RAAD VAN TUCHT VERENIGING VAN REGISTERCONTROLLERS Datum uitspraak: 23 april 2012 Zaaknummers: RvT2011-001, RvT2011-002 en RvT2011-003
1. de heer [klager sub 1], wonende te [woonplaats 1];
2. de heer [klager sub 2], wonende te [woonplaats 2]; en
3. de heer [klager sub 3], wonende te [woonplaats 3]
KLAGERS
tegen
de heer [betrokkene], RC, wonende [te woonplaats 4]
BETROKKENE
1.
Verloop van de procedure
1.1
De Raad van Tucht (“Raad”) heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder: -
het op 1 april 2011 ingekomen klaagschrift van [klager sub 1], inclusief 2 producties;
-
het op 3 april 2011 ingekomen klaagschrift van [klager sub 3], inclusief 1 productie;
-
het op 25 april 2011 ingekomen klaagschrift van [klager sub 2] van 22 april 2011, inclusief 6 producties;
-
het op 11 mei 2011 ingekomen verweerschrift van [betrokkene] van 10 mei 2011 tegen de klachten van [klager sub 1] en [klager sub 3], inclusief 15 producties, alsmede een aanvulling daarop van diezelfde datum, inclusief 1 productie;
1
-
het op 10 juni 2011 ingekomen nadere verweerschrift van betrokkene van 10 juni 2011 tegen de klacht van [klager sub 2], inclusief 14 producties;
-
de op 12 oktober 2011 ingekomen repliek van [klager sub 2], inclusief 4 producties;
-
de op 13 oktober 2011 ingekomen repliek van [klager sub 1], inclusief 1 productie;
-
de op 18 november 2011 ingekomen dupliek van betrokkene van 17 november 2011 (gedateerd 17 oktober 2011) tegen de repliek van [klager sub 2] en [klager sub 1], inclusief 6 producties; en
-
de op 12 december 2011 nader ingekomen stukken van [klager sub 2], inclusief 4 producties.
1.2
Vanwege hun onderlinge samenhang zijn de klachten van klagers in een gevoegde, besloten zitting van de Raad op 13 december 2011 behandeld. Klagers waren daarbij in persoon aanwezig. Betrokkene had eerder (in ieder geval bij dupliek) aan de voorzitter van de Raad laten weten niet aanwezig te kunnen zijn bij de mondelinge behandeling in verband met een gebrek aan financiële middelen. Betrokkene is buiten Nederland woonachtig en verkeert in staat van faillissement (zie sub 2.5 hieronder). Aan betrokkene is daarom door de voorzitter van de Raad conform artikel 4.9
van
het
reglement
van
de
Raad
van
de
Vereniging
voor
Registercontrollers (“Reglement”) ontheffing verleend van de verplichting aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling. Tijdens de mondelinge behandeling hebben klagers hun standpunten toegelicht en geantwoord op de vragen van de Raad. 1.3
De Raad heeft betrokkene vervolgens in staat gesteld nog schriftelijk te reageren op de op 12 december 2011 nader ingediende stukken van [klager sub 2]. Betrokkene heeft daarvan gebruik gemaakt door toezending op 29 en 30 december 2011 van nadere stukken, inclusief producties (ongenummerd).
2.
Vaststaande feiten en omstandigheden Op grond van de gewisselde stukken, aan de hand van het verhandelde ter zitting, en op grond van wat als vaststaand kan worden aangemerkt door eigen waarneming of op basis van onvoldoende (gemotiveerd) weersproken stellingen, stelt de Raad het volgende vast: Vennootschappelijke verhoudingen
2
2.1
De vennootschappen [B.V. A] en [B.V. B], beide statutair gevestigd te Rotterdam, ontplooiden activiteiten op het gebied van creditmanagement en debiteurenbeheer. [B.V. A] en [B.V. B] incasseerden vorderingen van en namens derden. Betrokkene en [klager sub 1] waren bestuurder van [B.V. B]. [klager sub 3] was (indirect) bestuurder van [B.V. A]. Betrokkene behartigde als werknemer van [B.V. A] de financiële en operationele belangen van de vennootschap. Met ingang van 2007 werden de commerciële activiteiten van [B.V. A] overgeheveld naar [B.V. B]. Betrokkene behartigde sindsdien ook de financiële en operationele belangen van [B.V. B]. Betrokkene is per 1 januari 2010 in dienst getreden van [B.V. B]. [B.V. A] is op 12 januari 2010 in staat van faillissement verklaard, waarna op 8 maart 2011 [B.V. B] in staat van faillissement is verklaard.
