Vlaamse Regering
= = ,.n-
:~~~ .~~ "
'.'
AMV/00013483/1005
Besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur houdende uitspraak over de beroepen aangetekend tegen het besluit van de deputatie van de provincie West-Vlaanderen van 13 september 2012 met nummer 33040/14/1/N4 houdende het verlenen van een milieuvergunning aan Joseph Vanden Abeele, Poelkapellestraat 81, 8920 Langemark-Poelkapelle, voor het verder exploiteren en veranderen van een gemengd veeteeltbedrijf, gelegen op hetzelfde adres.
De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur,
Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals herhaaldelijk gewijzigd;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011;
2-
AMV/13483/1005 Gelet op de beroepen van: Bart De Becker, Loofstraat 39, 8500 Kortrijk, raadsman van 3 omwonenden; - Jasper Bolle, Torhoutstraat 10, 8610 Kortemark, raadsman van Martine Riviere, aangetekend tegen het besluit nr. 33040/14/1/A/4 van de deputatie van de provincie West-Vlaanderen van 13 september 2012 waarbij vergunning wordt verleend voor een termijn verstrijkend op 13 september 2032 aan Joseph Vanden Abeele, Poelkapellestraat 81, 8920 Langemark-Poelkapelle, voor het verder exploiteren en veranderen van een gemengd veeteeltbedrijf, gelegen op hetzelfde adres, op de kadastrale percelen: afdeling 1, sectie C, perceelnummer 856n, 862a, 864b en 864c, omvattende: het verder exploiteren van: 100 zeugen, 2 beren en 906 mestvarkens; 56.000 vleeskippen; - 2.060 m3 mest; 12.000 I mazout; 1 verdeelslang; 2.000 I gas; stalplaats voor 3 voertuigen; smidse 10 kW; grondwaterwinning met een debiet van 23 m3 /dag en 7.500 m3 /j in het Quartair dek; het uitbreiden met: 246 zeugen, 50 mestvarkens; 8.000 vleeskippen; 2.650 m3 mest; 3.000 I gas; 7.000 I mazout; grondwaterwinning met een debiet van 3,75 m3 /dag en 2.262 m3 /j in het Quartair dek; Zodat deze voortaan omvat stallen voor het houden van maximaal 1.304 varkens (346 zeugen, 2 beren, 956 mestvarkens) en 64.000 vleeskippen; stalling voor 3 landbouwvoertuigen; 5.000 I gasopslag; 19.000 I mazout; 1 brandstofverdeelslang; 4.710 m3 dierlijke mest; smidse 10 kW grondwaterwinning maximaal 26,75 m3 /dag en 9.762 m3 /j in het Quartair dek; Kenmerken: - aard van de winning: vijver; - aantal: 1;
3AMV/13483/1005
-
diepte: 6 m; watervoerende laag: Quartair Dek HeOO-code: 0100 gebruik: drinkwater voor de dieren en in het huishouden;
Gelet op het attest vermeld in artikel 31, §3, van titel I van het VLAREM waaruit blijkt dat het bestreden besluit door aanplakking werd bekendgemaakt vanaf 3 oktober 2012;
Gelet op het feit dat de beroepen werden ontvangen op 5 november 2012 en ontvankelijk werden verklaard op 8 november 2012 en 6 december 2012;
Gelet op de volgende beroepsargumenten van omwonenden: het landbouwbedrijf is de voorbije jaren reeds sterk uitgebreid, met toenemende geurhinder tot gevolg; de eerste vergunning dateert van 1990 met toen slechts 134 varkens, 8 runderen, geen pluimvee en 800 m 3 mest; tussen 1991 en 1996 werd het bedrijf in verschillende fasen uitgebreid; in 2008 werd een forse uitbreiding van de exploitatie vergund: van 902 naar 1.008 varkens, van 19.500 naar 56.000 vleeskippen; van 1.842 m3 naar 2.060 m3 mest; nog geen 4 jaar later zal het aantal dieren opnieuw uitbreiden; bij de milieuvergunningsaanvraag in 2008 is gebleken dat er geurklachten waren; toen zijn een aantal voorwaarden opgelegd ter bestrijding van de geurhinder; na 4 jaar zijn deze nog steeds niet uitgevoerd; dit toont aan dat de exploitant er niet alles aan doet om de hinder voor de buurt tot een aanvaardbaar niveau te reduceren zoals nochtans is voorgeschreven door artikel 22 van het milieuvergunningsdecreet en artikel 4.1.3.2 van titel 11 van VLAREM; er wordt bijgevolg gevreesd dat ondanks opgelegde voorwaarden en beloftes van investeringen, de geurhinder zal toenemen; in het advies van de provinciale milieuvergunningscommissie is gesteld dat de reeds opgelegde maatregelen moeten worden uitgevoerd alvorens de nieuwe uitbreiding kan gerealiseerd worden; met deze bemerking is geen rekening gehouden in het bestreden besluit; er wordt dan ook tenminste gevraagd om de bijzondere voorwaarden uit de beslissing van de deputatie van 4 december 2008 opnieuw als bijzondere voorwaarde op te nemen en dat als opschortende voorwaarde opgenomen wordt dat de vergunning slechts in gebruik mag genomen worden wanneer aan de bevoegde overheid het schriftelijke bewijs wordt geleverd van de uitvoering van alle bijzondere voorwaarden van de vergunning dd. 4 december 2008; de bijgevoegde geurstudie is slechts een theoretische simulatie maar houdt geen rekening met de effectieve impact;
4-
AMV/13483/1005
-
-
-
