1ste MBO Koplopers Overleg, 25 oktober 2011 Factsheet 1
- Mantelzorg / informele zorg
Definitie van mantelzorg • • • •
een mantelzorger zorgt langdurig en onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis; bij mantelzorg duurt de verzorging meer dan 8 uur per week of langer dan 3 maanden achtereen; een mantelzorger kan eventueel hulp krijgen van professionele zorg of vrijwilligers. Hierbij kun je denken aan vrijwilligerszorg, AWBZ-zorg, huishoudelijke zorg, steun uit de omgeving, respijtzorg. mantelzorg is iets anders dan gebruikelijke zorg in de zin van de normale dagelijkse zorg van gezinsleden en huisgenoten voor elkaar, bijvoorbeeld zorg voor het huishouden of de kinderen.
Het SCP vult de definitie van mantelzorg als volgt aan: • zorg die huisgenoten, familie, vrienden, kennissen, collega’s en buren verlenen en die voortkomt uit onderlinge relaties; het gaat dus niet om hulp als gevolg van een beroep of georganiseerd vrijwilligerswerk; • steun vanwege gezondheidsproblemen of beperkingen tot in een terminale fase; • steun wordt gegeven in de vorm van huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging, regeltaken en/of externe begeleiding. Het verschil tussen mantelzorg en vrijwilligerszorg is dat je als vrijwilliger een keus hebt in de zorgsituatie, je er (in principe) elk moment mee kunt stoppen en je zelf aan kunt geven hoeveel uur je eraan wilt besteden. Dit alles is op een mantelzorgsituatie niet van toepassing. Cijfers (Bron: SCP 2008) • •
60% van de mantelzorgers is vrouw, 40% is man; bijna de helft van de mantelzorgers is tussen de 45 en 65 jaar;
In Nederland zorgen 2,6 miljoen mensen (74% van het totale aantal mantelzorgers) meer dan acht uur per week of langer dan drie maanden voor een ander. Zo'n 1,1 miljoen mantelzorgers zorgen meer dan acht uur per week én langer dan drie maanden voor een ander. Van deze 2,6 miljoen mantelzorgers voelen 450.000 mantelzorgers zich zwaar belast of zelfs overbelast. Dit zijn de mantelzorgers die 24 uur per dag zorg geven (door de zorg voor een partner of kind). Deze mantelzorgers ervaren dat de zorg teveel op hun schouders komt te rusten, dat hun zelfstandigheid in de knel raakt, dat de zorgverlening ten koste gaat van hun gezondheid en conflicten op het werk of in de thuissituatie oplevert. • • •
71% van de mantelzorgers werkt, dat is gemiddeld 1 op de 8 werknemers; in 2007 zijn tussen de 50.000 en 100.000 werkende mantelzorgers minder gaan werken of tijdelijk of definitief gestopt met werken; oplossingen van werknemers om werk en zorg in balans te houden: (1) minder werken/ (tijdelijk) stoppen met werken, (2) verlof opnemen, (3) afspraken met de werkgever maken, (4) minder tijd besteden aan het huishouden en meer gebruik maken van kinderopvang.
80% van alle zorg in Nederland is in handen van de mantelzorgers. Volgens het Sociaal cultureel Planbureau zou het € 7,7 miljard kosten als alle mantelzorgers in Nederland voor hun diensten betaald zouden worden. De kosten die de mantelzorger voor eigen rekening neemt, zoals kosten voor bellen, wassen, koken, enz. zijn dan nog niet meegerekend. Gemiddeld geeft een mantelzorger 14-17 uur zorg per week (2 werkdagen!). Het gevolg is dat kinderen, partner, vrienden of hobby opzij gezet moeten worden. Soms ook het werk als de combinatie werk en zorg niet langer te maken is. Terwijl in het licht van de vergrijzing de arbeidsparticipatie juist dient toe te nemen.
