Leidmotief
2011/1
Zesmaandelijks Tijdschrift van het Vlaams Wagner Genootschap
Leidmotief Januari 2011
1
2
Leidmotief Januari 2011
Leidmotief Halfjaarlijks tijdschrift voor een eigentijdse beleving van de kunst van Richard Wagner. Een uitgave van het Vlaams Wagner Genootschap. Leidmotief verschijnt in januari & juli.
INHOUDSTAFEL 4
8
Vlaams Wagner Genootschap vzw
DANSEN OP EEN VULKAAN Die Walküre- Milaan GEKLUISTERD AAN EEN LOOPLIJN Das Rheingold - New York
10
WELCOME TO THE MACHINE Das Rheingold - New York
12
EEN COMPONIST MET CHRONISCH LEGE ZAKKEN
14
DE TRISTAN FABRIEK
Website www.richardwagner.be
16
DIE NEUE DEUTSCHE HÄRTE Wagner meets Rammstein
Blog vlaamswagnergenootschap.blogspot.com
18
Verantwoordelijk uitgever & hoofdredactie
DVD : VAN BERGHOF NAAR BUNKER Rienzi - Berlijn
22
BOEK : THE FABER POCKET GUIDE TO WAGNER - Michael Tanner
Cultuurhistorische & musicologische vereniging. • Lid van het Richard Wagner Verband International. • Lid van de Gesellschaft der Freunde von Bayreuth.
Jos Hermans Pinksterbloemhof 43 8301 Knokke-Heist E-mail
[email protected]
Samenstelling & vormgeving Jos Hermans
Copyrights The Gramophone Opernwelt Das Opernglas
Lidmaatschap 2011 Individueel : 25 EUR Duo-lidmaatschap : 30 EUR Steunend lidmaatschap : 50 EUR Leidmotief wordt gratis verspreid onder de leden van het Vlaams Wagner Genootschap. Losse nummers : 10 EUR
Omslagfoto / Ann Petersen in TRISTAN UND ISOLDE, Opéra de Lyon, juni 2011. Foto © Stofleth Leidmotief Januari 2011
3
Ekaterina Gubanova als Fricka P 4 ARSIFAL, Lyon 2012
Foto © Brescia und Amisano / Teatro alla Scala
Foto © Jean-Louis Fernandez
Leidmotief Januari 2011
DANSEN OP DE RAND VAN EEN VULKAAN Die Walküre in Milaan in de regie van Guy Cassiers
door René Hooyberghs Het is al wel de avond na Sinterklaas, maar toch klopt ons hart nog vol blijde verwachting: de Belgen zijn in Milaan geland, en spelen er de uitwedstrijd van hun leven. Omgeven door warme geliefden schurken we ons in de vuurrode loges van de Bourla die wel naadloos lijkt aan te sluiten op het interieur van de Scala, waarin het in glanzende en perfect passende smoking en duizelingwekkend décolleté gehulde thuispubliek zich naar de première van Cassiers’ Walküre heeft gewaagd. Scheidsrechter Barenboim heft, alvorens de wedstrijd op gang te fluiten, nog een vermanende vinger naar Il Presidente en de zijnen: Italië staat op de rand van de culturele afgrond, net als de rest van Europa trouwens, en Barenboim leest daarom nog even een stukje uit het reglement voor. Artikel 9 van de Italiaanse grondwet nogal, dat stipuleert dat de Italiaanse Staat garant staat voor het welzijn van het Italiaanse cultuurpatrimonium, waaronder uiteraard opera, en dat dit alles in gevaar wordt gebracht door de bezuinigingen veroorzaakt door het wilde gespeculeer van vuige bankiers en hun trawanten, daarbij enigszins uit het oog verliezend wie de privé-sponsors van de Scala allemaal zijn, en waarom. Maar toch: het weze maar eens gezegd, ook Italië heeft last van een schouwvliegenplaag. Daarop volgt een daverende nationale hymne, als groet aan heel Italië en wie het liefheeft, en avanti la musica, de Walküren en de Belgen rukken op. Dag Eén van de Ring des Nibelungen breekt aan. Een vreemde, gekwetste, ongewapende zwerver klopt en zoekt beschutting bij een onherbergzame burcht. Hij heeft geluk: hij wordt gevonden door de vrouw des huizes, en een merkwaardige dialoog ontvouwt zich, waarin die twee elkaar van ‘ergens’ menen te herkennen, zonder precies te weten van hoe en waar, zoals dat bij iedere gewone sterveling wel eens gebeurt. Maar tegelijk ontstaat een gevoel van wederzijdse liefde-op-het-eerste-gezicht, en als de situatie eindelijk duidelijk wordt, en zij blijken tweelingen te zijn, verbonden door éénzelfde lot, is tevens een onweerstaanbare fysieke aantrekkingskracht ontstaan die tot verstrekkende gevolgen zal leiden. Al die verwarring komt tot stand door die Babelse naamverwarringen waaraan godenkinderen lijden. De twee komen tot de ontdekking dat zij niet minder dan de tweeling Siegmund en Sieglinde zijn, uit overspel ontstaan, want hun vader Wotan was niet van de braafste. Ze waren elkaar, in de aanloop naar Dag Eén, in Das Rheingold, kwijtgespeeld. En nu ontdekken ze elkaar, als volwassenen, opnieuw. Sieglinde is als kind geschaakt door Leidmotief Januari 2011
en gehuwd met de criminele Hunding, en in diens woning is Siegmund dus terechtgekomen. Hunding duikt op, bemoeit zich met de twee, biedt Siegmund onderdak aan voor één nacht, en zal het dan in een duel met hem opnemen. Siegmund moet maar zien dat hij aan wapens raakt. Ha, maar daar is wat op te vinden: vader Wotan heeft (tijdens Das Rheingold) in zijn goddelijke voorzienigheid een zwaard achtergelaten in de stam van een es, wie dat er weer uit kan trekken is een held en onoverwinnelijk. Siegmund slaagt in die proef en bemachtigt Nothung, het fameuze zwaard. Inmiddels slaapt Hunding als een os, want Sieglinde heeft wat in zijn nachtdrankje gemengd. De weemoedige Siegmund en de bevallige Sieglinde gaan er ’s nachts vandoor, Sieglinde heeft genoeg van haar struikrover en wil wel eens wat goddelijk comfort en warme liefde. In het tweede bedrijf krijgen we een flashback over de ontstaansgeschiedenis van die tweeling: een echtelijke ruzie van het godenpaar Fricka en Wotan, die er niet om liegt. Fricka scheldt Wotan de huid vol, verwijt hem zijn voortdurende echtelijke ontrouw, en nu Fricka van op haar goddelijke hoogte ook nog dat incestueuze gestoei tussen Wotan’s onwettige tweeling moet aanschouwen is voor haar de maat vol. Wotan moet er maar een einde aan zien te breien, en zijn belofte over het onoverwinnelijke zwaard Nothung ongedaan maken, zodat