de nieuwe stal met een mestopslag van 2.650 m3 is vlakbij de beroepsindieners gepland met alle negatieve gevolgen op het vlak van geurhinder en overlast van vliegen; deze inplanting is niet 88T; de 88Tvoorschriften voor de veeteeltsector schrijven voor dat de stallen en mestopslagplaatsen op de meest optimale plaats moeten worden ingeplant om geur- en stofhinder te bestrijden; of de voorziene plaats de meest optimale plaats is, is niet onderzocht; de afstandsregels in artikel 5.9.5.3 van titel 11 van VLAREM houden geen rekening met de residentiële bewoning in agrarisch gebied; het voldoen aan deze afstandsregels betekent niet dat er geen hinder kan zijn voor deze woningen; de Raad van State heeft geoordeeld dat de vergunning moet geweigerd worden indien hinder afkomstig van landbouwgerelateerde activiteiten in een agrarisch gebied de draagkracht van de onmiddellijke omgeving overschrijdt; de inplanting van een nieuwe zeugenstal vormt een verdere aantasting van de open ruimte; de inplanting is in strijd met het richtinggevend gedeelte van het provinciaal ruimtelijk structuurplan van de provincie West-Vlaanderen dat voor de "Heuvel-IJzerruimte" bepaalt dat, omwille van visuele zichten, een kwalitatieve inpassing van nieuwe landbouwinfrastructuur vereist is; indien toch een vergunning zou worden verleend wordt gevraagd om een voldoende groot groenscherm te voorzien te beperking van geur, stof en visuele hinder zoals voorgesteld in het advies van het college van burgemeester en schepenen; er is nu reeds veel last van vliegen ten gevolge de exploitatie; artikel 5.9.8.4, §3, van titel II van VLAREM schrijft voor dat er voldoende bestrijdingsmaatregelen moeten worden getroffen ter voorkoming van ongedierte zoals ratten, muizen en insecten; de milieuvergunningsaanvraag besteedt weinig aandacht aan deze problematiek; een van de beroepsindieners heeft een houthandel met opslag in de onmiddellijke nabijheid; ten gevolge de aanwezigheid van ongedierte is er een verhoogd risico op houtworm; het feit dat de huidige milieuvergunning reeds de grenzen van de toelaatbare hinder overschrijdt komt onder meer tot uiting in het feit dat een van de beroepsindieners een gespecialiseerde firma heeft ingeschakeld om meermaals per jaar vliegende insecten te verdelgen; dit met een jaarlijkse kost van 432,90 euro; er zullen jaarlijks ongeveer 403.520 slachtkuikens en 2.250 slachtrijpe varkens moeten worden afgevoerd; het is evident dat dit een groot aantal transportbewegingen met zich meebrengt; zonder de mestafvoer zal dit resulteren in circa 200 transportbewegingen per jaar; de aanvraag geeft niet aan langs waar de transporten zullen gebeuren; de nieuwe stal is niet of moeilijk bereikbaar langs de bestaande toegangen; er wordt gevreesd dat de rustige buurtweg nummer 37 zal gebruikt worden voor transporten; deze weg is absoluut niet geschikt voor vrachtwagenvervoer; er wordt gevraagd om ten minste via een bijzondere voorwaarde het gebruik van buurtweg nummer 37 te verbieden;
5-
AMV/13483/1005
-
-
-
bijkomende verkeershinder kan een motief zijn om de milieuvergunning te weigeren; er wordt gevraagd om ten minste een verbod op transporten voor 7u en na 19u en tijdens het weekend op te leggen; de oprijlaan van het bedrijf ligt naast het huis van een van de beroepsindieners; bij een stijging van het vrachtwagenverkeer zal zowel de hinder van de transporten als de geluidshinder toenemen; de afwatering van het terrein is problematisch met wateroverlast tot gevolg; wanneer bijkomende verharding zal worden aangelegd, zal de wateroverlast alleen maar toenemen; er werd geen informatievergadering gehouden; dat getuigt niet van goed beleid en bestuur; het aanvraagdossier is onvolledig en is onduidelijk; er wordt gesteld dat de emissie van zwavelwaterstof verwaarloosbaar is; dit wordt niet onderbouwd; volgens de aanvrager is er geen emissie van CO en zou de brander goed afgesteld zijn; dit wordt niet onderbouwd; omtrent het stof aanwezig in de ventilatielucht bestaat geen concrete aanduiding; bijgevolg kunnen geen conclusies getrokken worden omtrent de eventuele schadelijke gevolgen; er zijn geen kwantitatieve gegevens omtrent het vrachtwagenverkeer; artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens omtrent het recht op de eerbiediging van privé familie- en gezinsleven wordt duidelijk geschonden; het begrip privéleven moet ruim geïnterpreteerd worden zoals tot uiting kwam in een aantal milieuzaken beslecht door het Europees hof voor de rechten van de Mens; uit deze arresten blijkt dat de lidstaten de positieve verplichting hebben om perken te stellen aan milieuhinder; artikel 1 van het eerste protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens inzake de bescherming van de eigendom wordt geschonden; gelijkaardige bepalingen werden opgenomen in artikel 187 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en artikel 16 van de Grondwet; artikel 23 van de Grondwet omtrent het recht op een menswaardig bestaan, inzonderheid het recht op een behoorlijke huisvesting en het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu wordt geschonden; deze bepalingen zijn dwingend in de Belgische rechtsorde;
