Statenvoorstel nr. PS/2004/1019 Programmabegroting 2005 c.a. Het Presidium stelt voor Statenvoorstel nr. PS/2004/1019 te behandelen in: • de Statencommissie Ruimte en groen op: 13 oktober 2004 om 09.30 • de Statencommissie Zorg en cultuur op: 13 oktober 2004 om 09.30 • de Statencommissie Verkeer, milieu en water op: 13 oktober 2004 om 13.30 • de Statencommissie Economie en bestuur op: 13 oktober 2004 om 13.30 • de vergadering van Provinciale Staten op: 10 november 2004
uur uur uur uur
Jaargang
Datum
Ons ken merk
Inlichtingen bij
2004-52
27 september 2004
MI/2004/1125
de heer H. Dalvoorde, telefoon 038 425 19 12
Aan Provinciale Staten
Onderwerp Programmabegroting 2005 c.a. en Leeswijzer Programmabegroting 2005. Bijlagen I. Ontwerpbesluit nr. PS/2004/1019 (bijgevoegd) II. Leeswijzer Programmabegroting 2005 (bijgevoegd) III. Programmabegroting 2005 (bijgevoegd) IV. Meerjarenramingen 2005-2008/Bijlagen bij de begroting 2005 (bijgevoegd) V. Productbegroting 2005 (ligt ter inzage in de bibliotheek) (Niet bijgevoegde bijlagen zijn voor Statenleden op te vragen via e -mail ‘statenstukken@prv -overijssel.nl’)
1
Samenvatting
Hierbij bieden wij u de Programmabegroting 2005 c.a. aan. Kern van deze begroting vormen de programma’s, de verplichte paragrafen en de financiële begroting, waarvan het budgettaire perspectief deel uitmaakt. De Programmabegroting 2005 is de tweede begroting sinds de invoering van het dualisme. Wij zijn van mening dat wij met deze begroting een flinke stap voorwaarts hebben gezet in het concreet en afrekenbaar formuleren van te realiseren effecten en prestaties. Via deze begroting stelt u de kaders voor ons college voor het jaar 2005 vast. In het kader van de Jaarrekening 2005 zullen wij verantwoording afleggen over de daadwerkelijk gerealiseerde resultaten.
2
Inleiding en probleemstelling
Hierbij bieden wij u aan de: • Programmabegroting 2005; • Meerjarenramingen 2005-2008/Bijlagen bij de begroting 2005.
2.1
Programmabegroting 2005
De opzet en structuur van de begroting 2005 is gelijk aan die van 2004, het is met name de inhoud die is aangescherpt.
De Programmabegroting bestaat uit een inleiding, de programma’s, de (verplichte) paragrafen en de financiële begroting. In de inleiding wordt kort ingegaan op het instrument Programmabegroting en worden de meest kenmerkende punten van samenhang tussen de programma’s aangegeven. In het hoofdstuk Programmaplan wordt per programma gestart met een korte inleiding c.q. verantwoording van het ‘bestaansrecht’ van het programma. Daarna bevat de paragraaf Ontwikkelingen de meest relevante actuele ontwikkelingen die van invloed zijn op hetgeen we binnen een programma willen bereiken. Deze paragraaf mondt logischerwijs uit in de paragraaf wat willen we bereiken, wat gaan we doen en wat gaat het kosten. Deze paragraaf bevat de doelstellingen (waarbij een programma wordt onderverdeeld naar hoofd- en subdoelstellingen) van het provinciale beleid, geeft aan de hand van indicatoren aan welk resultaat we willen bereiken en geeft kort aan wat we gaan doen om deze te realiseren. Ten slotte wordt aangegeven welke producten tot het programma behoren en wat hiervan de baten en de lasten zijn. Het nieuwe Besluit Begroting en Verantwoording is nu volledig verwerkt in de begroting. Dit weerspiegelt zich onder andere in het hoofdstuk Paragrafen (opvolger Comptabiliteitsvoorschriften 1995). Dit hoofdstuk bevat een aantal (verplichte) dwarsdoorsneden door de begroting. Doel van deze paragrafen is dat onderwerpen, die op verschillende plaatsen in de begroting zijn opgenomen, worden gebundeld in een kort overzicht. Hierdoor krijgt u inzicht in deze, financieel-beheersmatige, aspecten. De verplichte paragrafen bouwen deels voort op bestaande onderdelen uit de begroting, deels zijn deze nieuw. De financiële begroting (hoofdstuk 4) bevat een actualisatie van het budgettair perspectief. De basis hiervoor vormt het financiële beeld zoals vastgesteld bij de Perspectiefnota. Inmiddels hebben zich enkele, per saldo positieve, autonome ontwikkelingen voorgedaan. Een belangrijke autonome ontwikkeling vormt de algemene uitkering uit het Provinciefonds. Op basis van de juni-circulaire en de verwachtingen omtrent de september-circulaire (die met het IPO zijn afgestemd) is nu de verwachting dat de korting op de algemene uitkering mee gaat vallen (ten opzichte van de buffer die wij hadden geraamd). Daarnaast neemt ook de opbrengst motorrijtuigenbelasting toe. Daartegenover staat dat wij u een aantal beleidsintensiveringen/aanvullende voorstellen voorleggen (in paragraaf 4.2.5 van de begroting). Per saldo is sprake van een positief begrotingssaldo. Dit saldo loopt op van € 1,651 miljoen in 2005 tot € 13,014 miljoen in 2008. Bij de behandeling van de Takendiscussie is door Provinciale Staten een motie aangenomen die Gedeputeerde Staten oproepen: • indien rijksbezuinigingen meevallen, de dan beschikbaar komende gelden aan te wenden binnen de programma’s Bereikbaarheid en Economie, in lijn met het Meerjarig Economisch Uitvoeringsperspectief (MEUP) met als focus: stimuleren werkgelegenheid; • met concrete voorstellen te komen die gericht zijn op het stimuleren van werkgelegenheid; • bij de Programmabegroting 2005 en uiterlijk bij de Perspectiefnota 2006, de concrete voorstellen aan Provinciale Staten voor te leggen, ter besluitvorming. Wij stellen voor dat wij bij de Perspectiefnota 2006 met voorstellen komen in lijn met bovenstaande motie. Dit biedt ons tijd voor een zorgvuldige en fundamentele afweging. Als college kiezen wij hierbij een brede insteek over alle programma’s. Wij zullen voorstellen formuleren van substantiële en majeure betekenis. Wij betrekken hierbij de toekomstige besluitvorming inzake (in ieder geval) het nieuwe PVVP, de Nota Sociale Actie, de Nota Wonen en het MEUP. Zoals ook in de Rijksbegroting is aangegeven heeft de provincie zich namens de regio garant gesteld voor een dak op de spoortunnel tot een maximum van € 13 miljoen. Wij stellen daarom voor het saldo 2005 ad € 1,651 miljoen te storten in een ‘Bestemmingsreserve combi-variant Nijverdal’. Het hoofdstuk Provinciale organisatie geeft een kort overzicht van onze organisatie.
2.2
Weerstandsvermoge n
Wij hebben in 2004 een risicoscan laten uitvoeren door een extern adviesbureau. Doel van deze risicoscan was om met behulp van het specifieke risicoprofiel van de provincie de benodigde weerstandscapaciteit te kunnen bepalen. Aandachtspunten in dit onderzoek zijn onder andere geweest de aanwezige risico’s (zowel negatieve als positieve), stille reserves, open-eindregelingen en voorzieningen. Dit onderzoek is vertrouwelijk voor Provinciale Staten ter inzage gelegd.
2
Statenvoorstel nr. PS/2004/1019
Uit het onderzoek is gebleken dat het benodigde weerstandsvermogen € 12 mln bedraagt. Dit wordt meer dan voldoende afgedekt door het aanwezige weerstandsvermogen. Met andere woorden, de provincie Overijssel beschikt over voldoende direct beschikbare weerstandscapaciteit om de financiële consequenties van de geïdentificeerde risico’s te dekken. Hiervoor is het wel nodig dat de omvang van de specifiek voor risico’s benodigde saldireserve met € 0,2 mln wordt opgehoogd (van € 6,8 mln naar € 7,0 mln).
2.3
Aggregatieniveau budgetten
Conform de begroting 2004 zijn in de begroting 2005 per programma de lasten, baten en saldo op productniveau weergegeven. Dit betekent dat u als Staten de budgetten ook op dit niveau vaststelt (en dat budgetoverhevelingen tussen producten via een begrotingswijziging aan u worden voorgelegd). Nu de begroting 2005 veel meer een doelenbegroting is geworden en de kosten per doelstelling zijn bepaald, kan worden overwogen dat u de budgetten niet vaststelt op productniveau, maar op het niveau van hoofddoelstellingen. U geeft ons daarmee de opdracht om een bepaalde doelstelling (waaronder meerdere producten kunnen vallen) binnen een bepaald totaalbudget te realiseren. Dit geeft ons de mogelijkheid om binnen de afgesproken hoofddoelstelling de (product)budgetten daar in te zetten waar die het meeste effect sorteren. Wij hebben deze optie niet in de begroting verwerkt. Wij willen u in de gelegenheid stellen hierover een expliciete uitspraak te doen. Wij stellen voor dat u in de begroting 2006 de lasten en baten op het niveau van hoofddoelstellingen vaststelt (nadat in 2005 meer ervaring wordt opgedaan met de uitvoering/realisatie van de doelenbegroting 2005). Wanneer u hiermee instemt betekent dit bijvoorbeeld voor het programma Bestuur het volgende. Binnen dit programma vallen 7 producten onder de hoofddoelstelling ‘Vergroten van maatschappelijke betrokkenheid’. Voor 2005 worden per product lasten, baten en saldo vastgesteld. In 2006 worden dan in één bedrag lasten, baten en saldo van de hoofddoelstelling opgenomen (de onderliggende 7 producten zijn hierbinnen getotaliseerd). Er zijn overigens ook programma’s (bijvoorbeeld het programma Water) waarvoor dit voorstel geen materiële betekenis heeft, omdat binnen die programma’s al een 1-op-1-relatie bestaat tussen producten en hoofddoelen.
3
Voorstel
Wij stellen u voor het ontwerpbesluit, opgenomen in bijlage I, vast te stellen. Gedeputeerde Staten van Overijssel, voorzitter, G.J. Jansen secretaris, H.A. Timmerman
Statenvoorstel nr. PS/2004/1019
3
4
Statenvoorstel nr. PS/2004/1019
Bijlage I
Ontwerpbesluit nr. PS/2004/1019
Provinciale Staten van Overijssel, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 27 september 2004, kenmerk MI/2004/1125; besluiten: 1.
de Programmabegroting 2005 (inclusief bijlagen) vast te stellen en daarmee te bepalen als inhoudelijk en budgettair kader voor Gedeputeerde Staten;
2.
de Meerjarenramingen 2005-2008 te aanvaarden als grondslag voor het te voeren beleid;
3.
de omvang van het benodigde weerstandsvermogen te bepalen op € 12 miljoen en de omvang van de Saldireserve daartoe op te hogen met € 0,2 miljoen door overheveling vanuit de Algemene reserve;
4.
in de begroting 2006 de budgetten vast te stellen op het niveau van hoofddoelstellingen;
5.
in te stemmen met de in de Programmabegroting 2005 voorgestelde beleidsintensiveringen/ aanvullende voorstellen (zie paragraaf 4.2.5);
6.
in te stemmen met het storten van het saldo van de begroting 2005 ad € 1,651 miljoen in een te vormen ‘Bestemmingsreserve combi-variant Nijverdal’;
7.
in te stemmen met het voorstel dat Gedeputeerde Staten in de Perspectiefnota 2006 voorstellen formuleren conform de bij de behandeling van de Takendiscussie aangenomen motie (waarin Gedeputeerde Staten worden opgeroepen nadere voorstellen met focus werkgelegenheid te formuleren als de rijksbezuinigingen meevallen).
Zwolle, Provinciale Staten voornoemd,
voorzitter,
griffier,
Statenvoorstel nr. PS/2004/1019
5
Bijlage II
Leeswijzer commissiebehandeling Programmabegroting 2005
commissie
portefeuille-
contactpersoon
houders
en tel. nr.
Statencommissie Ruimte en groen H 1
Inleiding
J.W. Klaasen
H. Dalvoorde , 19 12
H 2.1
Inleiding: Opzet van de begroting
J.W. Klaasen
H. Dalvoorde , 19 12
H 2.5
Programma Ruimte, met uitzondering van
T.W. Rietkerk, P. Jansen
E. Karssenberg, 13 38
Programma Landelijk gebied, met uitzondering
P. Jansen, J.G. Kristen,
F. Hoekstra, 16 58
van onderdeel Versterking en behoud van de
T.W. Rietkerk
onderdeel Langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten en/of ggz-cliënten H 2.7
sociale samenhang in de kleine kernen en steden H 4
Financiële begroting
J.W. Klaasen
H. Dalvoorde , 19 12
Statencommissie Verkeer, milieu en water H 1
Inleiding
J.W. Klaasen
H. Dalvoorde , 19 12
H 2.1
Inleiding: Opzet van de begroting
J.W. Klaasen
H. Dalvoorde, 19 12
H 2.4
Programma Water
P. Jansen
F. van Lent, 17 83
T.W. Rietkerk, P. Jansen,
H. Hamstra, 12 46
H 2.10 Programma Milieu
G.J.H. Ranter H 2.11 Programma Bereikbaarheid
J.W. Klaasen
F. van der Laan, 17 06
H 4
J.W. Klaasen
H . Dalvoorde , 19 12
Financiële begroting
Statencommissie Zorg en cultuur H 1
Inleiding
J.W. Klaasen
H. Dalvoorde , 19 12
H 2.1
Inleiding: Opzet van de begroting
J.W. Klaasen
H. Dalvoorde , 19 12
H 2.5
Programma Ruimte, onderdeel langer zelfstandig
G.J.H. Ranter
P. Offenberg, 12 19
Programma Landelijk gebied, onderdeel Verster-
J.G. Kristen, G.J.H. Ranter ,
P. Offenberg, 12 19
king en behoud van de sociale samenhang in de
J.W. Klaasen
wonen voor ouderen, gehandicapten en/of ggz-cliënten H 2.7
kleine kernen en steden H 2 .8
Programma Zorg
G.J.H. Ranter
P. Offenberg, 12 19
H 2.9
Programma Cultuur en Maatschappelijke
J.G. Kristen
P. Offenberg, 12 19
J.W. Klaasen
H. Dalvoorde , 19 12
Ontwikkeling H 4
Financiële begroting
Statencommissie Economie en bestuur H 1
Inleiding
J.W. Klaasen
H. Dalvoorde , 19 12
H 2.1
Inleiding: Opzet van de begroting
J.W. Klaasen
H. Dalvoorde , 19 12
H 2.2
Programma Bestuur
C. Abbenhues, G.J. Jansen,
I. Peelen, 19 15
G.J.H. Ranter, J.W. Klaasen, J.G. Kristen, T.W. Rietkerk H 2.3
Programma Economie en innovatie
C. Abbenhues, P. Jansen
C. Timmer, 15 74
H 2.6
Programma Wervende Steden
J.G. Kristen
I. Peelen, 19 15
G.J. Jansen, G.J.H. Ranter,
I. Peelen, 19 15
H 2.12 Programma Veiligheid
T.W. Rietkerk H 3
Paragrafen
J.W. Klaasen
H. Dalvo orde , 19 12
H 4
Financiële begroting
J.W. Klaasen
H. Dalvoorde , 19 12
H 5
Provinciale organisatie
J.G. Kristen
H. Dalvoorde , 19 12
6
Statenvoorstel nr. PS/2004/1019
Begroting 2005
Programmabegroting Ruimte voor actie
September 2004
Colofon
Datum
September 2004 Oplage
550 Fotografie/Illustraties
Job Boersma Vormgeving
Meindertsma, bureau voor reclame & vormgeving, Zwolle Druk
MPlantijnCasparie, Zwolle Coördinatie en productie
Eenheid Middelen, team Bestuur en Directie Adresgegevens
Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Fax 038 425 26 50 www.prv - overijssel.nl postbus@prv -overijssel.nl
Inhoudsopgave
1
Inleiding
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12
Programmaplan Inleiding: Opzet van de begroting Programma Bestuur Programma Economie & Innovatie Programma Water Programma Ruimte Programma Wervende steden Programma Landelijk gebied Programma Zorg Programma Cultuur & Maatschappelijke Ontwikkeling Programma Milieu Programma Bereikbaarheid Programma Veiligheid
7 7 8 22 33 45 54 59 72 78 85 94 104
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
Paragrafen Inleiding Provinciale heffingen Weerstandsvermogen Onderhoud kapitaalgoederen Financiering Bedrijfsvoering Verbonden partijen Grondbeleid
109 109 109 113 117 120 123 127 130
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Financiële begroting Inleiding Actualisatie budgettair perspectief Overzicht baten en lasten Uitgangspunten Financiële positie Nieuw Beleid
132 132 132 143 145 146 152
5 5.1 5.2 5.3
Provinciale organisatie Provinciale Staten Dagelijks bestuur Organisatie
154 154 155 157
6
Woordenlijst
159
Bijlagen Specificatie Nieuw Beleid/Incidentele lasten Specificatie Overige incidentele baten en lasten Specificatie Algemene dekkingsmiddelen
4
162 162 168 169
1
Inleiding
Hierbij bieden wij u de Programmabegroting 2005 aan. Met het vaststellen van deze begroting bepaalt u het algemene beleidskader voor ons college voor het komende jaar. Voor het jaar 2005 zijn de doelen die we willen realiseren zoveel mogelijk in meetbare en toetsbare termen geformuleerd. De prioriteiten uit de Perspectiefnota zijn verder geconcretiseerd, daaraan is het reguliere beleid toegevoegd. De begroting 2005 bevat per programma concrete afrekenbare beleidsinhoudelijke doelen (effecten en prestaties). Hiermee zetten we een belangrijke nieuwe stap op de weg die we het vorige jaar met de introductie van de Programmabegroting als nieuw sturingsinstrument zijn ingeslagen en die daarvoor al zichtbaar werd in het Onderhandelingsakkoord. Ook daarin tonen wij als provinciebestuur expliciet bereid te zijn ons te laten afrekenen op onze daden. Het behoeft geen betoog dat met het opnemen van toetsbare doelstellingen de kaderstellende functie van Provinciale Staten wordt versterkt. Naarmate concreter wordt aangegeven waar we als provincie eind 2005 willen staan, is het duidelijker voor het college welke koers het moet varen en kunnen Provinciale Staten aan het eind van de rit beter bepalen of het doel ook bereikt is. En wat minstens zo belangrijk is: wij maken duidelijk aan partners, maatschappelijke organisaties en uiteindelijk aan de burgers van Overijssel wat deze in 2005 van de provincie mogen verwachten. Formulering van het beleid in toetsbare termen noodzaakt bovendien tot nadenken over beleid in termen van ‘wat, hoe en hoeveel’. Wij zijn er van overtuigd dat daarmee niet alleen de politieke en bestuurlijke helderheid gediend is, maar ook de aandacht voor uitvoering wordt vergroot, eveneens een belangrijke doelstelling uit het Onderhandelingsakkoord. Wij willen onze voornemens, zoals vastgelegd in het beleid, sneller en effectiever tot uitvoering (laten) brengen. Dit doen wij door te werken aan de versterking van onze uitvoeringsgerichtheid. Instrumenten hiervoor zijn ‘gebiedsgericht werken’ en ‘sturen op indicatoren’. Bij gebiedsgericht werken zullen wij ons als partner in het maatschappelijke veld opstellen. Partner op het gebied van concrete probleemoplossing door middel van projectinitiatie, ontwikkeling én uitvoering. Sturing op indicatoren dient er voor te zorgen dat uitvoeringsgerichtheid niet tot een loze kreet beperkt blijft, doordat inzichtelijk wordt gemaakt welke effecten en prestaties en initiatieven wanneer door wie geleverd worden. De in deze begroting opgenomen doelen worden vertaald naar de productbegroting en de werkplannen van de eenheden en maken daardoor integraal deel uit van de planning & control-cyclus. We hebben de te behalen resultaten vooral in termen van maatschappelijke effecten benoemd: wat willen we bereiken. Daar gaat het immers om: wat verandert er in de samenleving als gevolg van de inspanningen van de provincie. Daarbij stuiten we op één probleem: maatschappelijke effecten zijn doorgaans de resultante van een groot aantal factoren, waarvan de inspanning van de provincie er maar één is. Om een vaak gebruikt voorbeeld te noemen: de ontwikkeling van de werkgelegenheid in Overijssel wordt in de eerste plaats bepaald door internationale economische ontwikkelingen, waarop de nationale en zeker de provinciale overheid geen invloed hebben. Het is in een dergelijk geval dus niet goed mogelijk vast te stellen wat provinciaal beleid bijdraagt aan een bepaald effect, i.c. stijging van de werkgelegenheid. Dat nuanceert de waarde van een indicator als ijkpunt. Mede hierom hebben wij in een aantal gevallen de resultaten die we willen bereiken geformuleerd in termen van prestaties: welke acties onderneemt de provincie of laat zij door anderen ondernemen – in de verwachting dat hiermee wordt bijgedragen aan het gewenste maatschappelijke effect. Met deze Programmabegroting is belangrijke voortgang geboekt, maar we zijn er nog niet. Er zijn verdere verbeteringen nodig. Soms is wel een indicator aangegeven op een bepaald beleidsterrein, maar is daaraan nog geen streefwaarde toegevoegd, bijvoorbeeld omdat het noodzakelijk is hierover eerst met externe partners overleg te voeren of omdat hiervoor de ontwikkeling van rijksof Europese regelgeving nodig is. We gaan er vanuit dat bij de komende begrotingen dit soort hiaten grotendeels kunnen worden opgevuld. Dit, overigens zonder dat we een wezenlijke uitbreiding van het nu voorliggende aantal indicatoren voorstaan. Het aantal moet beperkt blijven tot herkenbare politieke prioriteiten uit deze statenperiode. Bovendien laten niet alle beleidsdoelen zich in een getal uitdrukken. Een goede samenwerking met partners, die wij uitdrukkelijk nastreven in de verhouding met onder meer gemeenten en waterschappen, is nauwelijks te kwantificeren.
4
Programmabegroting
Bij het werken met concrete doelen en streefcijfers hoort onlosmakelijk het op gezette tijden bijhouden van de stand van zaken: meten is weten. Ook deze kant van het transparante en toetsbare optreden moet nog verder worden verbeterd. In 2005 wordt hiervoor, zoveel mogelijk met gebruik van bestaande gegevensbestanden, een vorm van monitoring ontwikkeld die het gehele beleidsterrein van de provincie dekt. Ook hierbij is beperking tot noodzakelijke kerngegevens een belangrijk uitgangspunt. Het jaarverslag is bij uitstek de plaats waar we zullen aangeven of de afgesproken prestaties zijn geleverd, respectievelijk de beoogde effecten zijn behaald. Doordat de voornemens concreter dan voorheen zijn geformuleerd, kan de toetsing ook scherper worden. Het belang van het jaarverslag als verantwoordingskader neemt daarmee toe. De Najaarsnota blijft de functie vervullen van een tussentijdse momentopname, maar ook hierbij zal het beeld scherper kunnen worden dan tot op heden het geval is. Daardoor kan ook beter worden bepaald welke bijsturing eventueel noodzakelijk is. Tenslotte noemen wij in dit verband van beleidsevaluatie en -verantwoording het recente principebesluit van Provinciale Staten tot het samen met Gelderland instellen van een provinciale rekenkamer. Ook dit instrument zal bijdragen aan verdere verbetering van de sturing, kaderstelling en controle door Provinciale Staten. De begroting start met het programmaplan, waarin per programma wordt aangegeven welke ontwikkelingen spelen, wat we willen bereiken, wat we gaan doen en wat het gaat kosten. Het programmaplan wordt gevolgd door een aantal verplichte paragrafen op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording. Tenslotte volgt de financiële begroting. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het geactualiseerde budgettaire perspectief en worden een aantal beleidsintensiveringen/aanvullende voortellen aan Provinciale Staten voorgelegd. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan een aantal financiële aspecten en uitgangspunten uit de begroting. De Programmabegroting 2005 is zoals gezegd een uitwerking van de Perspectiefnota 2005. Daarin waren de prioriteiten voor dit jaar nog in algemene termen aangegeven. In de begroting zijn ze concreter geformuleerd en voorzien van een budget. Ze zijn uitvoeringsgereed!
1.1.1
Takendiscussie
Provinciale Staten hebben op 23 juni 2004 in het kader van de Takendiscussie ingestemd met een bezuinigingstaakstelling van ruim € 10 miljoen. De taakstelling moet geëffectueerd zijn op 1 januari 2007. Er wordt een implementatieplan door het college vastgesteld waarin zichtbaar wordt wanneer welke financiële effecten ingeboekt kunnen worden. Het merendeel van de taakstellingen zal in de loop van 2006 worden bereikt en een beperkter deel in 2005. Omdat de precieze invulling van de takendiscussie per product c.q. programma nog niet bekend is, is de financiële omvang van de taakstelling niet per product/programma verwerkt, maar als één bedrag opgenomen. Wij zullen Provinciale Staten voor de behandeling van de begroting 2005 rapporteren over de effecten van de bezuinigingen met betrekking tot de Europese programma’s, het stimuleren van werkgelegenheid, het functioneren van de arbeidsmarkt, het integratiebeleid, het beleidskader welzijn, de zorginfrastructuur en zorgvrager organisaties en de voorbereiding en realisatie van provinciale infrastructurele projecten. Wij stellen Provinciale Staten in kennis van het implementatieplan van de takendiscussie. Bij de Perspectiefnota 2006 zullen wij voorstellen voorleggen voor de besteding ervan, conform de door Provinciale Staten aangenomen motie: beschikbaar komende gelden aanwenden binnen de programma’s bereikbaarheid en economie, in lijn met het MEUP met als focus: stimuleren werkgelegenheid. Wij steken hierbij breed in vanuit alle programma’s.
1.1.2 Samenhang en synergie De ‘buitenwacht’ verwacht van de provincie dat zij als een eenheid opereert in het maatschappelijke werkveld en synergie zoekt in alle activiteiten die zij onderneemt. Dit zijn logische en legitieme verwachtingen die wij moeten invullen. Dit vraagt dat wij binnen en buiten de organisatie op alle niveaus niet alleen maximale samenhang en synergie moeten creëren maar deze ook vasthouden en uitstralen.
Programmabegroting
5
De samenhang in deze Programmabegroting is gevonden in onderlinge afhankelijkheden in de doelstellingen van de elf programma’s. Waar mogelijk hebben wij algemene beleidsvoornemens, concrete initiatieven en werkwijzen op elkaar afgestemd. In de uitvoering van deze initiatieven is een belangrijke rol weggelegd voor het gebiedsgericht werken. Het programma Bestuur toont dat deze nieuwe provinciebrede werkwijze in 2005 concreet inhoud krijgt. Hiermee wordt de externe gerichtheid van de provincie alsook de integraliteit in de uitvoering verder geborgd. Maar dit is niet voldoende. Ook op beleidsniveau zullen de samenhang én de synergie continu bewaakt moeten worden. Hogere doelen als ‘behoud van de werkgelegenheid’, ‘verbetering van de leefbaarheid’ en ‘versterking van de uitvoeringsgerichtheid’ laten zich niet in één programma vangen. Deze doelen vragen actieve uitwisseling, creativiteit en (nieuwe) combinaties. In deze Programmabegroting is, zoals gezegd, gezocht naar deze combinaties. Hierin is een aantal combinaties van specifiek belang: • De relatie tussen het programma Landelijk Gebied en diverse andere programma’s. Dit programma richt zich op landbouw, natuur, landschap en sociale samenhang van kleine kernen en buurtschappen. Thema’s waarvoor ook andere programma’s (deels) beleidsverantwoordelijk zijn. Daarnaast wordt binnen dit programma gewerkt met wettelijke instrumenten, reconstructie en landinrichting, welke tot een integraal perspectief dwingen. Dit blijkt ook uit de verspreiding van hoofddoelstellingen (en kosten) van het programma Landelijk Gebied over de programma’s Zorg, Ruimte, Economie en Water. • Het programma Ruimte heeft belangrijke raakvlakken met de programma’s Economie en Bereikbaarheid (onder andere bedrijvigheidplannen en vervoer), het programma Zorg (zie onder), het programma Landelijk Gebied (onder andere ‘Rood-voor-Rood’, Reconstructie, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), het programma Wervende Steden (stad-land relatie) en het programma Water (zie hieronder). • Het programma Zorg heeft directe raakvlakken met andere programma’s als Bereikbaarheid (onder andere vraagstukken rondom vervoer van doelgroepen), het programma Ruimte (keten wonen, zorg, welzijn), de programma’s Milieu en Veiligheid (jeugd en veiligheid) maar ook met het programma Landelijk Gebied (voldoende zorgvoorzieningen op het platteland) en Wervende Steden (regionale zorgvoorzieningen). • Het programma Cultuur heeft directe raakvlakken met de programma’s Economie en Bereikbaarheid (onder andere de economische impact van cultuurvoorzieningen), het programma Ruimte (onder andere cultuurhistorie en ontwikkelingsgerichte planologie) en het programma Wervende Steden (onder andere aanwezigheid van culturele (top)voorzieningen). • Het programma Bereikbaarheid heeft een sterke relatie met drie andere programma’s: Economie, Landelijk Gebied en Wervende Steden. Denk hierbij aan de bereikbaarheid van economische centra én het openbaar vervoer als basisvoorziening van het landelijk gebied. Vooral deze laatste relatie is van belang voor de leefbaarheid als gevolg van de verbinding die het openbaar vervoer legt tussen het landelijk gebied en de steden. • De programma’s Milieu en Veiligheid zijn direct aan elkaar verbonden op het thema ‘leefbaarheid’ mede als gevolg van de doelstelling ‘een gezonde en veilige leefomgeving’. • Het programma Water heeft sterke relaties met Landelijk gebied, omdat water van eminent belang is voor natuur en landbouw. Verder is er een nauwe afstemming met de Ruimtelijke ordening en het beleid voor de grote steden, omdat wateroverlast en waterbeheer van grote invloed zijn op ontwikkelingsrichtingen en inrichting van stedelijk gebied. Met het programma Milieu liggen relaties vanwege de inzet op verbetering van waterkwaliteit. Veiligheid tegen overstromingen vormt de verbinding met het programma Bestuur. • Het programma Bestuur heeft een relatie met het geheel van andere programma’s. Dit programma heeft het karakter van facetbeleid en vraagt op diverse thema’s invulling of aanvulling van anderen. Denk hierbij aan onder andere burgerparticipatie, communicatie, relatie met andere overheden, lobby én internationalisering. • Het programma Economie en Innovatie heeft relaties met diverse andere programma’s. In het programma Economie en Innovatie staat werkgelegenheid centraal. Keuzes die in andere programma’s worden gemaakt kunnen een effect hebben op de werkgelegenheidsontwikkeling in de provincie Overijssel. Concrete relaties bestaan met programma’s Ruimte (bedrijvigheidplannen) en Zorg (Zorg en Technologie), Cultuur en Maatschappelijke ontwikkeling (Economisering Cultuur), Bereikbaarheid (Bereikbaarheid bedrijventerreinen) en Landelijke gebieden (Nieuwe economische dragers).
6
Programmabegroting
2
2.1
Programmaplan
Inleiding: Opzet van de begroting
De Programmabegroting 2005 kent dezelfde opzet als die van 2004. Het provinciale beleid is neergelegd in elf programma’s, die de beleidsinhoudelijke kern van de begroting vormen. Ten opzichte van 2004 is de naam van het programma Cultuur en Welzijn gewijzigd in Cultuur en Maatschappelijke Ontwikkeling. Dit dekt beter de inhoud van het programma. Binnen het programma zijn beide onderdelen separaat uitgewerkt. In de programma’s is het beleid ingedeeld naar hoofddoelstellingen en subdoelstellingen, voorafgegaan door een inleiding en een paragraaf Ontwikkelingen, waarin een korte schets wordt gegeven van achtergronden en relevante ontwikkelingen in onze omgeving. De programma’s zijn ten opzichte van 2004 onveranderd gebleven. De hoofd- en subdoelstellingen zijn soms aangepast, mede in het licht van actuele ontwikkelingen en om een goede aansluiting te houden met recent vastgestelde beleidsnota’s. Binnen de subdoelstellingen is steeds onderscheid gemaakt tussen de prioriteiten uit de Perspectiefnota 2005, die door Provinciale Staten op 23 juni jongstleden is vastgesteld, en regulier beleid. De prioriteiten worden daarmee extra uitgelicht. Binnen de programmateksten is overigens als uitgangspunt gehanteerd dat de vragen ‘wat willen we bereiken?’ en ‘wat gaan we doen?’ inhoudelijk zijn beantwoord, er van uitgaande dat Provinciale Staten met de voorgestelde beleidsintensiveringen/aanvullende voorstellen instemmen. Per subdoelstelling wordt vermeld wat we willen bereiken, wat we daarvoor gaan doen en wat dat gaat kosten, zoveel mogelijk in toetsbare termen zoals in het voorgaande is aangegeven. Ten opzichte van de begroting 2004 zijn de kosten verder gespecificeerd. In het algemeen zijn de kosten per hoofddoelstelling bepaald. Waar mogelijk zijn de kosten per subdoel of per cluster van subdoel aangegeven. Overigens is een nuancering hier op zijn plaats. Soms dragen uitgaven bij aan meerdere doelstellingen. Omdat een voorgenomen uitgave echter niet twee keer in de begroting mag worden opgenomen, is in die gevallen een koppeling met één doelstelling gelegd. Het meest duidelijke voorbeeld hiervan vormt het programma Bereikbaarheid. Het aanleggen van een rotonde bijvoorbeeld draagt zowel bij aan bereikbaarheid als aan verkeersveiligheid. Gekozen is om de kosten op te nemen onder Bereikbaarheid. Het gevolg hiervan is wel dat de kosten van Veiligheid daardoor in feite te laag zijn weergegeven. Een ander voorbeeld geldt binnen het programma Landelijk Gebied. In het kader van de reconstructie zowel instrumentele (uitvoering reconstructie) als inhoudelijke doelstellingen (landbouw, natuur, landschap) bepaald. De kosten van reconstructie zijn daarbij onder de instrumentele doelstelling opgenomen (mede omdat nog niet bekend is hoe dit budget over de inhoudelijke doelen landbouw, natuur en landschap worden verdeeld). Tenslotte zijn de kosten die gemoeid zijn met de prioriteiten aangegeven. Dit betreft zowel programmagelden als de kosten van de personele inzet. Ook hiervoor geldt een dergelijke nuancering. Een extra aandachtspunt hierbij is dat het in een aantal gevallen moeilijk is te bepalen, waar de prioriteit ophoudt en het regulier beleid begint (vooral als het gaat om personele inzet). Dit betekent dat de kosten van de prioriteiten veelal indicatief zijn aangegeven. De voorgenomen onttrekkingen aan het Actiefonds zijn niet in de kosten per doelstelling en de kosten van de prioriteiten meegenomen, omdat deze nog niet naar programma’s c.q. jaarschijven zijn verdeeld. Per programma is het budget voor nieuw beleid aangegeven. Een deel van het nieuw beleid wordt gedekt via herrichting van bestaande budgetten. Waar dit het geval is, wordt dit afzonderlijk aangegeven.
Programmabegroting
7
De geschetste opzet die voor ieder programma is gehanteerd laat onverlet dat de programma’s qua karakter (hardheid en detaillering van de doelstellingen, het aantal doelstellingen) onderling verschillen vertonen. Dat komt niet doordat de gekozen systematiek niet consequent is gevolgd: het is een teken van de sterke verschillen tussen de diverse beleidssectoren bij de provincie c.q. de aard van de programma’s. Er zijn verschillen in rol en bevoegdheden van de provincie, in concreetheid van taken, in de mate waarin Europese en rijksregelgeving het provinciale beleid bepalen en last but not least de mate waarin beleidsdoelen zich laten vertalen in concrete termen: dat ligt bijvoorbeeld voor de realisatie van de EHS nu eenmaal gemakkelijker dan voor leefbaarheid. Tegen deze achtergrond is per subdoel aangegeven of het hier wettelijk dan wel autonoom beleid betreft en is de mate van invloed op het subdoel c.q. de indicator aangegeven (beperkte , redelijke of grote mate van beïnvloedbaarheid door de provincie). In het kader van de Programmabegroting is als uitgangspunt gehanteerd dat per subdoel één indicator wordt gehanteerd. Uiteraard zijn er meerdere indicatoren waarop wij ons richten. Deze komen echter vertaald als prestaties in de productbegroting tot uiting. In de Programmabegroting beperken wij ons tot de politiek meest relevante indicator.
2.2
Programma Bestuur
2.2.1 Inleiding De provincie Overijssel wil een moderne overheid zijn die zich richt op het bereiken van reële maatschappelijke effecten. Het besef van de noodzaak tot modernisering van de overheid komt in Overijssel tot uitdrukking in een scala van nieuwe en vernieuwende initiatieven. ‘De andere provincie’ is een provincie die zelfbewust en herkenbaar een positie inneemt in het maatschappelijke krachtenveld. Een provincie die de waarden van rechtsgelijkheid en rechtsbescherming waarborgt, die de zwakkeren in Overijssel beschermt en die de publieke belangen effectief behartigt. Het is ook een provincie die beseft dat haar positie is veranderd, die zich bewust is dat de samenleving meer en meer wordt gekenmerkt door horizontale verhoudingen en grensoverschrijdende netwerken, waarin maatschappelijke organisaties, gemeenten, bedrijven en goed geïnformeerde (netwerken van) burgers goed in staat zijn om aan de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheden invulling te geven. Een provincie die ruimte wil bieden aan eigen initiatief en die de samenleving aanspreekt op de eigen verantwoordelijkheid. Kortom, een provincie die aanwezig is daar waar dat moet en afwezig is daar waar dat kan. Bij deze andere provincie past een besturingsfilosofie waarvan de kernbegrippen zijn ‘ste rk en herkenbaar’, ‘slagvaardig, daadkrachtig en uitvoeringsgericht handelen’, ‘concrete resultaten boeken’, ‘vraaggericht sturen’, ‘samen met partners’, ‘vóór burgers van Overijssel’ en ‘effectief en strategisch opereren naar Den Haag en Brussel’. Portefeuillehouders van dit programma zijn: Vergroten sociale en maatschappelijke betrokkenheid: mevrouw drs. C. Abbenhues (gebiedsgericht werken), de heer mr. G.J. Jansen(externe betrekkingen) en de heer G.J.H. Ranter (communicatie en burgerparticipatie); Besturen met rendement; vergroten kwaliteit openbaar bestuur: de heer mr. G.J. Jansen (internationalisering), de heer J.W. Klaasen (financieel toezicht, algemeen bestuur), de heer J.G. Kristen (Grotestedenbeleid) en de heer drs. T.W. Rietkerk (deregulering en ontbureaucratisering; Besturen met rendement; een effectief, toegankelijk en doelmatig provinciaal bestuur: de heer J.W. Klaasen(juridische zaken) en de heer J.G. Kristen (renovatie provinciehuis).
8
Programmabegroting
2.2.2 Ontwikkelingen De positie van de provincie verandert. Bredere maatschappelijke processen en technologische ontwikkelingen, die reeds decennia lang gaande zijn, liggen hieraan ten grondslag. We noemen ontwikkelingen als secularisering, individualisering, globalisering, erosie van het politieke domein, ICT. Vraagstukken als de afstand tussen overheid en burgers, een afname van de binding tussen overheden en bedrijven, burgers en instellingen vragen om een herbezinning van de overheid. In deze paragraaf gaan we in op de recente ontwikkelingen die sturing geven aan het programma Bestuur. Ontwikkelingen in de relatie met de samenleving
• De technologische ontwikkelingen op ICT-gebied gaan onveranderd snel. Een toenemend aantal huishoudens (74 procent in Overijssel) beschikt over een Internetaansluiting; • Invoering in 2003 van het duale stelsel binnen de provincies heeft effect op de onderlinge verhouding PS-GS en de organisatie van de eigen provinciale huishouding, met als doel om de relatie tussen provincie en burgers te versterken; • De toetreding in 2004 van tien nieuwe lidstaten tot de Europese Unie versterkt het toch al toenemende belang van Oost-Europa in de Europese economie. Er ontstaan nieuwe markten en een grotere arbeidsmarkt. Voor Overijssel betekent dit dat haar positie als ‘perifere’ provincie verandert. Ontwikkeling en in relatie tot de medeoverheden
• De Europese Unie drukt in toenemende mate haar stempel op de provinciale beleidsvorming en – uitvoering. Ruim 60 procent van de wetgeving die de provincie moet implementeren komt direct of indirect uit Brussel en over de periode 2000-2006 ontvangt Overijssel circa € 150 miljoen aan Europese middelen; • Het huidige kabinet geeft hoge prioriteit aan de modernisering van de overheid en zoekt deze vooral in een hervorming van de rolverdeling tussen burgers en overheid. De kabinetsvisie en het actieprogramma De andere overheid, d.d. 1 december 2003, werken dit concreet uit. Het kabinet beschouwt beide documenten als uitnodiging aan de medeoverheden om de modernisering als gezamenlijk programma op te pakken. Er zal meer ruimte ontstaan voor provincies en gemeenten; • De invoering van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen–plus (Wgr+) leidt tot een gewijzigde taakverdeling tussen de provincie en de Regio Twente c.q. de Netwerkstad Twente; • De invoering in 2002 van het duale stelsel binnen de gemeenten leidt tot andere verhoudingen met en een gewijzigde toezichtrelatie op de gemeenten. Het toezicht wordt meer en meer een instrument voor de controlerende taak van de gemeenteraad; • Door invoering van een rechtstreeks gekozen burgemeester wijzigt de taak van de Commissaris van de Koningin; • De herindeling in Overijssel heeft geleid tot grotere bestuurskrachtige gemeenten. In toenemende mate heeft dit effect op de wijze van provinciale rol- en taakuitoefening.
2.2.3 Wat willen we bereiken, wat gaan we doen en wat gaat het kosten? De provincie kiest voor effectief besturen. Zonder inbreng vanuit de samenleving lukt dat niet. Vergroten van de sociale en maatschappelijke betrokkenheid is voor ons dan ook een hoofddoelstelling. Een hoge kwaliteit van het openbaar bestuur is eveneens een belangrijke voorwaarde. Voor de provincie genereert deze tweede hoofddoelstelling een aantal opgaven. Opgaven die niet alleen gericht zijn op de provinciale bestuurslaag zelf, maar ook – vanuit onze rol als middenbestuur – op het lokale en bovenlokale bestuur. Beide doelstellingen hebben impact op de inrichting van onze eigen provinciale huishouding. Als derde hoofddoelstelling hebben wij geformuleerd dat wij een effectief, toegankelijk en doelmatig provinciaal bestuur willen zijn.
Programmabegroting
9
Hoofddoelstelling: Vergroten sociale en maatschappelijke betrokkenheid. De provincie wil alle inwoners in staat stellen en uitdagen om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de samenleving. De provincie kiest, met behoud van de eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid, er bewust voor om meer in de richting van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties te bewegen om de afstand tussen overheid en samenleving te dichten. Het gaat om de legitimiteit van het provinciale optreden. De toegankelijkheid van de provincie is cruciaal om in de beleidsvoorbereiding voldoende de opvattingen van de samenleving tot uitdrukking te laten komen. Nauwe samenwerking met relevante partners is noodzakelijk omdat de huidige ingewikkelde maatschappelijke opgaven niet (meer) door een enkele partij kunnen worden opgelost. Cluster Interactief werken
Prioriteiten uit de Perspectiefnota Gebiedsgericht werken
De provincie staat voor belangrijke maatschappelijke opgaven. Zij wil daarom sneller signaleren en effectiever handelen, zodat de uitvoering van beleid sneller en beter van de grond komt en een effectieve realisatie van doelstellingen en beleidsplannen wordt bevorderd. Goede en inspirerende samenwerking met andere overheden en maatschappelijke partners is daarvoor essentieel. Kansen en problemen die op bovenlokaal niveau spelen, kunnen zo integraal en in samenhang worden opgepakt. Dat is de reden waarom per 1 mei 2004 de provincie startte met vlakdekkend en integraal gebiedsgericht werken. Er zijn acht gebieden gevormd; vijf landelijke en drie stedelijke. Bestuurlijk heeft deze samenwerking vorm gekregen in de Bestuurlijke Gebiedsoverleggen (BGO’s) waarin provincie, gemeenten en waterschappen participeren en die in ieder van de acht gebieden functioneren op basis van een gezamenlijk uitvoeringsprogramma. In de stedelijke netwerken vervullen de bestaande regie- en stuurgroepen deze rol. Deze BGO’s worden ondersteund door de gebiedsteams in samenwerking met ambtelijke vertegenwoordigers van de bestuurlijke partners. Zij richten zich vooral op doelen en resultaten die bij de gezamenlijke partners, met inbegrip van maatschappelijke organisaties, prioriteit hebben, maar door complexiteit of weerbarstigheid tot dusver moeizaam kunnen worden gerealiseerd. De provinciale ambtelijke organisatie is per 1 mei 2004 aangepast om gebiedsgericht werken breed in de organisatie te verankeren. De gebieden zijn in een accountstructuur gekoppeld aan 4 eenheden waarin gebiedsteams zijn gevormd. Gebiedsgericht werken zal leiden tot een integrale aanpak van complexe problematiek en geldt in principe voor alle beleidsterreinen. De realisatie van doelen die in de programma’s worden beschreven zal daarom waar wenselijk en mogelijk gebiedsgericht plaatsvinden. De grenzen van de gebieden staan weliswaar vast, maar worden niet star gehanteerd. Hieronder volgen per programma enkele voorbeelden waar dit wordt voorgestaan: 1. Landelijk gebied: In het programma Landelijk gebied in de uitvoering van het Reconstructieplan geven de drie reconstructiegebieden een belangrijke mogelijkheid voor gebiedsgericht werken. Door de integrale opzet van het Reconstructieplan met aandacht voor fysieke, economische en sociale aspecten leent dit zich vooral voor uitvoering via gebiedsgericht werken. Daarnaast worden de gebiedsagenda’s gevuld door items uit de Agenda / meerjarenprogramma vitaal platteland en bijdragen aan de ontwikkeling van een perspectiefvolle landbouw en de ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur. 2. Zorg, Cultuur & Maatschappelijke Ontwikkeling: In de programma’s Zorg en Cultuur & Maatschappelijke Ontwikkeling ligt de verbinding met gebiedsgericht werken in de goede sociale-, culturele- en zorg infrastructuur in stad en op het platteland. Zo gaat de provincie bijvoorbeeld brede regionale samenwerking en ketens in de zorg tot stand brengen en bijdragen aan de vitaliteit van kleine kernen. Het gaat dan vooral over beschikbaarheid en bereikbaarheid van voorzieningen op gebiedsniveau zoals gebundelde eerstelijnsvoorzieningen waarbij het instrumentarium van gebiedsgericht werken tot creatieve oplossingen zou kunnen leiden, ook in de keten wonen, zorg, welzijn. 3. Economie & Innovatie: In het programma Economie en Innovatie richt de provincie zich op de groei van de werkgelegenheid in de provincie Overijssel. Een aantal thema’s binnen dit programma wordt al gedurende langere tijd gebiedsgericht benaderd. Te noemen zijn de programmering van bedrijventerreinen en de kwaliteitsverbetering toerisme. Vanuit het gebiedsgericht werken wordt voor 2005 en verder vooral een bijdrage verwacht met betrekking tot de initiatie van revitalisering van bedrijventerreinen en de initiatie van vraagbundeling voor breedbandige diensten buiten de vijf grote steden. 4. Wervende Steden: Binnen dit programma zullen de gebiedsteams in de stedelijke netwerken primair verantwoordelijk zijn voor de contacten met de steden bij de uitvoering van de convenanten. Het Grotestedenbeleid is daarmee qua uitvoering geïntegreerd in het gebiedsgericht werken.
10
Programmabegroting
5.
6.
7.
Ruimte, Water, en Milieu: Ruimte, Water, en Milieu hebben veel onderlinge relaties. Juist in die onderlinge relaties liggen veel mogelijkheden. Het gebiedsgerichte instrumentarium biedt vooral kansen als het gaat om concrete (ontwikkelings) projecten, regionaal maatwerk bij plan- en gebiedsuitwerkingen en de uitvoering van het provinciaal waterbeleid. Denk hierbij aan het voorbeeldproject IJsseldelta, de polder Mastenbroek en de Buitenpolders. Bereikbaarheid: Het programma Bereikbaarheid betreft vooral de uitvoering van het PVVP. Dit wordt op dit moment vernieuwd en zal in 2005 door Provinciale Staten worden vastgesteld. De uitvoering van projecten van bovenlokale en regionale betekenis zal vervolgens ook met inzet van gebiedsgericht instrumentarium kunnen plaatsvinden, bijvoorbeeld bij de aanbesteding van het openbaar vervoer en de aanpak van infrastructurele knelpunten. Veiligheid: Vooral bij het thema jeugd en veiligheid is er samenhang met onderwerpen uit de GSB-convenanten die, zoals hierboven beschreven, met behulp van gebiedsgericht instrumentarium worden uitgevoerd.
Vergroten burgerparticipatie
Een grotere betrokkenheid van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties bij de provinciale thema’s leidt tot een meer gedragen besluitvorming en daarmee tot een herkende en erkende provincie. Dit laat uiteraard onverlet dat we in veel gevallen een afweging moeten maken tussen uiteenlopende belangen of tussen maatschappelijke behoeften en financiële mogelijkheden. De provincie kiest voor zowel een gerichte benadering van de doelgroepen als een benadering via het maatschappelijke middenveld. De onderwerpen dienen concreet en actueel, van direct belang voor de burgers te zijn en tevens voldoende speelruimte te bieden voor bestuur en burgers. Burgerparticipatie is een complex onderwerp. Er is sprake van een neergaande tendens voor wat betreft de betrokkenheid van burgers bij de overheid. Het Overijsselse onderzoek ‘Imago van de provincie Overijssel’, dat jaarlijks wordt gehouden, geeft aan dat een toenemend deel van de Overijsselse bevolking (83 procent) geen uitgesproken mening heeft over de provincie (in 2001 was dit nog 78 procent). We willen deze tendens keren. Elektronische provincie Overijssel
Burgers, instellingen en bedrijven hebben recht op goede toegankelijke basisinformatie over hun directe leefomgeving. In 2002 en 2003 is met het programma ICT een aanzet gegeven voor de elektronische provincie (E-provincie). Het doel is ten eerste om de informatieachterstand van burgers en belanghebbenden te verkleinen, zodat zij als volwaardige partij kunnen deelnemen aan het maatschappelijke debat. Om dat te bereiken gaan we publieke informatie over Overijssel vanuit verschillende lokale en regionale bronnen via www.overijssel.nl bundelen en bieden we geografische informatie voor professionele gebruikers aan op internet. Ten tweede willen wij de publieke dienstverlening via internet geleidelijk uitbreiden. Overijssel behoort tot de voorhoede in de Nederlandse elektronische overheid. Wij willen deze voorsprong behouden en verankeren in organisatie en infrastructuur. In lijn van het interprovinciale programma E-provincies streven wij naar 45 procent E-dienstverlening aan het eind van 2005. Subdoelen
Indicatoren
Gebiedsgericht werken
• Eind 2005 zijn per gebied enkele projecten gebiedsgericht in uitvoering genomen en/of gerealiseerd.
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Vergroten van de burgerparticipatie
•
Een jaarlijks met 1 procent toenemend deel van de Overijsselse bevolking kent de provincie en heeft een mening over de provincie (onderzoek ‘Imago van de provincie Overijssel’) (2004: 83 procent heeft géén uitgesproken mening over de provincie).
•
Bij tenminste 50 procent van de ingediende projectsubsidieaanvragen is gebruik gemaakt van het on-line aanvraagformulier op het digitale loket (loket is in 2004 ingevoerd).
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Elektronische provincie Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
Programmabegroting
11
Om deze doelstellingen te bereiken zetten wij de volgende instrumenten in: • Het Burgerjaarverslag, conform de Wet dualisering provinciebestuur; • Implementatie provincie E-loket over alle beleidsvelden met als resultaat 45 procent Edienstverlening per einde 2005; • Uitbreiding van het aantal informatieaanleverende (semi)-publieke partners in www.overijssel.nl en doorontwikkeling van portal, website en geografische kaartmachine onder regie van de provincie; • Oplevering van rampenbestrijdingsmodule voor risicokaart en van cultuurhistoriekaart in samenwerking met Het Oversticht. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 ruim € 3,7 miljoen begroot. Dit is inclusief de beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen die voor deze doelstellingen zijn opgenomen. Regulier beleid Bij het reguliere beleid richten we ons op: • de taken uit de ambtsinstructie en de taken als vertegenwoordiger van de provincie van de Commissaris van de Koningin § algemene representatie § ombudsfunctie § ambtsbezoeken § Burgerjaarverslag
Cluster communicatie en representatie
Regulier beleid Bij het reguliere beleid richten we ons op: • Transparante en heldere communicatie (op het juiste moment met de juiste boodschap op de juiste plaats) § Verankeren van provinciale website en portal in Overijsselse samenleving § Specifiek op doelgroepen gerichte persberichten § De onderwerpen waar burgers zich voor interesseren, krijgen extra accent (leefbaarheid en veiligheid, jeugdzorg en gezondheidszorg, ontwikkeling economie en werkgelegenheid en kwaliteit en veiligheid wegen/openbaar vervoer), onder andere via de hernieuwde opzet van de pagina Overijssel.nl in de huis-aan-huis bladen § Versterking van de interne communicatie Subdoelen
Indicator
transparante en heldere communicatie
100 Procent van de voorstellen die aan GS ter besluitvorming worden voorgelegd, is voorzien van een communicatieparagraaf.
Autonoom beleid. Grote mate van beïnvloedbaarheid Wij zetten de volgende instrumenten in om deze doelen te bereiken: • Maandelijkse pagina Overijssel.nl in huis-aan-huisbladen • Convenant programmaparticipatie RTV Oost • Investeren in relatiemanagement • Intensiveren publieksvoorlichting (DVD Beeld van Overijssel) • Selectief en gericht uitnodigingenbeleid; • Meer benutting van vakbladen; • Gebruikelijke middelenmix (persberichten, brochures enz.).
Hoofddoelstelling: Besturen met rendement; vergroten kwaliteit openbaar bestuur. De provincie zet zich in om de bovenlokale en regionale vraagstukken in Overijssel op te pakken. Wij kunnen dat niet alleen. Een goede relatie met anderen is van belang. Een bijzondere verhouding hebben we tot gemeenten en waterschappen, nu eens als partner, dan weer als toezichthouder.
12
Programmabegroting
Cluster kwaliteit openbaar bestuur
Prioriteiten uit de Perspectiefnota ‘De Andere Provincie’
Regelgeving en bureaucratie mogen geen obstakel zijn voor eigen verantwoordelijkheid en initiatief. De provincie beoogt terughoudender te worden in wat zij regelt en meer ruimte te laten aan netwerken in de samenleving. De overheid moet democratische waarden waarborgen, zwakkeren in de samenleving beschermen en publieke belangen behartigen. De andere provincie maakt voor het bereiken van doelen meer gebruik van de dynamiek van de samenleving en richt zich vooral op het faciliteren van burgers, bedrijven en instellingen en van gemeenten en waterschappen. ‘De Andere Provincie’ is een motor om het functioneren van de provincie Overijssel te verbeteren. De doelstelling is heldere keuzen, anders sturen en beter presteren. Het succes van dit (nieuwe) programma is in hoge mate afhankelijk van het slagen van de daaraan gekoppelde projecten. In het kader van beleidsintensiveringen wordt daarom voorgesteld om extra middelen (programmagelden en personele gelden) beschikbaar te stellen. Relatie met andere overheden
De positie van de Netwerkstad Twente vereist mede vanuit de internationale potenties van het gebied een aanvullende stimulans. Inzet van het instrumentarium van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen-plus (Wgr+) kan dat bieden. In deze wet is de taakverdeling met de Regio Twente verankerd. De praktische uitwerking van de Wgr+ is mede afhankelijk van de, nog in voorbereiding zijnde, wijzigingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro) en Planwet Verkeer en Vervoer. Deze zullen waarschijnlijk per 1 januari 2006 hun beslag krijgen. Wij zullen, na overleg met de Regio Twente en de Netwerkstad Twente, voorstellen doen om te komen tot een werkbaar arrangement voor Twente. Onze inzet is een taakverdeling tussen de Regio Twente, Netwerkstad Twente en provincie, die bijdraagt aan het oplossen van bovenlokale, grootstedelijke problemen in Twente en recht doet aan de democratisch gelegitimeerde, kaderstellende en toetsende rol van de provincie. Uitgangspunt voor deze taakverdeling is de brief van de Regio Twente (van 3 september 2003), mede ondertekend door ons, aan de minister van Binnenlandse Zaken evenals de gedachtewisseling met Provinciale Staten op 26 mei 2004 over concretisering hiervan. Modern toezicht
De verantwoordingsplicht van overheden naar burgers is toegenomen. Modern toezicht is daarbij een instrument. Tevens dient het de transparantie van overheidsoptreden. In onze toezichtrelaties staat de eigen verantwoordelijkheid van gemeenten centraal. Modernisering van het financiële toezicht op gemeenten is noodzakelijk. Het financiële toezicht van de provincie is gericht op het bereiken van gezamenlijke maatschappelijke doelstellingen: een financieel gezond en zelfstandig voortbestaan van de gemeente zonder dat er een beroep wordt gedaan op de collectiviteit van de gemeenten. Na de invoering van het duale stelsel vult het provinciale toezicht, met behoud van eigen verantwoordelijkheid, de gemeenteraad aan in zijn controlerende taak. In 2005 wordt een nieuw landelijk toezichtcriterium ‘duurzaam financieel beleid’ ingevoerd. De meerjarenraming en de risico’s in relatie tot de financiële positie en de financieel-bestuurlijke procesgang binnen de gemeente krijgen nadrukkelijker aandacht. Internationalisering
Internationalisering drukt steeds meer zijn stempel op het werkterrein van de provincie. Europa groeit zowel in geografisch als inhoudelijk opzicht. De invloed van de Europese Unie op de verschillende beleidsterreinen neemt toe (meer dan 60 procent van de relevante wetgeving komt direct of indirect uit Brussel). Het is daarom noodzakelijk dat de provincie zich sterker oriënteert op de Europese ontwikkelingen en de mogelijke gevolgen daarvan voor de provincie. Van belang is dat wij onze belangen beter in Brussel over het voetlicht brengen en onze invloed op het proces van totstandkoming van Europees beleid en regelgeving versterken. In 2005 willen we dit in het bijzonder doen door een proactieve invulling van het voorzitterschap van de Nederlandse delegatie naar het Comité van de Regio’s door de Commissaris van de Koningin en door onze inbreng in IPO verband. Tevens zullen we inzetten op een betere koppeling van de inzet van beschikbare structuurfondsen aan de ambities in het Onderhandelingsakkoord. Intensivering van de samenwerking met Noordrijn-Westfalen (NRW), zowel op Europese als grensoverschrijdende dossiers, is een belangrijk punt van aandacht. In 2005 willen we in Oost-Nederlands verband een gezamenlijke agenda voor grensoverschrijdende samenwerking met NRW vaststellen.
Programmabegroting
13
De toetreding van nieuwe lidstaten (onlangs en in 2007) maakt samenwerking met Oost-Europese regio’s mogelijk, wat economische kansen biedt en uitwisseling van ‘best practices’ en kennis mogelijk maakt. We zien het belang van een versterkte west-oost oriëntatie ook voor de ontwikkeling van het grensoverschrijdende gebied rondom Twente. In het Nieuw perspectief Twente is dit een van de drie hoofdprioriteiten. Voor januari 2005 is een brede conferentie over de positie van de Städtedreieck in Europees perspectief voorzien. In 2005 werken we de resultaten van de conferentie verder uit, in intensieve samenspraak met betrokken overheden binnen dit gebied. Polen biedt als één van de nieuwe EU-leden mogelijkheden voor het Overijssels bedrijfsleven. In 2005 wordt bezien hoe een bestuurlijke relatie met een Poolse regio deze kansen kan ondersteunen. De samenwerking met de Roemeense regio Teleorman zal in 2005, indien mogelijk samen met Gelderland, concreet vorm krijgen door middel van vaststelling van een activiteitenprogramma, waarbij vooral wordt ingezet op het gebied van watermanagement. Subdoelen
Indicatoren
‘De Andere Provincie’
•
In 2007 behoort de provincie Overijssel tot de drie provincies met de minste administratieve lasten in de meting van het Rijk met IPO en VNG (in 2004/2005 wordt nulmeting uitgevoerd)
•
Een door de provincie in 2005 vastgesteld voorstel over taakdifferentiatie tussen provincie en Regio Twente.
•
In 2005 zijn er geen gemeenten die op grond van overschrijding van de indieningtermijn van de begroting onder preventief toezicht vallen (2004 = 3).
•
Een gezamenlijke agenda in 2005 voor grensoverschrijdende samenwerking met NoordrijnWestfalen.