Trends Het aantal werkende mantelzorgers neemt toe Steeds meer werkgevers krijgen te maken van mantelzorgende werknemers. De toename in het aantal mantelzorgers heeft o.a. te maken met maatschappelijke ontwikkelingen als vergrijzing, vermaatschappelijking van de zorg (mensen wonen langer thuis), (dreigende) personeelstekorten/ bezuinigingen in de zorg, toenemende arbeidsparticipatie, langer en meer doorwerken, bezuinigingen AWBZ en andere voorzieningen. De toekomst is nu, actie is noodzakelijk! Een goede werk-privé balans is essentieel Een andere trend die we zien, is het feit dat werknemers aangeven dat een goede werk-privé balans essentieel is. Niet minder uren werken, maar begrip van de baas blijkt daarin een belangrijke factor. Mantelzorg wordt werkgeverszorg De Arbeidsvoorwaarden Survey 2010-2011 van Mercer en Centraal Beheer Achmea onder 1.200 werkgevers heeft het volgende aangetoond: • 46% van de werkgevers heeft géén idee hoeveel van haar werknemers mantelzorgtaken heeft. 43% van de werkgevers denkt dat het om minder dan 2% gaat (in plaats van 1 op de 8 werknemers). • een derde van de werkgevers vindt dat de zorgtaken van hun werknemers een volledige privéaangelegenheid is, nog eens een derde denkt dat het een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van werknemer en werkgever is, en de overige werkgevers hebben er nog niet over nagedacht; • 70% van de werkgevers vindt dat ze binnen hun bedrijf géén specifieke aandacht aan mantelzorg hoeven te besteden: 40% omdat de wettelijke verlofmogelijkheden toereikend zijn en 30% vanwege de flexibele arbeidsvoorwaarden die het bedrijf al biedt. • Werknemers lopen vaak niet te koop met de mantelzorg die zij verlenen, in de veronderstelling dat dit slecht kan uitpakken voor hun loopbaan. Geestelijk of lichamelijk overbelasting blijft echter een risico, wat kan leiden tot grijs verzuim (in werktijd druk zijn met privétaken) of tot ziekteverzuim. 55% van de werkende mantelzorgers maakt mantelzorgtaken bespreekbaar op het werk. Werkende mantelzorgers leveren vooral eigen vrije dagen in om werk en mantelzorg te combineren (30%). 26% maakt gebruik van kortdurend zorgverlof. Van onbetaald langdurig verlof wordt nauwelijks gebruik gemaakt. Eén ding is duidelijk: het grotere beroep op mantelzorg heeft impact op zorgende werknemers en hun werkgevers. Of we willen of niet, werk en privé zijn niet te scheiden. Aandacht hiervoor is dus essentieel! Flexibele werktijden Uit onderzoek van het Nationale Mantelzorgpanel, blijkt dat vooral flexibele werktijden belangrijk zijn voor mantelzorgende werknemers. Daarnaast zijn thuiswerken, (tijdelijk) minder uren werken of het verminderen van taken en verantwoordelijkheden van belang. Argumenten voor bedrijven om in dit thema te investeren Onderzoek van de Sheffield University, i.o. Carers UK heeft aangetoond dat aandacht voor mantelzorg het volgende oplevert: • de productiviteit stijgt en kwaliteit verbetert • behoud van kennis en ervaring • minder verloop omdat mensen meer ‘gebonden en geboeid’ zijn, minder werving- en selectiekosten • minder verzuim • een goede werk-privébalans • een verbetering van het werkgeversimago
Best practices die zich vertaald hebben in kansen voor organisaties •
•
• •
•
•
•