Gelet op het besluit nr. 33040/14/1/A/3 van de deputatie van de provincie WestVlaanderen van 4 december 2008 waarbij vergunning wordt verleend voor een termijn verstrijkend op 4 december 2028 voor het verder exploiteren en veranderen van een gemengd veeteeltbedrijf;
Gelet op de ligging van de inrichting in een agrarisch gebied volgens het gewestplan 'Ieper-Poperinge', vastgesteld bij het koninklijk besluit van 14 augustus 1979;
6-
AMV/13483/1005
Gelet op het voorwaardelijk gunstige subadvies van 5 december 2012 en het bijkomend voorwaardelijk gunstig subadvies van 18 december 2012 van de dienst Waterlopen van de provincie West-Vlaanderen, beheerder van de waterloop;
Gelet op het gunstige advies van 7 december 2012 en 20 december 2012 van de dienst Grondwaterbeheer van de afdeling Operationeel Waterbeheer van de Vlaamse Milieumaatschappij;
Gelet op het voorwaardelijk gunstige advies van 18 december 2012 van de afdeling Ruimtelijke Planning en Stedenbouwkundig Beleid van het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Omoerend Eiigoed;
Gelet op het voorwaardelijk gunstige advies van 19 december 2012 van de afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie;
Gelet op het voorwaardelijk gunstige advies van 8 januari 2013 van de gewestelijke milieuvergunningscommissie;
Gelet op het horen op 8 januari 2013 door de gewestelijke milieuvergunningscommissie van de exploitant die het volgende verklaart: de aanvraag gaat over een eerste fase van de uitbreiding van het bedrijf tot een gesloten systeem; voor de tweede fase wordt een MER opgemaakt; er is er steeds voor gekozen om open kaart te spelen omtrent de geplande uitbreidingen bij deze aanvraag; er is opvolging voorzien voor het bedrijf; de uitbreiding van de kippen wordt:. volledig voorzien binnen de bestaande stal; dit is mogelijk omdat de afzet van kippen, kippen met een lager gewicht vereist, waardoor er meer kippen in de stal kunnen; voor de varkens zal een nieuwe ammoniakemissiearme stal gebouwd worden; de oude zeugenstal zal buiten dienst gesteld worden; de inplanting is zodanig met het oog op de verdere geplande uitbreiding, omwille van sanitaire en organisatorische redenen en omwille van plaatsgebrek; in verband met geurhinder toont de geurstudie aan dat een stand-still kan verwacht worden en dat de geurdruk ter hoogte van de beroepsindieners (fel) daalt; in verband met stof toont de stofstudie aan dat de stofhinder gelijk blijft voor en na de uitbreiding; er is een toename van emissie dat wordt veroorzaakt door de toename in aantal kippen; aangezien de kippen met een lager gewicht afgevoerd zullen worden, wordt door de exploitant gesteld dat de hinder afkomstig van de bijkomende stofuitstoot gelijk blijft; de uitstoot van ammoniak stijgt beperkt; de afvoer van dieren moet 's nachts
7-
AMV/13483/1005 gebeuren; de bijzondere voorwaarde in verband met het laden en lossen voor de zeugen wordt gevraagd om deze aan te passen in die zin dat de laad- en losplaats alleen mag gebruikt worden overdag; er kan akkoord gegaan worden met de bijzondere voorwaarde in verband met de opvang van regenwater, ook met de opvang van regenwater bij de betonverharding; het aantal transporten zal stijgen met amper 40 transporten per jaar; de buurtweg zal niet gebruikt worden; om de visuele hinder te beperken is er een landschapsintegratieplan opgemaakt; in verband met de hinder van vliegen wordt gesteld dat de exploitant een certificering heeft voor het Certus en het Belplume kwaliteitslabel; dat dit een ongedierte- en vliegenbestrijdingsplan inhoudt;
Overwegende dat de beroepen ingediend door omwonenden betrekking hebben op het verlenen van de milieuvergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een gemengd veeteeltbedrijf;
Overwegende dat in een straal van 100 m rondom de perceelsgrens van de inrichting circa 3 woningen zijn gelegen; dat de dichtste woning gelegen is op circa 50 m van de stallen; dat de inrichting gelegen is op circa 90 m van een industriegebied voor milieubelastende industrieën, op circa 580 m van woongebied en op circa 630 m woonuitbreidingsgebied;
Overwegende dat tijdens het openbaar onderzoek 7 bezwaren werden ingediend die betrekking hebben op de onvolledige aanvraag, het overschrijden van de ruimtelijke draagkracht, het niet houden van een informatievergadering, geluidshinder, geurhinder, stralings- en trillingsoverlast, de inplanting van de nieuwe stal vlakbij woningen, overlast van vliegen, transporthinder en wateroverlast; dat de bezwaarindieners vragen om een andere inplanting van de stal; een voldoende hoog en breed groenscherm, een geurstudie naar de effectieve impact, een verbod op transporten tussen 19u en 7u en in het weekend, maatregelen om wateroverlast te vermijden;
Overwegende dat de inrichting (overeenkomstig de EU-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) een GPBV-bedrijf betreft waarvoor in toepassing van artikel 43ter van titel I van het VLAREM uitdrukkelijk is gesteld dat alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging moeten getroffen worden door toepassing van de beste beschikbare technieken zodat geen belangrijke verontreiniging veroorzaakt kan worden;
