10 jaar zwerven met Polka Door Bea Kesteloo-Ginsel
1
Een halve wereldreis in tien jaar. door Bea Kesteloo-Ginsel
Voorwoord door Willem, de kapitein en man van Bea: Aan elke reis gaat iets vooraf: De reden, het plan, de vele voorbereidingen en de beslissing. Omstreeks 1950 organiseert de vader van vriend Sikko Argelo een week zeilschool voor ons, en daar verlies ik mijn hart aan de zeilsport, volkomen. In de jaren daarna komt er niets meer van het zeilen, op heel Schouwen en Duiveland is er dan maar één plezierzeiljachtje te vinden, dat van Wim de Vos. Op ons evacuatieadres na de watersnoodramp leer ik Bea kennen, mijn toekomstige vrouw, ze komt uit Indonesië. We trouwen in 1955, en al spoedig daarna bouw ik ons eerste scheepje, de "Krukel", een stalen knikspant zeiljachtje van 7,5 meter. Door haar verhalen groeit bij mij de wens om ooit haar geboorteland te zien, dat is dus de “reden”. Naar het toenmalige Nederlands-Indië vliegen is dan veel te duur voor een dorpssmid, maar dan lezen we over twee mannen die elk een stalen scheepje bouwen om rond de wereld te zeilen, en zoiets moet ook voor ons mogelijk zijn als we flink sparen: dat is het “plan”. Dan komen de “voorbereidingen”: Met dat doel voor ogen werken we samen erg hard in de volgende vijfentwintig jaar. Zoals overal elders verdwijnt het smidswerk, dus beginnen we een jachtwerf op Brouwershaven. Het boten bouwen lukt steeds beter, en aan de techniek van het varen wordt ook gewerkt: Na de "Krukel" volgen de "Wulke" en de "Jolly Roger", en daarna komen de wedstrijdzeiljachten: de eerste "Polka", gevolgd door de "Polka-Dos", dan de "PolkaMazurka" en tenslotte de "Polka-Mara". De eerste jaren gaat er met het varen wel eens wat mis, varen op stromend water zonder motor en met een kompas dat veel afwijkingen vertoont op een stalen boot, betekent dat er nog al eens een nachtje op een zandbank wordt doorgebracht. Het wedstrijdvaren daarna is erg leerzaam, winnen is belangrijk, want dat is reclame voor onze werf. Ontwerper Ricus van der Stadt vertelt me dat winnen vrij gemakkelijk is, je moet alleen maar een beetje beter zeilen en navigeren dan de rest! In 1978 maken we een tocht om Groot-Brittannië om te kijken of de "Polka-Mara" geschikt is voor een tocht op zee van een paar jaar, maar dat blijkt niet zo te zijn; er komt te veel water over het vlakke dek bij slecht weer. En dan de “beslissing: onze zoon Jan-Willem tekent een nieuw schip voor ons van 12,65 bij 3,85 met een diepgang van 1,80 meter. We zijn erg verbonden met de naam, dus wordt het gewoon “Polka”. Later vertelt een Pool me, met een glinstering in zijn ogen, dat de naam niet alleen met dansen (op het water) te maken heeft, maar dat een “polka” ook een pront wijf is. Jan-Willem komt in de zaak, er zijn goede medewerkers om hem te helpen en wij zijn aan een poosje rust toe, we zijn moe. We denken twee á drie jaar weg te gaan, maar daar gaan we de fout in, dat worden er veel meer, het varende zwerversleven blijkt veel goedkoper te zijn dan we gedacht hadden. Het huis en de zaak worden verhuurd, en zo kunnen we goed rondkomen. Na een paar jaar zijn we voor de eerste keer in Nieuw-Zeeland. Een half jaar later gaan we verder, de Noord-Pacific rond: via Australië, Papua NieuwGuinea, Japan en de Aleoeten naar Alaska, waar we drie jaar blijven; om vervolgens langs 2
West Amerika, Mexico en nogmaals via Tahiti, Tonga en Fiji weer terug naar Nieuw-Zeeland te varen. Daar varen we, net als Cook, helemaal rond het Noorder- en Zuidereiland, om vervolgens over te steken naar Australië en Tasmanië. In 1991 arriveren we voor de derde keer in Nieuw-Zeeland. We vinden het een prachtig land en besluiten om daar, na tien jaar varen, een paar jaar te blijven. Ook dat worden er wat meer! In Nieuw-Zeeland neem ik een failliete tuigerij over: terug in het vak, masten en tuigen maken voor zeilschepen, en we beginnen ook een importbedrijfje voor roestvrijstaal en scheepsbeslag. We vliegen zo nu en dan naar huis, tot die reis ons te zwaar wordt en we ons weer voorgoed in het oude huis op Nieuwerkerk vestigen. Bea houdt tijdens de reis een dagboek bij op een oud typemachientje; de blaadjes worden door Piet Tieleman gekopieerd en naar familie en vrienden verstuurd. Die onooglijke dingen hebben we nu gedigitaliseerd, zonder al te veel aan Bea’s stijl te veranderen; het is tenslotte hoofdzakelijk bedoeld om onze herinneringen levendig te houden als dat in de loop der jaren nodig wordt! Het is nu dus ook mogelijk om onze belevenissen, ervaringen en vele ontmoetingen op het internet te zetten, zodat U ons kunt volgen op die tocht. Als er een plek is, die Uw aandacht trekt, dan is dat bijna altijd op Google te vinden, zo kunt U met ons meereizen zonder zeeziek te worden. En, vergeet niet, het is geen roman maar een reisverslag, met daarbij een heleboel voor ons erg mooie, maar voor U wellicht tamelijk saaie dagen, onze excuses daarvoor. Veel plezier gewenst door Wim en Bea Kesteloo.
3
Polka-praat door Bea Kesteloo-Ginsel
13 mei 1981 Brouwershaven, vertrek om 1300, log 514, wind z.3. Na een pilsje en een palingbroodje met familie, personeel en vrienden gaan we eindelijk, met prachtig weer, van start. Zonder problemen gaan we door de sluis van Bruinisse, maar daarna merken we dat het inderdaad de dertiende is vandaag: na een uurtje geeft de elektrische zelfstuurinrichting de geest en de Zeelandbrug gaat niet open wegens files. We liggen eerst nog een goed uur te wachten omdat de brugwachter zegt "misschien om half zes”, maar mooi niet dus. Om 1800 verleggen we de koers, richting Veerse meer. Intussen hebben we de radar uitgeprobeerd, dat gaat goed, je ziet de brug, de boeien en verder alles duidelijk liggen. We hebben wel nog even vastgezeten in de Oosterschelde, iets waar Willem in de voorgaande weken alsmaar van droomde! Bij de sluis van Kats aangekomen horen we dat de afsluitbomen voorlopig niet werken, dus moeten we een paar uur wachten, mooie gelegenheid om te koken. Tot het donker wordt varen we heerlijk zachtjes over het Veerse meer, met alleen water, vogels en eilandjes om ons heen, een mooi afscheid van het Hollandse landschap. De nacht brengen we door aan een steiger van een gesloten restaurant. Het is nog wel zoeken aan boord, de eigengemaakte advocaat van oma vind ik uiteindelijk in de "zuivelkast", en de pyjama’s zijn ook nog steeds zoek. ‘s Nachts begint er ineens iemand in het Engels een praatje over het weer te houden, dat is dus de radio, die luid en duidelijk de weersverwachting op een cassette zet. 14 mei Na de eerste “ham and eggs” varen we over het verlaten Veerse Meer naar Blankenberge, waar we door de modder zeulend nog net binnen kunnen komen. Oma Ginsel ’s verjaardag vieren we met een etentje aan de wal, we komen terug aan boord met een heerlijke gerookte hesp (ham), die nu in het schip hangt te schommelen. 15 mei Buiten de boeien en de scheepvaart roefelen we naar Calais, dat is en blijft een snert haven. 's Avonds de fles wijn van de familie Ornee opengemaakt om te toasten op Miekes bruiloft, dat maakt het, samen met een lekker stukje hesp, tot een echte slagers happening. 16 mei Om 6 uur opgestaan, helaas kunnen we niet weg, we liggen scheef, enfin dan maar een paar uur wachten, wel zonde van het tij. Het oversteken van shipping-lanes gaat zonder problemen, om 2400 komen we aan in NewHaven. 17 mei We hangen de gele vlag uit en nog geen twee minuten later is de douane al aan boord, die is very sorry, maar toch moeten er enkele flessen achter slot en zegel, nou ja, dan maar een ander plaatsje gezocht voor de kazen en de pakjes met boter. Na een uurtje horen we een verkouden Hollandse stem en steekt Fred Meester z'n hoofd naar binnen, onze eerste bezoekers aan boord, gezellig hoor. 4
We trekken de wandelschoenen aan en lopen een paar uur over een Engels "foot-path”, zo staat dat op een bord aangegeven, ja, ja, dwars door struikgewas en door de blubber langs de rivier, waar het gelukkig laag water is, anders hadden we nog moeten zwemmen ook. 18 mei Door regen en wind naar Gosport; het havengeld is 10 pond dus f.55,-, dat is even schrikken. Wim komt na een middagwandeling terug met Mike, die al jaren de oceanen bevaart en als los scheepsbeschieter z’n kostje verdient. Na de koffie stappen we in zijn vrachtautootje en gaan op weg naar wat hij een “decent pub” noemt. Onderweg vliegt het portier open, waarop Mike droogweg zegt "that way I lost some people, keep smiling", het is natuurlijk niet het portier aan zijn kant! 19 mei Eerst moeten we naar Technautic voor reparatie van de autohelm, dus gaan we met pont naar Porthmouth, dan met de bus de halve stad door (de chauffeur stopt onderweg om de weg te vragen!) en tenslotte lopen we een kwartier door de regen zonder plu, voordat we er zijn. In de avond varen we een eind de rivier op en leggen de boot vast aan een boei, het is heerlijk rustig hier. Onze wasmachine geprobeerd, dat is een emmer met een deksel waarin de was door het schommelen van de boot schoon moet worden; het gaat prima, het drogen is een andere zaak. 20 mei Vandaag varen we naar Cowes om reserve onderdelen van de Aries. We krijgen bezoek van Eddy Thorpe en zijn familie, ze hebben 12 jaar geleden een Vulcan van ons gekocht. We krijgen een mooie zelfgebakken kandelaar en jampot van hem. Om 20.00 komen Jo en Vred naast ons liggen, we doen nog een gezellig glaasje en de "jonge" is nu op. 21 mei Met z'n vieren doen we een dagje "Wight" per lijnbus. Terug bij de stijger krijgen we een dikke paling van een vissende Engelsman , die hem bijna terug gegooid had, ze weten niet wat lekker is; een paar uur later eten we gerookte paling op toast. Een lekker voorgerecht en dat is maar goed ook want het diner in het beste restaurantje van Cowes is een sof: de Dover Sole is in water gekookt en met een eng sausje overgoten, zonde van de tong, maar een drankje in de Island Sailing Club zorgt toch voor een goed einde van deze gezellige dag. 22 mei Op tijd vertrekken we, “Aqualove” naar Holland en “Polka” naar Hamble, waar hier en daar in ijltempo jachten klaargemaakt worden voor de selectie van de Admirals Cup wedstrijden. Met mastjes zo dun als bezemstelen gaat de vloot op weg bij windkracht 7, er zal hier en daar wel wat kraken. Er hangt een grote was aan onze zeerailing te drogen, eigenlijk staat er een beetje te veel wind, ondanks alle knijpers dreigen er hier en daar stukken textiel de lucht in te gaan. In de avond maken we een Engelse party mee, niet om over naar huis te schrijven, vriend Mervin krijgt als cadeautje een grote pot sambal van ons, dat is in Engeland niet te koop. 24 mei We maken een grote wandeling langs de rivier en dwars door een bos (met prikkels), en een privé park met boze honden.
5
25 mei Met de vloed gaan we met de rubberboot de Hamble op, hier en daar staan prachtige bossen langs de kant. Terug gaat het minder vlot, het wordt slecht weer, en het water blijft maar opkomen, zodat we een forse stroom tegen hebben. De buitenboordmotor moet helpen, en dat gaat goed tot Wim er nieuwe brandstof in gooit; dan stopt de Seagull er mee. Achteraf blijkt de benzine gemengd te zijn met walvistraan die we van Wim de Vos hebben gekregen om zo nodig de golven te dempen, dat is dus geen tweetact-olie! Pas om half acht klimmen we, volkomen verkleumd en nat, weer aan boord. ’s Avonds in de pub nemen we afscheid van Mervin, Marion, Sally, Derek en de rest. 27 mei Met flinke wind op de kop gaan we de Solent af, langs de Needles, met een gierende eb die tegen windkracht 6 loopt, is het te slecht, dus gaan we door de Northpassage, waar we de reddingsboot bezig zien met een motorboot aan lager wal. Om 10 uur ankeren we in Studlandbay. 28 mei Hoewel het regenachtig is, en het bed veel aanlokkelijker is dan het regenpak, gaan we toch maar op weg naar Weymouth. Onderweg moeten we nog oppassen voor een sleep van een mijl lang, gelukkig is er een varende waakhond bij die ons bijtijds waarschuwt. 30 mei Om 7 uur uit de veren en weg wezen, al gauw slaat het dicht en kunnen we regenwater opvangen in de rubberboot om de was te spoelen. De mist wordt erg dicht, maar met de radar hebben we geen centje pijn. Bij de haveningang schijnt ineens de zon, het is een schitterend panorama met al die rotsen en bossen waar de kastelen bovenuit steken. We ankeren midden in de rivier bij Dartmouth, en roeien snel naar de kant om nog wat boodschappen te doen. 31 mei We worden gewekt door de havenmeester met de vrolijke mededeling dat we toch 3 pond vijftig moeten betalen, ook al liggen we aan ons eigen anker. 1 juni 1981 Net op het nippertje gaan we met het tij rond Startpoint, na een uurtje begint het warempel goed te blazen en deze keer komt de wind uit de goede richting voor ons. Vroeg in de middag varen we de prachtige rivier de Yealm op, het is laag water en de ingang is een beetje moeilijk. Je moet de eerste twee bakens niet precies in lijn houden, want dan kom je vast te zitten; een ander jacht is zo aardig om dat wel te doen, zodat wij weten waar we niet moesten zijn. Na de lunch gaan we in het bijbootje de rivier op, weer in de regen, zodat er ook nu steeds water in het bootje staat, maar deze keer hebben we laarzen aan, zodat de voetjes redelijk droog blijven. Het is een prachtige rivier, en het is heerlijk stil. 2 juni Wasdag. Er zit flink wat regenwater in het bijbootje, dus daar moet ik gebruik van maken. Vlug de was met water en zeep in de emmer met deksel, en schudden maar. Dan is er een moeilijkheid, ik kan door de sterke stroom niet bij het bootje komen, dus zwiep ik de was er in en laat het een uurtje heen en weer klotsen in het regenwater. 6
Als de zon even schijnt pak ik de pikhaak en vis de kledingstukken één voor één uit het bootje en hang ze aan de reling, niks in de weg. We varen naar Plymouth en pikken een boei op van de club. Omdat we erg schommelen hangt Wim een ingenieus apparaat, een flopper-stopper, aan een spiboom in het water en ziedaar we liggen als een rots, reuze uitvinding. 6 juni We liggen eerste rang om de start van de trans-atlantic race te zien. We zeilen een eindje met ze mee, maar het is recht in een flinke wind, dus lopen wij Fowy binnen. We douchen op de club en ik was meteen stiekem nog wat broeken en truien. Eén van de wedstrijdboten met een onverstaagde mast loopt hier binnen, de mast heeft het dek vernield; er komen timmerlui en we horen ze de hele nacht zagen en kloppen. 7 juni Na ’t zondagsontbijt zeilen we op ons gemakje, met de kachel aan, naar Falmouth. 9 juni Overdag de gewone dingen van karweitjes aan boord en wat boodschappen; 's avonds met een klein zeiltje de rivier de Fal opgevaren; het is hier doodstil en prachtig bebost. Er liggen hier heel wat tankers ten anker, als een soort spookachtige mottenballenvloot. 10 juni Om half zeven ankeren we met slecht weer voor de ingang van Penzance, waar pas om half elf de sluisdeur opengaat en we naar binnen kunnen, in werkelijk beestenweer. Als we tegen de kademuur aan liggen komt er een ander onbeschilderd aluminium jacht naast ons liggen met een Frans stel aan boord. 12 juni ‘81 Na de buren op de koffie gevraagd te hebben, en op tegenbezoek geweest te zijn, zijn er minstens tien Franse woorden aan onze woordenschat toegevoegd; veel zal het niet helpen, het blijft een moeilijke taal voor ons, maar met handen en voeten kom je een eind. 's Nachts de sluis uit en aan een buitenboeitje vastgemaakt. 13 juni Om 600 op weg naar de Scilly's, eindelijk zullen we daar ook eens komen na er jaren voorbij gevaren te zijn met Fastnet wedstrijden. Na enige kruispeilingen varen we langs de vele rotsen Helens Pool binnen, maar het staat ons daar niet erg aan, dus laten we het anker vallen bij Old Grimsby. De volgende dag is alles in een dikke mist gehuld, maar onze wandeling is toch zeer de moeite waard, wat een bloemen en bamboes, werkelijk een heel mooi eiland. Een dag later is het opgeklaard en kunnen we een grote wandeling maken over de rotsen en heuvels om alles nog wat beter te bekijken Op de terugweg komen we onze Franse vrienden tegen, ze liggen in St Mary en zijn hier gekomen met een rondvaartbootje, ze willen ‘s avonds met hun eigen schip ook hier naar toe komen; en wij maar Frans oefenen! 7
Schitterend weer, blauwe lucht, nog blauwer helder water, we kunnen tot 7 mtr. diepte kijken. De bewoners van dit eiland zijn allemaal in dienst van de Estate, het heeft een privé eigenaar. Heb je geen werk hier, dan ook geen huisje, van de oorspronkelijke bewoners zijn er nog maar 5 over. Het park bij de Estate is geweldig mooi, de meeste bomen en planten zijn ingevoerd van alle delen der wereld, reusachtige bomen en dan te bedenken dat er zo’n 200 jr. geleden geen bomen waren op dit eiland. 17 juni Vroeg vertrek richting Ierland, jammer genoeg blijft het uit het Noorden waaien, dus aan de wind en zo nu en dan een slag maken. Onze zonnavigatie en de radiopeilingen blijken beter te zijn dan het gegist bestek. De oversteek is een goede gelegenheid om met behulp van het eenvoudige lesboekje van Mary Blewitt wat te leren over het navigeren met behulp van de sextant. Ook nog een ster geschoten maar wat Wim voor Pollux aanziet blijkt Venus te zijn, dus helemaal geen ster, prachtige nacht met een volle maan, geen scheepvaart. Vlak voor Ierland varen we bijna in een net, dat hadden we hier nog niet verwacht, maar de luid schreeuwende en wijzende vissers zorgen er voor dat we op tijd kunnen uitwijken. Het zalmseizoen is dus al begonnen en dan is het uitkijken naar kleine bootjes die aan het einde van hun, vaak te lange, netten liggen te wachten als waakhonden om al die verhipte zeiljachten uit de buurt te houden, terwijl die zeilers mopperen omdat ze vaak mijlen om moeten varen. Maar in de pub wordt 's avonds gezamenlijk het glas geheven op de vriendschap en een goede vangst. 19 juni Niet al te veel boodschappen gehaald aangezien we vergeten zijn om geld te wisselen, ze nemen hier wel Engels geld aan maar 1 tegen 1, dus voor de Ieren een winst van 20%. Het drinkwater aan de pier is erg bruin, er zit kennelijk turf of ijzer in de grond. Die middag gaan we naar Barloge Creek met daar achter het beroemde Lough Dyne dat alleen met de dinghy te bereiken is, via een kleine opening waar het water met 6 a 8 knopen naar binnen of naar buiten stroomt. En aangezien de maximum snelheid van onze dinghy ongeveer 3 knopen is, moet je wel het juiste tijdstip kiezen! Het is werkelijk een heel fraai meer omringd door hoge met boa begroeide bergen. Er ligt hier in de baai warempel nog een jacht met een Zweedse schipper die samen met zijn vriendin naar ons toe komt om samen "midzomernacht" te vieren Wim gaat de volgende dag nog met een visser mee om korven op te halen met “bait”. In de potten zitten ook grote morenes, waarvan er één een gat in de laars van Wim bijt. Gelukkig brengt hij ’s avonds ook een paar krabben mee, die ik dus nog wel even moet koken, maar rond middernacht zitten we aan een heerlijke krabcocktail. 21 juni Een zomerse dag, korte broek en bikini opgezocht. Wim gaat weer met visser Minihane mee om lobsterpotten te lichten, en ik ga heerlijk een eindje roeien, want dat moet goed geoefend worden, zwemmen is er nog niet bij, het water is hier nog ijskoud.
8
Wim brengt vis mee voor het diner en avonds genieten we van de volle maan die door de opening van het loch over het rimpelloze water schijnt. 22 juni We gaan verder, vlak langs de kust, via Baltimore en daarna voorzichtig, met een voorzeiltje op, door de sound en kleine geultjes, met één oog op de kaart en 't andere zoekend naar rotsen, dit soort navigatie is alleen te doen met heel mooi weer. We hebben niets geraakt en ankeren in een verlaten gebied. Het vioolconcert van Bruch klinkt prachtig over het doodstille water, met een enkele zeehond, die zich daar niets van aantrekt. 23 juni We bezoeken Horse eiland, dat gekocht is door een Duitse project ontwikkelaar. Wij vinden er vele bloemen, een verlaten kopermijn en honderden vliegen. In Skull-Harbour wisselen we geld om de levensmiddelen wat aan te kunnen vullen. De enorme berg achter Skull beklimmen we halverwege, over een onbegaanbaar pad, en vlak langs koebeesten die argwanend naar mijn rode trui kijken. Bossen met stekels staan er ook meer dan genoeg. We komen uit bij een boertje die schapen aan het scheren is, omringd door zijn 7 of 8 kindertjes. Wat een trip, we gaan maar via een gewone weg terug! In het dorp kopen we bij de slager een schapenvacht, waar Wim repen van snijdt om de verstaging mee te bekleden. Stinken zeg, heel verschrikkelijk, maar het staat wel chique hoor, zo'n schaap in het want. 24 juni Crookhaven, waar we jaren geleden ook eens waren, heeft een leuke pub, 's avonds is het heel gezellig, bij de pianomuziek en volkszang. 25 juni Eindelijk onze stalen pony's van stal gehaald en een grote fietstocht gemaakt door berg en dal, in de verte zien we de Fastnet- rock liggen, die we tot nu toe alleen vanaf een boot bekeken hebben; 25 juni Met nog steeds mooi weer varen we langs de reusachtige landhoofden van zuidwest Ierland de Bantry Bay in; we ankeren bij Glenngarif. De mooiste baai van Ierland volgens ons, met z’n eilandjes die begroeid zijn met dennenbomen en palmen, omringd door hoge heuvels, en met in de verte de blauwe bergen met hun vaak witte toppen. De singsong in de bar van het toeristenhotel loopt op niets uit want de elektrische apparatuur doet het niet, je kan ook beter maar een gewone gitaar nemen, die maakt lawaai genoeg. 27 juni Jammer genoeg wordt de sfeer hier ook al een beetje verpest door toerisme. Rustig zeilen we door de baai terug, en achter Bear-eiland bij Castletown, waar de surfplank zeilers bezig zijn met vallen en opstaan, leggen we langszij een visser aan. 28 juni Na wat gezoek vinden we een kraan om de onvolprezen opvouwbare watertankjes te vullen. Vlak langs Bullrock varen we de Kennmare River op, we 9
zijn van plan een klein baaitje in te gaan, maar het weer verslechtert wat en dan is het beter geen pionierswerk tussen de rotsen door te verrichten, dus door naar Sneem, het laatste eindje met de stormspinaker. Ook hier liggen we alleen, zo nu en dan zie je in de verte wel een zeil, maar druk is het zeker niet, het is een, mooie rustige avond met de ondergaande zon schijnend op de bergen. 29 juni De motorbouten moeten nagetrokken worden, een flinke klus voor de schipper. In het begin van de middag fietsen we nog even naar Sneem dat zo'n 5 km. verderop ligt. Om 17.00 hijsen we de zeilen en gaan op weg naar Derrynane. Omdat Wim zelf tussende rotsen door moet sturen, is aan mij de eer om het grootzeil omhoog te trekken, nou dat is me wat. Eerst aan de dirk trekken om hem een eindje omhoog te krijgen, de giek bedoel ik en niet de olifant die 'k dacht dat er aan hing. Enfin met veel gezucht (van mij) en geschreeuw (van Wim) lukt dat. Dan aan de smeerrepen trekken (wat zijn dat?), daarna aan het val, en ja hoor, na een kwartier is het gereefde grootzeil omhoog, en ik heb alle tien mijn vingers nog, alleen de eeltlaag is wat dikker. Derrynane heeft een beschut haventje, wel een beetje uitkijken bij het binnen komen en de bakens goed in lijn houden. 30 juni We blijven vandaag liggen, voor het eerst sinds tijden is het echt slecht weer, veel wind en regen. We doen allerlei karweitjes, en maken een wandeling naar de oude Abbey, over echte duinen en witte stranden. 1 juli 1981 Slagen makend varen we langs de ruige kust via de Skegs naar Valentia. Het water is tamelijk onplezierig omdat de oceaan deining tegen de kust aan loopt en langs verschillende kanten weer terug slaat. 2 juli Omdat we gisteren zo door elkaar geschud zijn gaan we vandaag maar een fietstocht maken over Valentia eiland. Van af de top van de berg is er een schitterend uitzicht, terug rijden langs de rivier over een ”vlakke” weg, zoals iemand ons vertelde. Wat je maar vlak noemt, zo ongeveer een weg door Limburg, heuveltje op en weer af, al met al toch een mooie tocht. Nog gauw even met het pontje naar de overkant om vis te halen, de vis is goedkoop maar de pont niet. 3 juli We moeten op tijd weg om een flink eind te varen nu de wind eindelijk zuid in zich heeft, nou vergeet 't maar, het water is weer zeer onrustig, grote golven van alle kanten en zo weinig
10
wind dat de spi niet vol te houden is, dus lopen we de baai van Smerwick binnen, net voorbij Sybillhead. De rotsen en gebergten zijn hier zeer grillig en groots. Geen dorp in de buurt. Nog wel even gepraat met een man die hier constant een grote opvangplaats voor kreeft van vers water moet voorzien. Het is in deze buurt oppassen voor trawlers die “in pair” varen met een groot net er tussen. 4 juli Terwijl het deeg voor het brood hopelijk staat te rijzen onder een slaapzak die wordt warm gehouden door de warmwaterzak, en 't schip enigszins slingerend onder spi naar Kilronan vaart, zal ik proberen wat te typen zonder er iedere keer naast te slaan. Bij het uitvaren van de baai zijn we nog wel over een net gevaren, gelukkig zonder gevolgen. Na 65 mijl met een flinke deining achter ons aan, ankeren we bij Innishmore, zo te zien is het hier aardig kaal. Overal in ZW-Ierland zie je ruines die niet worden afgebroken maar gebrokkeld blijven staan vlak naast de nieuwbouw, er zijn veel oude Abbeys, sommige gerestaureerd, en al die oude resten geven wel een heel speciaal karakter. 5 juli Deze plaats, door velen zo geprezen, bevalt ons niet zo best. Toch heeft het wel iets speciaals: overal over de heuvels en door weilandjes zijn muurtjes gemaakt van los op elkaar gestapelde grijze stenen, niet eens vast gezet met kleine keitjes, en je moet oppassen bij het er overheen klimmen dat je niet een stuk afbreekt, en we zijn over heel wat muurtjes geklommen! Verder zijn er hier erg veel toeristen (zeilers beschouwen zichzelf nooit als toeristen) en paardentaxi’s, bedelend om werk. Bij terugkomst merken we dat de jeugd zich vermaakt heeft met onze bijboot, tot grote woede van de schipper. In de nacht begint het door te waaien en houdt Wim een paar uur ankerwacht. 6 en 7 juli Tezamen met de bemanning van een Iers jacht die we in de pub hebben leren kennen, gaan we tussen de eilanden door naar Roundstone, een rustige baai zonder deining, dus hopen we op een rustige nacht. Dinsdag wordt een luier-dag, het is toch snert weer dus dat komt goed uit. ’s Avonds maken we nog een mooie wandeling, wel is waar in regen, maar dat hoort bij dit typisch Ierse landschap. Langs kloostertuinen en via een landweggetje lopen we naar de kust waar een vriendelijke boerin ons de weg over de rotsen terug wijst. Over een smalle weg langs vele kleine meertjes, vlak langs koeien die rustig midden op de weg liggen te herkauwen, komen we weer terug bij het dorp, waar de turflucht je overal tegemoet komt uit de huisjes. 8 juli Samen met de Ieren zeilen we door een smal watertje, het is opkruisen met de grote genua op, hard werken, en gelijk goed uitkijken naar de rotsen en riffen die zo hier en daar liggen. Het is prachtig weer, en van af Slyne Head varen we met de grote spi op. De autohelm doet het weer niet en Wim zet er ’s avonds, als we in Innishboffin liggen, een nieuwe print in.