niet de schurk Hunding maar wel de nobele bastaard Siegmund het onderspit in hun duel zal moeten delven. Met gebogen hoofd neemt Wotan al die beschuldigingen in ontvangst, tjonge tjonge, zo’n god is toch ook maar een loser als het er op aan komt. In de loop der tijden heeft Wotan ook nog een reeks maagden, de Walküren, verwekt, en één van hen, Brünnhilde, krijgt de ondankbare taak woordbreker voor haar vader te gaan spelen, zij moet zorgen dat aan die incest een einde komt. Die arme Brünnhilde kan dat niet over haar hart krijgen, zoveel romantiek is zelfs voor een Walküre teveel. Zij kiest partij voor de twee zondaars, zodat Wotan zelf zich met de zaak moet gaan bemoeien, en dit keer zijn belofte aan Fricka houdt: hij breekt de betovering van het zwaard Nothung, en Siegmund kan op weg naar de eeuwige jachtvelden. Brünnhilde neemt haar halfzuster Sieglinde mee naar het Walhalla, waar haar zusters aan de grote schoonmaak bezig zijn: ze slepen gesneuvelde helden aan dat het een lieve lust is, onder het wellicht goedkeurend oog van stiefmoeder Fricka. En ja, natuurlijk is Sieglinde zwanger van haar 5
avontuurtje met Siegmund, en Brünnhilde heeft al een naam voor de kleine: Siegfried. Die zal kunnen beschikken over de aan elkaar gesmede brokstukken van Nothung, als hij eenmaal geboren zal zijn, maar dat is een verhaaltje voor een andere keer. Wotan, nog steeds machteloos onder de woede van zijn verbolgen echtgenote Fricka, roept nu de ongehoorzame Brünnhilde op het matje, en de straf is niet min. Hoe Brünnhilde ook smeekt en onderhandelt, haar straf blijft zwaar: ze zal, weliswaar beschermd door een ring van vuur, slapen tot ze door een mens wordt gewekt, en met die mens zal ze moeten trouwen. Een mens! Lager kan je als godendochter niet vallen, al zal die mens niet van de minste moeten zijn, want enkel een ware held zal zich door het vuur rond Brünnhilde’s slaapplaats wagen. Maar Wagnerianen weten dit allemaal natuurlijk allang, en beter dan ik, en doorgronden de mysteries van de Nibelungen tijdens nachtenlange discussies. De prangende vraag op deze post-Sinterklaasavond in de Bourla was dan ook niet: hoe loopt dat verhaaltje hier af, of zelfs niet wat betekent het allemaal, maar hoe brengen Cassiers en zijn kornuiten het hier af? Laat ons dus daar eindelijk maar eens over beginnen. Vanzelfsprekend kan een bioscoopscherm geen podium vervangen, hoewel dat in de Bourla van podiumformaat was. En vanzelfsprekend kan een geluidsinstallatie nooit een levende uitvoering vervangen, hoe puik ze ook moge zijn (al stoort in de Bourla het gezoem van de ventilators in de apparatuur de omzittenden enorm, vooral tijdens de stille passages). En vanzelfsprekend is de beleving van de toeschouwer tijdens een filmvoorstelling afstandelijker dan tijdens een persoonlijke, directe confrontatie met slagen en falen. Laat ons dat dus allemaal even buiten beschouwing laten. Als we ons op de enscenering concentreren faalt de verfilmde versie ook: slechts zelden is een volledig beeld van het podium te zien, meestal wordt in close-up op personages of details gefocust, zodat het overzicht vaak zoek is. Maar al die inleidende prietpraat dient toch maar om uiteindelijk te zeggen dat ik een puike, zuivere, Walküre heb gezien, met weinig (soms te weinig, daarover later) franjes, weinig vergezochte technische hoogstandjes, maar wèl met prachtige invulling van beeldmateriaal waarmee Cassiers en zijn medewerkers de toeschouwers van Rubens (de machtige beelden bij de Walkürenrit) naar Caravaggio (de naakte arm van de slapende Brünnhilde in de slotscène) hebben gevoerd. De donkere kostuums van Tim van Steenbergen pasten perfect in het levende, animale decor, de combinatie van video en belichting was meesterlijk. In werkelijkheid, in de zaal, moet het geheel nog veel indrukwekkender zijn geweest. De Belgen hebben het, op verplaatsing, uitstekend gedaan. Merkwaardig genoeg is Cassiers’ inbreng tijdens twee cruciale momenten erg, mijns inziens té bescheiden: als Wotan het zwaard Nothung impotent maakt gebeurt dat haast terloops, wie niet op dat kruispuntmoment is voorbereid mist het bijna. En de ring van vuur die Brünnhilde tegen onwaardige belagers moet beschermen komt bijna als zo’n plastic luchtertje uit de jaren zestig naar beneden, de Scala zal indrukwekkender mogelijkheden te bieden hebben.
6
En de anderen? Barenboim leidt het orkest van de Scala in een langzaam tempo, zelfs tijdens de Walkürenrit, die door de nadruk op de ritmesectie iets van een rollend marstempo meekrijgt, zijn introductie van het tweede bedrijf klonk Beethoveniaans en zijn Italiaans meer dan behoorlijk. Simon O’Neill is een trouwe Siegmund, in het tweede bedrijf erg vermoeid leek ons, maar dat kan ook de interpretatie van Cassiers zijn geweest. John Tomlinson is een goeie, nijdige Hunding zonder meer. Maar Vitalij Kowaljow! Een Oekraïense Wotan van jewelste, een snerende bovenlip à la Elvis, een moeiteloze bas van roestvrij staal. Wat een présence, Jezus, wat een wanhopige, verslagen god. Waltraud Meier is een tere, lieve Sieglinde, feilloos. Nina Stimme een zachte, lieve, smekende Brünnhilde, even feilloos. Maar Fricka! Ekaterina Gubanova: Fricka is een Russische van vuur en vlam, een Weib waar je niet bij een viskraam wil mee staan ruzie maken over wie er eerst aan de beurt was, laat staan op overspel betrapt worden. Frightening! De “dialoog” tussen Wotan en Fricka, tussen Kowaljow en Gubanova zal iedere kandidaat schuinsmarcheerder wel twee keer laten nadenken. Een opera-avond van hoog gehalte, en laat het spontane applaus dat voor de clan Cassiers in de Bourla opsteeg dan maar chauvinistisch heten, van dat sausje krijgen we toch al te weinig opgediend.