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Relatie met andere overheden: bovenlokale sturing Wettelijk beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Relatie met andere overheden: modern toezicht Wettelijk beleid. Beperkte mate van beïnvloedbaarheid Versterking internationale oriëntatie Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
Wij zetten daarvoor de volgende instrumenten in: • bestuurlijke en ambtelijke contacten met gemeenten, VNG (afdeling Overijssel), provincie Gelderland (dubbel-GS), IPO-overleggen en internationaal netwerk vooral gericht op NoordrijnWestfalen en Brussel; • ontwikkeling bestuurskrachtmonitor; • overleg met Oost-Nederlandse parlementariërs; • themagewijs onderzoek gemeentelijke begrotingen (in 2005 thema grondbedrijf); • belastingspecial, diagnoserapporten en (op verzoek) begrotingsscan. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 ruim € 1,4 miljoen begroot. Dit is inclusief de beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen die voor deze doelstellingen zijn opgenomen. Regulier beleid In het reguliere beleid richten we ons op: • ondersteuning van PS bij de effectieve invulling van de volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol van Provinciale Staten. • effectievere invulling van de uitvoerende rol door Gedeputeerde Staten (onder andere de Takendiscussie, programma ‘De andere provincie’, project ‘stroomlijning en sturing’ en omslag in cultuur); • effectieve samenwerking tussen provincie en gemeenten; • adviseren over gemeentelijke en/of provinciale grenswijzigingen; • intensivering samenwerking Overijssel-Gelderland; • adviezen over bovenlokale samenwerking in de netwerksteden Twente, Zwolle/Kampen en Stedendriehoek; • samenhangende visie op financiën Overijsselse gemeenten en gemeenschappelijke regelingen;
14
Programmabegroting
• verbeteren van archiefzorg provincie en gemeenten ten behoeve van de inzet als beleidsinstrument en als kennisbron voor overheidshandelen; • interprovinciale afstemming ten aanzien van actuele bestuurlijke onderwerpen. Subdoelen
Indicator
Ondersteuning van PS bij effectieve invulling van de volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol van PS
Tevredenheid van Provinciale Staten. In 2005 wordt dit onderzocht.
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Wij zetten daartoe de volgende instrumenten in: • platform voor gemeenten voor de uitwisseling van kennis en ervaring; • in voorkomende gevallen toepassen van de Wet Algemene Regels Herindeling (Wet Arhi); • Archiefwet (inspectiebezoeken, digitale kennisbank van archiefinspecties Rijk, provincies en gemeenten).
Hoofddoelstelling: Besturen met rendement; een effectief, toegankelijk en doelmatig provinciaal bestuur. Besturen met rendement heeft twee componenten. De eerste component betreft die activiteiten die direct een extern effect in de maatschappij teweeg brengen. De tweede component is gericht op een effectief, toegankelijk en doelmatig provinciaal bestuur en draagt indirect bij aan hetzelfde doel. Cluster doelmatig openbaar bestuur
Prioriteiten uit de Perspectiefnota Takendiscussie
In de zomer van 2004 hebben Provinciale Staten besloten welke provinciale taken anders of niet meer zullen worden uitgevoerd. Budgettair hoeven de besluiten pas in 2007 te worden geïmplementeerd, maar waar mogelijk zullen we de consequenties al vanaf 2004 in het beleid verwerken. Daarbij gaat het niet alleen om vermindering van activiteiten, maar ook om een andere manier van werken. Herijking financiële en subsidierelaties
In 2005 wordt het ontwikkelde toetsingskader toegepast op de bestaande structurele subsidierelaties en op de provinciale regelingen voor projectsubsidies. Belangrijke aspecten zijn de verbetering van de relatie tussen ingezette middelen en de door de provincie beoogde resultaten, verzakelijking en vereenvoudiging van de relatie en beheersing van financiële risico’s voor de provincie. Stroomlijning ve rgunningverlening en handhaving
De volgende fase van het project, waarbij alle vergunningverlenende en handhavende taken van de provincie betrokken zijn, loopt van 1 juli 2004 tot 1 januari 2007. De hoofddoelstelling is om alle risicovolle activiteiten voor 31 december 2005 te voorzien van een adequate vergunning. Op de naleving daarvan zal strikt toezicht worden gehouden. Daarnaast wordt een digitaal vergunningenloket gerealiseerd. Op den duur wordt dit uitgebreid naar een digitaal milieuloket waar een brede dienstverlening op het gebied van vergunningverlening en handhaving beschikbaar is.
Programmabegroting
15
Transparante beleidsvoorbereiding en -verantwoording
De provincie Overijssel heeft een solide en goed verankerde planning & controlcyclus. Deze cyclus bestaat uit twee planningsdocumenten (Perspectiefnota en Programmabegroting) en twee verantwoordingsdocumenten (Najaarsnota en Jaarrekening). In deze documenten wordt door het hanteren van de drie W-vragen1 en het inzichtelijk maken van de lasten per (sub)doel en prioriteit een transparant beeld gegeven van de voornemens dan wel resultaten van de provincie Overijssel. Hoewel de huidige cyclus al een aantal elementen bevat dat aan te merken is als beleidscontrol, kan de transparantie van het provinciale handelen verder worden versterkt. Hiervoor wordt in 2005 een set van kengetallen en kwaliteitsindicatoren ontwikkeld en ingevoerd. De set geeft op hoofdlijnen en in één oogopslag inzicht in de uitvoering van het beleid. Door het volgen van de kengetallen en kwaliteitsindicatoren is het mogelijk om het overzicht te houden over provinciale activiteiten en deze te beheersen, zonder voortdurend diepgaand te hoeven monitoren. Omdat de behoefte aan detailinformatie sterk afhankelijk is van de bestuurlijke of ambtelijke rol, zullen er complementaire sets met kengetallen en kwaliteitsindicatoren worden ontwikkeld. Subdoelen
Indicatoren
Takendiscussie
• Het volgens planning uitvoeren van het implementatieplan takendiscussie.
Autonoom beleid. Grote mate van beïnvloedbaarheid Herijken financiële en subsidierelaties Autonoom beleid. Grote mate van beïnvloedbaarheid Stroomlijnen vergunningverlening en handhaving
• Alle subsidierelaties zijn getoetst aan het nieuwe toetsingskader en zo mogelijk aangepast aan de toetsingsnormen.
• Adequate veiligheidsvoorschriften in 100 procent van de vergunningen voor risicovolle bedrijven in 20052.
Autonoom beleid. Grote mate van beïnvloedbaarheid Transparante beleidsvoorbereiding en – verantwoording (P&C)
• In 2005 is een geïntegreerd monitoringsysteem gereed ten behoeve van meting van de uitvoering van het beleid in 2006 (doelstelling-/effectmeting).
Autonoom beleid. Grote mate van beïnvloedbaarheid Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota worden in 2005 vooral interne overheaduren ingezet. Deze maken deel uit van de toegerekende apparaatskosten en kunnen niet naar de specifieke doelstellingen worden verbijzonderd. Regulier beleid In het reguliere beleid richten we ons op: • Flexibel inspelen op onvoorziene kansen (vooral door middel van het Actiefonds); § Versnellen van realisatie provinciale doelstellingen en prioriteiten; § Bereiken van substantiële effecten door clustering middelen (Netwerkstad/Ontwikkeling Twente, West-Overijssel /IJsseldelta, Zorg & Innovatie en Duurzaam Veilig); 1
-
De drie W-vragen: Wat willen we bereiken? Wat gaan we daar voor doen?
Wat gaat het kosten? Van de 34 risicobedrijven is de stand van zaken op 24 april 2004 als volgt: - in 9 gevallen zijn de veiligheidsrichtlijnen actueel en volledig opgenomen; - in 4 gevallen zijn de juiste veiligheidsrichtlijnen overgenomen doch zijn de voorschriften niet geheel actueel; - in 6 gevallen zijn de juiste veiligheidsrichtlijnen gehanteerd doch is er, blijkens jurisprudentie, te globaal naar verwezen; - in 14 gevallen is sprake van verouderde en eventueel incomplete en/of te globale veiligheidsvoorschriften; hieronder vallen onder andere 7 vuurwerkopslagbedrijven waar, zolang de vergunning niet is aangepast aan het Vuurwerkbesluit, geen opslag van vuurwerk mag plaatsvinden; - in 1 geval zijn voor een bepaalde activiteit nog geen veiligheidsvoorschriften opgenomen. Alle veiligheidsvoorschriften van bovenstaande bedrijven zijn/worden in de periode 2004-05 aangepast. 2
16
Programmabegroting
• • •
•
§ Stimuleren van creatieve projecten die binnen twee jaar gerealiseerd zijn; § Daadwerkelijk vormgeven aan projecten door samenwerking met partners; § Slagvaardig inspelen op kansen; Behandelen van bezwaarschriften, administratieve beroepen en klachten en voorzieningen op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb), de Wet Werk en Bijstand (Wwb) en andere bijzondere wetten; Juridische advisering over provinciaal beleid; Juridische kwaliteitszorg en alternatieve geschillenbeslechting; § Systematisch en preventief bevorderen van kennis en inzicht in juridische aspecten; § Terugdringen juridificering en verkorten behandeltermijnen door gebruik van alternatieve geschillenbeslechting; § Legal audits (in de takendiscussie is aangegeven dat dit instrument in 2007 zijn aanjagende effect heeft bereikt en derhalve kan vervallen); § Ontwikkelen van beleid ter voorkoming c.q. afhandeling van schadeclaims; Een werkomgeving die de provinciale doelen ondersteunt.
Subdoelen
Indicatoren
Juridische kwaliteitszorg en alternatieve geschillenbeslechting
Het percentage bezwaarmakers dat geen beroep instelt tegen de beslissing op bezwaar staat per 2007 op 90 procent (2004 = 50 procent)
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Wij zetten hiertoe de volgende instrumenten in: • Legal audits; • Ontwikkelen juridische modellen; • Premediations en mediations in externe provinciale geschillen, primaire besluitvormingsprocedures en planontwikkeling; • Polisbeheer verzekeringen, behandelen aansprakelijkheidsstellingen en schade evenals verhaal van schades op derden; • Renovatie provinciehuis.
Programmabegroting
17
Wat gaat dat kosten?
Hoofddoelstelling: Vergroten sociale en maatschappelijke betrokkenheid. Interactief werken Subdoelstelling: -
Gebiedsgericht werken.
Product-
Product
nummer 2.1.70.90
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Gebiedsgericht werken
0
1.238
-1.238
-1.238
-1.238
-1.238
algemeen Interactief werken Subdoelstelling: -
Vergroten van de burgerparticipatie.
-
De taken uit de ambtsinstructie en de taken als vertegenwoordiger van de provincie van de Commissaris van de Koningin.
2.1.20.05
Dienstverlening Commissaris
28
175
-147
-147
-147
-147
0
1.772
-1.772
-1.766
-1.770
-1.575
0
1.065
-1.065
-849
-853
-349
14
951
-937
-937
-998
-937
0
410
-410
-410
-410
-410
42
5.611
-5.347
-5.416
-4.656
van de Koningin 2.1.60.05
Promotie, externe betrekkingen en lobby
Interactief werken Subdoelstelling: -
Electronische provincie.
2.1.70.30
Programma informatie en communicatietechnologie
Communicatie en representatie Subdoelstelling: -
Transparante en heldere communicatie.
2.1.60.10
Journalistieke producties, internetredactie en mediacontacten
2.1.60.12
Communicatieadvies en ondersteuning
Subtotaal
18
Programmabegroting
-5.569
Hoofddoelstelling: Besturen met rendement; vergroten kwaliteit openbaar bestuur. Kwaliteit openbaar bestuur Subdoelstelling: -
De andere provincie.
Product-
Product
nummer 2.1.70.80
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
De andere provincie
0
0
0
0
0
0
Kwaliteit openbaar bestuur Subdoelstelling: -
Relatie met andere overheden: bovenlokale sturing.
-
Relatie met andere overheden: modern toezicht.
-
Versterking internationale oriëntatie.
-
Ondersteuning van PS bij effectieve invulling van de volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol van PS.
2.1.00.05
Ondersteuning
0
1.023
-1.023
-1.023
-1.023
-1.023
0
314
-314
-314
-314
-314
bestuursorganen PS 2.1.00.06
Ondersteuning bestuursorganen GS
2.1.00.07
Evaluatie en monitoring
0
771
-771
-771
-771
-771
2.1.00.20
Rechtspositie PS
0
963
-963
-963
-964
-963
Rechtspositie GS / oud-
0
1.144
-1.144
-1.144
-1.144
-1.144
0
193
-193
-193
-193
-193
2.1.10.05
gedeputeerden 2.1.20.10
Rechtspositie Commissaris van de Koningin
2.1.30.05
Bestuurlijke organisatie
0
262
-262
-262
-262
-262
2.1.30.10
Internationalisering
0
363
-363
-363
-363
-363
Algemeen financieel
0
490
-490
-490
-491
-490
0
85
-85
-85
-85
-85
2.1.40.05
bestuurlijk toezicht 2.1.50.10
Benoemingen en onderscheidingen
2.1.50.15
Toezicht archiefzorg
0
138
-138
-138
-138
-138
2.1.60.15
IPO-samenwerking
0
521
-521
-521
-521
-521
0
6.267
-6.267
-6.269
-6.267
Subtotaal
-6.267
Programmabegroting
19
Hoofddoelstelling: Besturen met rendement; een effectief, toegankelijk en doelmatig provinciaal bestuur. Doelmatig openbaar bestuur Subdoelstellingen: -
Takendiscussie.
-
Herijking financiële en subsidierelaties.
-
Stroomlijning vergunningverlening en handhaving.
-
Transparante beleidsvoorbereiding en verantwoording (P&C).
-
Juridische kwaliteitszorg en alternatieve geschillenbeslechting; behandelen van bezwaarschriften, administratieve beroepen en klachten, voorzieningen op grond van betreffende wetten (o.a. Awb en Abw); juridische advisering over provinciaal beleid.
Product-
Product
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
nummer 2.1.50.05
Beschikkingen en
28
572
-544
-449
-449
-449
klachtenbehandeling 2.1.60.30
Juridische advisering
0
200
-200
-200
-200
-200
2.1.60.35
Juridische kwaliteitszorg
0
267
-267
-62
-62
-62
Verzekeringen en
0
258
-258
-258
-258
-258
0
641
-641
-779
-856
-856
0
138
-138
0
-2.738
-2.687
28
2.076
-2.048
-1.748
-4.563
-4.512
4.916
-4.916
-4.669
-4.363
-4.360
18.870
-18.800
-18.031
-20.611
-19.795
-1.879
-1.674
-1.928
0
-92
0
-60
0
2.1.60.40
aansprakelijkstellingen 2.1.70.35
Programma's en projecten: overige ramingen
2.1.70.50
Project renovatie Provinciehuis
Subtotaal Toegerekende apparaatskosten Bestuur
Totaal Bestuur
70
Waarvan incidenteel beschikbaar in het kader van nieuw beleid Waarvan overige incidentele posten
Naast bovenstaande exploitatiebudgetten worden voor dit programma ook middelen ingezet vanuit de voorzieningen. Het gaat hierbij om de volgende middelen: Voorziening
2005
2006
2007
2008
Secundaire voorziening Statenleden
-10
-10
-45
-10
Totaal ten laste van voorzieningen
-10
-10
-45
-10
20
Programmabegroting
Autonome ontwikkelingen, beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen Binnen dit programma hebben zich autonome ontwikkelingen voorgedaan na het vaststellen van de financiële uitgangspunten in de Perspectiefnota 2005. Deze ontwikkelingen hebben de volgende consequenties voor de begroting. Product-
Product
nummer 2.1.10.05
Rechtspositie GS / oud-
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
275
-275
-238
-119
-26
gedeputeerden Op basis van het geactualiseerde budgettaire perspectief zijn binnen dit programma voorstellen voor beleidsintensivering en aanvullende voorstellen geformuleerd. Deze voorstellen hebben de volgende consequenties voor de begroting. 2.1.30.10
Internationalisering
0
154
-154
-34
-34
2.1.60.10
Journalistieke producties,
0
24
-24
-24
-24
-24
0
552
-552
-552
-552
-552
0
400
-400
-400
-400
-1.405
-1.248
-1.129
internetredactie en mediacontacten 2.1.70.90
Gebiedsgericht werken algemeen
2.1.70.80
De andere provincie
Subtotaal Totaal primaire begroting
0
1.405
-602
70
18.870
-18.800
-18.031
-20.611
-19.795
Totaal incl. intensiveringen
70
20.275
-20.205
-19.279
-21.740
-20.397
Door de renovatie van het Provinciehuis nemen vanaf 2007 de kapitaalslasten (rente en afschrijving) toe. Het saldo in 2008 daalt door het vervallen van het nieuw beleid aan het eind van de huidige bestuursperiode. Deze bedragen zijn gereserveerd binnen het product Onvoorzien voor de volgende bestuursperiode.
Programmabegroting
21
2.3
Programma Economie & Innovatie
2.3.1 Inleiding Wij richten ons op de groei van de werkgelegenheid in Overijssel. De provincie creëert zelf geen werkgelegenheid, maar kan wel belemmeringen wegnemen en goede voorwaarden creëren voor de groei van de werkgelegenheid. De provincie doet dit op verschillende beleidste rreinen en zoveel mogelijk in samenhang met elkaar. Het veelal indirecte effect van het beleid op het gebied van ruimtelijke ordening en wonen, landelijk gebied, bereikbaarheid en zorg en cultuur op de economie is evident. De provinciale doelstelling voor werkgelegenheid nemen wij daarom integraal mee in deze beleidsvelden. De economische thema’s uit het Onderhandelingsakkoord zijn uitgewerkt in de nota ‘In actie voor werkgelegenheid’ (MEUP). Wij richten ons daarmee met concrete actielijnen op ruimte voor ondernemen (onder andere de herstructurering van bedrijventerreinen en vermindering van regelgeving voor bedrijven), innovatie (zoals het innovatieve Landsdeel Oost), het verbeteren van het functioneren van de regionale arbeidsmarkt (onder andere jeugdbanenplan), recreatie en toerisme. Speerpunten zijn de maakindustrie en het MKB. Door product- en marktinnovatie en het creëren van clusters en netwerken moeten MK B en maakindustrie in staat worden gesteld de motor te zijn en te blijven voor de Overijsselse economie. Verder behoren de Europese programma’s en aandeelhoudersschap nutsvoorzieningen tot dit programma. Portefeuillehouder van dit programma is mevrouw drs. C. Abbenhues. Voor de doelstelling ‘Het waarborgen van een doelmatige en betrouwbare energie- en drinkwatervoorziening via de aandeelhoudersschappen in Essent en Vitens’ is de heer P. Jansen portefeuillehouder.
2.3.2 Ontwikkelingen Provincie Overijssel
In 2001 liet het Overijssels bruto regionaal product (BRP) een daling zien. In 2002 is de economie in de provincie verder gekrompen, wat zich in 2003 heeft voortgezet. Dit wordt veroorzaakt door vooral een zwakkere productiestructuur en een lager percentage exporterende bedrijven dan het Nederlands gemiddelde. De economische groei in Nederland was in 2003 gemiddeld 0, de laagste groei sinds 1982. Voor 2004 zijn de voorspellingen iets optimistischer, zij het dat herstel traag en mager zal zijn. Zowel in Nederland als in Overijssel heeft de ontwikkeling van de arbeidsmarkt te lijden onder de teruglopende conjunctuur. De vermindering van de werkgelegenheid gaat samen met een sterke stijging van de werkloosheid. De werkgelegenheid (het aantal beschikbare arbeidsplaatsen) is in Overijssel over de periode 2002-2003 met 0,4 procent gestegen. Vooral de weinig conjunctuurgevoelige niet-commerciële dienstverlening heeft een gunstige ontwikkeling van de werkgelegenheid laten zien. Nieuw perspectief Twente
In het kader van de compensatie voor het verlies van de naar schatting 2600 arbeidsplaatsen als gevolg van de sluiting van de vliegbasis Twente is het Nieuw Perspectief Twente gericht op een economische transformatie naar een kennisinnovatie regio. Zorg en technologie is hierbij een van de speerpunten.
22
Programmabegroting
Werkgelegenheid (aantal arbeidsplaatsen) Verandering in procent
2000
2001
2002
2003
2004 (prognose)
Overijssel
3,5
2,3
1,0
0,4
-0,6
Nederland
2,8
1,9
0,9
-0,2
-0,7
Werkloosheid (niet werkende werkzoekenden) 2000
2001
2002
2003
2004
2005
(jan.)
(jan.)
(jan.)
(jan.)
(jan.)
(jan. Prognose)
Overijssel
-
5,9
5,8
6,9
8,8
9,3
Nederland
7,6
6,7
6,6
7,3
8,9
9,6
In procent beroepsbevolking
Landelijke ontwikkelingen
Ten aanzien van dit programma doen zich vanuit de landelijke overheid de volgende ontwikkelingen voor: Het Gebiedsgericht Economische Perspectief (GEP), de Nota Ruimte, het Innovatieplatform en de Innovatiebrief, het actieplan bedrijventerreinen, de Agenda Vitaal Platteland en de Vernieuwde Toeristische Agenda. De Nota Ruimte kent een economische paragraaf waarbij wordt ingezoomd op de kenniseconomie. In deze nota staat Twente genoemd als internationaal economische zone. In het GEP, de beleidsnota van het Ministerie van Economische Zaken, is Twente eveneens als kennisintensieve regio opgenomen. Dit wordt in relatie gebracht met de Landsdeel Oost. De nadruk komt hierbij te liggen op de samenwerking tussen de kennisregio’s Twente en Centraal Gelderland. Hier wil het ministerie met de regio een regionaal economische agenda voor opstellen. Ook het innovatieplatform richt zich op de onderscheiden sleutelgebieden waarbij kennis en bedrijvigheid samenkomen. Deze sleutelgebieden moeten bijdragen aan de innovatiekracht van Nederland. Het Ministerie van Economische Zaken gaf in haar innovatiebrief aan, dat zij innovatie ziet als een instrument om de economische conjuncturele teruggang het hoofd te bieden. In het Actieplan Bedrijventerreinen is aan vier projecten in Overijssel topprioriteit toegekend. De staatssecretaris wil gericht middelen inzetten voor deze topprojecten. De Overijsselse projecten zijn: het Regionaal Bedrijventerrein Twente, het Havengebied in Enschede, Twentekanaal in Hengelo en Haatlanden in Kampen. Voor de resterende revitaliseringopgave ligt de verantwoordelijkheid bij de verschillende regio’s. De Nota Ruimte en de Agenda Vitaal Platteland bieden de sector recreatie en toerisme de ruimte om zich te ontwikkelen. Het gaat daarbij om voldoende recreatiemogelijkheden in en nabij de stad, een toegankelijk platteland en ruimte voor ondernemers in de toerisme- en recreatiesector. In de Vernieuwde Toeristische Agenda concentreert EZ haar toeristisch beleid vooral op het inkomend toerisme naar de kust en de Randstad.
Programmabegroting
23
2.3.3 Wat willen we bereiken, wat gaan we doen en wat gaat het kosten?
Hoofddoelstelling: Ruimte bieden voor ondernemen. De provincie geeft prioriteit aan gemeentelijke bedrijvigheidplannen en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Via de bedrijvigheidplannen biedt de provincie gemeenten ruimte om nieuwe bedrijventerreinen te ontwikkelen. De gemeenten is verzocht om in 2004 bedrijvigheidplannen op te stellen met daarin de behoefte aan nieuwe terreinen en de mogelijkheden voor herstructurering van oude terreinen. De to tale herstructureringsopgave voor de provincie Overijssel bedraagt ongeveer 1000 hectare. Gemeenten zijn hierbij als eerste verantwoordelijk, de provincie heeft een stimulerende rol. Prioriteiten uit de Perspectiefnota De provincie spoort gemeenten en bedrijven aan om in 2007 concrete herstructureringsprojecten in uitvoering te hebben. De provincie levert een financiële bijdrage via een herstructureringsregeling. In 2005 zal het Regionaal Bedrijventerrein Twente verder worden ontwikkeld. Subdoelen
Indicatoren
Herstructurering van bedrijventerreinen
Aantal bedrijventerreinen waarvoor nieuwe herstructureringsprojecten zijn opgestart (aantal bedrijventerreinen)
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
-
1
2
2
2
Om dit resultaten te bereiken, zetten wij de volgende instrumenten in: • Overleg met en advies aan gemeenten; • Leveren van een financiële bijdrage via de herstructureringsregeling; • Inzet van expertise via inzet Oost NV. In het Onderhandelingsakkoord is voor de periode 2004 – 2007 jaarlijks € 1 miljoen beschikbaar gesteld voor de revitalisering van bedrijventerreinen. Uit onderzoek is gebleken dat de kosten van revitalisering van bedrijventerreinen in Overijssel in de komende jaren tussen € 175 miljoen tot € 230 miljoen zullen bedragen. Gelet op de beschikbare middelen zal de provincie slechts een bescheiden bijdrage kunnen leveren aan realisatie van deze opgave, te weten 10 à 20 hectare per jaar. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 ruim € 3,5 miljoen begroot. Regulier beleid Bij regulier beleid richt de provincie zich op: • Voldoende marktgerichte locaties van voldoende kwaliteit bieden door: § Ruimtelijke knelpunten op te lossen die door gemeenten in bedrijvigheidplannen zijn geconstateerd; § Economische functies toe te kennen aan vrijgekomen agrarische bebouwing; § Regionaal afgestemd aanbod van bedrijventerreinen te bevorderen; § Goede bereikbaarheid van bedrijventerreinen te bevorderen (programma bereikbaarheid). • Belemmeringen die de groei van bedrijven in de weg staan door: § Beleidsruimte voor bedrijvigheid vanuit verschillende beleidsterreinen bevorderen; § Administratieve lasten voor ondernemers terugdringen; § Kwaliteit van de dienstverlening aan ondernemers verhogen;
24
Programmabegroting
• Het Overijssels ondernemingsklimaat promoten, versterken en nieuwe bedrijvigheid aantrekken door: § Promotie van het Overijssels investeringsklimaat; § Acquisitie van nieuwe bedrijvigheid; § Versterken van het vestigingsklimaat. Ten aanzien van het regulier beleid worden in 2005 de volgende instrumenten ingezet: • Streekplan en het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP); • Regionale platforms bedrijventerreinen; • Oost NV; • Arbeidsplaatsenregeling (II en klein) (tot half 2005); • Subsidieverordening bij ‘In actie voor werkgelegenheid’ .
Hoofddoelstelling: Stimuleren van het innovatief vermogen. Innovatie is de sleutel voor economische groei en werkgelegenheid. Zonder innovatie verliest het MKB zijn concurrentievermogen en daarmee gaat werkgelegenheid verloren. De provincie draagt bij aan een innovatief klimaat en stimulering van innovaties, door bedrijven uit te dagen c.q. voorwaarden te scheppen voor betere beschikbaarheid van kennis in netwerken en clusters. Prioriteiten uit de Perspectiefnota Prioriteiten zijn de uitvoering en ontwikkeling van Kennisbeleid Oost, Kennispark Twente, Kennispoort Zwolle, een open breedbandinfrastructuur en het vergroten van het innovatieve vermogen van het MKB. Hierdoor groeit het aantal arbeidsplaatsen in de hoogwaardige, kennisintensieve maakindustrie. In het Onderhandelingsakkoord heeft Twente op het gebied van kennisinnovatie een speciale rol gekregen. De universiteit en gelieerde instellingen bieden extra ontwikkelingskansen, zeker in het licht van de investeringen die hier al zijn gedaan. Twente vormt één van de zwaartepunten van Kennisbeleid Oost. Gericht op de compensatie voor het verlies van de naar schatting 2600 arbeidsplaatsen is Nieuw Perspectief Twente gericht op het bewerkstelligen van een economische transformatie; een economie gebaseerd op kennisintensieve industrie. Hieraan wordt mede invulling gegeven door Twente te positioneren als toptechnische regio via Technology Valley. Het programma zorg en informatietechnologie vormt hierbij één van de speerpunten. Subdoelen
Indicatoren
Stimuleren van activiteiten tussen ondernemers en strategische partners (kennisinstellingen)
Aantal vestigingen op Kennispark (aantal nieuwe vestigingen per jaar)*1) 2004
2005
2006
2007
2008
-
3
7
10
10
Autonoom beleid Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Gebruik breedbandnetwerk verbeteren Autonoom beleid Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
Aantal ontwikkelde breedbanddiensten met ondersteuning van de provincie (aantal nieuwe diensten per jaar) 2004
2005
2006
2007
2008
2
2
2
2
0*2)
*1) Op de lange termijn moet dit in totaal 1.000 banen opleveren. *2) Deze regeling loopt tot en met 2007.
Om deze resultaten te bereiken, worden de volgende instrumenten ingezet: • Subsidieverordening ‘In actie voor werkgelegenheid’; • EFRO Subsidie; • Inzet Oost NV en Syntens; • Het regionaal innovatieplatform. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 bijna € 1,7 miljoen begroot. Dit is inclusief de beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen die voor deze doelstellingen zijn opgenomen.
Programmabegroting
25
Regulier beleid Bij regulier beleid richt de provincie zich op: • Het innovatief vermogen van (potentieel) stuwende bedrijven vergroten door: § Het ambitieniveau van bedrijven te verhogen; § Samenwerking tussen MKB en kennisinstellingen te stimuleren; § Product-, proces- en marktvernieuwing te stimuleren; § Het stimuleren van technostarters. • Het professionaliseren van clusters en netwerken door: § Bestaande clusters en netwerken te benutten; § Internationale samenwerking te stimuleren. Subdoelen
Indicatoren
Bevorderen product-, proces- en marktvernieuwing door organiseren
Resultaten stimuleringsregeling (aantal directe arbeidsplaatsen) 2004
2005
2006
2007
2008
10
30
60
30
30
Autonoom beleid Beperkte mate van beïnvloedbaarheid Een groter aandeel technostarters en kennisintensieve doorstarters realiseren binnen het totaal startende ondernemers
Aantal deelnemende bedrijven in door de provincie ondersteunde (techno)startersregelingen (aantal bedrijven) 2004
2005
2006
2007
2008
10
20
25
30
25
Autonoom beleid Beperkte mate van beïnvloedbaarheid Om deze resultaten te bereiken, worden de volgende instrumenten ingezet: • Subsidieverordening bij ‘In actie voor werkgelegenheid’; • Innovatie Impuls Overijssel; • Inzet Oost NV en Syntens; • Innovatiestimuleringsregeling.
Hoofddoelstelling: Verhogen van de arbeidsparticipatie. Het provinciale (= regionale) arbeidsmarktbeleid is erop gericht de arbeidsparticipatie in Overijssel te vergroten, in het bijzonder van kwetsbare groepen (jongeren, mensen van niet-westerse afkomst, ouderen en niet-uitkeringsgerechtigden). Prioriteiten uit de Perspectiefnota De bijdrage van de provincie is gericht op het verkleinen van de kloof tussen vraag (werkgelegenheid) en aanbod (beroepsbevolking), met als doel het verbeteren van het functioneren van de regionale arbeidsmarkten. De jeugdwerkloosheid vormt daarbij een belangrijk aandachtsgebied. Het is belangrijk dat zoveel mogelijk jongeren een startkwalificatie behalen, zodat zij beter in staat zijn zich een duurzame plek op de regionale arbeidsmarkt te verwerven. In 2005 worden daartoe met regionale arbeidsmarktpartijen concrete samenwerkingsprojecten ontwikkeld en uitgevoerd. De provincie richt zich daarbij zowel op de instellingen en organisaties die zich bezighouden met de bestrijding van reeds opgetreden schooluitval, de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC), als op de scholen zelf. Ook het bereiken van de werkgevers in de provincie is belangrijk. De provincie wil hen stimuleren een bijdrage te leveren in de vorm van leerbanen en stageplaatsen.
26
Programmabegroting
Als voorbeelden van onze aanpak zijn de volgende initiatieven te noemen: • Vernieuwende projecten, zoals het begeleiden van individuele leerlingen door mentoren uit het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties; • Initiatieven die jongeren ondersteunen bij het verwerven van een duurzame arbeidsplaats op de arbeidsmarkt; • Op basis van thema’s demografie en employability, kloof vraag-en-aanbod en gekwalificeerde start worden in het Europese programma ESF art. 6 projecten gerealiseerd. Deze projecten worden samen met regionale arbeidsmarktpartijen ontwikkeld en dragen concreet bij aan het oplossen van knelpunten op de regionale arbeidsmarkten.
Subdoelen
Indicatoren
Realiseren van leerbanen
Aantal gerealiseerde leerbanen*
Autonoom beleid. Beperkte mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
0
1000
500
500
0
* Deze regeling loopt tot en met 2007.
Om deze resultaten te bereiken, worden de volgende instrumenten ingezet: • Subsidieverordening bij ‘In actie voor werkgelegenheid’; • RMC -overleg; • ROC-platform; • Bestuurlijke deelname aan de RPA’s (Regionaal Platform Arbeidsbeleid); • ESF art. 6 programma. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 ruim € 1,2 miljoen begroot. Regulier beleid Bij het regulier beleid richten we ons op: • De samenwerking en transparantie voor regionale arbeidsmarkt bevorderen: § Samen met arbeidsmarktpartijen formuleren van regionaal arbeidsmarktbeleid door prioriteren van thema’s uit RATIO en op basis daarvan projecten laten ontwikkelen; § De actualisatie van RATIO meer gericht op branches; § De grenzen tussen regionale arbeidsmarktpartijen en gebieden/regio doorbreken. • De aansluiting arbeidsmarkt – onderwijs, met speciale aandacht voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt verbeteren: § Preventie en aanpak van voortijdige schooluitval VMBO-MBO; § Stimuleren van arbeidsparticipatie van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt; § Inzichtelijkheid en bereikbaarheid onderwijs voor werkgevers en intermediaire organisaties verbeteren; § Beroepskolom VMBO-MBO-HBO(-WO) versterken. Om deze resultaten te bereiken, worden de volgende instrumenten ingezet: • E-RATIO (Regionaal Arbeidsmarktinformatiesysteem Overijssel); • Subsidieverordening bij ‘In actie voor werkgelegenheid’; • Bevorderen integraal werken onder andere samenhang met Jeugdzorg en Jeugdbeleid en/of sociale actie; • Europese Programma’s/subsidiemogelijkheden ESF3/EQUAL.
Hoofddoelstelling: Kwaliteitsverbetering toerisme. De provincie richt zich op een groei van het aantal arbeidsplaatsen in de toeristische sector. Onze doelstelling is het bereiken van een jaarlijkse stijging van ongeveer 3 procent (10 procent in 2007). Kwaliteitsverbetering en innovatie, promotie en marketing en de verbetering van de openbare infrastructuur zijn hierbij speerpunten van het beleid. Regulier beleid De provincie zet zich vooral in voor de verdere ontwikkeling van regionale toeristische merken. Het netwerk van Regionale bureaus voor toerisme (RBT), het Gelders Overijssels Bureau voor Toerisme (GOBT) en de VVV’s speelt hierbij een centrale rol.
Programmabegroting
27
Daarnaast stimuleert de provincie ondernemers de kwaliteit van het toeristisch product voortdurend te verbeteren. Via de KITO-regeling kunnen de kwalitatieve verbeteringen financieel worden ondersteund. Via het streekplan kan de provincie ondernemers de ruimte bieden om de beoogde kwaliteitsslag ook daadwerkelijk te maken. Innovatie is een belangrijk instrument om te komen tot een kwalitatief hoger aanbod. Daarbij gaat de aandacht vooral uit naar ketensamenwerking in platteland- en natuurtoerisme en de economisering van cultuur door middel van het cultuurtoerisme. Vernieuwende projecten voor routegebonden recreatie zijn de uitvoering van het fietsknooppuntennetwerk en het wandelnetwerk, waarbij onder andere nieuw digitale technieken (zoals GPS) worden ingezet. Verder worden ondernemers via milieuvoorbeeldbedrijven en bedrijfsnatuurplannen gestimuleerd duurzaam te ondernemen. Subdoelen
Indicatoren
Groei van de werkgelegenheid in de toeristische sector
Toename werkgelegenheid ten opzichte van 2003 (percentage)
Autonoom beleid. Beperkte mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
2
5
8
10
-
Ten aanzien van het regulier beleid worden volgende instrumenten ingezet: • Marketing en promotieplan GOBT • Regeling Kwaliteits impuls Toerisme Overijssel (KITO) • Subsidiëren van toeristisch-recreatieve projecten • Participeren in regionale toeristische netwerken
Hoofddoelstelling: Europese programma’s. Doelstelling is te bewerkstellingen dat Europese middelen beschikbaar komen voor besteding binnen de provincie en er mede voor zorg te dragen dat de middelen op een juiste wijze worden besteed voor het realiseren van provinciale doelstellingen en verantwoord. Regulier beleid De Europese programma’s waarvoor Overijssel in de periode 2000-2006 de verantwoordelijkheid heeft gekregen (EPD-Oost, LEADER+, Interreg-IIIA, POP), hebben betrekking op een investeringspakket van circa € 450 miljoen, gerelateerd aan ongeveer 450 projecten. Tot op heden werden 300 projecten van een Europese, rijks- en/of een provinciale bijdrage voorzien. De projecten richten zich op werkgelegenheid, plattelandsvoorzieningen, kennis en innovatie, burgerparticipatie, bedrijventerreinen, sociaal-culturele voorzieningen en verbeteringen in milieu- en natuur. Voor deze EU-programma’s werden in 1999 investeringsprogramma’s gemaakt die in 2000 door de Europese Commissie werden goedgekeurd. Eind 2003 werden midterm reviews opgesteld, die ertoe leidden dat Overijssel de prestatiereserve van 4 procent toegekend kreeg. Deze extra middelen worden, samen met de resterende middelen, in 2004-2006 ingezet voor de verdere versterking van stad en platteland. De EU-programma’s werken met prioriteiten en maatregelen, doelstellingen en resultaten geënt op vooraf vastgestelde indicatoren, waarvan de werkgelegenheid de meest belangrijke is. Enkele van die indicatoren zijn: 1. groei werkgelegenheid met 2.650 arbeidsplaatsen; 2. 60.000 extra toeristische bezoekers; 3. participatiegraad op de arbeidsmarkt van vrouwen van 49 naar 54 procent; 4. 7.500 duurzame en concurrerende agrarische bedrijven; 5. 1.625 hectare functieverandering buitengebied; 6. 122 hectare nieuw bedrijventerrein; 39.750 m2 nieuwe bedrijfsruimte; 7. 15 nieuwe sociaal-culturele en/of cultuurhistorische voorzieningen; 8. 2100 m2 nieuwe en/of vernieuwde oppervlakte openbare ruimte (incl. nieuwe fiets -, ruiteren wandelpaden); 9. 35 innovatieve producten en nieuwe productiemethoden voor met name het MKB en de landbouw; 10. 35 gestarte ondernemingen; 11. 50 nieuwe cluster- en/of samenwerkingverbanden in het MKB en de landbouw; 12. 825 deelnemende agrarische en MKB-bedrijven aan innovatieve milieuprojecten.
28
Programmabegroting
Bij het Plattelandsontwikkeingsprogramma (POP) wordt de output vastgelegd bij de concrete projectvoorstellen. Er zijn geen vooraf vastgestelde kwantitatieve doelen op provinciaal niveau. Halverwege de uitvoering van de EU-programma’s zijn alle doelstellingen al ruimschoots gehaald. Inmiddels is begonnen met de voorbereiding van de participatie van Overijssel in het nieuwe structuurbeleid van de Europese Unie, dat de periode 2007-2013 beslaat. Kernpunten zijn het ontwikkelen van een breed investeringsprogramma, gericht op kennis en innovatie, opleiding en scholing, sociale cohesie, deelname aan de digitale economie, milieu- en risicopreventie, basisdienstverlening en platteland. Deze moeten een plek krijgen in het nationale EU-programma. Daarnaast taxeren wij de mogelijkheden om voor de uitvoering zelf ook middelen te reserveren.
Hoofddoelstelling: het waarborgen van een doelmatige en betrouwbare energieen drinkwatervoorziening via de aandeelhouderschappen in Essent en Vitens. Regulier beleid Essent: De provincie streeft naar een gemaximaliseerde aandeelhouderswaarde in een geliberaliseerde en deels te privatiseren energiemarkt. Einddoel is het afstoten van onze aandelen in Essent, tegen een maximale opbrengst en zodra er voldoende waarborgen zijn voor het toezicht op energieleveranciers en de toegang tot de netwerken voor bedrijven en particulieren. Vitens: Wettelijk wordt vastgelegd dat de aandelen van de drinkwaterbedrijven in publieke handen blijven. Via ons aandeelhouderschap streeft de provincie ernaar dat de tariefsstijging voor de gebonden klanten maximaal gelijk is aan de inflatie. De provincie streeft naar een dividenduitkering op het aandelenkapitaal in Vitens, dat vergelijkbaar is met het rendement op staatsobligaties.
Programmabegroting
29
Wat gaat dat kosten?
Hoofddoelstelling: Ruimte bieden voor ondernemen. Subdoelstellingen: -
Herstructurering van bedrijventerreinen.
-
Voldoende marktgerichte locaties van goede kwaliteit bieden; Belemmeringen wegnemen
-
Het Overijssels ondernemingsklimaat promoten en versterken en nieuwe bedrijvigheid
voor bedrijvigheidplannen. aantrekken. Product-
Product
nummer 2.7.10.10
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Stimulering
57
5.134
57
5.134
-5.077
-3.666
-3.338
-2.415
-3.666
-3.338
-2.415
werkgelegenheid
Subtotaal
-5.077
Hoofddoelstelling: Stimuleren van het innovatief vermogen. Subdoelstellingen:
-
Stimuleren van activiteiten tussen ondernemers en strategische partners (kennisinstellingen). Gebruik Breedbandnetwerk verbeteren.
-
Bevorderen product-, proces- en marktvernieuwing door organiseren.
-
Een groter aandeel technostarters & kennisintensieve doorstarters realiseren binnen het totaal startende ondernemers.
Product-
Product
nummer 2.7.10.10
Stimulering
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
1.782
4.246
-2.464
-2.308
-2.253
0
750
-750
-750
-1.000
1.782
4.996
-3.058
-3.253
-1.120
werkgelegenheid 2.1.70.30
Programma informatie en communicatietechnologie: breedbandprojecten
Subtotaal
-3.214
-1.120
Hoofddoelstelling: Verhogen van de arbeidsparticipatie. Subdoelstellingen: -
Realiseren van leerbanen.
-
Vergroten arbeidsparticipatie kwetsbare groepen op de regionale arbeidsmarkten; betere
-
De samenwerking en transparantie voor regionale arbeidsmarkt bevorderen.
aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs. Product-
Product
nummer 2.7.10.15
Functioneren
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
51
1.587
-1.536
-1.536
-1.497
-1.497
0
216
-216
-207
-214
-214
51
1.803
-1.743
-1.711
-1.711
arbeidsmarkt 2.8.10.50
Onderwijs
Subtotaal
30
Programmabegroting
-1.752
Hoofddoelstelling: Kwaliteitsverbetering toerisme. Subdoelstellingen: -
Groei van de werkgelegenheid in de toeristische sector.
Product-
Product
nummer 2.6.10.05
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Instandhouding recreatief
0
816
-816
-846
-896
-914
1.750
2.907
-1.157
-1.157
-1.157
-857
0
822
-822
-822
-822
-722
1.750
4.545
-2.825
-2.875
-2.493
toeristische basisstructuur 2.6.10.10
Ontwikkeling recreatief toeristische basisstructuur
2.7.00.10
Toeristische promotie
Subtotaal
-2.795
Hoofddoelstelling: Europese programma’s. Subdoelstelling: -
Bewerkstellingen dat Europese middelen beschikbaar komen voor besteding binnen de provincie en zorgdragen voor een juiste besteding en verantwoording.
Product-
Product
nummer 2.7.10.05
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Europese programma’s
Subtotaal
12.401
18.520
12.401
18.520
-6.119 -6.119
-8.174
-7.473
-6.406
-8.174
-7.473
-6.406
Hoofddoelstelling: Het waarborgen van een doelmatige en betrouwbare energie- en drinkwatervoorziening via de aandeelhouderschappen in Essent en Vitens. Subdoelstellingen: -
Gemaximaliseerde aandeelhouderwaarde Essent.
-
Tariefstijging drinkwater maximaal inflatie. Product Baten
Productnummer
2.7.20.05
2005 Organisatie
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2006
2007
2008
16.242
222
16.242
222 1.445
16.020
16.020
16.020
16.020
16.020
16.020
16.020
16.020
-1.445
-1.435
-1.341
-1.372
nutsvoorzieningen
Subtotaal
Toegerekende app.kosten Economie en Innovatie
Totaal Economie en innovatie
32.283
36.665
Waarvan incidenteel beschikbaar in het kader van nieuw beleid
-4.382
-4.881
-3.971
503
-10.394
-9.382
-2.527
0
0
0
0
0
Waarvan overige incidentele posten
Naast bovenstaande exploitatiebudgetten worden voor dit programma ook middelen ingezet vanuit de voorzieningen. Het gaat hierbij om de volgende middelen: Voorziening
2005
2006
Voorziening Europese programma's
-3.890
-1.417
Totaal ten laste van voorzieningen
-3.890
-1.417
Programmabegroting
2007
2008 -607 0
31
-607
Beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen Op basis van het geactualiseerde budgettaire perspectief zijn binnen dit programma voorstellen voor beleidsintensivering en aanvullende voorstellen geformuleerd. Deze voorstellen hebben de volgende consequenties voor de begroting. Product-
Product
nummer 2.7.10.10
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Stimulering
0
300
-300
-300
-300
0
200
-200
0
0
werkgelegenheid 2.1.70.30
Programma informatie en communicatietechnologie: NDIX
Subtotaal Totaal primaire begroting
0
500
-500
-300
-300
0
32.283
36.665
-4.382
-4.881
-3.971
503
Totaal incl. intensiveringen
32.283
37.165
-4.882
-5.181
-4.271
503
De daling in stimulering werkgelegenheid in 2006 wordt veroorzaakt door het einde van de APR-regeling. De schommelingen in het budget Europese programma's is gebaseerd op de planning van de projecten. Het saldo in 2008 daalt door het vervallen van het nieuw beleid aan het eind van de huidige bestuursperiode. Deze bedragen zijn gereserveerd binnen het product Onvoorzien voor de volgende bestuursperiode.
Herrichting Via herrichting uit bestaand beleid komen voor de volgende producten de volgende middelen beschikbaar Product-
Product
nummer 2.7.10.10
Stimulering
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
123
-123
-123
-123
0
0
123
-123
-123
-123
0
werkgelegenheid
Totaal
32
Programmabegroting
2.4
2.4.1
Programma Water
Inleiding
Overijssel leeft met water. Wij gaan voor een veilig en leefbaar Overijssel, waar wij beschermd zijn tegen overstromingen en wateroverlast. Wij gaan voor een schoon en aantrekkelijk Overijssel, waar wij kunnen rekenen op schoon en voldoende drinkwater en waar wij kunnen genieten van het water in de omgeving. De provincie is verantwoordelijk voor het regionale waterbeleid, waarbij overigens Rijks- en Europees beleid sterk sturend zijn. Echter, water heeft zijn eigen loop en houdt zich niet aan bestuurlijke grenzen. Daarom richt het hedendaagse waterbeleid zich meer en meer op de stroomgebieden en is samenwerking het sleutelwoord. De bovenstaande overkoepelende doelstelling werkt door in vijf hoofddoelstellingen: Veiligheid tegen overstroming, een duurzaam watersysteem, een duurzaam beheer van het grondwater, een goed functionerende en kosteneffectieve waterschapsorganisatie en het terugdringen van de populatie muskusratten en beverratten in Overijssel. Deze doelstellingen hebben een lange termijn karakter, evenals de daarvan afgeleid subdoelen en maatregelen. Portefeuillehouder van dit programma is P. Jansen.
2.4.2
Ontwikkelingen
Veiligheid tegen overstroming
Klimatologische veranderingen leiden tot strengere normen voor dijken en dwingen tot nieuwe ingrepen. Het Rijk presenteert eind 2004 een ontwerp Planologische Kern Beslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier. De provincie zal hierop een reactie formuleren in 2005. Begin 2006 is een regeringsbesluit te verwachten. Aan de ontwerp-PKB ligt een regioadvies ten grondslag dat mede door ons is opgesteld. In dit regioadvies is aangegeven welke aanpassingen van het hoofdsysteem (vooral de IJssel) de voorkeur van de regio hebben. Het regioadvies houdt nadrukkelijk rekening met het ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit naast het vergroten van de veiligheid. Om ingrijpende en vergaande landschapsaantastende maatregelen te voorkomen, maken wij ons sterk voor de realisatie van de eerder door ons aangegeven kansrijke projecten: dijkverlegging Westenholte, bypass Kampen en/of Deventer en de in Gelderland gelegen groene rivier VeessenWapenveld. Het verschuiven van de dijk bij Wilnis heeft de regionale waterkeringen volop onder de aandacht gebracht. In 2003 zijn door ons de regionale waterkeringen aangewezen en in 2004 is het veiligheidsniveau vastgesteld van de gebieden die door de regionale keringen worden beschermd. In 2005 zal vervolgens de normering van deze keringen door de provincie worden vastgesteld, waarna de eigenlijke toetsing van de keringen aan de normen kan plaatsvinden (af te ronden voor 2008). Een duurzaam watersysteem
Klimatologische veranderingen maken dat de veerkracht van het watersysteem moet worden vergroot om ons te beschermen tegen wateroverlast en watertekort. De stroomgebiedsvisie VechtZwarte Water (Waterbeleid 21e eeuw) is een doorvertaling van landelijk beleid in deze provincie en omvat het anders ontwikkelen, inrichten en gebruiken van de ruimte in relatie tot water. De Stroomgebiedsvisie is afgestemd met het Reconstructieplan en wordt doorvertaald in het Streekplan en het Waterhuishoudingsplan (eind 2005 gereed). De risicogebieden voor wateroverlast en het daarin te voeren beleid en het kader voor het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem (GGOR) worden hiermee opgenomen in het provinciaal beleid. In 2015 moet het watersysteem op orde zijn gebracht (Nationaal Bestuursakkoord Water). Wij bieden ruimte voor actie en geven actief steun aan de uitvoering, die door gemeenten en waterschappen inmiddels ter hand is genomen.
Programmabegroting
33
Europees beleid is de komende jaren bepalend voor het waterkwaliteitsbeleid in Overijssel. De doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) moeten in 2015 in principe zijn gerealiseerd. De kwaliteit van oppervlaktewater en waterbodems in Overijssel blijft momenteel, ondanks de forse inspanningen, achter bij de gestelde doelen in het vigerende waterhuishoudingsplan. Deze doelen wijken naar verwachting niet veel af van de doelstellingen die voortvloeien uit de KRW. Er is sprake van verstoring van het ecologisch evenwicht, de inrichting van waterlopen en vooral de concentraties bestrijdingsmiddelen, meststoffen en zware metalen voldoen niet aan de basisnormen. De landbouw en de rioolwaterzuiveringsinstallaties zijn hierbij belangrijke emissiebronnen. Wij streven naar de meest pragmatische en betaalbare oplossingen. De provincie Overijssel voert de regie voor de implementatie van de KRW in het deelgebied RijnOost. Het Rijk is uiteindelijk verantwoordelijk voor de rapportage aan Brussel. De eerste gebiedsrapportage is in 2004 opgeleverd. Voor 2009 dient het stroomgebiedsbeheerplan gereed te zijn. Ter verbetering van de waterkwaliteit zijn landelijke afspraken gemaakt om de emissie vanuit rioolstelsels fors te reduceren. Uiterlijk eind 2005 moet de vuiluitworp vanuit rioolstelsels zijn gehalveerd (de zogenaamde basisinspanning). Gemeenten blijven echter nog achter in het aanpakken van de riooloverstorten. Verder moeten uiterlijk eind 2004 in het buitengebied panden zijn aangesloten op de riolering dan wel voorzien zijn van een IBA (individuele behandeling van afvalwater) die voldoet aan de wettelijke vereisten. Het laat zich aanzien dat, ondanks forse inspanningen van de gemeenten, niet alle woningen tijdig aan de eisen zullen voldoen. De provincie heeft geen formele bevoegdheden inzake transport en zuivering van afvalwater. Gelet op het belang zien wij voor ons zelf toch een stimulerende rol om tot afspraken met – en tussen – gemeenten en waterschappen te komen. Een goed functionerende en kosteneffectieve waterschapsorganisat ie
De provincie heeft een toezichthoudende en kaderstellende rol met betrekking tot de waterschappen. Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) ‘Bekostiging regionaal waterbeheer’ heeft in 2004 de overheden nadrukkelijk gewezen op het belang van een heldere rolen taakverdeling. Tevens is de invulling van de wettelijke toezichthoudende rol van de provincies aan de orde gesteld. Wij vinden een structuurdiscussie op dit moment niet zinvol en geven voorrang aan een goede samenwerking tussen overheden om de gestelde wateropgaven succesvol en op kosteneffectieve wijze het hoofd te kunnen bieden. Om de samenwerking tussen Overijssel en de waterschappen te versterken zijn in 2004 voor het eerst prestatieafspraken gemaakt in de vorm van een wateractieprogramma. In 2005 krijgt dit een vervolg. In overleg met de waterschappen wordt verder invulling gegeven aan de onderlinge rol- en taakverdeling, zoals die aangegeven is in het Wateractieprogramma 2004. Echter, niet alleen de samenwerking tussen provincie en waterschappen is van belang, ook de samenwerking met gemeenten en maatschappij is een belangrijk element. Daarom besteden wij ook aandacht aan relatiebeheer, zetten wij in op gebiedsgericht werken en zullen wij de communicatieve mogelijkheden optimaal benutten. Een duurzaam beheer van de grondwatervoorraad
De kwaliteit van het grondwater staat onder druk en stelt eisen aan het grondgebruik. Europese regels stellen nieuw eisen. Onze regelgeving op dat punt moet worden geactualiseerd. De winning en distributie van drinkwater is georganiseerd op een bovenprovinciale schaal. De provincie is verantwoordelijk voor het toestaan van waterwinningen en voor het reserveren van voldoende winmogelijkheden. Daarom wordt het beleid met betrekking tot het onttrekken van grondwater geactualiseerd en verwerkt in een aanpassing van de Strategische Plannen. Bestrijding van Muskusratten en Beverratten
Muskus- en beverratten bedreigen de veiligheid van dijken in Nederland. De bestrijding van Muskusratten is gedelegeerd aan de waterschappen. De beverrat is bezig aan een opmars vanuit het zuiden van Nederland. Om die opmars te stuiten is een interprovinciale aanpak gewenst.
34
Programmabegroting
2.4.3
Wat willen we bereiken, wat gaan we doen en wat gaat het kosten?
In de provinciale begroting is water onderverdeeld in de beleidsvelden, ‘waterkeringen en hoogwaterbeheersing’, ‘oppervlaktewaterbeheer’, ‘grondwaterbeheer’, ‘waterschapsorganisatie’ en ‘muskusrattenbestrijding’. Voor het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer moet de reeks indicatoren moeten nog afspraken worden gemaakt met de partners in het waterbeheer (vooral de waterschappen). De (veelal lange termijn) einddoelen zijn meestal wel geformuleerd en afgesproken, maar de tussendoelen nog niet. Wij willen de tussendoelen in de prestatieafspraken neerleggen. Cluster Waterkeringen en hoogwaterbeheersing
Hoofddoelstelling: Veiligheid tegen overstroming. Mensen willen droog en veilig wonen. Dijken beschermen de inwoners van lage delen van onze provincie tegen overstromingen. Dijken moeten voldoende hoog en sterk worden gemaakt en gehouden. Het Rijk is verantwoordelijk voor de primaire waterkeringen, de provincie voor de secundaire (regionale) waterkeringen. De waterschappen beheren de waterkeringen. Wij hebben in de Perspectiefnota prioriteit gegeven aan het tot stand brengen van het vastgestelde niveau van bescherming tegen overstroming door ruimte te geven aan water. Dit heeft vooral betrekking op de IJssel. Het vereiste beschermingsniveau tegen overstroming van een bepaald gebied wordt door de provincie vastgelegd en gekoppeld aan een normering voor de regionale waterkeringen. De waterkeringen worden door de waterbeheerders getoetst aan deze normen; indien nodig moeten de waterkeringen worden aangepast. De veiligheid tegen overstroming wordt verder bepaald door de aanwezigheid van adequate calamiteitenplannen en de mate van geoefendheid in geval van een calamiteit. Ons reguliere beleid is gericht op het in stand houden van bescherming tegen overstroming en de benodigde calamiteitenregelingen. Dit omvat zowel de primaire als secundaire waterkeringen. Prioriteiten uit de Perspectiefnota Iedere vijf jaar wordt de maatgevende hoogwaterstand opnieuw berekend. Een relatief klein onderdeel van de primaire keringen (Van Heutzplein Kampen en Keersluis Zwolle) voldoet nog niet aan het huidige vastgestelde niveau van bescherming. Met het oog op de te verwachten klimaatsveranderingen heeft het Rijk bepaald dat in 2015 het hoofdsysteem moet voldoen aan hogere normen, terwijl in 2050 een nog strengere aanpassing moet zijn gerealiseerd. Daardoor voldoen onderdelen van de primaire keringen niet meer aan de nieuwe normen. Daarom is het project Ruimte voor de Rivier opgezet, waarbij men naast zuiver technische oplossingen (het hoger maken van dijken), vooral oplossingen wil zoeken in het geven van meer ruimte aan de rivier. De provincie speelt in het zoeken naar de ruimtelijke oplossingen een belangrijke adviserende rol. Eer dit zoden aan de dijk zet moeten plannen worden uitgewerkt en besluiten worden genomen, pas daarna kan aan de nieuwe veiligheidsnormen worden voldaan. Subdoelen
Indicatoren
Het tot stand brengen van een voldoende bescherming tegen overstroming
Vastgestelde veiligheidsnormen voor de primaire waterkeringen* (percentage van de lengte van de primaire waterkeringen dat voldoet)
Wettelijk beleid. Grote mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
Ca. 90
Ca. 90
Ca. 100
100
100
* De cijfers van de regionale keringen zijn per 2005 bekend.
Programmabegroting
35
In 2005 inzet op: • Ruimte voor de Rivier: het voorbereiden van een reactie op het ontwerp Planologische Kernbeslissing (PKB), het verrichten van planstudies voor kansrijke projecten, het vormen van een uitvoeringsorganisatie. Wij laten– samen met externe partners – onder andere de haalbaarheid en financieringsmogelijkheden onderzoeken van een bypass bij Kampen en/of Deventer en de groene rivier Veessen-Wapenveld. • Werkzaamheden met betrekking tot het Deltaplan Grote Rivieren afronden (Dijken Achter Ramspol). • Dijkversterkingsplannen goedkeuren en subsidie inzetten te r verbetering en onderhoud van waterkeringen. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 € 11,3 miljoen begroot. Regulier beleid Voor het in stand houden van het beschermingsniveau heeft de provincie een aantal wettelijke taken. In 2004 zijn de regionale waterkeringen aangewezen. In 2005 wordt het beschermingsniveau vastgesteld evenals vaststellen van de normering, toetsen aan normen en het doorvoeren van eventuele aanpassingen. Subdoelen
Indicatoren
Beschermingsniveau tegen overstroming in stand houden
De lengte van de primaire en secundaire waterkeringen (aantal toetsingsrapportages voor de waterkeringen)
Wettelijk beleid. Grote mate van beïnvloedbaarheid
Het goed voorbereid zijn op calamiteiten
2004
2005
2006
2007
2008
2
2
1
1
0*
(primair)
(primair)
(secundair)
(secundair)
Actuele status van de drie draaiboeken
Wettelijk beleid. Grote mate van beïnvloedbaarheid * Gelet op het periodieke karakter van de rapportagecyclus worden in 2008 geen toetsingsrapportages uitgebracht.
In 2005 inzet op: • Acties betreffende het vaststellen van de normering van regionale waterkeringen; • Rapporteren over het toetsen van hoofd- en regionale waterkeringen; • Afspraken met gemeenten betreffende schadevrij bouwen in overstromingsgebieden van de IJsseldelta (regionaal); • Het operationeel houden van de hoogwater coördinatie, het opstellen van een oefenplan, het houden van oefeningen, het uitvoeren van overstromingsberekeningen, het operationaliseren en onderhouden van het Hoogwater Informatie Systeem (HIS), het houden van toezicht op de calamiteitenplannen van de waterschappen, het doen van schadeberekeningen. Cluster Oppervlaktewaterbeheer (voorheen: Integraal Waterbeheer)
Hoofddoelstelling: duurzaam watersysteem. Waterhuishoudingsplan
Het begrip duurzaam watersysteem omvat een groot aantal uiteenlopende variabelen waar de provincie op verschillende niveau’s op stuurt. Het Waterhuishoudingsplan (WHP) vormt het beleidskader voor de uitvoering, maar de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de doorwerking van het Waterbeleid 21e eeuw (WB21) zijn parallelle, grote, relatief langlopende trajecten. Voor zover noodzakelijk zal het beleidskader worden geactualiseerd dan wel verder worden uitgewerkt. Daarnaast richt onze inzet zich vooral op het tot uitvoering laten komen van het vastgestelde beleid.