8-
AMV/13483/1005 Overwegende dat het huidig bedrijf vergund is voor het houden van 1.008 varkens (2 beren, 100 zeugen en 906 andere varkens) en 56.000 slachtkuikens, de opslag van 2.000 I gas en 12.000 I mazout, de opslag van 2.060 m3 mengmest, een grondwaterwinning van 7.500 m3 /jaar via een open vijver en aanhorigheden; dat er 330 niet-vergunningsplichtige biggen gehouden worden in de huidige situatie; dat de exploitant vergunning vraagt voor het houden van 1.304 varkens (2 beren, 346 zeugen en 956 andere varkens) 64.000 slachtkuikens, de opslag van 5.000 I gas en 19.000 I mazout, de opslag van 4.710 m3 mengmest, een grondwaterwinning van 9.762 m3 /jaar via een open vijver en aanhorigheden; dat er 1.815 nietvergunningsplichtige biggen zullen worden gehouden in de gewenste situatie;
Overwegende dat deze aanvraag de eerste fase van een geplande uitbreiding betreft; dat in de toekomst een tweede fase gepland wordt met een uitbreiding tot 4.108 varkens (2 beren, 346 zeugen en 3.760 andere varkens) en 64.000 slachtkuikens; dat voor deze fase een MER wordt opgemaakt; dat deze fase geen onderdeel uitmaakt van deze aanvraag;
Overwegende dat de kippen gehuisvest worden in 2 bestaande conventionele kippenstallen op een strooiselvloer; dat de huidige uitbreiding voor wat de kippen betreft gerealiseerd wordt binnen de bestaande stallen; dat de stallen ongeveer 6,5 keer per jaar gevuld worden; dat de kippen afgevoerd worden wanneer ze een gewicht hebben van circa 2,4 kg; dat de kippen op het moment van afvoer ongeveer 41 à 42 dagen oud zijn; dat tussen 2 cycli er een leegstand voorzien wordt van 2 weken; dat geschat wordt dat ongeveer 403.520 kippen per jaar zullen worden afgevoerd;
Overwegende dat de varkens worden gehuisvest in 1 conventionele stal; dat deze stal opgedeeld is in 3 delen: een mestvarkensstal, een zeugenstal en een zeugenstal/biggenbatterij; dat in de gewenste situatie een nieuwe varkensstal voorzien wordt voor het houden van de zeugen en de biggen; dat deze stal ammoniakemissiearm zal uitgevoerd worden volgens het systeem 8-1 "biologische luchtwassysteem 70 % of hogere emissiereductie"; dat voorzien wordt om een combiwasser te plaatsen met een reductierendement van 80% wat geur betreft, 80% voor stof en 85% voor wat ammoniak betreft; dat het is aangewezen deze reductierendementen op te nemen in de bijzondere voorwaarden; dat in de bestaande stal het deel voor de zeugen en de biggen niet meer zal gebruikt worden voor het houden van varkens en leeg komen te staan;
Overwegende dat het bedrijf 1.763 varkenseenheden en 102 stalwaarderingspunten telt; dat conform artikel 5.9.4.4 van titel 11 van VLAREM de minimale afstand tussen
9-
AMV/13483/1005 het bedrijf en een hindergevoelig gebied 250 m moet bedragen; dat het bedrijf in de gewenste situatie vergund zal zijn voor 64.000 stuks pluimvee en 156 stalwaarderingspunten telt; dat conform artikel 5.9.5.3, §5, van titel II van VLAREM de minimale afstand tussen het bedrijf en een hindergevoelig gebied 250 m moet bedragen; dat het dichtstbij gelegen hindergevoelig gebied een woongebied betreft, gelegen op circa 580 m van het bedrijf; dat bijgevolg voldaan wordt aan de verbodsen afstandsregels opgenomen in titel II van VLAREM;
Overwegende dat een geurstudie is bijgevoegd aan het aanvraagdossier opgemaakt door een erkend MER-deskundige in de discipline lucht, deeldomein geur; uit deze geurstudie blijkt dat de geuremissie in de huidige situatie 50.524 OUe/s bedraagt; dat de geuremissie in de toekomstige situatie 50.595 OUe/s bedraagt; dat dit een stijging betekent van 71 OUe/s; dat in deze berekening gewerkt werd met een reductierendement van de combiwasser van 80 % voor wat geur betreft;
Overwegende dat in een aanvullende geurstudie van 17 december 2012 een clusterberekening is toegevoegd; dat onderstaande tabel het aantal gehinderde woningen per effect (negatief, matig negatief, gering negatief) op vlak van geur afkomstig van de inrichting weergeeft voor agrarisch gebied, woongebied met landelijk karakter en woongebied en overige gevoelige gewestplanbestemmingen;
effect
huidig
gewens t
verschil
Neqatief effect Negatief effect Neqatief effect
36 18 0
36 18 0
0 0 0
Matig neqatief effect Neqatief effect Negatief effect
49 3 34
48 3 30
-1 0 -4
Gering negatief effect Matig negatief effect Negatief effect
39 27 285
40 27 283
+1 0 -2
> 10 OUe/m 3 agrarisch qebied woonqebied land. kar. woongebied 5-100Ue/m 3 aqrarisch gebied woongebied land. kar. woonqebied 3-50Ue/m 3 agrarisch gebied woongebied land. kar. woonqebied
Overwegende dat in totaal circa 491 woningen een effect ondervinden in de huidige clustersituatie op het vlak van geur, waarvan 376 een negatief effect, 76 een matig negatief effect en 39 een gering negatief effect; dat in de toekomstige situatie circa 485 woningen een effect ondervinden, waarvan 370 woningen een negatief effect,
10-