DIE WALKURE Toneelhuis, 8 december 2010 Muzikale leiding Regie Decors Kostuums Licht Choreografie
Daniel Barenboim Guy Cassiers Guy Cassiers / Enrico Bagnoli Tim van Steenbergen Enrico Bagnoli Csilla Lakatos
Siegmund Sieglinde Hunding Brünnhilde Wotan Fricka Gerhilde Ortlinde Waltraute Schwerleite Helmwige Siegrune Grimgerde Rossweisse
Simon O’Neill Waltraud Meier John Tomlinson Nina Stemme Vitalij Kowaljow Ekaterina Gubanova Danielle Halbwachs Carola Höhn Ivonne Fuchs Anaik Morel Susan Foster Leann Sandel-Pantaleo Nicole Piccolomini Simone Schröder Leidmotief Januari 2011
René Pape als Wotan (Staatsoper Berlin) Leidmotief Januari 2011
Foto © Monika Rittershaus 7
Eerste bedrijf, eerste scène 8
Foto © Ken Howard /Metropolitan Opera Leidmotief Januari 2011
GEKLUISTERD AAN EEN LOOPLIJN Das Rheingold in New York in de regie van Robert Lepage
door Johan Vervoort
Na de voorstelling had ik een dubbel gevoel: enerzijds wauw over de technische middelen die gebruikt worden, zowel op de scene als voor het capteren en uitzenden maar anderzijds was ik ontgoocheld over de regie van deze productie. Ondanks het dynamisch decorelement, wat ze in New York “The Machine”zijn gaan noemen, is dit een bijzonder statische productie geworden. Blijkbaar was de creatieve energie van Lepage uitgeput met het ontwerpen van zijn Machine. Geen personenregie, geen creatieve vondsten, geen prikkelende elementen die getuigen van een visie op het stuk . Alles is op banale wijze aangepast aan het dominerende decor dat zo het werk verplettert; het knullig gezeul met de goudschat als triest hoogtepunt hiervan. Acteursregie is er dus niet; de zangers krijgen per scène hun plaatsje en looplijn toegewezen en ze worden aan hun lot overgelaten. Om te vermijden dat een boze reus een stap te dicht bij de goden komt, wordt hij op een platformpje gezet. De wispelturige Loge hangt aan een draadje zodat-ie blijft waar ie moet. Alberich in een grachtje en als hij er dan toch uit komt, wordt hij vastgebonden aan handen en voeten. Alle truken om personages te immobiliseren worden toegepast. Saaie boel, dat niet kan worden goed gemaakt met de paar mooie plaatjes die The Machine oplevert. Psychologische uitdieping moet je helemaal niet verwachten, daar hebben ze het tijdens de repetitie niet over gehad – veel te druk met, onder het oog van directeur Gelb, aan de kabeltjes te hangen zwieren. Voor Gerhard Siegel hoeft dat allemaal niet; die kent z’n Mime door en door en hij zet het enige geloofwaardige personage neer. In de Met blijft men herhalen dat dit de manier is waarop Wagner zijn Ring zou willen gerealiseerd zien. Daarbij refereren ze aan de eerste voorstelling in Bayreuth met Rijndochters die zweven in het water, Wotan met speer, Donner met bliksem en hamer, een regenboogbrug en een gruwelijk grote draak (waarvan ook nu het middenstuk ontbrak). Dit kan niet anders dan dat in Walküre de paarden door de lucht zullen vliegen. Maar het is intriest dat zo een potentieel als gevolg van een kortzichtige visie vergooid wordt. De zangprestaties zijn goed tot zeer goed … in de bioscoopzaal. Recensies in de Amerikaanse pers vermelden dat het in de zaal veel te zwak klinkt. Loge is amper te horen, wat het boegeroep verklaart wanneer Richard Croft komt groeten en ook de Rijndochters, Donner, Froh en Erda zijn te Leidmotief Januari 2011
licht. Zelfs Terfel wordt verweten maar gewoontjes te klinken. Sommige recensenten vermoeden dat de cast gekozen is in functie van de wereldwijde HD Transmissie. Levine kennen we van de langste Ringopname en ook deze Rheingold is wat trager dan we gewend zijn maar het stoort niet. Verschillende keren worden orkestrale details er mooi uitgelicht. Is dat de hand van Levine of zit er een uitstekend geluidsingenieur aan de knoppen? De manier waarop het in beeld gebracht wordt, is sterk. Zoveel close-ups, camera’s en camerastandpunten en een beeldregisseur die goed weet wanneer wat te tonen. Maar door de futloosheid van de acteursregie, lijken al die closeups op elkaar. En tien keer Terfel die uitdrukkingsloos in de verte staart en even z’n bovenlip optrekt, is ook van het goede teveel. Ik zag de projectie in Kinepolis Leuven en daar deden zich geen noemenswaardige technische problemen voor (en de zaallichten bleven uit tot het einde. Het kwartier vertraging waarmee de voorstelling begon, was te wijten aan de vrees van de Met-technici voor verstoring van de uitzending door een zonnevlek. In het flash interview voor de voorstelling vertelde Terfel dat deze productie vanaf Walküre de vleugels zal uitslaan. We zijn benieuwd… DAS RHEINGOLD Kinepolis Leuven, 9 oktober 010 Muzikale leiding Regie Decors Kostuums Licht Video Image Artist
James Levine Robert Lepage Carl Fillion François St-Aubin Etienne Boucher Boris Firquet
Freia Fricka Erda Loge Mime Wotan Alberich Fasolt Fafner
Wendy Bryn Harmer Stephanie Blythe Patricia Bardon Richard Croft Gerhard Siegel Bryn Terfel Eric Owens Franz-Josef Selig Hans-Peter König 9
Stephanie Blythe & Bryn Terfel 10
Foto © Ken Howard /Metropolitan Opera Leidmotief Januari 2011
WELCOME TO THE MACHINE Das Rheingold in New York in de regie van Robert Lepage
door Jos Hermans
Wat mij betreft waren de verwachtingen ten aanzien van de Ring van Robert Lepage niet bijzonder hoog gespannen. Het artistieke fiasco van La Damnation de Faust lag nog vers in mijn geheugen. Laat dat nu uitgerekend een werk zijn waarvoor het Catalaanse theaterkollektief La Fura dels Baus een ijkpunt had neergezet in Salzburg. Zowel La Fura als Lepage vertrekken van de meest moderne technieken om hun voorstellingen vorm te geven. Lepage werd nu de kans geboden om de Ring van Otto Schenk voorgoed naar de rommelkamer van de geschiedenis te verwijzen. Die kans werd niet benut. Lepage liet weliswaar een legertje computers aanrukken en de solisten aankleden met pakken die konden worden getracked door infraroodcamera’s maar uiteindelijk leverde deze cuttingedge technologie alleen maar wat futloze beelden op die geprojecteerd werden op de kostuums van de solisten en op de 24 roterende planken van een vermoeiend decor. Wat we dus te zien kregen was dus opnieuw de Ring van Otto Schenk, alleen getapt uit een ander vaatje. Lepage