36
Programmabegroting
De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt bepaald door vele factoren en stoffen. Het beheer wordt uitgevoerd via verschillende niveau’s waarop gestuurd kan worden. Voeg daaraan toe de parallel lopende beleidskaders en het zal duidelijk zijn dat de onderlinge verbanden moeilijk inzichtelijk te maken zijn. Dit wordt weerspiegeld in de gestelde subdoelen en de inzet voor 2005, mede doordat wettelijke taken, afspraken, politieke urgentie en mate van beïnvloedbaarheid vervolgens de keuze bepalen. Wij hebben in de Perspectiefnota prioriteit gegeven aan de ontwikkeling/uitwerking van de beleidskaders KRW en WB21 en aan de uitvoering van WB21. Het reguliere beleid omvat vooral de uitvoering van het Waterhuishoudingsplan. Prioriteiten uit de Perspectiefnota Subdoelen
Indicator
Een actueel kader voor de uitvoering van het waterbeleid
Een recent vastgesteld en tijdig geactualiseerd Waterhuishoudingsplan
Wettelijk beleid. Grote mate van beïnvloedbaarheid In 2005 inzet op: • Het doorvertalen van de Stroomgebiedsvisie (WB21) in een partiële herziening van het Streekplan en het Waterhuishoudingsplan; • Afronding van de actualisatie van het Waterhuishoudingsplan (regulier beleid); De actualisatie heeft betrekking op de uitwerking en het concreet maken van vastgestelde doelstellingen, om een helderder kader te bieden voor de uitvoering door onder andere de waterschappen; • Een geïntegreerde vergoedingsregeling voor natuurbeheer en schadevergoeding (blauwe diensten) in wateropvanggebieden; • Het voeren van de regie op de implementatie en uitvoering van de Kaderrichtlijn Water. Dit betreft onder meer uitvoering van een maatregelen- en haalbaarheidsanalyse, het opzetten van een monitoringsprogramma en formulering van doelstellingen per waterlichaam; Tevens worden voorbereidingen getroffen voor de doorwerking van de KRW in de Strategische Plannen onder andere door de waterkwaliteitsdoelstellingen te herijken; • Het optimaliseren van de Duits-Nederlandse samenwerking door de implementatie van de organisatiestructuur en de opzet van een proefproject. In 2015 moet het watersysteem op orde zijn gebracht. Wij bieden ruimte voor actie en geven actief steun aan de uitvoering, die door gemeenten en waterschappen inmiddels daadwerkelijk ter hand is genomen. Subdoelen
Indicator
De uitvoering van waterbeleid stimuleren en de kansen van water benutten
Aantal beoogde projecten dat wordt uitgevoerd én nieuw in uitvoering is genomen.
Autonoom beleid. Beperkte mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
24
30 (10 nieuw)
-*
-*
-*
* Afhankelijk van nog te maken afspraken met de waterschappen.
In 2005 inzet op: • Het opstellen en gebiedsgericht afstemmen van uitvoeringsprogramma’s; • De uitvoering van projecten door het (gebiedsgericht) inzetten van capaciteit en geld. Door middel van het opzetten en benutten van netwerken, het beschikbaar stellen van kennis en informatie, het voeren van regie op projecten, het benutten van subsidieregelingen, het doelgericht inzetten van beschikbare financiële middelen; • Het bevorderen van samenwerking in de waterketen; • Symposium en/of publicatie over Water als bron van kansen; • Voorbeeldprojecten voor Water als bron van kansen selecteren en promoten.
Programmabegroting
37
Subdoelen
Indicator
Terugdringen van wateroverlast en verdroging door herstel van de veerkracht van het watersysteem (in 2015 moet het watersysteem op orde zijn gebracht)
• Het percentage oppervlakte dat voldoet aan de normen voor wateroverlast (in 2005 inzicht in huidige situatie, in 2006/2007 afspraken met de waterschappen en eventueel gemeenten over het uitvoeringstraject).
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
• Het percentage oppervlakte waarvoor het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem (GGOR) is vastgesteld (tussendoelen in 2005 nader aan te geven).
In 2005 wordt ingezet op: • Het vaststellen van een kader voor het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem en het opstellen van een programma om het GGOR vast te stellen; • Nadrukkelijk aandacht vragen bij gemeenten voor grondwateroverlast bij uitvoering van projecten in stedelijk gebied. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 bijna € 1,5 miljoen begroot. Dit is inclusief de beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen die voor deze doelstellingen zijn opgenomen. Regulier beleid Subdoelen
Indicator
De waterkwaliteit voldoet aan de basisnormen (2012)
De basisnormen: het percentage meetpunten dat voldoet aan de maximaal toelaatbare risico waarden (MTR). (in 2004 voldoet nog geen van de meetpunten aan de MTR)
Wettelijk beleid. Beperkte mate van beïnvloedbaarheid
In 2005 inzet op: • Verminderen verontreiniging uit rioolsysteem, door het oog houden op bereiken basisinspanning, het beoordelen van gemeentelijke rioleringsplannen, verlenen van ontheffingen van zorgplicht, inzetten van subsidies, afspraken met gemeenten; • De uitvoering van het actieprogramma ‘schoon water’; • Visstandbeheer. Subdoelen
Indicator
Het vergroten van de belevingswaarde van oppervlakte water en van de betrokkenheid van de samenleving bij het waterbeheer
• Bezoek aan de ‘waterwebsite’ www.overijssel.nl. (In 2004 ervaringen opdoen)
Deels wettelijk, deels autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
• Het aantal klachten met betrekking tot veiligheid en hygiëne in badinrichting en zwemgelegenheden *) in 2005 maximaal gelijk als in 2004.
*) Het aantal ernstige klachten zal in 2004 naar schatting ca. 20 bedragen, het aantal kleine klachten ca. 50.
38
Programmabegroting
In 2005 inzet op: • Opstellen van inrichtingsvisies ten behoeve van een aantrekkelijke inrichting en (recreatief) medegebruik van water; • Het ontsluiten en in stand houden van waterstaatkundig erfgoed door herstel en restauratie en het plaatsen van informatieborden; • Veilig zwemmen; het implementeren van de Europese Richtlijn Zwemwater; • Het doorontwikkelen van ‘de waterwebsite ’; • Het benutten van de mogelijkheden van het watermuseum in Arnhem; • Publicaties in bladen die door een breed publiek worden gelezen.
Cluster Grondwaterbeheer
Hoofddoelstelling: duurzaam beheer van de grondwatervoorraad. Mensen drinken water, dat in de meeste gevallen uit de grond wordt opgepompt. Natuur en landbouw zijn in hoge mate afhankelijk van grondwater. Er moet voldoende grondwater zijn en van goede kwaliteit. Het grondwaterbeheer valt uiteen in twee delen: de kwalitatieve bescherming van de grondwatervoorraad voor menselijke consumptie en het kwantitatieve beheer van de grondwatervoorraad.3 De provincie is nu het bevoegd gezag voor het grondwaterbeheer. De verantwoordelijkheid voor het grondwaterbeheer zal – na een wetswijziging - in principe grotendeels worden overgedragen aan de waterschappen (verwacht na 2007). De inzet voor 2005 in het reguliere beleid wordt hoofdzakelijk bepaald door de wettelijke taken. Prioriteiten uit de Perspectiefnota De inzet op deregulering van de Provinciale Milieuverordening en de Grondwaterverordening is een prioriteit uit de Perspectiefnota (zie hieronder). Voorstellen voor deregulering stemmen wij af op de wijze van beleidsuitvoering door andere overheden. Voor het realiseren van deze prioriteit uit de Perspectiefnota is in 2005 € 34.000 begroot. Regulier beleid Subdoelen
Indicator
Een goede bescherming van de kwaliteit van de grondwatervoorraad voor menselijke consumptie
Het percentage metingen dat voldoet aan de maximaal toelaatbare risicowaarde (MTR). Met ingang van 2005 wordt het percentage van de metingen in een bepaalde kwaliteitsklasse berekend.
Wettelijk beleid. Grote mate van beïnvloedbaarheid In 2005 inzet op: • De doorvertaling van het beleidsplan Grondwaterbescherming naar de provinciale Milieuverordening en het Milieubeleidsplan; • Het doorvoeren van het concept van deregulering in de provinciale Milieuverordening; • Voorbereiden van de implementatie van de Europese dochterrichtlijn grondwater. Subdoelen
Indicator
Een doelmatig beheer van de grondwatervoorraad (hoogwaardig, zuinig, minimale schade)
De onttrokken hoeveelheden water, gegeven de actuele vergunningen voor drinkwaterwinning. Aan te geven met ingang van 2005.
Autonoom beleid. Grote mate van beïnvloedbaarheid
De grondwaterbescherming valt onder de Wet Milieubeheer en is vastgelegd in de Provinciale Milieuverordening. Het beheer van de grondwatervoorraad valt onder de Grondwaterwet en is vastgelegd in de Grondwaterverordening. 3
Programmabegroting
39
In 2005 inzet op: • Het begeleiden van een drietal MER-procedures, om te komen tot duurzame winningen; • De doorvertaling van het beleidsplan ‘Strategie Drinkwaterwinningen’ in het Streekplan; • Het doorvoeren van het concept van deregulering in de Grondwaterverordening; • Start van het actualiseren van de vergunningen van Vitens (afronding in 2010).
Cluster Waterschapsorganisatie (voorheen: Waterschappen)
Hoofddoelstelling: een goed functionerende waterschapsorganisatie. Water is, in al haar verscheidenheid, een thema met een interne samenhang. De organisatie van het waterbeheer is verdeeld over diverse overheden. Waterschappen vervullen een sleutelrol in het oplossen van watervraagstukken. Zij beheren onder andere de kwaliteit en de kwantiteit van het oppervlaktewater en laten in de praktijk zien wat het betekent om water meer ruimte te geven en water op een meer natuurlijke manier te beheren. Waterschapsbesturen worden rechtstreeks, democratisch gekozen. In Overijssel zijn vijf waterschappen4 actief: Reest en Wieden, Velt en Vecht, Groot Salland, Regge en Dinkel en Rijn en IJssel. De provincie is verantwoordelijk voor het formuleren van de hoofdlijnen van het waterbeleid en de afstemming met andere beleidsterreinen. De Waterschappen werken dit beleid uit in hun beheersplannen en zijn verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan (Wateractieprogramma 2004). De provincie heeft bovendien een verantwoordelijkheid voor het functioneren van de waterschappen. Tegen deze achtergrond steken wij veel energie in het eendrachtig opereren en in de goede werkverhouding tussen provincie en waterschappen. De komende jaren betrekken wij daarbij ook andere partijen (gemeenten, Rijk). Prioriteiten uit de Perspectiefnota Er is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het aanpakken van de wateropgave. Wij hebben in de Perspectiefnota prioriteit gegeven aan versterking van de samenwerking met waterbeheerders, een heldere verdeling van rol en taken en bevoegdheden en een adequate uitvoering van de wet- en regelgeving. Door (wederzijdse) prestatieafspraken te maken worden het beleid en de uitvoering beter op elkaar afgestemd. Daarbij past ook het samen met waterpartijen formuleren van indicatoren voor behaalde resultaten/effecten op door ons gestelde doelen. Op deze wijze wordt de bestuurskracht van waterschappen en provincie optimaal ingezet en benut. In het reguliere beleid ligt de nadruk op de wettelijke taken en de effectieve kostenontwikkeling. Subdoelen
Indicator
Versterken van de samenwerking met waterbeheerders
Het oordeel van de waterbeheerders over de samenwerking.
Wettelijk beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid In 2005 inzet op: • Het voeren van relatiebeheer. • Het maken van prestatieafspraken. Prestatieafspraken (wateractieprogramma) geven inzicht in de uitvoeringsprojecten. De prestatieafspraken van 2004 worden geëvalueerd en nieuwe prestatieafspraken worden gemaakt, waarin concrete projecten zijn opgenomen (vergelijk: De Doorbraak), waarbij ook de financiering aandacht krijgt. Hierin worden ook afspraken gemaakt betreffende de indicatoren van de uitvoering van het provinciaal waterbeleid (zoals aangegeven in deze Programmabegroting).
Enkele kleine delen van het provinciaal grondgebied liggen in het beheergebied van Waterschap Veluwe en Waterschap Zuiderzeeland. 4
40
Programmabegroting
Subdoelen
Indicator
Een heldere verdeling van rol, taken en bevoegdheden van waterbeheerders en een adequate uitvoering daarvan
• De uitkomst in beroepsprocedures. Wij willen dat onze beslissing in de beroepszaken in stand blijft. • Overeenstemming met de waterbeheerders over het beschikbare instrumentarium.
Deels wettelijk, deels autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid In 2005 inzet op: • Een definitief besluit (dan wel de uitvoering daarvan) over de overdracht van de Vecht om onder meer de integrale ontwikkeling van het gebied mogelijk te maken. • Het voorbereiden van de overdracht van delen van het grondwaterbeheer ten behoeve van een optimaal integraal waterbeheer (Zie onder Grondwaterbeheer); • Het - in het kader van onze wettelijke taken - voorbereiden van goedkeuringsbesluiten, besluiten op beroepszaken, besluiten over aanpassing reglementen, het toepassen van rechtspositieregelingen van het waterschapsbestuur (regulier beleid); • Implementeren van landelijke afspraken betreffende het Interdepartementaire Beleidsonderzoek (IBO) bekostiging waterbeheer: transparante invulling provinciaal toezicht in regionaal waterbeheer en het nemen van besluiten ter voorbereiden/invoeren van een nieuw bekostigingssysteem regionaal waterbeheer; • Uitwerken van de onderlinge rol- en taakverdeling, zoals aangegeven in het Wateractieprogramma 2004. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 bijna € 150.000 begroot. Regulier beleid De uitvoering van het waterbeleid kost geld. De komende jaren nemen deze kosten - mede in het licht van de noodzakelijke maatregelen op het gebied van wateroverlast en waterkwaliteit - zeker toe. De provincie streeft er naar om deze kostenstijging zo effectief en daarmee zo gering mogelijk te laten zijn. Bij aanpassingen van het Waterhuishoudingsplan besteden wij aandacht aan de financiële gevolgen. Subdoelen
Indicator
Kosteneffectieve uitvoering van het waterbeleid
Relatieve ontwikkeling van de waterschapslasten (procentuele jaarlijkse toename) (2004: € 252 voor gemiddeld huishouden in Overijssel )
Autonoom beleid. Beperkte mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
55
5
5
5
5
In 2005 inzet op: • Bij (her)formuleren van nieuw beleid en actualisatie van het Waterhuishoudingsplan aandacht besteden aan de financiële gevolgen van het waterbeleid; • Meer inzicht krijgen in opbouw en ontwikkeling van lasten: het verwerven van inzicht in de ontwikkeling door benchmarking (vergelijken prestaties van de waterschappen) kan hierbij een belangrijk hulpmiddel zijn. Wij zullen in het wateractieprogramma 2005 hierover afspraken maken met de waterschappen.
5 procent (inclusief prijsindex) is gebaseerd op de historische ontwikkeling en op een inschatting van wat kennelijk maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht. 5
Programmabegroting
41
Cluster Muskusrattenbestrijding
Hoofddoelstelling: Het terugdringen van de populatie muskusratten en beverratten in Overijssel om schade aan waterkeringen en oevers te voorkomen. Regulier beleid Muskusratten bedreigen de veiligheid van dijken in Nederland. De muskusrattenbestrijding is in 2002 gedelegeerd aan de waterschappen. Daarmee heeft de provincie de uitvoerende verantwoordelijkheid overgedragen. De beverrat is bezig aan een opmars vanuit het zuiden van Nederland en is inmiddels ook in Overijssel gesignaleerd. Om die opmars te stuiten is een interprovinciale aanpak gewenst. De bestrijding van beverratten vraagt aangepaste en arbeidsintensieve technieken. De bestrijding van de beverrat is nog niet wettelijk geregeld. Subdoelen
Indicator
Subdoel: een goed functionerende bestrijding van de muskusrat
Het lange termijn doel is 0,25 vangsten per velduur (populatie onder controle). In 2003 was dit 0,68. Het tussendoel voor de komende jaren is 0,62 (afgesproken bij de delegatie en te realiseren door de waterschappen).
Wettelijk beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
In 2005 wordt ingezet op: • Deelname aan de Commissie Muskusrattenbestrijding (stand van zaken bestrijding); • Evaluatie van de overdracht.
42
Programmabegroting
Wat gaat dat kosten?
Hoofddoelstelling: Veiligheid tegen overstroming. Subdoelstellingen: -
Het tot stand brengen van een voldoende bescherming tegen overstroming. Beschermingsniveau tegen overstroming in stand houden.
-
Het goed voorbereid zijn op calamiteiten.
Product-
Product
nummer 2.4.20.05
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Waterkeringen
Subtotaal
44
11.461
44
11.461
-11.417 -11.417
-11.391
-11.391
-11.391
-11.391
-11.391
-11.391
Hoofddoelstelling: Duurzaam watersysteem. Subdoelstellingen: Een actueel kader voor de uitvoering van het waterbeleid.
-
De uitvoering van waterbeleid stimuleren en de kansen van water benutten. Terugdringen van wateroverlast en verdroging door herstel van de veerkracht van het
-
watersysteem (in 2015 gerealiseerd). -
De waterkwaliteit voldoet aan de basisnormen (2012). Het vergroten van de belevingswaarde van oppervlakte water en van de betrokkenheid van de
samenleving bij het waterbeheer. ProductProduct
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
nummer
2005
2005
2005
2006
2007
2008
2.4.30.05
Oppervlaktewaterbeheer
Subtotaal
10
2.079
10
2.079
-2.069 -2.069
-1.939
-2.189
-1.096
-1.939
-2.189
-1.096
Hoofddoelstelling: Duurzaam beheer van de grondwatervoorraad. Subdoelstellingen: Een goede bescherming van de kwaliteit van de grondwatervoorraad voor menselijke
-
consumptie. Een doelmatig beheer van de grondwatervoorraad (hoogwaardig, zuinig, minimale schade).
Product-
Product
nummer 2.4.40.05
Grondwaterbeheer
Subtotaal
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
1.493 1.493
2.167 2.167
-674 -674
-673
-645
-668
-673
-645
-668
Hoofddoelstelling: Een goed functionerende waterschapsorganisatie. Subdoelstellingen: -
Versterken van de samenwerking met waterbeheerders. Een heldere verdeling van rol, taken en bevoegdheden van waterbeheerders en een adequate uitvoering daarvan.
-
Een kosteneffectieve uitvoering van het waterbeleid.
Product-
Product
nummer 2.4.10.05
Waterschappen
Subtotaal
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0 0
202 202
-202 -202
-202
-202
-202
-202
-202
-202
Programmabegroting
43
Hoofddoelstelling: Het terugdringen van de populatie muskusratten en beverratten in Overijssel om schade aan waterkeringen en oevers te voorkomen. Subdoelstelling: Een goed functionerende bestrijding van de muskusrat.
Product-
Product
nummer 2.4.20.10
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Muskusrattenbestrijding
Subtotaal
0
1.314
0
1.314
Toegerekende apparaatskosten Water 1.547
Totaal Water
-1.314
-1.314
-1.314
-1.314
-1.314
-1.314
-1.314
-1.314
1.628
-1.628
-1.565
-1.463
-1.497
18.851
-17.304
-17.084
-17.204
-16.168
-679
-843
-1.093
0
0
0
0
0
Waarvan incidenteel beschikbaar in het kader van nieuw beleid Waarvan overige incidentele posten
Naast bovenstaande exploitatiebudgetten worden voor dit programma ook middelen ingezet vanuit de voorzieningen. Het gaat hierbij om de volgende middelen: Voorziening
2005
2006
2007
2008
Voorziening rivierdijkversterking
-2.867
-1.367
-1.367
-1.367
Totaal ten laste van voorzieningen
-2.867
-1.367
-1.367
-1.367
Beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen Op basis van het geactualiseerde budgettaire perspectief zijn binnen dit programma voorstellen voor beleidsintensivering en aanvullende voorstellen geformuleerd. Deze voorstellen hebben de volgende consequenties voor de begroting. Product-
Product
nummer
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
2.4.20.10
Muskusrattenbestrijding
0
31
-31
2.4.30.05
Oppervlaktewaterbeheer
0
200
-200
-31
Subtotaal Totaal primaire begroting
0
231
-231
-31
0
0
1.547
18.851
-17.304
-17.084
-17.204
-16.168
Totaal incl. intensiveringen
1.547
19.082
-17.535
-17.115
-17.204
-16.168
Het saldo in 2008 daalt door het vervallen van het nieuw beleid aan het eind van de huidige bestuursperiode. Deze bedragen zijn gereserveerd binnen het product Onvoorzien voor de volgende bestuursperiode.
Herrichting Via herrichting uit bestaand beleid komen voor de volgende producten de volgende middelen beschikbaar Product-
Product
nummer 2.4.30.05
Oppervlaktewaterbeheer
Totaal
44
Programmabegroting
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
157
-157
-157
-157
0
0
157
-157
-157
-157
0
2.5
Programma Ruimte
2.5.1 Inleiding De inzet van de provincie is gericht op het versterken van de sociaal-economische structuur van de provincie en het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit binnen de provincie. Overijssel kenmerkt zich door een unieke combinatie van economische en stedelijke dynamiek en anderzijds traditie en eigenheid. Dit mooie evenwicht is een kernwaarde, die we verder willen verdiepen. Dit willen wij bereiken door in 2005 de uitvoeringsgerichtheid van plannen en projecten te vergroten en het proces te versnellen. Hierdoor zijn wij met de nodige slagkracht probleemoplossend bezig. Deze trendbreuk past binnen maatschappelijke veranderingen waardoor de overheid meer en meer één van de medespelers is. Dit betekent zorgen voor een goede afstemming binnen een regionaal netwerk en effectieve inzet van alle bij een bepaald gebied/project betrokken partijen. Een belangrijke meerwaarde voor ons ligt in de vraagstukken op het raakvlak stad-land en wonen. De provincie zal zich daarbij richten op situaties die van provinciaal belang zijn. Ook zullen we in 2005 het toezicht op de gemeentelijke ruimtelijke plannen zo veranderen dat het accent komt te liggen op voorkantsturing en een belangrijke rol is weggelegd voor het gebiedsgericht beleid en gebiedsgericht werken. De rol en de verantwoordelijkheid van de gemeenten wordt versterkt. Het toezicht op gemeenten zullen wij verminderen. Ten aanzien van het wonen in Overijssel wil de provincie zorgen voor voldoende woningen in een aantrekkelijke omgeving. Van primair belang is het voorzien in de woonbehoefte in onze provincie. Secundair is het stimuleren van economie en werkgelegenheid. Wij zetten vooral in op het verhogen van de productie van woningen door op een beperkt aantal complexe woningbouwlocaties de problemen te verhelpen. Daarnaast gaan we met de gemeente prestatieafspraken hierover maken en stimuleren we dat plattelandsgemeenten over voldoende woningen voor ouderen en starters beschikken. Specifieke aandacht is er voor wonen, zorg en welzijn. Wij willen ons inspannen om het langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten en/of ggz-cliënten mogelijk te maken. Portefeuillehouder van dit programma is de heer drs. T.W. Rietkerk. Voor de doelstelling ‘Langer zelfstandig wonen voor ouderen gehandicapten en/of ggz cliënten (de keten wonen, zorg, welzijn)’ is de heer G.J.H. Ranter portefeuillehouder. Voor het onderdeel Vrijkomende Agrarische Bedrijfsgebouwen, Rood-voor-Rood en Rood-voor-Groen is P. Jansen portefeuillehouder.
2.5.2 Ontwikkelingen Overijssel verandert. De samenstelling van de bevolking verandert, de ruimtelijke wensen van de Overijsselse burger veranderen en de rol van de provincie verandert. Dit is geen plotselinge verandering, maar een proces dat al jaren geleden is ingezet en dat zich slechts in beperkte mate laat sturen. Landelijke ontwikkelingen
Vanuit de landelijke overheid hebben wij te maken met de volgende rijksnota’s: de Nota Ruimte van het ministerie VROM, in relatie met de Agenda Vitaal Platteland van het ministe rie van LNV, Pieken in de Delta van het ministerie van EZ en de Nota Mobiliteit van het ministerie van V&W. De Nota Ruimte gaat uit van het motto ‘Decentraal wat kan, centraal wat moet’. Dit, in relatie met de fundamentele herziening van de Wet op de ruimtelijke ordening, betekent een verandering van de rol van de provincie op het gebied van de ruimtelijke ordening.
Programmabegroting
45
In de Nota Ruimte biedt het Rijk ‘Ruimt voor ontwikkeling’ dit betekent dat het Rijk voor ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgen creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen. Het Rijk gaat uit voor een basiskwaliteit, dat zorgt voor een bescherming op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid, milieu, verstedelijking, water en groen. De voor Nederland belangrijkste ruimtelijke structuren en netwerken vormen samen de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Voor Overijssel maakt de Netwerkstad Twente, de A1, A28 de IJssel, Berlijnspoorlijn, Veluwespoorlijn, Hanzelijn, Ecologische Hoofdstructuur, Robuuste verbindingen en de Nationale La ndschappen IJsseldelta en Noordoost Twente hiervan onderdeel uit. Woningvoorraad
De bevolking van Overijssel verandert. Belangrijke trends zijn: vergrijzing, kleiner wordende gezinnen en een groter aandeel alleenstaanden. Dit vraagt om ook andere typen huizen dan de traditionele eengezinswoningen. Dit vraagt om woningen waarin zorg kan worden geleverd, om woningen waarin gezinnen voldoende ruimte hebben en om woningen waarin voldoende comfort aanwezig is. De huidige woningvoorraad voldoet steeds minder aan de veranderende eisen. Het woningaanbod in de steden en dorpen sluit nog niet overal goed aan op de vraag en de woonwensen van de consument, kwalitatief maar ook kwantitatief. Er is een toenemend tekort aan geschikte woningen voor urgent woningzoekenden, zowel in steden als op het platteland. In de plattelandsgemeente manifesteert dit zich doordat het voor jongeren en voor ouderen moeilijk is om aan huizen te komen die aan hun ruimtelijke en financiële wensen voldoen. Vaak zijn de gewenste woningen er niet of zijn ze (te) duur. Voor de steden geldt dat de woonmilieus nog niet aantrekkelijk genoeg zijn om vooral de midden- en hogere inkomensgroepen te verleiden om in de stad te (blijven) wonen. Niet zozeer de inspanningen van de gemeenten, maar de woningmarkt die momenteel vast zit, is hier debet aan. De woningbouwproductie in de Overijsselse steden blijft beduidend achter bij de behoefte aan woningen. Op dit moment bedraagt de achterstand van ongeveer 2 procent van het totale aantal benodigde woningen. Dat zijn bijna 10.000 woningen voor heel Overijssel, meer dan twee jaarproducties. Ruimte
De vraag naar ruimte verandert ook. Deze verandering zien we vooral op het platteland. Minder boeren, meer andere economische activiteiten, reconstructie, veel initiatieven om vrijkomende gebouwen en gronden een nieuwe bestemming te geven. Dit heeft direct consequenties voor de sociale samenhang op het platteland en de ruimtelijke kwaliteit. Immers diverse agrarische bedrijfsgebouwen zullen hun functie verliezen. Wij spelen in op deze ontwikkelingen door mee te denken over interessante en rendabele herbestemmingen. Rol provincie
Ook de rol en manier van handelen van de provincie verandert de komende jaren. Zo doet het Rijk in de Nota Ruimte, onder het motto ‘Decentraal wat kan, centraal wat moet’, op het gebied van de ruimtelijke ordening een stapje terug. Hiermee legt zij een grotere verantwoordelijkheid bij de provincie en de (samenwerkende) gemeenten in Overijssel. Wij ondersteunen deze filosofie van het Rijk en geven voor Overijssel hieraan invulling. Wij concentreren ons nog meer op onze regierol bij het maken van keuzes tussen de verschillende ruimteclaims van burgers, bedrijven en overheden. Wij zullen keuzes maken, innovatief en creatief sturen en stimuleren om de ruimtelijke kwaliteit van Overijssel in stand te houden en waar nodig te versterken. In dit kader gaan wij uit van robuuste gemeenten. Ook hier geldt: decentraal wat kan, centraal wat moet. Keten wonen, zorg, welzijn
Binnen de keten wonen, zorg, welzijn doen zich een aantal ontwikkelingen voor: • Toenemende extramuralisering en vermaatschappelijking van de zorg (de zorg wordt steeds meer buiten de instellingen geleverd en zorgvragers willen steeds langer zelfstandig thuis wonen); • Toename en ontwikkeling van technologische hulpmiddelen in huis (meer mogelijkheden en betere kwaliteit); • Toenemende vraag van mensen naar gecombineerde wonen, zorg en welzijnsdiensten.
46
Programmabegroting
2.5.3 Wat willen we bereiken, wat gaan we doen en wat gaat het kosten?
Hoofddoelstelling: Ontwikkelingsplanologie; het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit in Overijssel en het versterken van de sociaal- economische structuur. Wij dragen op een inspirerende manier met concreet uitvoerbare projecten bij aan de oplossing van belangrijke maatschappelijke opgaven, zoals voldoende ruimte voor wonen, werken, recreëren, natuur, landbouw, infrastructuur. Dit moet in 2007 tot uitdrukking komen in een grotere betrokkenheid van de burgers, een bijdrage te leveren aan het versterken van de sociaaleconomische structuur in Overijssel en het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit. Het programma Ruimte richt zich ook op het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit is een kernwaarde; een veelomvattend begrip dat in belangrijke mate wordt bepaald door subjectieve kaders en randvoorwaarden. Iedereen heeft er, op dit moment, iets over te zeggen en iedereen heeft er een mening over. Dat is niet verwonderlijk, want het raakt het leven van alledag. Inhoudelijk hebben wij dit beleid vastgelegd in het Streekplan 2000+, dat van tijd tot tijd wordt herzien. Een wijze van werken die samenhangt met de nieuwe rolopvatting van de provincie: faciliteren, initiëren, realiseren. Een rol die naar voren komt bij het formuleren van beleid, bij het uitvoeren van het toezicht en bij het realiseren van projecten. Prioriteiten uit de Perspectiefnota In 2005 heeft het ontwikkelingsgericht werken prioriteit. Dit betekent dat we de instrumenten die we hebben, meer ontwikkelingsgericht inzetten of nieuwe instrumenten ontwikkelen. Het gaat om zelf initiatief nemen om projecten te sta rten die gewenste ontwikkelingen versterken en niet afwachten tot derden dit doen. Het gaat om sneller realiseren van gewenste ruimtelijke kwaliteit in onze provincie. In het kader van de Streekplanherzieningen wonen, nieuwe landgoederen e.a., willen wij in overleg met de staten tot een nadere invulling komen van het begrip ruimtelijke kwaliteit. Deze voorstellen hoeven ook niet te leiden tot een antwoord op de vraag wat er mooi is en wat niet, maar moet indicatoren en handvatten opleveren waarmee we ons ruimtelijk beleid kunnen sturen. Want het gaat erom dat ons beleid de ruimtelijke kwaliteit bevordert, in de goede richting stuurt. Op basis van die handvatten kunnen we namelijk aangeven welke projecten we wel en welke we niet oppakken. Zo kunnen we aangeven op welke manier we welke resultaten willen bereiken en welke rol gemeenten, waterschappen, burgers en andere partijen daarbij spelen. De onderstaande projecten willen wij samen met anderen ontwikkelen en uitvoeren. Deze projecten leveren een bijdrage aan de versterking van de sociaal-economische structuur in de provincie en vergroten de ruimtelijke kwaliteit: • IJsseldelta, landelijk voorbeeldproject ontwikkelingsplanologie. In het najaar 2005 zijn de visie en uitvoeringsprogramma gereed. De belangrijkste onderdelen zijn: verdere ontwikkeling van de bypass Kampen in het kader van Ruimte voor de Rivier en Nationaal Landschap IJsseldelta, in relatie tot lopende projecten in de polder Maste nbroek en de buitenpolders; • Twente-Osnabrück-Münster (TOM): opstellen ruimtelijk-economische ontwikkelingsvisie TOM en A1 (zie ook de programma’s Economie en Innovatie en Bestuur); • Vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, Rood-voor-Rood en Rood-voor-Groen: Aard, omvang en verschijningsvorm van bebouwing is van grote invloed op de landschappelijke kwaliteit. Om een goede landschappelijke kwaliteit te waarborgen zijn richtlijnen nodig ten aanzien van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, Rood voor Rood noodzakelijk, inclusief partiele streekplanherziening. Wij zullen deze ontwikkelen; • Industrieel erfgoed en agrarisch erfgoed: in navolging van het project industrieel erfgoed en plan ontwikkelen hoe om te gaan met agrarisch erfgoed; • Regionaal Bedrijven Terrein (zie ook programma Economie).
Programmabegroting
47
• Aantal m2 gesloopte stal per jaar met behulp van Rood-voor-Rood 2004
2005
2006
2007
2008
-
15.000
50.000
75.000
75.000
Bovengenoemde projecten zijn deels nieuw en deels een voorzetting van projecten die al in 2004 in gang zijn gezet. De lijst met projecten kan in de loop van 2005 worden gewijzigd. Aanleiding hiervoor kunnen zijn de discussie over ruimtelijke kwaliteit of onverwacht kansen. Van belang is dat bij de projecten die worden opgepakt er sprake is van: • Een grote verscheidenheid van ruimteclaims; • De oplossingsrichtingen nog open zijn; • Meervoudigheid (thema’s, partijen en belangen); • Een concrete maatschappelijke opgave; • Een zekere sense of urgency bij de betrokken partijen; • Één of meerdere duidelijke probleemhebbers; • De provincie een meerwaarde heeft en haar rol duidelijk naar voren kan brengen. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 bijna € 3,3 miljoen begroot. Dit is inclusief het uitvoeringsbudget voor Rood voor Rood. Regulier beleid Naast de prioriteit Ontwikkelingsplanologie richten wij ons onder andere op: • Het versterken van de Stad-Land relaties. Onder deze noemer vallen projecten waarbij de bovenlokale rol van de provincie uit de verf komt. Deze meerwaarde ontstaat doordat de projecten gemeente overstijgend zijn. De steden kunnen daarbij bijdragen aan het oplossen van problemen die op het platteland ontstaan. Het omgekeerde geldt ook. Platteland en stad zijn immers afhankelijk van elkaar. Daar waar de afstemming tussen platteland en steden niet vanzelfsprekend is, springt de provincie in. Het gaat daarbij in 2005 om: § Het ontwikkelen stadsrandzone Hengelo-Deurne-Borne; § Het ontwikkelen nieuwe en versterken bestaande landgoederen; § De uitvoering van het Europese URBAL-programma; § In het kader van Ruimte -voor-ruimte-regeling omzetten van de intentieafspraken met gemeenten in juridisch bindende overeenkomsten. • Toezicht gemeentelijke plannen. In 2005 leidt de herbezinning op deze wettelijke taak tot een selectiever toezicht op gemeentelijke ruimtelijke plannen. Dit resulteert in onder meer in een aanpassing van de ’Handreiking en beoordeling Ruimtelijke plannen’. Onze inzet richt zich op de mogelijkheden die het ruimtelijk toezicht biedt voor het realiseren van provinciale projecten. Hiermee wordt geanticipeerd op de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening. • Uitvoeren van provinciaal ruimtelijk beleid: § Convenanten met Steenwijk en Hardenberg; § Stimuleringsprogramma gemeentelijke externe veiligheidsplannen, zie ook de programma’s Milieu en Veiligheid; § Stimuleren ruimtelijke projecten bij gemeenten; § Digitale uitvoering ruimtelijke plannen. • Uitvoeren en actualiseren van het ruimtelijke beleid in het Streekplan, waaronder: § Het aangeven van locaties waar windenergieturbines geplaatst kunnen worden; § Partiële herziening Wonen om het sturen op contingenten te veranderen in sturen op kwaliteit; § Zwolle-Kampen en Zwarte waterland; § Water, de volgende onderwerpen kunnen aanleiding geven voor het actualiseren/wijzigen van het streekplan: ú Stroomgebiedvisie; ú PKB Ruimte voor de Rivier, het mogelijk maken van de veranderingen in grondgebruik en bebouwingsmogelijkheden ú Drinkwaterwinning ú Grondwaterbescherming ú Kaderrichtlijn water.
48
Programmabegroting
• Ontgrondingen: in het kader van de Ontgrondingenwet zijn wij belast met de behandeling van aanvragen voor ontgrondingvergunningen en handhaving van de verleende vergunningen. Het beleid is erop gericht dat alleen nog multifunctionele ontgrondingen zullen worden ontwikkeld, waarbij de winning van oppervlaktedelfstoffen een nevendoelste lling is naast een andere, zoals natuurontwikkeling, wonen aan water, recreatie, waterretentie. In 2005 wordt ingezet op: § Uitvoering van de projecten Oosterweilanden, De Dooze en De Domelaar § Het op basis van door PS vastgesteld Beleidskader Bouwgrondstoffen bevorderen van multifunctionele ontgrondingen. Subdoel
Indicator
Voorzien in behoefte aan oppervlaktedelfstoffen; voor beton- en metselzand voldoen aan taakstelling
Te vergunnen en vergunde voorraden beton- en metselzand en ophoogzand (in miljoen ton)
2004
2005
2006
2007
2008
Beton- en metselzand
12,6
12,6
29,4
34,7
33,5
Ophoogzand
14,6
11,9
9,1
6,4
3,3
Wettelijk beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
Hoofddoelstelling: Bouwen aan wonen Onze hoofddoelstelling is: Er zijn voor iedereen voldoende woningen in de juiste woningtypen. Deze staan, goed ingepast, op de juiste plek, in gedifferentieerde woonmilieus en in een aantrekkelijke en veilige omgeving, waarin mensen zich thuis voelen. Om aan deze doelstelling te voldoen moet de woningbouwproductie worden verhoogd. Prioriteiten uit de Perspectiefnota De woningbouwproductie in de Overijsselse steden blijft beduidend achter bij de behoefte aan woningen. Op dit moment bedraagt de achterstand van ongeveer 2 procent van het totale aantal benodigde woningen. Dat zijn bijna 10.000 woningen voor heel Overijssel, meer dan twee jaarproducties. Om deze reden is een sterke impuls van de stedelijke woningbouwprogramma’s nodig. Wij hebben deze intensivering van onze inspanningen gebundeld in het actieprogramma ’Bouwen aan wonen. Wij zullen de voorwaarden scheppen waarmee gemeenten, woningbouwcorporaties en ontwikkelaars in staat gesteld worden om te kunnen voldoen aan de vraag naar voldoende en goede woningen. In het kader van de versnelling van de woningbouw gaan wij ervan uit dat tot het jaar 2010 25 procent van het urgente tekort wordt ingelopen. Het totale taakstellende woningbouwprogramma bedraagt dan circa 28.000 woningen tot het jaar 2010, gemiddeld 4700 woningen per jaar. Subdoelen
Indicatoren
Voldoende woningen voor sociaal-economisch gebonden, vooral starters en ouderen, in het platteland
Uitbreiding woningvoorraad (aantal toegevoegde woningen) 2004
2005
2006
2007
2008
4000
4500
5000
5000
5000
Autonoom beleid. Beperkte mate van beïnvloedbaarheid
Programmabegroting
49
Daarnaast ondersteunen wij de landelijke gemeenten bij het realiseren van woonruimte voor sociaal-economisch gebonden doelgroepen. Daarbij gaat onze aandacht specifiek uit naar de starters en ouderen in de plattelandsgemeenten die moeite hebben met het vinden van een passende woning. Het zou niet nodig moeten zijn dat (vooral) starters of ouderen zouden moeten verhuizen uit hun gemeente of dorp, omdat zij geen passende woning kunnen vinden. Wij kunnen gemeenten, onder voorwaarden, de ruimte geven om de aanta llen woningen te bouwen die hiervoor nodig zijn. En wij kunnen gemeenten stimuleren om, in overleg met corporaties en andere marktpartijen, de goede woningen te bouwen. Om deze resultaten te bereiken,doen wij het volgende: • Uitvoeren pilot verhogen woningbouwproductie door middel van het faciliteren van 19 projecten; • Het uitvoeren van het plan van aanpak woningbouwproductie en stroomlijning procedures om het woningtekort in te lopen; • Het maken van prestatieafspraken met alle gemeenten op basis van gemeentelijke woonplannen; • Vaststellen van nieuw beleid door middel van streekplanherziening wonen in het voorjaar van 2005. Dat beleid gaat niet meer uit van top-down opgelegde maximale woningbouwcijfers, maar om het faciliteren van de bottom-up aangedragen behoefte aan en de vraag naar woningen. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 ruim € 700.000 begroot. Dit is inclusief de beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen die voor deze doelstellingen zijn opgenomen. Regulier beleid Onze inspanningen op het gebied van wonen hebben bijna allen direct of indirect betrekking op het realiseren van de prioriteiten. De overige taken betreffen: • Het toezicht houden op de huisvesting van statushouders en het rapporteren daarover • Afsluiten eerste tijdvak Investeringsbudget Stedelijke vernieuwing, beoordelen programma’s voor tweede tijdvak, verstrekken bijdragen aan projectgemeenten; • Het implementeren en uitvoeren monitoring Wonen Subdoelen
Indicatoren
Een passend, gedifferentieerd en wervend woonklimaat voor uiteenlopende groepen burgers in steden
Vermindering van het tekort aan huisvesting van statushouders (Tekort aan huisvesting van statushouders per 31/12) 2004
2005
2006
2007
2008
140
140
-
-
-
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
Hoofddoelstelling: langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten en/of ggz cliënten (de keten wonen, zorg, welzijn) Prioriteiten uit de Perspectiefnota De derde hoofddoelstelling betreft het bevorderen dat ouderen, gehandicapten en/of ggz cliënten langer zelfstandig kunnen wonen door het versterken van de keten wonen, zorg, welzijn. Hierbij willen wij een voldoende levensloopbestendig woonzorgaanbod voor ouderen, mensen met een handicap en ggz cliënten realiseren. Daarbij moet sprake zijn van voldoende aansluitende zorggerelateerde welzijnsvoorzieningen zoals maaltijdvoorziening, alarmering etc. Wij stimuleren gemeenten zodat in de gemeentelijke woonplannen voldoende bouw plaatsvindt voor bijzondere doelgroepen. Aan de hand van kwaliteitscriteria die ook in de provinciale woonvisie zullen worden opgenomen, beoordelen wij deze woonplannen. Deze hoofddoelstelling omvat een groot aantal activiteiten. Zo willen wij stimuleren dat er voldoende toegankelijke zorgwoningen worden gebouwd en dat wordt geregistreerd welke woningen geschikt zijn voor mensen die zorg nodig hebben. Onze provinciale steunfunctie Arcon heeft een database ontwikkeld waarmee gemeenten hun zorgwoningen kunnen registreren. In 2004 is een pilot in de regio Twente gestart met als doelstelling dat in 2005 alle Twentse gemeenten van het systeem gebruik zullen maken. Vanaf 2005 zullen ook gemeenten in West Overijssel in het systeem worden ingevoerd.
50
Programmabegroting
Naast het hebben van een geschikte woning, zijn er ook zogenaamde domotica voorzieningen die mensen in staat stelt langer zelfstandig te kunnen wonen. Domotica voorzieningen zijn onder andere ondersteunende ICT toepassingen zoals lichtschakeling, lichtbanen, inactiviteitsmeting, in aangepaste woningen. Wij stimuleren dat deze voorzieningen worden toegepast in woningen die voor ouderen en mensen met een handicap geschikt zijn. Uit de maatschappelijke ontwikkelingen blijkt dat de behoefte aan domotica toeneemt en in de toekomst nog verder zal toenemen. Met zorgwoningen alleen zijn we er niet: welzijnsvoorzieningen en –diensten zoals alarmering, thuiszorg en maaltijden maken het zelfstandig wonen mede mogelijk. Niet alleen toegankelijkheid is belangrijk, ook veiligheid en de nabijheid van winkels en andere commerciële en publieke voorzieningen dragen bij aan het langer zelfstandig kunnen leven van ouderen, gehandicapten en/of ggz-cliënten. Subdoelen
Indicatoren
Betere ondersteuning van het zelfstandig wonen door domotica toepassingen
Aantal woningen dat is aangepast met domoticavoorzieningen 2004
2005
2006
2007
2008
60
120
180
240
240
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Betere registratie van zorgwoningen Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Betere ondersteuning van het zelfstandig wonen door bundeling van diensten Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
Aantal gemeenten dat gebruik maakt van het database registratie systeem van zorgwoningen (aantal gemeenten cumulatief) 2004
2005
2006
2007
2008
0
14
18
25
25
Aantal experimenten dat is gestart rond bundeling van bezorgdiensten (boodschappen, medicijnen, boeken en maaltijden). 2004
2005
2006
2007
2008
0
2
2
0
0
Om deze resultaten te bereiken, zetten wij de volgende instrumenten in, zoals opgenomen in het Jaarprogramma Zorg 2005: • Door informatie te verstrekken aan en overleg te voeren met huisartsen, belangenverenigingen, zorgverzekeraars, zorgvragers, woningcorporaties en gemeenten over de werking van de subsidieregeling. • Door informatie te verstrekken aan en overleg te voeren met woningcorporaties, gemeenten, zorgkantoren en zorgvragers. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 € 645.000 begroot.
Programmabegroting
51
Wat gaat het kosten?
Hoofddoelstelling: Ontwikkelingsplanologie; het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit in Overijssel en het versterken van de sociaal-economische structuur. Subdoelstellingen:
-
Het versterken van de Stad - Land relaties; Toezicht op gemeentelijke plannen; uitvoeren van provinciaal ruimtelijk beleid en het uitvoeren en actualiseren van het ruimtelijk beleid in het streekplan; ontgrondingen.
Product-
Product
nummer 2.5.60.05
Ontgrondingen
2.9.10.07
Ontwikkeling en realisatie
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
238
572
-334
-320
-320
-320
0
4.766
-4.766
-2.287
-407
-1.407
ruimtelijk beleid 2.9.10.22
Ruimtelijk toezicht
0
1.279
-1.279
-1.279
-1.279
-1.279
2.9.20.25
Beleidsinformatie ruimte
0
258
-258
-258
-258
-271
Subtotaal
238
6.875
-6.637
-4.144
-2.264
-3.277
Hoofddoelstelling: Bouwen aan wonen. Subdoelstellingen: -
Voldoende woningen voor sociaal- economisch g ebonden, vooral starters en ouderen in het
-
Een passend en gedifferentieerd en wervend woonklimaat voor uiteenlopende groepen
platteland. burgers in steden. Product-
Product
nummer 2.9.20.05
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Ontwikkeling en realisatie
0
330
-330
-330
-330
-330
0
258
-258
-258
-258
-270
1.196
1.836
-640
-640
-640
-132
1.196
2.424
beleid wonen 2.9.20.25
Beleidsinforma tie wonen (ook in 2920.xx?)
2.9.30.20
Stedelijke vernieuwing
Subtotaal
-1.228
-1.228
-1.228
-732
Hoofddoelstelling: Langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten en / of ggz-cliënten (de keten wonen, zorg, welzijn). Subdoelstellingen: -
Betere ondersteuning van het zelfstandig wonen door domotica toepassingen.
-
Betere registratie van zorgwoningen. -
Betere ondersteuning van het zelfstandig wonen door bundeling van diensten.
Product-
Product
nummer 2.8.60.50
Zorginfrastructuur
Subtotaal Toegerekende apparaatskosten Ruimte
52
Programmabegroting
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
645
-645
-645
-645
0
0
645
-645
-645
-645
0
2.910
-2.910
-2.861
-2.763
-2.721
Totaal Ruimte
1.434
12.854
Waarvan incidenteel beschikbaar in het kader van nieuw beleid
-11.420
-8.878
-6.900
-2.012
-1.012
-500
0
-225
-145
0
0
Waarvan overige incidentele posten
-6.730
Beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen Op basis van het geactualiseerde budgettaire perspectief zijn binnen dit programma voorstellen voor beleidsintensivering en aanvullende voorstellen geformuleerd. Deze voorstellen hebben de volgende consequenties voor de begroting. Product-
Product
nummer 2.9.20.05
Ontwikkeling en realisatie
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
375
-375
-375
-300
beleid wonen
Subtotaal Totaal primaire begroting
0
375
-375
-375
-300
0
1.434
12.854
-11.420
-8.878
-6.900
-6.730
Totaal incl. intensiveringen
1.434
13.229
-11.795
-9.253
-7.200
-6.730
Het saldo in 2007 daalt omdat er voor deze periode geen uitgaven worden verwacht in het kader van grondbeleid. De mutaties tussen de diverse jaren worden verder vooral veroorzaakt door het bijzondere betalingsritme van de Rood voor Rood-regeling: eerst worden middelen beschikbaar gesteld, die later weer worden terug verdiend. Het saldo in 2008 daalt door het vervallen van het nieuw beleid aan het eind van de huidige bestuursperiode. Deze bedragen zijn gereserveerd binnen het product Onvoorzien voor de volgende bestuursperiode.
Programmabegroting
53
2.6
Programma Wervende steden
2.6.1 Inleiding Als het goed gaat met de steden dan gaat het goed met Overijssel. De steden Almelo, Deventer, Enschede, Hengelo en Zwolle zijn de motor voor economische en sociaal-culturele ontwikkelingen in de provincie. De nieuwe convenanten met de vijf grote Overijsselse gemeenten en de netwerksteden voor de periode 2005-2009 hebben hun beslag gekregen. Daarin is invulling gegeven aan de vier prioritaire thema’s: • Vergroten van de sociale samenhang; • Verhogen van de veiligheid; • Wonen in de stad; • Economische ontwikkeling. Er zijn afspraken gemaakt over inhoudelijke doelen en financiële bijdragen van de provincie aan de steden voor de periode 2005-2009. De uitvoering van het Grotestedenbeleid ( GSB) is ingebed in het gebiedsgericht werken, waardoor ook de afstemming met de omgeving beter geregeld is. Evenals de vorige generatie GSBconvenanten zijn ook deze tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de betrokken gemeenten. Portefeuillehouder van dit programma is de heer J.G. Kristen.
2.6.2 Ontwikkelingen Netwerkvorming draagt bij tot een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling die effecten heeft voor de grote steden. Mede onder invloed van de Nota Ruimte van het Rijk zijn de Overijsselse steden nauw gaan samenwerken in netwerkverband. Almelo, Enschede en Hengelo vormen samen met Borne de Netwerkstad Twente. Deventer neemt samen met Apeldoorn, Zutphen, Voorst, Brummen en Gorssel deel aan het Stedelijk Netwerk Stedendriehoek. Zwolle werkt met Kampen samen in de Netwerkstad Zwolle-Kampen. Deze ontwikkeling heeft tot gevolg dat steeds meer grootstedelijke vraagstukken in netwerkstadverband worden opgepakt. Het belang van een goede afstemming neemt daarmee toe. Op Rijksniveau wordt het Grotestedenbeleid voortgezet in GSB 3. Het provinciale Grotestedenbeleid loopt daarmee parallel en is daar grotendeels complementair aan. Een nieuwe ontwikkeling is het koppelen van het Grotestedenbeleid aan de mogelijkheden die de Europese Structuurfondsen vanaf 2007 gaan bieden.
54
Programmabegroting
2.6.3 Wat willen we bereiken, wat gaan we doen en wat gaat dit kosten?
Hoofddoelstelling: Steden zijn de motor van de economische en sociaalculturele ontwikkeling Prioriteiten uit de Perspectiefnota Het provinciale Grotestedenbeleid is nodig om de steden te steunen en te versterken in hun rol als motoren voor sociale, culturele en economische ontwikkeling. Het is daarbij ook complementair aan het rijksbeleid voor grote steden (GSB 3) waarvoor de steden in 2004 meerjarige ontwikkelingsplannen hebben opgesteld in de pijlers fysiek, economie en sociaal. Provinciale prioritaire thema’s zijn hierbij de volgende: • Versterken van de sociale samenhang; • Vergroten van de veiligheid; • Wonen in de stad; • Economie als motor. De provincie heeft daarom voor de periode 2005-2009 opnieuw convenanten gesloten met de grote steden om deze thema’s samen met hen in te vullen. Per stad is per thema aangegeven wat de gezamenlijke inzet is. Dat levert ook het gewenste maatwerk per stad op. Daaraan is een gezamenlijk proces van focussen en prioriteren voorafgegaan om goede aansluiting te vinden bij provinciale beleidsdoelen. Stedelijke ontwikkelingen eindigen niet bij de grenzen van een stad, zoals ze ook niet ophouden bij de grens van de provincie. De stad is onlosmakelijk een onderdeel van haar omgeving. Sommige stedelijke vraagstukken zijn dan ook niet zonder deze omgeving op te lossen. In dezelfde omgeving liggen tegelijkertijd ook kansen en ontwikkelingsmogelijkheden die een stad kan benutten. Daarom ook hebben wij er voor gekozen het GSB uit te voeren met behulp van het in 2004 ingevoerd instrumentarium van gebiedsgericht werken. Zo wordt een integrale aanpak van stedelijke vraagstukken mogelijk in de context van de omgeving van de stad en de stedelijke netwerken waarvan zij deel uitmaken. Door het aangaan van samenwerkingsverbanden tussen stad en regio worden de ontwikkelingskansen vergroot. Onderwerpen als onderwijs en opleidingsmogelijkheden, de fysieke leefomgeving, verkeer en vervoer, voorzieningen, wonen en werken, krijgen ruimte voor ontwikkeling en groei als deze ook op het niveau van de netwerkstad worden bezien. Daarbij komt dat de Overijsselse netwerksteden trekkers van formaat zijn voor de provincie en het hart vormen van culturele en economische ontwikkelingen. De assen Randstad-Zwolle-Noorden en RandstadDeventer-Twente-Duitsland, vormen ook belangrijke (inter)nationale assen van economische ontwikkeling. In ieder convenant zijn concrete afspraken gemaakt voor de periode 2005-2009 en is aangegeven wat het beschikbare budget is uit de voor GSB geraamde middelen voor deze periode. Elk jaar worden per stad nadere afspraken gemaakt over de concrete invulling van de jaarschijven. Daarbij wordt ook vastgesteld wat de provinciale bijdrage is, uit de reguliere budgetten die gekoppeld zijn aan de diverse programma’s uit deze begroting. Het gaat in de convenanten om resultaten die gedurende de looptijd worden geboekt. Pas in 2009 zal daarom een concreet beeld bestaan van het effect van de convenanten. Per jaar willen wij echter wel een beeld hebben van de voortgang. Dat kan aan de hand van de prestatieafspraken die in de tijd uitgezet al in de convenanten zijn genoemd. Waar dat nog niet gebeurd is, krijgt dat vorm aan de hand van voortgangsgesprekken die wij jaarlijks in het voorjaar met de steden voeren over de afspraken uit de jaarschijven. Daarover zal ook aan Provinciale Staten worden gerapporteerd. Ons doel is dat in 2005 een voortvarende start heeft plaatsgevonden van de uitvoering van de convenanten. Subdoelen
Indicator
Uitvoering van de prestatieafspraken uit de 5 convenanten
Tijdige en conforme uitvoering van prestaties/afspraken zoals vastgelegd in de convenanten.
Autonoom beleid. Beperkte mate van beïnvloedbaarheid Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 bijna € 3 miljoen begroot.
Programmabegroting
55
Samenvatting van de convenanten per stad
Almelo
De gemeente Almelo heeft de afgelopen jaren hard gewerkt aan de ontwikkeling van de stad. Dit is nodig om een goede kwaliteitsimpuls aan de stad te kunnen geven. Belangrijke onderdelen van deze impuls zijn onder meer het realiseren van een evenwichtige bevolkingsopbouw, het creëren van hoogwaardige voorzieningen, een sterke diversificatie van de bedrijvigheid en aantrekkelijke verblijfsgebieden. In het masterplan zijn hiervoor vijf opgaven benoemd. In de keuze voor de samenwerkingsthema’s binnen het provinciaal Grotestedenbeleid is het masterplan leidend geweest. In overleg met de gemeente Almelo is daarbinnen gekozen voor een focus op de thema’s Economie als motor en Wonen in de stad. Deze thema’s hebben een sociale invulling gekregen. Daaronder valt de integrale aanpak van de binnenstad/stationsomgeving en de aanpalende wijken Aalderinkshoek en Kerkelanden, het creëren van hoogwaardige voorzieningen (voor de verbetering van de sociaaleconomische positie van Almelo door onder andere voorzieningen voor startende ondernemers) en aandacht voor Wonen in de stad (zoals het creëren van woonzorgzones). Binnen deze thema’s wordt een nadrukkelijke verbinding met Netwerkstad Twente gelegd. De woonzorgzones worden gekoppeld aan het onderdeel Zorg en Technologie (Nieuw Perspectief Twente en strategische visie). Het bedrijvenverzamelgebouw wordt in verbinding gebracht met het boegbeeldproject Kennispark.
Deventer
Deventer richt zich de komende jaren op de volgende vijf topprioriteiten in de stad: de aanpak van de openbare ruimte, sociaal beleid en voorzieningen, veiligheid, economische dynamiek en werkgelegenheid en herstructurering woonwijken. Dit laatste thema is tevens benoemd tot hoofdthema in het kader van provinciaal Grotestedenbeleid. Binnen de uitwerking in het convenant staat het realiseren van een aantal multifunctionele wijkcentra in de herstructureringswijken Keizerslanden en Rivierenwijk centraal. Deventer wil binnen deze multifunctionele wijkcentra verschillende functies voor de wijk realiseren. Functies gericht op gezinnen met kinderen zoals onderwijs, zorg, opvoedingsondersteuning, educatie, hulpverlening, vrijetijdsbesteding, informatie, voorlichting en ontmoeting. De wijkcentra zullen zich ook richten op de (vooral allochtone) ouderen in de wijken. Woonzorgzones zijn een goede manier om een woonomgeving voor ouderen te creëren waarin zij zelfstandig kunnen blijven functioneren. Wijkaccommodaties spelen hier een belangrijke rol in. Vanuit deze gedachte zullen in de centra functies worden aangeboden gericht op ouderen. Vanuit de multifunctionele wijkcentra willen Deventer en de provincie werken aan een sluitende keten in de zorg. Er zal worden onderzocht in hoeverre Bureau Jeugdzorg wijkgericht kan gaan werken. De gemeente Deventer en de provincie hebben tevens afspraken gemaakt om de veiligheid in de wijken te verbeteren. Ten aanzien van wonen, willen de gemeente Deventer en de provincie Overijssel een snelle start en een voorspoedige realisatie van de herstructureringsactiviteiten in de wijken Keizerslanden en Rivierenwijk. Daarbij wordt aangesloten bij het beleid van de rijksoverheid, waarin deze wijken zijn aangewezen als prioritaire wijken in het kader van de stedelijke vernieuwing. Deze woningbouwopgave maakt deel uit van de gehele woningbouwopgave van de Stedendriehoek. Ten slotte zijn binnen de topprioriteit ‘economische dynamiek en werkgelegenheid’ afspraken gemaakt over bedrijventerreinen in afstemming met een toekomstig regionaal bedrijventerrein Stedendriehoek.
Enschede
In Enschede wordt de komende jaren gewerkt aan de prioriteiten middels twee sporen, namelijk ‘Investeren in de bestaande stad’ en ‘Afmaken van de vernieuwing van de stad’. De prioriteiten die hieronder vallen zijn onder meer jeugdbeleid, leefbaarheid in de investeringswijken, arbeidsmarktbeleid, het bewerkstelligen van een evenwichtige woningvoorraad en in het verlengde daarvan een evenwichtige bevolkingsopbouw. Deze prioriteiten vormen de basis voor de thema’s in het convenant. Dit moet onder meer vorm krijgen in de herstructureringswijk Velve Lindenhof. Enkele onderdelen van de aanpak van deze wijk in het GSB-convenant zijn onder meer een wijkgerichte zorgcoördinatie en uitwerking van de brede-school-gedachte in de wijk. Binnen het thema Opgroeien in de stad worden onder meer afspraken gemaakt over gezinscoaching en kortdurende pedagogische begeleiding. Het thema Profilering en positionering Binnenstad Enschede behelst vooral de ondersteuning van evenementen en andere bezoekerstrekkende activiteiten. Hierdoor wordt gestreefd naar een toename van de bezoekersaantallen en een hogere waardering. De netwerkstedelijke projecten dragen ook bij aan het behalen van de Enschedese ambities. Enkele voorbeelden hiervan zijn Kennispark, Muziekkwartier en Zorg en Technologie.
56
Programmabegroting
Hengelo
De gemeente Hengelo heeft voor de komende jaren een viertal hoofdaccenten benoemd, namelijk Participatie kwetsbare groepen, Mobiliteit en bereikbaarheid, Versterken economische structuur en Integraal werken en continuïteit. De samenwerkingsthema’s binnen het provinciale Grotestedenbeleid sluiten hier goed op aan. De gemeente Hengelo heeft in het kader van focussen en differentiëren gekozen voor de thema’s Veiligheid en Economie. Onder de noemer Veiligheid wil Hengelo met de provincie afspraken maken over het onderwerp Jeugd en het onderwerp Maatschappelijke opvang. Binnen deze programmatische afspraken gaat het onder meer over bijvoorbeeld de inzet van jongerenwerkers in de stadsdeelteams en projecten ter vermindering van de criminaliteit onder jongeren. Voor de maatschappelijke opvang in Hengelo worden de provinciale GSB-middelen ingezet voor een activiteitencentrum voor dak- en thuislozen. In het kader van het thema Economie worden met de provincie afspraken gemaakt over de revitalisering van het bedrijventerrein Twentekanaal. De GSB-middelen worden daarbinnen vooral aangewend voor die kosten die normaliter voor rekening van de gemeente waren gekomen. Onder de noemer Economie worden eveneens afspraken gemaakt betreffende de aanpak van de binnenstad. Het betreft fysieke en niet-fysieke aanpassingen in de binnenstad. Verder wordt in het convenant het boegbeeldproject Hart van Zuid meegenomen.