11
9 en 10 juli Zeer voorzichtig varen we naar de pier om Polka droog te zetten. Er is daar een smalle doorgang tussen twee rotsen waar we net in passen; bij laag water maken we het
onderwaterschip schoon, het is hard nodig. Om 1800 is de boot schoon en wij vuil, dus onder de douche. Aangezien we op de plaats van de ferry liggen, moeten er bijna 100 passagiers over ons schip heen klimmen, en de wal op geholpen worden. Jammer genoeg is er geen tijd om te filmen, want onze hulp is hard nodig bij het opduwen en trekken van de verschillende water vrezende dames; ook een paar mannen hoor, maar die gillen niet zo! We zijn hier voor de derde keer en ‘s avonds ontmoeten we in de pub vele oude bekenden. Alleen Eric, waar we jaren geleden onze warmwaterkruik van kregen omdat we toen zo’n kou leden, is er jammer genoeg niet. Om 2300 gaan we tussen de rotsen door naar de ankerplaats. Midden in de nacht wordt Wim wakker omdat er iets vreemds is aan de beweging van het schip, en in no time staat hij in z’n pyjama in regen en wind buiten: het anker houdt niet meer. Nadat we het anker er uit gehaald hebben, en vrij gevaren zijn van de rotsen, trekken we de regenpakken aan en ankeren opnieuw. Het blijft die morgen slecht weer, maar aan het einde van de dag klaart ’t een beetje op en zeilen we naar Claire Eiland, 18 mijl verder op, er is wind genoeg, 6 á 7, en het zicht is slecht, we lopen hard, af en toe 10 knopen. De deining in 't kleine baaitje waar we ankeren, valt erg mee. 11 juli De wind is gedraaid naar west, en komt nu van de berg af. Natuurlijk moeten we die een eindje beklimmen, naar de resten van een klooster. Het winkeltje aan de haven heeft niet veel te bieden, twee penen en een ui, op m'n vraag tot hoe laat de winkel open is, wordt er lachend gezegd: tot 2 á 3 uur in de nacht, de winkel hoort bij de pub! 12 juli We varen om Achillis Head heen, die aan de noordkant de hoogste berg heeft van Ierland en Schotland. We ankeren tussen de twee verlaten Innishkea eilanden. Na een tochtje over het noordelijke eiland is het weer anker op om naar Broadhavenbay te gaan, waar we weer een gezellig bezoek brengen aan de familie Walsh. 12
David heeft er nu een melkmachine bij en ook een tractor, de trots van de familie. 13 juli Er is een lange tocht voor de boeg, 72 mijl, wind 4 en 5 achter ons aan, fris weer met zo nu en dan een bui. Om 1900 ankeren we in de North-sound van Aran-eiland en steken lekker de kachel aan. Onderweg hebben we nog even vast gezeten in een net van een zalmvisser die geen boei uitgezet had waar we omheen hadden kunnen varen, maar er is geen schade, we zijn gauw weer los. 14 juli Eerst om boodschappen, helaas, het brood en de melk komen 's middags pas met de ferry. Aan de pier is een kraan, daar doe ik dus de was. Een visser probeert zonder succes z’n oude wrak van een auto aan de praat te krijgen. Na enig sleutel werk, nog niets, dus dan maar aantrekken met een nog oudere tractor, verbonden met een fluustouwtje, dat natuurlijk in drie stukken breekt. Vissermans komt dan maar een praatje aanknopen met mij, maar na enige minuten moet hij hard rennen naar de tractor die uit zichzelf begint te rijden, heuvelafwaarts. Enfin hij heeft inderdaad de oude auto aan de gang gekregen, je zou er een film van kunnen maken. Op deze eilanden rijden ze alleen maar in sloopwagens, zo nu en dan zie je dan ook een portier langs de kant van de weg liggen, zo van: daar hebben we ook geen last meer van, en als de garda (politie) op het eiland verschijnt dan zijn die oude wrakken opeens van niemand. Het uitzicht 's avonds over de tientallen eilandjes is schitterend. 15 juli We zijn op tijd op weg naar de Bloody Foreland, onderweg is het goed uitkijken naar de zalmvissers, opeens zie je een paar oranje stippen die in een bootje blijken te zitten aan het eind van een lang net hangt met drijvers dat ergens naar toe gaat; het beste is naar zo'n bootje toe te varen. Door de verrekijker kun je van hun armgezwaai niet veel begrijpen, de één wijst naar het net en de ander wijst de vaarrichting aan, zoek het maar uit, zeer verwarrend en spannend, maar we hebben ze allemaal kunnen ontwijken. We varen Loch Swilly in en ankeren bij een groot hotel en een strandje met vele pret makende kindertjes en badgasten, het is hier weer bewoonde wereld. De avond gezellig doorgebracht in de pub met een aantal Ieren uit Dublin. Als we in het donker bij het strand in het bijbootje stappen wipt er net nog een golf naar binnen, veel gegil van mijn kant, en drijfnat natuurlijk. 16 juli Vroeg op weg, we verlaten Ierland met flinke wind half achter ons aan richting Schotland. Inktzwarte luchten zo nu en dan, maar zoals gewoonlijk op het water, kwamen de buien niet los.0m 1700 de baai van Port Ellen ingevaren, waar we gezien de wind in de NW hoek gaan liggen bij nog een paar andere jachten. 17 juli Gezien het tij, waar je in deze sounds wel rekening mee moet houden, gaan we na de middag pas weg, zelf brood gebakken op de Ierse manier met bakpoeder, broodsoda en karnemelk, lekker hoor. Om 1400 zijn we op weg, er is veel wind, NW 7;achter de Small Islands proberen we ten anker 13
te gaan. We zijn ruim een uur bezig, maar de baai ligt zo vol met enorme wier planten dat het onmogelijk een plek te vinden waar het anker zich vast kan zetten, dus gaan we wat verder en ankeren in een rustig hoekje met een strandje en koeien, uit die harde wind, wat een rust hier in Loch Landman. 18 juli Een fantastische zeildag in een schitterende omgeving, we varen langs de Golf Coirbyhag gwaar zich de tweede grootste draaikolk van Europa bevindt. 's Middags in Balvicar-bay een boei opgepikt, er liggen nog 10 jachten, het is duidelijk dat de vacanties begonnen zijn. 19 en 20 juli Een echt Schotse regendag: druilerig, weinig zicht en wind die overal vandaan komt, we gaan anker op en varen we naar het stadje Oban. Daar pikken we een grote boei op: ik in het bijbootje, met een lijn die ik door een oog in de boei trek en aan Wim geef die langszij komt. Wat is Polka dan hoog als ze zo op je af komt. 's Avonds gaan we een keertje op de wal eten en wie komen we dan tegen, Jan Valstar en z’n jongens. We hebben in de loop der jaren drie keer in Schotland gevaren, en elke keer ontmoeten we ze, hoe is het mogelijk in een gebied met zoveel inhammen en baaien. Het is weer erg gezellig, overdag boodschappen doen en ‘s avonds kaartspelletjes. Er verdwijnen 3 appeltaarten met vele koppen echte koffie (de Engelse gemalen koffie smaakt naar bloemetjes en afwaszeep tegelijk). 21 juli Afscheid genomen van de “Raspa”, misschien komen we ze nog wel eens tegen. In regen en wind gaan we op weg naar Tobermory, waar morgen de Highland Games gehouden worden. Die moet je één keer in je leven zien, en we hebben ze tot nu toe gemist. We varen Aline-loch in, met nog zo'n 10 jachten, er is te veel regen om door te varen. Kachel aan en wassen, want daar is regenwater goed voor. 22 en 23 juli In Tobermory staat een enorme swell, en er liggen vele jachten, zodat we pas na 3 keer ankeren eindelijk genoeg ruimte hebben. We beleven de Highland Games in een werkelijk unieke omgeving, met goed weer en een heel aparte sfeer. We lopen met een pipersband naar boven en zien daar de de wedstrijden van de verschillende groepjes dansers en pijpers en van de enorme kerels die in een rokje en een T-shirtje lopend, met palen gooien, knotsen werpen, enzovoort. We zijn dankbaar dat we het op zo’n intense manier hebben mogen meemaken. ’s Avonds blijkt er een jacht tegen ons aangezeten te hebben, we varen slecht voorbereid weg, de harde wind blaast de zitting uit de bijboot, en ook binnen is het een troep. Zo zie je maar dat je zelfs bij een klein tochtje de zaak eerst in orde moet hebben. We zeilen de prachtige Loch Sunart in en halverwege ankeren we bij Salen. 24 juli 14
De wind is nu een stuk minder sterk, het is een apart soort varen hier tussen die hoge gebergten, windshiften van 30 en 40 graden zijn heel gewoon, zo blijf je actief. Het belet ons niet om heerlijk te lunchen met plakken gebakken zalm. Om 2000 uur laten we het anker vallen in het kleine baaitje bij Castle Island van Eigg, waarvan we de enorme hoge rotspunten al in de verte zagen liggen; dit gebergte is goed te beklimmen. In de avond krijgen we Ierse zeilers op de koffie. 25 juli. Regen, mist en wind, om half acht even naar buiten gekeken en toen weer gauw onder de vette lappen gekropen.. Na een kleine wandeling zonder zicht, wat werkjes aan boord gedaan: een nieuwe weide zeilzak gemaakt en een nieuwe autohelm geïnstalleerd. 26 juli Vandaag is het een prachtige zeildag met zon en ZW wind en dus varen we langs de westkant, die werkelijk ongekend hoog, steil en schitterend is, naar de westkant van Skye. We ankeren in 't mooie en rustige Loch Dunvegan, waar een groot kasteel aan de kant staat en waar een paar grijze zeehonden ons luidkeels verwelkomen, ik dacht eerst dat er iemand stond te zingen. 27 juli We bezichtigen het kasteel van de Maccleods en luisteren naar al hun mooie legenden. De wandeling naar het koraal strand loopt op niets uit, het strand ligt mijlen ver weg, maar de wandeling op zich is erg mooi. We ontmoeten een heuse zalmvisser, compleet met hoge laarzen, vliegjes op zijn hoed en een groot net wat nog leeg is, en o ja, ook nog een hengel. De schapen rennen blèrend voor ons weg en koeien staan een beetje lodderig naar ons te loeren, te lui om een poot te verzetten, laat staan vier. 28 juli 0m 6 uur begint door de sterke wind het anker te krabben, meer ketting uitgezet en om 8 uur liggen we bijna tegen de rotsen aan, dus de regenpakken over de pyjama’s aan en weg wezen, storm en regen kunnen ons niet deren, zo is het padvinders liedje, nou ja, leuk is anders. Om 1600 ankeren we in Big-Harbour, klein leuk baaitje bij het onbewoonde eiland South of Rona. De ingang is wat moeilijk te vinden, maar de witte pijl op de rots is er nog, nog twee andere jachten komen binnen, waaronder de bekende Ron Glas, waarvan de eigenaar een typisch bekakte Engelsman is, die bij het horen van onze naam uitroept: “how interesting”; als we Jansen gezegd hadden was z’n reactie ongetwijfeld dezelfde geweest, maar vissen kan hij wel, van die hele grote vissen haalt hij uit het water, en wij nog niet eens een makreel. 29 juli Het is de trouwdag van de Prins of Wales, grote festiviteiten in en om de haven van Portree, maar je wordt opgegeten door de “midzies”, vliegende wolken van hele kleine bijtende insectjes, je kunt ze amper zien, maar je voelt ze wel, urenlang. 30 juli We maken een bustocht naar de bekendste en hoogste gebergten van Schotland, de Cuilins, of Coolings. Zeer van genoten hoewel de hoogste toppen vaak in de wolken liggen. En wie komt 's avonds de haven binnen varen, natuurlijk “Raspa”, met een nieuwe crew, en na het bezoek en tegenbezoek van een stel sympathieke Schotten, gaan we gezamenlijk op weg naar de North ankerplaats van Fladday eiland, het wordt een gezellige avond met (nog) Hollandse koffie en een laatste biertje. 15
31 juli Aanqezien er veel vis in deze baai zit gaan de hengels uit en warempel er wordt wat makreel gevangen. Na de middag gaan beide boten ieder een kant uit en om 2200 gaat ons anker uit in Loch Duigh. 1 aug.1981 Ontwaakt met zon en al gauw gaan we met 6 knoop tij mee door Kyle Akim, een nauwe doorgang tussen de hoge bergen, wat alleen te doen is met tij mee. We zitten even in korte broeken, maar al snel komt er wind opzetten en moeten we de regenpakken aantrekken. Aan het eind van Sleatsound pakken we een boeitje op in ArdmadaleBay, waar 5 huurboten klaarliggen voor hun nieuwe huurders. We zijn begonnen met Spaanse les, dat valt niet mee. 2 aug. Met goed weer op weg naar Canna, het laatste eiland achter Rhum en Eigg. Er liggen veel jachten hier en aangezien de wind flink is toegenomen gaat iedereen, dus ook wij, achter twee ankers liggen. Verder is hier niet zo veel te beleven, behalve dan, als een later binnenkomend jacht probeert via het rif bij de ingang naar binnen te komen: het vliegt zeker een halve meter omhoog en komt dan met een klap op de rotsen terecht, gelukkig zit er geen gat in het schip, soms is polyester toch ook wel sterk! 3 aug. Slecht weer, we blijven liggen. De lijntjes langs de maststeps worden veranderd. 4 aug. Eerst zijn we van plan om naar de Barra te gaan, maar we hebben geen zin om tegen de korte steile golven op te kruisen, dus varen we met een lopende wind naar Tobermory. Onderweg worden we een heel eind begeleid door een stel dolfijnen, altijd weer prachtig zoals die beesten door het water gaan en vlak voor het schip omhoog springen. In Tobermory liggen zo veel boten dat we aan de buiten kant moeten liggen op een diepte van 16 meter, dat betekent 48 mtr. ankerketting uit, en wie mag dat morgen weer opdraaien? 5 aug. ’s Middags is er een zeilwedstrijd, vrolijke boel met zoveel bootjes, gelukkig is er minder wind dan de vorige keer toen we hier waren. De avond brengen we gezellig door met muziek en volkszang, begeleid door handgeklap en voetgestamp. 6 aug. Te midden van de wedstrijdjachten kruisen we de Mullsound uit naar het westen. Onderweg nog tussen de Treshnish-eilanden gevaren, heel langzaam en goed uitkijkend, het is er wel het juiste weer voor, niet te veel wind en helder. Om 2100 leggen we aan een boei vast in Ulvasound. Er wonen alleen een paar vissers hier, het is eenzame maar mooie baai, en een mooie windstille avond. We kopen voor 6 pond een grote kreeft. 7 aug. Bij het ontbijt zien door onze verrekijker een soort komische film: zo'n 100 schapen moeten per bootje van de ene oever naar de andere gevaren worden. Nou, dat loopt enigszins 16
uit de hand, sommige komen in het water terecht en moeten met mankracht of door de honden er weer uitgehaald worden, andere breken uit en worden door zo'n zestal honden weer bij de kudde terug gebracht, prachtig zoals die honden dat met elkaar doen. Na een flinke wandeling over heide en heuvels vertrekken we naar het heilige eiland Iona. We lopen naar de bijzondere kathedraal die daar staat, en dan blijkt dat de restauratie, die door jeugd van de hele wereld en van allerlei geloofsrichtingen in de laatste jaren is uitgevoerd, pas klaargekomen is, en dat die avond de openingsdienst zal zijn. We gaan daar naar toe, het is een bijzondere dienst, waar allerlei godsdiensten aan het woord komen; we lopen zingend, arm in arm de kerk uit; een bijzondere ervaring. Eerder op de avond heeft Willem de visvangst van z'n leven, het water is zo helder dat je ieder visje en plantje kan zien liggen en deze vissen zijn zo pienter, dat als het aas (een balletje deeg van brood of kaas) nog aan het haakje zit, zij er niet over denken om toe te happen, pas als het aas van het haakje af gaat door de bewegingen van hun staart dan vliegen ze er op af. Na ingespannen denkwerk weet Willem er toch één te pakken door van voor naar achter hard over het dek te lopen met de hengel en zo de vissen de indruk te geven dat het aas los is, en hoera eentje trapt er in, maar we hebben net gegeten en dus gaat hij de plomp weer in. 8 aug. In de nacht van vrijdag op zaterdag merken we dat de wind wat opgekomen is en uit de verkeerde hoek komt, zodat we aan lager wal zitten met de rotsen vlak achter onze rug. We blijven op tot het een beetje licht wordt en gaan dan anker op en zeilen naar het eiland Oronsay, waar het ankeren nu niet bepaald gemakkelijk is: ik moet vanuit de bijboot een lijn vast maken aan een ring in de rotsen, met een lijn, die ieder moment in de knoop raakt, zodat ik af en toe boze woorden uit, waarop een toekijkende Schot in lachen uitbarst want het is wel Hollands, maar hij kan 't kennelijk wel begrijpen. Er komen twee ankers uit aan de andere kant. Na de lunch verandert de wind en moet het grootste anker weer verlegd worden, zo blijf je gezellig bezig. En dat allemaal in een stromende regen, maar de “ham and eggs” zijn heerlijk, net zoals de Hollandse beschuit die we hier op het postkantoor konden kopen. In de avond krijgen we bezoek van die lachende Schot met zijn familie, we krijgen een bosje zeldzame witte heide en een goed recept van fruitcake, wat na 40 jaar nog steeds regelmatig door mij gebruikt wordt. 9 aug. In verband met het tij varen we pas na de brunch met mooi weer de Jura-sound door, om 20.00 laten we 't anker vallen achter Gigha eiland, het is bladstil, een prachtige avond. Het is het aardigste eiland dat we tot nu toe bezocht hebben, er is een mooi park, alleen jammer dat het een voorjaars tuin is, maar het is toch mooi. Een van de bewoners neemt ons in z'n auto mee voor een rit naar het noorden en het zuiden van het eiland. 11 aug. Door de zuidenwind varen we pas in het pikdonker Ladybay binnen, waar we nog net vóór een zalmnet ankeren, maar dat zien we gelukkig de volgende ochtend pas liggen. 12 en 13 aug. We gaan op weg naar Port Patrick met wind en tij tegen, een afstandje van niets, maar we doen er wel 5 uren over, we hebben deze keer geen zin om de motor er bij te zetten. Het varen met twee voorstagen bevalt niet, de zeilen schavielen te veel, dus halen we er één af. Ik schenk weer meerdere koppen koffie in voor vele buurtende buren. 17
Wim haalt in compleet duikkostuum een lijn uit de schroef bij één van hen en krijgt als beloning een fles wijn. Van een ander krijgen we een plak chocolade en een theedoek met een schip er op voor het drogen van een natte slaapzak boven onze kachel, en zo komen we toch nog aan de kost. 14 aug. Tot onze vreugde is de wind eindelijk gedraaid naar het noorden. We bomen onze Bollejan uit en zijn op weg naar het eiland Man. 15 en 16 aug. Het is mooi weer op het eiland Man, we blijven in Douglas en Port St. Mary een paar dagen liggen en proberen wat lokale kennis op te doen. 17 aug. We zeilen naar Holy isl., om 19.30 pikken we er een boei op, er zijn veel jachten hier, de kachel gaat aan en er wordt een kaartje gelegd na de maaltijd. 18 aug. Na de voorraad een beetje aangevuld te hebben zeilen we scherp aan de wind naar een stil baaitje, net groot genoeg voor een schip, bij Bardsey eiland, de zeehonden familie laat het goedgunstig toe. Er staat veel deining, die, vreemd genoeg, 's nachts helemaal weg valt. 19 en 20 aug. We gaan om 6.30 anker op en met een bezeilde wind zijn we op weg naar Fishgard, waar we vroeg in de middag in de buiten baai ankeren. Om 12 uur gaan we weer op weg, nadat Willem eerst nog een kaart gekocht heeft van de sound bij de Bisshops en de Clerks. Met een flinke bries en grote golven varen we met een bloedgang door de sound heen, tussen de eilanden door naar Milfordhaven, waar we om 18.00 een boei oppikken. 21 en 22 aug. De wind zit nog steeds in de goede hoek, NW, dus steken we vandaag over naar Landsend. Het wordt een snelle overtocht, zodat we we te vroeg bij de Lizard zouden zijn met deze snelheid, dus lopen we de haven van Newlyn binnen en ankeren daar om 16.30 . De volgende dag niet veel gedaan, lekker in de zon gezeten en in de avond naar Penzance geweest. 23 aug. Het is mooi weer en op een sukkeldrafje, met af en toe de hengel uit, varen we naar Falmouth en maken daar aan een club-boei vast. We gaan een week of vier naar huis om het 50 jarig huwelijksfeest van pa en moe Ginsel mee te maken. Die reis dwars door Engeland met bus en trein, precies aan het eind van de Engelse vakantieperiode, was erger dan een forse storm! -----------------------------28,29,30 sep. Na een fijne maand thuis valt het niet mee om op te stappen. We vieren Huib zijn verjaardag met een lekker stuk » gevuld" dat we van Adrie mee kregen. Na het opbergen van alle goede gaven, waaronder zelfs cadeautjes voor de Sinterklaas en Kerst, die we nu dus nog niet open maken, gaan we eerst maar eens om verse boodschappen. Ex-havenmeester Jeff komt al gauw informeren of zijn hulp nog nodig is bij het
18
schoonmaken van de romp, nou dat wordt graag aangenomen, het wordt vastgesteld op donderdag, ijs en weder dienende. Woensdag halen we het bouwpakket van het bestelde opvouw-zeilbootje op en in de kelder van de winkel beginnen we aan het in elkaar schroeven, kitten en schilderen van het rompje. Wim is weer jachtenbouwer, in het klein! 1,2,3 okt.1981 Het zijn dagen van hard werken, het schip wordt onderwater schoongemaakt met een uurtje hulp van Jeff, die in de avond met Stella bij ons komt eten. De verdere tijd wordt door Wim besteed aan het bouwen en schilderen van het vouwbootje terwijl ik intussen de voorraden aanvul, waarbij ons bagage karretje goed van pas komt. Het weer is abominabel slecht, NW stormen met enorme regenbuien, niet zo best voor de verkoudheid. Als het bootje klaar is vieren we dat bij de chinees. Alles wordt zeevast gezet, want er is een redelijke weersverwachting voor morgen. 4 en 5 okt. Zowaar, de zon schijnt, en na koffie bezoek gehad te hebben van een 72-jarige Amerikaan die solo hierheen gezeild is uit Amerika, gaan we op weg naar, hopelijk, het zonnige zuiden. We zijn er precies om 7 uur met slack tide, bij de Franse kust. Het laatste eind naar de haven van Brest begint het ineens te waaien, 40 a 50 knopen, gelukkig zagen we de bui aankomen, en met een klein fokje varen we de baai verder in naar de nieuwe marina, waar we om 14.30 een keurige box toegewezen krijgen. 6 t/m 10 okt. Dick Simons is intussen aan boord gekomen, gezellig hoor . De hele week loeit het, en dat gaat gepaard met flinke regenbuien, dus we blijven gezellig aan boord klussen. Aangezien de douane niet reageert op onze gele vlag, gaan we hen maar opzoeken, een half uur met de bus en dan nog een uur lopen, en wat zegt de douane dan tegen je: "wat kom je hier doen, het is helemaal niet nodig" We wachten op geschikt weer, en ’s avonds krijgen we navigatielessen van Dick met als toetje een spelletje dobbelen. De Fransen zijn niet bang voor water en wind want zelfs met dit hondenweer wordt er flink gesurft en gezeild in de baai. En dan is geen tijd meer om brood te halen, want het is eindelijk goed weer en dus gaan we rap op weg, zelfs de zon schijnt en er staat een klein NW windje. We zeilen de baai uit maar eigenlijk zijn we te vroeg voor de Raz de Seine. Om 22.00 pikken we een boei op in Benodet, waar we na de maaltijd al gauw de kooi induiken. 12 okt. Ik ga met Dick als roeier naar het stadje waar de meeste winkels gesloten blijken te zijn. En net als ik de laatste oude verlepte andijvie in een winkeltje gekocht heb, komen we op een groente markt terecht met prachtige verse andijvie, zal je altijd zien. Om 13.00 gaan we op weg ondanks de flinke wind, maar die hebben we toch achter ons. Vlak bij L°Orient is het goed uitkijken naar de boeien en bakens, er zijn zelfs bakens bij die zichzelf verplaatsen. Dat blijkt dus een toren van een duikboot te zijn, je zal er maar op navigeren en daarmee op de rotsen terecht komen! Het eerste deden we wel het tweede gelukkig niet. 13 en 14 okt. 19
Om 1900 maken we aan de steiger van de jachtclub vast en om 2200 gaan we moe te kooi. De volgende dag blijven we liggen met een hele dag regen; tussen de buien door wordt het kleine vouwbootje uitgeprobeerd door Willem. Je ziet het voor je: Willem met een pijp in de mond en een groot zwemvest aan in dat piep kleine bootje door de haven zeilend, bijna zonder wind op spiegelglad water, en dat ding dat liep nog ook. 15,16 en 17 okt. Dit hoofdstuk zou kunnen heten: met een schietgebedje de golf van Biskaje door. We zijn namelijk in één ruk naar noord Spanje gevaren. We hebben enorm geboft met de wind, overdag hadden we twee dagen halve wind, 20 a 30 knopen, die in de nacht soms wegviel. Eén keer zijn we even gestopt, één van de vissers voer twee rode lichten boven elkaar en we wisten niet wat dat betekende. Na veel gezoek in de boeken kwamen we er achter dat hij dan met een net vast zit aan een stilstaand object, in dit geval een verlichte staak, waar hij met een grote boog om heen vaart. Het is dan aan ons om te zorgen dat we niet tussen die visser en zijn staak terecht komen. Je moet het maar weten! De tweede nacht is er weer wat anders, de motor loopt niet goed, en dus gaat Willem aan het sleutelen terwijl Dick en ik proberen het schip zo te sturen dat we zo weinig mogelijk rollen, maar dat valt niet mee als er bijna geen wind is. Sleutelen aan een warme motor op een slingerend schip is niet prettig voor de maag, Willem moppert over onze stuurkunst, maar gelukkig, na een paar uren loopt het machine weer. Om 12 uur komen we bij een haveningang, zonder precies te weten welke plaats het is. We hebben geen behoorlijke kaart van dit gebied, het zat eigenlijk niet in de planning. Een rondvarende visser waarschuwt ons gelukkig dat de ingang nog niet diep genoeg is. In ons beste Spaans uit het woordenboekje vragen we hem hoe diep hij steekt. Als hij naar binnen vaart, gaan we er netjes achteraan. Het plaatsje blijkt Puerto de Risadesella te zijn. We gaan snel de wal op om dan tot de ontdekking te komen dat de winkels al dicht zijn, dus biedt Dick ons een etentje aan. Behalve allerlei lekkere hapjes eten we grote geroosterde gamba’s, lekker maar wel duur. 19 en 20 okt. Van Ribodisella varen we naar Gijon. Eerst meren we af naast een visser waar Wim met handen en voeten een gesprek heeft met een bemanningslid en hij begrijpt daaruit dat ze niet eerder dan drie uur vannacht zullen vertrekken. Intussen ga ik met Dick boodschappen doen, wat niet gemakkelijk is, want als je om custard vraagt krijg je eerst een blikje krab en dan marmelade, dus geef ik het maar op. We zijn net op tijd terug want de kapitein van het vissersvaartuig begint vrijwel meteen al scheldend onze lijnen los te gooien; we begrijpen dat we weg moeten wezen.
20
Dan maar aan een boei van de club, waarvan twee clubleden zeggen dat die zwaar genoeg voor ons is; maar dat pakt later anders uit, misschien is ons Frans toch nog niet zo goed. Van 1800 tot 2000 flaneert de Spaanse bevolking over de straten in het mooie pak, ze geven waarschijnlijk meer geld uit aan kleding dan aan het onderhoud van hun huizen. Wij flaneren mee en na een paar uren zoeken kunnen we eindelijk onze vermoeide benen strekken onder een vacho roti. We staan net op punt om naar de kooi te gaan, als het opeens begint te waaien en wat denk je, de neus van het schip waait weg met boei en al, we liggen achterstevoren tegen een achter ons liggend jacht aan. Dus wordt het alle hens aan dek in het oliegoed. Na ettelijke uren van denken en doen is het karwei geklaard en liggen we achter ons anker. Om 2.30 dus eindelijk naar bed. 21 okt. Om 900 vertrekken we met wisselende winden naar Puerto de Luarca, waar om 1600 een zeer behulpzame man ons een verkeerde plaats aanwijst, maar al gauw roepen een paar anderen dat we in de vissershaven kunnen gaan liggen, die blijkbaar pas uitgebaggerd is. Het is een reuze aardig plaatsje, geheel verborgen achter de bergen, wat het dorp beschermt tegen de zeewind, en dan dat haventje, vol mooi beschilderde vissersscheepjes. 22 en 23 okt. Na nog een heerlijk ruikend, reusachtig groot rond brood gekocht te hebben varen we naar Ribadeo, dat het mooiste plaatsje in omgeving moet zijn. Nou, de rivier ziet er mooi uit maar het plaatsje valt tegen. Na een nacht aan de binnenkant van de nieuwe pier gelegen te hebben, vertrekken we naar La Coruña, waar we na ca.24 uur varen aankomen. In de baai voor La Coruña wordt het erg koud door mistflarden. Om 800 pikken we een boeitje op van de jachtclub en na een ontbijt gaan we de kooi in waar we pas om 1600 weer uit komen en de wal op gaan. 24 en 25 okt. Het oude gedeelte van de stad is leuk om te bekijken, met vele leuke pleintjes en trappetjes. Vanmorgen eerst maar de was gedaan met water van de club. Een heerlijk etentje is het sluitstuk van Dick Simons z’n vakantie bij ons aan boord; het was fijn om hem aan boord te hebben, hij is en blijft een erg goeie vriend. 26 okt. We willen nog gauw even olie en water bijvullen, maar dat kost ons wel een landvast, die brak gewoon in tweeën; zo werd het schip heen en weer getrokken door de swell in het water. Daarna krijgen we bezoek van een stel Fransen, je moet per slot de taal een beetje bijhouden. 27 en 28 okt. Nog steeds verwacht de BBC een zuidwester storm, we blijven nog even liggen. Er zijn karweitjes genoeg te doen, verder zijn er natuurlijk diverse bezoekjes van en aan medezeilers. De boodschappen doen we op een grote overdekte markt. Willem doet een karweitje aan andermans Lister, een handyman in de haven is gauw bekend. De stuurboord watertank is lek, daarvoor in de plaats hebben we 5 grote jerrycans neergelegd, 21
wel zo gemakkelijk om water te vullen op plaatsen waar je niet zo gemakkelijk met een slang kan vullen. Woensdag rond de middag is iedereen het zat en vertrekken 5 boten naar het zuiden, wij dus ook. De baai uit op de motor, anders zouden we er s' avonds nog gelegen hebben, slagen makend tegen een hoge deining in. Het weer blijft goed, heldere sterrenhemel, wel tegenwind, WZW, maar zeker niet meer dan windkracht 4. Rond de verschillende kapen is er ontzettend veel verkeer, zoiets als het nauw van Calais, van twee kanten rijen met schepen. Ik zit met het ochtendgloren een aantal uren op wacht en zie volop grote schepen, maar die lopen keurig aan weerszijden langs, ze weten zeker dat er een Hollandse tante. met zweet in d'r handen met veel schietgebedjes op wacht zit! Da passeren we kaap Finisterre, waar het de hele zomer gestormd heeft, maar nu even niet. 29 okt. Om 18.00 laten we het anker vallen in het kleine open haventje van Corrubedo, nadat we voorzichtig tussen de rotsen door gezeild zijn, het is hier wat moeilijker dan in Schotland, want de rotsen liggen hier net onder water, maar gelukkig zie je de deining er meestal wel op breken, zodat je ze toch weet te vinden, onze ervaring opgedaan in het noorden komt hier goed van pas. Het kleine haventje ligt stampvol, met vissertjes die tot laat in de avond bezig zijn met netten uitgooien en weer ophalen, we verwachten dan ook ieder moment dat ze onze ankerlijn op zullen halen. De deining valt het erg mee, volgens het boek kan je hier niet liggen met een wind met zuid er in, hebben we dus toch gedaan, je hoort wel de branding bulderen. We gaan vroeg naar de kooi in de hoop dat het anker houdt. 30 okt. Wat het weer betreft zou het een Schotse dag kunnen zijn, vol regen en wind, slecht zicht, maar het gaat toch goed tussen de eilanden door, waar we zo nu en dan een oppertje hebben. Om 1600 komen we aan in Bayon, een leuk plaatsje met een fraaie omgeving . De havenmeester wil ons graag aan een steiger hebben maar wij liggen liever aan een boei. 31 okt. We zijn rond het fort gewandeld, het is erg oud, en er zijn fraaie uitzichten . De jachtclub is te sjiek voor ons, hoewel de mensen zeer behulpzaam zijn. Wim heeft vandaag een groot karwei geklaard, hij heeft een versteviging binnen in de punt van de romp gemaakt om te zorgen dat de golven er niet te veel deuken in slaan. 1 nov.81 Met schitterend weer vertrekken we om 10.00, maar helaas verandert dat in mist en die blijft er voor de rest van de dag, de radar en de motor gaan aan, en pas om 20.00 gaat alles uit als we aan een boei liggen in de drukke en stinkende haven van Leixos. Onderweg, is de Spaanse vlag verwisseld voor de Portugese, we zijn weer een land verder. 2 nov. Een clublid komt ons vertellen dat we hier niet kunnen blijven liggen. Nou, deze haven bevalt ons toch niet, dus gaan we op weg naar Oporto, hoewel het nog laag water is. Gelukkig varen er 5 vissers voor ons uit, want het is toch wel link met zo weinig water onder de kiel die rivier op te gaan, de laatste visser blijft zelfs zo nu en dan op ons wachten om de weg te wijzen,
22
reuze geschikt van hem. Vlak voor de tweede brug maken we vast aan de kade bij het oude stadsgedeelte van Porto. PORTUGAL. 2 nov. 1981 In de middag verkennen we de stad, kris-kras zijn we er doorheen gelopen, wat een gebouwen en wat een brede avenues met zeer smalle zijstraatjes vol leven. Wim heeft eindelijk een barbier opgezocht, nou die deed het best goed. Levensmiddelen zijn hier niet zo erg goedkoop, maar een kopje koffie (een kleintje, grote kommen kennen ze niet) kost maar 40 cent. 3,4 en 5 nov. Deze dagen brengen we in Porto en omgeving door. In de morgen doen we dan eerst boodschappen op de nabije markt, met behulp van Antonio, een soort van havenmeester die 12 talen spreekt waaronder Hollands. We hadden foto's van hem meegekregen van kennissen en hij vond het zo leuk dat we die kwamen brengen dat hij niet meer bij ons weg te slaan was, tweemaal kookte hij voor ons een heerlijk Portugese maal, sardientjes en een soort vleesschotel met gemengde groentes, veel ui en paprika, en alles natuurlijk rijkelijk besproeid met Vino Verde. Met het kleine bootje varen we de rivier de Douro een heel eind op. We bezichtigen het grote beursgebouw met z’n fraai ingelegde vloeren en de pompeuze zaal met veel goud op snee. Daar is ook veel beeldhouwwerk, uit graniet nota bene, ga er maar aan staan met je beiteltje, wat een werk moet dat geweest zijn. We bezoeken de wijnkelders aan de andere kant van de rivier en kopen een paar flessen port. 6 tot en met 9 nov. We glijden met mooi weer langs een Hollands aandoende kust met duin, strand en bos. Op weg naar Lissabon komen we meteen al tussen een groep sardienenvissers terecht, maar alles gaat goed. Er is veel te zien op de rivier bij Lissabon, veel roeiboten met zo’n tien man er in die hard aan het oefenen zijn, midden tussen grote olietankers, en vissersboten. De douane werkt kennelijk niet op Zondag, dus gaan we de omgeving maar eens verkennen. We lopen naar het scheepvaartmuseum. Het museum is de moeite waard, vele mooie modellen en een werkelijk schitterend schilderij van Ribeiro, voorstellend een vissersfamilie die in angstige spanning de thuiskomst van een vissersboot gadeslaat. De uitleg in het planetarium is in het Portugees, jammer voor ons. Daarna nog een fraaie tropische tuin bezocht. Vandaag hebben we een nationaal gerecht gegeten: bonen in tomaten saus met daarin stukjes pens; ach foei toch, geef mij maar prei met een ei. Ja, zal je wel zeggen, dan moet je het niet bestellen, maar dat is niet eenvoudig met al die Portugese kreten op zo'n menu, vandaag of morgen bestellen we nog eens hond in de pot, voorlopig kook ik weer maar zelf! 10 en 11 nov. We blijven vandaag nog liggen, er is geen wind, en we zijn ten slotte geen motorboot. Op de radio horen we dat het hier in Lissabon de warmste plaats van Europa is. De “Eagle Noir” komt ook weer binnen, we varen al van af La Coruña samen zuidwaarts. We doen nog wat inkopen: boeken, kaarten, touw en vishaken, van die hele grote.