had zich namelijk voorgenomen om Wagners regieaanwijzingen letterlijk te volgen en ze in te vullen met hedendaagse middelen. Als regisseur is dat zowat het domste dat je kan doen. 150 jaar opvoeringsgeschiedenis van de Ring zet je niet bij het huisvuil op de stoep. Alsof de Ring van Patrice Chéreau, Harry Kupfer, Kasper Holten – om maar deze drie ijkpunten van het dvd-repertoire te noemen - nooit hebben bestaan. Ik besef zeer goed dat de directie van de Met het Amerikaanse publiek en zijn vermogende geldschieters niet wil bruskeren maar slechts geleidelijk aan de 21e eeuw wil binnenloodsen maar de reactionaire houding, die aan de basis ligt van deze productie, is er één van de puurste vaandelvlucht. De acteursregie was onbestaande, de scenografie naïef en totaal fantasieloos en zeker niet in verhouding tot de ingezette middelen. In elk interview van de laatste weken haastte Peter Gelb zich om uit te leggen dat de nieuwe Ring geen emanatie zou worden van wat Amerikaanse commentatoren gemakshalve “Eurotrash” zijn gaan noemen. Misschien lijkt dan nu het moment aangebroken om het begrip “Yankeetrash” te introduceren : opera geproduceerd door obscurantisten en bedoeld voor mensen met het kunstgevoel van een kleuter. Leidmotief Januari 2011
Dat er visueel niets te beleven viel in deze Rheingold was toch wel de grootste verrassing. Muzikaal was het ook al geen feest. De kleine rollen waren uitstekend bezet met de Rijndochters, de Freia van Wendy Bryn Harmer, de Erda van Patricia Bardon. De meer dan verdienstelijke reuzen van Hans-Peter König en Franz-Josef Selig konden niet uit het keurslijf breken waarin de scenografie hen had opgesloten. Clive Owens moet één van de saaiste Alberichs zijn van de planeet. Zijn weinig idiomatisch Duits verraadde dat hij wellicht geen ene moer begreep van wat hij daar stond te zingen. Zijn voordracht was ongenuanceerd, zijn spel hulpeloos en onbetekenend naast datgene wat grotere Alberichs hem hebben voorgedaan. Richard Croft verraste nog het meest door zijn tenor in te zetten voor Loge met de fraaie frasering en het stijlgevoel van een belcantist. Dat leverde fascinerende momenten op voor een rol die doorgaans aan een karaktertenor wordt uitbesteed maar zijn fraaie zangkunst stond zelden ten dienste van het dramatisch personage van de vuurgod. De nijlpaard-Fricka van Stephanie Blythe had geen scènische mogelijkheden. Ook vocaal kon ze geen dramatisch personage tot leven brengen. Bryn Terfel bevestigde de indruk die hij in de Ring van Keith Warner al had achter gelaten : die van de meest overgewaardeerde bas-bariton van het moment. Het vibrato was vaak onaangenaam en wat hij vooral mist is de persoonlijkheid die cruciaal is voor deze rol. Deze Wotan reikte nauwelijks tot aan de knieën van John Tomlinson, die andere Engelse Wotan waarvoor Terfel terecht een grote bewondering koestert. Maestro Levine zweert al jaren bij trage tempi evenwel zonder echt te slepen. Mij kon hij daar weer eens niet mee bekoren en het orkest was net zo medeplichtig aan de levenloosheid van deze voorstelling als de productie zelf. Slotconclusie: een onverwachte teleurstelling over de hele lijn die weinig goeds voorspelt voor de rest van de cyclus. Op zijn blog hield Talking heads-coryfee David Byrne onlangs een pleidooi om de $16 miljoen van deze Ringproductie liever te besteden aan de ondersteuning van jonge kunstenaars eerder dan aan de opwarming van gevestigd repertoire. Als het resultaat zo pover is als deze Rheingold dan kan je hem alleen maar overschot van gelijk geven.
11
EEN COMPONIST MET CHRONISCH LEGE ZAKKEN
door Jos Hermans
“Ich bin anders organisiert, habe reizbare Nerven, Schönheit, Glanz und Licht muß ich haben! Die Welt ist mir schuldig, was ich brauche! Ich kann nicht leben auf einer elenden Organistenstelle, wie Ihr Meister Bach! - Ist es denn eine unerhörte Forderung, wenn ich meine, das bißchen Luxus, das ich leiden mag, komme mir zu? Ich, der ich der Welt und Tausenden Genuß bereite!” Richard Wagner , Brief aan Eliza Wille
Op enkele uitzonderingen na verkeerden alle Duitse componisten en schrijvers in het midden van de 19e eeuw in een toestand van chronisch geldgebrek. Lenen van vrienden was niet de uitzondering maar eerder de regel. Het verschil tussen Richard Wagner en al deze andere behoeftige collega’s was dat hij er nooit voor terugdeinsde om schulden aan te gaan die eerder pasten in het kader van een luxeleven en dat hij er nooit op gebrand was om zijn schulden ook daadwerkelijk terug te betalen. Wagner vond dat de wereld hem dat schuldig was. De vermogende lieden die hij als een gier omcirkelde hebben zich later verzekerd geweten van hun plaats in de cultuurgeschiedenis. Men mag nooit vergeten dat Wagner nooit leende om er zelf beter van te worden maar dat zijn schulden altijd in functie stonden van zijn artistieke projecten. Bij dit alles moet het duidelijk zijn dat als hij zich niet zo roekeloos in schulden had gestoken en veel minder bereid was geweest om op kosten van anderen te leven dat hij dan niet eens een kwart van zijn plannen gerealiseerd zou hebben en even berooid als een Albert Lortzing zou zijn gestorven. Dit alles is welbekend en wordt al eens gehanteerd om van Wagner een monster te maken. Maar soms is het ook goed om eens af te dalen naar de geplogenheden van het sociaal leven van het midden van de 19e eeuw en een blik te werpen op het statuut van de kunstenaar. Neem nu bijvoorbeeld het gezegende jaar 1852. Wagner bevindt zich op dat moment in ballingschap in Zürich en werkt daar aan de Ring terwijl zijn vier eerste opera’s (Rienzi, Holländer, Tannhäuser, Lohengrin) in Duitsland beginnen te lopen als een trein. Dat Wagner geen succces zou hebben gehad tijdens zijn leven is een fabeltje! Zowel grote en kleine steden doen mee: Leipzig, Frankfurt, Wiesbaden,Würzburg, Breslau, Düsseldorf, Rudolstadt, Hamburg. Hier en daar worden er zelfs speciale treinen ingelegd. De grootste vraag bestond naar Tannhäuser maar met orkesten die zelden meer dan 40 leden tellen zullen die opvoeringen nauweStephanie Blythe & Bryn Terfel Foto © Ken Howard 12