de organisatie besteedt veel aandacht aan verzuimpreventie en re-integratie. Zij heeft een sterk lokale/ regionale functie, waardoor het onderlinge sociale (en ook familiale) netwerk tussen medewerkers groot is, en medewerkers elkaar bij mantelzorgsituaties te hulp schieten. In dat licht is het belangrijk om zaken rondom mantelzorg goed te regelen, om uitval van meerdere mensen inzake 1 zorgsituatie te voorkomen. de continuïteit van de bezetting liep gevaar door mantelzorgsituaties. Nu het thema bespreekbaar en bekend is, zijn er bijna altijd oplossingen te vinden om de combinatie werk en mantelzorg goed vorm te geven, en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de medewerkers ook kunnen komen op de momenten zoals afgesproken. de organisatie voelt zich verbonden met het thema vanuit aantrekkelijk werkgeverschap in de zin van grotere wervingskracht op de arbeidsmarkt en interne kracht in het binden en boeien van werknemers; naast het besef dat mantelzorg vriendelijk personeelsbeleid van groot belang is voor eigen medewerkers, is binnen de organisatie het besef ontstaan dat mantelzorg en werk een belangrijke aanvulling is op de externe dienstverlening van de organisatie. als het thema in de genen van de organisatie zit, vraagt het weinig tijd vraagt om goede en passende oplossingen voor zowel werkgever als werknemer te vinden. Loyaliteit is de opbrengst. Het is belangrijk om te delen wat je bezighoudt, ook privésituaties die impact (kunnen) hebben op het werk. De organisatie kent een verzuimpercentage van 1,99%, wat mede het resultaat is van aandacht aan mensen besteden, bij dingen stilstaan, oprecht interesse in mensen tonen. Er is begrip, steun en aandacht voor de mens. Aandacht voor het thema werk en mantelzorg heeft er binnen deze organisatie voor gezorgd dat de balans tussen werk en privé door mensen zorgvuldig wordt afgewogen, en dat zorgt ervoor dat mensen hun werk en hun thuis goed kunnen combineren en in balans kunnen houden. Hierin is het essentieel om realistische signalen, verwachtingen en oplossingen met elkaar te bespreken en de belangen van zowel werkgever als werknemer eerlijk en open op tafel te leggen. de organisatie vindt het belangrijk om mensen te faciliteren. Passende oplossingen bleken eenvoudig te realiseren en ook uit bedrijfseconomisch oogpunt bleek het interessant om aandacht te besteden aan het thema. Ondanks de kosten, die te overzien zijn, kan men door goed beleid te maken voorkomen dat mensen uitvallen. En dat levert uiteindelijk weer veel op.
Voorbeeld van coalitie rond dit thema: Coalitie Erbij. Nationale coalitie die de eenzaamheid wil beperken. Een Initiatief van KPMG, Stichting de Zonnebloem en Humaniitas. www.erbij.nl
Bronnen: SCP Rijksoverheid Mezzo Werk&Mantelzorg Arbeidsvoorwaardensurvey 2010-2011 van Mercer en Centraal Beheer Achmea Het Nationale Mantelzorgpanel Expert: Birgit Vermeulen, adviseur Werk en Mantelzorg
Bijlage Wat heeft het thema nodig?
Mate van bewustzijn Er is bewustwording rondom het thema in de hele organisatie. Dit vraagt duidelijke communicatie over en periodieke aandacht voor het begrip mantelzorg. Beleid en regelingen Het thema mantelzorg is onderdeel van beleid en is ondergebracht in beleidslijnen als bijvoorbeeld Verzuim, Het Nieuwe Werken of Duurzame inzetbaarheid. Het thema mantelzorg is bij voorkeur geen apart beleidsthema. Verlofregelingen zijn bekend en worden actief en ondersteunend door de organisatie aan haar werknemers 1 aangeb oden. Cultuur Een cultuur van openheid, begrip en vertrouwen. De organisatie heeft aandacht voor medewerkers met langdurige zorgtaken en gaat het gesprek met haar mensen aan over de combinatie werk en privé. De belangrijkste basis Er is ruimte voor maatwerkoplossingen en hierin wordt door de organisatie en haar leidinggevenden actief en met begrip meegedacht. Werkgever en werknemer delen de verantwoordelijkheid voor het samen vinden van oplossingen die passend zijn voor zowel de mantelzorger als de organisatie. Aanpak op verschillende niveaus
Nationaal niveau Lokale/regionale omgeving
HRM
Organisatie CSR
Marcom ……..
Lokale/regionale omgeving
Nationaal niveau
Factsheet 2 - Aansluiting onderwijs & beroepspraktijk / voorkomen schooluitval & werkeloosheid
Definitie: Een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt vergroot de kansen voor jongeren op een goede toekomst.