23
In een overvol schuddend trammetje keren we terug naar de jachthaven, die 5 km. van de stad vandaan ligt. Morgen hopen we weer verder te gaan, om het stof van deze grote, mooie stad weg te laten blazen door de zeewind. 12 nov. We gaan vroeg op pad, met de laatste eb de rivier af, net op tijd want we zitten bijna vast in de haven. Bij de kaap wemelt het van de vis, die zelfs boven water uitspringt, dus wij gauw het vistuig uit, maar niks dus. Om 14.00 gaat het anker uit in het baaitje van Sesimbra waar het vissersdorpje al bijna helemaal bedolven wordt door flatgebouwen. 13, 14,15, nov Vrijdag de dertiende, eigenlijk moet je dan niet uitvaren, maar we gaan toch 30 mijl verderop naar Sines. Eerst hebben we in de vissershaven geankerd, maar dan komt er een bootje van de nieuwe club Nautico de Sines, en die inviteren ons om bij de club, die pas vijf maanden bestaat, te komen liggen. Nergens in Portugal hebben we zulke gastvrije en vriendelijke mensen ontmoet als deze Portugezen die allemaal uit Mozambique en Angola komen. Een aparte groep mensen die er nauwlettend op toe ziet dat er onder de nieuwe leden geen communisten zijn. De club is privé, 's avonds komen hele families naar de club voor een hapje en een drankje en natuurlijk een babbeltje, of om een kaartje te leggen. De douches zij prima en geheel vrij. We blijven natuurlijk een dagje en brengen een bezoek aan het dorp. Om Cabo Vicente met daglicht te ronden moeten we midden in de nacht weg, helemaal onverwacht worden we 's nachts om 2.00 uur uitgezwaaid en er wordt getoeterd door enkele leden van de club, enig gewoon. Tot aan de kaap zeilen we lekker, maar na het ronden van die rots gaat het wat minder vlot, tegenwind en een zeer knobbelig zeetje, dus na enkele uren van tobben en niet veel opschieten, gaan we verder motor-zeilend naar Porto Mao, waar we in het donker aankomen en gelijk achter de oostelijke pier ten anker gaan. Intussen hebben we begrepen dat het prachtige weer dat we hier hebben gehad, helemaal niet normaal is voor deze tijd van het jaar, meestal regent en stormt het en is er veel zeegang; en wij maar denken dat dit zomerse weer heel gewoon is hier, we boffen dus geweldig. 16 nov. We willen naar het dorp gaan maar het wordt ons afgeraden om met de boot daar te gaan liggen, het is een zeer drukke vissershaven We gaan wel even de wal op, het is een heel kaal gebied, met wat cactussen en droge struiken waartussen wat zomerhuizen zijn gebouwd. Het bekoort ons niet, dus gaan we maar weer gauw terug aan boord. 17 en 18 nov. Om 8.30 vertrekken we en doen 8 uren over 21 mijl, er is weinig wind, nog tegen ook; we toeren rustig langs deze, toch wel aparte kust te. In Villa Moura worden we al opgewacht door de douane en wordt ons een plaats in de grote marina aangewezen. Voor ons hoeft zo'n toeristen centrum niet, maar we willen de almanak voor 1982 kopen en nog een boek, maar nee hoor, hier hebben ze alleen maar kleding. 24
In de supermarkt komen we geheel onverwacht Linea Horsnell tegen, die we in sep. 1980 in St Catharine Dock in London ontmoetten. Zij en haar man varen nu met de catamaran "Anneliese", bekend van het boek "Met de kinderen rond kaap Hoorn", naar Hawaii. Zo, de winterkleding is in het sop geweest en opgeborgen, op een enkele trui na, want de nachten kunnen nog fris zijn. Voor de rest lopen de mensen hier half naakt rond, ook weer overdreven bij temperaturen van 18, wij degelijke Zeeuwen hebben tenminste nog een sweater aan en houden de benen bedekt. Willem had de invloed van zon op water een weinig onderschat en moest dat bekopen met zere ogen, dus voortaan ook een zonnebril opzetten. 19 t/m.22 nov. Na uitgeklaard te zijn (wat een poespas) vertrekken we naar rustiger oorden. Om 15 00, passeren we de havenlichten van Barra Nova en gaan, rustig zeilend voor de wind in een gebied wat doet denken aan de Grevelingen, 5 mijl de rivier op, tussen de zandplaten, die gedeeltelijk begroeid zijn en vol vogelleven. We ankeren op een rustig plaatsje, waar verder geen boot ligt, 600 meter voor het plaatsje Faro. Het is fijn om weer eens alleen te zijn, want dat mis je wel langs de kusten van Spanje en Portugal, we waren nogal gewend aan eenzame baaitjes langs de Schotse kusten. Faro is wel een aardig plaatsje, maar nogal toeristisch, een enkele kerk bekijken we, nogal pompeus met veel goud op snee.Wel leuk zijn de sinaasappelboompjes langs het kerkplein, ze zitten vol echte sinaasappelen. De volgende dag met het krieken (en gekreun) opgestaan om 30 mijl oostwaarts te gaan; ja dat hadden we gedacht, bij de ingang zien we de brekers over de kademuur vliegen en zien een zwarte kegel hangen, de waarschuwing voor de “Levante”. De hoge deining die daardoor ontstaat is merkbaar langs de hele Algarvekust en dat maakt het in- of uitvaren van havens vaak te gevaarlijk. We gaan de andere rivier op (dus niet het zeegat uit) naar Olhao. Dat stadje blijkt veel leuker dan Faro, vooral de enorme markt, gedeeltelijk in gebouwen en gedeeltelijk in de openlucht, is erg leuk.We zien de boerenvrouwen met hun zwarte hoofddoeken met daar bovenop het typische strooien hoedje, die allemaal een beetje groente uit eigen tuin staan te verkopen; de mannen zitten intussen bij de kapper, een straat lang met afwisselend een barbier en een bar. De waren worden hier naar toe gebracht in ezelskarren, maar er staat ook een rijtje oude brommers, waarop pa en moe, met hun spullen van het land naar stad rijden en weer terug. We bezoeken een scheepswerf, waar de boomstammen met de hand langs een electrische zaag getrokken worden, waar dan kromme en lange plakken boomstam van afkomen. 23 nov. Een fietstocht door de binnenlanden, nou ja, zo'n 12 km uit de kust, laat ons wat van het platteland zien. Afwisselend stukken met rode aarde, zeer droog, met veel nieuwe huizenbouw, waarschijnlijk voor buitenlanders, daartussen sinasappel- en citroenboomgaardjes, afgewisseld door plastic kassen voor tomaten en snijbonen. Hier en daar wordt water uit een put gehaald, soms gebruikt voor besproeiing. In de dorpen staan tanks, waar de mensen in kruiken hun drinkwater komen halen. Ieder dorp heeft een wasplaats, stenen troggen in een overdekt plaatsje, waar de vrouwen gezellig kletsend hun was kapot staan te slaan op blikken of stenen wasborden. De mensen zijn erg aardig, een toerist is nog een bezienswaardigheid. In één van de dorpen worden we bijna omver gelopen door de schaapherder met zijn kudde. 24 nov. 25
We gaan op weg richting Middelandse Zee, maar na enige mijlen tegen de “Levante” gebokst te hebben, is de kapitein het zat; daar gaan we later wel naar toe. Hij zegt: "schoten vieren en met een ruime wind naar de Canarische eilanden”. De passaatfokken, of wel de “Bollejan” gaat er op, en die doet voortreffelijk zijn werk. Samen met “Arie”, de windvaanstuurinrichting, wordt het schip voor ons gevaren door een bemanning die niet zeurt, niets eet en die zonder morren 24 uur per dag aan het werk blijft. Wij hoeven alleen maar uitkijk te houden. We werken het liefst met wachten van 2 uur, met overdag zo nu en dan een half uurtje bijkletsen en samen eten. ’s Nachts maakt Wim een marifoonpraatje met een supertanker. Een onverlicht oud vliegtuigje komt laag over, misschien om drugs te droppen. Verder vermaken we ons met een heleboel nieuwe sterrebeelden. 25 nov. Twee uur wakker blijven is in het begin erg lang, en als je trek in thee hebt dan moet je het wel stil doen, anders wordt de kapitein wakker. Je doet alles op je tenen, maar dan valt het lepeltje kletterend in de kuip. Of het niet wat stiller kan? Ja ja, je mag nog 17 minuten slapen. Om 7.30 komt het kale rode bolletje van de zon over de horizon schuiven en een paar uur later gaan we aan de slag met het sextant. 26 nov. Onze trouwdag vieren we met heerlijk geweckt vlees van Tol, met boontjes en perziken en pruimenpap toe. Ik heb ook brood gebakken. 27, 28 nov. Weinig wind en nog steeds geen scheepvaart van betekenis. Overdag oefenen we navigatie, en lezen wat over de Canarisch Eilanden. In de middag grote opwinding, de eerste zeeschildpad zwemt naast het schip, verder geen vissen en geen vogels te zien. Dit is passaat-varen, zon, en een vrij constante wind van achteren. We horen via de wereldomroep dat het in nederland 5 graden is met sneeuwbuien, sommige mensen boffen toch maar, die kunnen fijn sneeuwballen gooien. Als het goed is kunnen we vanavond in Las Palmas zijn, het dek en wij zijn opgepoetst. 29 nov. Om 15.15 ga ik met een kop thee naar buiten voor een rondblik en ja hoor: …land in zicht. Goed gedaan kaptein, mijn thee vliegt bijna over de reling van opwinding, maar Wim heeft veel meer interesse in twee grote vissen vlak voor ons. Om 19.00 pikken we een boei op in Puerto de la Cruz, vlak bij Las Palmas.
26
Voor de ingang ligt een drijvende olie-kering die van uit het donker, met de feeërieke verlichting van de stad op de achtergrond, voor ons haast niet te zien is en waar we dus bijna boven op varen; de motor hard achteruit redt ons net. 30 nov. t/m 13 dec. Het een echte toeristen plaats met een heleboel winkeltjes die bijna nooit verkopen waar je naar op zoek bent. We hebben leuke ontmoeting met een oude bekende, Meeuw Vroon van de “Zeehaas”, die net de haven uit wil varen voor de start van een race naar de West. Ze hebben gelukkig nog net even tijd voor een bakje hollandse koffie bij ons aan boord. Ook de “Passaat”-bemanning, die in het voorjaar nog bij ons aan de werf lagen met hun Wibo-tje, ontmoeten we hier weer. Behalve boodschappen doen nemen we ook tijd om wat van het eiland te zien, we maken een bustocht naar de bergen, langs bananenplantages en, opvallend, sparren en dennen die vlak naast de tropische bomen groeien. We gaan zo 'n duizend haarspeld bochten door met een grote bus, waarvan de wielen zo 'n tien cm. langs de rand van een steile afgrond gaan; nou zo nu en dan doe ik m'n ogen maar dicht. Op de ambassade ligt een heleboel post voor ons, gezellige brieven die we gisteren allemaal beantwoord, en, gelijk met zo 'n 45 kerstkaarten, verzonden hebben. Op sinterklaasavond hebben we met veel plezier de leuke en lekkere verrassingen tevoorschijn gehaald die we in september meenamen, alle sinterklazen hartelijke dank. Op zondagmiddag gaan we naar een mooie folkloristische zang en dans uitvoering. We blijven nog een paar dagen in Las Palmas, o.a. om een nieuwe cassetterecorder te instaleren, zodat we weer eens een goed stuk muziek kunnen beluisteren. Op 12 dec. varen we naar Puerto Rico, de ZW punt van Grancanaria. Dat valt bar tegen, het is een soort vakantieoord waar je in de middag al dronken kerels tegen kan komen, want wat kunnen ze hier anders doen dan in de zon liggen en aan de bar hangen. We vullen water en halen een paar laatste broden. Het water wordt geleverd via een veel te korte slang, daaraan komt onze slang en de slang van de buurman, allemaal met verschillende koppelingen. Willem zit midden in de haven in de bijboot en probeert om de slang op een lekkende koppeling te drukken; met als resultaat een half volle bijboot, en een drijfnatte kapitein. Als de slang losschiet dan vliegt hij als een echte slang sissend en blazend over en door het water en spuit water over alle andere schepen. De landvasten komen herhaaldelijk strak te staan en proberen ook nog om de dinghy om te kieperen. Kortom, voor anderen een bijzonder leuke vertoning! Daar gaan we dan voor een tocht van ongeveer 2700 zeemijlen. Na een paar uur pikken we de NO passaat op, de bollejan wordt uitgeboomd en onze snelheid is 6 tot 8 knopen. Ondanks de aanzienlijke deining valt de beweging veel mee, we kunnen nog rustig kaarten en de gedekte tafel geeft met antislip kleedjes ook geen problemen, de jam en hagelslag potjes blijven rustig staan. Het eerste zonnetje kan geschoten worden. Het blijft wel uitkijken naar scheepvaart, heel weinig, maar onverwacht is er dan opeens één. De eerste 24 uur leggen we 155 mijl af, de tweede 172-mijl, ruim 7 knopen per uur, er 27
staat dan ook een zeer behoorlijke bries, wat meer deining en zo nu en dan maken we een schuiver, verder is het lekker zonnig. De derde nacht wordt de bollejan verwisseld voor de kluiver, er staat wat veel wind (6 à 7). Behalve de golven en de sterrenhemel in de nacht is er niet veel te zien, geen schepen, geen vogels en geen vissen. We gaan met de maximale rompsnelheid door het water, de tuigage trilt en zingt onder de spanning, de golven langs het schip bruisen, maar rollen net niet naar binnen, al met al vooral in de nacht een bijzondere ervaring, waarbij je echt voelt dat je leeft. Het tuig, de zeilen en Arie, onze windvaan-stuurinrichting, houden het goed vol, en wij gelukkig ook, een gebakken eitje en een bord muesli smaakt nog steeds prima. 14 dec. We hebben de klok een uur teruggezet. Het is goed dat we steeds wacht houden want toch nog onverwachts komt er een supertanker langs ons geslopen; het is een beetje heiig en door de hoge golven zie je een schip vaak pas vrij laat, je moet steeds heel secuur de horizon afturen om het in de verte te ontdekken. 15 dec. Het is met een prachtige heldere maan behoorlijk licht ‘s nachts, je zou bijna kunnen lezen buiten. De wind is wat afgenomen, dus de bollejan kan er weer op, afgelegd 149 mijl. 16 dec. We hebben vliegende vissen en wat zeezwaluwen gezien, we beginnen te genieten van het varen en komen zelfs aan lezen toe. Vanmorgen eerst de groente en fruitwinkel op rot nagekeken, het is wel een mooi gezicht als je zo het vooronder inkijkt en daar al die verschillende groente- en fruit soorten ziet liggen; afgelegd 156 mijl. 17 dec. Na een week hebben we1120 mijl afgelegd nog 2 dagen en dan zijn we op de helft, als het tenminste wil blijven waaien. 18 tot 19 dec. Vliegende vis overal: op dek en in m’n bikini, wat het nodige gegil oplevert: zit je lekker in het zonnetje te ontbijten en dan krijg je een natte vis in je nek, fraai hoor. Tijdens het eten worden we opgeschrikt door een stem in de marifoon, het is een Nederlands vrachtschip dat voorbij vaart, er volgt een gezellig praatje met de eerste stuurman. Wim is er trots op dat onze berekende positie goed blijken te zijn, en dat we dus goede zonnetjes hebben geschoten en berekend. 20 dec. Na het zondags eitje krijgen we een jolige bui bij het horen van vaderlandse liedjes, maar dan vliegt er bij het gevecht om het laatste stukje cake een volle mok koffie over de kaarten tafel. De schade valt gelukkig mee en als het koor uit volle borst zingt: Hoe zachtkens glijdt ons bootje over het spiegelend meer, dan barsten wij in lachen uit want ons bootje lijkt meer op een schommelende wip terwijl we 20 a 30 graden heen en weer slingeren over de golven. Door het rollen begin je op den duur te voelen dat je inwendige organen in je lichaam heen en weer rollen, niet prettig en vermoeiend. Met wat zeilzakken naast het bed slapen we nu overdwars in het schip, dat bevalt heel wat beter. Het blijft prachtig weer, warm en zonnig, en we hebben vannacht de helft van de overtocht bereikt dus nu kunnen we de mijlen aftellen. 28
Bij de lunch eten we voor de eerste keer vliegende visjes, ze zij erg lekker. 21 en 22 dec. We hebben wel buien, maar geen regen, ik heb wel nog wasgoed aan de railing gehangen om te spoelen, maar dat ging dus niet door. Het tijdsverschil met Nederland is nu 3 uren, het temperatuurverschil is 25 graden ! Vanmorgen ben ik eerst naar de vismarkt (voordek) gegaan, je moet vooral goed zoeken, tussen de zeilzakken en bij de mast. Toen naar de groentemarkt (vooronder), de tomaten en paprika’s moeten nodig op, voor de lunch heb ik bananen toast gemaakt van de laatste overrijpe bananen, er moet ook brood gebakken worden. 's Middags maakt Wim weer een praatje met een groot schip, onze positie klopt weer, als het een beetje meezit kunnen we oud- en nieuw aan de overkant vieren. 23 dec. Midden in de nacht breekt er een bui los, snel reven we de zeilen, want vaak komt er een klap wind uit; de bui is maar kort, net lang genoeg om een lekkere douche te nemen. Weinig dingen zijn zo mooi als midden in de nacht op het dek van een rollend schip dat met grote snelheid door het water bruist, eerst een paar putsen zout water op te scheppen en over je heen te gooien en dan een warme plensbui over je lijf te krijgen. Dat is leven! 24 dec. Overdag licht tot half bewolkt met buien aan de horizon, zal wel geen rustige nacht worden; ’s avonds genieten we van een prachtige sterrenhemel, met muziek op de achtergrond. 25 dec. Dreigende luchten na een onrustige nacht, veel wind, en dan weer geen wind, prachtige zonsopgang, zwarte stapelwolken waarom heen alle tinten grijs en daartussen stukken fel blauw doorvlochten met oranje pluimen. De Kerstdag is bewolkt met een beetje regen en wind. Wim ziet in de wolken nog een slee voorbij gaan, getrokken door rendieren en bestuurd door een vent met een baard; waarschijnlijk last van tropenkolder. We horen een toespraak van de koningin, en ik maak een kerstdiner met 5 gangen. Tijdens het eten luisteren we naar Godfried Bomans en Paul van Vliet. Het uitpakken van de Kerstpakketjes geeft veel vrolijkheid, het halve schip is versierd met slingers, klokken en appeltjes. En nee, we hebben geen heimwee, we zijn wel erg gelukkig! 26 en 27 dec. Het is tamelijk buiig, dat betekent hard werken, verschillende malen moeten we gijpen en zeilen verwisselen. In de ochtend krijgen we een enorme bui, Met het speciale opvangzeil vullen we de drinkwatertanks en emmers voor de was en er is zelfs nog tijd om gauw de shampoo te pakken en heerlijk te douchen. Een paar uur later stoomt de zon alles weer droog. 28 en 29 dec. Eindelijk, na veel getuur in het donker, zien we de lichtjes van Barbados opdoemen. Tussen de buien door komen we 's morgens vroeg bij de ingang van Carlisle Bay waar een visser kans ziet om onze loglijn er af te varen, Er liggen veel jachten ten anker, waarvan alle bemanningen nog liggen te slapen.
29
We zien de “Rollo IV” van Siebe de Boer, die samen met zijn vrouw Henny al vele jaren zeilt en bekend is om z'n reisverhalen, en de “Trijntje Bier”. Onze overtocht duurde 17 dagen en 17 uur, wat heel erg snel schijnt te zijn, want de meeste schepen doen er tussen 25 en 35 dagen over, we hadden wel wind, maar Wim kan zijn wedstrijdverleden ook nog niet zo goed vergeten, hij joeg het schip voort. Het eiland ziet er gezellig uit met een mooi wit strand, klapperbomen, helder blauw water en bruine jongetjes die achter elkaar het water induiken. We gaan de haven in om in te klaren en geld te wisselen, daarna ankeren we weer in de baai. Jimmy komt met zijn roeiboot langs, hij brengt onze was weg en wijst ons de weg in het stadje, dat wel bruist van het tropische leven, maar weinig te bieden heeft op het gebied van verse groentes en fruit, ondanks dat het er genoeg regent. 30 dec. We kopen ijsblokjes om onze aankomst te vieren met de champagne die we speciaal daarvoor van Eilco Kasimier mee kregen. Omdat we wel heel erg vrolijk zouden worden door een hele fles met z'n tweeen op te drinken, hebben we die gedeeld met Nel en haar zus Martijn van “Trijntje Bier”, die net voorbij kwamen roeien. Op oudejaarsdag is er een barbeque op het kleine werfje. Wat een oudejaar: branding op het strand, rumpunch in de glazen en een maan, die dit alles probeert te verlichten bij een avond temp. van 25 graden. Later kwam de Hollandse kolonie bij ons aan boord om het nieuwe jaar in te luiden. 1,2,3 jan.1982 De dagen vliegen voorbij, met kleine karweitjes (vooral niet te veel), wat boodschappen doen, routes uitpuzzelen, wassen en sight-seeing. Met een gammele bus scheuren we over het eiland met alle ramen tegen elkaar open, zodat je haar zowat van je hoofd waait. Aan de ene kant zie je de uitgestrekte rietvelden en aan de andere kant de oceaan , blauw blinkend tussen de palmbomen door. Zo nu en dan net op tijd remmend voor een halte of voor los lopende kippen, gaan we naar het noorden van het eiland waar we van een fantastisch uitzicht genieten. De golven zijn er erg hoog en spuiten met geweld tegen de uitgeholde rotswanden tientallen meters omhoog, met hele gordijnen van waterdruppels, schitterend. Verder gaat het, via een berg die maar nauwelijks door de bus te halen is, naar de oostkust, naar een zeer fraai strand omzoomd door klapperbomen. We hebben het goed kunnen bekijken, want het is zondag en dan rijdt er niet ieder uur een bus. Om half acht zijn we thuis en dan moet ik nog een etentje klaar maken voor ons, voor Nel en voor opa Leen van de “Why Not” die pas is aangekomen, reuze gezellig. Op de verjaardag van Jeroen eten we rijst met erwten en kip bij Rosie. 5 t/m.10 jan. We zijn nog steeds hier, de dekplaten worden bijgeplakt, waarbij Wim zo nu en dan maar in het water duikt om af te koelen. Ik maak de keuken schoon en vind gelukkig nog geen kakkerlakken, gauw afkloppen; daarom wordt alles wat van de wal komt buiten eerst nauwkeurig bekeken en gewassen. Gisteravond aten we barracuda, die Nel van een visser gekregen had. Eén van de visboten komt 's avonds hier tussen de jachten door vissen. Ze hebben een enorme lamp op de boeg, en ze pakken de opspringende vissen met grote schepnetten. 30
We leiden hier wat je noemt een tropisch leventje: 's morgens vroeg op om te klussen of boodschappen te doen, 's middags een dutje, en 's avonds gezellig bij elkaar. Er liggen hier nu zes Nederlandse jachten. Het is vandaag een "deindag", wind en golven stemmen niet met elkaar overeen, neus op de wind en een deining die dwars inkomt, iedereen ligt hier 15 tot 20 graden heen en weer te zwiepen, eigenlijk wel goed voor een verdere tocht, dan ben je aan de deining gewend. 11 jan. We vertrekken om 15.30, een snelle tocht met 's nachts mooi maanlicht brengt ons om 04.30 al bij Bequia en we wachten tot het licht wordt eer we de mooie Admirality Bay binnen durven te varen.. Op het eerste gezicht doen die hoge eilanden ons enigszins aan Schotland denken, en we voelen ons gelijk thuis. 12 t/m.15 jan. 's Avonds gaan we op de wal eten. Na een roeitocht van een half uur volgt er een griezelige wandeling door een stikdonker bos achter een lokale figuur aan, zo nu en dan struikelend over boomwortels en met wat natte voetenwerk langs de waterkant. Ieder ogenblik verwacht ik dat er een aap om mijn nek komt hangen of dat er een slang om mijn voeten kronkelt. Overdreven natuurlijk, ze komen hier geen van beide voor. De pizza is heerlijk en de rumpunch geeft ons moed om dezelfde weg weer terug te gaan, bij het strand komen we bij een echte steelband terecht, wat kunnen die jongens mooie geluiden maken op die halve olievaten! In en soort scheepsmuseum staan heel mooie met de hand gemaakte houten modellen van jachten en whale-boten, waarvan we er ook nog een paar in het echt zien in de baai aan de andere kant van het eiland. Over een maand gaan ze weer op uitkijk staan, maar veel walvissen worden er hier niet meer gevangen. Vandaag het laatste Europese eitje opgegeten, het elke dag omkeren heeft gewerkt. 16 en 17 jan. We varen eerst een dagje naar Chatham Bay bij Union eiland, en dan naar Petit St. Vincent dat vroeger geheel verlaten was. Er staat nu een keurig hotel met paviljoentjes en buitengewoon hoge prijzen, het enige dat we ons hier kunnen veroorloven is een echte, heerlijke, Pina Colada. Als cadeautje voor mijn verjaardag zal Wim me leren snorkelen. Het begint met: Nooit van z’n leven, maar later zal blijken dat ik er vele honderden uren plezier van heb om met duikbril en snorkel boven de riffen te zwemmen, prachtig, al die gekleurde vissen, koralen en planten. Misschien het mooiste cadeautje dat ik ooit gekregen heb. De avond brengen we door met een leuk stel Schotten op de “Lion”. 18,19 en 20 jan. Clifton Bay van Union-eiland is, ondanks de grote riffen ervoor en ernaast zo vol dat we na een paar uur weer terug gaan naar de rustige Chatham Bay. We maken een wandeling langs de kust en komen tussen de enorme cactussen een leguaan van wel 80 cm tegen, die ons argwanend zit op te nemen. Omdat hier geen bar of winkel is komen er maar weinig jachten. 31
Soms zijn er wel harde windvlagen die van over de bergen onverwachts naar beneden komen suizen, maar de ankergrond is goed. We vinden een prachtige snorkelplaats in Corbay, een van de piepkleine baaitjes van Canouan eiland, het lijkt wel of we in een schoon aquarium rond zwemmen. Begeleid door Ben, een bewoner van dit eiland, komen we in Charlestown Bay aan. Canouan eiland is ong. l00 jaar bezit geweest van de familie Snagg die er, met behulp van slaven uiteraard, een welvarend eiland van maakten. Er is een enorme water opvangbak, vlak bij een grote kerk, maar vanaf 1924, toen de laatste echte Snagg overleed, is alles bergafwaarts gegaan, en is het eiland eigendom geworden van St. Vincent, dat niet van plan is om dit eiland weer op te bouwen. Voor een paar dollar en een stuk brood kopen we een paar vissen, hoewel ze ons liever kreeft hadden verkocht. De meeste mannen vissen hier, want ze hebben geen zin om voor 10 a 15 EC-dollar per dag voor de regering te werken terwijl alles hier zo duur is. Verder maken ze zich volstrekt niet druk, als je vandaag te eten hebt dan is alles toch goed! De noodzaak om een wintervoorraad aan te leggen kent men niet in de tropen. Wij, uit koudere streken, vinden de mensen eigenlijk gewoon lui, want met wat inspanning, bijvoorbeeld door het maken van een hek om de geiten uit de tuin te houden en het opvangen van regenwater voor het verbouwen van groentes, zouden ze een veel beter leven hebben. Maar ze klagen liever dat ze zo arm zijn en rekenen op ondersteuning van familieleden die elders werken. 21 en 22 jan. We zijn weer terug in Bequia, waar Hans, Froukje en opa Leen onmiddellijk bij ons om de koffie komen en er wordt heel wat heen en weer gekletst. We nemen Leen, die tamelijk gehandicapt alleen aan boord zit, mee voor een tochtje naar St.Vincent. Daar moet er een tweede anker bij, want er staat veel stroom. Een tochtje met de dinghy rond het eiland eindigt daardoor bijna boven op een rif. 23 jan. We naar de enorme markt van Bridgetown, wat een kleur en wat een leven, we kopen er de meest vreemde groentes en fruit. Als ik vraag hoe je het klaar moet maken, komt het antwoord er meestal op neer dat je alles tegelijk gaar moet koken met wat rijst en een heleboel kruiden, vooral kerry. Een stuk kip er bij en klaar is Kees. De terugtocht is erg leuk, je houdt het niet voor mogelijk hoeveel mensen en zakken met koopwaar er in een minibusje gepropt kunnen worden. Als iemand die achteraan zit er uit wil, nou, dan gaat gewoon een gedeelte van de passagiers er uit. Als iedereen dan weer terug geklauterd is over de zakken en dozen gaan we weer vrolijk verder, je blijft lachen. Onze bagage bestaat onder meer uit een hele stok met ruim 80 bananen. 24 jan. Net als ik om 6 uur m'n hoofd buiten het luik steek om te kijken of Jan-Willem en zijn vrouw al op de steiger staan, zie ik ze aankomen met de hotel ferry. Erg fijn dat ze er nu zijn, en wat een brieven en pakjes brengen ze mee, geweldig.