lijks aan Wagners hoge kwaliteitseisen hebben kunnen voldoen. Wie nu denkt dat Wagner daar beter van werd die heeft het verkeerd voor. Behalve de operahuizen zelf waren het eerder de solisten die er beter van werden : Tichatschek, de eerste heldentenor, kreeg per voorstelling van Tannhäuser £40 terwijl Wagner het opvoeringsrecht van zijn partituur aan de operahuizen diende af te staan voor amper £7 à £17, en dat niet voor één voorstelling maar voor de eeuwigheid! De cijfers zijn afkomstig van Ernest Newman en zeggen mij niet zoveel in absolute termen maar het is de vergelijking die hier van belang is. Indien componisten in die dagen eerlijker zouden zijn behandeld en een substantiële royalty hadden verkregen per voorstelling dan zou Wagner zoveel hebben verdiend aan zijn 4 eerste opera’s dat hij zijn vrienden niet hoefde lastig te vallen met leningen en dan had hij zich in 1852 reeds het huisje en het tuintje kunnen aanschaffen waarvan hij droomde –getuige zijn brieven uit die tijd -om rustig aan de Ring te werken. Of zoals Wagnerbiograaf Ernest Newman het uitdrukt: “There is something peculiarly revolting about a social system that legally made it almost impossible for a composer like Wagner to be anything but a mendicant and then sneered at him for borrowing.” In datzelfde jaar probeert Wagner samen met Franz Liszt Tannhäuser aan de hofopera van Berlijn te verpatsen. Hij stelt een eenmalige vergoeding voor van 1000 Thaler (naar mijn schatting zou dit vandaag neerkomen op zowat 22.500 euro, geen uitzinnig hoog bedrag toch !) maar daar heeft intendant Botho von Hülsen geen oren naar en stelt Wagner een royalty van 10% voor. Berlijn was één van de grotere operahuizen van Duitsland en kon zich een éénmalige vergoeding best veroorloven en daarbovenop ook nog een royalty uitbetalen. Maar omdat Wagner, bekommerd om de kwaliteit van de geplande uitvoeringen, over de hoofden
/Metropolitan Opera
Leidmotief Januari 2011
Lohengrin in de productie van Stefan Herheim(Berlijn) © Karl Forster
heen van de Berlijnse kapelmeesters tracht te stappen door te eisen dat Liszt de opvoering zou dirigeren, gaat de deal uiteindelijk niet door en krijgt Wagner zijn partituur terug gestuurd. Wagner toonde zich tijdens de onderhandeling zelfs bereid om zijn vergoeding te laten vallen als de artistieke kwaliteit van de opvoering maar verzekerd was. Daar was het hem om te doen. Hülsen was nochtans beter op Wagners voorstel ingegaan want, zoals zo vaak bij Wagners zakelijke voorstellen, zal ook dit voorstel uiteindelijk een goudmijn blijken te zijn. Tegen 1892 zijn er in Berlijn reeds 300 voorstellingen van Tannhäuser gegeven. Leidmotief Januari 2011
Er wordt al eens laatdunkend gereageerd op de romantische opera van de negentiende eeuw en op zijn scheppers maar toon mij eens de hedendaagse kunstenaar die de culot, de doortastendheid, het zelfvertrouwen, het doorzettingsvermogen en de integriteit bezit van deze man, Richard Wagner. Hoe dieper je je ingraaft in Wagners biografie, hoe groter zijn artistiek-maatschappelijke realisatie wordt. En ook, hoe ridiculer zijn critici worden. BRON Ernest Newman, The Life of Richard Wagner, Volume II 1848-1860, Alfred A. Knopf Inc.,1933 13
DE TRISTAN FABRIEK
door Jos Hermans
Het volgende verhaal geeft een idee van het zelfvertrouwen waarmee Wagner zijn onderwerpen te lijf ging, hetzelfde soort zelfvertrouwen waardoor hij 20 jaar van zijn leven durfde te investeren in De Ring terwijl hij het grootste gedeelte van die tijd in de onzekerheid verkeerde of het werk überhaupt ooit zou worden opgevoerd, een werk dat overigens bedoeld was voor een nog te bouwen theater waarvan hij niet wist of het ooit zou worden gerealiseerd. In september 1857 schrijft hij aan zijn uitgever Breitkopf & Härtel: “I am about to begin the musical composition of Tristan und Isolde – this will be the title of my new workthe libretto of which I have already finished. Among other things, I have taken this subject to heart because it presents almost no difficulties for the scenery and the chorus. Practically the only demanding task will be to find a good pair of singers for the main parts, which means that I shall possibly easily get a good first performance and the chance of distributing it to the theatres very quickly, unimpeded by any obstacles”.
hij de drukproeven van het eerste bedrijf. Idem voor het tweede en derde bedrijf. Meer nog, hij schreef aan Härtel: “Please be so good as to inform me exactly how much of my manuscript the engraver gets through daily or weekly; I’ll then adapt accordingly and keep in step with him, though I’ll always try to give him a bit extra as well” Eens zijn manuscript bij de drukker vertoefde kon hij niets meer wijzigen. Wagner ging als een soort Orpheus te werk, aan wie het niet was toegestaan om om te kijken. Hij moet zich bewust geweest zijn van de consequenties van dit exploot want hij schrijft in Mein Leben: “The process of correcting the proofs of the second act, while I was simultaneously in the throes of composing the ecstasies of the third arct, had the strangest, even uncanny, effect on me; for it was just in those first scenes of this act [i.e.,the third] that I realized with complete clarity that I had written the most audacious and original work of my life.”
Dat het werk vervolgens op afwijzing zou stoten omdat het zo goed als onuitvoerbaar werd beschouwd, kon hij toen nog niet vermoeden. Wagner verkeert in een precaire financiële nood wanneer hij op 4 januari 1858 het volgende voorstel doet aan Härtel: “I propose a fee for the score of Tristan of six hundred Louis d’or, or twelve thousand francs. I must insist however, that it be paid to me in full, and in cash, by the time the score is finished. I suggest that each time I deliver the full score of one of the three acts, I receive a third of the total fee, i.e., four thousand francs. For the production of the score we still have to decide the following. The score will be engraved, and the engraving is to begin immediately after I have sent in the manuscript. This can be arranged so that when I’ve finished the manuscript, the engraving will be finished shortly thereafter”
NOOT : 600 Louis d’or zou vandaag ca. 100.000 euro waard zijn. Ik baseer mij voor deze schatting op gegevens verstrekt door Stewart Spencer .