Zwolle
Zwolle richt zich in de komende periode op de aanpak van sociale vraagstukken en op de economische en culturele ontwikkeling van de stad. Voor beide prioriteiten vervult Zwolle als centrumgemeente een regionale functie. Zo is de aanpak van de binnenstad een hoofdthema. Een integrale aanpak van de binnenstad en de realisatie van meer woningen in de binnenstad vraagt om het verplaatsen van parkeerruimte. Doel hierbij is het autoluw maken van de binnenstad en het creëren van meer fietsenstallingen (ook bereikbaarheid van de binnenstad). De provincie draagt bij aan het realiseren van de bouw van nieuwe woningen en parkeergelegenheid (buiten de kern). Voor het bevorderen van de openbare veiligheid wordt samen gewerkt aan een verlichtingsplan voor de binnenstad en renovatie van het park Weezenlanden. Verbetering van (de keten in de) jeugdzorg en de maatschappelijke opvang is – evenals in de andere steden – een belangrijk samenwerkingsthema en wordt in netwerkstedelijk verband opgepakt. Ten slotte is afgesproken in het convenant dat wordt samengewerkt aan de regionale bereikbaarheid, een project dat voor de economische ontwikkeling van de gehele netwerkstedelijke regio van belang is.
Netwerkstedelijk niveau
Stedelijke ontwikkelingen eindigen niet bij de grenzen van een stad. De stad is onlosmakelijk een onderdeel van haar omgeving. Sommige stedelijke vraagstukken zijn dan ook niet zonder deze omgeving op te lossen. In dezelfde omgeving liggen tegelijkertijd ook kansen en ontwikkelingsmogelijkheden die een stad kan benutten. In het Onderhandelingsakkoord is door de provincie aangegeven het Grotestedenbeleid meer met het netwerkstedenbeleid te willen verbinden. Hiertoe is onder andere gestart met het gebiedsgericht werken in de stedelijke gebieden (naast de reconstructie- en plattelandsgebieden). In de convenantafspraken is de verbinding met de netwerkstedelijke gebieden gelegd. Daarnaast zijn de netwerksteden als samenwerkingsthema in de convenanten opgenomen en zijn thema’s benoemd die de agenda voor de komende periode vormen. De drie netwerksteden van Overijssel zijn verschillend en bevinden zich in verschillende fasen van ontwikkeling. Twente heeft reeds concrete boegbeeldprojecten voor de netwerkstad benoemd (onder andere in Nieuw Perspectief Twente en strategische visie). In het Onderhandelingsakkoord is tweemaal € 2 miljoen gereserveerd voor de projecten Muziekkwartier en Hart van Zuid. Zwolle Kampen Netwerkstad en het stedelijk netwerk Stedendriehoek werken volop aan een integrale visie. Zogenaamde boegbeeldprojecten, als resultaat van deze visies, zijn nog niet benoemd. Om de Stedendriehoek en Zwolle Kampen te ondersteunen in processen en projecten in de netwerkstad is in de financiële vertaling van de GSB-middelen een reservering voor deze netwerksteden opgenomen. De prioritaire thema’s in de netwerksteden zijn meegenomen in de convenanten en vormen met de afspraken per stad de gebiedsagenda’s voor de komende jaren.
Programmabegroting
57
Wat gaat dat kosten?
Hoofddoelstelling: Steden zijn de motor van de economische en sociaalculturele ontwikkeling. Subdoelstelling: -
Uitvoering van de prestatieafspraken uit de 5 convenanten.
Product-
Product
nummer 2.1.70.20
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Grotestedenbeleid en
0
2.987
0
2.987
-2.987
-2.669
-2.790
0
-2.987
-2.669
-2.790
0
0
0
0
0
0
2.987
-2.987
-2.669
-2.790
0
-2.843
-2.668
-2.788
0
0
0
0
0
netwerksteden
Subtotaal Toegerekende app.kosten Wervende steden
0
Totaal Wervende steden
Waarvan incidenteel beschikbaar in het kader van nieuw beleid Waarvan overige incidentele posten
Het saldo in 2008 daalt door het vervallen van het nieuw beleid aan het eind van de huidige bestuursperiode. Deze bedragen zijn gereserveerd binnen het product Onvoorzien voor de volgende bestuursperiode.
Herrichting Via herrichting uit bestaand beleid komen voor de volgende producten de volgende middelen beschikbaar Product-
Product
nummer 2.1.70.20
Grotestedenbeleid en
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
1.357
-1.357
-1.032
-912
0
0
1.357
-1.357
-1.032
-912
0
netwerksteden
Totaal
58
Programmabegroting
2.7
Programma Landelijk gebied
2.7.1 Inleiding De maatschappelijke ontwikkelingen hebben grote impact op het ruimtegebruik in het landelijk gebied. Er is sprake van toenemende stedelijke druk en verzwakking van de economische basis van de landbouw, waardoor veel agrarische bedrijven noodgedwongen moeten stoppen. De agrarische sector blijft evenwel voor de provincie Overijssel een belangrijke economische sector. Ter illustratie: Circa 12 procent van de primaire productie van de Nederlandse intensieve veehouderij en circa 16 procent van de primaire productie van de grondgebonden melkveehouderij vindt in onze provincie plaats. Tegelijkertijd wordt de vraag steeds pregnanter wie in de toekomst het - ook voor recreatie en toerisme zo belangrijke - landschap zal (moeten) onderhouden. Wij zien het als onze taak om krachten te mobiliseren voor ontwikkeling van de economische vitaliteit van het landelijk gebied, voor het behoud van natuur en landschappelijke waarden en de sociale samenhang in kleine kernen. Wij willen onder andere met behulp van het nieuwe gebiedsgericht werken onze doelstellingen realiseren. Het gaat daarbij allereerst om het uitvoeren van het Reconstructieplan voor Twente en Salland en de gebiedsprogramma's in Noordoost- en Noordwest Overijssel: een perspectiefvolle landbouw, ontwikkeling van economische bedrijvigheid, behoud en herstel/versterking van kenmerkende natuurwaarden, de kwaliteit van het cultuurlandschap, de kwaliteit en kwantiteit van het water (zie programma Water) en de sociale samenhang in kleine kernen en buurtschappen. De extra reconstructiemiddelen worden voor al deze doelen ingezet. In lijn met 'Ruimte voor actie' leggen wij in dit programma de prioriteit bij verbetering van de ruimtelijke structuur van de intensieve veehouderij, verbreding van agrarische bedrijven, verbetering van de verkaveling van de grondgebonden landbouw en realiseren van de ecologische hoofdstructuur. Portefeuillehouders van dit programma zijn: • Uitvoering reconstructie en landinrichting: de heer P. Jansen; • Ontwikkelen perspectiefvolle landbouw: de heer P. Jansen; • Behoud en herstel van de kenmerkende natuurwaarden van Overijssel: de heer P. Jansen; • Behoud en versterking van de kwaliteit van het cultuurlandschap: de heer P. Jansen, de heer J.G. Kristen en de heer drs. T.W. Rietkerk; • Versterking en behoud van de sociale samenhang in de kleine kernen en buurtschappen: de heer J.G. Kriste n, de heer G.J.H. Ranter en de heer J.W. Klaasen.
2.7.2 Ontwikkelingen De landbouw staat economisch onder druk. De verstedelijking van het landelijk gebied zet in hoog tempo door. Er is een toenemend ruimtebeslag voor wonen, bedrijvigheid, verkeer en vervoer en recreatie. Voorzieningen verdwijnen uit de kleine kernen en het beschikbaar en bereikbaar houden van basisvoorzieningen in het landelijk gebied wordt steeds moeilijker. Deze verandering van productieruimte in consumptieruimte van het landelijk gebied vraagt om een nieuwe benadering van de overheden van het landelijk gebied.
Programmabegroting
59
Op Europees niveau wordt een oplossing gezocht in hervormingen van het EU-landbouwbeleid. Tot 2013 staat de ontwikkeling van een duurzame en marktgerichte landbouw voorop. Marktbescherming en productieondersteunende maatregelen worden geleidelijk afgebouwd hetgeen leidt tot versnelling van het proces van bedrijfsbeëindiging, tot versterking van de schaalvergroting en tot een groeiende diversificatie/verbreding in de landbouw. Daarnaast heeft de minister van LNV het mestbeleid herzien waardoor de kosten voor mestafzet sterk zullen stijgen. Voor de Overijsselse landbouw met zijn relatief hoge veebezetting kunnen de gevolgen groot zijn, vooral voor de intensieve veehouderij. Het Reconstructieplan speelt hier op in. Onze inzet voor een duurzame landbouw, onder andere gericht op verbetering van de ruimtelijke structuur van de intensieve veehouderijbedrijven, verbreding van agrarische bedrijven en verbetering van de verkaveling, heeft daarmee een directe relatie met de actualiteit van vandaag. Met de Nota Ruimte en de Agenda Vitaal Platteland zet het Rijk in op ruim baan voor ontwikkelingen in het landelijk gebied, onder regie van de provincie. De rijksambities voor natuur beperken zich vooral tot de ecologische hoofdstructuur. De aankoop van natuurgebieden is, zij het aarzelend, weer op gang gekomen met het opheffen van de aankoopstop die gedurende het hele jaar 2003 van kracht is geweest, zodat wij voortgang kunnen boeken met het realiseren van de EHS. Overigens blijkt dit, zeker als het gaat om bedrijfsverplaatsingen, veel tijd te vergen, en niet altijd in de pas te lopen met de jaarlijks in de begroting geraamde middelen. In aansluiting op het rijksbeleid willen wij meer agrariërs en andere particulieren bij het beheer van de EHS inschakelen, waardoor de aankopen beperkt kunnen blijven tot wat noodzakelijk is. Omdat het kabinet zich vooral wil beperken tot het veiligstellen van de EHS staan wij in toenemende mate voor de vraag welke inzet wij leveren voor de natuur buiten de EHS, vooral als het gaat om de ecologische verbindingszones. Daarnaast moeten wij de uitvoerende taken vormgeven en invullen die voortvloeien uit de nieuwe Natuurbeschermingswet. Het Rijk gaat Nationale Landschappen (in Overijssel de IJsseldelta en Noordoost-Twente) aanwijzen. Aan ons wordt gevraagd deze te begrenzen, de kernkwaliteiten in beeld te brengen en een integraal uitvoeringsprogramma op te stellen. Voor de overige gebieden wil het kabinet de verantwoordelijkheid voor behoud en ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit neerleggen bij provincie en gemeenten. Het kabinet wil hiervoor geen middelen meer beschikbaar stellen. Indien de Tweede Kamer instemt met de lijn van het kabinet vraagt dit van ons een heroriëntatie op de provinciale inzet, zowel binnen als buiten de Nationale Landschappen. De uitvoering van onder meer de Agenda Vitaal Platteland vindt plaats via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG), waarover Rijk en provincies onlangs overeenstemming hebben bereikt. Het ILG is een nieuw sturingsmodel voor de gebiedsgerichte inrichting van het landelijk gebied. Samen met gemeenten en waterschappen gaan provincies de rijksdoelen voor de fysieke inrichting van het landelijk gebied realiseren als onderdeel van een integrale regionale gebiedsontwikkeling. Zij zullen daartoe een stevig beroep doen op de Europese fondsen. De rijksbezuinigingen gaan ten koste van de kwaliteit van het openbaar vervoer en voorzieningen in het buitengebied. Verbindingen op het platteland waar weinig gebruik van wordt gemaakt zijn daardoor de afgelopen jaren opgeheven. Ter versterking van het voorzieningenniveau in de kernen zijn het realiseren van kulturhûsen en andere voorzieningen (regeling vitaliteit kleine kernen) essentieel.
2.7.3 Wat willen we bereiken, wat gaan we doen en wat gaat het kosten?
Hoofddoelstelling: Uitvoering Reconstructie en landinrichting. Reconstructie en landinrichting zijn wettelijke instrumenten om provinciale doelen te realiseren. Deze doelen en de te behalen resultaten staan aangegeven bij de volgende hoofddoelstellingen van het programma landelijk gebied, en ook onder de programma’s zorg, wonen, economie en water. Onder deze hoofddoelstelling uitvoering reconstructie en landinrichting geven wij aan op welke manier we de instrumenten inzetten. In het najaar 2004 zal een bestuursovereenkomst met de desbetreffende departementen (VROM, LNV, V&W) worden gesloten. Hierbij zal een concrete raming van de investeringen worden opgesteld. Vooralsnog wordt uitgegaan van een investering van gemiddeld € 100 miljoen euro per jaar.
60
Programmabegroting
De provinciale sectorale beleidsagenda’s en het Reconstructieplan vormen de input voor de provinciale inbreng in uitvoeringsprogramma's van de Bestuurlijke Gebiedsoverleggen (BGO’s) van de deelgebieden Noordoost-Twente, Zuidwest-Twente, Salland en Noordwest- en NoordoostOverijssel. Deze BGO’s zijn in het kader van het nieuwe gebiedsgericht werken in 2004 ingesteld (zie programma bestuur). In 2005 hebben we een vastgesteld reconstructieplan en meerjarenafspraken met het rijk. Daarin spreken we af welke doelstellingen we realiseren en met welke middelen. Subdoelen
Indicatoren
Uitvoeren reconstructie en landinrichting in het reconstructiegebied*
Inrichtingsmodules6 in uitvoering of gereed (aantal, cumulatief)
Wettelijk beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
3
8
11
12
16
*Plan- en gebiedsuitwerkingen die rechtstreeks voortvloeien uit het reconstructieplan zijn nog niet in deze tabel opgenomen.
Naast uitvoering van de geplande inrichtingsmodules zetten wij in op versnelde uitvoering van bestaande landinrichtingsprojecten in het reconstructiegebied met provinciale voorfinanciering (een en ander in het kader van de landelijke taskforce die hiervoor speciaal in het leven is geroepen). In 2005 willen wij voor een aanzienlijk bedrag aan projecten uitvoeren, mits wij garanties krijgen van de minister van LNV over de terugbetaling. Wij verwachten hierover in oktober 2004 met de minister bestuurlijke afspraken te maken. Om deze resultaten te bereiken, zullen wij de volgende stappen zetten: • sluiten van een Uitvoeringscontract met het rijk, afspraken over de uit te voeren doelstellingen; • opstellen van een Uitvoeringsprogramma per deelgebied, afspraken maken over de te realiseren doelstellingen per deelgebied; • opstellen van Plan- en gebiedsuitwerkingen; • voorfinanciering van projecten. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 ruim € 10,5 miljoen begroot. Regulier beleid Naast reconstructie en landinrichting binnen het reconstructiegebied vindt ook landinrichting buiten de werking van de reconstructiewet plaats. Als indicator hiervoor geldt het aantal uit te voeren modules als in onderstaande tabel weergegeven. Om deze resultaten te bereiken, zullen wij afspraken maken met landinrichtingscommissies over de uit te voeren modules. Subdoelen
Indicatoren
Realiseren landinrichting buiten de werking van de reconstructiewet
Afgeronde meerjarige klassieke landinrichtingsprojecten. Per 2004 nog af te ronden: 9 (aantal cumulatief)
Wettelijk beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
6
2004
2005
2006
2007
2008
0
0
1
2
6
Inrichtingsmodules in uitvoering of gereed (aantal) 2004
2005
2006
2007
2008
0
1
2
2
3
Onder het voorbehoud van de thans geldende verwachtingen rond de financiering door het ministerie van LNV
Programmabegroting
61
Hoofddoelstelling: Ontwikkeling van perspectiefvolle landbouw Wij vinden perspectiefvolle (= duurzame) landbouw belangrijk voor de regionale economie, het beheer van het landelijk gebied en de leefbaarheid op het platteland. De ijkpunten van ons Onderhandelingsakkoord voor de ontwikkeling van perspectiefvolle landbouw zijn de ruimtelijke structuur en de economische basis van de agrarische bedrijvigheid. Wij zien twee ontwikkelingsrichtingen in de landbouw: • Bedrijven die zich toeleggen op agrarische productie en • Bedrijven die zich richten op verbreding van de bedrijfsvoering. Voor een toenemend aantal bedrijven (vooral in kwetsbare gebieden waar de mogelijkheden voor intensivering beperkt zijn) is verbreding, inclusief agrarische natuur- en landschapsbeheer, een ontwikkelingsrichting die kansen biedt. Wij streven in ons beleid naar versterking van beide richtingen. In het verlengde hiervan streven wij naar: • Het aandeel bedrijven > 70 NGE7. In 2002 was dit 35 procent in Overijssel (bron CBS). • Het aantal bedrijven met verbrede landbouw. In 2003 registreerde het CBS 1891 verbrede landbouwactiviteiten, waarbij sommige bedrijven verschillende vormen van verbreding combineren. Voor beide indicatoren streven wij naar een toename. Wij hebben slechts in beperkte mate directe invloed op de ontwikkeling van perspectiefvolle landbouw. Zij is in hoge mate afhankelijk van de inspanningen van de sector zelf, van (internationale) marktontwikkelingen en van het Europees- en Rijksbeleid. Daarom hebben wij geen streefwaarden geformuleerd voor deze doelstelling. Wij hebben echter wel de doelstellingen van ons beleid gekwantificeerd op het niveau van door ons beïnvloedbare subdoelen. De provincie richt zich op het stellen van kaders die ruimte bieden voor de ontwikkeling van duurzame landbouw (onder andere vanuit het ruimtelijk beleid, milieu- en waterbeleid en natuur- en landschapsbeleid) en op het faciliteren en stimuleren van innovatieve ontwikkelingen. In de periode 2005-2007 richten wij ons in het verlengde hiervan op de volgende subdoelen en indicatoren: 1. Verbetering van de ruimtelijke structuur van de intensieve veehouderij 2. Verbetering van de externe productieomstandigheden 3. Extensivering van de melkveehouderijen in kwetsbare gebieden 4. Verbreding en versterking van de economische basis van de landbouw (Toekomstgericht Ondernemen’) In de uitwerking van de subdoelen missen we vooralsnog indicatoren op de subdoelen 2 en 3, ‘verbetering externe productieomstandigheden’ en ‘extensivering melkveehouderijen in kwetsbare gebieden’. Op deze subdoelen worden wel degelijk activiteiten ondernomen. Er wordt naar gestreefd om volgend jaar bij het subdoel ‘verbetering externe omstandigheden’ het percentage huiskavel en het aantal bedrijven met een goede verkaveling als indicatoren te hanteren. Prioriteiten uit de Perspectiefnota Verbetering van de ruimtelijke structuur van de intensieve veehouderij
Subdoelen
Indicatoren
Verbetering van de ruimtelijke structuur van de intensieve veehouderij
Aantal intensive veehouderijbedrijven verplaatst naar duurzame locaties in landbouwontwikkelingsgebieden, individuele of geclusterde locatie (aantal bedrijven, cumulatief)
Deels wettelijk, deels autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
7
62
2004
2005
2006
2007
2008
3
8
13
18
PM
NGE staat voor Nederlandse Grootte Eenheid, een maat voor de toegevoegde waarde van de agrarische productie. Bedrijven met een omvang van > 70 NGE worden beschouwd als ‘perspectiefvolle bedrijven’. In de periode 1997-2002 is het aantal bedrijven in Overijssel in deze grootteklasse gelijk gebleven.
Programmabegroting
Om deze resultaten te bereiken, zullen wij de volgende instrumenten inzetten en activiteiten ondernemen: • Uitvoeren van het Reconstructieplan (reconstructiezonering, verplaatsingsregeling toekomstgerichte intensieve veehouderijbedrijven, coördinatiepunt intensieve veehouderij, projecten); • Inrichten van landbouwontwikkelingsgebieden. Wij faciliteren het bedrijfsleven bij de ontwikkeling van zogenoemde clusters van varkensbedrijven (op basis van de in 2004 hiervoor uitgewerkte plannen). • Ondersteunen van innovatieve ketenprojecten voor de ontwikkeling van duurzame intensieve veehouderij (onder andere op basis van in 2004 ontwikkelde plannen, in het kader van het project A1-corridor, uitgevoerd in samenwerking met Gelderland en het innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster). Verbeteren van de externe productieomstandigheden
Voor het verbeteren van externe productieomstandigheden van de grondgebonden landbouw worden de volgende instrumenten en activiteiten ingezet: § Het instrument Landinrichting (zie voorgaande hoofddoelstelling); § Stimuleringsbeleid voor vrijwillige kavelruil en de bevordering van de grondmobiliteit. In dit kader ondersteunen wij initiatieven vanuit de sector. Projecten met een meervoudige doelstelling (landbouwstructuur en natuur/ landschap/water) hebben prioriteit; Extensivering van de melkveehouderijen in kwetsbare gebieden
Voor de extensivering van de melkveehouderijen in kwetsbare gebieden worden de volgende instrumenten en activiteiten ingezet: • Stimuleringsbeleid (op voorwaarde van het beschikbaar blijven van rijksmiddelen voor dit onderwerp, de zogenaamde Koopmansgelden). Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 bijna € 0,7 miljoen begroot. Regulier beleid Verbreding en versterking van de economische basis van de landbouw
Subdoel
Indicatoren
Verbreding en versterking van de economische basis van de landbouw (‘Toekomstgericht Ondernemen’)
Aantal ondersteunde ondernemers met innovatieve projecten/bedrijfsplannen (aantal ondernemers cumulatief) 2004
2005
2006
2007
2008
105
250
320
320 + pm
320 + pm
Autonoom beleid. Beperkt beïnvloedbaar Om deze resultaten te bereiken, zullen wij de volgende instrumenten inzetten en activiteiten ondernemen: • Ruimtelijk beleid / regelgeving; vergroten van de ruimte voor vernieuwend ondernemerschap door waar mogelijk wegnemen van belemmeringen voortvloeiend uit knellende regelgeving; • Stimuleren van innovatieve projecten voor de ontwikkeling van perspectiefvolle landbouw. In aansluiting op initiatieven uit de sector willen wij vooral projecten van samenwerkingsverbanden (op gebiedsniveau of in de keten) ondersteunen. Voor het stimuleren van deze projecten zetten wij naast provinciale middelen vanuit de Reconstructie en de subsidieregeling Landbouwstimulering ook middelen in van het Rijk en Europa. Voorrang in 2005: (1) uitvoering plan van aanpak landbouw en zorg, (2) uitvoering plan van aanpak verbetering afzet en afzetstructuren biologische landbouw. • In 2005 benaderen wij in het extensiveringsgebied 45 bedrijven met een intensieve tak voor omschakeling naar andere economische activiteiten (verbreding en ontmenging). Een deel hiervan (± 20 procent), zal in 2005 ook plannen op dit vlak ontwikkelen en tot uitvoering brengen; • Inzetten van onder andere de stichting Stimuland voor innovatie projecten in de landbouw; • Stimuleren van samenwerking tussen kennisinstellingen en het landbouwbedrijfsleven • Uitbouwen van de samenwerking met andere regio’s in Europa op het vlak van de ontwikkeling van duurzame landbouw (onder andere in kader van het Interreg-programma); • Uitwerken van onderdeel ‘ontwikkeling duurzame landbouw’ van het Plattelandsontwikkelingprogramma POP-2 voor de periode 2007-2013.
Programmabegroting
63
Hoofddoelstelling: Behoud en herstel van de kenmerkende natuurwaarden van Overijssel De doelstelling om de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2018 te realiseren is speerpunt van het provinciale beleid. Hiervoor moet jaarlijks 600 ha nieuwe natuur via aankoop of particulier beheer worden gerealiseerd. Na begrenzing van de robuuste verbindingen wordt dit 890 ha per jaar. Overigens merken wij op dat het kabinet de ecologische verbindingszones – grotendeels - wil schrappen, wat consequenties kan hebben voor onze inspanningen. De provincie heeft een belangrijke kaderstellende rol. Wij leggen de begrenzing en het te realiseren natuurdoel van de EHS en Ecologische verbindingszones vast in de natuurgebiedplannen. Ook subsidiëren wij de aankoop van gronden en initiëren wij integrale projecten. Prioriteiten uit de Perspectiefnota Subdoelen
Indicatoren
Realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Aantal hectares gerealiseerde EHS* (aantal ha. verworven/in beheer genomen / aantal ha. ingericht** (cumulatief))
Wettelijk beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
600
1200
1900
2700
3600
PM
PM
PM
PM
PM
Waarvan ha particulier beheer, groeiend naar 40 procent van de gerealiseerde nieuwe natuur vanaf 2004 (cumulatief) 2004
2005
2006
2007
2008
170
370
670
1000
1350
* Vanaf 2006 is dit een voorlopige indicatie. De werkelijke oppervlakte is afhankelijk van de begrenzing van de robuuste verbindingen. ** Actuele informatie over het aantal ha’s daadwerkelijk ingerichte EHS is niet beschikbaar. Ook een indicator die zicht biedt op kwaliteit van de natuur is op dit moment niet beschikbaar. In interprovinciaal verband worden thans de mogelijkheden on derzocht om gezamenlijk en op vergelijkbare wijze informatie te verzamelen.
Om deze resultaten te bereiken, zullen wij de volgende instrumenten inzetten en activiteiten ondernemen: • Financieren van de grondverwerving, met aankoopmiddelen EHS, reconstructiemiddelen en zonodig (conform afspraken met de minister van LNV) via voorfinanciering uit provinciale middelen. Omdat de uitgaven voor grondverwerving geen gelijke tred houden met de jaarlijks geraamde middelen (aankopen gebeuren op vrijwillige basis) willen wij daarvoor een voorziening treffen; • Stimuleren van deelname aan particulier beheer op basis van het actieplan ‘meer particulier beheer’; • Uitvoeren van inrichtingsprojecten ter versterking van de kwaliteit van de EHS, meestal in het kader van de uitvoering van integrale projecten waarin doelen van reconstructie en water en landbouw (versterking structuur landbouwbedrijven) worden gerealiseerd. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 ruim € 3 miljoen begroot. Regulier beleid Begrenzen nieuwe natuurgebieden en beheersgebieden voornamelijk binne n de ecologische hoofdstructuur
Om de EHS te kunnen realiseren zijn de desbetreffende gebieden eerst begrensd. Dit is bijna gerealiseerd, maar er blijft behoefte aan tussentijdse wijziging. Ook de robuuste verbindingen moeten nog worden begrensd. Daarnaast maakt het Rijk (Nota Ruimte en Agenda Vitaal Platteland) herbegrenzing nodig. Beheren natuurwaarden in en buiten de EHS
Wij geven prioriteit aan het stimuleren van particulier beheer in de EHS en het ontwikkelen van groene diensten in en buiten de EHS (zie onder landschap). Wij spannen ons in om het aantal weidevogels in stand te houden. Wij coördineren de uitvoering van NURG-projecten (nadere uitwerking rivierengebied).
64
Programmabegroting
Beschermen natuurwaarden en soortendiversiteit in en buiten de ecologische hoofdstructuur
Natuurwaarden en soortendiversiteit beschermen wij op grond van de Boswet, Natuurschoonwet, Flora- en Faunawet, Natuurbeschermingswet en Europese richtlijnen. Wij streven naar instandhouding van het bosareaal in Overijssel met een oppervlakte van 38.000 ha en het instandhouden van 16 Nbwet-gebieden. Wij verwachten dat de nieuwe Natuurbeschermingswet in 2005 in werking zal treden. Er komen dan nieuwe bevoegdheden en uitvoeringstaken op ons af. Wij streven naar een jaarlijkse toename van 25 landgoederen (Natuurschoonwet) op het huidige totaal van 500, zij het dat wij niet geheel kunnen overzien welke consequenties het schrappen van de rijksbijdrage voor bosaanleg buiten de EHS zal hebben. Wij toetsen ruimtelijke plannen van gemeenten op de gevolgen voor de natuur en zien toe op een correcte uitvoering van het compensatiebeginsel.
Subdoel
Indicator
Beschermen natuurwaarden en soortendiversiteit in en buiten de ecologische hoofdstructuur
• Instandhouding van het bosareaal in Overijssel met een oppervlakte van 38.000 hectare
Wettelijk beleid. Grote mate van beïnvloedbaarheid
• Instandhouden van 16 Nbwet-gebieden. • Jaarlijkse toename van 25 landgoederen op het huidige totaal van 500,
Om deze resultaten te bereiken, zullen wij de volgende instrumenten inzetten en activiteiten ondernemen: • Herzien van de natuurgebiedsplannen op de volgende onderdelen: § Actieplan ‘Meer particulier beheer’ § Uitwerking ecologische verbindingen, tenzij de voorgenomen bezuinigingen van het kabinet doorgaan; § Begrenzen van de 1e tranche robuuste verbindingen; § Aanpassen weidevogelgebieden op grond van onderzoeksgegevens van 2004; § Aanpassingen van de begrenzing op verzoek van particulieren en landinrichtingscommissies; § Herbegrenzen van de EHS op grond van Agenda Vitaal Platteland en de Nota Ruimte. • Zowel binnen als buiten de EHS willen wij de deelname aan de subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (SAN) bevorderen. • Buiten de EHS richt het natuurbeleid zich vooral op: § Weidevogel beheer, uitvoering van het actieplan weidevogels; § Ganzenfourageergebieden; § Beantwoorden van de vraag wat de consequenties zijn van de aangekondigde terugtrekking van het Rijk op de EHS. • Versterking van de twee nationale parken Weerribben en Sallandse Heuvelrug. • Instandhouden van ca. 38.000 hectare bos op dezelfde bosgroeiplaats(Boswet); • Bescherming bieden aan bijzondere natuurwaarden in 16 aangewezen Natuurbeschermingswetgebieden en in de EU-richtlijngebieden (Nbwet). Door het opstellen van beheerplannen, het verlenen van ontheffingen waarbij de wezenlijke kenmerken van de te beschermen gebieden, de te beschermen habitats en vogelsoorten niet wordt aangetast en het uitvoeren van gerichte monitoring op kensoorten zal beoordeeld worden of de natuurwaarden in deze gebieden behouden zijn; • Instandhouden van 500 Natuurschoonwet landgoederen(NSW) en rangschikken van 25 nieuwe landgoederen om daarmee natuur- en landschapsschoon te behouden. • Bescherming en beheer van de in het wild voorkomende plant- en diersoorten (FFwet).
Programmabegroting
65
Hoofddoelstelling: Behoud en Versterking van de kwaliteit van het cultuurlandschap Het landschap is de drager van de kwaliteit van het landelijk gebied. Die kwaliteit komt tot uiting onder andere in identiteit, herkenbaarheid, diversiteit en belevingswaarde van het landschap. Ons doel is niet alleen om het landschap te conserveren, maar ook om het verantwoord te ontwikkelen, in het belang van een goed woon- en werk- en leefklimaat. Wij richten ons op het stellen van kaders, op het stimuleren en faciliteren van landschapsontwikkeling en –beheer, en op het toetsen van ruimtelijke plannen. Aangezien nieuwe ontwikkelingen veelal door derden in gang worden gezet is een nauwe samenwerking met andere partijen in een vroeg stadium van groot belang. Prioriteiten uit de Perspectiefnota Groen-blauwe diensten staan in dienst van het beheren en ontwikkelen van het landschap. Daarnaast helpen zij mee aan het halen van onze doelen op het gebied van landbouw en natuur (zie ook bij die hoofddoelstellingen).
Subdoelen
Indicatoren
Ontwikkelen groenblauwe diensten
Het aantal projecten waarin beloning voor groen-blauwe diensten ontwikkeld wordt (cumulatief).
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
5
7
9
11
p.m.
Om dit resultaat te bereiken zullen wij: • Aangeven in welke gebieden groen-blauwe diensten met prioriteit kunnen worden beloond; • Aan de hand van pilots het beleid voor groene diensten praktisch handen en voeten geven; • Zoeken naar een realistische beloningsstructuur voor natuur- en landschapsbeheer en andere ‘groen-blauwe’ diensten, in samenwerking met gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. • Een voorstel ontwikkelen voor de mogelijke inzet van middelen voor groen-blauwe diensten. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 bijna € 300.000 begroot. Dit bedrag is inclusief de beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen die voor deze doelstellingen zijn opgenomen. Regulier beleid Behoud en versterking dragende landschapsstructuren en (cultuurhistorische) kwaliteiten
Dragende landschapsstructuren en –kwaliteiten vormen de basis voor de identiteit van het landschap. Wij geven in 2005 voorrang aan de invulling van het beleid voor de door het kabinet aangewezen Nationale Landschappen in onze provincie: IJsseldelta en Noordoost-Twente. Samen met de partners in het gebied stellen wij de begrenzing vast, beschrijven de kernkwaliteiten en stellen een uitvoeringsprogramma op. Formele vaststelling hiervan zal in de eerste helft van 2006 zijn beslag krijgen. Voor de IJsseldelta zal de uitwerking plaatsvinden in het kader van het landelijk voorbeeldproject Ontwikkelingsplanologie IJsseldelta. Voor Noordoost-Twente zal hierbij het Reconstructieplan als uitgangspunt dienen. De gemeenten vervullen een essentiële rol bij behoud en ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit (onder andere via het bestemmingsplan). Wij willen hen stimuleren en terzijde staan om zoveel mogelijk bij te dragen aan behoud en waar mogelijk versterking van het landschap. Verder zullen wij: • Het instrumentarium van de ruimtelijke ordening gebruiken. • Binnen het reconstructiegebied ondersteunen wij gemeenten financieel als zij een landschapsontwikkelingsplan opstellen. • Ter bescherming van de cultuurhistorische kwaliteit zullen wij een Belvedèreproject voor de Buitenpolders van Mastenbroek uitvoeren. Dit resulteert eind 2005 in een visie met uitvoeringsprogramma.
66
Programmabegroting
Stimulering aanleg, herstel en beheer van landschapselementen
De voorgenomen beperking in de inzet van de rijksmiddelen voor landschap (Agenda Vitaal Platteland en Nota Ruimte) vraagt om een bezinning op de inzet van de provinciale middelen. Tot nu toe is die zo afgestemd op de inzet van rijksmiddelen, dat een totaalpakket (aanleg, herstel en beheer) voor landschapszorg kan worden geboden. Rijk, provincie, gemeenten en eigenaren vervullen hierin elk hun eigen (financiële) rol. Als de rijksmiddelen buiten de Nationale Landschappen zouden wegvallen, ontstaat een nieuwe situatie. Verder zullen wij: • Ons instrumentarium in overleg met de gemeenten aanpassen. Het resultaat zal zijn een aangepaste Regeling Onderhoud Landschapselementen Overijssel (ROLO) en een herziening van het Landschapsgebiedsplan dat in het kader van de SAN is opgesteld. • Ook voor het nieuwe systeem zal het vertrekpunt zijn om een multipliereffect te realiseren door koppeling van de inzet van de provinciale en gemeentelijke middelen met Europese programma’s. • Verder zullen combinaties met reconstructie, gebiedsgericht werken en Groene Diensten worden gelegd. • In 2005 wordt de uitvoering van de ROLO en het project Landschap + nog op de oude voet voortgezet. Wij zetten in op handhaving van het huidige investeringsniveau en deelname van alle Overijsselse gemeenten. Vergroting van de kwaliteit van de (agrarische) bebouwing en groenstructuren rondom steden en dorpen.
Aard, omvang en verschijningsvorm van bebouwing is van grote invloed op de landschappelijke kwaliteit. Om een goede landschappelijke kwaliteit te kunnen waarborgen zijn richtlijnen voor Vrijkomende Agrarische Bedrijfsgebouwen en Rood voor Rood noodzakelijk, inclusief een partiële streekplanherziening en een uitvoeringskader Rood voor Rood met gesloten beurs. Wij zullen deze ontwikkelen. Prioriteiten uit de Perspectiefnota Subdoel
Indicator
Stimulering aanleg, herstel en beheer van landschapselementen
Een aangepaste Regeling Onderhoud Landschapselementen Overijssel (ROLO) en een herziening van het Landschapsgebiedsplan.
Autonoom beleid. Grote mate van beïnvloedbaarheid Verder zullen wij: • De ontwikkeling van projecten voor ‘streekeigen erf en dorpen in het groen’ stimuleren via de uitvoeringsprogramma’s reconstructie/gebiedsgericht werken. • Groen-blauwe diensten inzetten om een bijdrage te leveren aan de versterking van de groenstructuur rondom steden en dorpen. Wij richten ons daarbij op combinaties met wateropgaven en realisering van nieuwe landgoederen.
Hoofddoelstelling: Versterking en behoud van de sociale samenhang in de kleine kernen en buurtschappen Hoofddoelstelling is het behouden en versterken van de vitaliteit en de sociale samenhang in kleine kernen. Het gaat om voorzieningen en mensen met hun netwerken die de vitaliteit en sociale samenhang bepalen. Hiermee beogen wij zowel de verschraling van het voorzieningenniveau in het landelijk gebied tegen te gaan als de betrokkenheid van de inwoners te vergroten door aan te sluiten bij initiatieven van onderop. Hierbij willen wij basisvoorzieningen realiseren zoals bijvoorbeeld dorpshuizen, en multifunctionele centra.
Programmabegroting
67
Subdoelen
Indicatoren
Behouden van bestaande basisvoorzieningen in het landelijk gebied (onder andere door bundeling en scheppen van basis voorzieningen)
Aantal gesubsidieerde basisvoorzieningen, bijvoorbeeld dorpshuizen, multifunctionele centra, etc. (aantal cumulatief) 2004
2005
2006
2007
2008
10
15
20
25
30
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Bij het realiseren van deze doelstelling gaat het om basisvoorzieningen die de multifunctionaliteit van het voorzieningenniveau versterken en/of meerdere doelgroepen bedienen en die openbaar toegankelijk zijn. De versterking van de cultuurhistorische identiteit is ook belangrijk voor het behoud van de sociale samenhang. Dit aspect is meegenomen onder de hoofddoelstelling behoud en versterking van de kwaliteit van het cultuurlandschap. Realisering van dit beleid is vraaggericht en krijgt vorm via het verlenen van subsidies op grond van de Verordening Vitaliteit Kleine Kernen en Kulturhusen. Ten aanzien van de bereikbaarheid ligt de komende jaren de prioriteit bij het instandhouden van een kwalitatief goed netwerk van verbindende lijnen, zodat het platteland goed bereikbaar blijft vanuit de steden. Dit kan onder andere door samen met gemeenten een betaalbaar regiotaxisysteem in stand te houden. De regiotaxi voldoet indien 95 procent van de ritten binnen een marge van 15 minuten plaatsvindt.
Subdoel
Indicator
Bereikbaar houden van de steden vanaf het omliggende platteland
Ritten van regiotaxi binnen de marge op afspraak (in procent) 2004
2005
2006
2007
2008
95
95
95
95
95
Deze doelstelling realiseren wij door: • Na afloop van huidige contracten opnieuw aanbesteden van regiotaxi in respectievelijk Salland, Noordwest-Overijssel en Noordoost-Overijssel (samen met gemeenten); • Onderzoeken of de betaalbaarheid van regiotaxi verbeterd kan worden door integratie met andere systemen van doelgroepenvervoer; • Verbetering van haltevoorzieningen voor streekvervoer (schuilgelegenheid, fietsstalling) op basis van uitkomsten van het onderzoek naar haltevoorzieningen; Extra middelen voor regiotaxi kunnen wellicht voortkomen uit integratie met ander doelgroepenvervoer. Voor het realiseren van de prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 ruim € 800.000 aan provinciale middelen begroot.
68
Programmabegroting
Wat gaat dat kosten?
Hoofddoelstelling: Uitvoering reconstructie en landinrichting. Uitvoering reconstructie en landinrichting Subdoelstellingen: -
Uitvoeren reconstructie en landinrichting in het reconstructiegebied.
-
Realiseren landinrichting buiten de werking van de reconstructiewet.
Product-
Product
nummer 2.7.30.20
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Landsinrichting en
0
11.516
-11.516
-10.552
-10.501
-950
0
163
-163
-163
-163
-158
0
11.679
-10.715
-10.664
-1.108
Reconstructiegebieden 2.7.00.20
Landelijke nietReconstructie gebieden
Subtotaal
-11.679
Hoofddoelstelling: Ontwikkelen van perspectiefvolle landbouw. Landbouw Subdoelstellingen: -
Verbetering van de ruimtelijke structuur van de intensieve veehouderij.
-
Verbetering externe productieomstandigheden van de grondgebonden landbouw.
-
Extensivering melkveehouderij in kwetsbare gebieden.
-
Verbreding en versterking van de economische basis van de landbouw ('toekomstgericht ondernemen').
Product-
Product
nummer 2.7.30.05
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Duurzame agrarische
0
1117
0
1117
-1117
-1.209
-1.209
-1.209
-1209
-1209
-1209
bedrijven
Subtotaal
-1117
Hoofddoelstelling: Behoud en herstel van de kenmerkende natuurwaarden van Overijssel. Natuur Subdoelstellingen: -
Realiseren van ecologische hoofdstructuur (EHS).
-
Begrenzen van nieuwe natuurgebieden en beheersgebieden voornamelijk binnen de EHS.
-
Beheren natuurwaarden in en buiten de EHS.
Product-
Product
nummer 2.6.20.10
Realisatie en beheer
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
77
4.633
-4.556
-4.464
-4.464
-4.464
0
412
-412
-412
-412
-412
ecologische hoofdstructuur 2.6.20.25
Monitoring
Programmabegroting
69
Natuur Subdoelstelling: Beschermen natuurwaarden en soortendiversiteit in en buiten de ecologische hoofdstructuur.
-
2.6.20.20
Uitvoering groene
120
601
197
5.646
-481
-494
-494
-494
-5.370
-5.370
-5.370
wetgeving
Subtotaal
-5.449
Hoofddoelstelling: Behoud en versterking van de kwaliteit van het cultuurlandschap. Subdoelstellingen: -
Ontwikkelen groen-blauwe diensten. Behoud en versterking dragende landschapsstructuren en (cultuurhistorische) kwaliteiten.
-
Stimulering aanleg, herstel en beheer van landschapselementen.
-
Vergroting van de kwaliteit van de (agrarische) bebouwing en groenstructuren rondom steden en dorpen.
Product-
Product
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
nummer 2.6.20.15
Landschapsbeheer
2.8.30.60
Cultureel erfgoed
Subtotaal
300
1.678
-1.378
-1.378
-1.378
-1.228
0
179
-179
-179
-179
-179
300
1.857
-1.557
-1.557
-1.407
-1.557
Hoofddoelstelling: Versterking en behoud van de sociale samenhang in de kleine kernen en buurtschappen. Subdoelstellingen: -
Behouden van bestaande basisvoorzieningen in het landelijk gebied (o.a. door bundeling en
-
Bereikbaar houden van de steden vanaf het omliggende platteland.
scheppen van basisvoorzieningen). Product-
Product
nummer 2.8.00.70
Beleidskader Welzijn
2.3.40.10
Openbaar vervoer:
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
808
-808
-808
-808
0
2.860
2.860
0
0
0
0
2.860
3.668
-808
-808
-808
0
3.353
-3.353
-3.288
-2.883
-2.908
27.320
-23.963
-22.947
-22.491
-12.002
-11.850
-10.636
-10.156
0
0
0
0
0
Regiotaxi
Subtotaal
Toegerekende apparaatskosten Landelijk gebied
Totaal Landelijk gebied
3.357
Waarvan incidenteel beschikbaar in het kader van nieuw beleid Waarvan overige incidentele posten
70
Programmabegroting
Naast bovenstaande exploitatiebudgetten worden voor dit programma ook middelen ingezet vanuit de voorzieningen. Het gaat hierbij om de volgende middelen: Voorziening
2005
2006
2007
2008
Voorziening natuurbeleidsplan
-1.722
-1.722
-1.722
-1.722
Totaal ten laste van voorzieningen
-1.722
-1.722
-1.722
-1.722
Beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen Op basis van het geactualiseerde budgettaire perspectief zijn binnen dit programma voorstellen voor beleidsintensivering en aanvullende voorstellen geformuleerd. Deze voorstellen hebben de volgende consequenties voor de begroting. Product-
Product
nummer 2.6.20.15
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Landschapsbeheer
0
-150
150
150
150
Subtotaal Totaal primaire begroting
0
-150
150
150
150
0
3.357
27.320
-23.963
-22.947
-22.491
-12.002
Totaal incl. intensiveringen
3.357
27.170
-23.813
-22.797
-22.341
-12.002
Het saldo in 2008 daalt door het vervallen van het nieuw beleid aan het eind van de huidige bestuursperiode. Deze bedragen zijn gereserveerd binnen het product Onvoorzien voor de volgende bestuursperiode.
Herrichting Via herrichting uit bestaand beleid komen voor de volgende producten de volgende middelen beschikbaar Product-
Product
nummer 2.7.30.20
Landsinrichting en
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
1.241
-1.241
-1.191
-1.241
0
0
995
-995
-995
-995
0
0
50
-50
-50
-50
0
0
2.286
-2.286
-2.236
-2.286
0
Reconstructiegebieden 2.7.00.20
Landelijke nietReconstructie gebieden
2.8.00.70
Totaal
Beleidskader Welzijn
Programmabegroting
71
2.8
Programma Zorg
2.8.1 Inleiding Wij richten ons op de leefkwaliteit van mensen door aandacht te besteden aan de bereikbaarheid, betaalbaarheid en beschikbaarheid van de zorg, zowel in de jeugdzorg als in de reguliere zorg. Onze prioriteiten zijn daarbij het wegwerken van de wachtlijsten in de jeugdzorg en een beschikbare en toegankelijke eerstelijnszorg. Deze prioriteiten zijn ondergebracht bij de hoofddoelstellingen uit de Nota Sociale Actie. Deze hoofddoelstellingen zijn achtereenvolgens: • Een goede sociale en culturele infrastructuur in stad en platteland; • De versterking van de maatschappelijke deelname en de positie van jongeren; • Langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten en/of ggz cliënten; • Een sociaal en vitaal platteland. De provincie is volgens de Wet op de Jeugdzorg financieel en inhoudelijk verantwoordelijk voor de jeugdhulpverlening. Daarin hebben wij de rol van financier en regisseur. De jeugdzorg kent wachtlijsten en die willen wij wegwerken door de hulp zo dicht mogelijk bij huis, zo vroegtijdig, zo licht en zo kort mogelijk aan te bieden. Wij willen daarbij ook gebruik maken van het eigen probleemoplossend vermogen (eigen kracht) van de ouders en kinderen. Binnen de reguliere zorg heeft de provincie beperkte wettelijke taken. Wij streven echter naar vraaggerichte zorg die voor iedereen in Overijssel toegankelijk is. Onze prioriteit in de periode 2003 – 2007 gaat uit naar de toegankelijkheid van de eerstelijnsvoorzieningen (zoals de huisartsenzorg) en de keten wonen, zorg, welzijn. Onze onafhankelijke positie geeft ons de mogelijkheid om partijen bij elkaar te brengen en te komen tot een brede regionale samenwerking en ketens in de zorg tot stand te brengen. In 2005 zullen wij initiatieven ontwikkelen, gelet op de mogelijke invoering van de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) die gevolgen heeft voor zowel de Zorg als de Jeugdzorg, door gemeenten hierbij te ondersteunen. Portefeuillehouder van dit programma is de heer G.J.H. Ranter.
2.8.2
Ontwikkelingen
De volgende ontwikkelingen hebben invloed op het behalen van de doelen en prioriteiten in de zorg. Jeugdzorg
Binnen de jeugdzorg doen zich de volgende ontwikkelingen voor: • Een toenemende behoefte aan vraagsturing door ouders en kinderen zelf met steun van hun sociale omgeving; • Een toenemende zorgvraag met als gevolg wachtlijsten in de jeugdzorg; • Inwerkingtreding in 2005 van de Wet op de Jeugdzorg waarin een aanzienlijke verzwaring in de inhoudelijke en financiële rol voor de provincie is opgenomen. Zorg
Binnen de zorg doen zich in het algemeen de volgende ontwikkelingen voor: • Een toenemende vraag van (mondige) burgers naar zorg; • Een sterk toenemende vergrijzing van de bevolking; • Toename van technische en medische mogelijkheden.
72
Programmabegroting
Eerstelijnszorg, vooral de huisartsenzorg
Ten aanzien van de eerstelijnszorg doen zich een aantal ontwikkelingen voor: • Oudere huisartsen stoppen eerder met de uitoefening van hun beroep waardoor het aantal huisartsen sterk afneemt; • Door de toenemende vraag naar zorg stijgt de werkdruk bij huisartsen; • Nieuwe, jonge huisartsen willen veelal parttime werken waardoor sprake is van minder aanbod aan huisartsenzorg; • Partijen in de eerstelijnszorg willen meer samenwerken, zowel in fysieke als organisatorische zin. • Het ministerie van VWS stimuleert de samenwerking in de eerstelijnszorg.
2.8.3
Wat willen we bereiken, wat gaan we doen en wat gaat het kosten?
Hoofddoelstelling: Versterking maatschappelijke deelname en positie van jongeren (Minder kinderen in de jeugdzorg; snellere en betere jeugdhulp zonder wachtlijsten). In de Wet op de Jeugdzorg zijn wij verantwoordelijk voor het waarborgen van het recht op jeugdzorg. Wij hebben een regiefunctie ten aanzien van de organisatie, de kwaliteit en het toezicht op de jeugdzorg. Het Bureau Jeugdzorg Overijssel geldt daarbij als enige toegang tot de jeugdzorg. Zoals weergegeven in het Beleidskader Jeugdzorg 2005 – 2008 richten wij ons op: • De aanpak van de acute wachtlijstproblematiek in de jeugdzorg; • Een goede aansluiting tussen de algemene jeugdzorgvoorzieningen en het jeugdzorgaanbod; • Een snelle en efficiënte behandeling van zorgvragers. In het Onderhandelingsakkoord geven wij prioriteit aan het terugdringen van de wachtlijsten in de jeugdzorg, vooral in de crisisopvang en het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Daarbij zetten wij onorthodoxe maatregelen en nieuwe methoden in als Eigen Kracht Conferenties, Hulpaan-Huis projecten en jeugdzorgboerderijen. Hiermee geven wij invulling aan het Rijksbeleid waarin een zo licht, zo vroeg en zo kort mogelijke hulp centraal staat. IJkpunten voor ons beleid zijn dan ook de omvang van de instroom, doorstroom en uitstroom van cliënten van Bureau Jeugdzorg Overijssel; de doorlooptijd van het indicatietraject, de wachtlijsten en wachttijden in de jeugdzorg en het aantal kinderen dat daadwerkelijk hulp ontvangt. Voor 2005 zien wij de volgende subdoelen en indicatoren. Cluster Jeugdzorg
Prioriteiten uit de Perspectiefnota Subdoelen
Indicatoren
Meer efficiency in de jeugdzorg
Afname van de gemiddelde behandelduur ten opzichte van 2003 (in procenten)
Wettelijk beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Meer aandacht voor preventie in de jeugdzorgketen Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
2
3
4
5
Minder aanmeldingen bij Bureau Jeugdzorg ten opzichte van 2003 (in procent) 2004
2005
2006
2007
2008
2
3
4
5
Programmabegroting
73
Deze preventie betreft afspraken en maatregelen ter verbetering van de aansluiting tussen het lokaal gemeentelijk preventief jeugdbeleid en het provinciale jeugdzorgbeleid. Om deze resultaten te bereiken, zetten wij de volgende instrumenten in (zoals opgenomen in het Beleidskader Jeugdzorg Overijssel 2005 – 2008): • Prestatiecontracten met jeugdzorginstellingen met als resultaat vergroting van de efficiency van de bedrijfsvoering te verbeteren. Hierdoor ontstaat een grotere doorstroomcapaciteit waardoor de druk op de wachtlijsten in de jeugdzorg afneemt; • Uitvoering van de afgesloten convenanten met gemeenten met als resultaat een betere aansluiting tussen de lokale voorzieningen en de jeugdzorg. Dit leidt tot meer preventie en minder aanmeldingen voor de jeugdzorg; • Wij continueren de aandacht voor vernieuwende projecten, zoals Eigen Kracht Conferenties, Hulp-aan-Huis en jeugdzorgboerderijen. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 ruim € 700.000 aan provinciale middelen begroot. Dit bedrag komt bovenop de Rijksgelden die voor jeugdzorg beschikbaar zijn. Dit bedrag is inclusief de beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen die voor deze doelstellingen zijn opgenomen.
Hoofddoelstelling: goede sociale infrastructuur in stad en platteland (verbeteren van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de eerste - en tweedelijnsvoorzieningen). De taak van de provincie op het terrein van de eerstelijnszorg is geheel autonoom. Wij kiezen voor het stimuleren van bundeling van voorzieningen in de eerstelijnszorg zoals huisartsenzorg, thuiszorg, fysiotherapeuten en apothekers. Fysieke en organisatorische bundeling draagt bij aan een goede bereikbaarheid en toegankelijkheid van de eerstelijnszorgvoorzieningen. Deze initiatieven worden overal in het land in gang gezet. Daarnaast stimuleren wij door de opzet van een huisartsenpool of seniorenbeleid dat oudere huisartsen langer kunnen doorwerken en voorkomen dat zij voortijdig stoppen met werken. Cluster Reguliere zorg
Prioriteiten uit de Perspectiefnota Subdoelen
Indicatoren
Meer fysieke en organisatorische bundeling van eerstelijnsvoorzieningen
Aantal HOED’en (Huisartsen Onder Één Dak) en zorgpostenplus ten opzichte van 2004 (aantal, cumulatief)
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
8
12
20
20
Aantal huisartsenpools ten opzichte 2004 (aantal, cumulatief) 2004
2005
2006
2007
2008
1
1
1
1
Wij faciliteren in 2005 de ontwikkeling van een huisartsenpool (seniorenbeleid voor huisartsen). Voor het realiseren van deze prioriteit uit de Perspectiefnota is in 2005 bijna € 600.000 begroot.
74
Programmabegroting
Hoofddoelstelling: goede sociale infrastructuur in stad en platteland (bevordering van ICT toepassingen voor integrale, vraaggerichte zorg). De toepassing van ICT en technologie kan, naast een impuls aan economische ontwikkeling door een toename van het aantal arbeidsplaatsen en de versterking van het onderwijs, ook bijdragen aan de bevordering van integrale, vraaggerichte zorg. Hiervoor hebben wij samen met partijen in de regio Twente een visie ontwikkeld en zeven projecten gedefinieerd die in 2005 zullen moeten worden uitgevoerd. De haalbaarheid en uitvoering is mede afhankelijk van het beschikbaar komen van Rijksmiddelen. Regulier beleid Subdoelen
Indicatoren
Meer integrale, vraaggerichte zorg door toepassing van ICT
Aantal uitgevoerde projecten (aantal, cumulatief)
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
7
7
7
7
Daarnaast worden in het kader van het reguliere beleid Zorgvragersorganisaties gesubsidieerd ten behoeve van de versterking van hun positie. Overigens hebben Provinciale Staten bij de behandeling van de Perspectiefnota € 60.000 beschikbaar gesteld voor de oprichting van een Digitaal Informatiepunt Sociaal Isolement (DISI). Een voorstel voor de invulling hiervan wordt ontwikkeld. Dit informatiepunt heeft als doel het tegengaan van het sociaal isolement van vooral ouderen.
Programmabegroting
75
Wat gaat het kosten? Behouden en versterken van sociale verbanden
Hoofddoelstelling: Versterking maatschappelijke deelname en positie van jongeren (minder kinderen in de jeugdzorg; snellere en betere jeugdhulp zonder wachtlijsten). Jeugdzorg Subdoelstellingen: -
Meer efficiency in de jeugdzorg.
-
Meer aandacht voor preventie in de jeugdzorgketen.
Product-
Product
nummer 2.8.80.50
Jeugdzorg *)
Subtotaal
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
49.231
49.831
49.231
49.831
-600 -600
-599
-600
-598
-599
-600
-598
Hoofddoelstelling: Goede sociale infrastructuur in stad en platteland (verbeteren van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de eerste- en tweedelijnsvoorzieningen). Subdoelstelling: -
Meer fysieke en organisatorische bundeling van eerstelijnsvoorzieningen.
Product-
Product
nummer 2.8.60.50
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Zorg-infrastructuur
Subtotaal
0
587
0
587
-587 -587
-587
-587
0
-587
-587
0
Hoofddoelstelling: Goede sociale infrastructuur in stad en platteland (bevordering van ICT-toepassingen voor integrale, vraaggerichte zorg). Subdoelstelling: -
Meer integrale vraaggerichte zorg door toepassing van ICT.
Product-
Product
nummer 2.8.50.60
Maatschappelijke zorg en
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
353
-353
-353
-353
-353
0
2.417
-2.417
-2.328
-2.328
-2.733
0
2.770
-2.770
-2.681
-2.681
-3.086
746
-746
-729
-681
-707
53.934
-4.703
-4.596
-4.549
-4.391
-910
-910
-910
-60
0
0
0
0
opvang 2.8.60.50
Zorg-infrastructuur
Subtotaal Toegerekende apparaatskosten Zorg
Totaal Zorg
49.231
Waarvan incidenteel beschikbaar in het kader van nieuw beleid Waarvan overige incidentele posten
76
Programmabegroting
Beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen Op basis van het geactualiseerde budgettaire perspectief zijn binnen dit programma voorstellen voor beleidsintensivering en aanvullende voorstellen geformuleerd. Deze voorstellen hebben de volgende consequenties voor de begroting. Product-
Product
nummer 2.8.80.50
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Jeugdzorg
0
106
-106
-106
-106
-106
Subtotaal Totaal primaire begroting
0
106
-106
-106
-106
-106
49.231
53.934
-4.703
-4.596
-4.549
-4.391
Totaal incl. intensiveringen
49.231
54.040
-4.809
-4.702
-4.655
-4.497
*) Per 2005 zullen extra middelen worden toegevoegd aan de doeluitkering van het Rijk ten behoeve van Jeugdzorg. Het betreft hier ruim € 20 miljoen. Wanneer de bedragen exact bekend zijn, zullen de verhoging van de baten en de lasten via een Begrotingswijziging aan de Staten worden voorgelegd. Het saldo in 2008 daalt door het vervallen van het nieuw beleid aan het eind van de huidige bestuursperiode. Deze bedragen zijn gereserveerd binnen het product Onvoorzien voor de volgende bestuursperiode.
Herrichting Via herrichting uit bestaand beleid komen voor de volgende producten de volgende middelen beschikbaar Product-
Product
nummer 2.8.60.50
Totaal
Zorg-infrastructuur
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
175
-175
-175
-175
0
0
175
-175
-175
-175
0
Programmabegroting
77
2.9
Programma Cultuur & Maatschappelijke Ontwikkeling
2.9.1 Inleiding cultuur Wij richten ons op de deelname van de inwoners van Overijssel aan kunst en cultuur en aan het vergroten van de leefkwaliteit door de inbreng van kunst en cultuur ter versterking van de kwaliteit van de omgeving. Daarbij vinden wij het belangrijk dat er samenhang is in de culturele voorzieningen en dat de culturele activiteiten van goede kwaliteit zijn. De provincie subsidieert daartoe projecten, culturele initiatieven, instellingen en steunfuncties. De provincie heeft op het terrein van kunst en cultuur wettelijke en autonome taken. Ook maken provincies, steden en de rijksoverheid programma- en convenantafspraken om gezamenlijk te werken aan het bereiken van een sterke culturele infrastructuur. In de samenwerking tussen cultuur en economie, fysiek en sociaal liggen kansen. Cultuur heeft directe raakvlakken met de programma’s Economie en bereikbaarheid (de economische impact van cultuurvoorzieningen), Wonen en ruimte (wat betreft cultuurhistorie en ontwikkelingsgerichte planologie), Wervende steden en Platteland in ontwikkeling (wat betreft de aanwezigheid van culturele (top)voorzieningen). Onze prioriteiten zijn ondergebracht bij de hoofddoelstellingen uit de Nota Sociale Actie. Deze hoofddoelstellingen zijn achtereenvolgens: • Een goede sociale en culturele infrastructuur in stad en platteland; • De versterking van de maatschappelijke deelname en de positie van jongeren; • Langer zelfstandig wonen voor ouderen, gehandicapten en/of ggz cliënten; • Een sociaal en vitaal platteland. Portefeuillehouder van dit programma is de heer J.G. Kristen.
2.9.2
Ontwikkelingen cultuur
Een levendig cultureel klimaat vormt een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit en het innovatieve vermogen van onze samenleving. Kunst en cultuur geven kleur aan het leven, ze inspireren en confronteren. In de steden, stadswijken en dorpen dragen kunst en cultuur bij aan de leefbaarheid en de sociale netwerken. Het is belangrijk dat de inwoners van Overijssel kunst en cultuur kunnen ervaren en meedoen aan culturele activiteiten. In de provincie zijn op veel plaatsen levendige en sterke culturele instellingen waar cultuur (professioneel en amateur, maar liefst gemengd) en publiek elkaar ontmoeten. Deze instellingen (onder andere KCO, ’t Oversticht en de OBD) werken op inhoud en regio met elkaar samen en worden daarin gestimuleerd door de provincie. De instellingen werken samen in activiteiten, wisselen kennis en projecten uit en doen aan gezamenlijke publiciteit. Ze worden daarbij geholpen door de uitvoeringsorganisaties cultuur. De provincie heeft gemeenten en landelijke fondsen bereid gevonden mee te financieren. Naast deze ontwikkelingen heeft de cultuursector in Overijssel te maken met: • Het verdwijnen van culturele voorzieningen (in de kleine kernen) op het platteland; • Verdergaande digitalisering van de informatievoorzieningen.