32
Na ontbijt en koffie gaan we anker op, om na een paar uur varen het anker weer te laten vallen in de baai van het gecultiveerde, door de jetset bewoonde eiland Mustique. 's Middags de snorkels en brillen opgezocht en lekker in het warme water rond gedwarreld. De avond gebruiken we om eens lekker bij te kletsen. 25 jan. We maken eerst een wandeling, maar dat valt tegen, betonnen wegen waar je nog uit moet kijken voor de autootjes ook. Na een paar uur hebben we het wel gezien en zeilen we naar de bekende Tobago Cays. Dat heeft de mooiste eilandjes en riffen van de gehele Grenadines; het snorkelen is erg mooi, maar ook hier is het uitkijken voor de zee-egels. 26 jan. Tussen de riffen door gaan we naar de oostkant van Union-eiland, naar Palmeiland, maar daar worden net zo 'n honderd mensen uitgelaten van een groot Cruiseschip. We laten die mensen met rust en gaan, na wat ijs opgehaald te hebben, voor de nacht naar Chatham Bay, waar het weer lekker rustig is. 27 jan. Vandaag gaan we weer naar onze vrienden in Canouan eiland, we bezoeken de kerk met aan onze hand een paar kleine bruine rakkers, kopen weer vis en leren dan, dat men ook deze mensen niet in verleiding mag brengen. Ben, waar we uren mee gepraat hebben, vergast ons op een verhaal om z'n eigen geweten te sussen. Hij kan zogenaamd het onderwatergeweer, dat hij van de bemanning van de “Travada” geleend heeft, niet teruggeven omdat een vis er mee vandoor is gegaan, en dat terwijl we het gewoon bij hem in de boot zien liggen. Diefstal met een praatje dus. 28 jan. Onderweg naar Bequia krijgen we een enorme plensbui waar we allemaal goed gebruik van maken en met hoofden vol shampo staan we lekker in de regen. Als we ’s avonds weer pizza gaan eten, loop ik bijna tegen een enorme pikzwarte koe, die daar in dat donkere bos midden op het paadje staat, dat was schrikken! 29 en 30 jan. Op St.Vincent gaan we met z’n vieren naar de botanische tuin met alle mogelijke kruiden, bomen en struiken, zoals kruidnagel, nootmuskaat, laurier enz.; onze gids wist er heel wat over te vertellen. Jan-Willem en zijn vrouw vertrekken. Weer eens wat nieuws uitgeprobeerd, breadfruit; best lekker. 31 jan.,1 en 2 feb. Aangezien we weten dat er een vulkaan te bezoeken is in het Noorden van het eiland gaan we met de bemanning van drie jachten in een gehuurd jeepje bergopwaarts. Na ruim een uur rijden moet de resterende 1250 meter stijging te voet worden afgelegd. Nou dat is me een tocht zeg! Eerst langs bananen en rietplantages, vervolgens door een tropisch regenwoud waar het 30 graden is met een luchtvochtigheid van 80%, en dan over smalle voetpaadjes, die dwars door rivierbeddingen gaan met flink wat klim en klauterwerk 33
over rotsen en lavagesteenten. En probeer maar niet om je aan wortels of takken omhoog te trekken, want die breken. Ons als hijgende klipgeiten omhoog werkend, komen we eindelijk op de hoogste top, waar we tot de ontdekking komen dat er vanwege de mist niets te zien valt, we kunnen alleen de kraterlucht opsnuiven! Na een picknick gaan we weer terug, wat nog moeilijker is, soms ga ik maar gewoon zitten om al glijdend, glibberend en struikelend uiteindelijk toch weer heelhuids beneden te komen, ook wel dankzij onze goede gids Daniel. Het was een heel leuke, zij het doodvermoeiende tocht, die uit en thuis 12 uur duurde. Het enige dier dat we tegenkomen is een honingvogeltje, maar gelukkig zijn er geen muggen. Samen met de “Travade” zeilen we in 12 uren naar St. Lucia. 3 en 4 feb. Willem schrijft: De net iets te mooie Marigot-bay op St. Lucia baai is zo idyllisch dat het niet leuk meer is: helemaal ingesloten, zandstrandje, palmen, 2 prachtig gelegen hotels, maar toch..., we zijn niet eens de wal op geweest, te vuil om te zwemmen en veel regen. Het geciviliseerde Fort de France met zijn 100.000 inwoners heeft een goede markt voor Bea en een dikke gezellige kapper voor mij. 's Middags doe ik wat kleine reparaties aan radio en bandrecorder en Bea maakt een heerlijke maaltijdsoep van op de markt gekochte groenten en wortels, verpakt in een groot blad, met een schenkeltje. Ik heb nog een Saint-Emilion van '71 en die past er goed bij. Er hangt een stam bananen in het achterstag en die worden allemaal tegelijk rijp. Als ik ze even neerleg en er per ongeluk boven op ga staan., moet Bea er wel meteen jam van maken. Laat op de avond maken we nog een kleine wandeling en eten een geroosterd stukje kip bij één van de tentjes. 7 feb. Bea gaat weer verder: Met de jongens van de “Travade”, Lex, Theo, Herman en Pim, maken we een prachtige autotocht over het eiland, in een Renault 5 waar we met z'n zessen in zitten, dolle pret. Het valt ons op dat de levensstandaard hier veel hoger is dan op de eilanden die vroeger onder Engels bewind stonden, de Fransen hebben het beter aangepakt, de mensen hier voelen zich meer Fransen dan West -Indiërs. Natuurlijk hoort er ook een weer bergbeklimming bij, de Mount Pelee deze keer. Pim en ik houden het halverwege wel voor gezien, maar goed ook, want het laatste stuk is erg zwaar zeggen de anderen, als ze als hijgende herten op de stoelen van een terrasje neer ploffen. 9 feb. Een heerlijk rustig baaitje opgezocht: Saint Pierre, alleen stort er zo nu en dan een klap wind van de bergen op ons neer, maar voor de rest is het hier fijn. 10 tot 14 feb. We varen met wisselende winden naar de Iles des Saintes groep. Die lijken erg veel op Schotse eilandjes en waters, met dit verschil dat er hier in Anse-Coin, een baai van Terre d 'en Haut, 8 jachten liggen uit 8 verschillende landen, en dat de temperatuur 20 graden hoger is. De volgende dag werken we hard. We varen naar het kleine baaitje bij het werfje waar we het schip er uit laten halen om het onder waterschip een nieuwe verflaag te laten geven; dat mogen we zelf niet doen. 34
15 en 16 feb. Even na 7 uur staat “Polka” onder de bomen. We sluiten alles goed af om de kakkerlakken en ander gespuis geen huisvesting te geven. Aan het eind van de dag staat het onderwaterschip twee keer in de blauwe verf. 17 en 18 feb. Langs de prachtige kust van Guadeloupe gaan we noordwaarts en bij het kleine dorpje Des Haies ankeren we. Het Franse stokbrood is hier uitstekend. 19 en 20 feb. Om 6 uur vertrekken we, en om half twee liggen we te midden van nog een heleboel schepen in het quarantaine gedeelte van English Harbour op Antigua, waar we aan het eind van de middag vlot ingeklaard worden. We moeten, voor het eerst na maanden, betalen om in een haven te mogen liggen, samen met de cruise-permit om rond het eiland te mogen varen kost het f.152,-. 21 tot 24 feb. Zondag is echt een rustdag, met buren op de koffie en snorkelen buiten in de baai. Onze volgende gasten, Dick Simons en Jeroen, staan op 22 feb. op de kade. Er wordt weer heel wat bijgepraat en we maken samen een wandeling. Verslag door Dick Siemons van het bezoek aan en verblijf op “Polka” in West-Indië. 23 februari Temperatuur 28, zon, watertemperatuur 25, Willem en Jeroen gaan 's morgens naar de douane op het vliegveld om de meegebrachte reservespullen in te klaren. Dat lukt, zonder invoerrechten, maar Willem heeft er wel heel wat voor moeten praten. In de baai van English Harbour, liggen tientallen Europese jachten: Nederlandse, Zweedse, Engelse, Franse, Amerikaanse, Duitse etc. Dat vormt een soort blanke kolonie op een overigens vrijwel uitsluitend met kleurlingen bevolkt eiland, het zijn voornamelijk pikzwarte negers . Het is vandaag half bewolkt, wind NW of W, zeer ongebruikelijk hier, in de middag brengen we een bezoek aan Nelsons Yard, zeer bekend uit maritieme romans zoals de Hornblower serie. Het is fraai gerestaureerd maar als museum stelt het niet veel voor. Om 16 uur varen we naar Falmouth Bay, dat even westelijk van English Harbour ligt. Het is een veel grotere, maar ook zeer beschutte baai, waar men in tegenstelling tot E.H. gratis kan ankeren. 24 Februari. Wind Noord, kracht 6. Tweede anker uitgebracht. Rustige dag. Boodschappen gedaan in English Harbour. Ik heb weinig last van tijd- en temperatuurverschil, Jeroen wat meer. 25 Februari. Jeroen moet te kooi blijven, jammer, maar hij blijkt veel koorts te hebben, Om 10.30 gaat het anker eruit en zijn we op weg naar Green Island, l0 mijl Noordelijker, dus opkruisen.(Noord 6). Er staat een flinke zeegang, maar daar heeft de Polka geen moeite mee. Vislijn van 100 meter lang uitgezet en zo waar, voor 't eerst sinds Schotland vangt de Polka weer vis: een prachtig gekleurde witte tonijn van 40 cm en 2 kg schoon aan de haak. Gratis diner en lunch voor de volgende dag, heerlijk. Om 13.40, na een fijne zeiltocht, geankerd in een baai achter de riffen, samen met 7 andere jachten (Zweden en Fransen o.a.) Gezwommen en voor 't eerst gesnorkeld; helaas is er geen fraai rif hier. 35
26 Februari Rustige dag bij Green Island. Gezwommen en gesnorkeld, met de schipper naar het wrak van een 35-voet polyester jacht wezen kijken. Het was nog een kaal casco met een groot gat aan bakboord. Willem zag wel kans het te bergen, dacht hij (over 300 meter rif van 30 cm diep). Jeroen voelt zich gelukkig weer heel wat beter. 27 Februari Om 7 uur in gietregen van Green Island vertrokken. Wind N0-5. Om 8.30 weer voor anker in Falmouth Bay. Met Bea naar de stad, St. Johns, met een klein busje, propvol. Zeer schilderachtige markt met groenten en fruit, waar schapen en geiten kriskras doorheen lopen. Je valt hier als blanke wel op, want die zijn hier nauwelijks. St. Johns is een klein stadje met houten huizen en winkels en wegen vol kuilen. In de haven ligt een groot cruiseschip. Bepakt en gezakt om 14.30 weer aan boord. Bezoek van 'Passaat ", Australische Nederlander met Groningse boerendochter, in een "Wibo" op weg naar Australia. Daarna nog een drankje met "Solitair" uit Volendam. 's Avonds bij het hotel-restaurant "Ships Inn" in English Harbour naar een concert van een steelband. Een heel aparte belevenis in een prachtig subtropisch decor. Deze dag wat regenbuien, maar die duren nooit lang en je bent zo weer droog. Hoewel het 's nachts 23 graden is heb je dank zij de wind geen airconditioning nodig. De Polka is binnen heerlijk koel en slapen levert geen enkel probleem op. Integendeel, van 10 tot 7 uur is heel normaal. 1 Maart. 's Morgens van Falmouth Harbour naar Deep Bay vlak bij St.Johns. Prachtige zeiltocht langs Zuid- en Westkust van het eiland, binnen de riffen door met Oost 5, geen zeegang. Voor 't eerst sweet potato gegeten, erg smakelijk. 2 Maart. Vroeg naar St Johns gevaren. Boodschappen gedaan en de terugreis van Jeroen geregeld. In de stad is het 28 graden, toch wel warm. Om 13 uur de 10 mijl naar Long Island gevaren, vlak bij het vliegveld. 3 Maart. Prachtige dag in Parham Sound. Gesnorkeld op prachtig rif, schelpen gezocht op onbewoond eilandje. Lunch met pannenkoeken, papaya en vruchtensap, dat drinken we trouwens de hele dag, 's avonds met een scheut rum er in. Tegen de avond voor de wind naar Dickenson Bay gezeild, 6 mijl. Geankerd bij een fraai palmenstrand voor hotel Halcyon Cove. Diner: kip met ananas, papaya toe. 's Avonds drankje in hotel, waar steelband speelt. Voor de zoveelste keer verloren met Chinees bridge. Er moet maar weer eens Yahtzee gespeeld worden, daar ben ik beter in. 4 maart Rustdag in Dickenson-bay. Met Jeroen "Happy Hour"-drankje (dan is het goedkoper) en afscheids-barbecue in een eethuisje aan de wal. 5 Maart. Jeroen naar het vliegveld gebracht en naar huis gebeld. Opnieuw vis gevangen, tonijn van 78 cm, genoeg voor lunch en diner, de rest wordt gerookt.
36
Om 17.00 arriveren we in Nevis, na rustige tocht van 42 mijl. Een prachtig bloemeneiland met 1500 inwoners, die grotendeels in Charlestown wonen, in houten huisjes. 6 Maart. Naar de overdekte fruit- en groentemarkt in Charlestown; prachtige scheepjespostzegels gekocht in het filatelisten-kantoor, het mooiste gebouw van de stad. We varen in vijf uren naar Oranjestad (St.Eustatius). Koel glaasje Heineken gedronken aan de wal en het dorp bezichtigd. 7 Maart Wandeling op dit Nederlands eiland met zijn prachtige struiken en bloemen. Op school wordt Nederlands onderwezen, maar de bevolking spreekt Engels. Natuurlijk bekijken we het fraai gerestaureerde fort Oranje en de houten huisjes in het keurige dorp. Om 11 uur vertrekken we uit St. Eustatius naar St. Bart; met 25 knopen wind is het hoog aan de wind net bezeild. Om 16.30 uur ankeren we in Gustavia, een grote haven met veel jachten. 8 Maart. St.Bart is een Frans eiland, vroeger Zweeds, daarna Normandisch. In de stad voor de verandering eens overwegend blanke bewoners. 's Morgens een love-boat op de rede, dus het is druk in de stad. Drank en wijn zijn hier spotgoedkoop, dus de voorraad aangevuld. Bij terugkeer aan boord blijkt het hekanker voor de boeg te liggen, we zijn 50 meter naar de wal toe gedreven. Ankers op en naar een andere ankerplaats, wat verder naar buiten. 's Middags met Willem gesnorkeld: niet veel koraal, maar prachtige gekleurde vissen. Je kunt met een duikbril tot zeker 6 meter diep kijken. Wim kwam een grote barracuda tegen die gelukkig netjes wegdraaide. We hebben een microfoon voor gesproken brieven aangeschaft en gemonteerd. Het diner bestaat uit kippenpoten met o.a. gemberwortel (die zijn niet om op te kauwen heb ik gemerkt !), banaan en breadfruit van de broodboom. Die kook je tot een geleiachtige puree, wat zoet, maar erg lekker, i.p.v. aardappels. Daarbij hebben we een heerlijk glaasje juist gekochte Franse wijn gedronken. Er staat nogal wat wind uit de voor ons verkeerde hoek. De jacht geopend op wat fruitvliegjes die ondanks alle voorzorgen aan boord gekomen zijn. Die voorzorgen bestaan uit: geen papieren zakken aan boord, alle groenten en fruit aan dek eerst afspoelen met zeewater, walschoenen uit, enz. 9 Maart Tonijn cadeau gekregen van Vita Bel, een Duits jacht. Voordelige warme lunch. Eens naar een weerbericht geluisterd, omdat er vannacht gevaren moet worden en het nogal flink waait. Mislukt, op de kritieke momenten viel de VHF weg. Om 17.30 vertrekken we uit Gustavia. Wind Oost 6, later 5, zeer verwarde zee van 2 meter, hoog aan de wind. Er zijn aangenamer koersen maar wie wat zien wil kan niet altijd met ruime wind varen. 10 Maart Om 8.30 uur geankerd in de reeds bekende Falmouth Harbour op Antigua. Gevaren 88 mijl. Wat bij geslapen, naar English Harbour gewandeld, gezwommen. 'a Avonds ten afscheid van deze rapporteur etentje in Admirals Inn in English Harbour. Bea en Willem, hartelijk bedankt, het was een geweldige ervaring met de “Polka” mee te varen in de West-Indische wateren. - Dick Simons. 37
Bea gaat weer verder: 11 t\m14 maart Deze dagen kunnen we goed gebruiken om wat schoon te maken en nog wat andere karweitjes aan te pakken (dek plakken),boodschappen doen en de was op halen. We gaan om een borreltje bij PING en in de avond is er een erg goed jazz-bandje te beluisteren in de club. Zondag tegen de avond komen onze duitse vrienden, het echtpaar Weidlich aan met de de vijf jaar oude Tobias, die het heerlijk vindt om een eigen kooi in het vooronder te hebben. 15 en 16 maart We laten de gasten de Dockyard zien en daarna zeilen we rustig naar Greeneiland met het daaraan verbonden snorkelen en zwemmen, afgewisseld met strandwandelingen. Alles rustig aan, om de zeezieke moeder en zoon wat bij te laten komen, kassian. 17 maart Vandaag doorkruisen we op de motor Willoughby-bay, tussen de riffen door, wat Hanne aardig de kriebels geeft. 18 maart Van Green eiland varen we met prachtig weer met een grote uitgeboomde genua op naar onze oude anker plaats in Dickingson-bay. 19 t/m 21 maart Met het aanhoren van een Calypso-band, die ons loud en clear bereikt vanaf het strand, gaan we zaterdag naar NEVIS, waar we de speciale ansichten en postzegels op de post doen. De volgende dag vinden we bij het eiland St.Christoffel (St.Kits) een prachtige baai, helemaal voor onszelf alleen. 22 maart Aangezien we niet uitgeklaard zijn op zowel Antigua als op Nevis, waar Zondags geen douane aanwezig is, stuurt de captain zijn vrouw naar de douane in Basse-Terre. Het eiland is sinds kort zelfstandig, de dikke douanebeambte voelt zich belangrijk en wil misschien een beetje wraak nemen op de vele blanke vernederingen. Ja, ja, ik moet praten als Bruggeman en me van de domme houden om de stempels te krijgen. Uiteindelijk lukt het maar dan maak ik de fout om te zeggen dat we niet in Basse Terre blijven liggen, maar naar een andere baai van St. Kits zullen gaan. Helemaal verkeerd dus, ik moet netjes vragen of het goed is dat wij naar een andere baai gaan; nog niet goed, er moet ook nog “please” bij! Maar tenslotte krijg ik toch de uitklarings papieren; we vertrekken snel naar Frigate -bay. 23 maart Bij de dagelijkse ochtend zwempartij voor het ontbijt scheren de grote pelikanen zo laag over het water, dat je soms haastig je hoofd onder water moet steken; ze zijn angstwekkend groot als ze zo recht op je af komen! Willem duikt nog wat mooie lege dollar-schelpen op, die zijn zeer breekbaar, maar daar zijn de lege margarine doosjes weer goed voor. De baai bij Oranjestad op het kleine Nederlandse eiland St. EUSTATIUS heeft erg veel last van “swell”, dus schommelen we nog al. We genieten wel van het bezoek aan het hooggelegen dorp met z'n gladde straten, mooi fort en prachtige gekleurde huisjes. Bij een bezoek aan het museum zien we de blauwe kralen die 38
de slaven vroeger als betalingsmiddel kregen; als ze genoeg kralen bij elkaar verdiend hadden om een ceintuur voor hun geliefde te maken, dan mochten ze haar trouwen. 24 maart Met snelle vaart gaan we naar Saba; de vissnelheid is goed, maar we vangen niets, waarschijnlijk heeft de grote groep dolfijnen die ons vergezellen alle vis voor ons opgegeten. Gisteren hadden we een grote vis aan de haak maar bij het binnen trekken, floep weg was hij, maar goed ook want we konden nog wel zien dat het een barracuda was en die zijn in deze omgeving te giftig om te eten. Saba heeft een kleine pier waar we aan kunnen gaan liggen, gelukkig maar, want anders hadden we door moeten varen, er is te veel wind en golven om in de open baai te liggen. Wel is er een enorme zuiging, we liggen met 6 lijnen vast, waarvan twee dwars over het water naar de andere kant van de kade met oude banden er aan om de rukken op te vangen. Als we na een bezoek per taxi aan de twee mooie en schone dorpen van dit werkelijk prachtige eiland weer terug komen bij de kade, moeten we direct het schip verleggen want er komt een vrachtscheepje aan. Dus de drie jachten moeten opschuiven, alle lijnen los en ergens anders weer vast maken. Hanne en ik doen een wasje op de pier. Het is tranen lachen als we in de bijboot tussen al die touwen, die dan weer laag en opeens weer strak omhoog getrokken worden, weer terug aan boord proberen komen. Hanne hangt slap van het lachen aan de preekstoel en ik kan ook geen hand meer uitsteken, en dat terwijl de mannen met serieuze gezichten heen en weer springen met al die lijnen. 26 maart Na een goed verlopen vertrek, alle lijnen worden in goede volgorde losgegooid, varen we langzaam langs de westkant van het mooie Saba, waar we de vroeger gebruikte landingstrap met ruim 500 treden kunnen zien. De trap kruipt steil omhoog door de rotsen en het tropische woud, wat een werk moet dat geweest zijn om die te maken. De trap is al eens beklommen door koningin Juliana bij een bezoek, maar wordt nu haast niet meer gebruikt. Om 15.30 ankeren we in St.Philipsburg op Sint Maarten. De zeezieken hebben zich intussen weer hersteld en laten zich de pumpkinsoep best smaken. Bevolking: Saba 1011; St.Eustatius 1480 en Dutch St.Maarten 13.660. 27 en 28 maart We gaan met de bus naar een zeer groot "Food-centre", stukken kaas, rookvlees en dergelijke heerlijkheden verdwijnen in onze kar die op het laatst hoog opgestapeld is, net als de nota. Zondagmorgen vertrekken we uit Grootbaai naar Marigotbay in het Franse gedeelte. Toen in de 17e eeuw de Spanjaarden vertrokken van dit eiland lieten zij 9 vreemdelingen achter, 4 Fransen en 5 Nederlanders. Die kwamen overeen dat ze het eiland zouden verdelen, ieder een eigen regering zouden hebben, in vrede zouden leven en elkaar overal mee zouden helpen. Hoe ideaal. Het verhaal van de verdeling luidt dat een Fransman en een Nederlander ieder van een kant van het eiland begonnen te lopen, en daar waar ze elkaar tegen kwamen werd de grens getrokken. De Fransman liep veel harder, dus is het Franse gedeelte groter. 29,30 maart en 1 april Tot onze opluchting vinden we in St. Maarten een goede tandarts, die we hard nodig hebben. We hebben, na een erg gezellige tijd, ook afscheid genomen van de familie Weidlich.
39
Wij gaan om water bij de waterfabriek, waar zoetwater uit zoutwater gemaakt wordt. Het is er erg ondiep, we liggen tussen ons anker en een lange lijn naar de pier. We halen de heel lange slang van de waterfabriek naar de boot en kopen 1 m3 drinkwater. Terug naar Grootbaai waar de volgende gast aankomt: Henk Hoeksma, en de volgende dag ook Suzan, bepakt en bezakt met koffie en kaas, gezellig hoor. 2 april Vandaag rustig aan om Suzan gelegenheid te geven wat te acclimatiseren, Henk zat voor zijn werk al 6 weken in Brazilie, dus die heeft dat niet nodig. Een beetje zwemmen, en in de avond wat geluisterd naar steelbandmuziek van af de kant, die duidelijk te horen is. 3 en 4 april Een ochtend duik in Grootbaai is er niet bij, er zijn te veel schepen en de wind komt notabene uit het westen. Ja, zegt Henk, overal waar ik kom is het weer net anders dan gewoon. Om half elf, na eerst nog wat brood en wat lekkers gehaald te hebben (ja, de Hoeksma's met vacantie, die lusten wel een taartje en wij zijn er ook niet vies van) gaan we anker op en varen naar de oostkant bij Iles Pine. We liggen in een heerlijk schoon en rustig baaitje, waar we zwemmen, snorkelen en de meest vreemdsoortige vissen tegen komen. Daarna maken we nog een wandeling over het eiland. 's Avonds zien we zowaar kans om Henk over te halen een spelletje Chinees bridge mee te spelen, uit wraak probeert hij iedere keer andermans stapeltje in te pikken. 5 t/m 9 april Weer terug in Marigotbay weten we de hand te leggen op een zak ijsblokjes, luxe hoor. In de middag varen we naar het zeer laag gelegen, dus weinig regen opvangende, eiland Anquilla waar we ankeren tussen de ver uitstrekkende riffen in Blowing Point Harbour. We kunnen hier niet kunnen zwemmen, de ferries morsen te veel diesel, dus gaan we naar Cove Bay we zwemmen wel vier keer in het glasheldere water. Na een laatste bezoek aan de tandarts en nog wat gesjouw uit de grote supermarkt in Marigot vertrekken we 's middags weer naar Anquilla en ankeren in het leuke Roadtown Harbour. 10,11,12 april We moeten nog brood hebben voor de Paasdagen, daarom gaan we 's morgens gedrieën, de kapitein mag op het schip passen, richting dorp, 6 km. verderop. Na een kwartiertje lopen krijgen we een lift. Het dorp ligt op een heuvel en is tamelijk wijd verspreid maar al onze moeite wordt beloond, met drie nog zeer warme broden en nog wat groente en fruit vangen we de terugweg aan. Ook nu krijgen we al weer gauw een lift, helemaal tot aan de steiger. De volgende dag varen we naar Prickly Pears eiland. Eerst kijken we bij de riffen, maar daar zijn te veel wilde golven, dus ankeren we buiten, aan de zuidkant. 's Nachts om half één gaan we anker op en onder een mooi maantje zeilen we naar de Virgin eilanden, waar we 12 uur later met enige moeite een ankerplaats vinden in Bitter End Bay bij Virgin Gorda. We proberen drie keer om te ankeren, dan geven we het op en gaan aan een boei liggen. 13 t/m 16 april Op Tortola woont de familie Wijdenes al een paar jaar en die hebben we direct na aankomst in Roadtownbay opgebeld. We worden al gauw opgehaald achter in de open bak van een soort jeep, steil omhoog naar de zeer fraai gelegen zelf gebouwde woning van Ted en Gerda, waar we gelijk moeten blijven eten.
40
Terug in de baai wacht ons een onaangename verrassing, een boze buurman klaagt dat “Polka” zijn barbecue in het water geduwd heeft; met windstil weer nota-bene! Willem bekijkt het, maar ziet aan de zogenaamde beschadigingen dat er verf aan zit, en onze boot is ongeschilderd allemaal onzin dus. De man blijft aanhouden, we huren een duiker die niets kan vinden, en de man neemt geen genoegen met de tweedehands BBQ die we hem aanbieden om van het gedoe af te zijn. Hij haalt er een bevriende politieagent bij, die dreigt dat we dan maar een maandje moeten blijven liggen om op een bezoek van de rechter te wachten. Op aanraden van Ted betalen we dan uiteindelijk toch maar een nieuwe. Intussen rijdt Gerda ons kriskras door de stad met hier goedkoper dit en daar goedkoper dat, de aardappel voorraad wordt aangevuld, het is hier niet zo duur. We varen gauw weg van dit corrupte gedoe, naar Trellisbay, waar Henk en Suzan na een reuze gezellige tijd lekker gebruind op het vliegtuigje stappen. 17t/m 22 april Het is een weekje van klusjes doen en voorraden aanvullen, wat altijd veel tijd neemt; het kost ons zeker een dag om bijvoorbeeld gas en petroleum aan te vullen. Intussen hebben we een Sat. Nav. aangeschaft in de hoop dat het ding het nog zal doen in de andere oceaan, waar vele atollen her en der verspreid liggen met onberekenbare stromingen er tussen, maar tot op heden hebben we het ook nog zonder de hulp van de satelieten kunnen stellen. We zijn intussen weer in de buurt van Trellisbay om onze volgende vrienden op te halen. 23,24, 25 april Na enige uren op het vliegveld te hebben doorgebracht, wachtend op Joop en Loek, besluiten we maar terug naar de boot te gaan en rustig af te wachten, en natuurlijk, na een half uur zien we ze op de steiger staan. Na een paar uur van praten, brieven lezen en de meegebrachte spullen uitpakken, zoeken we snorkels en brillen bij elkaar en zwemmen we bij de punt wat rond. Na een poosje komen we tot de ontdekking dat we in het territorium van een grote barracuda, zijn beland, hij doet nog wel niets, maar kijkt ons al aardig nors aan, we vinden het toch maar beter het vege lijf te redden door met veel spoed in de rubberboot te duiken. Bij een avondwandeling langs het strand vindt Loek een paar leuke stukjes koraal voor tussen de kunstnijverheidsdingetjes thuis. De prachtige zonsondergang lijkt wel een Japanse prent. 25 april De volgende ankerplaats is een baai van Virgin Gorda, waar enorme rotsblokken op elkaar gestapeld liggen, waartussen de branding hoog opspringt. Willem en Joop kunnen niet laten om tussen de rotsen in dat schuimende water te gaan zwemmen, waar ze heen en weer gegooid worden en wegzakken in het luchtrijke water; het ziet er misschien gevaarlijker uit dan het is, maar zij vinden het in ieder geval een ongelooflijke belevenis en praten over parels in het water en ongelooflijk mooi licht. De landing met de bijboot verloopt vrij makkelijk, maar het vertrek tussen de rotsen door is heel wat moeilijker, het fototoestel is waarschijnlijk het enige dat we droog houden! De nacht brengen we door bij Cooper eiland, waar Look een frangipane bloem plukt vlak bij het strand van Key Cay. 26 april Eerst gaan we om boodschappen in Road town, en warm dat het weer is in het dorp!