2.2
De [Stichting Derdengelden A] en [Stichting Derdengelden B] zijn opgericht om de gelden die door [B.V. A] respectievelijk [B.V. B] werden geïncasseerd namens hun opdrachtgevers te ontvangen, te beheren en te betalen. [klager sub 2] en [klager sub 3] zijn beide bestuurder van [Stichting Derdengelden A]; betrokkene en [klager sub 3] zijn beide bestuurder
van
[Stichting
Derdengelden
B].
Betrokkene
was
gevolmachtigd om de bankrekeningen van zowel [Stichting Derdengelden A] als [Stichting Derdengelden B] te beheren. Betrokkene 2.3
Betrokkene is enig bestuurder van [N.V. C], een formeel buitenlandse vennootschap naar het recht van de Nederlandse Antillen. Uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel voor Amsterdam blijkt dat [N.V. C] is opgeheven met ingang van 15 juli 2005. Uit een uittreksel van het Curaçao Commercial Register blijkt dat de vennootschap die onder het registratienummer […] aldaar eerder stond ingeschreven als [N.V. C] thans
onder
hetzelfde
registratienummer
staat
ingeschreven
als
naamloze vennootschap [N.V. D]. Betrokkene staat ingeschreven als bestuurder van [N.V. D]. 2.4
Tegen betrokkene is onder meer door [klager sub 3] namens zichzelf, [Stichting Derdengelden B] althans [Stichting Derdengelden A] aangifte gedaan bij de politie ter zake van verduistering.
2.5
Betrokkene is op [datum] door het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao in staat van faillissement verklaard. Geldstromen
2.6
Klagers (maar in ieder geval [klager sub 2]) hebben gesteld dat verschillende bankrekeningen van betrokkene, [N.V. C] en/of andere
3
door betrokkene gecontroleerde vennootschappen zijn gebruikt om de door [B.V. A] namens derden geïncasseerde gelden (in ieder geval tijdelijk) onder te brengen. In plaats van deze gelden in de voor dat doel opgerichte [Stichting Derdengelden A] onder te brengen, zijn deze gelden doorgestort van [Stichting Derdengelden A] naar in ieder geval de bankrekeningen
met
de
nummers
[rekeningnummer
1],
[rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] ten name van [N.V. C], en de bankrekening met het nummer [rekeningnummer 4] ten name van betrokkene in privé. Betrokkene heeft deze gelden vervolgens benut voor het voldoen van financiële verplichtingen van [B.V. A] c.q. [B.V. B], waaronder salarissen, management fees en crediteuren. Betrokkene heeft in de toelichting bij door hem op 30 december 2011 nader ingediende stukken erkend dat hij op de hoogte was van deze transacties, onder meer omdat deze transacties via bankrekeningen van [N.V. C] en betrokkene hebben gelopen. 2.7
Klagers en betrokkene hebben de geldstromen op deze wijze opgezet, omdat een of meerdere opdrachtgever(s) van [B.V. A] (waaronder in ieder geval UPC), die de incasso van vorderingen op haar klanten aan [B.V. A] had uitbesteed, dreigde met het leggen van beslag onder [B.V. A] en/of [Stichting Derdengelden A] althans op de bankrekening(en) van (een van) deze vennootschappen. Door de namens derden geïncasseerde gelden over te boeken naar bankrekeningen van [N.V. C] althans betrokkene in privé, beoogden klagers en betrokkene om deze gelden te onttrekken aan een eventueel met succes gelegd beslag door een of meerdere opdrachtgever(s) van [B.V. A] (waaronder in ieder geval UPC).
3.
