van burgers & stoommachines – Moderne tijd - 1800-1900 Basiskennis: Weerstand tegen slechte leef- & werksituatie voor arbeiders door industrialisatie Vakbonden - Kritiek op rijke leefwijze frabrieksbazen (onnodige ongelijkheid) Socialisten streven naar gelijke behandeling in het bijzonder voor de arbeider
Overige ismen passen beter bij andere aspecten
Liberalisme, Nationalisme & Conservatisme (8.2) Imperialisme (8.6) Confessionalisme & Feminisme (8.4) Communisme, Fascisme & Nationaal-Socialisme (9.3)
8.4 Democratisering Tijd van burgers & stoommachines – Moderne tijd - 1800-1900 Basiskennis: Een grotere rol voor burgers in het politieke proces Census kiesrecht (stemmen als je een bepaald inkomen hebt)
Algemeen kiesrecht (stemmen voor zowel man als vrouw)
8.5 Emancipatiebewegingen (Feminisme & Confessionalisme) Tijd van burgers & stoommachines – Moderne tijd - 1800-1900 Basiskennis: Ismen die streven naar gelijke behandeling rechten van een bepaalde groep Feminisme: gelijke behandeling en rechten voor vrouwen
Confessionalisme: vooral in NL proberen protestanten en katholieken een gelijk aandeel te krijgen in politiek en samenleving
8.6 Modern Imperialisme als gevolg van de industrialisatie Tijd van burgers & stoommachines – Moderne tijd - 1800-1900 Basiskennis: Europese landen voegen Afrikaanse en Aziatische landen aan hun rijk toe Kolonies – vergroten rijk (imperium) Politiek motief: groot rijk = grote politieke speler in de wereld (macht) Economische motief: grondstoffen voor industrie + nieuwe verkoopmarkten
9.1 Het voeren van de twee wereldoorlogen Tijd van wereldoorlogen – Moderne tijd - 1900-1950 Basiskennis: Wereldoorlog I = 1914-1918 Wereldoorlog II = 1939-1945 Beide totale oorlogen
9.2 Bezetting van Nederland in WO II Tijd van wereldoorlogen – Moderne tijd - 1900-1950 Basiskennis: Wereldoorlog I = NL neutraal Wereldoorlog II = 1940-1945 Collaboratie (meewerken met bezetter) + verzet
9.3 Verwoesting door massavernietigingswapens & betrokkenheid van burgers bij oorlog (totale oorlog) Tijd van wereldoorlogen – Moderne tijd - 1900-1950 Basiskennis: De ontwikkeling dat oorlog voor iedereen gaat gelden niet alleen voor soldaten Kracht wapens neemt toe -> veel schade + slachtoffers Inzet burgers, productiemiddelen, media & voedsel = voor de oorlog
9.4 Totalitaire systemen Tijd van wereldoorlogen – Moderne tijd - 1900-1950 Basiskennis: Totalitaire staat (overheid beheerst leven van mensen volledig door) censuur + propaganda + dwang/geweld
Voorbeeld: Fascisme (Italië) – Nationaal-Socialisme (Nazi’s) – Communisme (SU)
9.5 Propaganda, communicatiemiddelen & massaorganisatie Tijd van wereldoorlogen – Moderne tijd - 1900-1950 Basiskennis: Massa’s mensen beïnvloeden met propaganda (politieke reclame) veelal met massamedia, zoals radio en televisie (nu ook: internet) maar ook massabijeenkomsten (partijdagen)
9.6 Crisis van het wereldkapitalisme Tijd van wereldoorlogen – Moderne tijd - 1900-1950 Basiskennis: Forse daling aandelen in VS (Beurskrach) 1929 - Depressie - Slaat over naar Europa In Europa speelt dit o.a. het Nationaal-Socialisme in de kaart Afbeelding benadrukt verschillen: reclame voor auto’s (voor crisis) & massale werkloosheid na de crisis (na de crisis)
9.7 Racisme en discriminatie die leiden tot genocide (volkerenmoord) Tijd van wereldoorlogen – Moderne tijd - 1900-1950 Basiskennis: Holocaust = volkerenmoord op de Joden tijdens WO II Antisemitisme = Jodenhaat
9.8 Verzet (in kolonies) tegen imperialisme Tijd van wereldoorlogen – Moderne tijd - 1900-1950 Basiskennis: In Afrika en Azië komen de eerste vormen van verzet tegen Europese overheersing Dit wordt Aziatisch en Afrikaans nationalisme genoemd (eigen staat willen zijn)
Dit aspect past in een drieluik: 8.6 = Begin van de overheersing door Europa (modern imperialisme) 9.8 = Verzet tegen dit modern imperialisme (vervolgstap van 8.6) 10.1 = Dekolonisatie, kolonies komen los van Europa (vervolgstap van 9.8)
10.1 Dekolonisatie Tijd van televisie en computers – Moderne tijd – 1950-heden Basiskennis: Aziatische en Afrikaanse landen komen op eigen benen te staan (onafhankelijk) Breekpunt = WO II - Door de oorlog kon Europa kolonies niet meer onderhouden
Dit aspect past in een drieluik: 8.6 = Begin van de overheersing door Europa (modern imperialisme) 9.8 = Verzet tegen dit modern imperialisme (vervolgstap van 8.6) 10.1 = Dekolonisatie, kolonies komen los van Europa (vervolgstap van 9.8)
10.2 Ideologische blokvorming + wapenwedloop (Koude oorlog) Tijd van televisie en computers – Moderne tijd – 1950-heden Basiskennis: Aan dit aspect is een volledige context gewijd, dus precieze beheersing Wapenwedloop = wedstrijd om de beste bewapening
10.3 Welvaart & sociaal-culturele veranderingen Tijd van televisie en computers – Moderne tijd – 1950-heden Basiskennis: Economisch herstel na WOII zorgt voor meer welvaart in NL (eigen tv e.d.) hierdoor kunnen mensen zich onafhankelijker van hun overheid gedragen Gevolg: individualisering – protestgeneratie (kritisch overheid) – 2e feminisme
Dit past bij de verplichte voorbeelden: bestorming Felix Meritis (protest) + protesten tegen de plaatsing van kernwapens
10.4 Europese eenwording Tijd van televisie en computers – Moderne tijd – 1950-heden Basiskennis: Europese Unie – Euro – Samenwerking komt op vanaf jaren ’50 versterkt door de lessen van WO II en de Koude oorlog
10.5 Multiculturele samenleving Tijd van televisie en computers – Moderne tijd – 1950-heden Basiskennis: Ontstaan in NL als gevolg van de mensen die kwamen uit de voormalige kolonies + de gastarbeiders
Oefenvragen kenmerkende aspecten 1. Wat zijn de 3 wetenschappelijk aspecten uit de Vroeg Moderne tijd? En wat is inhoudelijk het belangrijkste verschil daartussen? 2. Wat zijn de 3 Christelijke aspecten in de middeleeuwen + wat is het belangrijkste inhoudelijke verschil?
3. Leg uit dat de eerste 4 aspecten van ontdekkers en hervormers symbool staan voor het begin van een nieuwe tijd (Vroeg moderne tijd). 4. Welke aspecten zijn allebei van toepassing op Nazi-Duitsland & de SU + waarom? 5. Wat zijn de kolonisatie aspecten en wat verband tussen deze aspecten? 6. Koppel een aspect aan ieder isme: socialisme, feminisme & fascisme.