AMV/13483/1005 75 een matig negatief effect en 40 een gering negatief effect; dat er bijgevolg 6 woningen minder gehinderd worden op het vlak van geur;
Overwegende dat uit een immissieberekening bij de 23 dichtstbij gelegen woningen kan besloten worden dat de geurimmissie bij de 3 dichtstbij gelegen woningen daalt met gemiddeld 8,77 OUe/m 2 van gemiddeld 33,06 OUe/m 2 in de huidige situatie naar 24,29 OUe/m 2 in de toekomstige situatie, wat een aanzienlijke verbetering is ten opzichte van de huidige situatie; dat 2 van deze 3 woningen eigendom zijn van de beroepsindieners; dat voor de overige 20 woningen in de buurt waar de immissie bepaald is de geurimmissie daalt ofwel stijgt met minder dan 1 OUe/m 2 ;
Overwegende dat deze uitbreiding ofwel een stand-still met zich meebrengt ofwel een verbetering voor de omliggende woningen op het vlak van geur ondanks de lichte stijging in het aantal geëmitteerde geureenheden; dat deze daling/stand-still het gevolg is van het nemen van een aantal maatregelen zoals een hogere uitstoot van de ventilatielucht van de nieuwe stal, het annuleren van een stalgedeelte met natuurlijke ventilatie en met lage uitstoot, en het verplaatsen van de uitstootpunten naar de achterzijde van het bedrijf; dat bijgevolg kan gesteld worden dat de geurhinder voor de omgeving aanvaardbaar is;
Overwegende dat kadavers wekelijks worden opgehaald door een erkend verwerker; rekening gehouden wordt met een sterfte van ongeveer 3%; dat de kadavers worden opgeslagen in een kadaverhok;
Overwegende dat in de milieuvergunning van 4 december 2008 de volgende bijzonder voorwaarde is opgenomen om geurhinder tot een aanvaardbaar niveau te beperken: "Teneinde mogelijke stof- en geurhinder naar de onmiddellijke omgeving te beperken moet de verluchting van de nieuwe pluimveestal bestaan uit een mechanisch verluchtingssysteem met conische ventilatiekokers of evenwaardig en ook de langsventilatie van deze stal moet voorzien worden van een verticale uitstoot of een systeem waarvan de exploitant kan aantonen dat het daaraan tenminste evenwaardig is"; dat deze maatregelen niet werden uitgevoerd in het verleden maar wel na de bestreden beslissing; dat dit op een plaatsbezoek van een adviesverlener van de afdeling Milieuvergunningen op 14 december 2012 werd vastgesteld;
Overwegende dat de bestaande stallen mechanisch geventileerd worden met uitstootpunten zonder pet; dat in de oudste stallen de uitstootpunten lager dan 50 cm boven de nok liggen terwijl in de nieuwste kippenstal de uitstootpunten hoger dan 50
11 -
AMV/13483/1005
cm boven de nok liggen; dat in de 2 kippenstallen er ook een zijdelingse uitstoot is die enkel gebruikt wordt in perioden van extreme warmte;
Overwegende dat een stofstudie is toegevoegd op 19 december 2012; dat er in de huidige situatie de PM1Q-stofemissie 1.412,4 kg/j bedraagt en de PM2,5-stofemissie 251 kg/j; dat na uitbreiding van het aantal dieren de PMwstofemissie 1.585,8 kg/j bedraagt en de PM2,5-stofemissie 281,7 kg/j wat een stijging betekent van 173,32 kg PM1Q en 30,8 kg PM 2,5 per jaar; dat voor deze berekening gewerkt werd met een stofreductie van 80% voor de nieuwe varkensstal; dat de toename in stofemissie vooral het gevolg is van de uitbreiding van het aantal kippen; dat de uitstootpunten van de kippenstallen zich verder weg bevinden van de beroepsindieners dan de uitstootpunten van de varkensstallen; dat onderstaande tabellen het aantal gehinderde woningen per effect (negatief, matig negatief, gering negatief) op vlak van stofhinder afkomstig van de inrichting weergeeft; PM 10 > 1% en < 3% van 40 IJg/m3 > 3% en < 5% van 40 IJq/m 3 > 5% van 40 IJq/m 3
effect Gering negatief effect Matiq neqatief effect Negatief effect
huidig gewenst 8 8 0 0 1 1
verschil 0 0 0
PM 25 > 1% en < 3% van 20 IJq/m 3 > 3% en < 5% van 20 IJg/m3 > 5% van 20 IJg/m3
effect Gering neqatief effect Matig negatief effect Negatief effect
huidig gewenst 1 1 0 0 0 0
verschil 0 0 0
Overwegende dat uit bovenstaande tabellen kan besloten worden dat er ook kan gesproken worden van een stand-still op het vlak van stofimmissie; dat de woning met een negatief effect een woning van een gepensioneerde landbouwer betreft gelegen op circa 50 m van de kippenstallen; dat de stofconcentraties bij deze woning zich slechts beperkt boven de 5% grens bevinden zowel in de huidige situatie (5,23 %) als in de toekomstige situatie (5,65%); dat er bijgevolg geen bijkomende negatieve effecten te verwachten zijn als gevolg van de uitbreiding; dat bijgevolg de hinder voor de omgeving op het vlak van stof aanvaardbaar is;
Overwegende dat de stalvloeren waterdicht zijn; dat de mestkelders opgebouwd zijn uit ter plaatse gestort beton;
Overwegende dat de exploitant vergunning vraagt voor de opslag van 4.710 m3 mest; dat er een opslag van minstens 2.515 m3 varkensmest nodig is om te voldoen
12 -
AMV/13483/1005 aan artikel 5.9.2.3, §1, van titel 11 van VLAREM die bepaalt dat de mest die gedurende 9 maanden wordt geproduceerd,moet kunnen worden opgeslagen op het bedrijf; dat bijgevolg voldaan wordt aan deze bepaling voor wat de varkens betreft;