Klacht De klacht komt er in de kern op neer dat betrokkene wederrechtelijk gelden zou hebben onttrokken aan [B.V. B], [Stichting Derdengelden B], [B.V. A] en/of [Stichting Derdengelden A], en zichzelf, althans onder zijn beheer
staande
rechtspersonen,
met
deze
gelden
zou
hebben
bevoordeeld. 4.
Gronden van de beslissing
4.1
[klager sub 1] en [klager sub 3] stellen beiden in hun klacht dat zij er “gemakshalve” van uit gaan dat er een kleine EUR 400.000 door betrokkene zou zijn verduisterd. Zij onderbouwen deze stelling niet nader, bijvoorbeeld door middel van stukken waaruit zou blijken dat sprake zou zijn van onrechtmatige onttrekkingen op deze schaal door betrokkene. De processen-verbaal van de overgelegde aangiftes bij de politie, die zijn gebaseerd op dezelfde of soortgelijke stellingen, zijn in ieder geval onvoldoende onderbouwing van de gestelde verduistering.
4
4.2
In zijn brief van 12 december 2011 stelt [klager sub 2] dat betrokkene een bedrag van in totaal tenminste EUR 1.000.570,80 onrechtmatig zou hebben onttrokken aan [Stichting Derdengelden A]. Deze stelling onderbouwt [klager sub 2] met verwijzing naar een door hemzelf opgesteld overzicht (overigens gedateerd 3 september 2011) van onrechtmatige
overboekingen
die
betrokkene
vanuit
[Stichting
Derdengelden A] naar rekeningen van [N.V. C] althans betrokkene in privé zou hebben uitgevoerd. 4.3
Naar het oordeel van de Raad hebben klagers met hun stellingen dat betrokkene
(al
dan
niet
namens
[N.V.
C])
de
namens
derden
geïncasseerde gelden onrechtmatig zou hebben onttrokken aan [Stichting Derdengelden B] dan wel [B.V. B] in het geheel niet aan hun stelplicht voldaan, terwijl ook overigens niet uit de overgelegde stukken blijkt van enige onrechtmatige onttrekking door betrokkene. Voor dit deel verklaart de Raad de klacht dan ook ongegrond. 4.4
Naar het oordeel van de Raad hebben klagers hun stellingen dat betrokkene
(al
dan
niet
namens
[N.V.
C])
de
namens
derden
geïncasseerde gelden onrechtmatig zou hebben onttrokken aan [Stichting Derdengelden A] dan wel [B.V. A] onvoldoende onderbouwd. Waar relevant heeft betrokkene deze stellingen van klagers voorts voldoende (gemotiveerd) weersproken. Mede aan de hand van de door betrokkene overgelegde rekeningafschriften concludeert de Raad dat er geen althans in elk geval te weinig aanknopingspunten zijn om te kunnen concluderen dat betrokkene (al dan niet namens [N.V. C]) gelden na ontvangst zou hebben
aangewend
voor een
ander doel
dan
beoogd, te weten
doorstorting naar en/of betalingen ten behoeve van [B.V. A]. Naar het oordeel van Raad is aldus onvoldoende komen vast te staan dat betrokkene op onrechtmatige wijze gelden aan [Stichting Derdengelden A] dan wel [B.V. A] zou hebben onttrokken. Voor dit deel verklaart de Raad de klacht dan ook ongegrond. 4.5
Wel is de Raad van oordeel dat betrokkene (al dan niet handelend namens [N.V. C]) zijn medewerking heeft verleend aan een constructie waarbij de namens derden geïncasseerde gelden van (in ieder geval) [Stichting Derdengelden A] (tijdelijk) bij betrokkene althans een door betrokkene gecontroleerde vennootschap zijn gestald, met als doel om te voorkomen dat deze gelden zouden worden geraakt door een mogelijk succesvol beslag door een opdrachtgever van [B.V. A].