41
We kunnen er zowaar diepvries vis kopen, door ons zelf gevangen vis durven we hier niet te eten, bijna alles is giftig. Dan varen we naar Peter Island en ankeren eerst in Southbay, waar Willem het mooiste rif vindt van wat we tot nu toe gezien hebben; geen beste ankerplek, dus zoeken we voor de nacht een zandplek in Key Cay, tussen de duikende pelikanen. 27 april In Privateer Bay op Norman eiland (dat is Treasure Island uit het bekende boek van R. Stevenson) varen we verschillende grotten in met de bijboot, ze zijn niet zo erg diep, maar erg mooi van kleur, maar helaas zijn de gouden dubloenen niet meer te vinden. Voor de nacht laten we het anker vallen in The Bight, waar in de avond het ene jacht na het andere binnen valt, maar er is ruimte genoeg. 28 april Van Norman-eiland gaan we naar Westend-Tortola om uit te klaren. Het ankeren moeten we 2 maal doen, de baai is erg diep. ‘s Nachts krijgen we een aanval van muggen, eigen schuld, we liggen te dicht bij de kant en het voorste muggen hor zit niet op z’n plaats. 29 april Om 9.25 gaan we anker op en na een uurtje wordt Joop ziek, buikgriepje. We varen naar Cruz-Bay op St.John waar ik naar de wal roei om in te klaren; ik moet een heleboel formulieren in vullen met piepkleine lettertjes en ik heb geen bril meegenomen. Ik maak nog een blunder door te denken dat Puerto Rico Spaans is i.p.v. Amerikaans, maar gelukkig, de dames zijn behulpzaam en voor het registratienummer, dat we niet kunnen vinden, nemen we ze dan maar een nummer dat toevallig bovenaan op het blad staat. We vinden het hier te druk en varen door naar St.Jones-Bay. 30 april- t/m. 1 mei Koninginnedag vieren we met een pizza in St.John in Charlotte Amalie, de hoofdstad van de Amerikaanse Virgin eilanden; best wel een leuke stad, met winkeltjes en palmen. 's Avonds gekaart en de Gruttepikkers wonnen maar net van de Stoepeschieters. 2 mei Na het zondagse eitje vertrekken we via een nauwe doorgang, waar je op moet passen voor de er door varende watervliegtuigjes. Je zal zo’n ding maar tegen komen, wie zou er sterker zijn, het vliegtuigje of wij? Het baaitje bij het onbewoonde eilandje West-Cay is heel erg mooi; we proberen eerst een doorgang die te ondiep is. De volgende lukt, met maar heel weinig water tussen de kiel en de rotsen, het is om de kriebels van te krijgen. We liggen hier voor het eerst in de Virgens helemaal alleen, er wordt veel gezwommen en op het strand liggen er zes cocosnoten voor het oprapen, 2 stuks vinden we wel genoeg. Aangezien dit baaitje alleen aanbevolen wordt als lunchstop en niet om de nacht door te brengen, gaan we 's nachts om de beurt even kijken of we nog wel op de juiste plaats liggen, het geluk is met ons, er zijn geen buien, en wel een mooie maan. 3 mei Het tochtje naar Culebra duurt maar drie uur, en de doorgang is netjes betond deze keer. 42
4 mei Het is drukkend warm de laatste dagen en in de verte zien we dan ook zwarte buien hangen, 's middags begint het te gieten, uren lang en wij maar wassen; alle railingen hangen vol. 's Avonds verslaan de dames de heren met het kaarten en Loek heeft zelfs 104 punten gescoord, dat moet natuurlijk wel even vermeld worden! 5 mei We vertrekken om 11.30 met veel wind en zware bewolking, de Bollejan gaat omhoog en we zijn op weg naar Puerto Rico, waar we in regen en storm aan komen. Eerst ankeren we, maar na een woordje met de haven meester krijgen we een mooi plaatsje aan een steiger, het afmeren is even spannend met zoveel wind, de palen zijn van beton en die geven dus niet zo veel mee. We zijn in Isleta Marina. 5 mei t/m.9 mei We gaan een paar dagen de wal op, met de bus naar San Juan voor een bezoek aan het oude stads gedeelte waar twee heel grote oude forten zijn, met een stadswal die het hele oude gedeelte omgeeft. We gaan naar een paar kleine musea, waaronder dat van Pablo Casal. We lopen door de vele oude straatjes vol met op toeristen ingestelde winkeltjes en bekijken de blauwe klinkers, die als ballast dienst deed in de Spaanse zeilschepen. We overnachtten in een guesthouse en genieten van het lekker lang douchen, en van het feit dat we een paar dagen niet voor eten en drinken hoeven te zorgen, met het daarbij horende gesjouw met boodschappen. Maar het is ook weer fijn om weer aan boord terug te komen en de frisse zeewind om je gezicht te voelen. Joop en Loek hebben we na een heel gezellige tijd aan boord, op het vliegtuig gezet. 10 t/m 13 mei Het is toch wel leuk weer eens een weekje in een marina te liggen, en het is makkelijk voor het doen van de vele boodschappen. Eerst met een kleine ferry naar de vaste wal van Puerto Rico, daarna in een "Publico", dat is een soort van busje (vaak ook gewoon een auto van het jaar nul) naar Fajardo en op de terugweg langs Mr. Meat, een uitstekende slager die ons goed vlees verkoopt om de wecken. Het weer is net goed voor zulke karweien want het giet steeds maar weer. Onze tanks vullen we met regenwater, dat is beter dan het kraanwater dat hier vol met chloor zit. In de middag drinken we een Pina colada op het grote motorjacht "Caravan" (waar het ook op lijkt) en we brengen een bezoekje bij havenmeester Ted, die vele verhalen vertelt. 14 mei We zijn een jaar onderweg, we zijn tevreden over het vele dat we gezien en gedaan hebben. We vertrekken vroeg, om 6.45 want het is een heel eind varen vandaag, eerst een paar uur op de motor en dan onder spinaker langs de prachtige zuidkust van Porto Rico. Achter kleine eilandjes om komen we in het mooie baaitje van Salina, dat helemaal omsloten is door mangrovebossen, afgewisseld door een strandje met palmen, met daarin verscholen hier en daar een huisje. Op de achtergrond liggen de hoge blauwe bergen. 15 mei Na eerst het dorp verkend te hebben, waarbij we een paar mango's cadeau krijgen (de bomen
43
hangen er hier vol mee) gaan we anker op en varen tussen de bosjes door naar een lagune, waar we maar een uurtje blijven, de bodem is hard, met veel koraalblokken, waar het anker niet zo best in houdt. We gaan naar Isla Casa de Muertos, wat een naam: doodskisten eiland. Het is er heerlijk rustig, en er is een vuurtorenlichtje dat over ons waakt. Toch hebben we voor de zekerheid maar een beveiliging gemaakt op het voorluik, als iemand daar naar binnen wil komen, dan wordt het zo'n heidense herrie dat we waarschijnlijk verstijfd van schrik in onze kooi zullen blijven liggen! Door de hoofdingang kan je alleen binnenkomen als je een hamer en een zaag gebruikt. 16 t/m.19 mei We plakken eerst wat nieuwe muskieten gaas voor de ramen, er vliegt hier een zeer geniepig soort mugjes rond, heel klein. Willem is een ontdekkingstocht over het eiland begonnen en na een fikse klimpartij, z'n dorst lessend met cocosnoten water, komt hij moe terug, maar toch nog niet te moe om nog gauw even een stuk of acht Nederlanders die luid toeterend langs varen, uit te nodigen om even bij ons aan te komen. Het is de boot van de familie de Jong die hier al zo 'n 20 jaar wonen en werken. Hij levert sukade aan het vaderland. Op dinsdag brengen we vanuit het plaatsje Punce een bezoek aan hen, ze wonen in het bergdorp Adjuntas. Hij laat ons de werkplaats zien waar voornamelijk vrouwen werken, en dan rijden we met de jeep naar een van de hoog gelegen plantages, waar we een schitterend uitzicht hebben. De sukade is een citrusvrucht, waarvan alleen de schil gebruikt wordt, eerst gaat de vrucht in z'n geheel voor een maand in een bak met zoutwater, dan wordt hij ontpit en in stukjes gehakt. Onvoorstelbare hoeveelheden van die klein gehakte stukjes staan in houten tonnen, gereed voor vervoer naar Nederland, waar ze versuikerd worden en voor verdere bewerking naar Duitsland gaan. Dan pas kan Nederlandse vrouw de piepkleine doosjes voor veel geld kopen. Na de rondrit wordt enthousiast gebruik gemaakt van het kleine zwembad en de rijst met kip smaakt heerlijk. We missen de bus terug maar de pianoleraar neemt ons mee terug de berg af. We moeten inkopen doen, maar als echte zuinige Zeeuwen geven we de paar dollar die een taxi hier kost niet uit, en dus zie je ons zwoegend en zwetend, vol bepakt en behangen met volle rugzakken, trappend op de pedalen van de vouwfietsen terugkomen, met genoeg fruit en groente enz. voor een week. Een kaart van de San Blas hebben we kunnen kopiëren, morgen gaan we anker op voor een overtocht van 8 á 10 dagen. Alles aan boord wordt gestouwd en zeevast gezet. We hebben er best wel weer zin in, want je zweet wat af op het land, om van de muggen en de stank van de visfabriek maar niet te spreken. 20 mei We draaien nog even de jachthaven in om Dries de Jong, die op zijn schip " Innisfree " bezig is, gedag te zeggen en vertrekken richting Panama. Het zicht is niet denderend ook al schijnt de zon zo sterk, dat we de tent over de kuip moeten spannen. 21 en 22 mei Het weer blijft goed, alleen in de nacht zijn er wat buien, we blijven wacht lopen (nou ja lopen, het is meer zitten), gistermorgen kruiste plotseling een onverlicht zeiljacht vlak achter ons langs, waarschijnlijk hadden zij ons helemaal niet gezien. Echte hoge deining staat er niet, maar er is toch wel zoveel beweging dat je binnen niet meer moet doen dan wat strikt noodzakelijke is.
44
23 t/m 26 mei De reis verloopt de eerste dagen voorspoedig met een goede achterlijke wind, maar dan komen we in windstiltes terecht. De wind houdt het soms urenlang voor gezien, en wij maar dobberen met een snelheid van 2 knopen met klapperende en slaande zeilen, want beweging is er nog genoeg in het water. Zo nu en dan varen we een paar uur op de motor om niet gek te worden van al die herrie. Als we land in zicht krijgen, begint het gelukkig te waaien, wel recht van voren. Dat wordt dus een dagje aan de wind-werk, met alle luiken potdicht omdat er water over komt, binnen is het dus net een oven! Voorzichtig varend met de hulp van de sat. nav. lopen we deze gevaarlijke onbekende kust aan die vol met riffen en ondieptes ligt. Wat een mooi gezicht, die blauwe bergen van Zuid Amerika op de achtergrond met daarvoor groepjes cocosnoten die in het water lijken te staan; maar dat is niet waar, ze staan toch op een klein strookje land, met hier en daar een hutje.
Dat zijn nu de San Blas eilanden, 360 zijn er, waar de Cuna-indianen wonen. Ze leven van verkoop van cocosnoten en molas: prachtig naaldwerk, twee of drie lagen stof op elkaar, die opengewerkt worden tot figuren. We hebben nog maar net het anker uit bij Pervenir eiland of er komen 3 kano’s van uitgeholde boomstammen met vrouwen en kinderen aan gepeddeld, ze laten direct hun koopwaar zien. We inviteren ze aan boord, heel de kuip zit vol pratende en lachende vrouwtjes, die allemaal hun handwerk laten zien. Nou, Willem smeert 'm naar de douane en ik deel limonade en sigaretten rond; na veel kijken, loven en bieden (zij spreken Cuna’s met twee woorden Spaans en één woord Engels) koop ik natuurlijk een paar mola's. Jammer genoeg mag ik geen foto maken zonder iedereen te betalen, en dat vertikt ik. We zien tot nu toe alleen maar vrouwen, het is een matriarchaat, de vrouwen hebben het hier voor het zeggen. 27 mei In de morgen brengen we een bezoek aan het dorp waar zelfs een hotelletje is met een paar Chileense vakantiegangers. De panaderia (bakkerij) verkoopt heerlijke broodjes en verder in het dorp worden gauw een heleboel mola’s en verdere koopwaar uitgestald. De kinderen zijn behangen met gouden plakjes en hebben parkieten op het hoofd. Te veel van het goede voor ons, we gaan gauw op zoek naar een stiller eilandje een paar mijl verder op. Daar komen ook een paar vrouwen aan boord en we kopen een paar werkelijk mooie mola's voor minder geld dan op het grote eiland. De ankergrond is niet zo best, hard schelpenzand, maar we liggen in de lij van het eiland, en golven zijn er hier niet. Het is werkelijk bloedheet, we drinken wat af, als je 5 minuten bezig 45
ben loopt het water langs je lijf. We zullen dus nu maar overgaan van actief nietsdoen naar passief nietsdoen, aldus Willem. 28 mei Het is hier schitterend mooi en zo rustig, geen auto's, geen radio's, niets geen herrie, we snorkelen wat om af te koelen en krijgen dan weer bezoek, die onze rol kaakjes en wat poppetjes voor de bambino ‘s zeer op prijs stellen. Onze zin in kreeft heeft al gauw de ronde gedaan en al rap komen er een paar man aan gepeddeld met een grote zware kreeft voor 5 dollar, dat slaan we natuurlijk niet af. Het wordt een luxueuze lunch, we kunnen geen pap meer zeggen en strijken een paar uur neer op de bank. Het Duitse jacht Ying-Yang, met de beide tandartsen aan boord, komen we uiteindelijk hier tegen, maar gelukkig hoeven we van hun diensten geen gebruik meer te maken, ze hebben alle apparaten aan boord en vele jachten kijken dan ook naar hen uit. Zondag gaan we weer verderop en komen op een schitterende ankerplaats terecht, tussen twee met kokos (en helaas ook mangrove) begroeide eilandjes, aan de zeekant afgesloten door een groot rif en aan de andere kant op 5 mijl afstand het woeste vaste land van Z. Amerika, met z'n oerwouden en hoge gebergten. De zonsondergang in Mangels Channel, is prachtig, de stilte enorm en het aantal nono 's (hele kleine muggen) is overweldigend, dat komt omdat de wind helemaal weg valt. We vluchten naar binnen, jammer om in zo 'n paradijselijke omgeving zo gepest te worden. De kleine krengen komen door de kleinste gaatjes naar binnen, op de trillingsfrequentie van de TL-lampjes af. We begrijpen nu waarom er niemand op deze eilandjes woont, de mangroves zorgen voor de vele muggen. 1 juni We hebben de nacht overleefd, maar vraag niet hoe: met een lange broek, een overhemd met lange mouwen, sokken, en een T-shirt als hoofdbedekking. Als je ons zo aangekleed gezien had in die tropische hitte, dan zou je blijven lachen. Al vroeg gaan we op weg naar Tiger-Island. 2 t/m 4 juni Deze dagen hebben we zwetend doorgebracht bij Tiger-Island, waar een vrij groot Cuna-dorp gevestigd is, foto’s maken is moeilijk, daar houden ze niet van, andere ”wit mensen" zijn er niet, behalve de non die hier woont en die ons als lucht beschouwt. De vele kinderen zijn al gauw ontdooit, bij de ouderen duurt het wat langer. Ze wonen in een grote ruimte (gemaakt van bamboe en palmblad) waar ook een vuur gestookt wordt om te koken en om de nono 's van het lijf te houden. Overdag mogen we overal tussen de dicht op elkaar staande hutten doorlopen, maar ’s avonds niet. Donderdag gebeurt er iets speciaals, we zijn we uitgenodigd voor de wekelijkse dansavond, en het gebeurt niet vaak ze daar pottenkijkers bij willen hebben! Het zijn groepsdansen, die begeleid worden door muziek gemaakt door de mannelijke dansers die daarvoor bamboe fluiten gebruiken; twee maal acht staafjes aan elkaar vast, die een tamelijk eentonig geluid voortbrengen en de danspassen hebben een variatie van drie, maar het geheel is fascinerend en we zijn blij, dat we 46
ondanks de hitte toch gebleven zijn om dit mee te maken. De volgende avond zetten we een klassiek concert op, die via de buiten-loudspeaker goed hoorbaar is voor de indianen, die met z’n allen op de grashelling bij het water zitten te luisteren. 5 juni We gaan weer terug naar het vorige eilandje, daar zijn geen toiletten boven het water en varkensstallen op het strand; we duiken gelijk in het schone water en zwemmen snorkelend over de mooie riffen. 6 en 7 juni We klaren weer uit en varen met wisselend weer, langs deze mooie kust, wat een rimboe. Halverwege stoppen we bij het aardige baaitje van Puerto Garote, waar José al gauw aankomt en vraagt of we iets nodig hebben. We bestellen een tros bananen, die hier erg goedkoop zijn, en 's avonds drinken we een biertje, gezeten voor zijn huis, nadat hij ons verzekerd heeft, dat we in het donker gerust aan land kunnen komen omdat dit maar een klein dorpje is. Alleen bij het kanaal is het erg onveilig. 7 t/m 13 juni We varen naar de ingang van het kanaal. We liggen bij de flats, waar nog zo'n 6 andere jachten liggen, en doen het papierwerk, van het ene bureau naar het andere, bij de Amerikanen gaat het nog efficiënt, vriendelijk en snel, maar bij de pas overgenomen Panamese kantoren doen ze alles om het ons moeilijk te maken. De dinghy kunnen we bij de jachtclub in Christobal laten liggen maar voor de rest is Colon een verschrikkelijke stad, vol diefstal en beroving. Op elke straathoek en bij de uitgang van de winkels staat een bewaker met een geweer om te zorgen dat de klanten veilig in hun auto kunnen stappen. Als wij met de handen vol boodschappen honderd meter gelopen hebben, stopt er een auto, midden op een druk kruispunt, waarvan de chauffeur ons dringend aanraadt om zo snel mogelijk in een taxi te stappen. We houden er meteen één aan! Bij een vrouwelijke mede-zeilster, een flinke dame die in haar eentje de wereld rond gezeild is, trekken ze haar tas zo wild van haar schouder dat er behoorlijke kneuzingen aan overhoudt; een andere mannelijke kennis slaan ze in elkaar om hem te beroven. Aangezien jachtmensen elkaar moeten helpen door het kanaal heen, per schip moet 5 man aanwezig zijn, gaan wij met Ying-Yang mee: Alex, Julia en de, drie maanden oude Fabian. Het is een voorspoedige tocht; de sluizen zijn erg groot en de reusachtige schepen, die er maar net in passen, worden met locomotiefjes vooruit getrokken. Voor het eerst zien wij in de verte, de Pacific, die ziet er redelijk rustig uit. De volgende dag in Panama city krijgen we gelukkig een lift en kunnen we onze kaarten kopen plus nog een goedkope reserve dinghy. Met de trein gaan we 's avonds dwars door de jungle en de moerassen terug, je ziet overal nog de boomtoppen boven water steken van de bossen die hier indertijd (1913) onder gespoeld 47
zijn toen ze het kanaal vol lieten lopen. Wat een immens werk moet dat geweest zijn, wel ten koste van een heleboel mensenlevens. Ze stierven veelal door koortsen, veroorzaakt door de ontelbare muskieten. 14 en 15 juni Na heel wat afgesjouwd te hebben, en weer langs vele kantoren geweest zijn om uit te klaren, gaan we, met een boot die volgestopt is met voedsel, om 9.30 anker op om het Panamakanaal door te gaan. We krijgen hulp van Shay en Victor van ”My Love", en van David van de “Amber”. Onze gids is een opgewekte figuur die aan boord komt met een enorme zak met ijsblokjes, die helaas gauw smelten omdat onze koelbox erg klein is, maar we hebben toch wat lekkere koude limonades (nee, geen drank tijdens deze tocht) gedronken. Onze tocht verloopt goed, hoewel in de eerste sluis, waar het water met het meeste geweld omhoog schiet, de sleepboot waar wij langszij liggen, dwars in de sluis komt te liggen aan slechts twee touwen i.p.v. vier. Nou, toen denk ik, en Willem trouwens ook, dit zou wel eens het eind van de reis kunnen zijn, als één van de twee tamelijk dunne landvasten breekt dan slaan we samen met een enorme klap tegen de andere kademuur, met Polka er tussen. Het zweet staat in onze handen, maar gelukkig loopt alles goed af, en in de volgende sluis gebruikte de sleepboot heel wat dikkere kabels. In Colon weigert Willem bij het uitklaren om de 28 dollar te betalen voor een “cruising permit”, want we zijn niet van plan om rond te varen, we willen gelijk door. Nou, dat hebben we geweten, ze pakken meteen ons paspoorten af en geven ons een boete van 100 dollar. Daarna proberen ze nog om dat te verdubbelen maar dan worden we echt boos en bellen de ambassade, maar die wil niks doen, dus zijn we gewoon gaan zitten, zonder verder iets te doen of te zeggen. In de volgende paar uur komen er bazen met steeds meer goud op hun kraag, tot de laatste opperbaas het personeel begint uit te schelden en ons snel wegstuurt met onze paspoorten en de uitklaringspapieren. We hebben meteen alle jachten verteld dat ze beter maar door kunnen varen zonder uit te klaren, in Tahiti kun je altijd nog zeggen dat de papieren overboord gewaaid zijn. 17 juni Anker op, we vertrekken voor de bijna 4000 mijl naar de Marquesa’s. De eerste dag en nacht is er veel scheepvaart, veel wisselende winden en weinig slaap, maar eenmaal de golf van Panama uit gaat het beter. Vrijdag is er zo weinig wind dat we bijna de hele dag op de motor varen, maar daar is dit gebied berucht om. Veel jachten leggen er in Panama zelfs een 200 literdrum met extra brandstof voor aan dek. 19, 20, 21 juni In de nacht hebben we 12 uur lang een onweersbui in de buurt van het eilandje Malpelo waar we niet bovenop willen komen. Het is moeilijk navigeren, de stroom is erg sterk en de geleerden die de pilots geschreven hebben, weten niet uit welke richting die stroom komt of gaat, een spannende nacht zo gezegd. De volgende dag zien we de rots gelukkig op bijna 10 mijl ten noorden van ons liggen. De wind blijft ZW dat betekent slagen maken, en dat ook nog tegen tij, zoals we intussen uitgevonden hebben, dus we schieten niet erg hard op. Maar dat verandert, op vrijdag 25 juni vindt de passaatwind ons en schieten we met een vaartje van 6,5 knoop de Galapagos eiland voorbij. We hebben besloten er niet naar toe te gaan, want we hebben gehoord dat jachten helemaal niet welkom zijn, je mag alleen in nood aankomen en je moet dan bovendien nog veel betalen om 3 dagen op dezelfde plaats te
48
liggen, nou dan zie je nog niets van het beroemde dieren leven. Naar later blijkt, een foute beslissing. Met behulp van de Sat. Nav. zijn we 's nachts door de noordelijkste eilanden heen gevaren zo doende konden we de juiste koers, aan blijven houden en hoefden we niet een heel eind om deze onverlichte eilanden heen te varen. Veel dieren leven hebben we nog niet bespeurd, alleen een paar stormvogeltjes die onvermoeibaar dag en nacht achter ons aan fladderen, het lijkt wel of ze nooit slapen. Het brood bakken in de hoge drukpan gaat steeds beter, de visvangst steeds slechter. Gisteren 3 vliegende visjes voor ontbijt gebakken, maar dat kan je nauwelijks visvangst noemen, het is een presentje van de zee. De afgelopen nacht was het zo koud, dat we buiten op wacht zittend, een slaapzak nodig hadden en dat zo vlak bij de evenaar, de dag temperatuur is gedaald naar 26 graden, lekker fris. 27 juni Een reuze knal en daar gaan we de evenaar over, de knal wordt veroorzaakt door de kurk van de champagnefles die we daarvoor meekregen van Joop Soeters; weliswaar geen gat in het plafond maar de kurk is toch mooi nergens te vinden, we proostten met de wens de evenaar later nogmaals in goede gezondheid te mogen kruisen. Gisteravond zagen we een aantal zwarte vissen of andere beesten, volgens ons boek konden het een klein soort walvissen zijn. De wind waait nu 5 á 6 en is wat achterlijker dan dwars, de Bollejan heeft behoorlijke bolle wangen en sleurt ons met een gangetje van 7 knopen de goede richting uit. De zonsondergang wordt steeds mooier, de hemel is fel oranje verlicht en kleurt zelfs het eindeloze water om ons heen, dat is een van de mooie momenten van de dag waarbij we allebei buiten zitten met onder handbereik een neut en een noot. `s Nachts staan we zo nu en dan op om een controlerende blik om ons heen te werpen, en door het maanlicht lijken sommige golven wel walvissen, brr, moge onze beschermengel verhoeden dat we tegen zo'n gevaarte opdreunen. Intussen hebben we strijd geleverd met een zooitje ongeregeld, het waren de meeltorretjes, die zich heerlijk te goed deden aan onze bonen en erwten (nog van thuis) en die dan uit gingen rusten op ons bed, de engerds. 1 juli 1982 Hoera, eindelijk een vis aan de haak, en wat voor een, ongeveer 7 kg., een langstaart of wel dolphin vis, één van de lekkerste vissen. Twee dagen vis: gebakken, als ovenschotel, gerookt en in het zuur. 5 juli Intussen zijn we weer een eindje gevorderd, en behalve dat we een keer door een klap gewekt werden toen de spinaker val brak, zijn er geen bijzondere gebeurtenissen. De wind is wat opgestoken en we racen redelijk door het water heen, toch nog niet zo snel als de dolfijnen die al flitsend en buitelend, en soms meters hoog in de lucht springend ons vaak gezelschap houden. Voor veel vogels zijn we nog te ver van land, ongeveer 1500 mijl. Veel regen hebben we nog niet gehad, wel jammer want een beetje water erbij zou wel prettig zijn. We moeten zuinig zijn met drinkwater aangezien de bakboord tank nu ook gebarsten is. We gebruiken minder dan vijf liter per dag, dus zullen we het best redden, we hebben nog zo'n 200 liter water , en douchen doe je maar met zeewater.
49
6 juli Vandaag hebben we een record afstand afgelegd 202 mijl, gisteren 198, hoewel daarvan 25 mijl stroom is die we mee hebben, kunnen we toch stellen dat we met redelijke snelheid op ons doel afstormen.