Overwegende dat de kippen mest na iedere cyclus afgevoerd wordt;
Overwegende dat de mazouttanks bovengronds en dubbelwandig zijn;
Overwegende dat het bedrijf in de huidige situatie circa 7.503 kg NH 3 /j uitstoot en in de toekomstige situatie 7.815 kg NH 3/j (+312 kg NH 3/j of + 4,16%); dat in deze berekening werd gewerkt met een reductiepercentage van 85% voor ammoniak; dat het dichtstbij gelegen biologisch waardevol gebied een habitatrichtlijngebied betreft, gelegen is op 3,5 km; dat bijgevolg er geen significante effecten te verwachten zullen zijn afkomstig van het bedrijf op het vlak van verzuring en vermesting;
Overwegende dat de voedersilo's overdag gevuld zullen worden; dat dit moet opgelegd worden in de bijzondere voorwaarden; dat de geluidshinder afkomstig van de laad- en losactiviteiten kan beperkt worden aangezien de laad- en losplaats aan de binnenzijde van het bedrijf gelegen is; dat volgens de uitvoeringsplannen de laaden losplaats van de bestaande stallen inderdaad aan de binnenzijde gelegen zijn maar dat de laad- en losplaats voor de zeugen voor de nieuwe varkensstal gelegen is aan de buitenzijde van het bedrijf op circa 60 m van de dichtstbij gelegen woning; dat het aantal transporten dat deze laad- en losplaats aandoet heel beperkt is; dat het is aangewezen dat deze laad- en losplaats enkel overdag gebruikt wordt en enkel voor het laden en lossen van zeugen; dat het is aangewezen om dit op te leggen in de bijzondere voorwaarden;
Overwegende dat de ventilatoren temperatuur- en frequentiegestuurd zijn om de geluidshinder tot een aanvaardbaar niveau te beperken;
Overwegende dat op het bedrijf een open vijver aanwezig is; dat de exploitant vergund is voor het oppompen van 7.500 m3 /jaar water uit deze vijver (6 m diep) uit het Kwartair dek (HCOV-code: 0100); dat de exploitant dit debiet wenst te verhogen tot 9.762 m3 /jaar; dat dit water zal gebruikt worden als drinkwater voor de varkens (5.124 m3 /jaar), drinkwater voor het pluimvee (4.608 m3 /jaar) en 30 m3 /jaar voor het huishouden;
13 -
AMV/13483/1005
Overwegende dat er enkel huishoudelijk afvalwater geloosd wordt via een septische put in de gracht; dat er geen bedrijfsafvalwater geloosd wordt;
Overwegende dat het reinigingswater van de stallen terecht komt in citernes of in de mestkelders;
Overwegende dat de inrichting gelegen is in het 'IJzerbekken' en afwatert naar de Landerbeek; dat de percelen niet gelegen zijn in overstromingsgevoelig gebied;
Overwegende dat de totale verharde oppervlakte 11.081 m2 bedraagt; dat deze bestaat uit 3.339 m2 verharding en 7.742 m2 dakoppervlakte; dat er circa 1.500 nieuwe betonverharding wordt voorzien rond de nieuwe stal, welke niet vermeld is in de aanvraag;
Overwegende dat het regenwater afkomstig van het dak van kippenstal 1 (1.205 m2 ), kippenstal 2 (1.577 m2 ) en de loods (602 m2 ) wordt opgevangen in de open vijver; dat deze open vijver overloopt naar de gracht langs de straatzijde; dat het regenwater afkomstig van het dak van de woning (143 m2 ) wordt opgevangen in een regenwaterciterne van 20 m3 met overloop naar de gracht; dat het regenwater afkomstig van het dak van het gebouw voor hoevetoerisme (330 m2 ) opgevangen wordt in 2 regenwaterciternes van elk 10m3 met overloop naar de gracht; dat het regenwater afkomstig van het dak van de nieuwe zeugenstal (2.395 m2 ) zal opgevangen worden in een regenwateropvang van 120 m3 ; dat de exploitant in een nota van 17 augustus 2012 aan de provinciale milieuvergunningscommissie meedeelt dat een regenwateropvang van 135 m3 en van 300 m3 wordt voorzien in plaats van 120 m3 ; dat het regenwater dat zo opgevangen wordt zal gebruikt worden als reinigingswater voor de stallen (441 m3 /jaar en 768 m3 /jaar) en voor de machines, gebouwen en verhardingen (15 m3 /jaar) en voor het huishouden (30 rn 3 /jaar) en de combiwasser (1.264 m3 /jaar); dat het regenwater afkomstig van de bestaande varkensstal (1.491 m2 ) rechtstreeks geloosd wordt in de gracht;
Overwegende dat de dienst Waterlopen van de provincie West-Vlaanderen op 5 december 2012 een voorwaardelijk gunstig advies opmaakte in kader van de watertoets; dat in dit advies opgenomen is dat een nuttige buffer met vertraagde
14 -
AMV113483/1005
afvoer van maximaal 2,4 lis moet voorzien worden a rato van minimaal 330 m3 /ha bijkomende verharding;
Overwegende dat voor wat de nieuwe stal betreft bijgevolg een nuttige buffer met vertraagde afvoer van 79 m3 wordt gevraagd; dat de exploitant een regenwateropvang van 135 m3 en van 300 m3 voorziet voor de opvang van hemelwater afkomstig van het dak; dat dit water herbruikt wordt voor diverse doeleinden (in totaal circa 2.488 m3 /jaar); dat in het bestreden besluit is opgenomen dat hemelwater prioritair en maximaal moet gebruikt worden voor laagwaardige toepassingen; dat kan gesteld worden dat met een buffer van 435 m3 voldoende groot is om te zorgen voor voldoende buffering bij hevige regenval; dat het aangewezen is om in de bijzondere voorwaarden op te leggen dat een regenwateropvang van minimaal 435 m3 moet voorzien worden voor de buffering van hemelwater afkomstig van het dak van de nieuwe varkensstal;