4.6
De Raad is van oordeel dat betrokkene, door zijn medewerking te verlenen aan de hiervoor geschetste constructie met geldstromen, de beginselen van objectiviteit (artikel 2.3 Gedragscode) en professioneel
5
gedrag (artikel 2.6 Gedragscode) heeft geschonden, welke beginselen betrokkene als registercontroller wel in acht had moeten nemen. 4.6.1
Betrokkene had zich als registercontroller niet zodanig mogen laten beïnvloeden door derden (waaronder begrepen klagers) door zich in te laten met, althans medewerking en/of uitvoering te verlenen aan, de hierboven geschetste constructie met geldstromen. In het bijzonder had betrokkene in ieder geval moeten nalaten om zijn privérekeningen althans rekeningen van [N.V. C] voor bovengenoemd doel aan te wenden. Daar komt bij dat op betrokkene de plicht rustte om alle relaties te mijden die zijn onafhankelijke en professionele oordeel op ongewenste wijze zouden kunnen beïnvloeden. Ook dit heeft betrokkene nagelaten. Betrokkene heeft in dit kader dan ook onvoldoende objectiviteit betracht, waartoe hij op grond van artikel 2.3 Gedragscode wel gehouden was.
4.6.2
Door zich in te laten met de hierboven geschetste constructie met geldstromen, heeft betrokkene tevens nagelaten zich te onthouden
van
elk
handelen
dat
het
beroep
van
registercontroller in diskrediet brengt. Betrokkene heeft in dit kader dan ook gehandeld in strijd met het beginsel van professioneel gedrag en daarmee artikel 2.6 Gedragscode geschonden. 4.7
Betrokkene stelt zich nog op het standpunt dat alle transacties van [Stichting Derdengelden A] in opdracht van [klager sub 2] en [klager sub 3]
(als
bestuurders
van
[Stichting
Derdengelden
A])
hebben
plaatsgevonden en dat betrokkene slechts als gevolmachtigde van [Stichting Derdengelden A] heeft gehandeld. Voor zover betrokkene hiermee
enige
verantwoordelijkheid
voor
het
uitvoeren
van
deze
transacties wil afwentelen op anderen dan hemzelf, slaagt betrokkene hierin niet. Het handelen door betrokkene in opdracht althans als gevolmachtigde doet immers geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid die betrokkene als registercontroller heeft te dragen voor zijn eigen handelen in die hoedanigheid. Betrokkene dient te allen tijde de Gedragscode na te leven. De Raad toetst het handelen van betrokkene als registercontroller aan de Gedragscode. Het is aan de civiele rechter om te beoordelen of en in hoeverre klagers in deze omstandigheden enige blaam treft; de Raad is niet bevoegd, en ziet het ook niet als haar taak, daarover een oordeel uit te spreken. 4.8
De Raad is van oordeel dat de klacht van klagers tegen betrokkene in zoverre gegrond is, dat betrokkene de beginselen van objectiviteit (artikel
2.3
Gedragscode)
en
6
professioneel
gedrag
(artikel
2.6
Gedragscode) heeft geschonden door zich als registercontroller in te laten met, althans medewerking en/of uitvoering te verlenen aan, de hierboven geschetste constructie met geldstromen. 5.
De beslissing De Raad verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en legt aan betrokkene een schriftelijke waarschuwing op.
Aldus beslist door mr. T. van Wijngaarden (voorzitter), mr. M.M. Nelisse (lid-RC), prof. dr. D.M. Swagerman (lid niet-RC), in aanwezigheid van mr. drs. R.R. de Haan (secretaris), en uitgesproken op 23 april 2012.
[was ondertekend]
[was ondertekend]
_______________________________ voorzitter
_______________________________ secretaris
7
Hoger beroep Tegen deze eindbeslissing van de Raad kan op grond van artikel 10 Reglement hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van Beroep door: a.
de klager(s), nu de klacht ten dele ongegrond is verklaard;
b.
de betrokkene; en
c.
het bestuur van de VRC.
Het beroepschrift dient - op straffe van nietigheid c.q. niet-ontvankelijkheid binnen dertig (30) dagen na datering van de uitspraak van de Raad te zijn ontvangen door het secretariaat van de Raad van Beroep van het beroepschrift. Het beroep wordt ingesteld bij een met redenen omkleed en ondertekend beroepschrift. Het beroepschrift dient digitaal bij het secretariaat van de Raad van Beroep, tezamen met een afschrift van de beslissing waartegen het beroep is gericht, te worden ingediend.
8