Het gaat hard, de hekgolf loopt naast het schip met ons mee, maar dat betekent ook, dat we flinke schuivers maken. Binnen hoef je je niet loshandig voort te bewegen, want dan beland je in no time aan de andere kant van het schip; gelukkig is er overal houvast genoeg, maar het neemt niet weg dat we lopen als een stel dronken matrozen. Vanavond hebben we weer Franse les. Voor de eerste keer heb ik Willem zijn haar geknipt met zo’n lange scherpe schaar. Z’n oren zitten er nog aan, en als na mijn ingespannen arbeid Willem het resultaat bekijkt in de spiegel, dan is zijn commentaar: “Just escaped from H.M. Prison” , ja ja, zo kan die wel weer. 19 juli Na 23 dagen op zee nog 600 mijl te gaan of te wel de lengte van een Fastnet-race, het gaat lekker en laten we hopen dat de wind zo blijft. We beginnen te wennen aan de rust aan boord en we begrijpen iets van de zeiler die na een single handed wedstrijd rond de wereld niet finishte, maar gewoon, zonder aan land te gaan, door zeilde, weer rond de kaap naar een eilandje in de Pacific; hij had geen behoefte meer aan al die mensen met hun gedoe en onrust. 11 en 12 juli De zondagmorgen brengen we rustig door met brieven schrijven en luisteren naar de Maastrichter Star. We zijn aan het vissen, zonder resultaat; ons aas, vliegende vis, wordt bij beetjes weg gehapt zonder dat de slimmeriken het haakje meenemen, dus bestaat ons avondeten uit het laatste flesje vlees van Tol, bijna de laatste aardappels, boontjes van gedroogde bonen en appelmoes van gedroogde appels, met als toetje een karamelpudding. 13 juli Bij de lunch worden we opgeschrikt door tweemaal een luide toeter, een vrachtschip glijdt ons voorbij en na een aardig praatje via de VHF is hij na een kwartier al weer uit zicht. Volgens hem is de zee rustig, nou daar zijn wij het dan niet mee eens want het schip lijkt wel een hobbelpaard, je moet nog oppassen dat je na bijna 4 weken op zee niet zeeziek wordt. Er vliegt een tropic-bird langs, helemaal wit, met zwart staartje en twee hele lange dunne veren van achter uitstekend. Een teken dat we in de buurt van land komen. 14 juli De afgelopen 24 uur hebben we maar 107 mijl afgelegd, het weer is veranderd, veel buien, en bijna geen wind. Nog 70 mijl te varen, met een gangetje van 3 mijl per uur. We zien nu 50
verschillende fregat vogels. Om 1700 uur zie ik een paar schaduwen en een uurtje later zijn de Marquesas eilanden duidelijk te zien. We hebben weer fors gang en zullen in het pikdonker bij het eiland aankomen, of we moeten bijgedraaid gaan liggen, en een derde mogelijkheid is om de radar in te schakelen. We besluiten tot het laatste. De radar wijst de weg de donker baai in, terwijl de regenbuien ons zicht tot nul beperken. Un peu nerveu ben ik toch wel, maar alles loopt goed af, en om 2 uur laten we het anker zakken. Ik ben benieuwd hoe het eiland er uitziet, maar we gaan eerst een paar uur slapen, we zijn nu 23 uur op geweest, dus wordt dat tijd. 15 juli De Marquesas, het eiland Hiva Oa, de baai heet: Baie Taaoa, en het dorp: Atuona, schitterende namen bij een schitterend eiland, heel verschillend met wat we tot nu toe gezien hebben: scherp getekende hoge gebergten en diepe dalen, alles in honderd verschillende tinten groen, het regent hier vrij veel. 16 t/m 20 juli Nadat we ingeklaard zijn, willen we de bond betalen, dat is niet mis hoor, 2x een retourticket naar huis, dus 3500 dollar, die we later in Papeete weer terug hopen te krijgen. Die bond is om te voorkomen dat de Franse Regering de terugreis zou moeten betalen voor gestrande jachtlui. De juf van de bank heeft geen tijd en we moeten 's middags maar terugkomen, dus maken we maar een wandeling van een paar uur. Prachtig, wat een bomen en planten en wat een bloemen en kleuren. Sommige mensen zijn nog, zoals we ons dat voorgesteld hebben van de schilderijen van Gouguin, die hier, net als Jaques Brel, de bekende Franse chansonnier, begraven ligt. Aangezien er in de haven nogal deining loopt, besluiten we samen met het Amerikaanse jacht "Golden Viking'' (ze varen met 5 kinderen van 14 tot 22 die volgens pa en ma soms tot muiterij dreigen over te gaan) ergens anders naar toe te gaan. Wij vergissen ons in de naam en zeilen eerst naar een verkeerde baai, maar komen uiteindelijk toch in Manamaru bay. Er is hier een heldere zoetwater poel, dus de vuile was opgezocht en ik alleen in de dinghy de wal op, nou dat heb ik geweten. De kant óp spoelen met de golven, dat gaat nog, maar terug is minder simpel: wel 4 maal word ik, met een boot half vol water, weer terug gezet op het strandje, er is haast geen doorkomen aan, wat een golven. Het is een kwestie van de boot recht op de golven zien te houden, dan gauw er in springen, haastig de riemen pakken en weg roeien; maar dan komt er net een grote golf die je weer terug op het strand zet. Je ziet het voor je zeker, lach maar niet, het was helemaal niet grappig. Ten slotte, de 5e keer, lukte het, de tas met schone was dreef wel in het zoute water, maar ik kwam toch heel thuis. 20 juli Aangezien we wat werkjes te doen hebben en deze baai te rollerig is, besluiten we naar Tahuata eiland te gaan en ja hoor voor het eerst sinds weken kunnen we onze spieren weer wat rust gunnen, de boot ligt netjes stil. De eerst nacht in Hanamoenoe bay liggen we alleen, de volgende dag liggen we met jachten uit Australie, Duitsland, Amerika en Belgie. 51
Hier vinden we ook datgene waar we in de Cariben zo van genoten hebben, namelijk helder water, en riffen met vele gekleurde vissen, maar het is ook hier oppassen voor de haaien. 22 t/m 24 juli We hebben een paar genoeglijke dagen in gezelschap van het Duitse jacht " Sanouk" met Inge en Heine, die het heel gewoon vindt om spiernaakt rond te dwalen en aan boord te komen, nou ja, het is even wennen. Aangezien de eiland bewoners de vruchten uit deze baai niet weg halen en alles onder de bomen ligt te rotten, wordt een strooptocht georganiseerd, wat een bak vol citroentjes en wat groene papaya's oplevert, de mangobomen waren jammer genoeg al leeg. Van het Belgische jacht, die we het gebruik van onze naaimachine aanboden, kregen we sinaasappels, bananen en een enorme pompelmoes. 25 juli Het is een vroeg vertrek 4.45, nog wat donker, maar om 5.30 is het al goed licht. Al het water is voor ons zelf als we tussen de eilanden door naar het eiland Fatu Iva varen, waar we om 14.30 ankeren in Baaie de Vierges, tussen prachtige hoge rotsformaties in. In de middag krijgen we bezoek van een Marquisaanse familie. Tot nu toe 13.712 mijl gevaren in 2402 uren, waarvan 306 op de motor. 26 juli Met jerrycans halen we mooi helder rivierwater en maken er een schoonmaak dag van. Later krijgen we bezoek van John en Jeanny van “Safari”,. 27 juli Samen met J. en J. maken we een wandeltocht door het dorp heen naar de waterval, na 3 maal misgelopen te zijn via een smal spoor dwars door de jungle, komt de waterval in zicht, die wel erg hoog is maar niet veel water geeft. Terug in het dorp kopen we tapa (uitgeklopt boombast, beschilderd met het sap van bepaalde bladeren) en we ruilen een T-shirt voor 9 grote pompelmoezen (grapefruit zo groot als een voetbal), 9 sinaasappelen en een stam bananen. De huizen zien er schoon uit en de mensen zijn vriendelijk, maar wel wat verpest door de met gulle hand geld en goed strooiende Amerikanen; ze verwachten nu van iedereen cadeautjes. 28 juli t/m 1 aug. Er zijn waarschijnlijk niet zo veel paradijselijke plekjes meer op deze aarde zoals dit eiland. Een schitterende natuur met aardige mensen, geen auto's enz., je kan hier uren wandelen zonder bang te zijn beroofd te worden of aangevallen te worden door wilde dieren. We maken dan ook enorme lange wandelingen, die meestal met veel klauter- en klim werk gepaard ging, soms door riviertjes springend van steen op steen (of ernaast), we lopen door bossen van enorme mangobomen (nog geen oogsttijd) en 52
genieten van een prachtig uitzicht over een zilveren oceaan. We klommen soms hoog, Polka ligt links, heel laag. We ontdekken “maraes”, overblijfselen van heilige begraafplaatsen, en zoeken naar tiki's, maar het schijnt dat Thor Heyerdahl, die bekend geworden is door zijn boeken over dit eiland, die hier allemaal weggesleept heeft. Als ik foto’s uit één van zijn boeken aan Madeleine laat zien, die zelf afstamt van de oude chiefs, zegt zij dat hij zoveel gestolen heeft dat hij vermoord zou worden als hij hier nog ooit terug zou durven komen. We krijgen een demonstratie tapa-maken. Madeleine gaat eerst het bos in en klimt zonder enige moeite een boom in om de juiste takken af te kappen. Terug bij haar huis, haalt ze de bast er af, legt die een poosje in het water en begint er dan met een stuk ijzerhout op te kloppen. Dat kloppen, samenvouwen en weer kloppen wordt eindeloos herhaald tot er een lap ontstaat, die verwerkt wordt tot een vloer- of wandtapijt, of om er niet alleen kleding, maar zelfs maandverband van te maken. Er groeit op de eilanden niets anders om er stof van te weven, en er zijn geen schapen. We helpen een halve dag met het verzamelen van kokos, Wim hakt de noten open en ik help bij het er uitschrappen van de kokos. Opa zet een bak schrapsel in de hete zon om de olie er uit te halen voor zijn kleinkinderen, om hun mooie zwarte haren in te vetten. We genieten van de ons aangeboden maaltijd met in houtvuur geroosterde broodvrucht. Madeleine vertelt ook veel over de verschillende planten die ze hier gebruiken voor het eten.
Haar vader (pao, bij ons opa) wordt door hem berispt omdat hij om een horlogebandje durft te vragen; toevallig hebben we er één liggende, en als we het hem brengen is hij zo blij dat we een kruiwagen vol met pompelmoezen krijgen van de beste boom. De mensen leven hier van copra, de gedroogde stukken kokosvlees, waarvan de prijs zwaar gesubsidieerd wordt door de Fransen om te zorgen dat de eilanden bewoond blijven. Ze doen veel met de kokospalm: het vlees uit de noot wordt gegeten en geschrapt om er olie uit halen, de bast wordt gebruikt als brandstof, en de bladen worden gebruikt om allerlei dingen van te vlechten. Er groeit ook wat vanille, als slingerplant om de kokosboom heen, koffie, kruidnagel enz. Er wordt veel gevist met de piroques (outrigger-canoe oftewel kano met zijspan), helaas niet veel meer onder zeil, de buitenboord motor heeft ook hier zijn plaats gevonden. We hebben werkelijk een reusachtige en leerzame tijd, maar we moeten weer verder, richting Tuamotus. 3 aug.t/m 6 aug. 53
De eerste dag varen we met de bollejan, maar daarna is er te veel wind, en bomen we de genua uit. Na een snelle tocht zijn we vrijdagmorgen om 8.00 nog zo'n 25 mijl van het eerste atol van de Tuamotus verwijderd. Die atollen zijn zo laag dat je ze pas op een afstand van 7 á 8 mijl kunt zien. De atollen zijn ontstaan doordat zich om een vulkanisch berg een ring van koraal vormt, die aan de buitenkant, door het zuurstofrijke water, alsmaar aangroeit. Door zijn eigen gewicht, en dat van het koraal, zakt de berg langzaam weg, een proces van duizenden jaren. Wat overblijft is een ring van koraaleilanden, soms wel met de omvang van de provincie Utrecht. De koraaleilandjes zelf zijn op sommige plaatsen zo breed, dat er een dorpje op gebouwd kan worden. Tussen die ring van eilandjes blijft dan een ondiepe, brokkelige lagune over, met hier en daar aan de lijzijde een uitstromende pas, waar vaak grote stroomsnelheden in voorkomen; dat zijn de enige plaatsen waar je naar binnen kunt varen. Vrijdagmorgen zien we de eerste streep die duidt op een atol en ja hoor, na een half uur zien we de palmen en wat strand, en nu maar zorgen we er voldoende ver vandaan blijven tot we bij de ingangs-pas zijn. Met veel wind en erg veel snelheid komen we bij het Ahe atol aan, er is even twijfel over de ingang, maar dan gaan we er door, met de bibbers in onze knieen, want we zien heel wat brekers en witte krullen. Voorzichtig de noordelijke kant aanhoudend komen we veilig de pas door en eenmaal in het lagoon vinden we geen spiegelglad water, waar we zo vaak over lazen, maar een soort IJsselmeer met veel golven. Heel de reis heb ik nog niet zoveel zout water over me heen gehad als nu, voorop staand bij de preekstoel om uit te kijken naar riffen en koraalhoofden die hier als enorme paddenstoelen omhoog komen. Gelukkig is hier en daar een rode en zwarte staak neergezet, zodat we veilig bij het kleine dorpje kunnen ankeren. We zijn weer een stapje verder gekomen. Ook hier weer heel aardige mensen, van Papa Friday krijgen we een jonge kokosnoot om te drinken en de politieman bij wie we inklaren geeft ons een breadfruit. 12 aug. We zijn nog steeds in het Ahe atol. We gaan dikwijls op strooptocht naar aangespoelde schelpen op de riffen, we maken een praatje hier en daar, geven wat pompelmoes weg en krijgen lange schelpenkettingen terug. Het koraal onder water is buitengewoon mooi, wel zwemmen er wat haaitjes rond. Wim wordt door Hiti gevraagd om mee te gaan speerschieten, Wim moet dan de geschoten vis op een stok steken en zo meenemen. Haaien en bloedende vis, dat is vragen om moeilijkheden, ze worden steeds groter, en op het laatst zwemt Wim zo dicht langs het rif, dat hij ook zelf begint te bloeden. Dan vindt Hiti dat de grap lang genoeg geduurd heeft, want dat was het natuurlijk; wij groentjes moeten nog veel leren! We krijgen wel een paar van de vissen van hem. 13 aug. We genieten nog wat van dit kleine paradijs; we willen eigenlijk vertrekken, maar het blijkt Vrijdag de 13e te zijn, dat doen we dus niet.
54
14 aug. Om 6 uur vertrekken we richting Tahiti, in de pas zijn er deze keer geen golven, maar er is zo weinig wind dat we de doorgang tussen de twee volgende eilanden niet met daglicht zullen halen, laten we hopen dat de navigatie goed is. 15 aug. Zo, het zondagse puddinkje staat af te koelen, voor zo ver dat mogelijk is bij een temperatuur van 30 graden, en anders blijft het maar vla. We zijn de atollen heelhuids gepasseerd, nu nog een paar kleine eilandjes zien te ontwijken, die wel een flink eind uit de buurt liggen, maar de stroom hier is zeer verraderlijk. Er zijn al honderden schepen door verrast en verloren gegaan in dit gebied. We hopen morgen in Tahiti te zijn, waar waarschijnlijk veel post op ons ligt te wachten, twee maanden is toch wel een lange tijd zonder berichten van thuis. 16 aug. We zien de hoge gebergten van Tahiti, de parel van de Zuidzee, en met een lekker briesje zeilen we het laatste stukje met prachtig weer er naar toe. 17 t/m 22 aug. We zijn al weer bijna een week in Tahiti en kijken onze ogen uit naar de mooie etalages (Bea) en de mooie vrouwen (Wim), maar bij beiden blijft het "kijken naar ". Voedsel is duur in Papeete, alleen het vlees uit Nieuw Zeeland is goedkoop en goed, dus menig steakje belandt bij ons in de koekenpan met, voor het eerst sinds tijden, echte aardappelen, sperciebonen en appelmoes, een echte Hollandse maaltijd. De eerste dag nemen we een pilsje op een terrasje, maar daar zal het wel bij blijven, 5 gulden per glas past niet bij zuinige Zeeuwen. Er liggen hier zo 'n 80 jachten, met het anker vooruit en achterlijnen naar de wal met de bijboot aan een rondgaande lijn er tussen in, net een soort kleine veerboot, erg handig, hoef je niet altijd gelijktijdig de wal op. Het is wel even wennen aan het verkeer, zowel wat snelheid als herrie betreft, een vierbaans weg loopt vlak achter de jachten langs, maar gelukkig hebben ze niet alle bomen weggehaald. Nog steeds zitten de bloemenvrouwen langs de kant van de weg en maken heerlijk ruikende bloemenkransen en slingers, die je om je nek kan hangen. Veel lokale muziek is er niet meer, de disco’s hebben de overhand. We maken een paar mooie bustochten en brengen een bezoek aan het Musee des Iles, waar we onder andere leren waar de oorspronkelijke bevolking vandaan komt, erg interessant en zeer goed opgezet. Verder is het boodschappen en karweitjes doen, de winterkleding luchten en brieven beantwoorden. En natuurlijk gaan we bijna elke dag naar de markt, net als bijna iedereen hier. 23 t/m 26 aug.
55
Het is werkelijk een bloemen eiland, en dan al die gekleurde struiken, je raakt er niet op uitgekeken en zelfs de consul, de heer den Breejen, die hier al jaren woont, stopt zo nu en dan z'n auto om van het uitzicht te genieten. Hij brengt ons, naar z'n woning, waar we een gezellige maaltijd hebben; ik was echt een avondje uit in m'n lokale lange paru, dat is een lange sarong, geknoopt rond de nek, met blote rug, en recht vallend tot op de voeten. We komen te laat tot de ontdekking dat we hier, onder andere door den Breejen gesponserde, dansgroepen hadden kunnen zien. Misschien lukt het ons nog in Bora-Bora. Du.26/8 Na nog een rondje door de stad, nemen we afscheid van Tahiti, waar we een fijne tijd hadden, en na een uurtje of drie varen zijn we in Cook-Bay op het eiland Moorea. Zo te zien erg mooi, maar we zijn te moe om het in ons op te nemen, en om 20.00 uur gaan we naar bed nadat we, voor het eerst sinds zeer lange tijd weer eens eten we bij het licht van de petroleum lamp, die net genoeg warmte geeft om een frisse avond (22°) toch behaaglijk te maken. 27 en 28 aug. Van af Papeete genoten we vaak van de prachtige zonsondergang met het mooie eiland Moorea als donker silhouet in de oranjerode lucht, terwijl op de voorgrond de lange outriggers iedere avond vooruit gejaagd worden door de peddelaars die oefenden voor hun wedstrijden. Een schitterend gezicht, vooral als alle peddels gelijkmatig in het water glijden. Nu zijn we er, en Moorea is inderdaad een heel mooi eiland, met twee grote baaien. Na de eerste nacht achter het rif gaan we ten anker bij het plaatsje Pao-Pao. We brengen een bezoek aan de bekende kunstschilder Aad v. d. Heijde, hoewel dat wat hij maakt niet helemaal onze stijl is. We maken een praatje en helpen die middag met het snoeien van takken op een aangrenzend terrein dat hij aan het ontbossen is, waarbij Willem, zijn eigen kracht onderschattend, het kapmes van de Tahitiaanse vrouw van Aad, in twee stukken slaat. De winkels zijn ook hier in handen van hard werkende Chinese handelaars. Zaterdag zadelen we de fietsjes op en maken we een prachtige fiets-wandeltocht naar de hoog gelegen marae’s en Belvedère, een uitkijkpunt waar we een schitterend uitzicht hebben op de twee gelijkvormige baaien: Cooks-Bay en Opunuhu-Bay of wel Papetoai met in de verte de bekende berg Mou Aroa of wel Bali Hai, genoemd in de film South Pacific. Onze fiets- en sjouwtocht gaat verder langs grote en kleine ananasvelden, en ook vreemde combinaties van sparrenbomen naast kokos- en bananenbomen. We maken zelfs een foto van een, er Hollandse uitziende, vette stier die zich heerlijk tegen een palmboom staat te schuren. De normaal erg korte schemering van de tropen duurt hier, tussen de bergen in, lekker lang. Als de zon er achter verdwijnt is er voldoende schaduw om vroeg buiten te zitten terwijl het toch nog licht genoeg is om de activiteiten in de baai te volgen.
56
29 aug. Na een uurtje op de motor komen we in de andere baai, waar we Tom en Mary, David en Jan weer ontmoetten. De zeer warme dag (36°) komen we door met veel zwem- en duik werk in het zeer heldere en warme water, waarbij weer heel wat (dode) schelpen opgedoken worden. Terwijl ik dit schrijf zit ik in de tuinstoel op het dek in de schaduw, met een fantastisch uitzicht op het gladde water waarin heel het kleurengamma van lichtblauw tot donkergroen zich weerspiegelt, terwijl zo nu en dan een school vissen omhoog schiet en de vogels een luid gezang laten horen, dat afgewisseld wordt door kerkgezang met handgeklap; het leven is soms toch wel erg mooi! 30 aug. t/m 3 sep. Na nog wat duikwerk, schoonwrijven van de romp en goodbeye aan Tom en Mary, gaan we om 1700 anker op, er is geen wind, dus alles op de motor, om 700 komen we aan in HuahineNui in de Iles sous le vent, we leggen aan bij het plaatsje Fare. De volgende dag gaan we naar een andere baai, na een griezelige tocht door de riffen, waarvan alleen het eerste stuk beboeid is, maar we komen zonder krassen aan in Baie d'Avea bij Huahine-Iti, waar het nog wel even zoeken is naar een redelijke ankerplaats tussen de koraalhoofden in. Het schiereiland Iti fietsen we daarna helemaal rond, wel een eind hoor, je zou er eelt van op je b.. krijgen. 4 sep. Zoals de barometer aangeeft komt er weersverandering, veel wind en buien. We gaan weer terug naar Fare, waar veel deining staat, te veel om met de bijboot te landen, maar goed voor de surfers. Het is mooi om te zien hoe die lui een enorme golf' af komen glijden tot vlak voor het rif, waar ze zich dan laten vallen om er niet boven op te komen. 7 sep. Om 10.00 vertrekken we naar het volgende eiland, Raiatea, waar we na een mooi zeiltochtje om 13.30 bij Uturoa aankomen en aan de kade vastmaken; de ingang is hier gelukkig door bakens aangegeven. We gaan straks een ankerplaats zoeken want morgen is er een grote markt en dan moeten de vele bootjes hier kunnen aanleggen. We ankeren ook liever met het oog op kakkerlakken en dergelijk gespuis. 8 en 9 sep. We gaan vroeg naar de markt waar we een heerlijke inlandse koek kopen, die naar gerookte spekkoek smaakt, en weer wat vreemde groentes. Willem kijkt ’s avonds wel wat wantrouwend naar z’n bord, maar het is best lekker. We varen binnen de riffen door naar Tahaa, het noordelijke eiland, we proberen eerst om een weggetje binnen door te vinden, zo'n 10 cm langs een rifje, deadslow, maar daar moeten we voorzichtig terug, die doorgang is kennelijk alleen bedoeld voor locale kano’s. Na een paar uren van rustig motor-zeilen vinden we een ankerplaats bij de motu Tihatu, gelukkig wist Willem wat informatie te krijgen betreffende ankerplaatsen, want het is hier niet makkelijk, het is of te ondiep of te diep. Wat snorkelwerk levert twee prachtige cowrie schelpen op, erg rustig zwemmen is het toch niet, want onderweg zagen we een paar zwarte driehoekige vinnen, Willem kan tien keer zeggen dat ze niet in ondiep water komen, een paar tenen minder staat toch slordig.
57
De volgende ankerplaats bij Tiva is te onrustig omdat we dicht bij een pas zijn en het weer slecht wordt, veel wind en nog meer regen, dus oliegoed aan (voor het eerst sinds een jaar) en met de regen striemend in de ogen, (zo nu en dan zette ik een duikbril op, maar die heeft geen ruitenwissers!) motoren we naar de aardige kleine marina aan de noordwestkant van Raiatea, waar we gratis kunnen liggen, met een waterkraan naast de deur. De temperatuur is intussen gedaald tot 22 gr. en we zitten alweer met lange broek en sokken aan. Regen en wind, toch nog maar een grote fietstocht gemaakt, anders wordt je zo duf. 13 sep. Huahine en Raiatea zijn eilanden die door de meeste jachten voorbijgevaren worden, ondanks dat de geschiedenis, vooral van het laatste eiland, buitengewoon interessant is. Het is de moeite waard daar iets over te lezen! Het is voor de meesten te moeilijk, met al die riffen, en er is helemaal geen uitgaansleven. Ook wij moeten weer verder en vertrekken dus naar het bekende Bora Bora. Het eiland is erg mooi maar staat vol hotels, we zullen hier dus niet lang blijven. Omdat het hier overal erg diep is om te ankeren, besluiten we eerst maar aan de pier aan te leggen. We liggen daar een eindje achter het graf van de bekende Alain Gerbault, een goede gelegenheid om één van zijn boeken over de “Firecrest” nog eens te lezen. Later verhuizen we naar een ankerplaats achter een motu en gebruiken ons kleine vouwzeilbootje om naar het buiten-rif te zeilen, het is goed uitkijken voor koraalhoofden. Willem snorkelt daar nog wat bij het rif, maar een kleine haai zorgt er voor dat hij al weer ras het bootje inklimt, wat niet zo makkelijk is, want het is erg wankel. Daar kom ik zelf achter als ik een lijn uit het water wil halen en zonder nadenken aan de zijkant voorover buk, met als gevolg dat we bijna kapseizen, nog net kan ik 'm terugkrijgen door vlug naar het midden te gaan. Het bootje staat minder dan halfvol, maar we hebben altijd een hoos-blik bij ons. De volgende dag gaan we naar de stad om de diverse instanties te vertellen dat we FransPolynesie willen verlaten en dus onze bond weer terug willen hebben. Na een forse fietstocht smaakt de “brune bone stampot mit juunsause in spek”, bij een temp van 28 graden, toch prima. Onbegrijpelijk dat op een tropisch eiland met voldoende zon en regen bijna geen groente en fruit te koop is, een paar groene kolen, wat paprika's en uien, doe daar je maal maar mee. Er varen hier heel wat jachten rond uit allerlei landen en de baai wordt opgeluisterd door een grote driemaster, een opleidingsschip, dat 's avonds helemaal verlicht is. Het is intussen weer tijd geworden om afscheid te nemen van de Society eilandenen we gaan op weg naar de Cook-eilanden, met name Rarotonga wat zo'n 540 mijl ten ZW ligt.
58
We zullen vanaf nu rekening moeten gaan houden met wat onstandvastiger weer, dus in plaats van zwemkleding leggen we onze vuilweer jacks maar klaar. 18 sep. Om acht uur draait Willem het anker er uit en omdat we nog niet zo'n haast hebben parkeren we enkele minuten later Polka (voor de eerste keer!) op een koraalhoofd. Maar dat lijkt ons toch niet juiste manier om 500 mijl varen te beginnen, dus jutteren we de boot met een heleboel motorgeweld heen en weer zodat we na een minuut of tien weer verder kunnen. Allerlei excuses worden verzonnen, zoals superlaag water, de zon achter de wolken enz., dingen die wel waar zijn, maar de echte oorzaak is doodgewone nonchalance omdat we dit padje al drie keer gevaren hebben. Enfin, het is een goede waarschuwing, we zullen voorlopig weer wat beter opletten! Met de kluiver op en een gereefd grootzeil, gaan we verder, het aantal windkrachten weten we niet, want dat instrument is het zoveelste apparaat dat het voor gezien houdt, het zal wel windkracht 4 zijn. 20 t/m 23 sep. De wind, tenminste wat er nog van over is draait naar OZO dus om nog enige voortgang te maken zetten we de bollejan op, maar niet voor lang, want maandag draait de wind naar een richting die volgens de boeken en windkaarten hier helemaal niet voor kan komen: naar het NW terwijl hij in kracht toe neemt tot 7. We zijn dit soort gehots tegen de golven in niet weer gewend en we voelen ons dan ook niet bijzonder happy. Het lijkt wel of er een stel motten door onze magen dwarrelen. Moeilijk stukje water deze West Pacific. We maken een slag tussen Mauke en Mitiau door en besluiten om Rarotonga niet aan te lopen bij deze weersomstandigheden, de barometer staat zo ontzettend hoog dat we het weer niet vertrouwen, en er is geen beschutte ankerplaats bij het eiland. Bovendien is het nog 50 mijl aan de wind, en het moet natuurlijk wel leuk blijven, scherp aan de wind bij een “mère agitee” is geen bezigheid voor de wat oudere jeugd! We veranderen ons plan en varen gewoon verder richting Tonga. 24-9 Willems verjaardag begint er mee dat we om half 5 in de ochtend het dessert op eten van de vorige avond en dat gaat er, samen met een gedeeld pilsje, best in. Misschien een beetje vreemde tijd voor landrotten, maar heel gewoon voor lui die zo nodig naar de andere kant van de aardbol moeten zeilen, want daar zijn we zo wat. Het is dat we weten dat de aarde rond is, maar gisteren kwam er zo'n pikzwarte lucht opzetten dat we dachten dat de aarde daar ophield, enfin, we zijn er niet afgerold, maar het was best een eng gezicht. Het is intussen weer windkracht 6 à 7 geworden, en de golven krijgen lichtblauwe krullers. Maar binnen in de kajuit zie je ze niet, en een aardig stukje muziek verhoogt de stemming, terwijl wollen pantoffels onze voeten warm houden. Na een wilde rit van een paar dagen, volgt er kalmer weer, minder wind, minder golven, maar ook minder snelheid. We zijn nog zo'n 160 mijl van Tonga vandaan, en daar zullen toch nog twee nachten mee gemoeid zijn, maar het is mooi weer, dus wat geeft het. Toch is er altijd dat verlangen naar een hele nacht 59
ongestoorde slaap! Zeilers zijn toch eigenlijk rare mensen, zitten ze op zee, dan willen ze zo gauw mogelijk naar de volgende plaats, zijn ze daar dan een paar dagen, dan willen ze weer het water op. Hoewel er ook genoeg jachten zijn, die weken, zelfs maanden op dezelfde plaats liggen, nou dan zouden wij toch mooi de kriebels krijgen. 28 sep. Om 11 uur liggen we aan de pier van Neiafu, op het eiland Vava'u, het noordelijkste van de Tonga eilanden. We zijn blij eindelijk stil te liggen, al is het langs een kade, (met als gevolg een kakkerlak aan boord) want we hebben toch één of andere maag/darm infectie opgelopen in BORA-BORA, vandaar al die vlinders in onze buik, de hele reis lang. De douanes komen aan boord, wat we goed kunnen merken aan onze vlug verdwijnende drankjes, maar wellicht zijn ze daardoor vriendelijk en geven permissie de andere eilanden te bezoeken; en die ene cocosnoot en die halve kool die we nog hebben mogen we houden van de agriculture man. Later verhuizen we naar de ankerplaats bij het Paradise-hotel, dat yachties welkom heet en verschillende faciliteiten te bieden heeft voor 5 dollar per week, zoals water, (niet zo goed om te drinken, dus voor de was, die je eigenlijk niet op de ponton mag doen, alleen om 6 uur s morgens)., maar de bar is een gezellig punt voor yachties om bij elkaar te komen en elkaar de te vertellen over riffen die net gemist zijn e.d. De Tonganezen zijn forse mensen en zeer vriendelijk, met mooie zangstemmen, zoals we op zondagmorgen horen als de kerkzang over het stille water klinkt. Arbeid in wat voor vorm ook, is verboden op Zondag, daar staat zelfs gevangenis straf op. De kleding is heel bijzonder, zowel man als vrouw draagt hier een rok, de mannen gewoon een rechte overslag rok, daarover een bloes en over het geheel een soort geweven of uit palm bladeren gevlochten schortje, op het middel bijeen gehouden door een band. 29 sep.t/m 11 okt. We ontmoeten oude kennissen en maken kennis met Don, een solo zeiler uit Nieuw-Zeeland. Er wordt een feestje georganiseerd voor de yachties en daar gaan we natuurlijk ook naar toe. Het begint met een drankje dat wordt gemaakt van de kavawortel, het ziet er uit als gebruikt afwaswater en het laat dezelfde smaak in je mond achter als de injectiespuit van de tandarts, nou ja, je moet aan alles meedoen tenslotte! Het optreden van de 5 danseresjes met veel handgebaren is veel aardiger. De maaltijd is subliem, een lange tafel ligt vol met allerlei visgerechten, schelpdieren, kreeft, een soort 60
pastei van een wortel, varkensvlees enzovoort, alles in grote bananenbladen klaargestoomd in een warm gestookt gat in de grond, en daartussen liggen rode stukken meloen en andere vruchten; een kleurrijk geheel. We zitten onder een palmdakje op rieten matten, eten met onze vingers, drinken uit het oog van een kokosnoot en voelen ons erg prettig, misschien wel door de kava! 15 okt. Hoogste tijd om weer verder te gaan naar de volgende groep eilanden, Fiji. We vertrekken om 13.30 uit Neiafu naar Hunga eiland om daar in de mooie, geheel omsloten baai de nacht door te brengen. De ingangspas is doodeng, smal en ondiep, een visser komt naar buiten om ons te zeggen dat het o.k. is, anders hadden we het niet aangedurfd. Om het nog wat lastiger te maken komt onze vislijn, die we vergeten zijn, vlak bij de doorgang in onze schroef terecht, die gelukkig nog net genoeg power over heeft om ons binnen te brengen. De lagoon is prachtig en we hebben een paar gezellig uurtjes met “Trijntje Bier”; ook plegen we nog wat ruilhandel voor een tros bananen en een apart stukje houtsnijwerk. 16 okt. Om 8.00 gaan we op weg naar wat voor ons voorlopig de laatste groep in dit deel van de Zuid Pacific zal zijn: de Fiji eilanden. De eerste dag is het fluiten naar de wind, die er niet is. Omstreeks het middaguur zetten we de motor maar aan en die blijft de volgende 10 uren aanstaan. We komen vlak langs het laatste eiland en kijken of we daar nog een nachtje kunnen ankeren, maar er breken meters hoge golven, dus kunnen we dat wel vergeten, we varen maar door. En warempel, om 23.00, daar is de wind weer, die kunnen we toch niet erg missen. Het wordt nu weer wachtlopen (eigenlijk zitten), om de twee uur, en dat valt de eerste nacht nooit mee, dan breng je de volgende dag ook heel wat uurtjes slapend door. De wind blijft gelukkig, maar de zon, die zo broodnodig is voor de navigatie, laat helemaal verstek gaan, gelukkig doet de sat-nav het goed, en in de buurt van de eerste eilanden van Fiji zetten we ook even de radar aan. Het blijft bewolkt maar gek genoeg valt er geen regen. 19 okt. Met een kalm gangetje op rustig water gaan op Vitu Levu af, het grootste eiland van de Fiji's. Walvissen!! roep ik, een eindje voor de haven. Willem komt snel naar buiten, en we zien een enorme potvis van wel 20 of 25 meter lang, die al blazend voorbij schuift is. Een poosje later zien we een hele school van een kleiner soort walvissen, wel 50 stuks, mooi hoor, zolang ze maar een beetje op een afstand blijven! Om 13.15 meren we aan de quarantaine boei om de komst van de inspectie-arts af te wachten, de andere instanties, doen we morgen aan de wal wel even! Mooi niet, het nam bijna de hele dag in beslag, en het scheelde niet veel of we waren direct door gegaan naar Nieuw-Zeeland want ze deden nog al moeilijk over de blikjes bier die we nog aan boord habben, ze wilden ons 200% import laten betalen! Maar na een lief woordje met de chef, die gelukkig nog in een goede stemming was omdat het nog zo vroeg was, mochten we het bier, samen met de andere flessen drank en het geweer, in bond brengen. Intussen had ik stiekem de post gehaald op het Consulaat, geweldig, 22 stuks!