Overwegende dat er ook circa 1.500 m2 nieuwe betonverharding voorzien wordt; dat de exploitant aangeeft dat hij recent wateroverlast heeft gehad; dat wateroverlast één van de beroepsargumenten is; dat er echter geen buffering voorzien is voor het regenwater dat terecht komt op deze nieuwe verharding; dat bijgevolg een nuttige buffer met vertraagde afvoer a rato van 330 m3 /ha moet voorzien worden voor de betonverharding; dat het aangewezen is om in de bijzondere voorwaarden op te leggen dat voor de buffering van regenwater afkomstig van de 1.500 m2 nieuwe betonverharding een nuttige buffer van minimaal 50 m3 met een vertraagde afvoer van 2,4 lis moet worden voorzien;
Overwegende dat overeenkomstig artikel 5, 6°, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid het hemelwater zoveel mogelijk moet worden verdampt of nuttig aangewend of geïnfiltreerd, en dat het overtollige hemelwater en effluentwater gescheiden van het afvalwater en bij voorkeur op een vertraagde wijze via het oppervlaktewaternet moet worden afgevoerd;
Overwegende dat gelet op bovenvermelde overwegingen en gelet op de aard van de aangevraagde activiteiten en mits naleving van de opgelegde voorwaarden er geen schadelijke effecten verwacht worden op het watersysteem; dat er bijgevolg voldaan wordt aan artikel 8 van het decreet betreffende het integraal waterbeleid, meer bepaald de watertoets;
15 -
AMV/13483/1005
Overwegende dat de exploitant via een nota van 17 augustus 2012 aan de provinciale milieuvergunningscommissie een verduidelijking voorstelt over het aantal transportbewegingen; dat de volgende transporten in rekening worden gebracht: aanvoer van mazout en gas, voeder en dieren en afvoer van slachtrijpe dieren, biggen, reforme zeugen, krengen en mest; dat er in huidige situatie circa 123 aanvoer- en circa 209 afvoertransporten per jaar zijn; dat geschat wordt dat er in de gewenste situatie circa 125 aanvoer- en circa 247 afvoertransporten per jaar zullen zijn; dat in totaal een stijging is van circa 332 transporten per jaar in de huidige situatie naar 372 transporten in de gewenste situatie (+40); dat het aantal transporten zoveel mogelijk beperkt zal worden door gebruik te maken van grotere vrachtwagens;
Overwegende dat tussen de percelen van de exploitant en het industriegebied een buurtweg loopt; dat er op het uitvoeringsplan geen directe uitgang voorzien is tussen het bedrijf en deze buurtweg; dat er bijgevolg geen reden is om aan te nemen dat de transporten bestemd voor het bedrijf deze buurtweg zullen aandoen; dat deze buurtweg wordt gebruikt als achteringang voor een aantal bedrijven gelegen op het industriegebied;
Overwegende dat rond het bedrijf een groenscherm voorzien is van streekeigen bomen en struiken; dat de exploitant een landschapsintegratieplan op 19 december 2012 toevoegt aan het dossier; dat aan de noord-westzijde van het bedrijf een nieuwe haag bestaande uit hoogstammen wordt voorzien; dat dit groenscherm niet alleen zal zorgen voor visuele afscherming maar ook voor een inbuffering van de activiteiten; dat aan de zuid-westzijde langs de nieuwe stal een rij heesters wordt voorzien;
Overwegende dat de exploitant een vliegen- en ongedierte-bestrijdingsplan heeft in het kader van de certificering door het Certus en het Belplume kwaliteitslabel; dat in het bestreden besluit is opgenomen dat geschikte technieken moeten aangewend worden om vliegen tegen te gaan en dat de verharding rondom de stallen in propere toestand moet, gehouden worden;
Overwegende dat in bijzondere voorwaarde 4. van het bestreden besluit is opgenomen dat in de rundveestallen technieken voor de bestrijding van vliegen moetfll worden toegepast; dat er geen rundveestallen zijn op het bedrijf maar kippen- en varkensstallen; dat dit een materiële vergissing betreft en moet rechtgezet worden;
16 -
AMV/13483/1005 Overwegende dat er geen officiële klachten omwille van hinder afkomstig van het bedrijf geregistreerd zijn bij de milieudienst van de gemeenten of bij de afdeling Milieu-Inspectie; dat er alleen bezwaarschriften worden ingediend in het kader van een milieuvergunningsaanvraag van de exploitant;
Overwegende dat de aanvraag betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de lijst van bijlage II bij de Richtlijn 2011/927/EU betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (zgn. MERrichtlijn), meer bepaald in de categorie 'intensieve veeteeltbedrijven' en 'onttrekken van grondwater"; dat de aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de Omzendbrief LNE 2011/1-milieueffectbeoordeling en vergunningverlening voor bepaalde projecten ten gevolge van het arrest van het Hof van Justitie van 24 maart 2011 (C-435/09, Europese Commissie tegen België) van 22 juli 2011 (BS 31 augustus 2011);