78
Programmabegroting
2.9.3
Wat willen we bereiken, wat gaan we doen en wat gaat het kosten?
Hoofddoelstelling: Een goede sociale en culturele infrastructuur in stad en platteland (vergroting van deelname aan cultuur en verhoging van kwaliteit: een brede groep van burgers, met voorrang voor jongeren, ontdekt en beleeft kunst en cultuur). Wij streven naar een goede culturele infrastructuur in Overijssel. Dat betekent dat in de provincie sprake is van een goed gespreid toegankelijk en kwalitatief cultureel aanbod zoals kunsten, regionale omroep, bibliotheken en erfgoed. Vanuit het Onderhandelingsakkoord en de Perspectiefnota geven wij prioriteit aan cultuureducatie en cultuurbereik, specifiek om meer jongeren te bereiken. Dit willen wij bereiken door: • De ontwikkeling van projecten cultuurbereik door culturele instellingen die zich richten op jeugd en jongeren; • Meer samenwerking tussen culturele instellingen en het onderwijs. Een goede samenwerking tussen onderwijsinstellingen (primair, secundair, MBO en HBO) en culturele instellingen leidt tot cultuureducatie van goede kwaliteit; • Betere registratie van culturele instellingen en gemeentelijke inzet op het terrein van cultuur met als resultaat een betere spreiding, toegankelijkheid en samenhang; • Een groter gebruik en betere bereikbaarheid (zowel virtueel als openingstijden) van de bibliotheken in Overijssel. Prioriteiten uit de Perspectiefnota Subdoelen
Indicatoren
Meer projecten cultuurbereik voor jongeren
Percentage gesubsidieerde projecten binnen het programma cultuurbereik gericht op jongeren (in procent) 2004
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Meer samenwerking tussen culturele instellingen en het onderwijs
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Groter gebruik en betere bereikbaarheid van de bibliotheken in Overijssel Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
2006
2007
2008
50
75
75
75
Percentage scholen dat gebruik maakt van de provinciale cultuureducatieprogramma’s (in procent) 2004
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Meer kennis van de culturele infrastructuur van Overijssel
2005
2005
2006
2007
2008
70
75
85
85
Uitgave culturele atlas Oost Nederland, deel Overijssel (aantal) 2004
2005
2006
2007
1
-
-
1
2008
Aantal modern uitgeruste bibliotheken (aantal, cumulatief) 2004
2005
2006
2007
2008 25 (=100%)
Programmabegroting
79
Om deze resultaten te bereiken, zetten wij de volgende instrumenten in (zoals opgenomen in het programma Cultuurbereik en cultuureducatie 2005 – 2008 en het uitvoeringsprogramma Cultuur 2005): • Meerjarige subsidieafspraken met instellingen; • Inzet steunfunctie op de terreinen amateurkunst en cultuureducatie; • Uitvoering van het cultuurconvenant Oost-Nederland; • Opstellen van een culturele kaart Overijssel; • Afspraken met gemeentelijke overheden; • Herstructurering van de bibliotheken. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 € 16,7 miljoen begroot. Dit is inclusief de beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen die bij deze doelstellingen zijn opgenomen.
2.9.4 Inleiding Maatschappelijke ontwikkeling en integratie Wij richten ons binnen Maatschappelijke ontwikkeling en Integratie op een goede sociale samenhang en een goed leefklimaat in Overijssel. Daarbij staat de binding van inwoners met hun omgeving en met elkaar centraal. Het vrijwilligerswerk speelt daarbij een belangrijke rol. De samenleving verandert: een belangrijke factor daarbij is de instroom van allochtone Nederlanders, zeker in de grote steden van Overijssel. De provincie heeft beperkte wettelijke taken op het terrein van welzijn en integratie. De samenhang met andere terreinen als zorg, wonen en een vitaal platteland neemt steeds meer toe. Hierdoor is de term Maatschappelijke Ontwikkeling meer op zijn plaats. Het onderdeel heeft directe raakvlakken met de programma’s Economie en bereikbaarheid (de bereikbaarheid van kleine kernen), Wonen en ruimte (wat betreft de keten wonen, zorg, welzijn), Wervende steden (het integratievraagstuk) en Platteland in ontwikkeling (vooral wat betreft het aanwezige voorzieningenniveau). Het Integratiebeleid richt zich vooral op de participatie van allochtone Nederlanders, vooral op jongeren, ouderen en vrouwen, aan de samenleving. Het wordt in belangrijke mate gezamenlijk met andere beleidssectoren zoals zorg, cultuur en arbeidsmarktbeleid opgezet.
2.9.5
Ontwikkelingen maatschappelijke ontwikkeling en integratie
De volgende ontwikkelingen hebben invloed op het behalen van de doelen en prioriteiten in Maatschappelijke ontwikkeling en Integratiebeleid. • Een toenemende vraag van vooral ouderen naar gecombineerde woon, zorg en welzijnsdiensten; • Naast een afname van het aantal vrijwilligers verandert ook het karakter van het vrijwilligerswerk; • Een afname van voorzieningen op het platteland en in kleine kernen; • Een verscherping in de samenleving rond integratievraagstukken. Tenslotte zal door mogelijke invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) zorg en welzijn op lokaal niveau meer in elkaar schuiven. Deze WMO vervangt de huidige Welzijnswet en de Wet Voorzieningen Gehandicapten en delen van de AWBZ worden overgeheveld. Gemeenten zullen in de WMO een centrale plaats innemen.
Hoofddoelstelling: Een goede sociale infrastructuur in stad en platteland Sociale infrastructuur is het geheel van voorzieningen en betrekkingen die het mogelijk maken dat mensen in redelijkheid in sociale verbanden kunnen leven en kunnen participeren aan de samenleving. Het gaat dus om mensen, instellingen en hun netwerken die zorgen voor sociale cohesie, kwaliteit en duurzaamheid. Hierbij zien wij de volgende subdoelstellingen: § Betere en sterke sociale verbanden door vrijwilligerswerk. Vrijwilligers spelen een cruciale rol bij het behoud van sociale verbanden. Wij willen dan ook het vrijwilligerswerk ondersteunen. § Minder huiselijk geweld en een betere dagindeling tussen werken en zorgen. Naast allochtone vrouwen en meisjes zullen dit de speerpunten zijn van ons herrichte emancipatiebeleid.
80
Programmabegroting
§
Meer participatie van allochtonen aan de samenleving en een grotere bekendheid van allochtonen met de Nederlandse samenleving, maar ook een grotere bekendheid van Nederlanders met etnische en culturele minderheden.
Regulier beleid Subdoelen
Indicatoren
Betere en sterke sociale verbanden
Aantal gesubsidieerde vrijwilligersorganisaties, waaronder zelforganisaties van allochtonen (aantal, cumulatief)
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid. Minder huiselijk geweld Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
Meer participatie van allochtonen aan de samenleving
2004
2005
2006
2007
2008
67
67
67
67
Aantal bovenlokale projecten voor de aanpak huiselijk geweld, ook bij allochtone vrouwen en meisjes (aantal, cumulatief) 2004
2005
2006
2007
2008
5
6
7
8
Aantal projecten op het terrein van arbeidsmarkt en onderwijs (aantal, cumulatief) 2004
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
2005
2006
2007
2008
2
3
4
5
Om deze resultaten te bereiken, zetten wij de volgende instrumenten in (zoals opgenomen in het uitvoeringsprogramma Welzijn 2005): • Programmatische en gebundelde inzet van provinciale (steun)instellingen; • Stimuleren en ondersteunen gemeenten. In het kader van de besluitvorming Perspectiefnota 2005 is via amendementen voor drie jaren extra budget toegekend voor de ontwikkeling van het vrijwilligerswerk, is besloten tot een structurele extra bijdrage voor de portal servicepunt vrijwilligers en voor integratie van allochtonen in de sport. Voor de invulling hiervan worden voorstellen uitgewerkt.
Hoofddoelstelling: Versterken van de maatschappelijke deelname en positie van jongeren De jeugd heeft de toekomst moet ook voor Overijssel gelden. Iedere jongere moet zich kunnen ontwikkelen tot een persoon die zelfstandig en volwaardig kan deelnemen aan de samenleving en zijn leven zelf vorm kan geven. Wij streven naar het voorkomen van uitval van (allochtone) jongeren door initiatieven op het terrein van sport en het tegengaan van schooluitval. Ons preventief welzijnsbeleid legt het accent op het voorkomen van problemen bij jongeren. Hierbij ondersteunen wij gemeenten. Regulier beleid Subdoelen
Indicatoren
Minder uitval van (allochtone) jongeren
Aantal projecten op het terrein van onderwijs en breedtesport (aantal, cumulatief)
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
4
8
12
16
Programmabegroting
81
Subdoelen
Indicatoren Aantal gemeenten dat wordt ondersteund (aantal, cumulatief)
Versterking gemeentelijk Jeugdbeleid
2004
2005
2006
2007
2008
10
14
19
25
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Om de bovenstaande doelen te bereiken, gaan wij ons focussen op de instrumenten: • Programmatische en gebundelde inzet instellingen; • Stimuleren en ondersteunen gemeenten.
82
Programmabegroting
Wat gaat het kosten?
Hoofddoelstelling: Een goede sociale en culturele infrastructuur in stad en platteland (vergroting van deelname aan cultuur van kwaliteit: een brede groep van burgers, met voorrang voor jongeren, ontdekt en beleeft kunst en cultuur). Cultuur Subdoelstellingen: -
Meer projecten cultuurbereik voor jongeren.
-
Meer samenwerking tussen culturele instellingen en het onderwijs.
-
Meer kennis van de culturele infrastructuur van Overijssel.
-
Groter gebruik en betere bereikbaarheid van de bibliotheken in Overijssel.
Product-
Product
nummer
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
2.8.30.50
Kunst en cultuur
0
4.779
-4.779
-4.299
-4.256
-3.895
2.8.30.60
Cultureel erfgoed
0
2.975
-2.975
-2.654
-2.654
-2.654
3.453
12.346
-8.893
-8.768
-8.668
-8.384
3.453
20.100
-15.721
-15.578
-14.933
2.8.40.50
Bibliotheken en mediabeleid
Subtotaal
-16.647
Hoofddoelstelling: Een goede sociale infrastructuur in stad en platteland. Welzijn en integratie Subdoelstellingen: -
Betere en sterke sociale verbanden.
-
Minder huiselijk geweld.
-
Meer participatie van allochtonen aan de samenleving.
Product-
Product
nummer 2.8.00.60
Ontwikkelings-
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
21
-21
-21
-21
-21
samenwerking 2.8.00.70
Beleidskader Welzijn
0
3.326
-3.326
-2.813
-2.813
-2.808
2.8.10.60
Volwasseneneducatie
0
88
-88
-88
-88
-88
Maatschappelijke
0
322
-322
-322
-322
-322
0
1.705
-1.705
-1.705
-1.705
-1.705
0
5.462
-4.949
-4.949
-4.944
2.8.50.70
voorzieningen 2.8.50.50
Integratiebeleid
Subtotaal
-5.462
Programmabegroting
83
Hoofddoelstelling: Versterken van de maatschappelijke deelname en positie van jongeren. Subdoelstellingen: -
Minder uitval van (allochtone) jongeren.
-
Betere keten tussen jeugdbeleid en jeugdzorg.
Product-
Product
nummer 2.8.20.50
Sport
2.8.40.60
Sociaal-cultureel werk
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
91
583
-492
-493
-493
-493
0
609
-609
-609
-609
-609
91
1.192
-1.101
-1.102
-1.102
-1.102
Toegerek.app.kosten Cultuur en maatsch.ontw.
769
-769
-744
-697
-757
3.544
27.523
-23.979
-22.516
-22.326
-21.736
-3.237
-2.401
-2.301
-1.189
0
0
0
0
Subtotaal
Totaal Cultuur en maatschappelijke ontwikkeling
Waarvan incidenteel beschikbaar in het kader van nieuw beleid Waarvan overige incidentele posten
Beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen Op basis van het geactualiseerde budgettaire perspectief zijn binnen dit programma voorstellen voor beleidsintensivering en aanvullende voorstellen geformuleerd. Deze voorstellen hebben de volgende consequenties voor de begroting. Product-
Product
nummer 2.8.30.60
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Cultureel Erfgoed
0
53
-53
-53
-53
-53
0
53
-53
-53
-53
-53
Subtotaal Totaal primaire begroting
3.544
27.523
-23.979
-22.516
-22.326
-21.736
Totaal incl. intensiveringen
3.544
27.576
-24.032
-22.569
-22.379
-21.789
Het saldo in 2008 daalt door het vervallen van het nieuw beleid aan het eind van de huidige bestuursperiode. Deze bedragen zijn gereserveerd binnen het product Onvoorzien voor de volgende bestuursperiode.
Herrichting Via herrichting uit bestaand beleid komen voor de volgende producten de volgende middelen beschikbaar Product-
Product
nummer
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
2.8.00.70
Beleidskader Welzijn
0
50
-50
-50
-50
0
2.8.30.60
Cultureel Erfgoed
0
50
-50
-50
-50
0
0
100
-100
-100
-100
0
Totaal
84
Programmabegroting
2.10 Programma Milieu
2.10.1 Inleiding Het bestuursakkoord spreekt over ‘leefkwaliteit als kernwaarde’. Een gezonde en veilige leefomgeving is een basisvoorwaarde voor de leefkwaliteit. We voeren wettelijke taken uit om milieubelasting uit het verleden op te ruimen (bodemsanering), milieubelasting uit huidige activiteiten te beperken (vergunningverlening en handhaving) en toekomstige milieubelasting zoveel mogelijk te voorkómen (stimuleren verbeteren milieukwaliteit, energiebeleid met vermindering CO 2-uitstoot). Daarbij wordt prioriteit gegeven aan de externe veiligheid bij risicobedrijven. Nederlanders vinden het belangrijk om gezond en veilig te wonen. Het milieu kan van invloed zijn op onze gezondheid. Zo wordt twee tot vijf procent van de gezondheidsklachten van mensen toegeschreven aan milieufactoren, bijvoorbeeld door vervuiling van de lucht (buiten, maar ook in huis) en geluidshinder door verkeer. Burgers maken zich ongerust over de invloed van milieufactoren op hun gezondheid, zonder dat een oorzakelijk verband kan worden aangetoond. Het actieprogramma Gezondheid en Milieu van VROM geeft een extra impuls aan het gezondheids- en milieubeleid. Wij richten ons op de thema’s die passen binnen dit actieprogramma, waar we vooral het binnenmilieu op scholen expliciet willen noemen. Een deel van de milieubelasting is redelijk onder controle, maar met het huidige beleid worden niet alle internationaal overeengekomen doelstellingen, zoals bijvoorbeeld afgesproken in het klimaatverdrag, gehaald. De provincie Overijssel draagt, met de andere provincies in IPO-verband, bij aan het realiseren van een strategische milieuagenda, waarvan de uitvoering - samen met de andere overheden en de maatschappelijke partners – zal leiden tot de noodzakelijke veranderingen om aan de internationale doelstellingen te voldoen. Portefeuillehouder van dit programma is de heer drs. T.W. Rietkerk. Voor de doelstelling ‘Evenredige bijdrage aan de reductie van de uitstoot van CO 2’ is de heer P. Jansen portefeuillehouder en voor de doelstelling ‘Een consequente en stringente handhaving milieubeheer’ de heer G.J.H. Ranter.
2.10.2 Ontwikkelingen Ten aanzien van het programma doen zich landelijk de volgende ontwikkelingen voor: • Het project ‘Stroomlijnen vergunningverlening en handhaving’ is in uitvoering, waardoor de kwaliteit van de inhoud en de processen van deze taken toeneemt. Het plan van aanpak in het kader van het landelijke project ‘Kwaliteit milieuhandhaving’ wordt in dit kader uitgevoerd. • Strategische milieuagenda IPO: in interprovinciaal verband maken we afspraken over de onderwerpen die we bestuurlijk prioriteit geven, en waaraan we onze medewerking verlenen; een zestal speerpunten is voorgesteld: § Aanpak hardnekkige milieuproblemen via een duurzame ontwikkelingspolitiek; § Integrale aanpak van milieu en gezondheid; § Professionalisering van de milieuhandhaving; § Integrale aanpak van externe veiligheidsproblemen in samenhang met ruimtelijke ontwikkeling en verkeer en vervoer; § Herijking wet- en regelgeving VROM en beïnvloeding Europese regelgeving; § Uitvoering van beleidsvernieuwing bodem in relatie tot beschikbare budgetten. • We hebben subsidie ontvangen voor een uitvoeringsprogramma externe veiligheid en de uitvoering van het plan van aanpak energie- en klimaatbeleid;
Programmabegroting
85
• Het wetsvoorstel handhavingstructuur is bij de Tweede Kamer in behandeling, en geeft ons taken en bevoegdheden om gemeenten en waterschappen te brengen tot het werken volgens minimumkwaliteitscriteria voor de handhaving; • De conclusies van het RIVM bij de Milieubalans 2004 geven aan dat een aantal doelen op milieugebied in Nederland niet gehaald worden zonder extra maatregelen. De gevolgen hiervan voor de decentrale overheden zijn nog niet in beeld gebracht. Op veel punten volgt Overijssel het landelijke beeld, op sommige punten is de situatie in Overijssel relatief slecht (een voorbeeld is het percentage duurzaam beschermde natuur, in termen van stikstofdepositie; dat ligt in Overijssel relatief laag); • Aanpassing van de Wet Geluidhinder in 2005 is in discussie in de Kamer (decentralisatie van een aantal taken naar gemeenten).
2.10.3 Wat willen we bereiken, wat gaan we doen en wat gaat het kosten?
Hoofddoelstelling: een adequate vergunning voor de bedrijven en evenementen waar de provincie verantwoordelijk voor is. Prioriteiten uit de Perspectiefnota Vanuit de Perspectiefnota 2005 geven wij prioriteit aan het realiseren van een actuele en adequate vergunning voor wat betreft de veiligheidsaspecten voor alle bedrijven die op de risicokaart vermeld (zullen) staan en waarvoor GS het bevoegde gezag zijn. De inspanningen van de provincie worden opgenomen in het jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005. In 2005 voeren wij het programma externe veiligheid uit; in het programma is een aantal projecten opgenomen waarin de provincie een leidende rol heeft. Eind 2005 moeten alle bedrijven die, op basis van de AMvB externe veiligheid inrichtingen, zijn aangewezen als risicobedrijf, zijn voorzien van adequate veiligheidsvoorschriften. De procedures om tot adequate veiligheidseisen in de vergunningen van risicobedrijven te komen worden in 2005 afgerond. Subdoelen
Indicatoren
Actuele en adequate vergunningverlening voor bedrijven
Percentage van het aantal risicobedrijven met een actuele en adequate vergunning op het gebied van veiligheid (in procenten)
Wettelijk beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
30
65
100
100
100
Percentage van alle bedrijven met actuele en adequate vergunning 65
70
80
80
80*
*: Wij streven er naar de vergunningen actueel te houden, dat wil zeggen . niet ouder te laten zijn dan 5 jaar. In dat licht willen wij jaarlijks circa 20 procent van de vergunningen actualiseren, op basis van revisieverzoeken en ambtshalve wijziging. Het bestand waarvoor de provincie bevoegd gezag is omvat in 2004 ongeveer 400 inrichtingen.
Om deze resultaten te bereiken, zetten wij de volgende instrumenten in: • Uitvoering jaarplan vergunningverlening; • Prioriteit voor vergunningverlening voor risicobedrijven; • Uitvoeren volgende fase in project stroomlijning vergunningverlening en handhaving, waarin verdere toepassing van ICT-instrumenten belangrijk aspect is. Wij streven er naar om bij te dragen aan de verplaatsing van een drietal bedrijven dat gevaar oplevert voor de omgeving, uitgaande van door gemeenten daartoe opgestelde plannen.’ Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 € 170.000 begroot.
86
Programmabegroting
Regulier beleid Bij regulier beleid richten wij ons op het volgens de regels en voorwaarden werken van bedrijven en vuurwerkevenementen, op basis van de opdracht uit de Wet milieubeheer. Ten aanzien van het regulier beleid gaan wij in 2005 de volgende instrumenten inzetten: • Vergunningverlening overige bedrijven, verlenen ontbrandingstoestemming vuurwerk; • Verwerken van meldingen, ambtshalve wijzigingen, intrekking, kennisgeving, ontheffing, goedkeuring, toestemming, veiligheidsrapporten, energiebesparingsplannen; • Adviezen met betrekking tot ruimtelijke ordening (ook ten aanzien van geluid); • Adviezen met betrekking tot openbare orde en veiligheid.
Hoofddoelstelling: een consequente en stringente handhaving Vanuit de Perspectiefnota 2005 geven wij prioriteit aan het consequent en stringent handhaven van de vergunningen. De provincie voldoet aan de kwaliteitseisen die in 2005, op grond van de AMvB kwaliteitseisen krachtens de Wet milieubeheer, worden gesteld. Bij handhaving gaat het hier om zowel preventief als repressief toezicht op de naleving van de Wet milieubeheer in het algemeen, en de provinciale milieuvergunningen en de provinciale milieuverordening in het bijzonder. Prioriteiten uit de Perspectiefnota Subdoelen
Indicatoren
Systematisch uitoefenen van toezicht op de naleving van de voorschriften die in de afgegeven vergunningen worden gesteld
Aantal uitgevoerde toezichtsacties bij risicobedrijven ten opzichte van jaarplan (in procent) 2004
2005
2006
2007
2008
100
100
100
100
100
Wettelijk beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid Verbetering nalevingsgedrag van houders van bedrijven en vuurwerkevenementen Wettelijk beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
Aantal overtredingen van kernbepalingen dat bij toezichtsbezoeken bij risicobedrijven wordt geconstateerd (nalevingspercentage, in procent) 2004
2005
2006
2007
2008
geen gegevens beschik baar
nulmeting
Vermindering t.o.v. 2005
Vermindering t.o.v. 2006
Vermindering t.o.v. 2007
In 2005 zetten wij de volgende instrumenten in: • Uitvoering jaarplan vergunningverlening en handhaving 2005 voor de provinciale taken op basis van risicogerelateerde prioritering • Meting bij de provinciale handhaving over kwaliteitscriteria handhaving • Beïnvloeding Kamer en Kabinet met betrekking tot regelgeving die adequaat optreden afremt of belemmert (in samenwerking met IPO) De inzet van de instrumenten en het bereiken van resultaten wordt in belangrijke mate afgestemd binnen het project Stroomlijning vergunningverlening en handhaving. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 bijna € 1,2 miljoen begroot. Regulier beleid Regie professionalisering: coördinatie en regie met betrekking tot het voldoen aan de kwaliteitscriteria voor de milieuhandhaving bij de gemeenten en waterschappen in de provincie. Rapportage over de eindmeting van het project professionalisering van de milieuhandhaving bij alle Overijsselse handhavingsorganisaties. Adequate maatregelen wanneer een handhavingsorganisatie niet aan de kwaliteitscriteria voldoet.
Programmabegroting
87
Regie handhavingssamenwerking: regelmatig bestuurlijk (en ambtelijk) overleg met alle bestuurlijke en strafrechtelijke overheidspartners die te maken hebben met milieuhandhaving. De provincie draagt zorg voor het functioneren van een serviceorganisatie voor de samenwerking in de milieuhandhaving. Subdoelen
Indicatoren
Regie op handhaving gemeenten en waterschappen voeren
Percentage van de handhavingsorganisaties dat voldoet aan alle essentiële kwaliteitscriteria (in procenten)
Wettelijk beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
80
90
100
100
100
In 2005 zetten wij de volgende instrumenten in: • Toezicht op bedrijven en vuurwerkevenementen volgens het jaarprogramma vergunningverlening en handhaving; • Milieupunt Overijssel; • Regie op professionalisering van de handhaving van gemeenten en waterschappen; • Regie op handhavingssamenwerking; • Doen functioneren van Serviceorganisatie milieuhandhaving Overijssel; • Communicatie
Hoofddoelstelling: stimuleren verbeteren milieukwaliteit De provincie zet haar instrumenten in om de milieukwaliteit te verbeteren, de balans tussen de economische ontwikkeling, de ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefkwaliteit te verstevigen, en om het bewustzijn met betrekking tot de afwegingen in het belang van een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving (milieu, veiligheid en gezondheid) te bevorderen. Prioriteiten uit de Perspectiefnota De provincie ondersteunt een aantal projecten op het gebied van ’leren voor duurzame ontwikkeling’ op basis van het nieuwe provinciale ambitiestatement dat in de tweede helft van 2004 aan Provinciale Staten ter vaststelling zal worden voorgelegd. Naast de rijksbijdrage worden eigen middelen ingezet, zoveel mogelijk aansluitend bij de speerpunten van het provinciale beleid. Hierbij zal een evaluatiemethode voor projecten worden ontwikkeld, die vanaf 2005 zal worden toegepast. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 ruim € 2,3 miljoen begroot. Regulier beleid Milieuaspecten als geluidhinder en luchtkwaliteit worden in het ruimtelijke beleid geïntegreerd. Het wettelijk kader van de (interim) Wet Stad en Milieu geeft daarvoor de kaders. Per 01 januari 2006 moet de saneringsoperatie industrielawaai zijn afgerond. Door de beëindiging van de subsidieregeling voor deze saneringsoperatie is het noodzakelijk dat uiterlijk 31 december 2005 de betreffende industrieterreinen gesaneerd zijn. De verwachting is dat deze doelstelling gehaald kan worden met de huidige inzet. Ten aanzien van het NaNOV-traject dient in 2005 een aanvang te zijn gemaakt met de realisatie van de eerste geluidsschermen. De planning en voortgang van de werkzaamheden geven aan dat hieraan voldaan kan worden met de huidige inzet. In het kader van de IPO aanpak van hardnekkige milieuproblemen voert Overijssel het project ‘Afval in de landbouw’ uit, waarmee we een bijdrage leveren aan duurzame ontwikkelingspolitiek in de regio. De provincie zet verdere binnen de hoofddoelstelling in 2005 een accent bij het actieprogramma gezondheid en milieu, met als bijzonder aandachtspunt het binnenmilieu op scholen. Om de verbetering van de milieukwaliteit te stimuleren zetten we de volgende instrumenten in: • Project- en budgetsubsidies • Regelgeving (o.m. provinciale milieuverordening) • Overleg met bestuurlijke partners • Communicatie
88
Programmabegroting
Hoofddoelstelling: De voortgaande belasting van het milieu en de risico's voor de volksgezondheid door aanwezige oude (water)bodemverontreinigingen wegnemen De provincie heeft de taak om te zorgen dat de aanwezige oude bodemverontreinigingen worden gesaneerd of beheerst. Hiermee: • Worden de risico’s voor mens en natuur zoveel mogelijk beperkt; • Wordt de bedreiging van kwaliteit van het grondwater zo goed mogelijk weggenomen; • Zijn verontreinigde terreinen weer geschikt te maken voor gebruik; • Wordt de bedreiging van de kwaliteit van het oppervlaktewater als gevolg van verontreinigde waterbodems zoveel mogelijk beperkt. Om te kunnen volgen of alle aanwezige verontreinigingen uiteindelijk zijn gesaneerd, beschikt de provincie sinds 2004 over een beeld van de totale omvang van de bodemproblematiek (inclusief waterbodems en asbestverontreinigingen). De provincie moet er voor zorgen dat zoveel mogelijk andere partijen (gemeenten, projectontwikkelaars, bedrijven) het initiatief nemen om de bodem te saneren. Hiermee wordt beoogd dat bodemsaneringen sneller worden uitgevoerd doordat de bodemsanering een onderdeel vormt van andere ruimtelijke ontwikkelingen. Dit bespaart ook overheidsmiddelen voor bodemsanering. In het landelijk gebied kan de provincie zelf bodemsaneringen uitvoeren. De provincie krijgt hiervoor een vijfjaren budget van het Ministerie van VROM. Dit budget is ook bestemd voor saneringen van de waterbodems, de aanpak van de voormalige gasfabrieksterreinen en de saneringen van asbestwegen en andere locaties die met asbest zijn verontreinigd. Eind 2004 stelt het Rijk de budgetten voor de periode 2005 t/m 2009 vast. Door rijksbezuinigingen staan deze budgetten onder druk. Er wordt een fors tekort verwacht voor de gewenste asbestsaneringen. Dit heeft ook consequenties voor de geplande prestaties. Naast het verwijderen van ernstig verontreinigde waterbodems, is ook de uitvoering van baggeren voor onderhoud een punt van aandacht. Op dit moment is er sprake van achterstallig onderhoud van waterwegen. Hierdoor kunnen belangrijke functies van watersystemen zoals doorstroming/water af- en aanvoer, natuur, recreatie, scheepsvaart ernstig in gevaar komen. De provincie voert de regie in Overijssel om met gemeenten, waterschappen en rijkswaterstaat hiervoor een oplossing te vinden. Prioriteiten uit de Perspectiefnota De uitvoering van bodemsanering in de Perspectiefnota richt zich op: • Het versnellen van de uitvoering van bodemsanering op woningbouwlocaties als stagnatie door bodemverontreiniging optreedt. • Het creëren van een veilige en gezonde leefomgeving door het wegnemen van asbest in wegen. Subdoelen
Indicatoren
Het wegnemen van asbestverontreinigingen in de wegen voor een veilige en gezonde leefomgeving
Aantal gesaneerde asbestwegen (aantal, startsituatie in 2004: 900 wegen verdacht) 2004
2005
2006
2007
2008
-*
30
90
90
90
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid * 0 situatie: Van de circa 900 potentieel verdachte asbestwegen zal naar verwachting in circa 500 gevallen blijken dat sanering niet nodig is. De overige gevallen worden in de periode 2005 t/m 2009 gesaneerd. Om deze resultaten te bereiken, zetten wij de volgende instrumenten in: • Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing voor bodemsanering • Mogelijkheden onderzoeken naar alternatieve financieringsmethoden voor bodemsanering op woningbouwlocaties waar sprake is van bodemverontreiniging. (actieprogramma wonen) • Stimuleringsregeling bodemonderzoek • Uitvoering saneringsregeling asbestwegen 2 e fase • Rijksknelpuntenpot.
Programmabegroting
89
Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 bijna € 700.000 begroot. Regulier beleid Het reguliere beleid van bodemsanering is er op gericht om de voortgaande belasting van de het milieu door de aanwezigheid van oude water(bodem)verontreinigingen weg te nemen. Vóór 2030 moeten ernstige (water-) bodemverontreinigingen die ontstaan zijn voor 1987, zijn gesaneerd of beheerst zodat de risico’s voor de volk sgezondheid, ecologie en verspreiding van het grondwater zijn tegengegaan. Subdoelen
Indicatoren
Beheersen en saneren van alle ernstige (water) bodemverontreinigingen voor 2030
Voortgang saneringen: aantal gesaneerde verontreinigde locaties (aantal)*
Voor het grootste deel wettelijk beleid. Beperkte mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
20
20
20
20
20
Aanpak van de werkvoorraad bodemsanering tot 2030 (aantal locaties die zijn afgevallen, startwaarde 2004: 6000 verdachte locaties) 2004
2005
2006
2007
2008
300
300
300
300
*Het aantal gerealiseerde bodemsaneringen hangt in sterke mate af van de initiatieven van gemeenten en eigenaren. De afname van de werkvoorraad (door uitvoeren van onderzoek) wordt in sterkere mate door de provincie bepaald. Ten aanzien van het reguliere beleid zetten wij in 2005 de volgende instrumenten in: • Meerjarenprogramma bodemsanering • Juridisch instrumentarium Wet Bodemsanering • Financieel instrumentarium Wet Bodembescherming • Stimuleringsregeling bodemonderzoek Overijssel
Hoofddoelstelling: Evenredige bijdrage aan de reductie van de uitstoot van CO2 Regulier beleid Door de Nederlandse regering is het Kyoto -protocol ondertekend. De provincie dient een bijdrage te leveren aan de opgave die voor de CO2-reductie staat. Met het Rijk zijn hiervoor afspraken vastgelegd in een klimaatconvenant. Er is een plan van aanpak energie- en klimaatbeleid vastgesteld dat voorziet in activiteiten die het gebruik van duurzame energiebronnen en energiebesparende maatregelen stimuleren, zodat binnen de provincie een evenredige reductie van de uitstoot van CO2 wordt bereikt. De prioriteiten liggen bij de thema’s bio-energie, grootschalige windenergie en energie in de bouw. De opdracht komt neer op 660 kiloton CO2 reductie in 2010, waarvan in 2002 ongeveer 20 procent was gerealiseerd. Subdoelen
Indicatoren
Stimuleren reductie uitstoot CO2
CO 2 reductie door opwekking van duurzame energie en vergroting van energie-efficiency (tonnen CO2 reductie cumulatief in kiloton)
Autonoom. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
260
340
410
480
540
Ten aanzien van het beleid zetten wij in 2005 de volgende instrumenten in: • Uitvoeren plan van aanpak energie- en klimaatbeleid Overijssel, waarvoor VROM-subsidie is toegekend; • Subsidiering Stichting Energiebureau Overijssel voor het aanjagen van projecten en ondersteunen van gemeenten
90
Programmabegroting
• Stimuleren en faciliteren van gemeenten en marktpartijen voor het intensiveren van de toepassing van windenergie en het uitvoeren van het actieplan bio-energie; • Stimuleren en faciliteren van gemeenten, woningcorporaties en projectontwikkelaars om energiezuinig en duurzaam bouwen toe te passen bij grootschalige nieuwbouw- en renovatieprojecten.
Programmabegroting
91
Wat gaat het kosten?
Hoofddoelstelling: Een adequate vergunning voor de bedrijven en evenementen waar de provincie verantwoordelijk voor is. Subdoelstellingen: -
Actuele en adequate vergunning voor risicobedrijven.
-
Het volgens regels en voorwaarden werken van bedrijven en vuurwerkevenementen, op basis van de opdracht uit de Wet milieubeheer.
Product-
Product
nummer 2.5.50.06
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Vergunningverlening
0
1.702
0
1.702
-1.702
-1.702
-1.702
-1.702
-1.702
-1.702
-1.702
milieubeheer
Subtotaal
-1.702
Hoofddoelstelling: Een consequente en stringente handhaving. Subdoelstellingen: Systematisch uitoefenen van toezicht op de naleving van de voorschriften die in de afgegeven
-
vergunningen worden gesteld. -
Verbetering van het nalevinggedrag van houders van bedrijven en vuurwerkevenementen.
-
Regie op handhaving gemeenten en waterschappen voeren.
Product-
Product
nummer
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
2.5.50.05
Handhaving milieubeheer
0
632
-632
-631
-630
-591
2.5.50.07
Bestuurlijke handhavings-
0
143
-143
-143
-143
-143
19
563
-544
-507
-507
-507
19
1.338
-1.281
-1.280
-1.241
samenwerking 2.5.50.10
Repressieve handhaving
Subtotaal
-1.319
Hoofddoelstelling: Stimuleren verbeteren milieukwaliteit. Subdoelstelling: Ondersteunen van projecten op het gebied van ‘leren voor duurzame ontwikkeling’ op basis
-
van het nieuwe provinciale ambitiestatement. -
Afronden van saneringsoperatie industrielawaai per 01-01-2006.
Product-
Product
nummer 2.5.00.10
Milieubeleid, planning en
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
1.092
-1.092
-1.092
-1.092
-1.092
communicatie 2.5.00.15
Geluid
3.815
4.724
-909
-909
-909
-909
2.5.20.25
Afvalstoffen
1.244
2.578
-1.334
-1.334
-1.334
-1.334
5.059
8.394
-3.335
-3.335
-3.335
Subtotaal
92
Programmabegroting
-3.335
Hoofddoelstelling: De voortgaande belasting van het milieu en de risico's voor de volksgezondheid door aanwezige oude (water)bodemverontreiniging wegnemen. Subdoelstellingen: -
Het wegnemen van asbestverontreinigingen in de wegen voor een veilige en gezonde leefomgeving.
-
Het beheersen en saneren van alle ernstige (water)bodemverontreinigingen voor 2030.
Product-
Product
nummer 2.5.20.05
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Programma
0
410
-410
-410
-410
-410
4.852
4.921
-69
-69
-69
-69
0
937
-937
-936
-936
-812
4.852
6.268
-1.415
-1.415
-1.291
bodemsanering 2.5.20.10
Bodemsanering binnen de Wbb
2.5.20.15
Bodemsanering door derden
Subtotaal
-1.416
Hoofddoelstelling: Evenredige bijdrage aan de reductie van de uitstoot van CO2. Subdoelstelling: -
Stimuleren reductie uitstoot CO2 .
Product-
Product
nummer 2.7.20.10
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Energie- en klimaat-
0
300
0
300
-300
-117
-117
-117
-300
-117
-117
-117
5.141
-5.141
-5.076
-4.742
-4.853
23.143
-13.213
-12.926
-12.591
-12.539
-380
-200
-200
0
-36
0
0
0
beleid
Subtotaal Toegerekende apparaatskosten Milieu
Totaal Milieu
9.930
Waarvan incidenteel beschikbaar in het kader van nieuw beleid Waarvan overige incidentele posten
Naast bovenstaande exploitatiebudgetten worden voor dit programma ook middelen ingezet vanuit de voorzieningen. Het gaat hierbij om de volgende middelen: Voorziening
2005
2006
2007
2008
Voorziening bodemsanering
-95
-95
-95
-95
Totaal ten laste van voorzieningen
-95
-95
-95
-95
Programmabegroting
93
2.11 Programma Bereikbaarheid
2.11.1 Inleiding Bereikbaarheid van de economische centra is van groot belang voor de ontwikkeling van de economie. Het programma Bereikbaarheid richt zich er op de zorg dat personen en goederen onder veilige omstandigheden op het gewenste tijdstip op de gewenste plek in Overijssel kunnen komen. De stijging van de mobiliteit in onze provincie (en daarbuiten) dreigt de goede bereikbaarheid van de steden aan te tasten. Voor de bereikbaarheid van de steden en de leefbaarheid van het platteland is een goed functionerend openbaar vervoer essentieel. In 2005 spannen we ons extra in om (geplande) rijksinfrastructuurprojecten van het gerealiseerd te krijgen. Om te zorgen dat de doorstroming op de gemeentelijke- en provinciale wegen voldoende blijft, gaan we de Brede Doeluitkering (BDU) gerichter inzetten op projecten die bijdragen aan de bereikbaarheid van economische centra. Daarnaast wordt in 2005 een nieuw Provinciaal Verkeersen vervoersplan (PVVP) vastgesteld. Portefeuillehouder van dit programma is de heer J.W. Klaasen.
2.11.2 Ontwikkelingen Wegen
De bereikbaarheid van de steden neemt af. De (auto)mobiliteit die de afgelopen jaren sterk is toegenomen en zal ook de komende jaren blijven stijgen. Vooral rond de steden ontstaan tijdens het spitsuur problemen voor het auto- en vrachtverkeer. Dit verkleint de bereikbaarheid van de economische centra en beperkt daarmee de economische ontwikkeling ervan. Het Rijk heeft minder financiële middelen voor projecten op het terrein van verkeer en vervoer. Niet alleen heeft het Rijk er in absolute zin minder geld voor over, de minister heeft ook nog eens aangekondigd dat de problemen in vooral de Randstad een hogere prioriteit krijgen dan de problemen in Overijssel. De decentralisatie van taken en bevoegdheden van het Rijk naar provincies en kaderwetgebieden gaat niet gepaard met voldoende financiële middelen. Een meer realistisch kader is gewenst. Wij zullen opnieuw moeten afwegen op welke projecten en problemen wij onze inzet zullen richten. Dit zullen wij in het PVVP doen. De provinciale rol is de afgelopen jaren sterk veranderd. In het verleden waren we primair wegbeheerder voor ons eigen wegennet. Die rol vervullen we nog steeds. Daarnaast zijn we ook deels toetsend en voorwaardenscheppend voor nieuwe infrastructuur van andere overheden, maar ook steeds meer bovenlokaal regisseur, conform de Regionale Uitvoeringsprogramma’s. Bij rijksprojecten zien we dat een steeds groter beroep wordt gedaan op onze inzet in bestuurlijke, financiële en ambtelijke zin. Dit geldt niet alleen voor de lobby, maar ook voor projectparticipatie en coördinatie. Veel tijd moet worden gestoken in het gezamenlijk ontwikkelen van maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak voor projecten en het uitwerken van juridische en financiële afspraken. Openbaar vervoer
Door rijksbezuinigingen staat de kwaliteit van het voorzieningenniveau van het openbaar vervoer onder druk. De prioriteit is gelegd bij de verbindingen naar de grotere steden (bereikbaarheidsfunctie van het openbaar vervoer). Vooral busverbindingen op het platteland, waar weinig gebruik van wordt gemaakt, zijn de afgelopen jaren opgeheven. Als alternatief hiervoor is door ons in West-Overijssel8 de regiotaxi in de markt gezet. De provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer in West-Overijssel/ De Regio Twente is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer in Twente. 8
94
Programmabegroting
Het regiotaxisysteem is geïntegreerd met het vervoer voor gehandicapten (WVG-vervoer), waarvoor de gemeenten verantwoordelijk zijn. De regiotaxi is een groot succes. Maar omdat het een duur systeem is, is het moeilijk in stand te houden, wanneer er veel gebruik van wordt gemaakt. In 2006 moet al het openbaar vervoer aanbesteed zijn door de provincie. Dat schrijft de Wet Personenvervoer voor. In Overijssel ligt deze operatie op schema. Een aantal streekbusgebieden wordt in 2005 in samenwerking met andere provincies of de regio Twente tijdig aanbesteed worden. De regiotaxigebieden worden in samenwerking met de betreffende gemeenten aanbesteed. Ontwikkelingen verkeersveiligheid
Nu al is duidelijk dat de doelen die we ons gesteld hebben voor verkeersveiligheid in 2010 niet gehaald zullen worden. Dit is overigens een beeld dat landelijk wordt gedeeld. Dit ondanks het feit dat de veiligheid van (vracht)auto’s, brommers en infrastructuur duidelijk is toegenomen. De explosieve toename van de mobiliteit in de afgelopen jaren lijkt hier debet aan.
2.11.3 Wat willen we bereiken, wat gaan we doen en wat gaat het kosten? De in het programma Bereikbaarheid genoemde subdoelstellingen zijn afkomstig uit het oude SVV II rijksbeleid. Deze doelstellingen richten zich op 2010 en zijn in het huidige PVVP overgenomen. In de nieuwe (rijks) Nota Mobiliteit en het nieuwe PVVP komen nieuwe doelstellingen en nieuwe indicatoren aan de orde.
Hoofddoelstelling: goede bereikbaarheid van economische centra Infrastructuur van Rijk en gemeenten
Voor 2007 willen we bereiken dat veel rijksinfrastructuurprojecten qua besluitvorming en prioriteit veilig zijn gesteld en dat de financiering is georganiseerd (m.n. door vanuit de regierol partijen bij elkaar te brengen). Het gaat hierbij om de volgende projecten: • Hanzelijn; • Afronden vervolgstudie N50 Ens-Ramspol; • Structurele maatregelen op de A1, A28, RW35, N34/36. In 2007 zijn in samenspraak met de stedelijke netwerken (Zwolle-Kampen, Stedendriehoek, Twente) regionale afspraken gemaakt over verkeer- en vervoerprojecten. Hierin participeren in ieder geval de provincie, stedelijke netwerken, de gemeenten en rijkswaterstaat en betreffen ook de financiering. In 2007 moet ook de besluitvorming over de overdracht van erftoegangswegen (60km/uur-wegen) van de provincie naar de gemeenten afgerond zijn. Prioriteiten uit de Perspectiefnota Meer aandacht voor de tijdige realisatie van de rijksprojecten is wenselijk en noodzakelijk. Daarom richten we onze inzet in 2005 en de jaren daarna op het bijdragen aan de realisatie van belangrijke rijksprojecten. Dit doen we door de Brede Doeluitkering (BDU) selectiever in te zetten op (bovenlokale) projecten die direct bijdragen aan de ontwikkeling van de economische centra. Deze projecten kunnen zowel betrekking hebben op de infrastructuur van gemeenten, van provincie als ook van het Rijk. De provincie geeft voorrang met haar inzet aan realisatie van relevante rijksprojecten en projecten met een bovenlokaal belang. Het gaat hierbij om de projecten, waarbij de verkeerscapaciteit verbeterd moet worden: • N18; • RW35; • N34/36 omleiding Ommen; • MIT studie A28; • Verkeersafwikkeling rond Zwolle; • Twente Mobiel. In het nieuwe PVVP (definitieve vaststelling 2005) wordt dit nader uitgewerkt.
Programmabegroting
95
Daarnaast intensiveren wij het overleg op regionaal niveau tussen de rijks-, provinciale en gemeentelijke wegbeheerders. Voor het bewaken van de regionale bereikbaarheid is een belangrijke regierol voor de provincie weggelegd. Dit moet leiden tot een betere samenwerking en afstemming. Aanpassingen van de infrastructuur kunnen daardoor beter op elkaar aansluiten en versneld worden gerealiseerd. Het oppakken van deze regierol kan worden gezien als een uitwerking van de aanbevelingen van de commissie Luteijn. De resultaten hiervan kunnen worden bepaald aan de hand van een versnelde realisatie en aanpassing van infrastructuur. Subdoelen
Indicatoren
Goede doorstroming van economisch verkeer op rijkswegen
Doorstroming A28 en A1 stedelijke netwerken / economische centra:
Autonoom beleid. Beperkte mate van beïnvloedbaarheid
• Kans op geen vertraging op A 28 en A1 (in procenten) • Kans op geen vertraging op overige rijkswegen (in procenten) 2004
2005
2006
2007
2008
98
98
98
98
98
95
95
95
95
95
Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 € 4,3 miljoen begroot. Dit is inclusief de beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen die voor deze doelstellingen zijn opgenomen. Regulier beleid Wij formuleren het beleid over bereikbaarheid in het nieuwe PVVP dat wij in 2005 vaststellen. De vijf uitgangspunten voor het nieuwe Provinciale Verkeer- en Vervoersplan zijn: • Prioriteit bij bereikbaarheid van economische centra; • Differentiatie in bereikbaarheidskwaliteit; • Gebiedsgerichte en integrale benadering; • Verkeersveiligheid als randvoorwaarde; • Milieu en kwaliteit van de leefomgeving als randvoorwaarden. Met deze uitgangspunten kan de provincie een meer herkenbare en meer prominente rol spelen in het regionale en bovenregionale verkeer en vervoer. De overige werkzaamheden die in 2005 worden verricht, staan vermeld in het Uitvoeringsprogramma van het PVVP (UPO).
Provinciale infrastructuur
Prioriteiten uit de Perspectiefnota Voor de aanpak van de provinciale infrastructuur hebben wij de interne en externe procedures versneld. Dit zal leiden tot een snellere realisatie. In 2005 wordt hiermee gestart. Bovendien wordt er meer geld en capaciteit ingezet op maatregelen met weinig kosten, die een relatief groot effect hebben en op korte termijn uitvoerbaar zijn. De provinciale rol bij verkeer en vervoer wordt hiermee beter herkenbaar voor de burgers. Provinciale investeringen worden versneld uitgevoerd. In 2005 wordt langs 100 km provinciale weg bermverharding aangebracht. Ook de nieuwe landelijke essentiële herkenbaarheidskenmerken (wegmarkering) worden versneld aangebracht. Subdoelen
Indicatoren
Goede doorstroming van economisch verkeer op provinciale wegen
Doorstroming op provinciale wegen: kans op geen vertraging (in procent)
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
96
Programmabegroting
2004
2005
2006
2007
2008
90
90
90
90
90
Subdoelen
Indicatoren
Goede doorstroming van economisch en recreatief verkeer op waterwegen
De wachttijden bij sluizen en bruggen bedraagt minder dan 1 uur.
De verkeersafwikkeling wordt nu nog uitgedrukt in de kans dat er geen vertraging optreedt. Deze kans wordt berekend op basis van de waargenomen intensiteit op een bepaald tijdstip in relatie tot de capaciteit van de weg. Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 bijna € 20,9 miljoen begroot. Regulier beleid In 2005 zullen wij het nieuwe bereikbaarheidsbeleid voor de provinciale infrastructuur formuleren in het nieuwe PVVP (zie boven). Het overige beleid ten aanzien van de provinciale infrastructuur is verwoord in het Uitvoeringsprogramma van het PVVP (UPO). Ten aanzien van het fietsverkeer stellen wij ons ten doel om te komen tot een stijging van het aantal fietskilometers in Overijssel van 30 procent in 2010 ten opzichte van 1986. Realisatie van deze doelstelling, door verbetering van de fietsinfrastructuur en aanvullende voorzieningen als stallingen, kan alleen in overleg met gemeenten. Op dit overleg zullen wij ons in 2005 dan ook richten. De Brede Doeluitkering (BDU) wordt daarbij ingezet. Subdoelen
Indicatoren
Stimuleren fietskilometers
Stijging fietskilometers ten opzichte van 1986 (in procenten)
Autonoom beleid. Beperkte mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
10
10
15
15
20
Openbaar vervoer
Openbaar vervoer speelt een belangrijke rol bij de bereikbaarheid van economische centra en stedelijke netwerken. Hiervoor zijn doelen gesteld in het huidige PVVP. De komende jaren ligt de prioriteit in het bestaande beleid bij het bereikbaar houden van de steden, ook in onderling verband en vanaf het omliggende platteland naar de steden door het instandhouden van een kwalitatief goed netwerk van verbindende lijnen. Een extra accent wordt gelegd op het verbeteren van de aansluiting tussen de verschillende vormen van openbaar vervoer (trein-bus-regiotaxi). Het openbaar vervoer op het platteland is verwoord bij het programma Landelijk gebied.
Programmabegroting
97
Regulier beleid Subdoelen
Indicatoren
Toename gebruik openbaar vervoer
Reizigerskilometers per trein ten opzichte van 1986 (index, 1986 = 100)
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
2004
2005
2006
2007
2008
183
186
189
192
193
Reizigerskilometers in het streekvervoer ten opzichte van 1986 (index, 1986 = 100) 2004
2005
2006
2007
2008
125
125
125
125
125
Tevredenheid busreizigers (rapportcijfer) 2004
2005
2006
2007
2008
6,8
6,8
6,8
6,8
6,8
Daarnaast zijn belangrijke aandachtspunten in 2005: • De besluitvorming over de overname van regionale spoorlijnen en eventuele aanbesteding bij overdracht; • De lobby en projectparticipatie bij de uitwerking van de Hanzelijn. De regionale spoorlijnen worden alleen van het Rijk overgenomen als het Rijk de daarvoor benodigde middelen decentraliseert. De aanbesteding van het stads- en streekvervoer en van regiotaxi wordt gefinancierd uit de rijksbijdrage (BDU). Extra middelen voor regiotaxi kunnen voortkomen uit integratie met ander doelgroepenvervoer. Burgerluchtvaart in Twente
Regulier beleid Om de bereikbaarheid van het economische centrum in Twente te handhaven, stellen wij ons ten doel om de luchthaven Twente open te houden voor burger(mede)gebruik. De belangen en wensen ten aanzien van economie en bereikbaarheid worden onder de aandacht gebracht van het Rijk, vooral in verband met de aanpassing van de Luchtvaartwet en het compensatiepakket sluiting vliegbasis Twente. Hiervoor is een aparte projectorganisatie actief binnen de provincie. Verwezen wordt naar het programma Economie. Goederenvervoer
Doelstelling ten aanzien van het goederenvervoer is dat de verhouding tussen het aantal miljoen ton/kilometers over de weg, het water en het spoor zich minimaal verhoud als 75, 24, 1 procent. Dit betekent dat vooral het vervoer over het water en per spoor wordt gestimuleerd. In de lijn met de takendiscussie zullen de werkzaamheden voor Goederenvervoer in 2007 zijn beëindigd. In 2005 bestaat er echter nog een eerder aangegane financiële verplichting ten behoeve van het IGON (Informatie en coördinatiepunt Goederenvervoer Oost-Nederland).
98
Programmabegroting
Regulier beleid Subdoelen
Indicatoren
Stimuleren goederenvervoer over water en spoor
Verhouding ton kilometers over
Autonoom beleid. Beperkte mate van beïnvloedbaarheid
• weg ( in 2001: 68 procent) ten opzichte van water (in 2001: 32) ten opzichte van spoor (in 2001: 0 procent) 2004
2005
2006
2007
2008
75 24 1
Hoofddoelstelling: Een verkeersveilig Overijssel De hoofddoelstelling ’Een verkeersveilig Overijssel’ is bereikt als er in 2010 25 procent minder doden vallen dan in 1986. Dit houdt in: maximaal 53 doden in het verkeer, 1902 gewonden en 628 ziekenhuisgewonden. Regulier beleid De verkeersveiligheid wordt op twee manieren bevorderd: ten eerste door onderhoud aan en aanpassingen van de (provinciale) infrastructuur en ten tweede door beïnvloeding van het gedrag van de weggebruikers. Doordat de provincie als wegbeheerder verantwoordelijk is voor de provinciale wegen is de invloed hierop het grootst. De aanpassingen aan de provinciale infrastructuur worden in de meeste gevallen direct meegenomen met het grootschalig onderhoud of bij aanleg of aanpassing van de wegen. Welke werkzaamheden dit betreft staat vermeld in het uitvoeringsprogramma van het PVVP (UPO). Beïnvloeding van het gedrag van de weggebruikers gebeurt door educatie en voorlichting. Daarnaast leveren wij een financiële bijdrage aan gemeenten voor het uitvoeren van verkeersveiligheidsmaatregelen. Sinds 2000 heeft de regio Twente ten aanzien van educatie en voorlichting over verkeersveiligheid een eigen verantwoordelijkheid.
Programmabegroting
99
Subdoelen
Indicatoren
Verminderen slachtoffers
Aantal doden:
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
• Op rijkswegen (aantal), c.q. provinciale wegen (aantal) c.q. gemeentelijke wegen (aantal) 2004
2005
2006
2007
2008
12
12
12
12
11
13
13
13
13
12
35
34
33
32
32
Aantal gewonden: • Op rijkswegen (aantal), c.q. provinciale wegen (aantal), c.q. gemeentelijke wegen (aantal) 2004
2005
2006
2007
2008
2.071
1.958
1.845
1.732
1.619
408
386
364
342
319
349
330
311
292
273
Aantal ziekenhuisgewonden: • Op rijkswegen (aantal), c.q. provinciale wegen (aantal), c.q. gemeentelijke wegen (aantal) 2004
2005
2006
2007
2008
123
117
112
106
100
165
157
150
142
135
577
551
525
498
472
De laatste doelstelling in dit programma bereikbaarheid betreft vermindering van de overlast door gebruik en aanleg van provinciale (vaar)wegen voor de mens, de natuur en het milieu. Dit kan bereikt worden door de routering van vrachtwagens met gevaarlijke stoffen, beperking van overlast van onderhoudswerkzaamheden, beperking van doorsnijdingen van de Ecologische Hoofdstructuur of vermindering van de bestrijdingsmiddelen. Deze maatregelen vinden plaats in het kader van het onderhoud van provinciale infrastructuur. De bijdrage die het onderhoud en het aanpassen van de eigen provinciale infrastructuur kan leveren aan de verkeersveiligheid en de overlast en hinder voor mens, natuur en milieu is door de bezuinigingen verminderd. In het kader van het nieuwe PVVP wordt in 2005 sterker op de uitvoering van kosteneffectieve maatregelen ingezet.
100
Programmabegroting
Wat gaat het kosten?
Hoofddoelstelling: Goede bereikbaarheid van economische centra. Infrastructuur rijk en gemeenten Subdoelstelling: -
Goede doorstroming van economisch verkeer op rijkswegen.
Product-
Product
nummer 2.3.00.05
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Bijdragen aan infrastructuur
0
4.357
-4.357
-4.135
-1.615
-490
andere overheden Provinciale infrastructuur Subdoelstellingen: -
Goede doorstroming van economisch verkeer op provinciale wegen.
-
Goede doorstroming van economisch en recreatief verkeer op waterwegen.
-
Stimuleren fietskilometers.
2.3.00.02
Ontwikkeling beleid
0
205
-205
-205
-205
-205
0
495
-495
-495
-495
-495
0
9.455
-9.455
-4.906
-4.911
-6.032
5.269
16.693
-11.424
-10.243
-10.477
-10.556
233
14.555
-14.322
-14.319
-14.315
-14.310
0
1.881
-1.881
-1.881
-1.881
-1.881
53
803
-750
-750
-750
-750
1.290
2.793
-1.503
-1.636
-1.677
-1.717
0
101
-101
-100
-99
-98
bereikbaarheid 2.3.00.25
Beleidsinformatie bereikbaarheid
2.3.10.02
Planvorming provinciale wegen
2.3.10.12
Realisatie provinciale wegen
2.3.10.16
Beheer en onderhoud provinciale wegen
2.3.10.17
Beheer en onderhoud kunstwerken
2.3.10.25
Gladheidbestrijding
2.3.30.06
Beheer en onderhoud waterwegen
2.3.30.15
Vaarwegen
Burgerluchtvaart Twente Subdoelstelling: -
De luchthaven Twente op voor burger(mede)gebruik.
2.3.40.05
Luchthaven Twente
0
10
-10
-10
-10
-10
13.660
14.354
-694
-693
-693
-693
-151
-131
-131
-131
-39.504
-37.259
-37.368
Openbaar vervoer Subdoelstelling: -
Toename gebruik openbaar vervoer.
2.3.40.10
Openbaar vervoer
Goederenvervoer Subdoelstelling: -
Stimuleren goederenvervoer over water en spoor.
2.3.00.10
Goederenvervoer
Subtotaal
0
151
20.505
65.853
-45.348
Programmabegroting
101
Hoofddoelstelling: Een verkeersveilig Overijssel. Subdoelstelling: -
Verminderen slachtoffers.
-
Verminderen van de overlast door gebruik en aanleg provinciale (vaar)wegen voor de mens, natuur en milieu.
Product-
Product
nummer 2.3.00.22
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Gedragsbeïnvloeding
0
423
0
423
Toegerekende apparaatskosten Bereikbaarheid 20.505
-423
-423
-423
-423
-423
-423
-423
-423
8.506
-8.506
-8.448
-7.894
-8.079
74.782
-54.277
-48.375
-45.576
-45.870
-10.465
-2.063
-1.100
0
0
0
0
0
verkeer en vervoer
Subtotaal
Totaal Bereikbaarheid
Waarvan incidenteel beschikbaar in het kader van nieuw beleid Waarvan overige incidentele posten
Naast bovenstaande exploitatiebudgetten worden voor dit programma ook middelen ingezet vanuit de voorzieningen. Het gaat hierbij om de volgende middelen: Voorziening
2005
Voorziening cofinanciering infrastructuur
-108
Voorziening Regionaal mobiliteitsfonds
2006
2007
2008
-108
-108
-108
-48
-700
-3.743
-4.428
-3.500
-3.000
-10.000
-10.000
-208
-208
-208
-208
-4.016
-14.059
-14.744
-19.401
Voorziening fondsvorming voorfinanciering Rijksweg 35 Voorziening vervanging infrastructurele kunstwerken/PVVP Voorziening kanaal Almelo-De Haandrik Voorziening exploitaite openbaar vervoer
-1.500
Totaal ten laste van voorzieningen
-24.765
Beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen Op basis van het geactualiseerde budgettaire perspectief zijn binnen dit programma voorstellen voor beleidsintensivering en aanvullende voorstellen geformuleerd. Deze voorstellen hebben de volgende consequenties voor de begroting. Product-
Product
nummer 2.3.10.16
Beheer en onderhoud
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
175
-175
-350
-350
-350
0
1.080
-1.080
-80
-60
-60
0
1.255
-1.255
-430
-410
-410
wegen 2.3.00.05
Bijdragen aan infrastructuur andere overheden
Subtotaal Totaal primaire begroting Totaal incl. intensiveringen
102
Programmabegroting
20.505
74.782
-54.277
-48.375
-45.576
-45.870
20.505
76.037
-55.532
-48.805
-45.986
-46.280
Bij de Perspectiefnota 2002 zijn incidenteel voor 2005 middelen beschikbaar gesteld in het kader van PVVP. Het saldo in 2008 daalt door het vervallen van het nieuw beleid aan het eind van de huidige bestuursperiode. Deze bedragen zijn gereserveerd binnen het product Onvoorzien voor de volgende bestuursperiode. Na deze bestuursperiode (in 2008) wordt ook de storting in de voorziening infrasctructurele voorzieningen/PVVP opgehoogd met € 1,1 miljoen.