De uitgever deed een tegenvoorstel dat Wagner met tegenzin aanvaardde en hem slechts 1/3 van de gevraagde som opleverde. Dit alles is genoegzaam bekend maar wist u ook dat Wagner als gevolg van deze overeenkomst bij zichzelf zoveel discipline kweekte dat de compositie van Tristan de vergelijking zou kunnen doorstaan met een assemblagelijn in een moderne fabriek? Terwijl hij bezig was met de compositie van het tweede bedrijf, corrigeerde
BRONNEN 1. John Deathridge, Wagner, Beyond Good and Evil, University of California Press Ltd, 2008 2. Stewart Spencer, Wagner Remembered,Faber and Faber Ltd, Londen, 2000
14
Leidmotief Januari 2011
Clifton Forbis & An Petersen als Tristan en Isolde, Lyon 2011© Stofleth
Leidmotief Januari 2011
15
DIE NEUE DEUTSCHE HÄRTE Wagner meets Rammstein
door Jos Hermans
Tot voor twee weken had ik nog nooit van de “Tanzmetallband” Rammstein gehoord. Tot cineast Paul Verhoeven in het VPRO-programma Zomergasten een fragment toonde uit één van hun luidruchtige shows. Het viel mij onmiddellijk op hoe de loeiharde hypnotische muziek op een erg theatrale manier aan de man werd gebracht, overigens met onmiskenbare doorsteken naar de nazi-esthetiek. Tegelijk klonk deze muziek zo Duits als maar kon zijn.Instinctief vermoedde ik dat er ergens een verband was met Wagner. Vijf minuten googlen leverde al direct op dat Katharina Wagner een grote fan is van de Oostduitse headbangers. Aan Bild verklaarde zij : “Wenn man ihre Musikvideos sieht, ist das natürlich extrem intelligent, weil sie oft mit sehr plakativen Opernmittln arbeiten”. In 2008 wilde ze samen met Rammstein een event ensceneren in het Teutoburger Wald. Daar is niets van in huis gekomen maar de liefde is gebleven. Ook René Pape lijkt een fan te zijn want hij nam een CD op (“Mein Herz brennt”) met muziek van Torsten Rasch op teksten van Rammstein. En Philip Stölz, regisseur van de Berlijnse Rienzi die zopas op dvd verscheen, is ook een grote fan en het lijdt geen twijfel dat hij zijn inspiratie voor een deel bij Rammstein heeft gevonden. De vorige week aan longkanker overleden Christoph Schlingensief, niet in de laatste plaats berucht vanwege zijn rottende Parsifal-hazen in Bayreuth, zal zeker ook een fan geweest zijn. De teksten van Rammstein zijn vaak dubbelzinnig en lijken geïnspireerd door de Neue Sachlichkeit van de jaren 1920. Visueel refereren hun shows aan het naoorlogse expressionisme van een Otto Dix, veelvuldig opgeleukt met pyrotechnische stunts die Adolf Hitler zonder twijfel zou hebben gesmaakt. Misschien zelfs Richard Wagner, want het eerste bedrijf van Siegfried of het het slot van Götterdämmerung is nooit veraf. Zoals ze zelf zeggen : “We do feel we are as theatrical as Wagner in his operas. We like it heavy, bombastic, romantic. Like the direction that Wagner takes.” Of zoals Claire Berlinski het uitdrukt: “Rammstein is the inheritor of the German tradition of musical genius. Their rhythmic crafts – unerring and precise- is unmistakably German, as is their intuitive command of musical tension and release. Their bombast is reminiscent of Wagner, and so is the music’s eerie hypnotic quality.” Thema’s uit de Noordse en Duits mythologie duiken op in 16
hun video’s, soms ook beelden van Leni Riefenstahl. Dat ze neo-nazi’s zouden zijn wordt keihard ontkend. Rammstein was tegen de oorlog in Irak en ze hekelen het Amerikaans imperialisme. Zelf beweren ze links te zijn maar hun shows bulken van de referenties naar de nationaal-socialistische esthetiek van het Derde Rijk die Susan Sonntag ooit omschreef als : “ The color is black, the material is leather, the seduction is beauty, the justification is honesty, the aim is ecstasy, the fantasy is death”. De beenharde marxist Slavoj Zizek verklaarde : “Rammstein unterläuft die totalitäre Ideologie nicht durch ironische Distanz, sondern durch Konfrontation mit der obszönen Körperlichkeit der ihr zugehörigen Rituale und macht sie damit unschädlich”. Hoe is het succes van Rammstein bij de Duitse jeugd te verklaren? Stel je voor dat je behoort tot de grote cultuurnatie Duitsland anno 1945 en je krijgt de verantwoordelijkheid voor het fascisme en de Holocaust in de maag gesplitst. Nadat je door kauwgom knabbelende negers uit Amerika bent bevrijd wordt je vervolgens veertig jaar lang je culturele superioriteit ontzegd en wordt je een vorm van pacifisme opgedrongen. Dan valt de muur en komt één en ander weer terug naar boven drijven. Rammstein speelt in op dat complexe geheel van onderdrukte impulsen. Het succes van Rammstein is wellicht daardoor te verklaren dat het Duitsland helpt zijn identiteit terug te vinden. Of zoals de gitarist van de groep zegt : “The Germans definitely have a problem. Before, it was “Deutschland über alles”. And now Germany is below everything. Rock bottom. Our problem is that we actually think Germany is pretty good. But almost nobody thinks that. Everybody’s very embarrassed to be German and there’s no German identity. Our aim is to help Germany not to be overtly patriotic like the Americans, but to be patriotic and not be ashamed. Every country has its strengths and weaknesses. Some of them have more character, some of them less character. In my opinion there’s a certain type of character that Germans have that no other nationality has. It’s hard to describe. It would be a shame if that disappeared.” Hoedanook, Rammstein brengt rechtse esthetiek naar de mainstream van de Duitse popcultuur en schroomt zich niet om daarbij een soort revival van het Derde Rijk tot stand te brengen. Nu ben ik de laatste om wat politiek niet correct is meteen af te branden. Rammstein fascineert maar bezorgt mij ook barstende hoofdpijn al zal ik “Reise,Reise” in de wagen altijd afspelen op maximaal volume. Leidmotief Januari 2011
Maurizo Cattelan, HIM (2001)
Rammstein : Till Lindemann , Richard Z. Kruspe , Paul H. Landers , Oliver Riedel , Christoph Schneider, Christian Lorenz
REISE, REISE Auch auf den Wellen wird gefochten Wo Fisch und Fleisch zur See geflochten Der eine sticht die Lanz’ im Heer Der andere wirft sie in das Meer Ahoi Reise, Reise Seemann Reise Jeder tut’s auf seine Weise Der eine stößt den Speer zum Mann Der andere zum Fische dann Reise, Reise Seemann Reise Und die Wellen weinen leise In ihrem Blute steckt ein Speer Bluten leise in das Meer Die Lanze muss im Fleisch ertrinken Fisch und Mann zur Tiefe sinken Wo die schwarze Seele wohnt ist kein Licht am Horizont Ahoi
Leidmotief Januari 2011