Actuele cijfers: Per jaar verlaten zo’n 43.000 scholieren voortijdig hun school of opleiding. Redenen zijn een verkeerde studiekeuze, gezondheidsproblemen of de aantrekkingskracht van de arbeidsmarkt. In het MBO en de beroepsgerichte leerweg van het VMBO is de uitval het grootst. Vooral jongens en niet/westerse allochtonen hebben een grotere kans op voortijdig schoolverlaten. De meeste schoolverlaters zijn tussen de 18-23 jaar.
Trends: Het onderwijs kampt met uitval en kwaliteitsproblemen in voortgezet en beroepsonderwijs en een tekort aan goed opgeleide jongeren (met name in zorg, techniek en wetenschap). De overheid heeft daarom de afgelopen jaren fors ingezet op het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten, het verbeteren van de loopbaanbegeleiding en het aantrekkelijk maken van bètavakken en -studies. Daarnaast dragen bedrijven en burgers bij aan het begeleiden van jongeren in hun loopbaanontwikkeling. Zo zijn er veel vrijwilligers actief op het gebied van mentoring en huiswerkbeleiding. Dit heeft zijn vruchten afgeworpen, maar onderzoek leert dat er bepaalde doelgroepen zijn die onvoldoende worden bereikt. De meeste interventies zijn namelijk gericht op jongeren tussen 12 / 18 jaar. Terwijl de meeste voortijdige schoolverlaters tussen de 18-23 jaar zijn. Ook de participatie van ouders is een aandachtspunt. Vanuit de ambitie van Nederland om te behoren tot top 5 kenniseconomieën, gaat er veel aandacht uit naar het promoten van exacte vakken en studies. Daarbij doet de overheid een beroep op het bedrijfsleven voor onderzoek in samenwerking met overheid en universiteiten oriëntatie op ondernemerschap en arbeidsmarkt afstemming beroepsonderwijs op arbeidsmarkt
Argumenten voor bedrijven om in dit thema te investeren: -
veel bedrijven, vooral in de techniek en zorg, hebben een tekort aan goed gekwalificeerde werknemers.
-
Het tekort aan gekwalificeerd personeel zal als gevolg van vergrijzing en ontgroening toenemen.
-
Jongeren zijn niet alleen de werknemers, maar ook de afnemers van de toekomst. Een goede reputatie onder deze doelgroep loont.
-
Kinderen en jongeren zijn gewilde doelgroepen voor bedrijven en vrijwilligers. Daar wil men graag mee geassocieerd worden en aan bijdragen.
Kansen voor samenwerking: Veel bedrijven (willen) bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en de kansen voor jongeren. Door de ervaringen te delen en samen te werken kan een beter inzicht worden verkregen in de succesfactoren van de verschillende projecten. Best practices/voorbeelden van coalities rond dit thema: Jet-Net, het Jongeren en Technologie Netwerk Nederland, is in 2002 opgericht met als doel om havo/vwoleerlingen een reëel beeld te geven van bèta en technologie en hen te interesseren voor een bètatechnische vervolgopleiding . Aan Jet-Net verschillende partijen verbonden: 70 bedrijven waaronder oa Akzo Nobel, Bolletje, IBM, NS, Oracle, Philips, Shell, Siemens, Unilever investeren bewust en structureel in dit netwerk. Daarnaast zijn 170 scholen aangesloten (er staan 140 scholen op een wachtlijst) en heeft het netwerk 18 partners (zij zijn geen ‘partner’, maar hechten veel waarde aan draagvlak binnen de driehoek bedrijfsleven, onderwijs en overheid. Dis zijn voornamelijk belangen- en intermediaire organisaties zoals Ministerie ELI en OCW, Platform Bèta Techniek, VNO-NCW, onderwijsorganisaties, (branche)organisaties en musea. JINC, voorheen Campus Nieuw West is een vereniging van 150 bedrijven die via verschillende projecten jongeren ervaring op laten doen met het bedrijfsleven. JINC is in 2002 gestart in Amsterdam en nu actief in Haarlem, Rotterdam en Utrecht
Uit onderzoek van het Verwey Jonkerinstituut naar de vrijwillige inzet voor het voorkomen van voortijdig schoolverlaten blijkt dat het resultaat van de verschillende projecten moeilijk is vast te stellen. Inspirerende voorbeelden die genoemd worden zijn: School’s Cool, IMC Weekendschool en Goal.