Herrichting Via herrichting uit bestaand beleid komen voor de volgende producten de volgende middelen beschikbaar Product-
Product
nummer 2.3.00.10
Totaal
Goederenvervoer
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
48
-48
0
0
0
0
48
-48
0
0
0
Programmabegroting
103
2.12 Programma Veiligheid
2.12.1 Inleiding In het voorjaar van 2004 is de nota ‘Veiligheidsbeleid provincie Overijssel 2004-2007’ vastgesteld. Met deze nota zijn de kaders voor het programma Veiligheid geschetst. Het doel is de veiligheid in Overijssel voor mensen die in Overijssel wonen, werken en verblijven objectief en subjectief te verbeteren. Voor de komende jaren ligt de nadruk op uitvoering, versterking en verdere verankering van het veiligheidsbeleid. De hoofdlijn is: • De bij wet aan de provincie opgedragen taken goed uit te voeren; • Voor de invulling van het autonome deel van het provinciale veiligheidsbeleid vooral in te zetten op veiligheid ter aanvulling en ondersteuning op wettelijke en geprioriteerde provinciale beleidsdoelstellingen. Speerpunten zijn voor de komende periode: ’jeugd en veiligheid’ en ’externe veiligheid’. Portefeuillehouders van dit programma zijn de heer mr. G.J. Jansen (wettelijke veiligheidstaken), de heer G.J.H. Ranter (autonome taken jeugd en veiligheid) en de heer drs. T.W. Rietkerk (externe veiligheid).
2.12.2 Ontwikkelingen Wettelijk
Op 1 juli 2004 is de Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding (Wkr) in werking getreden. Via de Wkr wordt de voorbereiding op de rampenbestrijding door gemeenten en regio’s steviger neergezet. Het gemeentelijke rampenplan en de rampbestrijdingsplannen moeten beter worden afgestemd op de in de gemeente aanwezige risico’s. Gemeenten zijn ook verplicht een risico-inventarisatie en – analyse te maken. Deze risico-inventarisatie wordt tevens gebruikt voor de risicokaart die door de provincies wordt opgesteld en beheerd. De risicokaart van Overijssel is in 2005 beschikbaar voor de burger. De veiligheid van de burger staat in de Wkr voorop en dat vraagt om waarborgen. Wij zien er in ons toezicht op toe dat gemeenten en regio’s hun verantwoordelijkheid nemen en zorgdragen voor een adequaat veiligheidsniveau. Eventueel kunnen wij rechtstreeks ingrijpen in de planvorming. Voor ons aangescherpte toezicht op de planvorming van gemeenten en regio’s hebben wij in interprovinciaal verband uniforme toetsingskaders opgesteld. De toepassing van deze toetsingskaders wordt in 2005 geëvalueerd. Op grond van de Wkr is de provincie ook verantwoordelijk voor de productie en het beheer van de risicokaart. De ontwikkeling van de risicokaart en een goede risicocommunicatie komt tegemoet aan de wens van de burgers voor een adequate en transparante informatievoorziening over risico’s in hun directe woon- en leefomgeving. Dit kan tevens een bijdrage leveren aan de bewustwording bij de burgers van hun eigen verantwoordelijkheid bij het voorkomen en bestrijden van onveiligheid. Wij constateren dat veiligheid bij alle veiligheidspartners van de provincie Overijssel steeds meer vorm krijgt. De komende jaren moet de verankering van het veiligheidsbeleid gerealiseerd worden en ligt de nadruk op uitvoering en het behalen van concrete resultaten. Dat geldt ook voor onze provinciale organisatie. Wij willen de grensoverschrijdende samenwerking bij rampenbestrijding de komende jaren naar een hoger niveau tillen. In 2005 wordt hierover een symposium georganiseerd. Een internationale oefening waaraan diverse Nederlandse en Duitse overheidsinstanties en hulpverleningsdiensten zullen deelnemen, maakt hier deel van uit.
104
Programmabegroting
De effectuering van de congruentie van de hulpverleningsregio’s zal in 2005 worden afgerond. In vervolg hierop worden in 2006 de veiligheidsregio’s ingevoerd. De invoering hiervan zal een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de rampenbestrijding. Politieke ontwikkelingen en terroristische dreigingen in de wereld hebben meer en meer een impact op het veiligheidsbeleid en het veiligheidsgevoel van burgers. De veranderende aard van (toekomstige) risico’s en crises, evenals het huidige diffuse en onvoorspelbare dreigingsbeeld vereisen een organisatie van crisisbeheersing, die in hoge mate veerkrachtig is en kan inspelen op snel wisselende omstandigheden. Om deze redenen heeft het kabinet het beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2007 vastgesteld. De huidige bestuurlijk coördinerende rol van de Commissaris van de Koningin ten tijde van een crisis verandert hierdoor. Autonoom
Het autonome deel van het provinciale veiligheidsbeleid sluit aan op het wettelijke deel en de beleidsprioriteiten. Speerpunten daarbij zijn ‘jeugd en veiligheid’en ‘externe veiligheid’. Voor het speerpunt ’jeugd en veiligheid‘ is een uitvoeringsprogramma opgesteld dat in 2005 van start gaat (zie verder prioriteiten uit de Perspectiefnota). Het speerpunt ‘externe veiligheid’ kent al een uitvoeringsprogramma waarin projecten en activiteiten zijn opgenomen die ervoor moeten zorgen dat partners in de veiligheidsketen in samenwerking met elkaar komen tot een gestructureerde aanpak van de externe veiligheidsproblematiek.
2.12.3 Wat willen we bereiken, wat gaan we doen en wat gaat het kosten? Wij willen bereiken dat de veiligheid voor de mensen die in Overijssel wonen, werken en verblijven objectief en subjectief wordt verbeterd.
Hoofddoelstelling: een veilig Overijssel, met name adequate rampenbestrijding, externe veiligheid en Jeugd en Veiligheid Veiligheid is een basisvoorwaarde voor het realiseren van leefkwaliteit als kernwaarde. Het vergroten van de leefbaarheid in een veilig Overijssel willen we vooral bereiken door structureel aandacht te besteden aan veiligheid binnen onze programma’s. Veiligheid is een belangrijk aspect op de terreinen van bijvoorbeeld water, wervende steden, milieu en wonen en ruimte. In de nota veiligheidsbeleid provincie Overijssel 2004-2007 is hier nader op ingegaan en zijn concrete doelstellingen geformuleerd. Naast deze inzet zijn twee speerpunten benoemd waarvoor uitvoeringsprogramma’s zijn opgesteld: ‘externe veiligheid’ als onderdeel van het streven naar een gezonde en veilige leefomgeving en ‘jeugd en veiligheid’. Prioriteiten uit de Perspectiefnota Rampenbestrijding
De provincie ziet er op toe en bevordert dat de Overijsselse gemeenten en regio’s gaan voldoen aan alle eisen die de op 1 juli 2004 in werking getreden Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding aan hen stelt. Voor 2005 focussen we daarvoor op de volgende activiteiten • Gemeenten en regio’s stimuleren en begeleiden bij het opstellen van nieuwe rampenplannen, rampbestrijdingsplannen en regionale beheersplannen; • Toetsing van deze plannen (26 rampenplannen, ongeveer 10 rampbestrijdingsplannen en 2 regionale beheersplannen en organisatieplannen) aan de hand van hiervoor in interprovinciaal verband opgestelde en vastgestelde uniforme toetsingskaders; • Organisatie van een symposium over grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van rampenbestrijding; • Organisatie van een internationale oefening waaraan diverse Nederlandse en Duitse overheidsinstanties en hulpverleningsdiensten zullen deelnemen; • Stimulering van de implementatie van de congruentie van de hulpverleningsregio’s rondom Deventer, zodat deze uiterlijk op 1 januari 2006 volledig is gerealiseerd; • Het inzichtelijk maken van de veiligheidsrisico’s in de provincie via de risicokaart.
Programmabegroting
105
Externe veiligheid
Het voorkomen en beheersen van risico’s die ontstaan voor de woon- en leefomgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen staat centraal bij externe veiligheid. Het speerpunt externe veiligheid uit de veiligheidsnota en het daarbij behorende uitvoeringsprogramma moet bijdragen aan een gezonde en veilige leefomgeving voor de burgers in Overijssel. In het Provinciaal Uitvoeringsprogramma externe veiligheid zijn de projecten en activiteiten opgenomen die er voor moeten zorgen dat gemeenten, regio’s, provincies en regionale brandweerkorpsen in samenwerking komen tot een gestructureerde en duurzame aanpak van de externe veiligheidsproblematiek. Doel van het programma is onder andere dat de provincie en gemeenten gaan voldoen aan de nieuwe wettelijke regelgeving op het gebied van externe veiligheid. In 2005 is het uitvoeringsprogramma externe veiligheid in uitvoering. Wij richten ons er op dat alle 25 gemeenten in Overijssel in 2006 een actief extern veiligheidsbeleid voeren, waarbij: • Alle risicogegevens met betrekking tot gevaarlijke stoffen conform de wettelijk verplichte gegevens zijn opgeslagen in het Risico Register Gevaarlijke Stoffen (RRGS); • Overijssel in 2006 beschikt over een provinciedekkend routenetwerk gevaarlijke stoffen; • In 2006 conform de AMvB-externe veiligheid aangemerkte prioritaire Wm-vergunningen zijn geactualiseerd; • Alle 25 gemeenten kennis hebben genomen van de toepassing van het instrument Verantwoordingsplicht Groepsrisico in hun ruimtelijk en milieu beleid. Jeugd en veiligheid
Jongeren zijn meer dan andere doelgroepen slachtoffer of dader van criminaliteit en onveiligheid. Vanuit onze regierol met betrekking tot de jeugdzorg (zie programma Zorg) willen wij met onze partners werken aan een sluitende aanpak die zich richt op het signaleren, voorkomen en bestrijden van risicogedrag. Aanvullend op de doelstellingen op het terrein van jeugdzorg zetten we extra in op het voorkomen en bestrijden van jeugdcriminaliteit. De aandacht zal hierbij onder andere uitgaan naar projecten op het snijvlak van de jeugdzorg en de strafrechtketen (bv. projecten gericht op veelplegers), het snijvlak van de jeugdzorg en het lokaal preventief jeugdbeleid (bv. veilige-schoolprojecten). In 2005 moet hiervoor het uitvoeringsprogramma jeugd en veiligheid van start gaan. Subdoelen
Indicatoren
• Rampenbestrijding
• De risicokaart is beschikbaar en actueel voor zowel de Overijsselse burgers als professionals.
Wettelijk beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
• Het aantal geactualiseerde en getoetste rampenplannen, rampenbestrijdingsplannen en regionale beheersplannen. 2004 32
•
Externe Veiligheid
2005
2006
2007
2008
37
15
15
15
• alle 25 gemeenten in Overijssel voeren in 2006 een actief extern veiligheidsbeleid
Wettelijk beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
•
Jeugd en Veiligheid.
Autonoom beleid. Redelijke mate van beïnvloedbaarheid
• Start uitvoeringsprogramma Jeugd en Veiligheid per 2005 (aantal jongeren dat wordt bereikt via project veelplegers en echt-recht conferenties): 2004
2005
2006
2007
2008
45*
45
45
45
15 * bij positieve besluitvorming PS inzake het uitvoeringsprogramma
Voor het realiseren van deze prioriteiten uit de Perspectiefnota is in 2005 bijna € 1,2 miljoen begroot. Dit is inclusief de beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen die voor deze doelstellingen zijn opgenomen.
106
Programmabegroting
Regulier beleid In het reguliere beleid richten we ons op: • Kwalitatieve en uniforme uitoefening van onze toezichtstaak betreffende rampenbestrijding; • Adequate, goed opgeleide en geoefende rampbestrijdingsorganisatie en crisismanagementorganisatie in Overijssel; • Het versterken van de informatiepositie van de veiligheidspartners in Overijssel. Om dit te realiseren hanteren wij de volgende instrumenten: • Interprovinciaal toetsingskader voor rampenplannen, rampbestrijdingsplannen en regionale beheersplannen; • Periodiek veiligheidsoverleg Overijssel met veiligheidspartners; • Grensoverschrijdend overleg met Nederlandse grensprovincies en Duitse Bezirksregierungen; • Veiligheidsbeeld Overijssel; • Internationaal symposium betreffende grensoverschrijdende samenwerking bij rampen en zware ongevallen; • Risicokaart Overijssel.
Programmabegroting
107
Wat gaat het kosten?
Hoofddoelstelling: een veilig Overijssel, met name adequate rampenbestrijding, externe veligheid en jeugd en veiligheid. Subdoelstellingen: -
Rampenbestrijding.
-
Externe veiligheid.
-
Jeugd en Veiligheid.
-
Kwalitatieve en uniforme uitoefening van onze toezichtstaak betreffende rampenbestrijding.
-
Adequate, goed opgeleide en geoefende rampbestrijdings- en crisismanagementorganisatie in Overijssel.
-
Het versterken van de informatiepositie van de veiligheidspartners in Overijssel.
Product-
Product
nummer 2.2.00.05
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
Openbare orde en
3
1.063
3
1.063
-1.060
-1.060
-1.016
-1.024
-1.060
-1.060
-1.016
-1.024
396
-396
-394
-368
-377
1.459
-1.456
-1.454
-1.384
-1.401
-33
-33
0
0
0
0
0
0
veiligheid
Subtotaal Toegerekende apparaatskosten Veiligheid
3
Totaal Veiligheid
Waarvan incidenteel beschikbaar in het kader van nieuw beleid Waarvan overige incidentele posten
Beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen Op basis van het geactualiseerde budgettaire perspectief zijn binnen dit programma voorstellen voor beleidsintensivering en aanvullende voorstellen geformuleerd. Deze voorstellen hebben de volgende consequenties voor de begroting. Product-
Product
nummer 2.2.00.05
Openbare orde en
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
0
350
-350
-300
-300
0
350
-350
-300
-300
veiligheid 0
Subtotaal Totaal primaire begroting
3
1.459
-1.456
-1.454
-1.384
-1.401
Totaal incl. intensiveringen
3
1.809
-1.806
-1.754
-1.684
-1.401
108
Programmabegroting
3
3.1 In • • • • • • •
Paragrafen
Inleiding
dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld: Provinciale heffingen Weerstandsvermogen Onderhoud kapitaalgoederen Financiering Bedrijfsvoering Verbonden partijen Grondbeleid
Deze paragrafen, waarin de beleidslijnen worden weergegeven met betrekking tot beheersmatige aspecten, vloeien voort uit het ‘Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten’ (BBV). Doel van de paragrafen is dat onderwerpen die versnipperd in de begroting staan, worden gebundeld in een kort overzicht ter ondersteuning van de kaderstellende en controlerende taak van Provinciale Staten.
3.2
3.2.1
Provinciale heffingen
Inleiding
De provinciale heffingen, en dan in het bijzonder de motorrijtuigenbelasting, vormen een belangrijk onderdeel van de inkomsten van de provincie en zijn daarom een integraal onderdeel van het provinciale beleid. De voornaamste heffingen die worden opgelegd aan burgers en bedrijven zijn provinciale opcenten op de motorrijtuigenbelasting, leges en precario en grondwater- en nazorgheffingen. Vooruitlopend op de vaststelling door Provinciale Staten van de nieuwe tarievenlijst 2005, zijn in de begroting 2005 de motorrijtuigenbelasting, de leges en de precario-opbrengsten uitsluitend met de inflatie indexering ad 1,5 procent verhoogd. De budgettaire gevolgen van het voorstel tot aanpassing van de leges en precario zullen tegelijkertijd met dit voorstel aan Provinciale Staten worden voorgelegd. De motorrijtuigenbelasting (MRB) is al in het budgettaire perspectief opgenomen.
Programmabegroting
109
Onderstaande tabel geeft aan om welke bedragen het gaat (x € 1.000): Exploitatie
Rekening
Begroting
Begroting
2003
2004
2005
65.500
67.600
Meerjarenraming 2006
2007
2008
70.900
73.200
75.500
77.700
148
148
148
Baten Motorrijtuigenbelasting Leges, precario Grondwaterheffing Ontgrondingenheffing Nazorgheffing stortplaatsen
230
148
1.032
1.316
1.316
1.316
1.316
1.316
130
129
129
129
129
1.244
1.244
1.244
1.244
1.244
132 1.907
148
Per opbrengstcategorie geven wij aan wat het beleid inzake heffing, tariefstelling en kwijtschelding is. Bij de paragraaf motorrijtuigenbelasting gaan we in op de lokale lastendruk.
3.2.2 Motorrijtuigenbelasting De provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting (MRB) zijn een door Provinciale Staten vast te stellen heffing. De grondslag voor deze heffing is de motorrijtuigenbelasting die voort vloeit uit de Wet Motorrijtuigenbelasting. Het Ministerie van Financiën stelt jaarlijks de maximale hoogte van de opcenten vast, uitgedrukt als percentage van de motorrijtuigenbelasting. Het maximum wordt jaarlijks aangepast aan loon- en prijsontwikkelingen. Met inachtneming van dit maximum stellen Provinciale Staten de hoogte van de opcenten voor de provincie Overijssel vast. Voor de periode 1 april 2004 - 1 april 2005 bedraagt het maximum aantal opcenten 94,7. De opbrengsten worden, behalve door de hoogte van de opcenten, mede bepaald door het aantal voertuigen en het gewicht van de voertuigen waarover MRB wordt geheven. Op deze laatste twee factoren heeft de provincie geen invloed. Voorgaande jaren zijn de provinciale opcenten voor de Motorrijtuigenbelasting verhoogd met het prijsindexcijfer voor consumenten. Dit percentage bedraagt volgens de MEV 2004 1,5 procent. Voorgesteld wordt om de provinciale opcenten per 1 april 2005 met 1,5 procent te verhogen van 72,0 naar 73,1. Onderstaande tabel geeft de hoogte van de provinciale opcenten van de provincies weer, gerangschikt naar de hoogte van het tarief in 2005 (tussen haakjes de positie in 2004). provincie 1. (5) 2. (8) 3. (1) 4. (2) 5. (3) 6. (6) 7. (9) 8. (4) 9. (7) 10. (11) 11. (10) 12. (12)
Drenthe Groningen Gelderland Overijssel Zuid-Holland Utrecht Limburg Zeeland Noord-Brabant Friesland Flevoland Noord-Holland
Opcenten 2005
Opcenten 2004
76,3 75,6 74,9 73,1 72,5 71,9 71,3 70,8 69,8 65,1 62,3 52,7
69,0 68,0 74,3 72,0 71,7 68,6 67,0 69,3 68,1 60,1 61,4 52,7
Stijging in procenten 10,58 11,18 0,81 1,53 1,12 4,81 6,50 2,16 2,50 8,32 1,47 0,00
De opcenten 2005 betreffen de voorstellen bij de begroting die bestuurlijk nog niet zijn vastgesteld. Duidelijk zichtbaar is dat een aantal provincies de opcenten fors wil gaan verhogen, meer dan een correctie voor inflatie.
110
Programmabegroting
De MRB geeft een goede indicatie als het gaat om de lokale lastendruk. De tarieven van de opcenten van de verschillende provincies liggen in 2005 dichter bij elkaar, enerzijds door forse stijgingen bij de provincies Drenthe, Groningen en Friesland en gematigde stijgingen bij anderen. De provincie Overijssel bevindt zich aan de bovenkant van het gemiddelde, maar is door de relatief geringe stijgingen van de afgelopen twee jaar niet langer de provincie met de hoogste lokale lastendruk als het gaat om de motorrijtuigenbelasting. De provincie kent geen kwijtscheldingsbeleid. De reden is dat de provincie niet belast is met de inning van deze belasting en daardoor ook geen invloed heeft op de wijze van inning c.q. kwijtschelding.
3.2.3 Leges/precario Leges
De provinciale leges is een heffing voor een door de provincie geleverde administratieve dienst (vooral het verstrekken van stukken en het afgeven van vergunningen). Het provinciale beleid is vastgelegd in de Legesverordening Overijssel 1996. Een overzicht met de tarieven voor de verschillende diensten maakt hiervan deel uit. Onderstaand geven we de hoofdlijnen weer van het provinciaal beleid. Het bestuursakkoord geeft nadrukkelijk aan burgers, organisaties en medeoverheden te willen betrekken bij het beleid van de provincie. Naast het verstrekken van informatie via diverse kanalen past hierbij dat het opvragen van informatie laagdrempelig moet zijn. Tegelijkertijd is er bewust voor gekozen om informatie niet geheel gratis ter beschikking te stellen, behoudens een beperkt aantal uitzonderingen. De belangrijkste uitzonderingen zijn beleidsdocumenten waarvoor een inspraakprocedure geldt en die door of ten behoeve van burgers worden gevraagd. De overige uitzonderingen betreffen stukken die worden afgegeven ten behoeve van publiekrechtelijke lichamen, wetenschappelijke doeleinden, politieke groeperingen of ondersteuning daarvan, media en aan personen die van hun onvermogen doen blijken. We besteden ook nadrukkelijk aandacht aan het op elektronische wijze verstrekken van informatie. Bepaald is dat de prijs maximaal die van ‘traditionele’ informatie bedraagt en dat de kwaliteit ten minste daaraan gelijk is. Ook is bepaald dat er een keuzemogelijkheid moet zijn tussen traditionele en elektronische diensten zolang het gebruik van ICT nog niet vanzelfsprekend is voor alle burgers. Tot slot voorziet de legesverordening (artikel 10) in gehele of gedeeltelijke kwijtschelding door Gedeputeerde Staten indien de belastingschuldige niet in staat is de leges te betalen. Precario
Precario is een heffing voor het gebruik van provinciale bezittingen of voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven provinciale grond of water (bijvoorbeeld benzinestations, leidingen, aanlegsteigers ). De vergoedingen voor de verschillende diensten zijn vastgelegd in een tarievenlijst die deel uitmaakt van de precarioverordening Overijssel 1998 (artikel 14). Naast een uiteenzetting over de wijze van het bepalen en het opleggen van de aanslag besteedt deze verordening aandacht aan de mogelijkheid tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding door de heffingsambtenaar indien de precario niet betaald kan worden. De tariefopbouw is hoofdzakelijk historisch bepaald. Onder andere op basis van de beleidsnotitie ‘naar een vernieuwd precariostelsel’ (2001) wordt vooral voor benzinestations een meer marktconforme tariefstelling onderzocht. In 2004 is binnen de commissie Economie en Bestuur afgesproken dat de provincie ernaar streeft om met de exploitanten van benzinestations op provinciale grond, (huur-) overeenkomsten te sluiten en in aansluiting daarop de precariobelasting voor die stations te vervangen door huurpenningen. De hoogte van de huur wordt gerelateerd aan het verkochte aantal liters brandstof. Daarnaast zal de precarioverordening zodanig worden aangepast, dat de belastingaanslag voor exploitanten die geen huurovereenkomst afsluiten op een gelijk niveau komt te liggen.
Programmabegroting
111
3.2.4
Heffingen
Grondwaterheffing
Op grond van artikel 48 van de Grondwaterwet (GWW) zijn Provinciale Staten bevoegd bij wijze van provinciale belasting een heffing in te stellen op het onttrekken van grondwater. De Grondwaterheffingsverordening Overijssel 1998 is in werking getreden op 1 januari 1998. De heffingsopbrengst wordt onder andere gebruikt voor onderzoeken die voor het grondwaterbeheer noodzakelijk zijn en voor de vergoeding van schade als gevolg van de artikelen 34, 40 en 41 GWW; De heffing wordt opgelegd naar de in het heffingsjaar onttrokken hoeveelheid grondwater, gemeten in kubieke meters per jaar. Provinciale Staten heeft bij besluit van 19 december 2001 het tarief van € 0,0136 per kubieke meter onttrokken grondwater vastgesteld tot 1 januari 2006. Het tarief is vastgesteld op grond van artikel 4 van de Grondwaterverordening. De jaarlijkse uitgaven die uit de heffing kunnen worden gefinancierd worden geschat op circa € 1,36 miljoen. Jaarlijks wordt circa 100 miljoen m3 grondwater onttrokken dat in aanmerking komt voor een heffing. Hiermee komt het tarief afgerond op € 0,0136 per m 3 onttrokken grondwater. De Grondwaterheffingsverordening Overijssel 1998 kent geen kwijtscheldingsbepaling.
Ontgrondingenheffing
In Overijssel wordt conform artikel 21f van de Ontgrondingenwet een bestemmingsheffing geheven ter bestrijding van maximaal 50 procent van de provinciale kosten voor provinciaal onderzoek en planvorming ontgrondingen, en voor landelijk bestuurlijk overleg ontgrondingen als bedoeld in artikel 7b van die wet. Deze heffing heeft haar grondslag in de Heffingsverordening ontgrondingen provincie Overijssel, die op 12 maart 1997 in werking is getreden en waar nodig periodiek wordt aangepast. De heffing wordt wettelijk opgelegd bij verlening van ontgrondingvergunningen; ontgrondingen tot 10.000 m3 zijn echter wettelijk vrijgesteld. Het tarief van de geldende verordening gaat uit van 50 procent van de provinciale kosten voor provinciaal onderzoek en planvorming en de provinciale bijdrage aan de landelijke coördinatie. De opbrengst is per jaar sterk wisselend, vanwege de afhankelijk van het aantal heffingsplichtige ontgrondingvergunningen per jaar. In de begroting wordt daarom de gemiddelde opbrengst over vier jaar geraamd. Er geldt geen specifiek kwijtscheldingsbeleid. Nazorgheffing stortplaatsen
Provinciale Staten heeft op 30 maart 1999 een verordening vastgesteld betreffende de nazorgheffing. Het tarief van de nazorgheffing is gebaseerd op de kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van de nazorgplannen van de drie stortplaatsen. Voor elk van de drie stortplaatsen zijn normheffingen berekend, in totaal bedragen deze in 2004 €1.232.920,-. De uiteindelijke heffingen die worden opgelegd vallen uiteen in een vaste voet en een variabel deel. De vaste voet bedraagt 65 procent van de normheffing (€801.398,-). De variabele heffing wordt opgelegd, wanneer op de stortplaatsen boven een bepaalde hoeveelheid afval wordt gestort. In de jaarrekening wordt hierover gerapporteerd. De opbrengsten worden in het Fonds nazorg gesloten stortplaatsen gestort. Bij de invordering van de heffing wordt geen kwijtschelding verleend (art 11 Verordening nazorgheffing stortplaatsen provincie Overijssel).
112
Programmabegroting
3.3
Weerstandsvermogen
3.3.1 Inleiding De paragraaf weerstandsvermogen geeft aan hoe robuust de begroting is. Dit is van belang wanneer er zich een financiële tegenvaller voordoet. Voor het beoordelen van de robuustheid van de begroting is inzicht nodig in de omvang en in de achtergronden van de risico’s en de aanwezige weerstandscapaciteit. Het weerstandsvermogen kan worden gedefinieerd als ‘het vermogen van de provincie Overijssel om niet-reguliere financiële risico’s die onverwachts en substantieel zijn, op te kunnen vangen teneinde zijn taken te kunnen voortzetten’. Het gaat om financiële risico’s waarvoor noch een voorziening is getroffen, noch een verzekering is afgesloten. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan het beleid ten aanzien van risicobeheersing, de bepaling van de weerstandscapaciteit en niet gekwantificeerde risico’s.
3.3.2 Beleid ten aanzien van risicobeheersing Het beleid van de provincie met betrekking tot risico’s was tot 2003, afgezien van de afgesloten risicoverzekeringen, vooral gericht op het in kaart brengen van omvangrijke risico’s. Hierover werd vervolgens gerapporteerd in begroting en jaarrekening door middel van de risicoparagraaf en door het treffen van eventueel benodigde voorzieningen. Daarnaast werd sinds enige jaren een minimale omvang van de saldireserve in acht genomen (ad € 6,8 miljoen). Dit is een financiële buffer van de provincie om onvoorziene financiële tegenslagen op te kunnen vangen. Mede naar aanleiding van de veranderende wet- en regelgeving, Besluit Begroting en Verantwoording, (BBV) en de vereisten van het Ministerie van BZK, heeft de provincie in 2004 het beleid ten aanzien van risicomanagement herijkt. Als uitvloeisel hiervan heeft de provincie een risicoscan laten uitvoeren waarmee het benodigde weerstandsvermogen is bepaald. De uitkomsten hiervan worden in paragraaf 3.3.3 besproken.
Programmabegroting
113
Om verdere invulling te geven aan dit nieuwe beleid nemen wij met ingang van het najaar 2004 het risicomanagement op in de planning en controlcyclus. Dit houdt in dat we een systematiek zullen invoeren waarin periodiek de bestaande risico’s worden geëvalueerd en nieuw ontstane risico’s tijdig worden gesignaleerd en geanalyseerd. Op basis hiervan worden beheersmaatregelen ingevoerd dan wel aangescherpt. Tevens is onderdeel van het risicomanagement het periodiek actualiseren bepalen van het benodigde weerstandsvermogen. Wij stellen voor het benodigde weerstandsvermogen te actualiseren op het moment dat de uitkomsten van de risico-evaluaties en analyses binnen de planning & control-cyclus daartoe aanleiding geven. Ook een nieuwe collegeperiode waarin een Onderhandelingsakkoord met nieuwe activiteiten wordt vastgesteld kan aanleiding zijn tot actualisatie.
3.3.3 Weerstandscapaciteit Inleiding
De provincie heeft in 2004 een risicoscan laten uitvoeren door een extern adviesbureau. Doel van deze risicoscan was om met behulp van het specifieke risicoprofiel van de provincie de benodigde weerstandscapaciteit te kunnen bepalen. Aandachtspunten in dit onderzoek waren onder andere de aanwezige risico’s (zowel negatieve als positieve), stille reserves, open eindregelingen en voorzieningen. Uit het onderzoek is gebleken dat de benodigde weerstandscapaciteit voor de geïdentificeerde risico’s € 12 miljoen bedraagt. Uit een financiële analyse naar de stand per 31 december 2003 blijkt dat hiertegenover afdoende directe weerstandscapaciteit beschikbaar is. Met andere woorden, de provincie Overijssel beschikt over voldoende direct beschikbare weerstandscapaciteit om de financiële consequenties van de geïdentificeerde risico’s te dekken. Benodigde weerstandscapaciteit
Het benodigde bedrag ad € 12 miljoen is tot stand gekomen door risicokwantificering van de activiteiten met een materiële financiële impact. Per definitie zijn de risico’s waarvoor weerstandscapaciteit moet worden aangehouden niet goed meetbaar. Om toch to t een kwantificering te kunnen komen, zijn zoveel mogelijk de bepalende factoren voor een schatting van de kans van optreden en de impact van het risico geïdentificeerd. Voor deze activiteiten is op basis hiervan zowel een maximale schade bepaald als een combinatie van kans en effect. Risicokwantificering
In het algemeen wordt bij de bepaling van de weerstandscapaciteit gebruik gemaakt van de methodiek van kans * effect. Voorwaarde hierbij is dat sprake dient te zijn van een groot aantal risico’s, waardoor de wet van de grote getallen van toepassing is. Gezien het beperkte aantal en de aard van de risico’s gaat deze wet in het geval van de provincie Overijssel niet op. Om deze reden kan de benodigde weerstandscapaciteit niet alleen gebaseerd worden op ‘kans*effect’ (opgeteld voor de provincie Overijssel € 7,375 miljoen). Situaties waarin een financiële tegenvaller ter grootte van het reële maximum werkelijkheid wordt, moeten namelijk ook redelijkerwijs gedekt kunnen worden vanuit de weerstandcapaciteit. Hierbij is het niet nodig om alle reële maxima bij elkaar op te tellen, aangezien de kans dat deze maxima tegelijkertijd zullen optreden zeer beperkt is. Daarom is gekozen voor een benodigde weerstandscapaciteit van € 12 miljoen. Met dit bedrag kunnen de benoemde uitzonderlijke situaties (reële maxima) voldoende opgevangen worden. Om dit bedrag expliciet binnen de begroting vast te leggen, dient € 0,2 miljoen vanuit de algemene reserve naar de saldireserve te worden overgeheveld. Een uitzondering hierop is het reële maximum voor de Europese programma’s. Hiervoor is een bedrag van € 20 miljoen genomen over de periode 1997 – 1999 en een P.M.-gedeelte. Het PMgedeelte heeft betrekking op de huidige periode waarbij de afrekening deels buiten de gehanteerde tijdsperiode van de risicoscan plaatsvindt en daarmee nog niet volledig meetelt. Hiervoor is nog geen reëel maximum te bepalen. Het is de vraag of genoemde maxima daadwerkelijk optreden. Gelet op de ervaring met Europese programma’s, waarbij sprake is van complexe regelgeving, in combinatie met de vele aanwezige beheersmaatregelen en controles en de gedeelde verantwoordelijkheid met andere partijen, is hiervoor daarom een bedrag van € 5 miljoen in de weerstandscapaciteit opgenomen.
114
Programmabegroting
Geïdentificeerde risico’s
In de inleiding is aangegeven dat het weerstandsvermogen betrekking heeft op niet-reguliere onverwachte substantiële financiële risico’s. Per definitie is het moeilijk deze risico’s te kwantificeren. Toch is dit nodig om tot bepaling van het benodigde weerstandsvermogen te komen. Uiteindelijk leidt dit tot bedragen zoals onderstaand toegelicht. Het feit dat een risico in een bedrag is uitgedrukt wil uiteraard niet zeggen dat het risico zich daadwerkelijk zal voordoen. Juist vanwege het feit dat het risico bekend is wordt in de uitwerking zorgvuldig gehandeld. Uit de risico-inventarisatie en analyse zijn overigens weinig tot geen nieuwe risico’s naar voren gekomen. Het gros van de risico’s die zijn gekwantificeerd, maakte al deel uit van de risicoparagraaf in voorgaande begrotingen/jaarrekeningen. 1) Infrastructurele projecten Financiële tegenvallers van projecten kunnen vrijwel altijd opgevangen worden binnen het projectbudget of door verschuivingen binnen de meerjarenbegroting. Dit schuifmechanisme heeft geen oneindige rek en daarom is ervoor gekozen om toch een bedrag aan weerstandscapaciteit op te nemen voor denkbare schades die een significante impact op de meerjarenbegroting kunnen hebben. 2) Milieu/vergunningverlening en handhaving Her en der worden in het land milieuvergunningen geheel of gedeeltelijk vernietigd. Een geheel of gedeeltelijk vernietigde vergunning levert per definitie een onrechtmatige daad op die tot schadevergoeding aan een gedupeerde partij kan leiden. Gezien de aard van deze claims biedt de afgesloten verzekering dekking. Het opgetelde eigen risico zou – uitgaande van de situatie dat de provincie alle procedures verliest – hoogstens ongeveer € 30.000 bedragen. 3) Ruimte voor ruimte Deze activiteit betreft de 1 e tranche van het ‘Ruimte voor Ruimte’-project ter uitvoering van de regeling beëindiging veehouderijtakken. Op basis van de gevormde voorziening en de nog te verwachten ontvangsten is het niet waarschijnlijk dat er sprake is van een significant risico. Hiermee wordt dan ook geen rekening gehouden bij de bepaling van de benodigde weerstandscapaciteit. 4) Concessies openbaar vervoer Uit landelijk onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat er regelmatig fouten worden gemaakt bij aanbestedingen door de centrale overheid. Deze landelijke waarschijnlijkheid dat een dergelijke fout significant is, is voor de provincie Overijssel vertaald naar een kans van ongeveer 10 procent. Dit betekent dat te verwachten is dat bij één van de acht concessies een dergelijke fout wordt gemaakt. In deze situatie is het wel heel waarschijnlijk dat de gedupeerde juridische stappen onderneemt (90 procent). 5) Europese programma’s De Europese programma’s zijn hiervoor reeds toegelicht. 6) Krediet- en garantstellingen De provincie kent per 31 december 2003 17 garantstellingen. Van het overgrote deel (16) van deze garantstellingen zijn de risico’s klein door de achterliggende garantstelling van de rijksoverheid. Alleen de garantiestelling aan de Overijsselse Bibliotheekdiensten komt in aanmerking voor de vorming van weerstandscapaciteit. Gegeven het risicoprofiel van deze instelling is een kansschatting van 10 procent van de garantstelling ad € 1,8 miljoen meegenomen in de weerstandscapaciteit. 7) PPS Zuiderzeehaven De aangegane verplichtingen (waaronder storting van eigen vermogen in een CV ad € 240.000 en achtergestelde lening ad € 666.000) zijn in het verleden ten laste van het resultaat gekomen. Daarnaast zijn er naar inschatting van de provincie geen verdere verplichtingen in relatie tot de PPS te onderscheiden en zijn er mogelijkerwijs zelfs opbrengsten te verwachten. Dit maakt de PPS tot een neutraal tot positief risico dat voorzichtigheidshalve niet wordt meegenomen in het bepalen van de benodigde weerstandscapaciteit. Beschikbare weerstandscapaciteit
We onderscheiden incidentele en structurele weerstandscapaciteit. Met het eerste wordt bedoeld het vermogen om calamiteiten en andere eenmalige tegenvallers op te kunnen vangen zonder dat dit invloed heeft op de voortzetting van de reguliere taken. Met de structurele weerstandscapaciteit worden de middelen bedoeld die permanent ingezet kunnen worden om tegenvallers in de lopende exploitatie op te vangen, zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van de bestaande taken. Daarnaast is een verdere onderverdeling mogelijk in de direct beschikbare en niet direct beschikbare capaciteit. Direct beschikbaar wil zeggen dat deze middelen gelijk kunnen worden ingezet om een dreigend tekort te dekken, zoals de post Onvoorzien in de begroting. Niet direct beschikbare capaciteit is bijvoorbeeld de stille reserve in een gebouw. Eerst zal dit gebouw verkocht moeten worden om over de stille reserve te kunnen beschikken.
Programmabegroting
115
Uit het externe onderzoek is gebleken dat de direct beschikbare weerstandscapaciteit per 31 december 2003 € 16,2 miljoen bedraagt. Deze € 16,2 miljoen bestaat voor € 0,2 miljoen uit structurele weerstandscapaciteit (de post Onvoorzien in de begroting) en uit € 16 miljoen incidentele weerstandscapaciteit (het eigen vermogen van de provincie). Het totale bedrag is ruimschoots voldoende ter dekking van de benodigde weerstandscapaciteit van € 12 miljoen en de (beperkte) niet gekwantificeerde risico’s genoemd in de volgende paragraaf. De niet direct beschikbare weerstandscapaciteit bedraagt structureel € 15 miljoen (de onbenutte belastingcapaciteit). Incidenteel is er sprake van een weerstandscapaciteit van € 85 miljoen en een aantal P.M.-posten. De € 85 miljoen incidentele weerstandscapaciteit betreft de materiële vaste activa (€ 26,8 miljoen), het eigen vermogen (€ 58 miljoen) en de voorzieningen (€ 0,3 miljoen). PM posten komen voor bij de materiële en financiële vaste activa, de vorderingen, het eigen vermogen, de voorzieningen en de kortlopende schulden. Dit zijn posten waarvan niet dan wel niet eenduidig is vast te stellen wat de beschikbare capaciteit is. In het bijzonder bij de post financiële vaste activa is een belangrijk bedrag aan niet direct beschikbare weerstandscapaciteit aanwezig. Het betreft hier de verstrekte leningen en het aandelenbezit. De opbrengstwaarde van de aandelen is niet bekend omdat deze aandelen niet direct verhandelbaar zijn. Bepaalde onderdelen van de niet direct beschikbare weerstandscapaciteit kunnen vrij gemakkelijk worden vrijgemaakt. Voor andere onderdelen geldt echter dat het vrijmaken een langdurig (politiek) traject betekent in verband met reeds genomen besluiten, ingestelde bestemmingsreserves en gewekte verwachtingen. Deze onderdelen zijn wel als indirecte weerstandscapaciteit aangemerkt, omdat ze bij een grote financiële tegenvaller als mogelijke opties voor dekking in aanmerking komen.
3.3.4 Niet gekwantificeerde risico’s Na het in kaart brengen van alle relevante risico’s heeft de externe adviseur van een aantal risico’s geconcludeerd dat zij qua omvang gering zijn dan wel voldoende afgedekt zijn. Deze risico’s zijn niet meegenomen bij de bepaling van het weerstandsvermogen, onderstaand volgt hiervan een korte weergave. •
Regionaal Bedrijventerrein Twente Voor de aanleg van dit bedrijventerrein zullen gronden worden aangekocht. Mocht onverhoopt het bedrijventerrein niet op de gekozen locatie kunnen worden aangelegd, dan worden de gronden weer verkocht. De kans op substantiële boekverliezen wordt gering geacht.
•
ICT-investeringen Met de ICT-investeringen zijn aanzienlijke bedragen gemoeid over de periode 2004 – 2007. De provincie heeft hierin voldoende beleidsvrijheid om mogelijke tegenvallers op te vangen door middel van bijvoorbeeld het schrappen van bepaalde investeringen of het aanpassen van het ambitieniveau. De risico’s zijn hierdoor gering.
•
Project ‘Renovatie provinciehuis’ Voor de renovatie van het provinciehuis geldt een vergelijkbare redenering. Mochten zich onverwachte financiële tegenvallers voordoen, dan bestaat de mogelijkheid om het ambitieniveau van de renovatie bij te stellen.
•
Jeugdzorg De invoering in 2004 van de Wet op de Jeugdzorg betekent dat er een wettelijk recht op jeugdzorg ontstaat. Hierdoor ontsta at een financieel risico. Op basis van de afspraken met het Rijk is de verwachting dat eventuele kostenoverschrijdingen binnen de reguliere begroting kunnen worden opgevangen.
•
Nazorg stortplaatsen De risico’s voor het voor de nazorg benodigde doelvermogen betreffen hoofdzakelijk het afvalaanbod, herziening van de normheffing en het rendement op het Fonds nazorg gesloten stortplaatsen. Deze aspecten zijn momenteel voldoende afgedekt evenals andere mogelijke risico’s die de komende jaren spelen.
116
Programmabegroting
•
BTW Compensatiefonds Voor het BTW Compensatiefonds (BCF) is een egalisatiereserve ingesteld. Voor de Perspectiefnota 2005 zijn alle reserves, waar onder de egalisatiereserve BCF, geactualiseerd. Op basis hiervan wordt de reserve toereikend geacht.
•
Treasury Binnen de provincie zijn maatregelen getroffen, voortvloeiend uit het treasurystatuut en de Verordening Financieel Beheer die de risico’s tot een minimum beperken.
•
Wachtgeldclaim Er loopt een procedure waarin een organisatie voor enkele medewerkers mogelijk een wachtgeldclaim bij ons zal neerleggen. Op dit moment is niet duidelijk of deze claim zal worden gehonoreerd.
•
Fusie GOM, OOM Bij de fusie tussen OOM en GOM heeft de provincie samen met de Universiteit Twente en Saxion Hogeschool kapitaal ingebracht. Afhankelijk van de resultaten van het participatiebedrijf (Oost NV) loopt de provincie het risico om aanvullend financiële middelen beschikbaar te moete n stellen. Omdat de intrinsieke waarde van de aandelen Oost NV per 31 december 2003 ongeveer gelijk is aan het aankoopbedrag, betekent dit op dit moment geen significant financieel risico voor de provincie.
•
Verbonden partijen/bedrijfsvoering De provincie loopt geen risico als het gaat om verbonden partijen. In de paragraaf verbonden partijen is een overzicht gegeven van deze partijen en het beleid van de provincie hierin. Hetzelfde geldt voor de risico’s en het beleid inzake de bedrijfsvoering.
3.4
Onderhoud kapitaalgoederen
3.4.1 Inleiding Het onderhoud aan de kapitaalgoederen in deze paragraaf betreft het onderhoud aan gebouwen, wegen en waterwegen. Per categorie geven we het beleidskader weer en de financiële consequenties hiervan voor de begroting. Specifiek geven we nog aandacht aan het gewenste onderhoudsniveau en eventueel achterstallig onderhoud.
Programmabegroting
117
3.4.2 Onderhoud gebouwen Beleid
Het provinciale vastgoed in de vorm van gebouwen omvat hoofdzakelijk kantoorruimten. Daarnaast gaat het om bijvoorbeeld loodsen en andere opslagruimten maar ook om specifieke objecten zoals kasteel ‘Het Nijenhuis’en de kunstbunker in Paaslo. Het vastgoed van de provincie betreft zowel vastgoed in provinciaal eigendom als gehuurd vastgoed. Indicatie gebouwen en opstallen Totaal aantal objecten (variërend van provinciehuis tot dagverblijf brugwachter)
105
Bruto vloeroppervlak (BVO) in eigendom Bijbehorende terreinen Herbouwwaarde Gehuurd BVO
59.000 m² circa 62 hectare € 75 miljoen 1.000 m²
Totale jaarhuur
€ 130.000
Het beleid voor het onderhoud van de provinciale gebouwen is vastgelegd in de ‘nota Vastgoedbeheer provinciale opstallen’ die in januari 2001 is vastgesteld en eind 2004 wordt geëvalueerd. Onder vastgoedbeheer wordt verstaan de strategische beleidsvorming, informatiebeheer, algemene exploitatie en administratie, efficiënt en effectief gebruik en inzet van deze kapitaalgoederen, naleving wettelijke voorschriften, bouwkundig en installatietechnisch onderhoud, onderhoud van bijbehorende terreinen en het projectmatig adviseren en uitvoeren van mutaties in gebouwen of gebouwenportefeuille. Het onderhoudsniveau van provinciale gebouwen is als redelijk geclassificeerd op basis van GOBIS (landelijk gebruikt beheersysteem voor onderhoud van gebouwen). Dit komt overeen met het onderhoudsniveau in vergelijkbare organisaties. Van achterstallig onderhoud is geen sprake. Financiën
Binnen de begroting is een jaarlijkse onderhoudspost opgenomen voor de huisvesting. Voor het reguliere onderhoud van gebouwen is jaarlijks € 875.000 beschikbaar. Voor de renovatie heeft de provincie vanaf 1995 middelen gereserveerd. Het verloop van de Reserve renovatie provinciehuis voor de komende jaren is als volgt: Reserve renovatie Provinciehuis
Rekening 2003
Begroting 2004
Begroting 2005
Stand per 1 januari
7.900
11.186
13.995
15.118
15.496
14.876
Mutatie BCF
1.261
1.123
378
-620
-595
15.118
15.496
14.876
14.281
Toevoeging rente Overige toevoeging
216 4.331
280 2.529
Resultaat Stand per 31 december
11.186
Meerjarenraming 2006 2007 2008
13.995
De kosten die gepaard gaan met de renovatie van het Provinciehuis zullen worden geactiveerd. Na ingebruikname (vanaf 2005) wordt een deel van de afschrijvingen en de toegevoegde rente , via het resultaat ten laste van de reserve renovatie Provinciehuis gebracht. Het restant deel van de afschrijving is in de begroting gedekt. In de loop van 2004 is tevens een uitgebreide verbouw van het Nijenhuis voor een bedrag van € 1.394.800 afgerond waarvoor de middelen beschikbaar zijn gesteld uit de IJsselmijgelden.
118
Programmabegroting
3.4.3 Onderhoud wegen Beleid
De provincie is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de provinciale wegen. Het gaat om 632 kilometer hoofdrijbaan, 167 kilometer parallelwegen en 526 kilometer fietspaden (31 december 2003). Het beleid met betrekking tot onderhoud van de provinciale wegen is vastgelegd in het beleidsplan voor beheer en onderhoud van provinciale wegen in Overijssel, dat in 2000 is vastgesteld voor de periode 2001- 2004. In het najaar 2004 wordt het beleidsplan geëvalueerd. De wijze waarop het beheer van de provinciale wegen in Overijssel wordt uitgevoerd kan nader worden gekwalificeerd als voldoend aan de te stellen eisen aan beheer van infrastructuur volgens de landelijk aanvaarde richtlijnen (ontwikkeld door Nederlands Economisch Instituut (NEI), in opdracht voor het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de grond-, water- en Wegenbouw en verkeerstechniek (CROW). Het kwaliteitsniveau van beheer en onderhoud wegen wil de provincie door middel van normen aanscherpen. Op dit moment bezig zijn wij bezig met het vaststellen van de normen die we willen hanteren. Het resultaat daarvan is een bouwsteen voor het in het najaar 2004 te maken voorstel dat richting moet geven voor het te realiseren kwaliteitsniveau beheer en onderhoud wegen. Als de normen zijn vastgesteld kan ook bepaald worden of er sprake is van achterstallig onderhoud. Het beleidsplan onderkent twee belangrijke ontwikkelingen. De eerste ontwikkeling is dat het steeds moeilijker wordt om met de huidige beschikbare middelen de kwaliteit van de wegen op een aanvaardbaar niveau te houden. De tweede ontwikkeling betreft de –toenemende- verwevenheid tussen enerzijds het beleidsveld van het wegenonderhoud en anderzijds een aantal andere beleidsvelden. Bij deze andere beleidsvelden denken we vooral aan verkeersveiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid. Deze verwevenheid vraagt om een benadering van het wegbeheer waarbij de inzet niet uitsluitend is gericht op het zo goed mogelijk instandhouden van de bestaande infrastructuur maar ook op de realisatie van andere beleidsdoelstellingen. Financiën
In de begroting 2005 en de meerjarenraming 2006 – 2008 wordt aan programmakosten voor het onderhoud van de wegen € 9,4 miljoen begroot, voor de personeelskosten € 4,1 miljoen. Deze bedragen zijn vergelijkbaar met de rekening 2003 en de begroting 2004.
3.4.4 Onderhoud waterwegen Beleid
Het waterwegbeheer is nu nog vooral gericht op het instandhouden van de aanwezige infrastructuur. Concreet betekent dit de verantwoordelijk voor onderhoud en beheer van 154 kilometer waterweg (waarvan 130 kilometer vaarweg). De provincie is verantwoordelijk voor het waterwegbeheer in zijn totaliteit. Om dat goed te kunnen uitvoeren is op een aantal deelterreinen en voor enkele waterwegen afzonderlijk het beheer beschreven in een apart document. Het gaat daarbij om: Het baggerplan; Het beschoeiingplan voor Noordwest-Overijssel; Brug- en sluisbediening; Onderhoudsplan kanaal Almelo-Nordhorn; Verbeteringsstrategie vaarweg Almelo-Coevorden. Daarnaast werken wij aan een integraal beleidsplan voor het beheer en onderhoud van provinciale waterwegen. Waterbeheer staat sterk in de belangstelling, dat geldt zeker ook voor het beheer van de waterwegen. Daarbij gaat het al lang niet meer uitsluitend om de vraag of de huidige waterwegen in voldoende mate de functie vervullen waarvoor ze oorspronkelijk zijn aangelegd, te weten de beroepsvaart en de waterbeheersing (het zogenaamde bakbeheer).
Programmabegroting
119
Het recreatieve gebruik van de waterwegen is sterk toegenomen. Het water is daarnaast in trek als permanente of tijdelijke plaats om te wonen. Dat alles is van grote invloed op het beheer van de waterwegen. Bediening van sluizen en bruggen, automatische brugbediening, aanleggen en beheren van afmeervoorzieningen, een waterskibaan, de staande mastroute, veilige zwemgelegenheden, reglementering, bebording en handhaving behoren inmiddels tot de dagelijkse beheerpraktijk. Over het gewenste niveau van onderhoud is nog geen bestuurlijke uitspraak gedaan. In het beleidsplan dat naar verwachting in 2005 gereed is, zal een uitspraak gedaan worden over het gewenste niveau. Van achterstallig onderhoud is op dit moment geen sprake. Financi ën
In de begroting 2005 en de meerjarenraming 2006 – 2008 wordt aan programmakosten voor het onderhoud van de waterwegen € 0,7 miljoen begroot, voor de personeelskosten € 2,4 miljoen. Deze bedragen zijn vergelijkbaar met de rekening 2003 en de begroting 2004.
3.4.5
Onderhoud kunstwerken
Beleid
De provincie heeft 11 sluizen, 29 beweegbare bruggen en 245 vaste kunstwerken (bruggen, viaducten, duikers etc.) in beheer. De leeftijd van deze kunstwerken varieert van 1 tot ruim 200 jaar; de gemiddelde leeftijd ligt op dit moment op 37 jaar en is stijgende. De onderhoudsbehoefte stijgt met de leeftijd maar het streven is door kritisch het onderhoud te controleren en door nog efficiënter te werken, dit binnen de bestaande begroting te realiseren. Het gewenste niveau van onderhoud is beschreven in de beleidsnota ‘Rationeel Kunstwerkenbeheer 2000’. Het kwaliteitsniveau van het onderhoud is er op gericht dat er niet meer onderhoud gedaan wordt dan strikt noodzakelijk is om de functionaliteit, bedrijfszekerheid en veiligheid van de kunstwerken te waarborgen tegen zo laag mogelijke kosten. Van achterstallig onderhoud is op dit moment geen sprake. Financiën
In de Begroting 2005 en de meerjarenraming 2006 – 2008 wordt aan programmakosten voor het onderhoud van de kunstwerken € 1,5 miljoen begroot, voor de personeelskosten € 0,5 miljoen. Deze bedragen zijn vergelijkbaar met de rekening 2003 en de begroting 2004.
3.5
Financiering
3.5.1 Inleiding De financieringsparagraaf is een belangrijk instrument voor het transparant maken, en daarmee voor het sturen, beheersen en controleren van de financieringsfunctie. Aandacht wordt besteed aan het beleid, het risicobeheer en de verwachte financiële positie van de provincie.
120
Programmabegroting
3.5.2 Beleid Uitzetten of aantrekken van middelen gebeurt uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak van de provincie Overijssel. De wettelijke grondslag voor de te verstrekken informatie over de financiering wordt gevormd door de Financiering decentrale overheden (wet Fido). Daarnaast zijn door Provinciale Staten in maart 2003 vastgesteld: • Verordening Financieel Beheer provincie Overijssel; • Treasury statuut provincie Overijssel 2003 Deze verordeningen vormen ondersteunende instrumenten in het kader van de kaderstellende en controlerende rol. De Verordening Financieel Beheer provincie Overijssel gaat in op de verantwoordelijkheden voor het financiële beheer, het systeem van planning en control, verantwoordelijkheden en taken van de provinciecontroller en verantwoordelijkheden en taken van budgethouders en budgetbeheerders. Het Treasury statuut geeft het kader weer waarin de financierings- en beleggingsactiviteiten van de provincie Overijssel plaatsvinden. Dit ter beperking en beheersing van de risico’s die hiermee gepaard kunnen gaan. Transparantie en effectieve en efficiënte inzet van middelen zijn de voornaamste voorwaarden voor het beperken en beheersen van deze risico’s. Het beleidsvoornemen voor 2005 is gebaseerd op bovenstaande voorschriften. Deze bestaat uit het drie keer per jaar opstellen van een treasuryactieplan. Hierin wordt de te voeren strategie voor overtollige liquide middelen bepaald. Afhankelijk van ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt zullen de strategieën al dan niet aangepast worden. Het uitgangspunt blijft om op een verantwoorde manier de liquide middelen uit te zetten.
3.5.3 Risicobeheer
Het Treasury statuut geeft de risico’s aan die intern beheerst moeten worden: rente-, koers-, krediet- en liquiditeitsrisico’s. Voor elk risico geven we aan hoe de provincie hier mee omgaat. Renterisico’s
De Wet Fido geeft de lagere overheden wettelijke kaders voor het beheersen van renterisico’s. Het gaat hierbij om de kasgeldlimiet (voor korte termijn financieringen) en de renterisiconorm (voor lange termijn financieringen). De provincie zal volgens de ramingen van de begroting 2005 ruimschoots voldoen aan de gestelde eisen. Kasgeldlimiet De Wet Fido geeft aan dat de netto-vlottende schuld niet hoger mag zijn dan de kasgeldlimiet. De netto-vlottende schuld is het saldo van de schulden korter dan 1 jaar en het aanwezige kasgeld op de rekening courant en deposito’s. Voor 2005 betekent dit voor de provincie Overijssel een maximaal toegestane kasgeldlimiet van € 180 miljoen. Deze wordt niet gebruikt, omdat de provincie geen schulden korter dan één jaar heeft. Renterisiconorm Het renterisico op vaste schuld mag de wettelijke renterisiconorm niet overschrijden. Deze norm bedraagt € 3 miljoen(20 procent van de vaste schuld per 1 januari 2004). Aangezien de provincie geen nieuwe geldleningen is aangegaan en er geen wijzigingen in de rentepercentages hebben plaatsgevonden, voldoet zij ruimschoots aan de renterisiconorm. Koersrisico’s
De koersrisico’s (de garantie dat de waarde van de hoofdsom in takt blijft) worden beperkt door te beleggen in vastrentende waarden. Dit betekent dat de provincie belegt in deposito’s en rekening courant tegoeden. Voor eventuele andere uitzettingen geldt dat er alleen uitgezet zal worden bij (financiële) instellingen met minimaal een A-rating.
Programmabegroting
121
Kredietrisico’s
In het kader van het kredietrisico (de garantie dat de hoofdsom wordt terugbetaald) wordt alleen belegd in vastrentende waarden van financiële ondernemingen en/ of Europese overheden met minimaal een A-rating. Deposito’s worden niet meer uitgezet bij financiële inste llingen zonder rating met kredietwaardigheid vergelijkbaar met een financiële instelling met A-rating. Voor iedere instelling wordt bovendien een maximum gesteld aan de uitzettingen. Liquiditeitsrisico’s
Het liquiditeitsrisico (het kunnen voldoen aan de operationele betalingsverplichtingen) kan worden geminimaliseerd door de liquide middelen zoveel mogelijk af te stemmen op de inkomsten en de uitgaven, waarvoor een liquiditeitsplanning noodzakelijk is. De gelden zijn zodanig belegd dat minimaal één keer per twee maanden een belegging vrijvalt ter dekking van onvoorziene gebeurtenissen. Hierdoor zijn er op korte termijn altijd voldoende middelen beschikbaar. Daarnaast streven wij naar een positief rekening courant saldo (geen rood staan, vanwege de relatief hoge kosten). Relatiebeheer
Onlangs is de huisbankier van de provincie gewijzigd in de Rabobank. Op ambtelijk niveau worden de contacten met diverse financiële instellingen onderhouden.
3.5.4 Financiële positie Inleiding
De verwachte financiële positie in 2005 wordt weergegeven door de stand van de geldleningen (opgenomen en verstrekt) en de liquiditeitsprognose. De verwachte ontwikkelingen van de marktrente voor kort- en langlopend kapitaal en de financieringsbehoefte volgend uit de liquiditeitsprognose bepalen de mate waarin langlopende geldleningen worden aangetrokken dan wel versneld worden afgelost. Opgenomen geldleningen
In 2004 heeft de provincie nog één langlopende lening staan van € 18,151 miljoen tegen een rentepercentage van 5,92 procent. Deze lening zal in 2006 geheel afgelost worden. Eerdere aflossing is door boeterente niet aantrekkelijk. Gezien de goede liquiditeitspositie is het voorlopig niet nodig om extra leningen aan te trekken. In 2006 zal opnieuw worden beoordeeld of het zinvol is de dan aflopende lening langlopend te herfinancieren. Verstrekte geldleningen
De provincie heeft ongeveer € 39 miljoen uitgeleend. Het overgrote deel heeft betrekking op de achtergestelde lening aan Essent NV. Hiertegenover staat een wettelijke reserve, waardoor geen risico wordt gelopen. Het overige deel is verstrekt aan medewerkers (PC-privé) en diverse Kruiswerkorganisaties. Het gaat hier om relatief geringe bedragen. Liquiditeitsprognose
De liquiditeitsprognose geeft inzicht in de ontwikkeling van de liquiditeitspositie en daarbij eventueel behorende financieringsbehoefte, rekening houdend met geplande investeringen. De ontwikkeling van de financieringspositie is bepalend voor de looptijd en het volume van eventueel aan te trekken leningen. Beginpunt van de huidige liquiditeitsprognose is het saldo van de liquide middelen per 31 juli 2004. Op basis van de meerjarenramingen 2005-2008 is een meerjarige liquiditeitsprognose opgesteld. Op het saldo per 31 juli 2004 worden de verwachte baten en lasten (verminderd met de kapitaallasten), de mutaties in de reserves en voorzieningen en de beschikbaar gestelde investeringsbudgetten verwerkt.
122
Programmabegroting
Grafisch ziet de prognose er als volgt uit:
x € 1 miljoen
Verwacht kassaldo ultimo jaar (x € 1 miljoen) 200 150 100 50 0 2004
2005
2006
2007
2008
Jaar
Uit de grafiek blijkt dat het aanwezige kassaldo in de komende jaren zal dalen als gevolg van de investeringen in de N348 en de renovatie van het provinciehuis Te realiseren rentebaten
Op basis van bovenstaande liquiditeitsprognose verwachten wij in 2005 rentebaten van ongeveer € 2 miljoen. Deze is gebaseerd op het verwachte begin- en eindsaldo met een gemiddeld rendement van 2,5 procent.
3.6
Bedrijfsvoering
3.6.1 Inleiding Bedrijfsvoering heeft betrekking op de volgende beleidsterreinen: Personeel, Investors in People, Informatie, Huisvesting, Milieu, Kwaliteit en Planning & Controlcyclus. Hieronder gaan we op deze onderwerpen in, waarbij tevens de relatie wordt gelegd tussen deze onderdelen en de programma’s voor het externe beleid. Voor andere belangrijke onderdelen van de bedrijfsvoering zijn specifieke paragrafen voorgeschreven. Zo komt het treasurybeleid aan de orde in de paragraaf over financiering en vormen de risico’s een voornaam bestanddeel van de paragraaf Weerstandsvermogen.