Reise, Reise Seemann Reise Jeder tut’s auf seine Weise Der eine stößt den Speer zum Mann Der andere zum Fische dann Reise, Reise Seemann Reise Und die Wellen weinen leise In ihrem Blute steckt ein Speer Bluten leise in das Meer Reise, Reise Seemann Reise Und die Wellen weinen leise In ihrem Herzen steckt ein Speer Bluten sich am Ufer leer
BRONNEN Claire Berlinski, Rammstein’s Rage, Azur, Spring 5765/2005 17
CamillaKerl Torsten Nylund als Rienzi en Kate Foto © Aldrich Bettina Stöß Foto © Bettina Stöß 18
Leidmotief Januari 2011
VAN BERGHOF NAAR BUNKER Richard Wagner RIENZI door Jos Hermans Torsten Kerl (Rienzi)-Camilla Nylund (Irene) - Ante Jerkunica (Steffano Colonna) - Kate Aldrich (Adriano) Regie : Philipp Stölz,Muzikale leiding : Sebastian Lang-Lessing Opname: Deutsche Oper Berlin, 2010 DVD/BLU RAY ARTHAUS MUSIK 101522
Je maakt het wel eens mee dat een theaterproductie van een opera beter is dan de muziek waarop ze is gebaseerd. Is zoiets ook denkbaar bij Wagner? Afgaande op de dvdrelease van Philipp Stölzls Rienzi voor de Deutsche Oper moet je besluiten dat het antwoord alleen maar ja kan zijn. Door Wagner zelf gedesavoueerd als een soort jeugdzonde is Rienzi nooit tot de Wagnercanon gaan behoren. Is dat wel terecht ? Die Feen en Das Liebesverbot even buiten beschouwing gelaten is het duidelijk dat het Wagners minst goede opera is, daarover kan geen twijfel bestaan. Het is het werk van een 29-jarige die Parijs een elefantesk monster wilde serveren volgens de mode en de waan van de dag, de “Grand Opéra” van Meyerbeer. Heeft Cola Rienzi iets van de rethorische kwaliteiten van Wagners latere personages, de overige personages zijn eerder van bordkarton, weinig gedifferentieerd in hun psychologische ontwikkeling en onvoldoende ondersteund door even grootse muziek als in de werken van zijn maturiteit. Toch hoor je in de massieve koorpartijen reeds embryonaal de Wagner van Tannhäuser en Lohengrin. Hans von Bülow noemde het werk sarcastisch “Meyerbeers beste opera”. Dat zegt misschien iets over de artistieke krachtsverhoudingen tussen Wagner en Meyerbeer die zich posthuum hebben bevestigd maar het zegt allerminst iets over de sociale en economische verhoudingen tussen beiden in het midden van de 19e eeuw. Anno 1842 was Rienzi dus ontzettend belangrijk voor Wagner, nadat zijn eerste verblijf in Parijs op een complete mislukking was uitgedraaid. De succesvolle première van Rienzi in Dresden maakte hem in één klap bekend in heel Duitsland en het leverde hem ook een baantje op als Kapellmeister. Je mag er niet aan denken wat er van hem zou zijn geworden als Rienzi in Dresden een flop zou zijn geweest. Al 150 jaar behoort het tot de geplogenheden van operahuizen om van Rienzi hun eigen versie te brouwen. Aan de Deutsche Oper is dat niet anders. Stölzl en zijn dramaturge Katharina John reduceerden de partituur tot 2.5 uur muziek terwijl de première in Dresden bijna 6 uur moet hebben geduurd. De weinige plaatopnames die ervan bestaan gaan zelden over de 3.5 uur. Moeten we Stölzl dankbaar zijn voor deze ingrijpende coupures ? Wellicht wel maar het laatste Leidmotief Januari 2011
woord over Rienzi hoort toch te gaan naar diegene die zich over het stuk ontfermt in zijn integraliteit. Stölzl maakt het stuk immers een stuk eendimensionaler en doet het ook geweld aan. Van Rienzi maakt hij een dictator die zich in de gunst van het volk weet te werken, in de oorlog tekort schiet en de realiteit ontvlucht door zich in een bunker te verschansen. Komt het u bekend voor? Wagners Rienzi bezorgt het volk een grondwet en rechten tegen de willekeur van de adel, hij toont clementie zoals Tito in Mozart’s La Clemenza di Tito, schenkt zijn belagers genade en wordt uiteindelijk het slachtoffer van een ordinaire intrige. Maar een dictator en een slachter? Stölzl ensceneert dus eerder de receptie van Rienzi als het stuk zelf. Maar als dat zo goed gedaan wordt als Stölzl dat heeft gedaan dan kan je veel door de vingers zien in de wetenschap dat het laatste woord over Wagners jeugdwerk daarmee nog niet is gezegd. De eerste scène is meteen geweldig. Terwijl de prelude weerklinkt, met haar grote historische beladenheid als de openingsmuziek van menige Reichsparteitag, zien we een dictator die zich geïnstalleerd heeft in de eenzaamheid en de “ennui” van zijn machtswaan. Hij dirigeert de muziek die uit zijn grammofoon lijkt te komen, hij danst en turnt zich een weg door zijn “Berghof” met zicht op de Obersalzberg. Wij zien hem zelfs een achterwaartse koprol maken op zijn bureau. Op dat punt aangekomen heb ik moeten terugspoelen om te beseffen dat hier niet de behoorlijk obese Torsten Kerl aan het werk was maar een acteur als dubbelganger. Het effect is geweldig. Vanzelfsprekend is deze openingsscène gemodelleerd naar Chaplins persiflage van Hitler in “The Great Dictator”. Maar dit is slechts een voorafschaduwing van de opgang die de dictator nog zal maken. Daarvoor zien we hem eerst aan het werk als opstandeling in de door burgeroorlog verscheurde straten van “Rome”. Dat Rome is niet letterlijk te nemen want het is gevat in prachtige expressionistische decors die aan George Grosz herinneren. Later zullen die plaatsmaken voor de kille architectuur van het nazi-classicisme. Het koor draagt maskers die lijken te verwijzen naar psychische deformaties die Wereldoorlog I achterliet. Onder hun lompen dragen de koorleden reeds de zwart/witte outfits van de dictatuur die 19
Camilla Nylund als Irene Foto © Bettina Stöß
zij later aan de openbaarheid zullen prijsgeven als hun eigenlijke onderdrukte natuur. Propaganda à la Riefenstal is voortdurend te zien op een videowand. Erg geslaagd is de inzet van een live camera die Rienzi’s naar Hitler gemodelleerde redevoeringen naar de videowand streamt. Adriano’s genadeverzoek aan Rienzi ten voordele van zijn vader wordt slechts gehonoreerd voor het oog van de camera’s, de videowand boven hun hoofden laat zien hoe de tegenstanders één voor één met een kogel in het hoofd worden afgemaakt.
Torsten Kerl is geen Max Lorenz maar zowel zijn voordracht als zijn spel zijn intelligent en niet zonder brio, één van de beste partijen die ik hem al heb zien afleveren. Camilla Nylund, als Rienzi’s zuster Irene, allicht gekozen vanwege haar Arische looks, heeft van de censoren slechts weinig te zingen gekregen. Het weinige dat ze doet is voortreffelijk. De Amerikaanse mezzo Kate Aldrich als Adriano, wordt door het Berlijnse publiek het meest gevierd vanwege haar sterke rolidentifiactie. Zou ze het even goed hebben gedaan als Wagners vlam Wilhelmine Schröder-Devrient?