Bronnen: Raad voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Onderzoek Verwey-Jonker voor het Oranje Fonds (2011)
Expert: Esther den Breejen, senior communicatieadviseur Oranje Fonds
Factsheet 3
- Leefbaarheid en veiligheid in de wijk
Definitie: De directie Wijken van het ministerie van Binnenlandse Zaken zet zich sinds 2007 in voor wijken met achterstanden. Nederland heeft ongeveer 100 aandachtswijken met complexe problemen rond wonen, werken, leren, opgroeien en veiligheid. In 40 wijken is de opeenstapeling van problemen zo groot dat ze sinds 2007 extra aandacht krijgen van de Rijksoverheid. De directie Wijken streeft er naar de 40 wijken om te vormen tot vitale woon- en leefomgevingen. Het Rijk werkt samen met gemeenten en wooncorporaties aan het terugdringen van de achterstanden in de wijken. Om dit te bereiken zijn er ook andere partners nodig, zoals actieve burgers, maar ook bedrijven die nieuwe kansen kunnen creëren. Op basis van de uitkomsten van de visitatiecommissie, legt de directie Wijken de komende periode nadruk op twee ankers. Het eerste anker is ‘Agenda Burgerschap’. Een beweging wordt gestart waarbij gemeenten en professionals ruimte geven aan burgers om taken en verantwoordelijkheden die tot op heden door de overheid en professionals worden gedaan over te nemen. Hiermee wordt eigen verantwoordelijkheid van burgers en een compacte faciliterende overheid gestimuleerd. Het tweede anker is ‘Gebruik van economische principes in het werken aan leefbaarheid’. Het doel is om bestaande en nieuw aan te boren geldstromen beter te benutten, ruimte te geven aan private initiatieven en de economische vitaliteit in de wijken te versterken. De directie Wijken is op zoek naar actieve partners die zich in het kader van maatschappelijk betrokken ondernemen willen inzetten voor een prettige woon- en leefomgeving in de wijken. Actuele cijfers:
Trends: 0,04
0,03
bevolkingssamenstelling ontwikkeling dimensie t.o.v. 1998
0,02
woningvoorraad publieke ruimte
0,01
voorzieningen 0,00 1998
2000
2002
2004
2006
2008
2010
leeftijdsopbouw en samenhang -0,01
veiligheid
-0,02
-0,03
In de figuur wordt de ontwikkeling van de 6 onderliggende dimensies van leefbaarheid weergegeven, met 1998 als startpunt. Vooral de dimensie bevolkingssamenstelling is verbeterd. Dit heeft te maken met de afname van de werkloosheid, maar ook met de verbetering van de opleidingsgraad. De veiligheidsscore is op lange termijn verslechterd. Op de andere 4 dimensies is er een lichte vooruitgang. Argumenten voor bedrijven om in dit thema te investeren: • • • • •
Door maatschappelijk betrokken te ondernemen in de wijken, kunnen bedrijven een bijdrage leveren aan de samenleving. Op deze manier kunnen bedrijven hun imago bij hun (potentiële) klanten versterken. Gemeenschappelijk belang en bedrijfsbelang hoeven elkaar niet uit te sluiten Bedrijven hebben zelf ook belang bij het op orde zijn van de lokale leefomgeving. In termen van arbeidsbemiddeling wordt het met de vergrijzing steeds belangrijker ook arbeidspotentieel in te zetten die moeilijker benaderbaar / bemiddelbaar zijn.