Overwegende dat de aanvraag werd getoetst aan de selectiecriteria zoals opgenomen in bijlage 111 bij voormelde MER-richtlijn; dat werd vastgesteld dat in het licht van de concrete kenmerken van het project, de concrete plaatselijke omstandigheden en de concrete kenmerken van zijn potentiële effecten er geen aanzienlijke milieueffecten verwacht moeten worden, zoals blijkt uit voorgaande overwegingen; dat bijgevolg voor onderhavige aanvraag geen milieueffectenrapport moet worden opgemaakt; dat er bijgevolg conform artikel 18, §1, van titel I van VLAREM geen verplichting is tot het organiseren van een informatievergadering; dat het bijgevolg de bevoegdheid is van het college van burgemeester en schepenen om op hun initiatief een informatievergadering te organiseren;
Overwegende dat de exploitant een vroegtijdige hernieuwing aanvraagt gezien de hoge investeringskost van de nieuwe ammoniakemissiearme stal, dat de uitbreiding als een belangrijke verandering wordt beschouwd; dat bijgevolg een vroegtijdige hernieuwing kan worden toegestaan conform artikel 18, §3, 2°, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;
Overwegende dat de inrichting verenigbaar is voorschriften en de goede ruimtelijke ordening;
met de stedenbouwkundige
Overwegende dat de hinder voor mens en milieu en de risico's voor de externe veiligheid, veroorzaakt door de gevraagde inrichting, mits naleving van de
17 -
AMV/13483/1005 milieuvergunningsvoorwaarden tot een beperkt;
aanvaardbaar niveau
kunnen
worden
Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de beroepen gedeeltelijk gegrond te verklaren en het bestreden besluit te wijzigen,
BESLUIT:
Artikel 1. De ontvankelijk bevonden beroepen van: Bart De Becker, Loofstraat 39, 8500 Kortrijk, raadsman van 3 omwonenden; Jasper Bolle, Torhoutstraat 10, 8610 Kortemark, raadsman van Martine Riviere, aangetekend tegen het besluit nr. 33040/14/1/A/4 van de deputatie van de provincie West-Vlaanderen van 13 september 2012 waarbij vergunning wordt verleend voor een termijn verstrijkend op 13 september 2032 aan Joseph Vanden Abeele, Poelkapellestraat 81, 8920 Langemark-Poelkapelle, voor het verder exploiteren en veranderen van een gemengd veeteeltbedrijf, gelegen op hetzelfde adres, op de kadastrale percelen: afdeling 1, sectie C, perceelnummer 856n, 862a, 864b en 864c, omvattende: het verder exploiteren van: 100 zeugen, 2 beren en 906 mestvarkens; 56,000 vleeskippen; - 2,060 m3 mest; 12,000 I mazout; 1 verdeelslang; 2,000 I gas; stalplaats voor 3 voertuigen; smidse 10 kW; grondwaterwinning met een debiet van 23 m3 /dag en 7,500 m3 /j in het Quartair dek; het uitbreiden met: - 246 zeugen, 50 mestvarkens; 8,000 vleeskippen; - 2,650 m3 mest; 3,000 I gas; 7,000 I mazout; grondwaterwinning met een debiet van 3,75 m3 /dag en 2,262 m3 /j in het Quartair dek;
18 -
AMV/13483/1005
Zodat deze voortaan omvat
-
stallen voor het houden van maximaal 1.304 varkens (346 zeugen, 2 beren, 956 mestvarkens) en 64.000 vleeskippen; stalling voor 3 landbouwvoertuigen; 5.000 I gasopslag; 19.000 I mazout; 1 brandstofverdeelslang; 4.710 m3 dierlijke mest; smidse 10 kW grondwaterwinning maximaal 26,75 m3 /dag en 9.762 m3 /j in het Quartair dek; Kenmerken: - aard van de winning: vijver; - aantal: 1; - diepte: 6 m; - watervoerende laag: Quartair Dek - HeOO-code: 0100 - gebruik: drinkwater voor de dieren en in het huishouden,
worden gedeeltelijk gegrond verklaard.
Art. 2. Het bestreden besluit wordt gewijzigd als volgt:
1. aan artikel 4, bijzondere voorwaarden, 4., van het bestreden besluit wordt het volgende toegevoegd: "de nieuwe stal wordt voorzien van een combiwasser met ten minste de volgende reductiecoëfficiënten: 80% geurreductie, 80% stofreductie, 85% ammoniakreductie:' . 2. in artikel 4, bijzondere voorwaarden, 4., wordt "In de rundveestallen ....", vervangen door: "1 n de kippen- en varkensstallen ....". 3. aan artikel 4 van het bestreden besluit worden de volgende bijzondere voorwaarden toegevoegd: "6. de laad- en losplaats aan de noord-westzijde van de nieuwe varkensstal wordt enkel overdag (tussen 7u-19u) gebruikt; 7. de voedertransporten gebeuren enkel overdag (tussen 7u-19u); 8. er wordt bij de nieuwe varkensstal een regenwateropvang van minimaal 135 m3 en 300 m3 voorzien; 9. voor de nieuwe betonverharding rond de nieuwe varkensstal wordt de nodige buffering van het hemelwater voorzien met een nuttig volume van minimaal 50 m3 met een vertraagde afvoer van maximum 2,4 lis; indien de oppervlakte van de nieuwe betonverharding wijzigt, kan dit herrekend worden a rato van minimaal 330m 3
19 -
AMV/13483/1005
nuttige buffer/ha nieuwe betonverharding met een vertraagde afvoer van maximaal 2,4 I/s; 10. rond het bedrijf wordt een groenscherm voorzien conform het landschapsintegratieplan ;".
Art. 3. De overige bepalingen van het bestreden besluit worden bevestigd.
Art. 4. Dit besluit wordt genoteerd in de rand van het notulenboek van de deputatie tegenover de notulering van het bestreden besluit.
Brussel,
ilieu,