3.6.2 Beleid Bedrijfsvoering in relatie tot de programma’s
Een goede bedrijfsvoering vormt het fundament voor de uitvoering van het externe beleid. Zonder dit fundament is het niet mogelijk om effectief en efficiënt de doelstellingen van de programma’s te realiseren. Onder de noemer De Andere Provincie is een aantal projecten gestart gericht op het verbeteren van het functioneren van de provincie Overijssel. We willen selectiever handelen, anders sturen en beter presteren. Dat komt ook tot uitdrukking bij de verschillende onderdelen van de bedrijfsvoering. Uiteraard vormt de uitvoering van de besluiten in 2004 van de takendiscussie hiervan een belangrijk onderdeel.
Programmabegroting
123
Personeelsbeleid
De provincie Overijssel staat bekend als een goede werkgever. Medewerkers zijn tevreden over de werkomstandigheden en bij een vergelijking met soortgelijke organisaties komt Overijssel goed uit de bus. Ook in 2005 willen wij dit positieve beeld vasthouden, in het besef dat hoge eisen aan de organisatie en de medewerkers worden gesteld: de provincie zal slagvaardiger en meer uitvoeringsgericht moeten worden, de samenwerking met partners sterker en het optreden naar Den Haag en Brussel effectiever: De andere provincie! Dat vraagt een personeelsbeleid waarin de verdere ontwikkeling van competente medewerkers centraal staat. Investors in People
De provincie Overijssel is vanaf eind 2003 de eerste provincie met een Investors in People keurmerk. Dit betekent een erkenning voor strategisch personeelsbeleid waarbij het accent ligt op de ontwikkeling van medewerkers in relatie tot de doelstelling van de organisatie. Gezien het ontwikkelingskarakter van Investors in People moeten we ook in 2005 acties ondernemen op het terrein van onder andere managementontwikkeling en competentiemanagement om het behaalde kwaliteitsniveau te handhaven en verder te verbeteren. Deze acties versterken de ontwikkeling naar een andere provincie. Informatiebeleid/ De elektronische overheid in wording
Ook ICT – en informatiebeleid staat in dienst van het externe beleid. In het programma Bestuur is vermeld hoe we door de inzet van ICT belanghebbenden beter willen informeren en de provinciale dienstverlening in de sfeer van subsidie- en vergunningverlening verbeteren. Voor de verbetering van de interne informatiehuishouding worden in deze bestuursperiode de volgende actielijnen gevolgd: 1) ‘Informatiehuis digitaal op orde’ De renovatie van de oudbouw is tevens een uniek moment voor het herinrichten van de ICT en de gegevensinfrastructuur. Per 2006 wordt een nieuwe werkplekautomatisering ingevoerd die het werken binnen het nieuwe werkplekconcept ondersteunt. Ter voorbereiding hierop wordt in 2005 de serverruimte opnieuw ingericht, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheden van een open breedbandinfrastructuur en verscherpte beveiligingseisen. Tevens wordt in 2005 een nieuw systeem voor de documentaire informatievoorziening aangeschaft dat elektronische dossiervorming ondersteunt en mogelijkheden gaat bieden voor dienstverlening via internet vanaf 2006. 2) ‘Stroomlijning van processen’ Voor een verdere ontwikkeling van de e-dienstverlening, vooral in de sfeer van subsidies en van vergunningverlening is aanpassing van werkprocessen en standaardisatie van gegevensstromen nodig. Dit vergt een nauwe afstemming tussen informatiegebieden: a) Reguliere kantoorautomatisering (incl. intra-, internet) b) Financieel/personeel c) Documentair/juridisch (wordt als eerste gerealiseerd in 2005, zie 1) d) Geografisch De interne processen zullen hierop en op de gewenste niveaus van dienstverlening worden aangepast. Ten behoeve van de overheidsbrede doelstelling van 45 procent (eind 2005) respectievelijk 65 procent (eind 2007) dienstverlening via internet sluiten wij aan bij de initiatieven die vanuit het IPO op dit onderwerp reeds plaatsvinden in het lopende Programma e-Provincies 2004 – 2007. Dit geschiedt in nauwe samenwerking met het Ministerie van BZK, de uitvoeringsorganisatie ICTU en de koepelorganisaties voor gemeenten en waterschappen. 3) ‘Beleidsinformatie’ Bij de voorbereiding op en ontwikkeling van en verantwoording over beleid wordt gebruikt gemaakt van in- en externe gegevens en informatie. De voorliggende Programmabegroting met een groot aantal nieuwe prestatie- en effectindicatoren vormt een bewijs voor het belang van deze vorm van informatievoorziening. Een deel van deze gegevens en informatie wordt gegenereerd door interne informatiesystemen; ook deze zullen moeten worden ingericht voor de rol die zij bij de beleidsvoorbereiding en –verantwoording vervullen. Nog in 2004 zal hiervoor een plan worden opgesteld, waarvan de implementatie in 2005 zal plaatsvinden. Verder is het IPO in 2004 en 2005 opdrachtgever voor een interprovinciale effectiviteitmonitor ten behoeve van een goede beleidseffectrapportage. De uitkomsten kunnen van invloed zijn op de wijze waarop wij onze informatievoorziening organiseren.
124
Programmabegroting
Huisvestingsbeleid
Naar aanleiding van het besluit (2002) van Provinciale Staten tot renovatie van het Provinciehuis is in 2004 uitwerking gegeven aan de voorbereiding van de feitelijke renovatie. Na de renovatie van het Provinciehuis zal de huisvesting en het voorzieningenniveau geschikt zijn om op lange termijn aan te sluiten bij de ontwikkelingen in de eigen organisatie en de vraag van de maatschappij. Een vernieuwend werkplekconcept met ondersteuning van ICT, efficiënt inrichten van de ruimte – op diverse plaatsen multifunctioneel – door het delen van voorzieningen met het duurzaam energiezuinig concept, dat zijn de begrippen die in het huisvestingsbeleid van het Provinciehuis terugkeren. In 2005 wordt de eerste fase van de renovatie uitgevoerd. Het kantoordeel wordt dan volledig aangepakt. Na de renovatie zal het kantoor te chnisch weer up to date zijn en is dan geschikt om de nieuwe werkwijze te faciliteren. Tevens zal het kantoor voldoen aan de huidige arbonormen zoals die zijn gesteld voor de omgeving en het meubilair. De medewerkers van de provincie zijn gedurende de renovatieperiode op twee locaties gehuisvest: in het bestuursgedeelte en de vleugel aan de achterzijde van het Provinciehuis en in een pand aan het Rechterland 1 te Zwolle dat voor dit doel is gehuurd. In het jaar 2006 wordt het bestuursgedeelte gerenoveerd. Milieubeleid
De provincie Overijssel beschikt sinds 1995 over een intern milieuzorgsysteem. Vanuit het landelijke programma ‘Met preventie naar duurzaam ondernemen’ beschikken alle overheidsinstellingen in 2004 over een managementsysteem voor interne milieuzorg op het niveau van ISO 14001, EMAS of gelijkwaardig. In 2002 heeft de provincie Overijssel een milieumanagementsysteem voor haar eigen organisatie voorbereid en contacten gelegd met andere lagere overheden. In 2003 hebben wij een plan van aanpak opgesteld. Dit plan wordt in 2004 uitgevoerd zodat de provincie Overijssel eind van dat jaar beschikt over een systeem voor interne milieuzorg (MMS). Met ingang van 2005 wordt dit systeem geïntegreerd in de BBI-cyclus. Kwaliteitsbeleid
De provincie Overijssel besteedt organisatiebreed aandacht aan kwaliteit. Hiervoor wordt het model van het Instituut voor Nederlandse Kwaliteit (INK) gebruikt. De organisatie-eenheden houden kwaliteitspositiebepalingen en naar aanleiding daarvan worden verbeteracties gehouden. Deze worden zoveel mogelijk specifiek en meetbaar geformuleerd, waardoor achteraf beoordeeld kan worden in hoeverre ze gerealiseerd zijn. In 2005 wordt het begrip kwaliteit nog directer gekoppeld aan de inhoudelijke doelen en resultaten die de provincie wil behalen. Gekeken zal worden hoe de kwaliteit van het resultaat verder verbeterd kan worden. Planning & controlcyclus
De kaderstelling, sturing en verantwoording/controle van het provinciale beleid vindt plaats binnen de Planning & Control-cyclus. Deze cyclus kent twee planningsdocumenten, de Perspectiefnota en de begroting. In de Najaarsnota en de jaarrekening wordt een voortgangsrapportage gegeven c.q. verantwoording afgelegd, waarmee zij de controldocumenten vormen. Voor deze bestuursperiode is in het Onderhandelingsakkoord de basis voor het inhoudelijke beleid vastgelegd.
Programmabegroting
125
De Perspectiefnota is het beginpunt van de jaarlijkse cyclus. Deze nota wordt in het voorjaar opgesteld en aan Provinciale Staten aangeboden. De Perspectiefnota heeft een strategisch karakter en heeft als focus de belangrijkste inhoudelijke thema’s voor het komende jaar. In de begroting worden de strategische keuzes uit de Perspectiefnota verder uitgewerkt. Daarnaast wordt aangegeven hoe de reguliere, continue taken van de provincie worden ingevuld. In de Najaarsnota wordt gerapporteerd over de uitvoering van de begroting van het lopende jaar. Het is een terugblik op eerste zes maanden van het begrotingsjaar. De nota is gericht op afwijkingen ten aanzien van beleid, financiën en bedrijfsvoering. Daarnaast wordt een prognose gegeven van de uitkomsten van de jaarrekening. De najaarsnota is het laatste bijstellingsmoment van de begroting en bevat normaliter geen voorstellen voor de inzet van nieuw beleid. De jaarrekening vormt het sluitstuk van de jaarlijkse Planning & Control-cyclus. Door middel van de jaarrekening legt het College van Gedeputeerde Staten verantwoording af over het gevoerde beleid. Doelmatigheid
Naar aanleiding van het dualisme is de Provinciewet gewijzigd. Op basis van artikel 217a van deze wet hebben Provinciale Staten op 10 december 2003 de Verordening Onderzoek doelmatigheid en doeltreffendheid vastgesteld. In de verordening wordt aangegeven wat onder doelmatigheid en doeltreffendheid wordt verstaan. Daarnaast besteedt de verordening aandacht aan de onderzoeksplicht van het college, het onderzoeksplan, de rapportage betreffende de voortgang van de onderzoeken en rapportage over de uitkomsten daarvan. In het kader van doeltreffendheidsonderzoek vormt de Programmabegroting een belangrijk uitgangspunt. Deze onderzoeken zullen zich voornamelijk richten op de realisering van de vastgestelde beleidseffecten, zoals beschreven in deze begroting. In vervolg op de vaststelling van deze verordening zal in de loop van 2004 een onderzoeksplan voor het jaar 2005 worden opgesteld. Hierbij wordt een relatie gelegd met bestaande onderzoeksactiviteiten binnen de organisatie (bijvoorbeeld AO/IC -jaarplannen, procesaudits, beleidseffectmetingen en externe oriëntatie). Rechtmatigheid
In de nieuwe Provinciewet maakt rechtmatigheid expliciet onderdeel uit van de wet- en regelgeving waaraan een provincie moet voldoen. De accountant moet zich vanaf 2004 in de accountantsverklaring bij de programmarekening expliciet uitspreken over de financiële rechtmatigheid. Behalve het getrouwe beeld van de jaarrekening, moet de accountant met een redelijke mate van zekerheid vaststellen of de baten en lasten en balansmutatie in de programmarekening tot stand zijn gekomen in overeenstemming zijn met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder de provinciale verordeningen. Voor het uitvoeren van rechtmatigheidcontroles is het noodzakelijk dat PS het normenkader formuleert, vaststelt en bekendmaakt. Voor het einde van het jaar 2004 zal hiertoe een voorstel ter besluitvorming aan PS worden voorgelegd. In 2003 is een legal audit uitgevoerd naar de toepassing van het EG-verbod op staatssteun. De uitkomsten hiervan hebben mede input gegeven aan het beleid van de provincie om in de komende jaren bestuurders en medewerkers te leren omgaan met deze complexe materie. Daarnaast is kennis van de materie een noodzakelijke voorwaarde; in persoonlijke werk- en ontwikkelingsplannen zullen voor de desbetreffende werknemers afspraken gemaakt worden over scholing met betrekking tot staatssteun. In het najaar van 2004 wordt in het kader van de rechtmatigheid een audit uitgevoerd naar de juiste toepassing van bevoegdheden en mandaatbesluiten.
126
Programmabegroting
3.7
Verbonden partijen
3.7.1 Inleiding Deze paragraaf geeft de visie weer op de verbonden partijen in relatie tot de doelstellingen die zijn opgenomen in de Programmabegroting. Verbindingen met derde partijen zijn een manier om een bepaalde publieke taak uit te voeren. De provincie Overijssel heeft financiële en bestuurlijke belangen in een aantal samenwerkingsverbanden en rechtspersonen. Zodra er sprake is van financiële én bestuurlijke betrokkenheid bij een organisatie is sprake van een verbonden partij. De verbonden partijen worden in de volgende tabel weergegeven (stand per 1 juli 2004): Overzicht verbonden partijen (bedragen x € miljoen) Bank Nederlandse Gemeenten
A) Financiële betrokkenheid percentage van het aandelenkapitaal
Oost NV
Essent Groep NV
Vitens NV
WMO Beheer NV
Zuiderzeehaven Beheer N.V.
11,66
18,7
8,28
25,0
16,66
. 0,16
percentage van het pref. aandelenkapitaal B) Bestuurlijke betrokkenheid
12,85
Stemrecht A.v.A.
Stemrecht A.v.A.
Stemrecht A.v.A.
Stemrecht A.v.A.
Stemrecht A.v.A.
Stemrecht A.v.A.
C) Financiële kengetallen Eigen vermogen per 01/01/2003
2.448
9,8
2.275
238
157
-
Eigen vermogen per 31/12/2003
2.565
34,4
2.555
245
161
-
Vreemd vermogen per 01/01/2003
70.806
0,8
6.699
948
0,1
-
Vreemd vermogen per 31/12/2003
81.065
9,6
5.969
947
0,1
-
Resultaat 2002
283
0,4
311
1
7
-
Resultaat 2003
304
0,3
388
17
8
-
De provincie neemt deel in een gemeenschappelijke regeling betreffende het Regionaal Bedrijventerrein Twente, waarbij zij niet direct financieel is betrokken.
Programmabegroting
127
3.7.2 Visie en beleid De provincie Overijssel streeft ernaar een financieel en bestuurlijk belang te houden in die organisaties die bijdragen aan de realisatie van de visie van de provincie. Deze visie houdt onder andere in dat de provincie een bijdrage wil leveren aan initiatieven op het gebied van economische structuurversterking. Dit kan betekenen dat de provincie initiatieven financieel of bestuurlijk ondersteunt, alleen of samen met marktpartijen, die een bijdrage leveren aan de structuurversterking. Het beleid van provincie Overijssel met betrekking tot verbonden personen is onder andere vastgelegd in het ‘Toetsingskader deelnemingen en overige qq-functies’ dat is vastgesteld door Provinciale Staten in 2002. Deze notitie gaat in op de voorwaarden die gelden voor personen die in hun hoedanigheid van provinciaal medewerker zitting hebben in besturen, adviescommissies enz. Deze functies worden aangeduid als qualitate qua –functies of qq-functies. In dit toetsingskader wordt een onderscheid gemaakt naar enerzijds functies in organisaties waarin financieel of bestuurlijk daadwerkelijk wordt deelgenomen door de provincie, en anderzijds functies in overige organisaties. Hoofdlijn van dit beleid is dat als het gaat om deelnemingen, er geen commissariaat of bestuurszetel wordt aanvaard. De mogelijke strijdigheid in belangen, de schijn van belangenverstrengeling en het omgaan met in de uitoefening van de functie verkregen vertrouwelijke informatie, vormen voor dit standpunt de voornaamste redenen. Slechts in uitzonderlijke situaties, beargumenteerd vanuit het bijzondere publieke belang, kan van deze lijn worden afgeweken. In dit kader is gedurende 2003 en 2004 een aantal commissariaten van gedeputeerden beëindigd. Naast de deelnemingen zijn er andere vormen van provinciale betrokkenheid, bijvoorbeeld daar waar het gaat om deelname in een bestuurlijke overleggroep of een ondersteunende commissie. Met betrekking tot de qq-functies zal hier per geval een afweging worden gemaakt. De aard en doelstelling van de betrokken instelling in combinatie met de noodzaak tot actieve beïnvloeding en betrokkenheid via bestuurlijke deelname spelen dan een rol. Wanneer op persoonlijke titel nevenfuncties door provincieambtenaren worden uitgeoefend, geldt als uitgangspunt dat dit tot de verantwoordelijkheid van de bestuurder of ambtenaar wordt gerekend. Wel geldt een meldingsplicht en wordt ontraden functies te vervullen bij rechtspersonen waarmee de provincie relaties heeft of onderhoudt.
3.7.3 Toelichting verbonden partijen NV Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) , Den Haag
De aandeelhouders van de BNG zijn de Staat der Nederlanden (voor 50 procent) en provincies, gemeente, waterschappen en andere openbare lichamen gezamenlijk eveneens 50 procent. Dit betekent dus dat de bank onderdeel is van de publieke sector en qua kredietwaardigheid de hoogst te behalen rating heeft. De provincie bezit 0,16 procent van het aandelenkapitaal, waarmee de invloed van de provincie gering is. Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland NV (OOST NV), Enschede
De deelname in OOST NV past binnen de doelstellingen van het programma Economie en innovatie: • Betere ontwikkeling van de provinciale werkgelegenheid dan het landelijk gemiddelde; • Ruimte bieden voor ondernemen. Via de algemene vergadering van aandeelhouders, die tenminste tweemaal per jaar wordt gehouden, wordt de zeggenschap van de provincie in de praktijk gebracht. De provincie heeft tevens een subsidierelatie met OOST NV, waarvoor het werkplan van OOST NV de basis vormt.
128
Programmabegroting
Essent Groep NV, Arnhem
Alle aandelen van de Essent Groep zijn in handen van provincies en grote gemeenten. De provincie Overijssel bezit 18,7 procent van de aandelen van Essent. In 2004 zijn er flink wat ontwikkelingen geweest rond de liberalisering en de privatisering van de energiemarkt. De volledige liberalisering is op 1 juli 2004 een feit geworden. In maart 2004 kwam er duidelijkheid over het kabinetsstandpunt over de privatisering. In de kern komt dat neer op een volledige afsplitsing van de netwerken van de productie- en leveringsbedrijven. Zodra deze afsplitsing uiterlijk per 1 januari 2007 is afgerond, kunnen de (overblijvende) productie- en leveringsbedrijven worden geprivatiseerd. De netwerkbedrijven blijven volgens de kabinetsplannen verplicht in publiekrechtelijke handen. Doelstelling van de splitsing is het in Nederlandse handen houden van de netwerken en door de onafhankelijkheid van de netwerken de concurrentie bij energielevering te bevorderen. Voor de provincie betekenen de nieuwe plannen dat zij uiterlijk per 1 januari 2007 een belang van 18,7 procent krijgt in een nieuw regionaal netwerkbedrijf. Zij blijft daarnaast aandeelhouder van het (afgeslankte) Essent dat zich bezig houdt met de levering van gas en stroom, de productie van elektriciteit en de activiteiten op het gebied van milieu en kabelcom. Vitens NV , Zwolle
Het belang van de provincie Overijssel in Vitens NV is historisch gegroeid. De preferente aandelen (12,85 procent) geven geen zeggenschap over de onderneming, maar geven preferentie ten aanzien van dividenduitkering. Via de algemene vergadering van aandeelhouders, minimaal tweemaal per jaar, wordt de zeggenschap in de praktijk gebracht. WMO Beheer NV , Zwolle
Via de algemene vergadering van aandeelhouders, die ten minste éénmaal per jaar wordt gehouden, wordt de zeggenschap van de provincie in de praktijk gebracht, in het bijzonder via de vaststelling van het jaarverslag en het dividendbeleid. Zuiderzeehaven Beheer B.V., Kampen
De provincie Overijssel heeft op 1 april 2004 een belang van 16,66 procent (€ 3.000) verworven in het aandelenkapitaal van Zuiderzeehaven Beheer B.V. Het doel van de vennootschap is onder meer ‘het optreden als beherend vennoot van een commanditaire vennootschap, die ten doel heeft het ontwikkelen van het industriehaventerrein ‘Zuiderzeehaven’ te Kampen tot een duurzaam bedrijventerrein met realisatie van hoogwaardige voorzieningen’. Dit doel van de vennootschap past binnen de doelstellingen van het programma Economie en innovatie: • Betere ontwikkeling van de provinciale werkgelegenheid dan het landelijk gemiddelde; • Ruimte bieden voor ondernemen. De vennootschap is voor 50 procent het bezit van publiekrechtelijke organen en voor 50 procent van private ondernemingen. De provincie brengt via de aandeelhoudersvergadering haar zeggenschap in de praktijk. De aangegane verplichtingen (waaronder storting van eigen vermogen in de CV ad € 240.000 en een achtergestelde lening ad € 666.000) zijn in het verleden ten laste van het resultaat gekomen. Daarnaast zijn er naar inschatting van de provincie geen verdere verplichtingen in relatie tot de PPS te onderscheiden en zijn er mogelijkerwijs zelfs opbrengsten te verwachten.
Programmabegroting
129
3.8
Grondbeleid
3.8.1 Inleiding Transparantie van grondbeleid is om twee redenen van belang. In de eerste plaats vanwege het financiële belang en de risico’s en in de tweede plaats vanwege de relatie met de doelstellingen zoals aangegeven in de programma’s. Het provinciale doel van het grondbeleid is het mogelijk maken van gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Het grondbeleid kent dan ook een logische band met andere taakvelden, zoals onder meer: • • • • • •
De ontwikkeling van natuur: Ecologische Hoofdstructuur; De uitvoering van het Reconstructieplan; De aanleg van de provinciale infrastructuur; De realisering van landschapsinrichtingprojecten; Het waterbeleid (via de waterschappen); Planning en ontwikkeling van projecten met bovenlokale betekenis, zoals regionale bedrijventerreinen.
3.8.2 Beleid Provinciale Staten hebben in november 2002 besloten: • Over te gaan tot integrale aansturing van provinciaal grondbeleid; • Gecoördineerd grond te verwerven voor natuur, verbetering landbouwstructuur, water, infrastructuur, economie en toerisme; • Een werkkapitaal in te stellen van € 7 miljoen (per november 2002 en nadien geïndexeerd) voor de uitvoering van anticiperend grondbeleid; • Dat elk voornemen tot aankoop voor goedkeuring aan Gedeputeerde Staten wordt voorgelegd; • Terughoudend om te gaan met mogelijkheden voor onteigening; • Initiatief te nemen tot oprichting van een provinciaal programmeringoverleg grondbeleid. In het Onderhandelingsakkoord 2003 - 2007 ‘Ruimte voor Actie’staat dat het fonds van € 7 miljoen de komende periode vooral benut wordt om ontwikkelingen in het landelijk gebied te stimuleren. De invulling die de provincie wenst te geven aan het provinciale grondbeleid hangt samen met de rolopvatting van de provincie voor het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid. In dit verband wordt verwezen naar het rapport ‘ Provincies en ruimtelijke ontwikkelingspolitiek’ van de commissie-Tielrooij (juli 2000). De voornaamste aanbeveling hieruit is dat spreiding van het ruimtelijk initiatief over de drie overheidslagen wenselijk is. Deze ontwikkelrol heeft, aldus de commissie, niet alleen betrekking op regie maar er moet ook een producerende rol aan worden toegevoegd.
3.8.3 Begroting 2005 Bij provinciaal grondbeleid gaat het enerzijds om taakgebonden grondaankopen (gefinancierd met reguliere programmagelden) en anderzijds om anticiperende aankopen. Dat laatste wordt budgettair ondersteund met een revolverend fonds. Uit dit fonds van € 7 miljoen wordt grond aangekocht die van belang is voor de ruimtelijke regiefunctie van de provincie. Uitgangspunt daarbij is, dat de grond binnen afzienbare tijd (circa twee jaar) wordt ingezet binnen één van de provinciale programma's. Op dat moment betaalt dat programma de grondprijs terug aan het fonds. Ook via verkoop van niet benodigde delen van de grond en het onroerend goed kan ervoor worden gezorgd dat het fonds de voorgefinancierde middelen terug ontvangt.
130
Programmabegroting
Door met een revolverend fonds te werken is er geen sprake van grondexploitaties, die een positief of negatief saldo genereren. Er is dus ook geen sprake van winstneming of van een reserve ter afdekking van de risico's op verliezen.
Programmabegroting
131
4
Financiële begroting
4.1
Inleiding
In dit onderdeel, de financiële begroting, wordt allereerst ingegaan op het budgettaire perspectief. Het budgettaire perspectief zoals geldend bij de Perspectiefnota 2005 wordt geactualiseerd. Onderdeel hiervan vormen de beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen. Vervolgens wordt, in aanvulling op de lasten en baten zoals deze bij de programma’s zijn aangegeven, ingegaan op de algemene dekkingsmiddelen van de provincie en worden een aantal financieel-technische uitgangspunten weergegeven. Dit mondt uit een totaaloverzicht van baten en lasten. Tenslotte wordt ingegaan op de financiële positie van de provincie: hoe staan we er financieel voor. Aandacht wordt besteed aan onderwerpen als personeelsgebonden kosten, investeringen, financiering en de meerjarenraming. De paragrafen 4.3 en volgende bevatten enkele binnen het BBV verplicht gestelde tabellen/overzichten.
4.2
Actualisatie budgettair perspectief
4.2.1 Budgettair perspectief Bij de opstelling van het budgettair perspectief is uitgegaan van de stand van de Perspectiefnota 2005, inclusief de effectuering van de uitkomsten van de Takendiscussie. In onderstaande tabel zijn de mutaties op dit saldo weergegeven, uiteenvallend in twee categorieën, te weten de autonome ontwikkelingen en de beleidsintensiveringen/aanvullende voorstellen.
132
Programmabegroting
Per saldo ontstaat hierdoor de komende jaren het volgende budgettair perspectief:
Budgettair perspectief
Saldo conform Perspectiefnota 2005 Aangenomen amendementen PS bij Perspectiefnota 2005 Aangenomen moties PS bij Perspectiefnota 2005 Verwerking besluitvorming Saldo Primitieve Begroting 2005 1
saldo 2005 0
854
9.425
11.200
-349
-349
-349
-249
p.m.
p.m.
p.m.
p.m.
348 -1
-2.100 -1.595
103 9.179
-771 10.180
Begrote onttrekking uit Alg.Dekkingsreserve Autonome ontwikkelingen - Vrijval restant buffer bezuinigingen Provinciefonds - Actualisering opbrengsten MRB - Overige autonome ontwikkelingen Budgettaire ruimte
Bedragen x 1.000 euro saldo saldo saldo 2006 2007 2008
1.595
3.500
3.500
3.500
3.500
2.032 -345 5.186
1.742 -308 4.934
1.044 -189 13.534
310 -96 13.894
Beleidsintensiveringen/aanvullende voorstellen
-3.535
-2.218
-2.064
-880
Restant ruimte (vrij besteedbaar)
1.651
2.716
11.470
13.014
1 vanaf 2007 inclusief €10,075 miljoen Takendiscussie (inclusief amendement Prijzen en Awards)
De bovenstaande mutaties worden in de volgende paragrafen toegelicht. Inclusief beleidsintensiveringen/aanvullende voorstellen (zie paragraaf 4.2.5) is sprake van een positief begrotingssaldo. Dit saldo loopt op van € 1,651 miljoen in 2005 tot € 13,014 miljoen in 2008. Bij de behandeling van de Takendiscussie is door Provinciale Staten een motie aangenomen die Gedeputeerde Staten oproepen: • Indien rijksbezuinigingen meevallen, de dan beschikbaar komende gelden aan te wenden binnen de programma’s Bereikbaarheid en Economie, in lijn met het Meerjarig Economisch Uitvoeringperspectief (MEUP) met als focus: stimulering werkgelegenheid. • Met concrete voorstellen te komen die gericht zijn op het stimuleren van werkgelegenheid; • Bij de programmabegroting 2005 en uiterlijk bij de Perspectiefnota 2006, de concrete voorstellen aan Provinciale Staten voor te leggen ter besluitvorming. Zoals blijkt uit de toelichting bij de autonome ontwikkelingen is op basis van de juni- en septembercirculaire de verwachting dat de rijksbezuinigingen gaan meevallen. Wij stellen voor dat wij bij de Perspectiefnota 2006 met voorstellen komen in lijn met bovenstaande motie. Dit biedt ons tijd voor een zorgvuldige en fundamentele afweging. Als College kiezen wij hierbij een brede insteek over alle programma’s. Wij zullen voorstellen formuleren van substantiële en majeure betekenis. Wij betrekken hierbij de toekomstige besluitvorming inzake (in ieder geval) het nieuwe PVVP, de Nota Sociale Actie, de Nota Wonen en het MEUP. Zoals ook in de Rijksbegroting is aangegeven heeft de provincie zich namens de regio garant gesteld voor een dak op de spoortunnel tot een maximum van € 13 miljoen. Wij stellen daarom voor het saldo 2005 ad. € 1,651 miljoen te storten in een bestemmingsreserve combivariant Nijverdal.
Programmabegroting
133
Algemene Dekkingsreserve
De incidentele ruimte in de algemene reserve bedraagt € 5,8 miljoen. In de Perspectiefnota 2005 was deze ruimte € 2,5 miljoen. De toename wordt vooral veroorzaakt door de, door PS vastgestelde, begrotingswijzigingen ná de Perspectiefnota 2005 en het meevallende begrotingssaldo in de jaarschijf 2005, waardoor minder aan de algemene reserve behoeft te worden onttrokken. De ruimte in de algemene reserve fluctueert van jaar tot jaar. In de afgelopen jaren is deze ingezet om begrotingen sluitend te maken en om tegenvallers gedurende het jaar op te vangen. Daarnaast ligt er een relatie met het Actiefonds. Bij de jaarrekening vormen toevoegingen/onttrekkingen aan de algemene reserve en het Actiefonds als het ware communicerende vaten: hoe meer aan de een wordt toegevoegd, hoe minder ruimte voor toevoeging aan de andere resteert. Tenslotte geeft enige vrije ruimte in de algemene reserve extra buffer aan het weerstandsvermogen. Op basis hiervan wordt geadviseerd de vrije ruimte in de reserve niet in te zetten, maar deze beschikbaar te houden. Begroting 2008 en volgende jaren
Voor de periode 2004-2007 is nieuw beleid vastgesteld voor ruim € 24 miljoen per jaar. Ruim € 4 miljoen daarvan wordt gefinancierd via herrichting van middelen uit bestaand beleid. In beginsel stopt het nieuw beleid per 2008 en vallen de voor nieuw beleid beschikbare middelen, per saldo ruim € 20 miljoen, in 2008 vrij. De resultaten, de bereikte maatschappelijke effecten van het ingezette nieuwe beleid en voortschrijdende inzichten, zullen mogelijk leiden tot besluiten van Provinciale Staten tot continuering van dit beleid na 2007. Deels heeft dit soort besluitvorming al plaatsgevonden. Zo lopen de convenanten met de grote steden tot en met 2009 en zijn voor reconstructie afspraken gemaakt die deze bestuursperiode overschrijden. Om deze redenen hebben wij in het budgettair perspectief ook na 2007 het beslag op de autonome middelen van € 20 miljoen gehandhaafd en niet laten vrijvallen. Dit biedt Provinciale Staten de ruimte om in de volgende bestuursperiode dit bedrag vrij besteedbaar in te zetten.
4.2.2 Aangenomen amendementen en moties Bij de Perspectiefnota zijn door Provinciale Staten amendementen en moties aanvaard. Deze besluiten zijn in het budgettair perspectief verwerkt. De moties zijn p.m. opgenomen, omdat wij verwachten dat de kosten van de uitvoering hiervan binnen de huidige begroting en met de bestaande ambtelijke capaciteit uitgevoerd kunnen worden (eventueel door herprioritering). Hieronder is een overzicht van de aangenomen amendementen en moties opgenomen. Bedragen x 1.000 euro Moties en amendementen baten lasten saldo saldo saldo Perspectiefnota 2005 2005 2005 2005 2006 2007 Amendementen Integratie allochtonen in de sport Ontwikkeling vrijwilligerswerk Portal Vrijwilligerspunt Overijssel Digitaal Informatiepunt Sociaal Isolement DISI Moties Economie en bereikbaarheid Aanbesteding renovatie Provinciehuis Beleid provinciale aanbestedingen Herijking subsidierelaties Hoogwaardige internetvoorziening Voeren maatschappelijk debat TOTAAL
134
Programmabegroting
saldo 2008
0 0 0 0
100 100 89 60
-100 -100 -89 -60
-100 -100 -89 -60
-100 -100 -89 -60
-100
p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m.
p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m.
p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m.
p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m.
p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m.
p.m. p.m. p.m. p.m. p.m. p.m.
0
349
-349
-349
-349
-249
-89 -60
4.2.3 Verwerking Besluitvorming De volgende besluitvorming was nog niet in het budgettair perspectief verwerkt. Bij de Najaarsnota 2003 is dekking gevonden voor het te verwachten begrotingstekort in 2006. Toen zijn middelen binnen de Algemene dekkingsreserve hiervoor gereserveerd. De onttrekking uit de reserve is nog niet geëffectueerd. Zoals gemeld in de Najaarsnota 2005 bleek bij nadere analyse van de uitwerking van herrichting en Takendiscussie dat in 2007 sprake was van samenloop tussen deze twee. Conform het voorstel in de Najaarsnota is het saldo van het jaar 2007 door deze samenloop met € 1,8 miljoen naar beneden bijgesteld. In het Onderhandelingsakkoord is tot een tijdelijke verlaging van de storting in het PVVP besloten. In 2008 gaat de storting terug naar het oude niveau. De budgettaire gevolgen hiervan zijn € 1,1 miljoen. Dit is verwerkt in 2008. Daarnaast zijn de financiële consequenties van de, tegelijk met de Perspectiefnota vastgestelde begrotingswijzigingen en een beperkt aantal afronding- en indexeringsverschillen verwerkt. Tevens is de rente herberekend op basis van de meest recente actualisatie van de financiële positie.
4.2.4 Autonome ontwikkelingen Ontwikkeling Provinciefonds
Bij de Begroting 2004 hebben wij in het meerjarig perspectief voor de jaren 2005 en verder een buffer van € 8,5 miljoen opgenomen om de dalende uitkering van het Provinciefonds op te vangen. Wanneer we alle gegevens van de junicirculaire (en eerdere circulaires) verwerken, komen we tot de conclusie dat van deze buffer nog € 5,5 miljoen resteert als ruimte om tegenvallers op te vangen (2005 - 2008). Tegelijkertijd zegt het Ministerie van BZK dat de junicirculaire nog geen betrouwbaar beeld geeft voor de te verwachten uitkering voor 2005, omdat een aantal aangekondigde bezuinigingen voor 2005 nog niet zijn verwerkt. Dit gebeurt pas in de septembercirculaire, hierbij gaat het om rijksbezuinigingen ter hoogte van € 750 miljoen. Daarnaast heeft het IPO sterk de indruk dat het Rijk nog verdere bezuinigingen door zal voeren om in ieder geval aan de EMU-norm te voldoen. Het zou daarbij gaan om extra (rijks)bezuinigingen ter hoogte van € 1 miljard. Van beide bezuinigingsposten is nog niet bekend wat de exacte effecten op het Provinciefonds zijn. Uitgaande van volledige doorwerking, zou dit voor de provincie Overijssel een daling van de uitkering betekenen van € 2 miljoen. Dit betekent dat de ruimte in de buffer zakt naar € 3,5 miljoen voor de jaren 2005 – 2008. Wij vinden het verantwoord om deze € 3,5 miljoen niet langer als buffer aan te houden, maar te laten vrijvallen ten gunste van de algemene middelen. Hieronder is een kort overzicht van het verloop van het Provinciefonds opgenomen. Bedragen x € 1 miljoen Ontwikkeling Provinciefonds Opgenomen buffer in 2005 en verder voor dalende uitkering Provinciefonds Daling uitkering o.b.v. septembercirculaire 2003
8,5 -0,6
Daling uitkering o.b.v. decembercirculaire 2003
-0,1
Daling uitkering o.b.v. junicirculaire 2004 Vrije ruimte in de buffer o.b.v. junicirculaire 2004
-2,4 5,4
Verwachte daling uitkering door aangekondigde Rijksbezuiniging van 750 miljoen
-0,8
Verwachte daling uitkering door verwachte Rijksbezuiniging van 1 miljard
-1,1
Vrije ruimte in de buffer o.b.v . beschikbare informatie
3,5
Programmabegroting
135
Motorrijtuigenbelasting
Eveneens is de berekening van de opbrengst motorrijtuigenbelasting (MRB) aangescherpt. In IPOverband is er onderzoek uitgevoerd naar de lokale lastendruk, waaronder ook de provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting vallen. Op basis van deze interprovinciale contacten is het berekeningsmodel waarmee de opbrengst wordt berekend aangescherpt. Daarnaast is de verwachte volumegroei (aantal voertuigen en gemiddeld gewicht) neerwaarts aangepast en meer in overeenstemming gebracht met die van andere provincies. De opcenten op de Motorrijtuigenbelasting zijn in 2005 geïndexeerd met 1,5 procent, van 72,0 naar 73,1. Uit de laatste telling van de voertuigen van de belastingdienst blijkt dat er nog steeds sprake is van een stijging van het aantal auto’s en het gewicht ervan. Dit komt tot uitdrukking in het opbrengstenstijgingspercentage. Bij onze berekeningen gaan wij uit van de voertuigentelling van 30 juni 2004 en een opbrengstenstijgingspercentage van 2,5 procent in respectievelijk 2005 en 2006 en 2 procent in de jaren daarna. Overige autonome ontwikkelingen
Conform Najaarsnota 2004 zijn er nog een aantal ontwikkelingen aan te merken als autonoom. Wachtgeld oud-gedeputeerden De oorspronkelijke raming voor wachtgeld van oud-gedeputeerden was nog niet aangepast aan de situatie van na de verkiezingen. Het aantal oud-gedeputeerden dat wachtgeld ontvangt is de afgelopen periode toegenomen. Door het recht op wachtgeld van oud-gedeputeerden is hier sprake van een autonome lastverzwaring, die ten laste van de algemene middelen komt. Samenhangend met de nieuwe samenstelling van het college van GS, is het noodzakelijke de juiste omvang van de voorziening APPA te laten berekenen. Hiertoe is een opdracht verstrekt. De uitkomsten zullen leiden tot een noodzakelijke aanpassing van de jaarlijkse dotatie aan de voorziening APPA. Hier komen wij bij de Perspectiefnota 2006 (voorjaar 2005) op terug. Verlaging scholingssubsidie In de begroting is jaarlijks een bedrag geraamd voor te ontvangen subsidie wegens scholing personeel. De regeling op grond waarvan de provincie Overijssel deze subsidie kon claimen is per ultimo 2003 ingetrokken. Jaarlijks vervalt door deze autonome ontwikkeling een (externe) baat van € 70.000, die ten laste komt van de algemene middelen. Autonome ontwikkelingen
- Vrijval restant buffer bezuinigingen Provinciefonds - Actualisering opbrengsten MRB - Overige autonome ontwikkelingen - - Wachtgeld oud-gedeputeerden - - Verlaging scholingssubsidie Totaal autonome ontwikkelingen
baten 2005
lasten 2005
saldo 2005
Bedragen x € 1.000 saldo saldo saldo 2006 2007 2008
3.500
0
3.500
3.500
3.500
3.500
2.032
0
2.032
1.742
1.044
310
0 -70
275 0
-275 -70
-238 -70
-119 -70
-26 -70
5.462
275
5.187
4.934
4.355
3.714
4.2.5 Beleidsintensiveringen / Aanvullende voorstellen In de Perspectiefnota 2005 hebben wij aangegeven, dat “indien uit de mei- en septembercirculaires blijkt dat wij met minder tegenvallers worden geconfronteerd dan waarmee wij nu rekening houden, wij ten tijde van de begroting 2005 voorstellen zullen doen om het ambitieniveau naar boven bij te stellen c.q. ten behoeve van de te realiseren doelstellingen extra middelen ter beschikking te stellen. Dit geldt bijvoorbeeld voor onderwerpen, zoals de thema’s ‘De Andere Provincie”, ‘Bouwen aan wonen, ‘Overijssel op veilig’, de uitwerking van gebiedsgericht werken, huis-aan-huisbladen, internationalisering, rampenbestrijding en planstudie A28. Mogelijk voegen wij hier onderwerpen, c.q. thema’s aan toe, als daar aanleiding toe bestaat”. Inmiddels hebben wij een aantal voorstellen geformuleerd. In deze paragraaf wordt een totaal overzicht gegeven van deze beleidsintensiveringen/aanvullende voorstellen, met daarbij de financiële consequenties.
136
Programmabegroting
Bedragen x € 1.000 euro Beleidsintensiveringen / Aanvullende voorstellen baten 2005 Programma Bestuur 1 Communicatie; Huis-aan-huis bladen 2 Gebiedsgericht werken - Communicatie - Procesgeld BA/MI - Formatieve kosten - Dekking uit frictiekosten Takendiscussie / GGW ad. € 1,9 mln 3 Vervoer GS - Incidenteel - Formatieve kosten - Structureel programmakosten 4 De Andere Provincie - Formatieve koste n - Programmakosten 5 Versterking internationale oriëntatie 6 Internationalisering, extra ondersteuning CdK - Formatieve kosten Programma Economie en Innovatie 7 Technology Valley 8 NDIX Programma Water 9 Intensivering beverrattenbestrijding 10 Ruimte voor de rivier Programma Ruimte 11 Bouwen aan Wonen - Formatieve kosten - Programma Programma Landelijk gebied 12 Horizonfinanciering Landschap Overijssel Programma Zorg 13 Jeugdzorg - Formatieve kosten Programma Cultuur & Maatschappelijke Ontwikkeling 14 HSF Aankoopbudget Programma Bereikbaarheid 15 Combivariant Nijverdal 16 Overeenkomst Deventer N348 en De Knoop 17 Planstudie RW15/N18 Enschede-Varsseveld 18 Planstudie A28 19 Overdracht provinciale erftoegangswegen Programma Veiligheid 20 Veiligheidsnota 2004-2007 'Overijssel op veilig' 21 Rampenbestrijding TOTAAL
0
lasten 2005
saldo 2005
saldo 2006
saldo 2007
saldo 2008
24
-24
-24
-24
-24
100 50 402 -452
-100 -50 -402 452
-100 -50 -402 452
-100 -50 -402 452
-100 -50 -402 452
87 50
0 -87 -50
-78 -87 -50
-50 -87 -50
-50 -87 -50
200 200 120
-200 -200 -120
-200 -200
-200 -200
34
-34
-34
-34
300 200
-300 -200
-300
-300
31 200
-31 -200
-31
225 150
-225 -150
-225 -150
-150 -150
-150
150
150
150
106
-106
-106
-106
-106
53
-53
-53
-53
-53
175 80 1.000
p.m. -175 -80 -1.000 p.m.
p.m. -350 -80
p.m. -350 -60
p.m. -350 -60
p.m.
p.m.
p.m.
300 50
-300 -50
-300
-300
3.535
-3.535
-2.218
-2.064
Programmabegroting
137
-880
Formatiewijzigingen (in fte's) Programma Bestuur 2 Gebiedsgericht Werken (dekking uit frictiekosten) 3 Vervoer GS 4 De Andere Provincie - Secretariaat - Projectsturing 6 Internationalisering Programma Ruimte 10 Bouwen aan Wonen Programma Zorg 12 Jeugdzorg TOTAAL
2005
2006
2007
2008
4,00
4,00
4,00
4,00
2,00
2,00
2,00
2,00
0,50 2,00 0,44
0,50 2,00 0,44
0,50 2,00 0,44
3,00
3,00
2,00
1,80
1,80
1,80
1,80
13,74
13,74
12,74
7,80
In het kader van deze beleidsintensiveringen/aanvullende voorstellen wordt op onderdelen naast programmabudget ook formatie gevraagd. Dit lijkt strijdig met de uitkomsten van de Takendiscussie of de efficiencykorting conform het Onderhandelingsakkoord. Dit is niet zo. De Takendiscussie en de efficiencykorting zijn c.q. worden in de begroting vertaald door aframing van de formatieve budgetten. Als er vervolgens, bijvoorbeeld als gevolg van beleidsintensiveringen, nieuwe taken bijkomen of taken worden aangescherpt dient hiervoor weer formatiebudget te worden bijgeraamd. Dit geldt niet alleen als hiervoor nieuwe medewerkers worden aangetrokken, maar ook als hier medewerkers voor worden ingezet van wie de taak als gevolg van genoemde Takendiscussie of efficiencykorting vervalt (de overeenkomstige formatieruimte van deze medewerkers was immers al afgeraamd). Overigens wordt altijd bekeken of extra of aangescherpte taken binnen bestaande werkzaamheden kunnen worden ingevuld. Als dit niet mogelijk wordt extra budget voor formatie gevraagd. Een alternatief is om externe deskundigheid in te huren, maar dit betekent dan wel dat extra programmabudget benodigd is. Voor het actuele overzicht van de formatie verwijzen wij u naar paragraaf 4.5 onder personeelsgebonden kosten. Programma Bestuur
Ad. 1 Communicatie; Huis-aan-huis bladen Sinds januari 2004 staat de pagina Overijssel.nl provinciedekkend in de huis-aan-huisbladen. De pagina verschijnt tien keer per jaar. Zo zorgen we ervoor dat informatie alle Overijsselse burgers bereikt. Dat is belangrijk, want het provinciebestuur wil zichtbaar maken wat de provincie doet voor haar inwoners. Uit het jaarlijkse imago-onderzoek is bekend, dat de huis-aan-huisbladen een zeer belangrijke informatiebron vormen voor de burger. Met de uitgave (fullcolour) is op jaarbasis een bedrag gemoeid van ongeveer € 232.000. Voor de structurele dekking daarvan is een aanvullend bedrag van € 24.000 benodigd. Ad. 2 Gebiedsgericht Werken Om sneller tot uitvoering van plannen te komen, heeft de provincie Overijssel per 1 mei 2004 ‘Gebiedsgericht Werken’ geïntroduceerd. Om de nieuwe werkwijze te kunnen uitvoeren is aan de huidige sectorale organisatie een accountstructuur toegevoegd. Hierdoor ontstaat een frontoffice met daarin een bestuurlijk overleg met het gebied, gebiedsteams en een backoffice van de bestaande organisatie. In totaal vergt het GGW 23,5 fte. Door een reorganisatie van bestaande functies wordt 19,5 fte binnen de bestaande formatie ingevuld. Per saldo dient de totale provinciale organisatie structureel met 4 fte ’s te worden uitgebreid. Deze uitbreiding betreft de functies van programmaleiders. Deze functies vormen de kern van de invoering van het gebiedsgericht werken. Daarnaast zijn aanvullende middelen benodigd voor de communicatie rond het gebiedsgericht werken en voor procesgeld/werkbudget. Wij stellen voor het voor formatie en procesgeld benodigde bedrag structureel te dekken uit het bedrag van € 1,9 miljoen dat beschikbaar is voor frictiekosten Takendiscussie en gebiedsgericht werken. De kosten voor communicatie komen dan ten laste van de begroting.
138
Programmabegroting
Ad. 3 Vervoer GS Het vervoer van Gedeputeerde Staten leidde de afgelopen jaren tot een tekort bij de jaarrekening, zonder dat dit tot budgetaanpassing heeft geleid. Daarnaast leidt de uit het Onderhandelingsakkoord voortvloeiende toegenomen externe gerichtheid van het College tot extra druk op het budget. In de Perspectiefnota is het budget voor 2004 incidenteel verhoogd, waarbij is aangegeven dat in de begroting 2005 teruggekomen zou worden op de financiële consequenties voor de volgende jaren. Met de vermelde bedragen is de behoefte aan vervoersfaciliteiten afgedekt. Nu wordt nog gebruik gemaakt van tijdelijke krachten. In plaats daarvan komen de chauffeurs in dienst van de provincie. Ad. 4 De Andere Provincie De Andere Provincie (PAP) is de paraplu en de motor voor projecten gericht op het verbeteren van het functioneren van de provincie. Een provincie die selectiever is, anders stuurt en beter presteert. Het programma is ambitieus en biedt goede aanknopingspunten om het functioneren van de provincie te verbeteren, veelal in samenwerking met andere overheden (ketenbenadering). De andere provincie krijgt gestalte in het project stroomlijning vergunningverlening en handhaving, de herijking van financiële relaties, projecten op het gebied van toezicht, E-provincies, benchmarking en in het (nieuwe) project deregulering en ontbureaucratisering. Ook is er een duidelijke relatie met gebiedsgericht werken. De personele lasten die worden opgevoerd hebben primair betrekking op het project deregulering/ontbureaucratisering en op samenwerking met gemeenten en het (door) ontwikkelen van initiatieven die daaruit voortkomen. Hetzelfde geldt voor de programmakosten. Een substantieel deel is bestemd voor het stimuleren van interbestuurlijke projecten of lokale projecten met een voorbeeldfunctie naar andere gemeenten in Overijssel. Ook kunnen eventuele externe opdrachten hieruit worden gefinancierd. In de kosten van de andere genoemde projecten is elders in de begroting voorzien. Wel is in de opgevoerde bedragen rekening gehouden met mogelijke verbreding van die projecten als gevolg van samenwerking met andere overheden. Ad. 5 Versterking internationale oriëntatie De groei van de Europese Unie in zowel geografisch als inhoudelijk opzicht vraagt om een versterkte provinciale oriëntatie op de Europese ontwikkelingen. In 2005 gaan we dit als volgt doen: • Pro-actief invulling geven aan het voorzitterschap van de Nederlandse delegatie naar het Comité van de Regio’s en aanvullend aandacht besteden aan netwerkvorming; • zorgen voor een betere afstemming tussen de inzet van beschikbare Europese fondsen en de ambities zoals verwoord in het Onderhandelingsakkoord; • Intensiveren van de samenwerking met Nord-Rhein Westfalen, onder andere door het vaststellen van een gezamenlijke grensoverschrijdende agenda tussen NRW en de Oost-Nederlandse provincies; • De mogelijkheden benutten die ontstaan door de toetreding van nieuwe EU-lidstaten. We zetten in op samenwerking met een Poolse regio (nieuw lid) voor economische samenwerking en uitwisseling van best practices en kennis, en streven naar een goede samenwerking op watergebied met het Roemeense Teleorman, om ondersteuning in het toetredingsproces te bieden; Bijzondere aandacht gaat uit naar de ontwikkeling van het grensoverschrijdende gebied rondom Twente, waarvoor versterkte internationale oriëntatie van belang is. Begin 2005 is een brede conferentie over dit onderwerp voorzien, waarna de resultaten nader worden uitgewerkt. Uit het aanvullende budget kunnen worden bekostigd de organisatiekosten voor de conferentie rondom Twente in internationaal perspectief en de benodigde follow-up (ontwikkeling strategische visie Twente), de aanloopkosten voor een samenwerkingsrelatie met nieuwe regio’s in Polen respectievelijk Roemenië (werkbezoeken, projecten) en de kosten voor vergroting van de kennis van het provinciaal apparaat van Europese ontwikkelingen. Ad. 6 Internationalisering: versterking ondersteuning Commissaris van de Koningin De huidige Europese ontwikkelingen vragen om een versterkte internationale oriëntatie van de provincie Overijssel. Het is van belang dat wij onze provinciale belangen beter in Brussel voor het voetlicht weten te brengen en in een vroeger stadium invloed uitoefenen op de beleid- en besluitvorming. In de Nota internationalisering is hierop uitgebreid ingegaan. Een van de voorstellen daarin is om de potentie van het Comité van de Regio’s beter te benutten. De Commissaris heeft hiertoe voor een periode van vier jaar het voorzitterschap op zich genomen. Een goede ondersteuning van hem in deze rol is van wezenlijke betekenis voor het succes van zijn voorzitterschap. Het gaat om een nieuwe extra taak. In de hierbij gemoeide kosten en formatie is met dit voorstel voorzien.
Programmabegroting
139
Programma Economie en Innovatie
Ad. 7 Platform Technology Valley Het betreft hier een Regionaal Innovatieplatform, gericht op het profileren van Twente als Toptechnologische regio, bindend voor de regionale initiatieven, als krachtig middel in de lobby naar Den Haag en Brussel. Deze is opgericht naar aanleiding van vragen uit de regio. Het vinden van de dekking in de algemene middelen buiten het reguliere budget Economische Structuurversterking (ESV) houdt verband met het feit dat het doel van het platform is breder dan de innovatiedoelstelling die aan de ESV middelen gekoppeld is. De verhouding tussen beschikbare middelen voor innovatiedoelstellingen en de dekking van de kosten voor het platform lopen uit de pas. De middelen die binnen de ESV gereserveerd zijn voor Innovatie zouden onder andere ingezet moeten worden om initiatieven die ontstaan door de dynamiek van het platform te ondersteunen. Het voorstel komt niet in aanmerking voor een bijdrage uit het actiefonds, omdat het niet voldoet aan de criteria die voor dit fonds zijn opgesteld. Technology Valley is een eenmalige impuls. We gaan ervan uit dat het initiatief een looptijd van 3 jaar heeft, het gevraagde budget is voor de jaren 2005, 2006 en 2007. Ad. 8 NDIX Doel is het realiseren van een breedbandinfrastructuur op basis van een open architectuur (ontkoppelen van diensten en gebruik infrastructuur). Het gaat om een koppelvlak voor internet, vergelijkbaar met het koppelvlak in Enschede. Een mogelijkheid is om het koppelvlak in het provinciehuis te plaatsen. Dit levert de provincie een zeer snelle toegang tot (breedband) internet. De omgeving profiteert door het beschikbaar hebben van een openbare infrastructuur, waarvan gebruik kan worden gemaakt zonder dat diensten van de beheerder dienen te worden afgenomen. Dit is tevens een impuls voor het versneld realiseren van een Overijsselse glasvezelring, volgen het ‘open infrastructuur-concept’. Programma Water
Ad. 9 Intensivering beverrattenbestrijding De beverrat brengt met zijn gravende activiteiten veel schade toe aan oevers en dijken en moet daarom bestreden worden. Daar de beverrat niet van oorsprong in Nederland thuishoort, is zelfs besloten tot het uitroeien van de beverrat. Een te geringe inzet van menskracht en middelen kan daarbij leiden tot een situatie waarin de populatie beverratten in Nederland nagenoeg gelijk blijft of zelfs in omvang toeneemt. En zou het kunnen zijn dat er op termijn een veel groter budget nodig is om de beverrat in Nederland uit te roeien. Door nu tijdelijk in te zetten op een verdubbeling van de vangcapaciteit, is het wellicht mogelijk de gestelde doelen op tijd te bereiken. De hiermee gepaard gaande kosten zijn landelijk begroot op € 1,5 miljoen per jaar. Daar draagt de provincie tot en met 2006 € 30.000 aan bij. Voorgesteld wordt nu dit bedrag op te hogen met € 31.000 per jaar in 2005 en 2006. Ad. 10 Ruimte voor de Rivier In de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier presenteert het kabinet een pakket van maatregelen dat zij in de periode tot en met 2015 wil uitvoeren om een groot deel van het Nederlandse rivierengebied blijvend te kunnen beschermen tegen overstromingen. Tegelijkertijd moet de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied verbeterd worden. Het project Ruimte voor de Rivier bevindt zich in een cruciale fase. Deel 1 van de Planologische Kernbeslissing wordt naar verwachting in oktober/november 2004 vastgesteld. De regio brengt een zwaarwegend advies uit, dat een hoge ambitie kent. De verantwoordelijkheid voor kansrijke projecten (ontwikkelkrachtprojecten) ligt bij de regio. De regio krijgt het initiatief om een aantal voor de regio kansrijke maatregelen verder uit te werken c.q. nader te onderzoeken. Om het beleid in dit kader te intensiveren zijn extra middelen benodigd. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan een plan van aanpak voor het project Bypass Kampen (haalbaarheidsstudie). Bovendien is de bypass drager van het project ‘Pilot IJseldelta’, een voorbeeldproject van ontwikkelingsplanologie voorkomend uit de Planologische Kernbeslissing.
140
Programmabegroting
Programma Ruimte
Ad. 11 Bouwen aan Wonen In het Onderhandelingsakkoord zijn voor ‘wonen’ twee afrekenbare doelen opgenomen. Het gaat om de provinciale bijdragen aan • Versnellen van de uitvoering van de stedelijke woningbouwprogramma’s • Realiseren van voldoende woningen voor ouderen en starters in de plattelandsgemeenten. Zoals uitgewerkt in de startnotitie Wonen stuurt de provincie daarom niet langer op woningbouwcontingenten, maar op kwaliteit en zet de provincie in op het stimuleren van de woningbouwproductie. Om de opgelopen achterstand in de woningbouw (globaal 10.000 woningen tekort in 2003) terug te dringen, voert de provincie in samenwerking met VROM het pilotproject Stimuleren woningbouwproductie uit. Samen met de betrokken partners (Rijk, gemeenten, corporaties, marktpartijen) wordt daarin gewerkt aan een afname van dit tekort met een kwart in 2010, onder meer door dereguleren en ontbureaucratiseren van het woningbouwbeleid en procedures bij provincie, Rijk en gemeenten. De uitvoering van dit pilotproject vormt onderdeel van een beleidsintensivering voor Wonen. Programma Landelijk Gebied
Ad. 12
Horizonfinanciering Landschap Overijssel
De horizonfinanciering voor Landschap Overijssel van € 150.000 per jaar wordt vanaf 2005 niet opnieuw toegekend. In de Perspectiefnota en de begroting 2004 is al aangekondigd, dat deze horizonfinanciering in 2005 niet zou worden voortgezet, tenzij de gevolgen daarvan niet aanvaardbaar zijn. Wij hebben de horizonfinanciering aan Landschap Overijssel getoetst in het licht van de rijksregeling Programma Beheer. Wij hebben ook geconstateerd dat de gevolgen van het niet voortzetten van de horizonfinanciering niet onaanvaardbaar zijn en daarom besloten deze financiering met ingang van 2005 niet voort te zetten. Programma Zorg
Ad. 13 Jeugdzorg Op 6 april 2004 heeft de Eerste Kamer de Wet op de Jeugdzorg (WJZ) aangenomen, als gevolg waarvan de taken en verantwoordelijkheden van de provincie met ingang van 2005 toenemen. De Eerste Kamer heeft daarbij ook een motie aangenomen, waarin de regering wordt verzocht binnen twee jaar te rapporteren over de door de provincies bereikte voortgang in de organisatie en stroomlijning van de jeugdzorg. Minister Donner en staatssecretaris Ross hebben deze motie omarmd, omdat het gaat om verbeteringen die in het belang zijn van een betere jeugdzorg voor de cliënt. Dit betekent dat we, naast de extra werkzaamheden die voorvloeien uit de Wet op de Jeugdzorg, als provincie de komende jaren ook een extra inspanning zullen moeten leveren om een aantoonbare verbeterslag te maken. Voor 2003 en 2004 heeft VWS de provincies een incidentele bijdrage verleend (voor Overijssel € 45.000 per jaar) ten behoeve van de voorbereiding van de implementatie van de WJZ. Dit bedrag is vanuit de doeluitkering (de programmakosten) overgeheveld naar het personeelsbudget ZC ten behoeve van tijdelijke extra personele inzet. Op basis van de WJZ en de aangenomen motie is het noodzakelijk om deze ambtelijke inspanningen in 2005 voort te zetten. Programma Cultuur en Maatschappelijk ontwikkeling
Ad. 14 HSF aankoopbudget De verzelfstandigde Hannema de Stuers Fundatie moet als vernieuwd museum haar vaste collectie kunnen aanvullen en vernieuwen, zodat er stevige basis blijft van eigen kunstwerken. Het museum, dat verder gaat onder de naam 'de Fundatie', zal ook werken met tijdelijke exposities, vooral van collectioneurs. We willen een jaarlijkse bijdrage beschikbaar stellen ten behoeve van het aankoopbudget van het museum HSF voor kunst (dit bedrag is ten onrechte niet meegenomen in de begroting doordat een tijdelijke ombuiging ten onrechte structureel is gemaakt). Voorstel is om het budget weer op te voeren onder het product Kunst en Cultuur. Naast de provinciale middelen zal het museum ook langs andere wegen, bijvoorbeeld via bijdragen uit legaten en sponsoring, haar aankoopbudget proberen te vergroten.