In het tweede deel wordt het toneel verticaal opgesplitst in drie niveau’s. Dat levert bijzonder fraaie resultaten op tijdens de oorlogstaferelen: terwijl het morrende volk zich hult in rood licht zien we hoe de dictator zich terugtrekt in zijn Führerbunker terwijl boven dit alles oorlogstuig voorbij raast op de videowand. Tijdens zijn grote aria “Allmächtige Vater, blick herab” krijgen we weer zo’n fascinerende blik in die laatste dagen van de Führer wanneer we Rienzi zien spelen met architectuurmodellen voor Albert Speers “Germania”. Dat de aria redelijk futloos overkomt is allicht te wijten aan het feit dat Torsten Kerl dan al bijna het gehele stuk door op het toneel heeft gestaan.
Sebastian Lang-Lessing neemt soms heel brede tempi. Het orkest klinkt ook wel wat rommelig maar dat kan zeker ook aan de gebrekkige orchestratie van de 29-jarige componist liggen. Het koor presteert voortreffelijk.
20
Philipp Stölzl is een regisseur om in de gaten te houden. ln 2007 leverde hij al een knappe enscering af van een even problematische telg van de Grand Opéra als Rienzi : Benvenuto Cellini van Berlioz op de Salzburger Festspiele. Voor Madonna en Rammstein maakte hij video clips . Momenteel draait hij een film over Goethe. Zijn volgende Wagnerproject is Parsifal. Opnieuw aan de Deutsche Oper Berlin.in 2012. Leidmotief Januari 2011
Camilla Nylund & Kate Aldrich Foto © Bettina Stöß
Leidmotief Januari 2011
21
Michael Tanner THE FABER POCKET GUIDE TO WAGNER Faber and Faber Ltd, Londen 2010
door Jos Hermans
Wat hebben de Britten toch met Wagner? Eerst had je G.B. Shaw, Ernest Newman en Deryck Cooke. Later kwamen Bryan Magee, John Deathridge, Roger Scruton, Bernard Williams en Jonathan Carr. Altijd hebben ze de noodzaak gevoeld om Wagner op de één of andere manier te moeten verdedigen. Altijd hebben ze Wagner uit het vunzige discours gehouden waarvan links-progressieven, op wraak beluste joden en gestoorde Duitsers, zich nu al ruim 30 jaar bedienen om Wagner te diaboliseren. In de handen van Britse auteurs heeft Wagner daarentegen altijd recht op een eerlijk discours. De enige uitzondering is misschien Barry Millington die het nodig acht om af en toe een vergrootglas ter hand te nemen om op zoek te gaan naar antisemitische luizen in de pels van Wagners oeuvre. Dat Britse respect voor Wagner vinden we ook terug in “The Pocketguide to Wagner”, het laatste boekje van Nietzschekenner en docent filosofie in Cambridge, Michael Tanner, vooral dan in het beknopte biografische deel. Tanner demonstreert dat je daarvoor niet in een hagiografisch coma hoeft te vervallen. De biografische gegevens zijn nu eenmaal zo verpletterend dat ze respect horen af te dwingen bij elke rechtgeaarde kunstliefhebber, of hij nu Wagnerliefhebber is of Wagnerhater. Neem nu De Ring. Wagner spendeert er 26 jaar van zijn leven aan en schrijft de eerste helft van de partituur zonder enig uitzicht op een mogelijke opvoering van het werk. Bayreuth, de tempel die hij voor de opvoering van de Ring als onmisbaar beschouwt, ontstaat met veel bloed, zweet en tranen. Wat men echter te weinig beseft is dat hij dan nog de helft van het werk moet componeren! De durf waarmee hij leven en carrière op het spel heeft gezet en de zelfverzekerdheid waarmee Wagner zijn plannen tot uitvoer brengt, is, hoe je het ook draait of keert, adembenemend. Als Wagner weer eens klaar was met het schrijven van één van zijn teksten dan zei hij soms dat hij nu alleen nog maar de muziek hoefde te componeren, terwijl ons dat nu juist het moeilijkste lijkt van het creatieve proces. 22
Vergelijk dat maar eens met de hedendaagse operacomponist die, alvorens een noot op papier te zetten, eerst via de kassa van overheid of bevriende intendant moet passeren. Dan begrijp je al snel waarom opera vandaag geen levende kunst meer is. Tanner heeft ook respect voor de mens achter de kunstenaar: “Wagner’s egoism has, naturally, been much remarked on, and he is very often –perhaps even usually – regarded as one of history’s egregious monsters of self-centredness. Had he been a less self-centred person, he would not have completed his life’s work. Creating his operas was only part of what he had to do : it was very nearly as necessary that he would get them staged as that he should write them. That was certainly how he felt, and it is a stony-hearted person who can read Cosima’s diaries and see how the pair spent years bringing The Ring and Parsifal to production without being moved or shocked by the amount of travelling, auditioning, socialising, organising of every kind that they had to do.” Bij zijn eerste mislukte poging om Parijs te veroveren schrijft Tanner: “No artist has ever been more comprehensively humiliated”. Jaren later, na de mislukte Tannhäuser in datzelfde Parijs, schrijft Tanner: “Not surprisingly, after this debacle, Wagner hated everything French for the rest of his life.” Als Koning Ludwig de première van Die Walküre zonder toestemming van Wagner in München verordonneert, schrijft Tanner: “For him to stay away, never having heard the scores, and to imagine absurd productions end performances must have been intolerable”. De bespreking van Wagners werken, het moeilijkste dat hij zich tot opdracht heeft gesteld, vond ik niet speciaal verhelderend. En van het hoofdstuk over “Wagner, the Jews and the Nazi’s”, dat hij naar eigen zeggen tegen zijn zin heeft geschreven, heb ik absoluut niets bijgeleerd. Leidmotief Januari 2011
Tanner rond zijn werkje af met een lijstje van aanbevolen boeken, CD’s en dvd’s. Joachim Köhler, auteur van “Wagner’s Hitler” noemt hij gestoord, maar zijn Wagnerbiografie “Der Letzte der Titanen” vindt genade in zijn ogen. Tanners CD-tips zijn “a mixed bag” en niet geheel vrij te pleiten van enig Brits chauvinisme. Konwitschny’s Holländer en Kubeliks Meistersinger schijnt hij niet te kennen, Sandor Konya en Max Lorenz evenmin. Zijn tips zijn als volgt : Fritz Reiner 1950 (NAXOS) voor de Vliegende Hollander, George Szell 1940 voor Tannhäuser, Rudolf Leidmotief Januari 2011
Kempe voor Lohengrin (EMI), Bernard Haitink (1997, Londen) voor Die Meistersinger, Furtwängler 1952 (EMI) voor Tristan und Isolde, Joseph Keilberth (Bayreuth 1955) voor de Ring, Knappertsbusch (Bayreuth, 1962) voor Parsifal. Dvd’s beperken zijn imaginatie, zegt Tanner en het is duidelijk dat hij geen man van het theater is. Daarin toont hij zich een even grote conservatief als Roger Scruton. Hij geeft dat ook ruiterlijk toe en maakt er zich vanaf in 2 pagina’s. Voor dvd-advies moet je elders zijn. 23