61
Het is een vrij grote stad met aardige winkels, een mooi park, en een heel goed museum waar je allerlei griezelige verhalen uitgebeeld ziet. Zo van: en dit is de ketel waar missionaris die en die in gekookt is, en daar heb je de vork waarmee hij opgegeten is; een wreed volk vroeger. Nu zijn de Fijians vriendelijk lachende, grote mensen met heel fijn kroeshaar dat als grote pruiken op hun hoofd staat. De andere helft van de bevolking bestaat uit kleinere, knappe mensen uit India, waarvan de vrouwen opvallen door hun schitterende sari's. Die zijn destijds min of meer als slaven hier naar toe gebracht om de suikerplantages te bewerken. De Fiji-man houdt niet zo van lichamelijke arbeid, maar hij bezit wel al het land; alleen Fijians mogen land bezitten. De Fijian-mannen lopen ook hier weer meestal in rokken die tot een eindje over de knie vallen. We proberen als maar een foto te maken van een politieagent, die draagt een witte rok met punten, een zwarte bloes en een brede rode band, erg mooi, maar zodra ze een fototoestel zien schieten ze een zijstraat in. We kopen stof om de salonkussens opnieuw te bekleden. De jachtclub is heel gezellig, je kunt er lekker warm eten voor maar f.6,-, en dat vindt onze boord-kok best prettig. 23 t/m 25 okt. De zaterdagochtend markt is fantastisch met de lange Fiji-vrouwen in hun fel gekleurde lange jurken, en de India-vrouwen met hun schitterende sari's. Je kan er van alles kopen van groente, fruit en levende kippen tot zeewier toe en alles kakelt, roept, praat en lacht door elkaar heen. Don, de Nieuw-Zeelander, en Robert, een single-handed zeiler uit Amsterdam, komen op de reuk af en ze doen de pannen alle eer aan. Het eindigt, zoals zo vaak, in een gezellige avond met leuke gesprekken. Maandag pakken we een bus die al scheurend het bergland in rijdt met alle ramen open, zodat we het prachtige landschap zo nu en dan in een stofwolk zien verdwijnen. Na een goed uur stappen we uit en gaan te voet een eindje het land in, met een roeiboot steken we het riviertje over en als we later bij het dorpje terugkomen, worden we uitgenodigd door een familie om in hun huis te komen. Het is één grote ruimte met op de vloer pandanus matten om op te zitten, in kleermakerszit, daarom hebben ze allemaal zulke mooie rechte ruggen. We krijgen lekkere thee en brood met boter, de Fijians staan bekend om hun gastvrijheid. Al vanuit de verte wordt er steeds "bula" geroepen, dat is hun goedendag. Terug in Suva gaan we naar de ambassade van Nieuw-Zeeland voor een visum. 27 okt. We gaan vandaag met de bus naar het cultureel centrum “Orchid Island”, een soort levend museum, waar we ontvangen worden in een klein dorpje met de hutjes van vroeger, we bezoeken een tempel en er is een leerzame rondleiding langs de verschillende aspecten van het Fijileven, wat er hier allemaal groeit en leeft. We leren over het waterdicht maken van
62
aardewerk met warme gum van de kauriboom, het maken van tapa enz. Er is een kava-ceremonie en we worden onthaald op zang en dans. In de avond gaan we in het stadion naar de generale repetitie van een uit 800 leden bestaand koor, die zaterdagmorgen op zullen treden voor de koningin van Engeland, die hier voor de eerste keer in geschiedenis de opening zal verrichten van de Great Council of High Chiefs. Dat gebeurt op het eilandje Bau. We willen alles proberen om daar bij te zijn, maar iedereen zegt dat dat onmogelijk is. Verslag van Willem: Zondag 31 okt. 82 Vandaag valt mij de eer te beurt om een stukje dagboek te schrijven. Bea zei dat ik toch niets te doen had, en omdat ze gisteravond een paar kleine kakkerlakken zag, moet zij nu meteen de keuken van onder tot boven schoon maken. Dit verslag gaat over het bijwonen gisteren van de ontvangst ceremonie en de dansen op het eiland Bau, ter ere van de Engelse Koningin die daar de vergadering van de High-Chiefs opende, een heel bijzondere gebeurtenis die waarschijnlijk nooit meer zal gebeuren. Bau is een klein eiland, 8 HA. vol historie waar normaal de High-Chiefs vergaderen. In de laatste helft van de vorige eeuw leefde daar een sterke, mensen-etende stam, die onder een slimme leider heel Fiji samenvoegde, en waar ruim honderd jaar geleden de chiefs aan de Engelse Koningin vroegen om een Engelse kolonie te mogen worden. Sinds 1970 is Fiji zelfstandig, maar wel met de Engelse Koningin als de Koningin van Fiji. Ondanks al de negatieve reacties op onze vragen over het bijwonen van de ceremonies, waarvan ook het toeristen bureau zei dat het alleen op uitnodiging ging, zijn we ’s morgens om 6 uur met de bus hier weg gegaan en om 8 uur zaten we in een van de kleine vissersbootjes, afgeladen met veel te veel zware Fijians. Een gevaarlijk tochtje, maar na een kwartier stonden we, nat maar vol verwachting, op Bau. Er zaten al duizenden locale mensen met gevouwen knieën op het gras, en een aantal officials, op stoelen. De opzet om niet te veel toeristen te hebben was geslaagd te noemen, met ons als uitzondering. Wat het eerste opviel was de eerbiedige stilte. Het geruis van de prachtige bomen en de fluitende vogels waren de voornaamste geluiden. Ook wij gingen snel zitten, want staan is gebrek aan eerbied. A1 vrij snel begon het eerste spektakel, zo'n honderd orde bewakers die zich rond het veld opstelden. Geoliede, donkere lijven, zwarte gezichten, gewapend met een " war-club",om bang van te worden Ongeveer half twaalf komt de Engelse koningin aan, verwelkomd door de vrouwen met hun hoge sjirpende kreten en waarderende welkomst woorden. Nadat de koningin is gaan zitten beginnen de openingsspeeches door de verschillende “chiefs” samen met het aanbieden van een walvistand, een rol kokostouw en andere geschenken. De koningin accepteert en beantwoort alles via haar "spreker" en dan kan het hoogtepunt van de ochtend beginnen: de kava-ceremonie. 63
Daarbij wordt in een grote houten kom door drie chiefs de kava-drank gemaakt van gemalen wortel en water, na het uitleggen van de witte schelpenketting in de richting van de eregast. Na geroep om "meer wortel!" of "meer water!" door de spreker, wordt door één van de chiefs met gestrekte armen een cocosnoten nap met kava drank, vol eerbied naar de gast gedragen, die hem, zoals het hoort, achter elkaar leeg drinkt. De spreker roept dan "leeg" en er volgt goedkeurend geroep en handgeklap van hem en de chiefs. In volgorde van belangrijkheid krijgen dan nog een aantal belangrijke ouderen de drank aangeboden, met hetzelfde respect. Daarna opent de koningin de vergadering van de High Chiefs en daarmee komt een einde aan het ochtend program. Tijd voor onze broodjes en sapjes en een kleine wandeling waarbij we op iets stuitten dat niet voor ieders ogen bedoeld is: een stuk of 12 grote schildpadden op hun rug, een groot varken en een grote geit: lekker eten voor de volgende vergadering; een beetje stiekem, maar zo gebeurt het toch overal? Weer terug op het grasveld zien we een heel groot geroosterd varken dat ze met een bijl in kleine stukken slaan. Het komt, samen met een heleboel witte wortels, uit een aard-oven. Dat is een gat in de grond, waarin ze op stenen een groot vuur stoken. Als het goed heet is gaat het varken met de wortels, zoete aardappelen, enzovoort er in, gewikkeld in verse bladeren, en dat wordt dan bedekt met aarde, na enige uren is alles gaar! De porties vlees werden op afroep aan de verschillende chiefs toegewezen. Na het eten is het tijd voor de dansgroepen van verschillende ver afgelegen eilanden, die jarenlang bezig geweest zijn met de voorbereidingen voor dit unieke gebeuren. De grootste groep bestaat uit 800 mannen en vrouwen, met daarbij nog een groep zangers en muzikanten, stampend met bamboestokken en slaand op hun drums. En dat allemaal in de kleding van vroeger. Een uniek gebeuren waarvan zelfs de" locals" ons vertellen dat ze nog nooit in hun leven zo iets hebben meegemaakt. De eerste groep komt met een eindeloos lang stuk witte “tapa” (in Fiji heet het “masi”, op Tonga “ngatu”) als geschenk voor de koningin, de tientallen vrouwen die het dragen hadden er vele, vele maanden aan gewerkt. Daarna wordt er door ruim 200 mannen een krijgsdans uitgevoerd, waarbij ze zich oppeppen om op rooftocht te gaan. De volgende, zeer grote groep, bestaat uit vrouwen die met handbewegingen de dagelijkse dingen uit het leven uitbeelden. 64
De laatste groep mannen met een zeer woeste oorlogsdans, vroeger bedoeld om de vijand bang te maken, ze gaan zo op in hun dans dat ik, al filmend, opeens een speer vlak over m'n hoofd voelde suizen! Eén van de mannen maakt zich te druk, krijgt ter plekke een hartaanval en wordt stilletjes afgevoerd, terwijl het spektakel wel gewoon doorgaat. Een geweldig besluit, van een uniek schouwspel opgevoerd door prachtige mensen. Soms moest je wel even je verstand er bij halen om je realiseren dat de tijd van menseneten voorbij is. Vroeger waren mensenoffers tijdens zo'n gebeurtenis heel gewoon; daarvoor in de plaats hebben ze nu waarschijnlijk die schildpadden! Na een nat boottochtje en een lift achter in een open "truck" komen we moe, maar zeer voldaan weer bij de club voor een welverdiend biertje. De zondag, staat in het teken van opruimen, kleine dingen doen, schrijven enz. Op de radio hoor ik een goeie: "Two men looked down from prison bars, the one saw mud the other stars". Hopelijk ziet gij lezer(es) ook elke dag "stars”! De Japanner van " Puka-Puka" met zijn vrouw komen om wat te praten over hun- en onze tocht van en naar Japan en dan komt ook onze Hollandse vriend Robert nog met een Fijivriendin, zodat de middag, al pratend, vlug verleden tijd is. Daarna is het barbecueën op de club. Elke Zondagavond maken ze een mooi vuur, waar je je eigen vlees zelf op klaar kan maken, erg gezellig. 1 t/m 11 nov. We rijden met een stop bus langs de kust naar Sigatoka, een bus die ook de wat kleinere hoog gelegen dorpen aan doet, zodat je ook door wat gebergten rijdt, dat nog bijna helemaal begroeid is met tropisch woud. Langs de hoofdweg zijn veel suikerrietvelden en rijst, dat machinaal geoogst wordt, maar er zijn ook stukken land die nog met ossen omgeploegd worden. Het plaatsje zelf stelt niets voor, toeristisch met hoge prijzen, op de markt zijn ze erg opdringerig, versperren je de weg en sleuren je als het ware hun stand binnen.
65
Terug in Suva nodigt Robert ons uit voor een heerlijke spaghetti maaltijd op zijn catamaran. Vele boten liggen nog te wachten omdat er een tropische storm in aantocht is. De kapiteins maken elkaar bang door middel van hun HAM-radio’s en verhuizen in een soort paniek naar het Trade-wind hotel, dat schijnt beter te zijn als het stormt. Wij besluiten om het verloop van de storm, die nog duizend km. weg is, eerst maar eens rustig af te wachten. 12 nov. We willen eigenlijk uitklaren, maar de cycloon die af zou buigen, komt nu ineens richting Fiji, ze is echter nog steeds 500 km. hier vandaan. We gaan eerst maar eens op bezoek op het vrachtschip "Wissekerke”, waar we reuze hartelijk worden ontvangen, met veel Hollandse koffie. Het is het feest van “het licht". Het Indiase nieuwjaar wordt gevierd met prachtig verlichtte huizen en tuinen die we vanuit een avond-busrit bewonderen. Er is een heleboel vuur- en knalwerk, ze gooien het zelfs vanuit de bus. We bezoeken de fraai verlichtte Saibaba-tempel, waar een 24 uur durende zangdienst wordt gehouden, eentonig, maar toch wel interessant. Als Wim iets vraagt, krijgt hij een paar boeken om hun godsdienst te bestuderen. De depressies zijn nu verdwenen. We hebben een afspraak met 10 andere jachten om er een wedstrijd van te maken naar Nieuw-Zeeland, dat wordt hard werken. Met heel wat heen en weer gesjouw tussen de diverse instanties, klaren we uit. De laatste ananassen en mango's zijn gekocht, nu nog een allerlaatst bezoekje aan de club en dan vroeg de kooi in, want het kan best wel eens een ongemakkelijk tochtje worden naar Nieuw-Zeeland. 17 t/m 21 nov. Onder een klein zonnetje en dreigende regenluchten gaan we om 7.00 anker op. Eenmaal buiten, staat er 20 knopen wind, dat betekent de grote genua op, en een rifje in het grootzeil. Al ras zien we een ander jacht opdoemen en de race is begonnen, zo nu en dan is er een buitje om al het stadse stof van ons af te spoelen. Het lijkt er op dat de passaatwind ons snel uit dit gebied wil hebben, hij duwt ons nu met windkracht 6 tot 7 naar het zuiden. Na ruim 3 dagen komen we in het gebied van de zwakke wisselende winden, de dol-drums, waar straks de oostpassaat plaats zal maken voor wind uit het westen. Good-bye tropen en good-bye passaat. We houden 24 uur per dag wacht, maar we zijn nog geen schip tegen gekomen. De dagen worden langer en de temperatuur daalt, we dragen lange broeken en truien. Het zou allemaal wel mee vallen als de wind maar constant bleef, maar helaas, die wil wel eens van richting veranderen en dat betekent bij aan de winds werk overstag gaan in je eentje: eerst 10 rukjes aan het touwtje van Arie (de zelfstuurinrichting), dan de schoten los gooien, het schip even door laten draaien, de schoten aan de andere kant om de twee lieren draaien en aantrekken (waarbij twee paar handen goed van pas zouden komen), en dan met al je krachten de lieren aandraaien. Intussen moet de grootschoot ook nog bediend worden, het lijkt warempel wel een recept! Enfin, voor degene die ligt te slapen is dat overstag gaan ook geen lolletje, hij moet aan de andere kant van het bed een zeiltje spannen, en daar een slaap-hol met kussens tegen aan maken, dan weer proberen te gaan slapen en na 5 minuten, zo lijkt het vaak, moet-ie er uit: wisselen van de wacht! Dinsdag is er nog 3211 mijl te gaan en de beloofde westenwind is er nog steeds niet, enfin, de zon verwarmt ons heerlijk na de koude nacht, het is mooi weer, in de verte wat buien.
66
De deining is tamelijk hoog, 2,5 meter, een berg van water waar we zo schuin tegen in gaan met een snelheid van 2 à 3 knopen, het is geen pretje, er is nog steeds weinig of helemaal geen wind, die uit alle richtingen komt, dus moeten we steeds oppassen dat de zeilen niet bak slaan, want dan moet je een rondje draaien en dat is met de grote genua op niet zo simpel. Toch proberen we om er zonder gebruik te maken van de motor doorheen te komen. Het is tenslotte een zeilwedstrijd. Als het aan mij lag, had ik allang op de startknop gedrukt! Als afleiding krijgen we gezelschap van veel dolfijnen, en ’s nachts zelfs van walvissen. O een gegeven moment hoor ik een enorm gesnuif aan stuurboord en zit ik daar, helemaal verstijfd; even later dat zelfde geluid aan bakboord, hij of zij is netjes onder ons door gegaan, best eng hoor! Gelukkig zijn we in het eerst gedeelte , rekening houdend met de te verwachten westelijke winden, goed westelijk van onze rump-lijn (de rechte lijn van A naar B) gebleven, dat zorgt dat we nu met een gangetje van 7 knopen het laatste gedeelte naar Nieuw-Zeeland kunnen varen, begeleid door een geweldige Albatros, maar dat duurt niet lang, hij vindt ons zeker niet interessant genoeg. Later hebben we bijna een aanvaring met zo'n geweldige vogel die heerlijk in de golven ligt te dutten, hij moet hard peddelen om weg te komen. 25 nov. Daar zien we de eerste schaduwen van land en we gaan er met grote snelheid naar toe, niet alleen een race met de andere jachten maar ook met het daglicht. Dus de spi op en Willem gaat een wedstrijd aan met de zon. Vlak voor de Bay of Islands zie ik een enorme walvis op ramkoers liggen, slechts een klein eindje bij ons vandaan, grote gillen naar het voordek waar Willem bezig is met een zeil. Hij denkt eerst dat ik een grapje maak, maar als hij opkijkt rent hij naar de kuip en trapt het roer om. Het gevaarte glijdt net voor de boot geluidloos onder water, zonder z'n staart te gebruiken gelukkig, wat een paniek. De Bay of Islands is mooi, groene heuvels, veel bos, het ruikt opeens naar bomen en land. Net voor donker pikken we een boei op in Opua, waar we op 26 nov.1982 inklaren. Samen met “Danish Pastry” varen we naar Matuawhi Bay bij Russell. Tot onze grote vreugde zien we Nel en Herman van "Trijntjebier " en Siebe de Boer van de “Rollo” daar liggen. Er volgt een gezellige avond met een extra glaasje vanwege onze 27 jarig huwelijksdag. 28 nov. In de dairy kopen we heerlijke verse melk, kaas, groenten en fruit, wel nodig want al het verse spul hebben we onderweg opgegeten, anders zou het hier van boord gehaald worden; N-Zld heeft weinig ziekten in gewas en vee en dat willen ze zo houden. Intussen zijn de Zwitsers Heinz en Doris van “Doriana” aangekomen. Tijdens een maaltijd bij hen aan boord komt Heinz tot de volgende uitspraak: “Do you know how Willem goes to bed? He first put his mouth in the bed, than he goes 3 times round the bed, to find some space, but there is no space left for the rest of his body", was me dat lachen. 30 nov. Voordat de vakanties hier losbarsten, met de honderden jachten, die hierheen zullen komen, gaan we eerst even een paar dagen op stap. We gaan wat naar het noorden, naar Whangaroa-Bay, een gebied van water en eilandjes, geheel omsloten door hoge bergen waarover vele schapen lopen, schitterend mooi. 67
Onderweg ankeren we nog bij de onbewoonde Cavelli Islands waar we natuurlijk onze benen wat werk laten doen, vanaf een hoge heuvel met kniehoog gras is er een prachtig uitzicht over de baai waar Polka helemaal alleen ligt in het werkelijk grasgroene water, zo blauw als het in de tropen was, zo groen is het hier, zeer eigenaardig. 1 en 2 dec. Vroeg in de morgen roeien we een klein riviertje op waar de stilte alleen wordt onderbroken door het ochtendconcert van de vele vogels, zelfs de bijen in de graskant van de allengs smaller wordende stroom zijn te horen. Na de koffie vertrekken we naar het kleine plaatsje Whangaroa, helaas is de enige winkel net afgebrand, nou ja, dan maar pannenkoeken. 1 t/m 9 dec.. We gaan weer terug naar Opua om te kijken of er post is en om onze sociale contacten wat bij te schaven; er zijn veel bezoeken en etentjes over en weer, maar Sinterklaas gaat bijna ongemerkt voorbij. Siebe van de “Rollo”geeft een party waarbij tien locals aanwezig zijn die veel voor hem gedaan hebben in de tijd dat zijn vrouw Henny naar huis was. Wij maken daar kennis met een heleboel aardige mensen, waaronder Ray en Keitha van "Kristanje", waarmee we later heel goed bevriend zullen raken. Samen met hen maken we een schitterende tocht door de Bay of Islands. Onderweg zien we het verschepen van vette zwarte stieren, de kudde wordt van een vlet het water ingezet en dan zwemmen ze vanzelf naar een strandje om de grazige heuvels te beklimmen. Die nacht ankeren we in het stille Rawhiti inlet, waar Ray een net uitzet. Helaas zit er de volgende ochtend niets in, dus zoeken we bij laag water pippies en cockels, goed voor een heerlijke maaltijd. In de middag trekken Willem en Ray nog een net langs de kant en daar zit wel vis in, een emmer vol haring, Je kunt hier alle vissen en dieren eten in tegenstelling tot in de tropen waar veel vis giftig is door het koraal. Een paar dagen later hebben we een party van de 10 toerjachten die meededen aan “The Great Wine and Cheese Race” van Fiji naar Opua. Iedereen was eerder binnen dan wij, dus zijn we erg verbaasd als we horen dat “Polka” de eerste prijs behaald heeft! Al dat zeilen wisselen en vooral het niet gebruiken van de motor heeft toch succes gehad! Het is een reuze feest, iedereen krijgt een fles wijn als prijs en iedereen betaalt mee. Alleen wij hoeven als winnaar niets te betalen maar we moesten de verliezer wel een fles rum geven, en die is hier heel wat duurder dan wijn, zo blijf je lachen! Na het touwtrekken hebben bijna alle vrouwen eelt op hun handen en iedereen heeft een schorre keelvan het aanmoedigen. 10 dec. We zijn uitgenodigd voor een bezoek aan de “Black Sheep Farm” van Harm en Ottolien Muller, die hier al dertig jaar wonen. Te midden van de heuvels en bossen hebben ze een grote kudde zwarte schapen, een prachtig mooi huis en een grote groetentuin, waar 68
van de opbrengst naar het hotel gaat. Ottelien maakt een lekkere nasi klaar, maar niet alleen om die reden worden ook zij goede vrienden van ons. 11 dec. Vandaag organiseert de bekende weerman, die zijn verwachtingen over dit gedeelte van de oceaan per kortegolf uitzendt, zijn “picknick for the yachties". Met de ferry gaan we naar Pahia waar we met 70 mensen op twee bussen stappen. De tocht gaat door het mooie Kerikeri met een stop bij de beroemde kauri bomen waar we elkaars lunch opeten. 12 tot 18 dec. Een stormdag vandaag, alle boten liggen te trekken aan hun ankers en vliegen op en neer, dus dat betekent thuis blijven, brieven schrijven en zo nu en dan eens kijken of het anker houdt en of iedereen nog op dezelfde plek ligt. De volgende dag is er wat minder wind maar het valt toch nog niet mee om droog naar het steiger te roeien. De rest van de dagen worden er wat karweitjes en boodschappen gedaan en besteden we veel tijd aan sociale verplichtingen. 19 en 20 dec. We lopen naar de top van Flagstaff-Hill en genieten van het prachtige uitzicht over de Bay of Islands. Dan naar Tapeka-point voor een lunch in het mooi gelegen huis van Ray en Keitha.
De terug tocht gaat via de rotsen en kliffen aan de oostkant. Het is laag water en de vele heldere poelletjes zijn verleidelijk om in te turen en de tijd te vergeten, maar het water komt snel op, dus moeten we, om geen natte voeten te krijgen, weer verder klauteren en klimmen, een geweldig mooie "wandeling".
Die avond wordt er een film -en dia avond gepresenteerd door de yachties, als dank aan de clubleden voor het gebruik van de steiger. Vrijdag gaan met Harm en Ottolien mee naar het stadje Whangarei om te winkelen. De terug weg gaat via een andere route, via een schapenfarm waar Harm naar een ram wil kopen om weer nieuw bloed in z'n kudde te krijgen. De boerin, die er uitziet als een broze 69
oud-Engelse dame, is in het lichtblauw gekleed met een grote rose strooien hoed op, en ze presenteert ons een echte “English Tea”. Op zaterdagmorgen komen onverwachts Mike en Heidi, die we het laatst in Panama zagen, nog even koffiedrinken. Ze hebben een slechte overtocht gehad, 48 dagen van Panama naar de Marquesas en vier dagen bijgelegen met storm. Om 11.00 gaan we naar één van de eilandjes om water te tanken uit een hele kleine poel waar water uit een bergje komt. Later vinden we er allemaal as-deeltjes in, er is een forse brand geweest op het eiland omdat ze bij filmopnames een schip lieten ontploffen terwijl de wind landinwaarts was, de ezels. Enfin, as is goed voor de spijsvertering zullen we maar denken. 21 t/m 23 dec. We doen een dagje farmwerk op "Orongo". We zetten 10 bijenkasten in elkaar en ik schilder ze, terwijl Willem z'n technisch oog laat gaan over een defecte motormaaier en het speedbootje van Harm. 24 dec. Op Christmas Eve maken we een nachtelijke Kerstzangdienst mee in het oudste houten kerkje van het land, waarbij Kate's mooie stem boven alles uit te horen is. Door een " stille nacht " vol sterren gaan we terug naar de steiger waar één van de yachties tot de ontdekking komt dat intussen z'n buitenboordmotor gestolen is, dus niet iedereen loopt met Kerstgedachten rond blijkbaar. 25 en 26 dec. Kerstmis vieren we op de Orongo-farm, 12 volwassenen en 6 kinderen, het is reuze gezellig, hoewel het meer lijkt op een sinterklaas avond, met veel pakjes voor de kinderen. Bij de terugkomst is er een verrassing: ons bijbootje is verdwenen, waarschijnlijk losgegooid door de jeugd, hoewel die er niet mee kon roeien, want de riemen binden we meestal met een staaldraad aan de boot vast. We lenen een ander bootje, porren Siebe uit z’n bed, lenen zijn bootje en brengen het andere weer terug. De volgende morgen zien we onze dinghy bij een klein jachtje liggen; er is geen mens aan boord, dus nemen we hem gewoon mee, we zullen ze later wel bedanken. 27 t/m 29 dec. We zijn nu een maand in de Bay of Islands, dus wordt het tijd dat we eens zuidwaarts gaan. Samen met “Kristanje” zeilen we op naar Oneura bay bij Urupukapuka eiland, en in de avond verhuizen we nog naar Otiaobay, onder zeil, want de motor heeft geen koeling meer. De volgende dag varen we naar Whangaruru Harbour waar Willem de koeling repareert. 70
Zo leer je wel om te ankeren zonder motor. Rats, het zeil naar beneden en plons het anker in het water, en maar hopen dat het zeil gladjes zakt en het anker niet blijft hangen. 30 en 31 dec. De ene dag is er weinig vind, en de andere dag dubbel op, van 25 tot 55 knopen recht op de neus, maar niet zulke erge hoge golven. Bij de mond van de rivier die naar Whangarei loopt, lijkt het ons een goed idee om de motor bij te zetten, ja dat had je gedacht, die doet het niet, dus Willem de machinekamer in, te midden van het wind- en watergeweld. Hier en daar wat los- en vast gedraaid, en hij doet het weer; waarschijnlijk lucht aangezogen bij flinke helling met een te lege tank. Eindelijk kunnen we de schoten wat laten vieren en zeilen we op rustig water verder, het was even nogal heftig. De laatste dag van het jaar is het windstil, dus laten we na een uurtje het anker vallen in Shoal Bay, een rustige mooie baai, waar we koffie, en een lift naar de winkel krijgen van een lady die haar voeten zit te spoelen aan de waterkant . In de middag krijgen we bezoek van Frans Weehuizen, bekend uit de Waterkampioen door zijn tocht per catamaran hier naar toe. We drinken thee en nemen een borrel, maar van zijn kant komt er geen invitatie voor een oudejaars viering. Frans heeft kennelijk duidelijk instructies meegekregen van z'n vrouw: geen vreemdelingen mee te nemen. Later zijn het trouwens hele goede vrienden van ons geworden! We hebben die avond dus samen een fles champagne opengemaakt en een toast uitgebracht op het nieuwe jaar.
1983 1 jan. 1983 De top van Mount Manaia blijft ons fascineren, dus trekken we de wandelschoenen aan en zoeken de wandelstokken op, met een rugzakje en wat sinaasappels gaan we de berg op. Een smalle en interessante trail, zo nu en dan moet je jezelf optrekken aan boomwortels en takken. De jeugd snelt ons voorbij, maar even later staan ze uit te rusten, niet lang, want dan komt daar dat oude stel uit Holland langzaam naar boven gekropen! Met alleen het hoofd van Bea, linksonder. Vlak voor de voet van de uitstekende rots, die als een piek omhoog staat en die je alleen met behulp van de langslopende staaldraad kan beklimmen ga ik er bij zitten terwijl Willem verder klimt, gelukkig kan ik het niet zien wat hij allemaal doet, het zou me grijze haren gegeven hebben.