Programmabegroting
141
Programma Bereikbaarheid
Ad. 15 Combivariant Nijverdal Tussen rijk, provincie en gemeente Hellendoorn is overleg gaande over de eerder opgestelde overeenkomst ON 1414 tussen genoemde partijen, waarin onder andere het project RW 35 Nijverdal is opgenomen. Naar verwachting zal in het najaar 2004 de definitieve overeenkomst aan PS worden voorgelegd. De onderdelen waarop momenteel het overleg zich toespitst betreft de overkapping van het verdiepte spoorgedeelte in Nijverdal en de wijze waarop aan de eisen van veiligheid voldaan kan worden met de financiële consequenties daarvan. Indien besloten wordt tot aanleg van het tunneldak moeten een of meerdere partijen zich garant stellen voor het geval dit niet gefinancierd kan worden uit mogelijke gunstige aanbestedingsresultaten. Op dit moment is er nog geen zicht op wat de exacte financiële consequenties voor de provincie zullen zijn. Dekking van een eventueel tekort is op zijn vroegst nodig met ingang van 2010. Gezien de mogelijke omvang hiervan is het raadzaam hiervoor tijdig bedragen in de begroting op te nemen. Ad. 16 Overeenkomst Devente r N348 en De Knoop In 2005 zal de nieuw aangelegde rondweg rondom Deventer, de N348, worden opengesteld voor het verkeer. In 2004 zijn er tussen de provincie Overijssel en de gemeente Deventer onderhandelingen gevoerd over het toekomstige beheer en onderhoud van de nieuwe weg. Deze onderhandelingen hebben er niet toe geleid dat een deel van het tracé in beheer en onderhoud aan de gemeente Deventer kan worden overgedragen. Dientengevolge blijft het gehele tracé in beheer en onderhoud bij de provincie. De structurele kosten voor beheer en onderhoud zijn voorlopig berekend op maximaal € 350.000 per jaar. In het jaar van ingebruikname (2005) zal 50 procent (€ 175.000) van dit budget benodigd zijn, vanaf 2006 moet er structureel een bedrag van € 350.000 worden toegevoegd aan het product beheer en onderhoud wegen. Ad. 17 RW15/N18 Enschede – Varsseveld De ruim 40 kilometer lange Rijksweg 15 (RW15/A18/N18) Varsseveld-Enschede vormt de verbinding tussen het knooppunt Arnhem – Nijmegen en de regio Twente door de Achterhoek. De weg maakt onderdeel uit van het hoofdwegennet en is in beheer bij Rijkswaterstaat. Al jaren is er met betrekking tot deze verbinding sprake van een verkeersveiligheid- , leefbaarheids- en bereikbaarheidsprobleem. Gelderland heeft € 85 miljoen gereserveerd voor de omlegging Eibergen, eventueel ook in te zetten voor de aanleg van een nieuwe N18 tussen Varsseveld en Enschede. Overijssel heeft nog geen geld gereserveerd voor dit project maar PS heeft GS tot een positieve grondhouding opgeroepen bij de behandeling van de begroting 2004. In de conceptbegroting 2005 wordt prioriteit gelegd bij ‘versterking rijks/gemeentelijke infrastructuur’. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft, mede vanwege de substantiële bijdrage uit de regio, vanuit het MIT € 50 miljoen voor de Rijksweg RW15/N18 vrijgemaakt. Er wordt inmiddels een convenant voorbereid voor de planstudie, conform de Tracéwet, voor de N18 Varsseveld-Enschede tussen Rijkswaterstaat, Regio Twente, Overijssel en Gelderland. In het convenant, waarover de provincie voor 1 oktober moet besluiten, is ook de financiering van de planstudiekosten geregeld, in totaal € 4 miljoen. De bijdrage vanuit Overijssel voor de periode 2005-2009 is gesteld op € 340.000 waarvan € 300.000 nog gedekt moet worden. Voor een eventuele bijdrage aan de realisatiefase zal een nieuw voorstel worden ingediend als dat aan de orde is. Ad. 18 Planstudie A28 Dit jaar worden op de A28 ter hoogte van Zwolle benuttingmaatregelen uitgevoerd. Dit is fase 1 van de verbetering van het gehele traject Zwolle-Meppel. In fase 2 zullen de overige maatregelen worden uitgevoerd (algehele verbreding en aansluiting A28 en A32 bij Meppel). Voor fase 2 moet een planstudie worden uitgevoerd. Met het Rijk is afgesproken dat de provincie hier een trekkende rol in zal spelen. Enerzijds door procesmatig en inhoudelijk sterk betrokken te zijn, anderzijds door een deel van de kosten van de planstudie bij te dragen. De totale kosten van de planstudie bedragen € 8.000.000. Het voorstel van het Rijk is dat het Rijk daarvan de ene helft voor zijn rekening zal nemen en de provincies Overijssel, Drenthe, Groningen en Friesland gezamenlijk de andere helft. Ad 21 Overdracht provinciale erftoegangswegen In het onderhandelingsakkoord 2003-2007 ‘Ruimte voor actie’ is het voornemen verwoord om te komen tot overdracht van provinciale 60-kilometer wegen (erftoegangswegen) aan gemeenten. We gaan met zeven gemeenten de mogelijkheden van overdracht van genoemde wegen bespreken. De eerste besprekingen zijn inmiddels gevoerd en richting enkele gemeenten is een op de gebruikelijke normen gebaseerd voorstel gedaan, waarop verdere onderhandelingen zullen volgen. De uiteindelijke kosten die hiermee gemoeid zijn hangen mede af van de uitkomsten hiervan.
142
Programmabegroting
Programma Veiligheid
Ad.20 Veiligheidsnota 2004-2007 ‘Overijssel op veilig’ Met de veiligheidsnota ‘Overijssel op Veilig 2004-2007’ is ingestemd met het opzetten van een uitvoeringsprogramma Jeugd en Veiligheid ter aanvulling en ondersteuning op wettelijke en geprioriteerde provinciale doelstellingen. Dit betekent dat naast de inzet vanuit onder andere de jeugdzorg, welzijn, Grotestedenbeleid en veiligheid, de provincie een extra impuls wil geven aan het voorkomen en bestrijden van jeugdcriminaliteit. We zetten in op een sluitende veiligheidsketen voor de jeugd. Projecten worden gevonden op het snijvlak van de jeugdzorg (provincie) met preventief jeugdbeleid (gemeente) en het strafrecht (openbaar ministerie /justitie). Het gaat hier bijvoorbeeld om de aanpak van jeugdige veelplegers en het ondersteunen van een bredere toepassing en implementatie van succesvolle projecten zoals ‘EchtRecht-conferenties’ en ‘de Veilige School’. Ad. 21 Rampenbestrijding Rampen en zware ongevallen houden niet op te bestaan bij landsgrenzen. Daarom hebben wij in december 2003 het 'actieprogramma grensoverschrijdende samenwerking bij rampenbestrijding' vastgesteld. In juni 2004 is een eerste grensoverschrijdende ‘papieren’ rampenoefening georganiseerd. Aan deze oefening namen de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Limburg en de Bezirken Wester-Ems, Münster, Köln en Düsseldorf deel. Op landelijk niveau is deelgenomen door het Nationaal coördinatiecentrum (NCC) en de deelstaten Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen. Hoewel deze oefening veel informatie heeft opgeleverd, vinden wij het - om structureel en daadwerkelijk een impuls te kunnen geven aan de grensoverschrijdende samenwerking bij rampenbestrijding – noodzakelijk om een grootschalige bestuurlijke rampenoefening op te organiseren. Deze zal worden ondersteund door de betrokken regionale hulpdiensten en gemeenten (van beide landen). Om een dergelijke grootschalige oefening met succes te kunnen organiseren, om betrokkenen te informeren en draagvlak te creëren stellen wij voor om een conferentie te organiseren. Hulp van externen en deskundigen is hierbij noodzakelijk (zoals NIBRA en COT). Het aanvullende budget is bedoeld ten behoeve van de organisatie van voornoemde conferentie en voor het opzetten, begeleiden en evalueren van de bestuurlijke oefening.
4.3
Overzicht baten en lasten
4.3.1 Algemene dekkingsmiddelen De programma’s van de provincie kosten totaal ruim € 300 miljoen, terwijl er ruim € 120 miljoen aan specifieke middelen binnenkomt. Per saldo heeft de provincie daarom ongeveer € 180 miljoen aan algemene middelen nodig. Dit zijn algemene baten van de provincie, welke niet aan specifieke taken zijn gekoppeld of daaruit voortvloeien. Veruit de belangrijkste dekkingsmiddelen zijn de Uitkering Provinciefonds (jaarlijks € 83 miljoen) en de Opcenten Motorrijtuigenbelasting (€ 70,9 in 2005, oplopend tot € 77,8 miljoen in 2008). Een totaal overzicht van de algemene dekkingsmiddelen is toegevoegd aan de bijlagen.
Programmabegroting
143
4.3.2 Baten en lasten Bij de programma’s in hoofdstuk 2 is een toelichting gegeven over de ontwikkelingen over de jaren per programma. Samenvatttend geeft dat het volgende beeld per programma. Na toevoeging van de algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien wordt het resultaat voor bestemming verkregen. Vervolgens worden, eveneens per programma, de toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves vermeld. Hieruit volgt het resultaat na bestemming. Vergelijking over de jaren
Bedragen x € 1.000 begroot begroot begroot 2005 2006 2007
werkelijk 2003
begroot 2004
-14.542 6.064 -19.650 -12.487 -4.200 -13.786 -2.913 -28.585 -12.682 -42.152 -2.176
-17.222 2.993 -21.527 -17.192 -2.214 -27.699 -2.619 -29.358 -12.599 -51.687 -1.868
-18.800 -4.382 -17.304 -11.420 -2.987 -23.963 -4.703 -23.979 -13.213 -54.277 -1.456
-18.031 -4.881 -17.084 -8.878 -2.669 -22.947 -4.596 -22.516 -12.926 -48.375 -1.454
-20.611 -3.971 -17.204 -6.900 -2.790 -22.491 -4.549 -22.326 -12.591 -45.576 -1.384
-19.795 503 -16.168 -6.730 0 -12.002 -4.391 -21.736 -12.539 -45.870 -1.401
-147.109
-180.992
-176.484
-164.357
-160.393
-140.129
Algemene dekkingsmiddelen Onvoorzien
174.586 0
162.168 1.197
157.556 150
158.702 139
160.163 8.422
162.511 -12.940
Resultaat voor bestemming
27.477
-17.627
-18.778
-5.516
8.192
9.442
747 184
162 33
100 33
209 33
33
4.375
1.625
1.228
Bestuur Economie en innovatie Water Ruimte Wervende steden Landelijk gebied Zorg Cultuur en Maatsch. Ontw. Milieu Bereikbaarheid Veiligheid Subtotaal programma's
begroot 2008
Toevoeging / onttrekking aan reserves Bestuur Economie en innovatie 6.040 Water -742 Ruimte Wervende steden Landelijk gebied Zorg Cultuur en Maatsch. Ontw. Milieu Bereikbaarheid 3.558 Veiligheid Algemene dekkingsm./onvoorzien -21.640
-262
1.238
-262
-262
-262
12.583
15.719
2.822
1.007
967
Subtotaal mutaties reserves
-12.784
17.627
18.777
3.921
987
738
Resultaat na bestemming
14.693
0
-1
-1.595
9.179
10.180
De bovenstaande tabel is gebaseerd op de primaire begroting, exclusief verplichte autonome ontwikkelingen, beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen. Conform BBV zijn in dit overzicht de stortingen en onttrekkingen aan reserves apart weergegeven, zodat het resultaat voor en na bestemming zichtbaar wordt.
144
Programmabegroting
4.4
Uitgangspunten
Bij deze begroting is uitgegaan van de meest recente stand van zaken. Daar is in meegenomen: • De besluitvorming van de Perspectiefnota 2005 • De uitkomsten van de Takendiscussie • De resultaten van de Najaarsnota 2005, voor zover deze een meerjarige doorwerking hebben. Vergelijking met voorgaande jaren
In deze begroting wordt een vergelijking gemaakt met 2003 en 2004. Het betreft hier de cijfers uit de jaarrekening 2003 en de Begroting 2004, inclusief de 10 wijzigingen. In hoofdstuk 2 is aan het eind van ieder programma weergegeven welke producten bij het programma horen en wat per product de begrote baten en lasten zijn. Toerekening apparaatskosten
De apparaatskosten, die bestaan uit de ondersteunende activiteiten van de eenheden Middelen, Facilitaire Dienstverlening, Bestuurlijke Aangelegenheden en Concernstaf, zijn toegerekend aan de programma’s. De toerekening van deze ondersteunende activiteiten gebeurt op basis van het aandeel personele kosten in de diverse programma’s. Autonome ontwikkelingen
Ieder jaar doen zich (financiële) ontwikkelingen voor die zich buiten de invloedssfeer van de provincie bevinden. Een aantal daarvan hebben wel hun invloed op de financiële huishouding van de provincie. Hierbij valt te denken aan de ontwikkelingen van het Provinciefonds (afhankelijk van de rijksuitgaven) en de opcenten motorrijtuigenbelasting (onder andere afhankelijk van het aantal voertuigen). Voor een compleet overzicht verwijzen wij naar de Perspectiefnota 2005. Ontwikkelingen die in de Perspectiefnota 2005 nog niet waren opgenomen en relevant zijn voor de baten of lasten van de provincie, worden vermeld in een voorgaande paragraaf. Indexeringen
De verwachte effecten van prijsinflatie kunnen worden opgevangen door de programmakosten (inclusief Nieuw beleid) te indexeren met 1,5 procent, wat €0,9 miljoen extra zal kosten. De lonen en salarissen worden geïndexeerd met 2,875 procent. Níet geïndexeerd worden de kosten die een één-op-één verhouding hebben met bijvoorbeeld te ontvangen Rijks- of EU-middelen. Verhoging van deze budgetten vind pas plaats, wanneer ook een toezegging voor een hogere bijdrage wordt ontvangen. Ook kosten die gekoppeld zijn aan specifieke reserves/voorzieningen worden niet automatisch geïndexeerd. Wijzigingen producten ten opzichte van voorgaande jaren
Binnen de producten heeft zich met ingang van 2005 een aantal wijzigingen voorgedaan, ter verbetering van de transparantie en de aansluiting op de doelstellingen. Het product ‘Realisering Ruimtelijk Beleid’ is samengevoegd met ‘Ontwikkeling Ruimtelijk Beleid’. Het product ‘Realisering Beleid Wonen’ is samengevoegd met ‘Ontwikkeling Beleid Wonen’. De producten ‘Integraal gebiedenbeleid’ en ‘Aansturing en realisatie inrichting landelijk gebied’ zijn vervallen en toegevoegd aan het product ‘Landsinrichting en Reconstructiegebieden’. Gebiedsgericht werken
Medio 2004 is gestart met het ‘Gebiedsgericht Werken’. Ter ondersteuning van de nieuwe werkwijze zijn gebiedsteams aan de organisatie toegevoegd. Deze gebiedsteams (frontoffice) zijn een belangrijk deel van hun tijd werkzaam in het gebied en zorgen binnen de provincie voor afstemming met de eenheden (backoffice). In de begroting 2005 krijgt het gebiedenbeleid op verschillende plekken gestalte. Onder het programma Bestuur wordt het procesgeld en de personeelsgebonden koste n rond het gebiedsgericht werken (gebiedenteams en ondersteuning MI/BA) op één (nieuw) product ‘gebiedsgericht werken algemeen’ ondergebracht. Voor elk gebiedsteam is een werkbudget beschikbaar gesteld. Dit procesgeld kan door de gebiedsteams worden ingezet. Ook voor de coördinatiefuncties van MI en BA is procesgeld beschikbaar. Deze werkbudgetten worden gevoed uit de budgetten voor Reconstructie-, ROO, GSB-convenanten en het product directievoering.
Programmabegroting
145
Met de budgetten van de Reconstructie, het ROO en het GSB kunnen extra financiële impulsen aan de gebieden worden gegeven. Binnen deze budgetten zal gedurende het jaar ook registratie naar de acht gebieden plaatsvinden. Om recht te doen aan de gebiedsgerichte werking van deze budgetten heeft in de productbegroting 2005 een aantal kleine aanpassingen plaatsgevonden. Daarmee zijn de volgende product(-benamingen) tot stand gekomen: Product
Eenheid Programma
Grotestedenbeleid en netwerksteden
BA
Wervende steden
Landsinrichting en Reconstructiegebieden
LNL
Landelijk gebied
Landelijke niet-Reconstructiegebieden
RWB
Landelijk gebied
Gebiedsgericht werken algemeen
BA
Bestuur
4.5
Financiële positie
Inzicht in de financiële positie van het begrotingsjaar en de daarop volgende jaren is van belang voor de juiste beoordeling van de begroting door de Provinciale Staten. Het gaat in feite om de vraag of de provincie Overijssel financieel gezond is. In de eerste plaats is hierbij van belang of de begroting/meerjarenraming ten minste sluitend is. Daarnaast is inzicht nodig in de liquiditeitspositie en solvabiliteitspositie van de provincie alsmede inzicht in de omvang van het weerstandsvermogen. Deze drie componenten samen geven aan of de financiële positie van de provincie bevredigend is. Voor alle drie onderdelen is de conclusie dat de provincie er financieel goed voor staat. Onderstaand geven we per onderdeel hierop een toelichting. Het eerste onderdeel van de financiële positie, de begroting/meerjarenraming, is sluitend zoals uit blijkt de tabel van de budgettair perspectief. De liquiditeitspositie van de provincie wordt beïnvloed door een aantal onderdelen, onder andere de resultaten en verwachte investeringen. De investeringen kunnen worden onderscheiden in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Bij deze laatste kan worden gedacht aan de investeringen in (water-)wegen. Investeringen
2005
Investeringen met economisch nut Bestuur Economie en innovatie Water Cultuur en Maatschappelijke Ontwikkeling Milieu Veiligheid Algemeen / apparaatskosten Subtotaal economisch nut
2.553 2.553
Investeringen met maatschappelijk nut Bereikbaarheid Subtotaal maatschappelijk nut
Totaal investeringen
2006
2007
35.489 27
2008
35 125
95
3.000 38.611
29 1.396 1.550
173 34 3.217 3.459
9.072 9.072
7.883 7.883
5.683 5.683
5.683 5.683
11.625
46.494
7.233
9.142
De verwachte stijging van het investeringsniveau in 2005 wordt vooral veroorzaakt door de renovatie van het Provinciehuis, (raming € 35,4 miljoen, ofwel € 42,2 miljoen exclusief BTW).
146
Programmabegroting
De vertaling van het verwachte resultaat en de verwachte investeringen resulteren in de volgende kassaldi (liquiditeitspositie) in de komende jaren:
x € 1 miljoen
Verwacht kassaldo ultimo jaar (x € 1 miljoen) 200 150 100 50 0 2004
2005
2006
2007
2008
Jaar
De conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat de liquiditeitspositie van de provincie de komende jaren ruim voldoende is. We kijken ook naar de solvabiliteit van de provincie, omdat hieruit blijkt in hoeverre we ook op de lange termijn aan onze verplichtingen kunnen voldoen. De solvabiliteitspositie wordt weergegeven door het eigen vermogen uit te drukken in percentage van het balanstotaal. Uit onderstaande tabel blijkt dat de algemene reserves en bestemmingsreserves de komende jaren stabiel blijven. Op basis van het verwachte balanstotaal is de solvabiliteit ultimo 2005 uitstekend (te weten 70 procent). Ook de jaren daarna zal de solvabliteit rond dit percentage liggen en voldoet daarmee ruim aan de daaraan te stellen eisen. Stand ultimo 2005 Algemene reserves Bestemmingreserves Voorzieningen Eindsaldo
Stand
Stand
Stand
ultimo 2006
ultimo 2007
ultimo 2008
18.908
19.047
19.333
19.623
130.171
127.386
127.363
127.600
56.681
67.156
68.822
69.960
205.760
213.589
215.518
217.183
Het derde onderdeel van de financiële positie, het weerstandsvermogen, is weergegeven in hoofdstuk 3. Uit deze paragraaf blijkt dat er voldoende risicobuffer is.
4.5.1 Personeelsgebonden kosten Het provinciale personeel is een belangrijke factor in de realisatie van de provinciale doelstellingen. Waar externe factoren aanleiding geven tot aanpassing van beleid, inspelen op bezuinigingen en het anders vormgeven van de provinciale rol heeft dit ook invloed op de personele formatie. De volgende actuele ontwikkelingen hebben invloed op de omvang van de personele formatie: • de effecten van de efficiencytaakstelling volgens het Onderhandelingsakkoord (0,5 procent per jaar gedurende 4 jaar); • een aanvullende efficiencykorting om het gebiedsgericht werken in te kunnen voeren; • de effecten van de takendiscussie; • de verzelfstandiging van de Hannema de Steurs Fundatie per 1 juni 2004; • de voorstellen voor beleidsintensiveringen.
Programmabegroting
147
Al deze aspecten zijn vertaald in de in deze paragraaf opgenomen overzichten van personeelsgebonden kosten en formatie. De formatie daalt geleidelijk van 926 fte in 2004 naar 830 fte in 2008. Deze formatieve daling heeft directe invloed op de personeelsgebonden kosten. Dat de daling daar minder rigoureus is komt door het in deze kosten verwerken van de volgende aspecten die allen een kostenverhogende werking hebben: • De huidige CAO, die loopt tot voorjaar 2005, en de voorlopige indexering van de salariskosten na afloop van die CAO van 2,875 procent. In dit percentage zit ook de raming van de toekomstige ontwikkeling van de sociale lasten en pensioen; • De indexering van de overige personeelsgebonden kosten van 1,5 procent (conform de programmakosten); • De invoering van de gewijzigde functiewaardering voor provincies, FUWAPROV, per 1 januari 2005; • De ontwikkeling van de pensioenpremies en de kosten van het seniorenbeleid. Verder is in de salarisramingen vanaf 2005 het voorstel opgenomen om € 1,9 miljoen9 in te zetten voor de onvermijdelijke frictiekosten in het kader van de implementatie van de Takendiscussie en ter financiering van de benodigde formatie voor Gebiedsgericht Werken. Voor Gebiedsgericht Werken zijn in totaal 23,5 fte nodig. Door herplaatsing van medewerkers en een extra efficiencykorting van 4 fte heeft de organisatie hier 19,5 fte zelf van ingevuld. Voor 4 fte wordt voorgesteld een beroep te doen op de hier beschikbare middelen. Bij het onderdeel beleidsintensiveringen treft u een nadere toelichting hierop aan. De gemiddelde salariskosten per fulltime medewerker stijgt van € 54.157 in 2004 naar € 55.267 in 2005. De gemiddelde personeelsgebonden kosten per fulltime medewerker (salariskosten plus externe deskundigheid, reis- en verblijfkosten, onkosten, VOT en overige) stijgen van € 57.005 in 2004 naar € 57.827 in 2005. In de hierna opgenomen tabellen wordt achtereenvolgens ingegaan op de formatie, de kosten daarvan, de verdeling van die kosten over de programma’s en de afzonderlijk gepresenteerde kosten van provinciale bestuurders en voormalig personeel.
9
Dit bedrag stond voorheen in de begroting als gevolg van de realisatie van de taakstelling uit de vorige bestuursperiode op de afbouw van het flexfonds, in 2004 is dit bedrag incidenteel grotendeels in het Actiefonds gestort.
148
Programmabegroting
Toegestane formatie
Afgerond op hele fte’s Werkelijk 2003
Begroot 2004
2005
2006
2007
2008
Specificatie van de toegestane formatie naar eenheden: Statengriffie Directie Concernstaf/Programma's en Projecten Bestuurlijke aangelegenheden Economie, Milieu en Toerisme Landbouw, Natuur en Landschap Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid Water en Bodem Wegen en Kanalen Zorg en Cultuur Facilitaire dienstverlening Middelen Kasteel Het Nijenhuis / HSF
6 3
6 3
6 3
6 3
6 3
6 3
31 85 118 78 95 69 192 42 135 87 19
29 84 110 77 92 68 192 41 136 88 0
24 85 101 63 95 64 190 41 134 88 0
24 79 101 61 95 63 189 40 133 88 0
23 79 100 61 94 63 188 40 132 87 0
23 77 100 61 94 63 188 38 132 87 0
Toegestane formatie Primaire begroting 2005
960
926
894
882
876
872
4 3 2 2,5 0,4 1,8 14
4 3 2 2,5 0,4 1,8 14
4 2 2 2,5 0,4 1,8 13
4
1,8 8
908
896
889
880
-50
-50
839
830
Beleidsintensiveringen Gebiedsgericht Werken Bouwen aan Wonen Vervoer GS De andere provincie Internationalisering Jeugdzorg Subtotaal Totaal personeelsgebonden kosten inclusief beleidsintensiveringen
960
926
Effect Takendiscussie Toegestane formatie Programmabegroting 2005
960
926
908
896
Programmabegroting
149
2
Personeelsgebonden- en overige salariskosten
Bedragen x € 1.000 euro Werkelijk 2003
Begroot 2004
2005
2006
2007
2008
48.663 1.900 591
48.341 1.900 520
48.070 1.900 520
Salarislasten incl. sociale lasten Frictiekosten takendiscussie/GGW Uitzendkrachte n/externe deskundigheid
45.077
50.150
4.479
1.215
49.409 1.900 859
Subtotaal
49.556
51.365
52.168
51.154
50.761
50.490
793 40 537 45
880 60 398 84
885 60 400 85
885 60 400 85
885 60 400 85
885 60 400 85
50.971
52.787
53.598
52.584
52.191
51.920
402 -402
402 -402
402 -402
402 -402
225 87 200 34 106 652
225 87 200 34 106 652
150 87 200 34 106 577
106 193
54.250
53.236
52.768
52.113
-2.900
-2.900
49.868
49.213
Reis- en verblijfskosten Onkostenvergoedingen Vorming, opleiding en training Overige kosten Totaal personeelsgebonden kosten primaire begroting Beleidsintensiveringen Gebiedsgericht Werken Dekking uit frictiekosten (Gebiedsgericht Werken) Bouwen aan Wonen Vervoer GS De andere provincie Internationalisering Jeugdzorg Subtotaal Totaal personeelsgebonden kosten inclusief beleidsintensiveringen
50.971
52.787
Effect Takendiscussie Totaal personeelsgebonden kosten in de programma's
150
Programmabegroting
50.971
52.787
54.250
53.236
87
Verdeling personeelsgebonden kosten naar Programma’s
De tabel hieronder geeft de geraamde personeelsgebonden kosten per programma weer. De raming is gebaseerd op de verwachte tijdsbesteding. In de jaarrekening worden de personeelsgebonden kosten per programma verantwoord op basis van de werkelijke tijdsbesteding van de medewerkers. Werkelijk Begroot 2003 2004 Bestuur Economie en innovatie Water Ruimte Wervende steden Landelijk gebied Zorg Cultuur en Maatschappelijke Ontwikk. Milieu Bereikbaarheid Veiligheid
2005
2006
2007
2008
4.918 2.673 1.756 3.435 250 5.258 1.039 1.205 6.503 9.515 450
6.039 2.318 2.090 3.782 0 4.932 1.204 1.041 6.463 10.517 490
6.685 1.813 2.017 3.863 0 3.594 1.085 1.023 6.535 10.775 504
6.414 1.813 1.951 3.827 0 3.540 1.071 997 6.498 10.775 504
6.491 1.736 1.951 3.695 0 3.543 1.071 997 6.498 10.775 504
6.350 1.736 1.951 3.695 0 3.543 940 997 6.498 10.775 504
Totaal extern beleid
37.002
38.876
37.894
37.390
37.261
36.989
Apparaatskosten
13.969
13.911
15.704
15.194
14.930
14.931
50.971
52.787
53.598
52.584
52.191
51.920
652
652
577
193
54.250
53.236
52.768
52.113
-2.900
-2.900
49.868
49.213
Totaal personeelsgebonden kosten Primaire Begroting 2005 Beleidsintensiveringen Totaal personeelsgebonden kosten inclusief beleidsintensiveringen
50.971
52.787
Effecten Takendiscussie Totaal personeelsgebonden kosten Programmabegroting 2005 •
50.971
52.787
54.250
53.236
De post apparaatskosten bestaat uit de personeelsgebonden kosten van de eenheden BA, MI, FD , Directie en de Concernstaf.
Jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume
Conform de richtlijnen van het BBV rapporteren wij over deze verplichtingen. Van invloed op de financiële positie zijn de jaarlijks te betalen bedragen gerelateerd aan de personeelskosten. Het betreft hier voornamelijk de waarde van de verlofuren van het provinciepersoneel en het nog te betalen vakantiegeld. Ultimo 2005 verwachten wij dat de waarde van de verlofuren ongeveer € 0,940 miljoen bedraagt en dat € 1,653 miljoen aan vakantiegeldverplichting aanwezig zal zijn.
Programmabegroting
151
Rechtstreeks op programma’s verantwoorde salarissen
De rechtstreeks op programma’s verantwoorde salarissen hebben betrekking op vergoedingen voor bestuursleden van de Provincie en op kosten van voormalig personeel. Deze kosten worden direct verantwoord op de programma’s en zijn niet opgenomen in de tabellen hiervoor. Bedragen x € 1.000 Werkelijk Begroot 2003 2004
2005
2006
2007
2008
Vergoeding PS-leden Vergoeding GS-leden, uitkeringen en pensioenen oud leden Jaarwedde CdK Kosten gepensioneerden betreffende IZR Voormalig personeel Salaris stagiaires Bijdrage bijzondere ziektekosten Premiespaarregeling Vergoedingen bedrijfshulpverlening
885 1.235
825 1.000
849 1.029
849 1.029
885 1.029
849 1.029
170 495 667 32 23 109 26
180 550 658 32 29 37 33
185 576 677 33 30 38 33
185 576 677 33 30 38 49
185 576 677 33 30 38 33
185 576 677 33 30 38 33
subtotaal primaire begroting
3.642
3.344
3.450
3.466
3.486
3.450
0
275
275
238
119
26
3.642
3.619
3.725
3.704
3.605
3.476
autonome ontwikkelingen: - wachtgeld oud GS-leden
Totaal
4.6
Nieuw Beleid
De ambities die we ons gesteld hebben in het Onderhandelingsakkoord vinden deels een vertaalslag in de voornemens voor nieuw beleid. Het totaalbedrag aan nieuw beleid/majeure projecten over de bestuursperiode 2004-2008 komt uit op ruim € 160 miljoen. Basis hiervoor vormen het Onderhandelingsakkoord, bij de begroting 2004 toegekend nieuw beleid en uit de vorige bestuursperiode doorlopend nieuw beleid/majeure projecten. In de periode 2004-2007 wordt van het totale nieuw beleid gemiddeld ongeveer € 4 miljoen per jaar gedekt door herrichting van bestaande budgetten. Het nieuw beleid 2008 bestaat uit de bij de Perspectiefnota aangenomen amendementen en een bedrag van € 1 miljoen voor cultuurconvenant (bij de begroting 2004 toegekend nieuw beleid). De bedragen voor nieuw beleid zijn opgenomen onder de verschillende programma’s in de begroting. Hieronder vindt u een totaaloverzicht van het nieuw beleid per programma (cursief is aangegeven het deel dat via herrichting wordt gedekt). In de bijlage wordt het nieuw beleid verder gespecificeerd.
152
Programmabegroting
bedragen x € 1.000 Nieuw Beleid 2004 Bestuur
2005
2006
2007
2008
1.341
1.879
1.674
1.928
0
14.022
10.394
9.382
2.527
0
Economie en innovatie via herrichting
123
123
123
123
0
Water
600
679
843
1.093
0
Economie en innovatie
Water via herrichting
120
157
157
157
0
Ruimte
2.455
2.012
1.012
500
0
Wervende steden
2.087
2.843
2.668
2.788
0
Wervende steden via herrichting
1.373
1.357
1.032
912
0
11.134
11.850
10.636
10.156
0
2.296
2.286
2.236
2.286
0
Zorg
850
910
910
910
60
Zorg via herrichting
150
175
175
175
0
6.118
3.237
2.401
2.301
1.189
Cultuur en maatsch.ontw.via herrichting
100
100
100
100
0
Milieu
380
380
200
200
0
Landelijk gebied Landelijk gebied via herrichting
Cultuur en maatschappelijke ontwikkeling
Bereikbaarheid
4.290
10.465
2.063
1.100
0
Bereikbaarheid via herrichting
48
48
0
0
0
Veiligheid
33
33
33
0
0
Apparaatskosten
13
0
0
0
0
Totaal Nieuw Beleid
47.533 48.928
35.645 27.256 1.249
Programmabegroting
153
5
Provinciale organisatie
5.1
Provinciale Staten
Op 11 maart 2003 zijn er provinciale verkiezingen gehouden. Op dezelfde datum is de Provinciewet gewijzigd in verband met het dualisme. De huidige samenstelling van PS is als volgt: CDA
24 zetels
PvdA
15
VVD
9
Christenunie
4
Groen Links
3
SP
3
D’66
2
SGP
2
LPF
1
Totaal
154
Programmabegroting
63 zetels
Statengriffie
De griffie heeft primair tot doel om Provinciale Staten te ondersteunen in haar functioneren. De ondersteuning door de statengriffie behelst in het bijzonder de secretariële ondersteuning van Provinciale Staten - statencommissies en commissie Beleidsevaluatie. De taken zijn daarnaast aangevuld met taken op het gebied van communicatie, voorlichting en controle.
5.2
Dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur van de provincie bestaat uit de Commissaris van de Koningin (voorzitter) en zes gedeputeerden. Samen vormen zij het college van gedeputeerde staten.
5.2.1 Commissaris van de Koningin Per 1 juni 2002 is de heer mr. G.J. Jansen benoemd tot Commissaris van de Koningin in de provincie Overijssel. Tot de portefeuille van de Commissaris van de Koningin in Overijssel behoren integriteit van bestuur, openbare orde en veiligheid en samenwerking Overijssel-Gelderland, internationalisering, promotie, externe betrekkingen en lobby. Daarnaast heeft hij een aantal rijkstaken, waaronder burgemeesterszaken en het gastheerschap tijdens bezoeken van leden van het Koninklijk Huis. De CvdK is zowel voorzitter van Provinciale Staten als van het college van gedeputeerde staten.
5.2.2 Gedeputeerde Staten Het college van Gedeputeerde Staten (GS) vormt het dagelijkse bestuur van de provincie Overijssel. Naast de CvdK is sinds de verkiezingen in het voorjaar van 2003 het college als volgt samengesteld (inclusief portefeuilleverdeling): P. Jansen (CDA) Landelijk gebied en Water Plattelandsontwikkeling Landbouw Natuur Reconstructie Water Groen milieu Energie J.G. Kristen (PvdA) Grote steden en Welzijn Grotestedenbeleid Welzijn/minderheden Cultuur en media Kulturhusen Sport Beleidscoördinatie en beleidsinformatie Personeel en organisatie Renovatie provinciehuis Procescoördinatie kerntakendiscussie
Programmabegroting
155
J.W. Klaasen (VVD) Bereikbaarheid en Bestuur Verkeer en vervoer, wegen en kanalen Bestuurlijke organisatie Algemeen bestuur Financiën incl. financieel toezicht Juridische zaken/ mediation Deelnemingen Procescoördinatie Vergunningverlening en Handhaving Procescoördinatie herijking financiële relaties Drs. T.W. Rietkerk (CDA) Ruimte en Milieu Volkshuisvesting Ruimtelijke ordening Milieu Bodemsanering Ontgrondingen Procescoördinatie deregulering en ontbureaucratisering Drs. C. Abbenhues (PvdA) Economie en Innovatie Economie (incl. bedrijvigheidplannen) Recreatie en toerisme Grondbeleid Onderwijs ICT Vastgoed Coördinatie Europese fondsen Procescoördinatie gebiedsgericht werken Procescoördinatie provinciaal omgevingsplan G.J.H. Ranter (CDA) Zorg en Participatie Ouderen- en jeugdzorg Volksgezondheid Integrale veiligheid (incl. procescoördinatie) Handhaving(-sbeleid) Communicatie en voorlichting Procescoördinatie burgerparticipatie Regeling Vitaliteit Kleine Kernen
5.2.3 Samenstelling directie De eindverantwoordelijkheid voor de gehele organisatie ligt bij de directie. De directie heeft een verantwoordelijkheidsplicht aan het college in regulier overleg en managementrapportages. Ze heeft het mandaat voor het feitelijk besturen van de ambtelijke organisatie. Ze zorgt ervoor dat de ambtelijke organisatie doelmatig en doeltreffend is georganiseerd, en dat die organisatie inhoudelijk functioneert binnen de bestuurlijk bepaalde beleidslijnen. Zij zorgt ervoor dat het bestuur tijdig alle relevante informatie en adviezen krijgt voor het bepalen van het beleid en heeft een actieve voortrekkersrol in het voorbereiden van het strategische beleid. Het directieteam van de provincie Overijssel bestaat uit drie leden. De heer mr. H.A. Timmerman MBA is voorzitter van de directie. Hij is eindverantwoordelijk voor de totale ambtelijke organisatie. Verder is hij secretaris en adviseur van Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koningin. Mevrouw dr. H. te Grotenhuis richt zich binnen het directieteam primair op externe strategie, waarbij integraliteit, externe oriëntatie en de positionering van de provincie sleutelbegrippen zijn. De heer mr. drs. A. Hazelhoff MBA is binnen de directie verantwoordelijk voor de planning en controlcyclus, het versterken van de resultaatgerichtheid en het kwaliteitsbeleid.
156
Programmabegroting
5.3
Organisatie
Concernstaf (CS)
De Concernstaf ondersteunt de directie in de verwezenlijking van sturing, samenhang en strategie. Het is de beweging naar betere sturing, naar meer samenhang en naar meer strategisch handelen die nodig is om als bestuur en organisatie in gemeenschappelijke inspanning de goede dingen op een goede manier voor de Overijsselse samenleving te kunnen doen. De Concernstaf heeft drie hoofdtaken, te weten: integrale strategieontwikkeling en strategische beleidscoördinatie, buitenlijnse projecten en programma’s en ondersteuning van het bestuursproces en de directievoering. Eenheid Bestuurlijke Aangelegenheden (BA)
De eenheid Bestuurlijke Aangelegenheden richt zich op de verbetering van de kwaliteit van het openbare bestuur. Daarmee beweegt de eenheid op een breed werkveld. Van integrale veiligheid, repressieve handhaving, relaties met gemeenten tot interprovinciale samenwerking. En van lobby in Den Haag en Brussel, profilering provincie, heldere communicatie met de burger tot internationalisering. Maar ook van juridische kwaliteitszorg, inzet van mediation, financieel toezicht op gemeenten tot burgemeestersbenoemingen en rampenbestrijding. Eenheid Economie, Milieu en Toerisme (EMT)
De eenheid Economie, Milieu en Toerisme richt zich op het stimuleren van werkgelegenheid en economische groei onder een gelijktijdige verbetering van de milieuprestaties van bedrijven. Daarnaast neemt zij maatregelen voor de arbeidsmarkt om te bevorderen dat de werkgelegenheid ten goede komt aan alle groepen op de arbeidsmarkt. Tevens stimuleert de eenheid het recreatieve voorzieningenniveau om Overijssel zo toegankelijk mogelijk te maken. Eenheid Facilitaire Dienstverlening (FD)
De eenheid Facilitaire Dienstverlening verzorgt de technische infrastructuur die interactieve communicatie tussen de provincie en haar gesprekspartners mogelijk maakt. Ook de informatievoorziening binnen de provincie wordt toegankelijk en betrouwbaar gehouden . Daarnaast is men verantwoordelijk voor de facilitaire ondersteuning binnen het provinciehuis. Eenheid Landbouw, Natuur en Landschap (LNL)
De eenheid Landbouw, Natuur en Landschap zet zich in voor een levensvatbare landbouw, een levenskrachtige natuur en een levenslustig landschap. Men streeft naar plattelandsvernieuwing en – ontwikkeling en een land- en tuinbouwsector met een goede toekomst. Ze werkt aan de vergroting en verbetering van natuur en landschap (ecologische hoofdstructuur). Daarnaast zorgt de eenheid ook voor vergunningsverlening en handhaving van de 'groene' wetten: Flora- en Faunawet, Natuurschoonwet, Natuurbeschermingswet en Boswet. Eenheid Middelen (MI)
De eenheid Middelen ondersteunt het bestuur en het management van de provincie Overijssel bij de ontwikkeling en uitvoering van haar middelentaken: financiën, bedrijfskunde, informatievoorziening en personeel en organisatie. Eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid (RWB)
De eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid beweegt zich op de beleidsterreinen ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en verkeer en vervoer, waar veel verschillende belangen om een zorgvuldige afweging vragen, zoals: ruimtebeslag, milieu, economie, mobiliteit en huisvesting. De inwoners van Overijssel moeten goed kunnen wonen, werken en recreëren en ze moeten de ruimte hebben om zich zonder al te veel problemen te kunnen verplaatsen.
Programmabegroting
157
Eenheid Water en Bodem (WB)
De eenheid Water en Bodem heeft de zorg voor de uitvoering van de Grondwaterwet, de Provinciale milieuverordening voor de grondwaterbescherming, de Wet Hygiëne en Veiligheid Bad- en Zweminrichtingen, de Ontgrondingenwet en de Wet Bodembescherming. Verder houdt men zich bezig met de aanpak van voormalige stortplaatsen, gasfabrieken en waterbodems. Daarnaast is men verantwoordelijk voor het waterbeleid in de provincie, met als doel dat Overijssel veilig is voor overstromingen, dat de landbouw voldoende water heeft voor haar werk en dat ook de natuur voldoende water van een goede kwaliteit krijgt. Eenheid Wegen en Kanalen (WK)
De eenheid Wegen en Kanalen is verantwoordelijk voor de bouw en het beheer van provinciale wegen (hoofdrijbanen, fietspaden en parallelwegen), vaarwegen, bruggen en sluizen. Dit gebeurt op zodanige wijze dat de verkeersveiligheid, duurzaamheid en bereikbaarheid gewaarborgd zijn. De eenheid kent vier secties: de centrale sectie infrabouw en beheer, met kantoor in het Provinciehuis te Zwolle. De drie kantoren van de regionale afdelingen staan in Raalte, Borne en Tuk (gemeente Steenwijkerland). Eenheid Zorg en Cultuur (ZC)
De eenheid Zorg en Cultuur zet zich in voor een samenleving waarin alle inwoners van Overijssel op een volwaardige manier kunnen deelnemen. De provincie wil dat de inwoners gebruik kunnen maken van voorzieningen op het terrein van cultuur, onderwijs, welzijn en zorg. Daarom moet er voldoende aanbod van voorzieningen zijn en moeten die voorzieningen voor iedereen toegankelijk zijn. Bovendien moeten deze goed verspreid zijn over de provincie en natuurlijk van een goede kwaliteit.
158
Programmabegroting
6
Woordenlijst
AMK AO/IC APPA APR II ARBO Arhi art. AVA Awb AWBZ
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Administratie organisatie en interne controle Algemene pensioenwet Politieke ambtsdragers ArbeidsplaatsenPremieRegeling II Arbeidsomstandigheden Algemene regels herindeling artikel Algemene Vergadering van Aandeelhouders Algemene wet bestuursrecht Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BA BBI BBV BCF BDU BGO BNG BTW BZK
(eenheid) Bestuurlijke Aangelegenheden Beleids- en BeheersInstrumentarium Besluit Begroting en Verantwoording BTW-Compensatiefonds Brede Doeluitkering Bestuurlijke GebiedsOverleggen Bank Nederlandse Gemeenten Bruto Toegevoegde Waarde Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties
CAO CBS COT CROW
Collectieve ArbeidsOvereenkomst Centraal Bureau voor de Statistiek Crisis OnderzoeksTeam Centrum voor Regelgeving Onderzoek in de grond- Water- en wegenbouw en verkeerstechniek ConcernStaf Commissaris (van) de Koningin
CS CvdK/CdK DB Domotica
Dagelijks Bestuur De integratie van technologie en diensten binnen de woning, met het doel betere kwaliteit van wonen van de bewoner te bevorderen door middel van meer en betere veiligheid, alarmering, comfort.
EFRO EHS EKC EMT EPD E-Provincie EQUAL ESF EU EZ
Europees Fonds Regionale Ontwikkeling Ecologische HoofdStructuur Eigen Kracht Conferentie (eenheid) Economie, Milieu en Toerisme Enig Programmerings Document Elektronische Provincie Europees subsidieprogramma Europees Structuur Fonds Europese Unie Ministerie van Economische Zaken
FD FTE FUWAPROV
(eenheid) Facilitaire dienstverlening Fulltime equivalent, ofwel een 100% formatieplaats (methode voor) Functiewaardering Provincies
GEP GGOR GGW GGZ GLOBIS GOBT GOM GS GSB
Gebiedsgericht Economisch Perspectief Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem Gebieds Gericht Werken Geestelijke GezondheidsZorg Informatiesysteem voor bodemsanering Gelders Overijssels Bureau voor Toerisme Gelderse ontwikkelingsmaatschappij Gedeputeerde Staten GroteStedenBeleid
Programmabegroting
159
HBO HIS HOED HSF
Hoger Beroeps Onderwijs Hoogwater Informatie Systeem Huisartsen Onder Eén Dak Hannema – De Steurs Fundatie
IBA ICT IGON IIP INK Interregg IPO
Individuele Behandeling van Afvalwater Informatie- en CommunicatieTechnologie Initiatief- en coördinatiepunt Goederenvervoer Oost-Nederland Investors in People: verbeterproces ten behoeve van de organisatorische en personele prestaties van organisaties. Instituut voor Nederlandse Kwaliteitszorg Europees subsidieprogramma InterProvinciaal Overleg
KCO KITO KRW
Kunst en Cultuur Overijssel KwaliteitsImpuls Toerisme Overijssel Kaderrichtlijn Water
Leader+ LNL LNV LO
Een Europees subsidieprogramma (eenheid) Landbouw, natuur en landschap Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij Landschap Overijssel
MBO MER MEUP MI MKB MRB MTR
Middelbaar Beroeps Onderwijs Milieu Effecten Rapportage Meerjarig economisch uitvoeringsprogramma (eenheid) Middelen Midden- en KleinBedrijf MotorRijtuigenBelasting Maximaal Toelaatbare Risicowaarden
NaNOV NDIX NEI NOV NRW
Plan van maatregelen om de hinder tegen te gaan als gevolg van de NOV (NoordOostelijke spoorVerbinding) Nederlands- Duitse Internet eXchange Nederlands Economisch Instituut Noord Oostelijke spoorVerbinding Noordrijn-Westfalen (deelstaat Duitsland)
OBD OOM OOST NV
Overijsselse Bibliotheek Dienst Overijsselse OntwikkelingsMaatschappij Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland NV
P&C PKB POP PS PVVP
Planning & Control Planologische Kern Beslissing Plattelands Ontwikkeling Programma (een Europees subsidieprogramma) Provinciale Staten Provinciaal Verkeers- en VervoersPlan
RATIO
RMC ROC ROO RPA RW RWB
Arbeidsmarktinformatiesysteem (Regionale ArbeidsmarkT Informatiesysteem Overijssel) Regionaal Bedrijventerrein Twente Naar aanleiding van de varkenspest eind jaren negentig is de Reconstructiewet opgesteld. Doel van deze wet is de problemen rond de intensieve veehouderij in samenhang met andere knelpunten (wonen, ondernemen, toerisme) op te lossen. Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Regionaal OpleidingsCentrum Regionale Ontwikkeling Overijssel Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid RijksWeg (eenheid) Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid
VMBO VNG VROM V&W VVV VWS
Voortgezet Middelbaar Beroeps Onderwijs Vereniging Nederlandse Gemeenten Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Ministerie van Verkeer & Waterstaat Verkeersbureau voor VreemdelingenVerkeer Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
RBT Reconstructie
160
Programmabegroting
WB WB21 WGR WHP WJZ WK WMO WO WRO WWB
(eenheid) Water en bodem Waterbeleid 21e eeuw Wet Gemeenschappelijke Regelingen WaterHuishoudingsPlan Wet op de JeugdZorg (eenheid) Wegen en Kanalen WaterleidingMaatschappij Overijssel Wetenschappelijk Onderwijs Wet Ruimtelijke Ordening Wet werk en bijstand
ZC
(eenheid) Zorg en cultuur
Programmabegroting
161
Bijlagen
Specificatie Nieuw Beleid/Incidentele lasten Bedragen x € 1.000 Programma
Onderwerp
2005 Incl. herrichting
2006
Herrich-
Excl.
Incl. her-
ting
Her-
richting
Herrichting
Excl. Her-
richting
richting
Bestuur ICT, 2e fase (incidenteel) programmakosten
718
718
718
718
ICT, 3e fase, E-visie, incl. breedbandproject
761
761
761
761
12
12
12
12
132
132
132
132
29
29
176
176
42
42
42
42
9
9
9
9
1.879
1.674
6.855
6.855
6.855
APR II, bedrijven > 25 medewerkers
262
262
262
Arbeidsplaatsenregeling, bedrijven < 25
750
750
750
Positionering/profilering prov. programmakosten Positionering/profilering prov. personeelsgebonden kosten Juridische kwaliteitszorg, Mediation programmakn Juridische kwaliteitszorg, Mediation personeelsgeb. kosten Jongerenraad programmakosten Jongerenraad personeelsgebonden kosten
subtotaal
1.879
0
0
1.674
Economie & Innovatie Europese programma's/ICES
6.855
medewerkers Kennispark Twente (Inv.progr.)
1.250
93
1.157
1.250
93
1.157
Revitalisering/TIPP- regeling
1.000
30
970
1.000
30
970
100
100
Toerisme
100
100
pm
Afstemming onderwijs- arbeidsmarkt
pm
(projecten) Recreatie
300
300
subtotaal
162
Programmabegroting
300
300
pm
Innovatie -impuls
10.517
123
10.394
pm 9.505
123
9.382
Programma
Onderwerp
2007 Incl. herrichting
2008
Herrich-
Excl.
Incl. her-
ting
Her-
richting
Herrich-
Excl.
ting
Her-
richting
richting
Bestuur ICT, 2e fase (incidenteel) programmakosten
718
718
ICT, 3e fase, E-visie, incl. breedbandproject
1.015
1.015
12
12
132
132
42
42
9
9
Positionering/profilering prov. programmakosten Positionering/profilering prov. personeelsgebonden kosten Juridische kwaliteitszorg, Mediation programmakn Juridische kwaliteitszorg, Mediation personeelsgeb. kosten Jongerenraad programmakosten Jongerenraad personeelsgebonden kosten
subtotaal
1.928
0
1.928
Kennispark Twente (Inv.progr.)
1.250
93
1.157
Revitalisering/TIPP- regeling
1.000
30
970
0
0
0
0
0
0
Economie & Innovatie Europese programma's/ICES APR II, bedrijven > 25 medewerkers Arbeidsplaatsenregeling, bedrijven < 25 medewerkers
Toerisme
100
100 pm
Afstemming onderwijs- arbeidsmarkt (projecten) Recreatie
300
300 pm
Innovatie -impuls
subtotaal
2.650
123
2.527
Programmabegroting
163
Programma
Onderwerp
2005 Incl. herrichting
2006
Herrich-
Excl.
Incl. her-
ting
Her-
richting
Herrichting
Excl. Her-
richting
richting
Water 1.000
157
843
679
1.000
157
843
500
500
500
500
1.000
1.000
193
193
193
193
62
62
62
62
257
257
257
257
subtotaal
2.012
2.012
1.012
1.012
Totaal Grote stedenbeleid
4.200
1.357
2.843
3.700
1.032
2.668
4.200
1.357
2.843
3.700
1.032
2.668
429
429
10.565
10.792
1.191 995
Wateropgave Uitvoering kaderrichtlijn water
subtotaal
750
157
86 836
593 86
157
Ruimte Stedelijke vernieuwing (ISV) Rood-voor Rood – sloop stallen (voorfinanciering) Rood-voor-Rood ondersteuning/advies progr.kosten Rood-voor-Rood ondersteuning/advies personeelskosten Streekfunctie Steenwijk en Hardenberg
Wervende Steden
subtotaal Landelijk Gebied Stimulering particulier beheer en groene
429
diensten Totaal Reconstructie Regionale Ontwikkeling Overijssel Voortzetting subsidie Stichting Overijssel Koekoekspolder Regeling vitaliteit kleine kernen
subtotaal
11.806
1.241
1.001
995
429 9.601
6
1.001
150
150
150
150
6
0
pm
0
pm
750
50
700
500
50
450
14.136
2.286
11.850
12.872
2.236
10.636
470
470
470
470
30
30
30
30
60
60
60
60
Zorg Zorgproject, eerstelijnszorgprojecten progr.kosten Zorgproject, eerstelijnszorgprojecten personeelskosten Digitaal Informatiepunt Sociaal Isolement Zorgprojecten
subtotaal
164
Programmabegroting
525
175
350
525
175
350
1.085
175
910
1.085
175
910
Programma
Onderwerp
2007
2008
Incl.
Herrich-
Excl.
Incl.
Herrich-
her-
ting
Her-
her-
ting
richting
richting
richting
Excl. Herrichting
Water Wateropgave
1.250
157
1.093
1.250
157
1.093
Uitvoering kaderrichtlijn water
subtotaal
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Ruimte Stedelijke vernieuwing (ISV)
500
500
Rood-voor Rood – sloop stallen (voorfinanciering) Rood-voor-Rood ondersteuning/advies progr.kosten Rood-voor-Rood ondersteuning/advies personeelskosten Streekfunctie Steenwijk en Hardenberg
subtotaal
500
0
500
3.700
912
2.788
3.700
912
2.788
10.791
1.241
9.550
1.001
995
Wervende Steden Totaal Grote stedenbeleid
subtotaal Landelijk Gebied Stimulering particulier beheer en groene diensten Totaal Reconstructie Regionale Ontwikkeling Overijssel Voortzetting subsidie Stichting Overijssel Koekoekspolder Regeling vitaliteit kleine kernen
subtotaal
150
6 150
0
pm
500
50
450
12.442
2.286
10.156
Zorg Zorgproject, eerstelijnszorgprojecten
470
470
30
30
60
60
progr.kosten Zorgproject, eerstelijnszorgprojecten personeelskosten Digitaal Informatiepunt Sociaal Isolement Zorgprojecten
subtotaal
500
175
350
1.085
150
910
60 60
Programmabegroting
60 0
165
60
Programma
Onderwerp
2005
2006
Incl.
Herrich-
Excl.
Incl.
Herrich-
her-
ting
Her-
her-
ting
richting
richting
richting
Excl. Herrichting
Cultuur en Maatsch. Ontw. Cultuuraccomodaties
461
461
Allochtonen in de sport
100
100
100
100
100
100
100
100
Ontwikkeling vrijwilligerswerk (Versterking) vrijwilligers(net)werk
113
50
63
113
50
63
Kulturhusen
500
50
450
250
50
200
Digitaal netwerk bibliotheken
475
475
350
350
90
90
90
90
225
225
225
225
34
34
34
34
150
150
150
150
1.000
1.000
1.000
1.000
89
89
89
89
3.237
2.501
Orkest van het Oosten Festivals Audiovisueel centrum Overijssel Stimulering amateurkunstb eoefening Cultuurconvenant
Portal Service Vrijwilligerspunt Overijssel
subtotaal
3.337
100
100
2.401
Milieu Co- financiering energiebureau Overijssel
90
90
Energiebesparing
90
90
200
200
200
200
380
380
200
200
7.445
7.445
963
963
3.000
1.100
1.100
10.465
2.063
2.063
33
33
33
33
subtotaal
33
33
33
33
TOTAAL
48.928
44.682
35.645
Stimuleringsregeling bodemsanering door derden
subtotaal Bereikbaarheid PVVP, incl. instandhouding provinciale kunstwerken Totaal optimaliseren goederenvervoer Infrastructurele knelpunten
subtotaal
68
48
3.000 10.513
48
20
Veiligheid Project Integrale Veiligheid (PIV)
166
Programmabegroting
4.246
3.823
31.822
Programma
Onderwerp
2007
2008
Incl.
Herrich-
Excl.
Incl.
Herrich-
her-
ting
Her-
her-
ting
richting
richting
richting
Excl. Herrichting
Cultuur en Maatsch. Ontw. Cultuuraccomodaties
Allochtonen in de sport
Ontwikkeling vrijwilligerswerk
100
100
100
100
100
100
(Versterking) vrijwilligers(net)werk
113
50
63
Kulturhusen
250
50
200
Digitaal netwerk bibliotheken
250
250
90
90
225
225
34
34
150
150
1.000
1.000
1.000
1.000
89
89
89
89
2.301
1.189
Orkest van het Oosten Festivals Audiovisueel centrum Overijssel Stimulering amateurkunstbeoefening
Cultuurconvenant
Portal Service Vrijwilligerspunt Overijssel
subtotaal
2.401
100
0
1.189
Milieu Co- financiering energiebureau Overijssel Energiebesparing Stimuleringsregeling bodemsanering
200
200
200
200
1.100
1.100
door derden
subtotaal
0
0
1.100
0
0
0
0
0
23.503
1.249
Bereikbaarheid PVVP, incl. instandhouding provinciale kunstwerken Totaal optimaliseren goederenvervoer Infrastructurele knelpunten
subtotaal
1.100
0
Veiligheid Project Integrale Veiligheid (PIV)
subtotaal
0
TOTAAL
27.256
3.753
Programmabegroting
0
167
1.249
Toelichting
In bovenstaand overzicht Nieuw Beleid/Incidentele lasten vindt u de nieuwe beleidsvoornemens per programma en per onderwerp voor de Begroting 2005 en bijbehorende Meerjarenraming. Herrichting betekent in dit geval dat uit het structurele bestaande beleid een deel wordt aangewend voor nieuw beleid. De bedragen blijven echter bij de oorspronkelijke producten (donoren) geraamd en worden dus niet overgeheveld naar het nieuwe beleidsproduct. Bij de bepaling van de incidentele lasten geldt dat hier moet worden uitgegaan van het totaalbedrag exclusief herrichting.
Specificatie Overige incidentele baten en lasten Bedragen x € 1.000 Incidentele lasten per programma
2005 2006 2007 2008
Bestuur Kosten college-onderhandelingen 2007 Flora- en Faunawet: personele kosten totaal
92 92
0
Ruimte Voortzetting/verbreding stimuleringsprogramma programmakosten Idem personeelsgebonden kosten
75 70
75 70
Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie programmakosten Kampereiland/Ma ndjeswaard/Pieperpolder/Zuiderzeepolder Idem personeelsgebonden kosten totaal
60 60
0
45 35 225
145
0
0
36 36
0
0
0
Apparaatskosten Uitstel aankopen keukenapparatuur tot de renovatie Uitstel aankopen audiovisuele middelen tot de renovatie Uitstel aankopen ICT tot tijdelijke huisvesting en renovatie totaal
35 33 55 123
0
0
0
TOTAAL
476
145
60
0
Milieu Flora- en Faunawet: personele kosten totaal
168
Programmabegroting
Specificatie Algemene dekkingsmiddelen
Algemene dekkingsmiddelen De algemene dekkingsmiddelen kennen geen specifieke dooelstelling. Ze vormen een belangrijk deel van de middelen die het de Provincie mogelijk maakt haar doelstellingen te verwezenlijken. Product-
Product
nummer 2.0.00.05
Rente kasgeld
2.0.20.20 2.0.30.15
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
3.250
0
3.250
2.000
1.300
1.400
Uitkering Provinciefonds
83.511
443
83.068
83.068
83.068
83.068
Opcenten
70.863
0
70.863
73.297
75.496
77.761
motorrijtuigenbelasting 2.0.40.05
Deelneming BNG
125
7
118
118
118
118
2.0.50.05
Onderuitputting
300
43
257
219
181
164
2.0.80.05
Mutaties algemene reserves
11.700
302
11.398
145
0
0
2.0.80.10
Mutaties
8.983
1.604
7.379
3.776
987
738
178.732
2.399
176.333
162.623
161.150
163.249
bestemmingsreserves
Subtotaal Onvoorzien
Het budget voor onvoorzien kent twee doelstellingen: -
Budgettaire ruimte om tegenvallers op te van die voldoen aan de criteria: onvoorzien,
onontkoombaar / onvermijdelijk en onuitstelbaar. -
Taakstellingen, die nog moeten worden toegerekend aan producten.
Product-
Product
nummer 2.0.50.10
Onvoorzien
Subtotaal Totaal Algemene middelen en onvoorzien
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
400
250
150
139
8.422
-12.940
400
250
150
139
8.422
-12.940
179.132
2.649
176.483
162.762
169.572
150.309
Programmabegroting
169
Autonome ontwikkelingen, beleidsintensiveringen en aanvullende voorstellen Binnen de algemene dekkingsmiddelen hebben zich autonome ontwikkelingen voorgedaan na het vaststellen van de financiële uitgangspunten in de Perspectiefnota 2005. Deze ontwikkelingen hebben de volgende consequenties voor de begroting. Product-
Product
nummer
Baten
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
2005
2005
2005
2006
2007
2008
2.0.20.20
Uitkering Provinciefonds
3.500
0
3.500
3.500
3.500
3.500
2.0.30.15
Opcenten
2.032
0
2.032
1.742
1.044
310
-70
0
-70
-70
-70
-70
motorrijtuigenbelasting 3.0.xx.xx
Diverse toe te rekenen apparaatskosten
Op basis van het geactualiseerde budgettaire perspectief zijn binnen dit programma voorstellen voor beleidsintensivering en aanvullende voorstellen geformuleerd. Deze voorstellen hebben de volgende consequenties voor de begroting. 3.0.xx.xx
Diverse toe te rekenen
0
-315
315
237
265
265
5.462
-315
5.777
5.409
4.739
4.005
Totaal primaire begroting
179.132
2.649
176.483
162.762
169.572
150.309
Totaal incl. intensiveringen
184.594
2.334
182.260
168.171
174.311
154.314
apparaatskosten
Subtotaal
170
Programmabegroting