Best practices: Albert Heijn is inmiddels in vrijwel alle aandachtswijken actief, in totaal 43 wijken in 14 steden. De activiteiten van Albert Heijn sluiten aan bij het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen beleid van de supermarktketen. Het betreft zowel activiteiten op het terrein van ‘lokale betrokkenheid’ waar de focus ligt op ‘schoon, heel en veilig’ en activiteiten op het gebied van ‘gezondheid’ (in de wijken) met het ‘ik eet het beter’ lesprogramma. Door de samenwerking tussen Albert Heijn en het ministerie van Binnenlandse Zaken, is het aantal deelnemende scholen in aandachtswijken de afgelopen jaren fors gestegen. Albert Heijn kent ook leerwerktrajecten. Samen met de gemeente, het ROC en Albert Heijn zijn er werkbare afspraken gemaakt die verder kunnen worden uitgerold. Wat ooit begon met de opzet van een leer-werk traject voor één groep in Amsterdam West, is inmiddels uitgegroeid naar drie groepen van 20 leerlingen. Ook in Utrecht is gestart met een groep van 20 leerlingen die een leerwerktraject zijn gestart.
De core business van veel bedrijven sluit aan bij een van de hoofdthema’s van de wijkenaanpak. Een goed voorbeeld is Tempo Team. De core business van deze organisatie is arbeidsbemiddeling. Een belangrijk speerpunt in het wijkenbeleid is werk. In het kader van hun MVO-beleid zorgt dit uitzendbureau er voor dat (probleem) jongeren uit de aandachtswijken weer aan de slag gaan. Tempo-Team wil hieraan met name invulling geven op lokaal niveau en richt zich daarbij op doelgroepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Voorbeeld van coalitie rond dit thema: De Landelijke Alliantie Wijkaanpak is een alliantie van ruim 60 maatschappelijke instellingen, organisaties en bedrijven die hun bijdrage willen leveren aan de wijkenaanpak. De partners van de Landelijke Alliantie Wijkenaanpak zijn tot 2018 actief betrokken bij de verbetering van de leefbaarheid in de 40 wijken. Zij zetten zich op verschillende manieren in om deze verbeteringen teweeg te brengen. Initiatiefnemer: Ministerie van BZK. Bronnen: www.cbs.nl Experts: Paulien van der Hoeven, coördinerend beleidsmedewerker, Directie Wijken, Ministerie van Binnenlandse Zaken Riemer Baumfalk, projectleider Landelijke Alliantie, Directie Wijken, Ministerie van Binnenlandse Zaken
Factsheet 4
- Armoede en leefbaarheid in Amsterdam
Definitie De Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam spreekt van armoede wanneer mensen moeten rondkomen van een inkomen tot 110% van het wettelijk sociaal minimum. Mensen die arm zijn hebben vaak veel stress, participeren minder in de samenleving en hebben doorgaans een slechtere gezondheid dan anderen. Ook kinderen en jongeren worden vaak de dupe van armoede zonder dat ze er iets aan kunnen doen. De gevolgen van armoede werken nog lang door. Actuele cijfers: Zestien procent van alle Amsterdammers leeft in armoede. Het Amsterdamse aantal armen is veel hoger aantal dan het landelijke gemiddelde (één op de tien). Het armoedeprobleem treft vooral ouderen, eenoudergezinnen, allochtone gezinnen en meer en meer Amsterdamse jongeren. Het percentage 65-plussers dat moet rondkomen van een minimum inkomen telt 22,8 procent. (Bijna 7 % hoger dan de leeftijdsgroep tussen 18-65 jarigen).
In stadsdeel Zuidoost behoren 22,4 procent van de huishoudens tot de minima, gevolgd door Noord met 19,8 procent. Stadsdeel Zuid scoort het laagst maar kent sinds de crisis in Nederland wel de hoogste toename van huishoudens die moeten rondkomen van een minimum. Een stijging van 3,8 procent in 2010 zorgt voor 10.485 mensen in stadsdeel Zuid die behoren tot de minima.