Als Willem de top bereikt, wordt hij daar begroet door vier jongens, die daar een soort tent gemaakt hebben en een spelletje schaak aan het spelen 71
zijn, terwijl ze zo nu en dan een vlieger, gemaakt van oude kranten, de lucht in laten gaan, o ja, ze kampeerden daar al een paar dagen op dat stukje van 10 bij 10 meter, met een steile afgrond aan alle kanten, de jeugd staat voor niets, maar dit bleken wel bergbeklimmers te zijn! De afdaling is moeilijker, er wordt heel wat van de knieën gevergd, dus zo nu en dan maar plat gaan zitten en je laten glijden. Dan overleef je zo'n klimpartij zonder ongelukken, en dan glij je uit op de steiger, waar ze net paling hebben schoongemaakt, dus moet ik zitten met een dikke knie terwijl Wim met veel gemopper het huishouden tracht te doen; er deugt natuurlijk prompt ook niets meer van de keuken indeling. Op 3 januari liggen we aan de steiger van een jachtwerfje, zo'n 15 minuten lopen van het centrum van de stad Whangarei, waar we wat werk willen laten doen. 4 t/m 11 jan. Verschillende grotere karweien worden voor ons gedaan: vergroten van de buiskap, reparatie van de radio, waar een restje van een bliksem in een spoel was geslagen. De rest doen we zelf: de helmstok verkorten, werk aan de mast, de ankerlier uit- en in elkaar, een voorraadbakje in de dieseltank, nieuwe muggenhorren, kussenhoezen klaarmaken, en tussendoor moeten de eenden nog gevoerd worden die ons met luid gekwaak duidelijk maken dat het etenstijd is voor hen is. Onze fietsjes zijn hier goud waard, want we liggen een heel eind van de winkels vandaan. 12 en 13 jan. In gezelschap van Harm en Ottelien gaan we met laag water weg, en waaien dat het doet, heel verschrikkelijk We stormen de rivier af met alleen de kluiver op en gooien het anker uit in Marsden Point Bay. We liggen daar gewoon met een flinke helling, omdat het schip op tij ligt en de wind nog steeds hard is en er dwars op staat. 14 jan. We vertrekken om 8 uur, het is mooi weer, er staat niet te veel wind. We zien weer een walvis, dezelfde die we eerder ontmoetten? Na een prachtige tocht zeilen we aan het eind van de middag het prachtige gebied bij Great Barrier eiland binnen. 15 jan. Samen met Harm en Ottelien klauteren we de berg op naar de enorme dam, die in 1926 door de Kauri-timber co.gebouwd is. Na drie jaar kappen waren de kauristammen op en werd de dam niet meer gebruikt. De dam werd gebouwd van kauristammen. Kauries zijn kaarsrechte bomen, die 300 jaar nodig hebben om volwassen te worden. De eerste interesse van de Engelsen voor Nieuw-Zeeland kwam door deze sterke, maar toch lichte stammen, om ze te gebruiken als masten voor de marine. De dam is groot, zie het mannetje op de voorgrond! De vroeger helemaal dicht betimmerde dam werd gebruikt om water van de steile rivier tegen te houden. Een team 72
van ossen sleepte de gekapte stammen aan, en als er dan genoeg waren, sloeg men de grendel van een soort valluik weg en dan storten de stammen met het water naar beneden. Het prachtige goudkleurige hout is zeer geschikt om er huizen, boten en meubels van te maken. Er zijn maar weinig van deze, tegenwoordig wel beschermde, bomen meer over. Na bezichtiging van de dam klauteren Harm en Wim ook nog de rotsen op naar de top van Mount Hobson, maar Ottolien en ik vinden de wandeling c.q. klimpartij van 5 uur wel genoeg. Onderweg lessen we onze dorst bij een waterval, en terug aan boord spoelen we onze moeheid weg met een duik in het frisse water. 16 t/m 18 jan. Van Great Barrier naar Kawau eiland is niet zo'n geweldige tocht, met wind en golven, kort en diep, recht op de neus, hadden we niet erg veel vaart. Om 17.30 gaat het anker er in en even later komt Don, die we kennen van Tonga, al langs gezeild om ons uit te nodigen voor een etentje bij zijn vriendin. De volgende morgen vroeg aan de peddels getrokken en de clubbaas van een stapel post verlost, wat een brieven en kaarten, zelfs nog een Sintpakket, reuze hoor. Die middag varen we naar de baai bij Mansion House, een groot oud huis, dat helemaal gerestaureerd is en bemeubeld met hetgeen er 100 jaar geleden in gestaan heeft. De tuinen er bij zijn prachtig. We maken nog een wandeling naar een oude kopermijn. Dan willen we graag wat drinken in het theehuis, maar "helaas" is dat al om 3 uur gesloten, Dat dit onze redding is, blijkt al gauw. Als we bij de waterkant komen ziet Wim meteen dat Polka te laag in het water ligt, dus roeien we er als gekken naar toe. Het water staat al ruim 6 cm. boven de vloerplanken, een half uurtje later en we hadden alleen nog maar de mast gezien. Dus is het alle hens aan de drie lenspompen en Willem schept met de emmer. Met ook nog de hulp van een kleine elektrische pomp, en de waterinlaat van de motor die waarachtig nog loopt, terwijl dynamo en startmotor onder water staan, zien we na een half uur dat we beginnen te winnen. Als het water wat gezakt is, kan Wim zien dat de borgsplitpen van de pakkingdrukker er uit getrild is waardoor het water met een grote straal naar binnen spuit. Dat is snel verholpen, en dan kunnen we het wat rustiger aan doen, we zijn allemaal behoorlijk uitgeput. Maar wat een toestand! Een troep dat er van over blijft, overal waar water gestaan heeft ligt nu een laag olieachtige zoute nattigheid. Als er dan iemand naar het toilet wil, blijkt de afvoerpomp, die ik een paar uur als lenspomp gebruikt heb, verstopt te zitten. Willem trekt handschoenen aan voor dit erg vieze karwijtje en zegt opgewekt, "Ach, alle dingen komen in drieën" waarop Ottolien roept, dat het voor haar genoeg geweest is. De motor doet het niet meer, dus varen we met een klein zeiltje naar de andere baai voor de maaltijd bij Don. We douchen en doen het nette pak aan, voor zover we dat bij elkaar kunnen vinden in deze wanorde en als we dan in de bijboot willen stappen...mis, geen bootje te bekennen, dat is dus het derde wat ons overkomt. We zeilen weer terug naar Mansion Bay en warempel, daar komt al iemand aangeroeid met onze dinghy! Om 8 uur zitten we op de veranda van Don en Yvonne met een glas in de hand te genieten van het mooie uitzicht, met zo nu en dan een schichtig oogje op ons schip, of we het blauw van de waterlijn nog wel kunnen zien. Lekker gegeten en goede gesprekken, op tijd naar de kooi, en morgen beginnen we wel met de opruiming. 73
We besluiten naar Auckland te gaan om daar met een waterslang al het zout weg te spuiten en de startmotor, dynamo, accu’s enzovoort onder handen te nemen. 21 en 22 jan. Auckland is in oppervlak de vierde grootste stad ter wereld, o mensen wat een winkels met leuke en mooie artikelen, maar wat een prijzen! Knip dicht houden, alleen gauw toiletrollen kopen omdat we al de oude moesten weggooien. Voor Harm en Ottelien is er natuurlijk niet veel lol aan, ze lopen alleen in de weg en vertrekken dus naar hun familie die hier woont. De volgende dagen staan in het teken van de grote schoonmaak. De buurvrouw informeert of we soms handelen in seinvlaggetjes en mola's, de railing hangt er vol mee, terwijl op het dek vijftig weckpotten, reserve onderdelen en gereedschap om een plekje vechten. Eén van de zoons op Starbound weet alles van startmotors en alternators; hij koopt onderdelen, wikkelt en isoleert opnieuw, kortom wat een geluk zo iemand tegen te komen. 23 t/m 26 jan. We gaan op de fiets naar het grote en zeer goed opgezette museum, het is boven verwachting mooi en leerzaam. Eigenlijk is een dag niet genoeg, het zou te lang duren om te beschrijven wat we daar allemaal zien, maar één ding is wel leuk om te vertellen: In de afdeling “Maori past times” is speelgoed te zien dat ons bekend voorkomt: hoepels (van hout), tollen, vliegers, en stelten, er ook touwfiguren die tussen de vingers gemaakt worden. Tussen de 10 en 12e eeuw brachten lange kano's de Maori's over de Pacific van Polynesië naar “Het land van de lange witte wolk”. Ze waren toen nog zeer afhankelijk van de zee en haar producten, er waren geen dieren die vlees produceerden; wel aten ze mensenvlees. Ze hadden prachtig besneden war-canoes, bemand met wel 90 roeiers; de grootste was ruim 25 meter lang, gemaakt uit één stam. Onder invloed van de missionarissen verdween het kannibalisme; het was ook niet meer nodig, de eerste settlesr brachten vee en varkens mee. Wat het vissen betreft, het volgende uit een boekje: Maori's are highly resentful of the fact that the coastal waters are being depleted of such delicacies as crayfish, shellfish and all other fish by commercial interests fishing for the worlds wealthy gourmet markets and by greedy poachers who, ignoring size and season, clean out the beds, giving no opportunity for restocking. Sadly, the old-time gods no longer take a hand to erboden such wrongs. In the days of ancient legends, TANGAROA, the god of the sea, would summon his forces. From huge tohora (the whale) to tiny iuanga (the white bait), they would gather as an avenging army to destroy such violators of the ocean kingdom”. De volgende dag gaan we mee met een rondleiding langs oude en historische punten in de stad. We moeten wel een beetje lachen als er vol trots een huis wordt aangewezen dat bijna honderd jaar oud is. Ook brengen we een bezoekje aan de Greenstone fabriek, waar toevallig niemand aan het werk is; het spul in de winkel zal dus wel import uit een lage-lonen land zijn. Greenstone, een nephrite, ook wel Nieuw-Zeelandse jade genoemd, wordt in het Zuidereiland gevonden en is groen van kleur. Het is heel moeilijk te bewerken en daardoor zijn de sierraden die er van gemaakt worden erg duur. We laten de ankerketting opnieuw galvaniseren, dat betekent 74
dat we ook de merktekens er opnieuw op moeten schilderen, we gebruiken daarvoor de landskleuren: rood op 10 meter, rood-wit op 15 meter, wit op 20 meter enz. Als we ankeren vaart Wim, kijkt op de dieptemeter en roept naar mij hoeveel ketting ik moet steken. Als het donker is sta ik dan met een zaklantaarn in mijn mond te kijken hoeveel ketting er uitgelopen is en draai de rem aan als de goede kleur voorbij schiet. Klinkt simpel, maar dat is het niet altijd; het is soms bar eenzaam op zo’n dansend donker voordek. 27 t/m 30 jan. Er is een soort carnaval op- en bij het water en 's middags genieten we van een swingende dixielandbandje. We zijn intussen verhuisd naar de andere kant van de pier om weg te wezen van de koperen huidbeplating van het Amerikaanse jacht “Starbound” waar we langszij lagen. We liggen nu naast een charterboot waar een Nederlander kapitein op zit. Morgen is het Regatta-dag, de grootste zeilwedstrijddag ter wereld, zeggen ze hier. We gaan het wel bekijken van af “Starbound”, die mee wil varen in de mêlee. Intussen zijn er al heel wat jachten binnen gekomen, waarvan een paar zeer fraaie. 31 jan .t/m 3 feb. De Regatta-dag is een flop omdat het stormt, vele boten geven het op, en nog meer kleine open bootjes komen ondersteboven in het water te liggen. “Starbound” is een soort 55 ft Noorse loodsboot, log en zwaar met een enorme boegspriet. Slecht manoeuvreerbaar met deze wind, raken ze bijna een boei en kunnen nog net twee andere jachten ontwijken, doordat Ernie met al z’n krachten het grote stuurwiel rond weet te draaien. Geen paniek, mis is mis, zegt z’n vader, met een glaasje in de hand. Intussen genieten we van het uitstekende koude buffet van Nina en Diana, en de stapel door mij gebakken pannenkoeken, samen met het nodige bier. Woensdag brengen we een laatste bezoek aan een tweedehands boekenwinkel en maken een allerlaatste wandeling door de drukke winkelstraten. Donderdagmorgen gooien we de trossen los en gaat Polka weer het ruime sop op. 3 feb. Een heerlijke zeildag rond de Coromandel, een ver uitstekend schiereiland. Langs de heads is er geen wind en in de baaien staat er 35 knopen, hollen of stilstaan dus. Na 60 mijl varen laten we om 17.00 het anker zakken, in Kennedybay. Geen andere boten, een klein huisje, en een tent aan de wal. Wat een rust, na die drukke, maar gezellige stad. 4 en 5 feb. We wandelen langs het strand en klauteren over de rotsen omhoog, het land is hier haast allemaal" holy ground". Colin, die in de hut woont, komt in de avond bij ons eten en vertelt heel wat over de Maoris. Uit een brief van Willem: Na een paar weken grote stad liggen we nu in een baai waar alleen een paar Maori's wonen. 75
Vannacht hebben we voor de eerste keer een net uitgezet, vanmorgen zat het rond de ankerketting met een Kahaway (grote makreel) er in, die we gerookt hebben. De mensen van Nieuw-Zeeland zijn erg vriendelijk en gastvrij, er is weinig standsverschil. Er wonen 3,5 miljoen mensen in een land dat 7 x zo groot is als Nederland. De verhouding met de ongeveer 100.000 Maori's is redelijk gelijkwaardig. Er zijn trouwens maar 500 volbloed Maori’s meer. Colin vertelde ons gisteravond dat het hier heilige grond is, waar ze vroeger hun doden plachten te roken alvorens ze te begraven. Ze waren dan langer houdbaar, zodat de familie en vrienden langer konden feesten tijdens de begrafenis: dagenlang veel eten uit de aard-ovens en dagen lang dronken zijn. Van het moment van overlijden tot de eigenlijke begrafenis zaten een aantal vrouwen zo luid mogelijk te schreeuwen, ze wisselden elkaar steeds af. 6 feb. Een prachtige ochtend, wat een rust na de storm van gisteren. Om 7.30 varen we, uitgezwaaid door Colin, de Kennedybaai uit. We ontbijten met “poached egg on toast, sprinkled on top with finely chopped fresh parsley”. De rust is van korte duur, de wind komt terug, en hoe, eerst gemiddeld 40, later zelfs 50 knopen, met vlagen van 60. Gelukkig kunnen we met een knik in de schoot varen en omdat we dicht onder de kust zitten hoeven we ook niet tegen hoge golven in te boksen. Maar op een gegeven ogenblijk is het zo bar dat ik, voor het eerst sinds ons vertrek, de nog nieuwe zwaar-weer jas met automatisch zwemvest aantrek. Alles blijft heel en om 19.30 liggen we, na ruim 80 mijl varen, aan een steiger in Tauranga. 7-9 feb. We zwaaien de buren voor de tweede keer uit, gisteren kwamen ze terug, te veel wind. We pakken de fietsjes en gaan eerst naar de jachtwerf waar de prachtige “Lord Jim” ligt, die we in Tonga ontmoet hebben. De kapitein is met zijn mopperende vrouwelijke bemanning bezig om de enorme houten masten te vernissen; ze maken zich klaar voor Kaap Hoorn. Het onderhoud van zo’n schip kost enorm veel; jaren later horen we dat de kapitein in de gevangenis zit omdat hij probeerde de scheepskas aan te vullen met het smokkelen van drugs. We maken een foto van het duiveltje van Tauranga. Vervolgens rijden we naar een oud missiecentrum met een mooi parkje er omheen, en dan naar “The Historic Village”, een levend museum. Het is een heel dorp met alle huizen, winkels, bedrijven en stoomtrein, enzovoort, zoals het vroeger was en werkte. Nu gebeurt alles door vrijwilligers, we bekijken vooral een oude drukkerij, waarvan de beheerder ons trots het hele proces laat zien. Een leerbewerker laat ons zien hoe hij met een klein beiteltje een patroon in een ceintuur maakt, veelal het oude Maori patroon dat ook in het meeste houtsnijwerk voorkomt: kowhaiwhai, dat betekent: evolution of life. 10 t/m 12 feb. We gaan met de bus naar Rotorua dat in de folders wordt beschreven als “The Thermal Wonderland”.
76
De eerste stop is bij de Agrodome voor een schapenshow waarbij onder andere 19 verschillende rammen zelf op een platform klimmen om zich voor te stellen; nooit geweten dat er zoveel verschil in zit. Een scheerder laat zien hoe vlug je een schaap kan scheren. Het slot is een demonstratie van wat schaapshonden allemaal kunnen, en dat is erg veel! De bus rijdt daarna rond het grote meer van Rotorua, waar zwarte zwanen als donkere bootjes rond drijven, naar Hell’s Gate, een thermal valley. Daar lopen we door een krater waar de stoom overal uit de grond barst. We ruiken ook de zwaveldampen als we het stadje binnenkomen, het water in de meertjes en de modderpoelen borrelt en kookt en stinkt. We slapen in eenvoudig maar gezellig nachtverblijf, half hotel, half jeugdherberg met gezamenlijke keuken. We gaan ’s avonds naar een “hangi” waar de maaltijd uit de aardoven niet is klaargemaakt door een maori, maar door een kok uit Zeeland, hoe bestaat het. Zo kan Willem na het eten toch nog een poosje Zeeuws praten! Na de maaltijd wordt een Maori show gegeven door een culturele groep, zang en dans, in oude kostuums, compleet met rollende ogen en uitgestoken tongen. De volgende dag gaan we naar het Whaharewarewa Maori arts -en crafts instituut. We lopen eerst nog door een warmwater park, waar één van de hete geisers meters omhoog spuit. In het hoofdgebouw zien we alle soorten handwerk waar groepjes mee bezig zijn: houtsnijwerk, het maken van rieten rokjes op de oude manier, enzovoort. Ze proberen deze kunst door te geven aan de jeugd, of het lukken zal? Nog een paar uur slenteren we door het stadje, waar we een mooie greenstone "Hei-tiki" kopen, mijn verjaardagsgeschenk. Moe maar tevreden zitten we om vijf uur weer in de bus die ons in een paar uur weer terug brengt naar Polka. 13 t/m 17 feb. Bethy, één van de vrijwilligster in het historische dorp, heeft op verzoek van Willem een trui voor hem gebreid van zelf gesponnen zwarte schapenwol. Zij en haar man Alex komen ons halen en rijden ons in de avond naar een uitkijk punt, waar je een schitterend uitzicht hebt over de Bay of Plenty. De voorpreekstoel krijgt een mooi schapenvachtje tegen het schavielen van de zeilen. De wind draait, we komen aan lager wal te liggen, we gaan van de steiger waar we nu aan liggen naar een rustige hoek, vlak bij de berg Maunganui . 18 feb. Willem beklimt de berg terwijl ik de pont neem naar Tauranga om een bezoek aan een tandarts te brengen. 19 feb. Op tijd halen we het anker er uit en varen naar Mayor eiland. 77
Op dat eiland ligt obsidiaan, een glanzend zwart glasachtig lava gesteente. Een afgebroken splinter daarvan heeft een gladdere en scherpere snijrand dan wat ook ter wereld, ook nu wordt het nog gebruikt bij oogoperaties. Voor de Maori’s was het een heel belangrijk artikel, het werd het gebruikt om messen, speerpunten, enzovoort van te maken. 20 feb. Om 9 00 gaan we richting Slipper eiland en vangen onderweg een kawahu van 40 cm, lekkere stoofschotel van gemaakt met aardappelen, ui, knoflook, selderie en chilipoeder. Op het eiland maken we een wandeling en komen terug met een pastic zak vol wilde bramen. 21 t/m23 feb. We vertrekken naar een van de Mercurie eilanden waar we in Whitebay een bladstille ankerplaats vinden. We leggen het schip op het steile strand en geven het een schrobbeurt, net zoals Cook: “the Endeavour" was scrubbed between wind and water”. 22 feb. In de avond krijgen we koffie bezoek van een stel dat hier woont. Het eiland is vroeger van haar familie geweest, maar ze hebben het moeten verkopen. Zoals in vele gebieden van het Noordeiland zijn de heuvels waar de duizenden schapen en wat koeien grazen ook nu weer veel te droog, ze zullen schapen moeten verkopen. De nieuwe eigenaar wil dat ze pijnbossen aanplanten om de rentabiliteit te verhogen. 23 feb. Om 8.30 willen we weg varen, maar dat wordt een halfuurtje later, want eindelijk hebben we dan een keer een lijn in de schroef. Gelukkig is het water niet zo koud en heeft Willem de lijn er al snel uitgesneden. We varen vlak langs westkant van de Coromandel, het is een mooi gebied van heuvels en bossen, met hier en daar een huisje verscholen. De wind is erg klein daarom durven we het aan om aan de noordkant tussen de grillige rotsformaties door varen, de riffen zijn gelukkig duidelijk te zien. Om 15.30 liggen we in Collville-bay, een wijde baai. Als we dan wat later bij een boerderij naar het melken staan te kijken, wordt ons thee aangeboden. We kopen wat levensmiddelen van de boerin en ze stopt er gauw nog wat gratis aardappelen, abrikozen en verse melk bij voor die arme yachties. 24 feb. We varen met fijn weer naar Waimatebay, waar we een stel Kiwi’s tegenkomen, Trevor en Margaret, die naar Woolshedbay gaan omdat daar veel pippies zijn, dus gaan we mee, en inderdaad de pippies kun je met laag water zo opscheppen. We hangen ze in een jute zak overboord, want we willen eerst een bezoek brengen aan het stadje Coromandel. Dat is geen eenvoudige zaak, de baai is zo ondiep dat je de laatste mijl met de dinghy moet doen. We varen tussen mangrovebosjes door, langs wrakkige steigertjes, en leggen tenslotte aan naast een gammel bootje. We slaan voorraad in voor een week en 's avonds doen we de pippies in het zuur, ze doen niet onder voor mossels in het zuur. 26 feb.
78
We varen van Woolshedbay naar Whagano Island waar we in de smalle pas bij een groep wedstrijdboten komen: Ladies Race; hier en daar hangt nog een bijboot achter het schip aan, maar dat geeft allemaal niets, als je maar plezier hebt. 27 feb. Na ons zondagmorgen-tape-concert varen we weer naar de Kawau Island Yacht club waarbij we een schichtig oogje wagen aan Mansion House, waar wij bijna ons huis verloren. 28 feb. t/m 1 mrt. Met de bijboot gaan we ’s morgens vroeg de rivier op met het tij mee, dan is het heerlijk rustig. ‘s Avonds komen Don en Yvon aan boord, we eten mijn bekende perziken met kip. 2 mrt. Alles wat maar enigszins een grauwsluier heeft, wordt in de wasmachine van de club gegooid, wat een luxe. Aan het eind van de morgen besluit Willem de boot langs de palen te zetten en het onderwaterschip een schoonmaak- en schilder beurt te geven. De boot zakt schuin in de modder, zodat er veel buk-werk aan te pas komt, arme ruggen. Het schoonmaken duurt te lang zodat we van beneden naar boven moeten schilderen om het opkomende water vóór te blijven. 4 mrt. We zeilen aan de wind, met een lekker zonnetje naar Mahurangi Harbour, een lange rivier, die we een eindje opzeilen tot het te ondiep wordt. Eigenlijk willen we met de bijboot naar het dorp, maar dat ligt nog 5 mijl verderop, dat is ons te ver, dan maar geen vlees dit weekend en i.p.v. brood bak ik maar een fruit-loaf. 5 mrt. Om 7.30 gaat het anker omhoog, er staat een klein windje, de vislijn gaat uit en warempel er blijft een mooie Kahawai aan onze haak hangen, die ik plat op m'n buik liggend met het schepnet binnen haal, en volgens een recept uit het vis-boek lekker klaar maak. In het donker ankeren we in Mac Donalds Bay. 7 t/m 12 mrt. We liggen weer bij Orams Marine om wat karweitjes te doen. Lea en Bob van de “Lissa” werken zich een aap aan hun houten schip, en komen een avondje bij ons eten en uitrusten. Op de radio horen we dat in het Zuidereiland verschillende de wegen zijn afgezet wegens wateroverlast, terwijl op het Noordereiland een Indiase regenmaker zonder resultaat een regendans doet omdat het er zo ontzettend droog is. Het is erg warm, de sandflies vinden het heerlijk en bijten ons overal. 13 t/m 18 mrt. Wim helpt een beetje met schilderwerk op de 35 jaar oude houten “Lissa”. Als ze te water gelaten is komt de werfbaas en vraagt hoopvol: “Is she sinking”. 79
Uitgezwaaid door Lea en Bob, die een paar pompen aan het werk hebben, varen we de rivier af met een zacht briesje, met alleen de kluiver op, en achter wat zandbanken ankeren we om 13.00 in Mc,Kenziebay naast "Rampetamper", de trimaran van Frans en Ineke Weehuizen, bekend door hun verhalen in de Waterkampioen. Eergisteren kwamen we hen onverwachts tegen, met duizend excuses dat ze ons met de Oudejaars avond aan boord hadden laten zitten. Nu hebben we een gezellige avond in hun huis, en we krijgen een grote doos van haar tuinproducten, van kool tot passievruchten. We varen eerst naar Tutukaka, en dan naar Whangaruru Harbour in Mimiwhangatabay, mooi hè, al die namen. Onderweg vangen we een red gurnerd en twee red snappers. 19 mrt. We varen weer naar de Bay of Islands, met meer golven dan wind, langs de grimmige rotspieken van Cape Brett, die in grijzige regensluiers verpakt zijn. We ankeren voorzichtig in Ounakiwi Cove. 20 mrt. In de ons bekende Matawhibay bij Russell ontmoetten we Ray en Keitha op de club waar, net terug van een wedstrijd. Ze proberen om Willem over te halen om met ze mee te doen. 21 t/m 27 mrt. Met de pont en de fiets gaan we een paar keer naar de tandarts en bezoeken tegelijkertijd Waikiki, waar Treaty House ligt, waar indertijd de overeenkomst tussen de Maori's en de Pakeha's (Engelsen) werd ondertekend. We zwoegen ook nog een paar heuvels op om van het mooie uitzicht te genieten. We helpen een paar dagen als gastarbeider bij onze vrienden op de Orongofarm: hekwerk repareren, schilderen, en tientallen schapen van de ene naar de andere weide brengen. We eten op "Bonny Lass" waar de "sloppy Joe", een soort hamburger, makkelijk naar binnen gaat. De chauvinistische Don (alles in Amerika is beter) heeft aan Willem een gesprekspartner die hem verschillende keren op de kast jaagt, al met al een gezellige avond. 28 en 29 mrt. "Bonny Lass" gaat met ons mee naar te Puna inlet om schelpdieren te rapen. We komen net op tijd in Napuabay om met laag water de pippies uit het zand te trekken. Die avond hebben we een gezamenlijke maaltijd van pumpkin soep, gebakken pippies, rijst, uiensaus en mixed salad, de rest van avond spelen we chinees bridge. 31 mrt. en 1 april Het is voorzichtig manoeuvreren naar Urupukapuka Island, tussen de riffen door waar de hoge deining al bruisend en schuimend over heen vliegt. Er zit de volgende ochtend behoorlijk wat vis in het net dat we daar uitzetten. 2 t/m 10 april Onze Sat. Nav. is nog steeds stuk, de dealer heeft een onderdeel naar Engeland gestuurd. We leren er weer wat bij: ga nooit weg als je dekens buitenhangen, geheid dat je vrienden tegenkomt die je meenemen voor de lunch en dan moet je tussen de natte lappen slapen. 10 april
80
Zo, de boel is weer droog en het waait flink. Willem doet mee met een wedstrijd als crew op de “Kristanje". Ik sta aan de kant m'n nagels af te bijten als ik zie dat ze de spinaker met een knoop hijsen, toch worden ze eerste. Dat wordt met een biertje en grote verhalen gevierd in het clubhuis. 13 april Bij één van de eilandjes is een waterslang, waar we de tanks willen vullen; we komen terug zonder water, maar wel met veel vis. ’s Avonds eten we voor de tweede keer vissoep, de eerste keer werd de soep halverwege de maaltijd ineens afgekeurd, toen Willem zag dat ik ook de vissenogen in de soep had laten zitten, flauw he? 15 t/m 20 april Tahiti is getroffen door een orkaan, we zitten 'n beetje in de zorgen over Leen van “Why Not". Later horen we dat hij achter 4 ankers en 4 stuks 50 kilo gewichten, redelijk goed de zaak doorstaan heeft. Meer en meer buitenlandse jachten verzamelen zich hier, om, zodra het weer het toelaat, dit schone land te verlaten en naar andere oorden te vertrekken. 21 t/m 27 april Pat en Bill van de “Port and Starboard” dairyshop, onze winkel, was, douche en "ijsjes" plaats, geeft een etentje voor acht yachties van vier verschillende boten. Hij is Maori en heeft een fantastische maaltijd klaargemaakt met door hem opgedoken verse oesters en scallops, groentes, vlees, en roastpotato's, met een heerlijk toetje tot besluit. Harde werkers, Pat staat zeven dagen per week, 12 uren per dag, in de winkel. Na een ander etentje met wat alcohol, bij Keitha en Ray, wordt Willem's haar geknipt, onder veel gelach en raadgevingen van iedereen. De avond daar eindigt met een sing-song bij het orgel, een heerlijke avond. Dan gaan we met Ray en Keitha ook nog naar Anzac-Day, de herdenkingsdag voor de gevallen strijders van zowel de 2e als de 1e wereldoorlog. Die dag begint met een dienst in het oudste kerkje van het land, hier in Russel. Alle oud-strijders lopen netjes met jas en das, de borst vol koperwerk; behalve die van Ray, die heeft zijn medailles in z'n jaszak gestopt, met de opmerking: er zijn er duizenden die meer gedaan hebben dan ik. Hij was navigator op een van de bommenwerpers die vanuit Londen opereerden; heel veel van zijn kameraden zijn daarbij omgekomen. Voor de uitgebreide lunch heeft iedereen wat meegebracht, tientallen soorten voedsel, en er is muziek, zang en dans, en natuurlijk bier. De volgende dag klaren we uit in Opua, we gaan naar Austalië. We maken nog even een illegale stop in Russell, want er zou nog een brief uit Nederland moeten liggen. Dat kan tenslotte wel eens dringend zijn, dus terwijl Willem rondjes draait roei ik stiekem naar de wal: het blijkt alleen maar een ansichtkaart te zijn! Er staat een flinke wind, precies op de kop dus ankeren we bij de Cavellis eilanden, een rollende ankerplaats, en eigenlijk zijn we in overtreding. 81
28 april Het blijft hard waaien, we blijven een dagje liggen in een tegenoverliggende ankerplaats, waar het niet zo rollerig is en doen een laatste kopje koffie op “Bonny Lass” en “Good Bey”. 28 april Wat wisselend weer brengt ons langs de NW kust waar we om 1800 langs North-Cape varen, met een windje half in. Er is tamelijk veel deining, nog overgebleven van de voorgaande storm. 's Nachts om 2.30 de bollejan op gezet, er is niet al te veel wind en een volle maan begeleidt ons tot de zon er weer is, Overdag is er veel bewolking en de wind is naar huis toe. Om 6.00 varen we langs the Three Kings, dus een zonnetje schieten is nog niet nodig. Een grote albatros vraagt zich wellicht af wat voor soort vogel die grote rood-wit-blauwe lap wel is; met een spanwijdte van wel twee meter en zonder één keer met z'n vleugels te slaan zweeft hij urenlang naast ons, een prachtig gezicht. t/m 3 mei De tocht over de beruchte Tasman-zee staat tot nu toe in het teken van de wisselende winden, zeilen wisselen, motor aan, motor uit, spi omhoog, spi om het voorstag (reuze leuk), lezen, eten, en om de beurt een paar uur slapen. Wat nog meer, o, ja navigeren natuurlijk, alles wordt door ons beschoten : zon maan en sterren. 4 mei Zo, daar is hij dan: de storm, al van af het begin gevreesd. We voelden 'm aankomen gisteren, aan de deining die plotseling op komt zetten, en de barometer die naar beneden duikelt. Langzaam aan wordt de wind sterker en nu zitten we er midden in. Ons zeiloppervlak is gereduceerd tot 1 storm-grootzeil; met 50 tot 60 knopen wind valt er op open zee niet fatsoenlijk meer te zeilen. We verlijeren natuurlijk, maar we hebben gelukkig de ruimte om ons heen. We liggen er vrij rustig bij, schuin op de aanstormende golven; het is wel een angstwekkend gezicht, die hoge aanrollende- en overslaande golven, wit van de spray, maar we wachten kalm af tot we weer zeil kunnen zetten. 5 mei Er is niet veel van z'n plaats gekomen, alleen wat appels die op een gegeven ogenblik door de salon vlogen en een kool die in de ankerbak terecht kwam en daar gehalveerd werd. Nu proberen we weer voortgang te maken met de lichtweer-genua, de wind is bijna weg, wel staat er nog een rollerige zee natuurlijk. Een bewerkelijk stukje water, die Tasman zee. t/m 8 mei Heeft een van jullie wel eens een ei-warmer zitten breien ’s morgens vroeg om 6 uur in de eerste stralen van de nieuwe zon? Moet je 'ns doen, reuze verkwikkend. Ik spreek nu natuurlijk tot de lezeressen, want één recht één averecht lijkt me toch niets voor een man. De grote truc van de ei-warmer is natuurlijk de juiste maat: is de warmer te groot, glijdt het ei er uit, is het te klein, dan knijp je het ei kapot, ook niet de bedoeling. Als het fout gaat geef ik de schuld maar aan de beweging van het schip. We varen intussen met gezwinde spoed naar Brisbane, de wind is bijna achterlijk, straks gaat waarschijnlijk de Bollejan op, in de hoop dat het val niet weer breekt zoals vorige week, want het valt niet mee om in het donker al zeilend zo’n 125 vierkante meter glad, nat, dun doek van onder het schip te sleuren. 9 mei 82
Het schip is min of meer schoon gemaakt en gewapend met de verrekijker trachten we land te ontdekken, altijd weer spannend en ieder van ons probeert altijd de eerste te zijn die kan roepen: land in zicht ! Het is al lang donker als we bij de Noord kaap aankomen. We varen voorzichtig nog wat verder en, laten om 2300 het anker vallen in een open baai waar zo nu en dan wel wat deining loopt. We genieten van een goede nachtrust, de eerste nacht in het reusachtig grote Australië, dat net zo groot is als Europa.
AUSTRALIE !
83