Trends: In de afgelopen jaren is fors ingezet op het verbeteren van de krachtwijken. Het programmabureau Wijkaanpak van de gemeente Amsterdam heeft in samenwerking met stadsdelen, woningcorporaties, maatschappelijke organisaties en bewoners en ondernemers hard gewerkt aan de verbetering van wijken. Deze aanpak is succesvol gebleken. Op lokaal niveau zijn netwerken ontstaan waarin bewoners en ondernemers een belangrijke rol zijn gaan spelen. Deze zijn zichtbaar in de talrijke bewonersinitiatieven in de wijken. Belangrijke ambitie voor de toekomst is; 1. Economische verduurzaming van deze initiatieven en 2. Het ondersteunen van actief burgerschap, het faciliteren van een civic society. De Amsterdamse Armoederegisseur stuurt op een brede aanpak van armoede. Het is niet alleen een kwestie van inkomensvoorzieningen en schuldhulp, maar ook van aanpak op de terreinen: jeugd, veiligheid, wonen, zorg, werk en ondernemerschap. Partijen uit het maatschappelijke middenveld (welzijn, wonen, werk, onderwijs) werken wijk- of gebiedsgericht. Zij ondersteunen en stimuleren tal van bewonersinitiatieven op de bovengenoemde thema’s. Hieruit ontstaan verschillende soorten wijkondernemingen / initiatieven die gericht zijn op verbetering van de wijk in het algemeen en specifiek zijn in het betrekken van bewoners en stimuleren van kansarmen. Initiatiefnemers van deze wijkondernemingen zijn divers; afhankelijk van wijk en vraag. Het succes is afhankelijk van sterke personen die deze initiatieven opzetten (Best Persons). Kenmerken van deze initiatieven zijn: inzet op het betrekken of versterken van sociale netwerken, het betrekken van bewoners en ondernemers en inzetten op het ontwikkelen van eigen (veer)kracht, gelegenheidscoalities. De gemeente Amsterdam streeft naar meer samenwerking en het leggen van verbindingen tussen deze initiatieven programma’s. Het Pact voor Amsterdam (tegen armoede) vraagt daarbij nadrukkelijk aandacht voor samenwerking met het bedrijfsleven. De eerste stappen zijn hierin al gezet. Amsterdam telt een groeiend aantal (groot) bedrijven die koploper zijn op het gebied van Maatschappelijk Betrokken Ondernemen. Zij investeren tijd, kennis en middelen in diverse maatschappelijke programma’s en initiatieven. Hierbij werken ze vaak samen met intermediaire organisaties, zoals de Vrijwilligers Centrale Amsterdam, Amsterdam Cares, Stichting Present.
Argumenten voor bedrijven om in de leefbaarheid van Amsterdam te investeren: • • • •
Bedrijven zien het als hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om te investeren in de lokale omgeving van de onderneming (goed naboarschap). Ze worden hier ook op aangesproken. Bedrijven hebben ook zelf belang bij het verbeteren van de leefbaarheid en het voorkomen en bestrijden van armoede: stijgende welvaart betekent immers ook economische groei. Aansluiting op een bestaand netwerk van professionals, bewoners en ondernemers die ervaring hebben met succesvolle programma’s. Het wiel hoeft niet opnieuw uitgevonden te worden. Bedrijven moeten voldoen aan eisen van duurzaam inkoopbeleid, via Social Return on Investment (SROI)
Kansen voor meer maatschappelijk rendement door samenwerking: • • • •
Bedrijven stemmen hun maatschappelijke progamma’s onderling af en vullen elkaar aan waar mogelijk Bedrijven laten hun maatschappelijke inzet aansluiten op bestaande behoefte en programma’s op wijkniveau Bedrijven zetten hun core competenties in, zoals stimuleren van ondernemerschap, training en bemiddeling voor de arbeidsmarkt en financiële educatie Bestaande bedrijvennetwerken verbinden en koppelen aan netwerken op stadsdeel/wijkniveau
Best practices: Albert Heijn is partner in verschillende initiatieven in de Amsterdamse aandachtswijken die de buurt ‘schoon, heel en veilig’ maken, de gezondheid bevorderen en de lokale betrokkenheid versterken. Daarnaast biedt Albert Heijn leerwerktrajecten aan. Delta Lloyd zet haar medewerkers in op verschillende programma’s die de financiële zelfredzaamheid van kwetsbare groepen in Amsterdam vergroten, zoals de training ‘Op Eigen Kracht’ van Voedselbank Amsterdam, MaDi voor bewoners in Amsterdam Zuidoost en Diemen en de IMC Weekendschool. IBM steunt diverse mentorprojecten zoals de Talentcoach, Coach2b en Track the Talent die laaggeschoolde jongeren stimuleren om hun talenten te ontwikkelen en benutten.
Timorplein Community in Amsterdam Oost – (ondernemers initiatief) zij ontwikkelen een model van wijkondernemerschap op buurtniveau om invulling te geven aan wijkeconomie op basis van een thema (Foodnight Oost), buurtcentra Karrewiel en Meevaart (exploitatie en beheer door en voor bewoners). Tolhuistuin in Amsterdam Noord– Culturele ontmoetingsplaats legt een verbinding met Van der Pekbuurt en het centrum van Amsterdam, realiseert werkervaringsplaatsen en stimuleert ondernemerschap. Buurtbeheerbedrijven (Oost, West, Noord) – opgezet door woningcorporatie Ymere in samenwerking met Zone 3. Biedt werkervaringsplaatsen in de achterstandswijken, stimuleert bewonersparticipatie en is economisch rendabel. Effect is zichtbaar in een schone en leefbare buurt. Bestaande bedrijvencoalities voor maatschappelijk betrokken ondernemen in Amsterdam: BASTA BASTA (Bedrijven in Amsterdam Samen Tegen Armoede) is een digitaal platform voor bedrijven en medewerkers die iets willen doen aan de armoede in Amsterdam. Initiatiefnemer: Delta Lloyd Foundation. Hart voor Amsterdam MBO Platform Netwerk van circa 15 bedrijven die 4x per jaar bij elkaar komen om kennis te delen en te netwerken. Green Business Club Zuidas/Zuidas ontmoet Zuid Green business club Zuidas is een coalitie van organisaties en studenten op de Zuidas die duurzame projecten opzetten en ondersteunen. Sinds kort is het initiatief ontstaan om ook samen te werken aan maatschappelijke projecten in de omgeving. Dit idee is nog in ontwikkeling. Bedrijvenvereniging Amsterdam Zuidoost/VAZO/De Ontmoeting Grote bedrijvenverenigingen voor bedrijven in Zuidoost/Zuid(as)/Diemen en Groot-Amsterdam. Vooral netwerkorganisaties, maar onderneemen ook regelmatig maatschappelijke initiatieven. Stonden aan de wieg van het ArenA Initiatief dat inwoners van Zuidoost liet profiteren van de kansen die gecreëerd werden met de bouw van de Amsterdam ArenA. Zingeving Zuidas Stichting Zingeving is een platform voor Young Professionals die te midden van hun bedrijvige bestaan op zoek zijn naar reflectie en menselijke maat. De Stichting organiseert diverse maatschappelijke activiteiten, zoals een straatvoetbaltoernooi met VMBO leerlingen, Senioren Helpdesk en Valentijnsdag met ouderen. Future Leaders MVO – Duurzame economie In het kader van het jaarlijkse Future Leaders Event van MVO Nederland bereiden jonge professionals uit het Amsterdamse bedrijfsleven (oa. ABN Amro, IBM, Delta Lloyd) een case voor over het stimuleren van Duurzame Economie in Amsterdam. Bronnen: Gemeentelijke documentatie: Gebiedsarrangementen Programma Wijkaanpak gemeente Amsterdam, Rapportages over Pact voor Amsterdam, Manifest Bestrijding Armoede, overzicht Bewonersparticipatie en initiatieven wijkaanpak gemeente Amsterdam. Rapportage buurtbeheerbedrijven en maatschappelijke inkoopbeleid Ymere Gesprekken met: Hans Zuiver (Combiwel), Jan Voskamp en Jacqueline Sarton (Ymere), Jacqueline van Loon (Amsterdams Steunpunt Wonen), Firoez Azarhoosh (Timorplein Community), Ellen Oetelmans (gem. Amsterdam, EZ), Hetty Vlug (Armoede regisseur), Hettie Politie (Programmamanager Wijkaanpak) Expert: Deze factsheet is in opdracht van de Gemeente Amsterdam, Woningcorporatie Ymere en het Ministerie van BZK samengesteld door Loes Leatemia en Femke Zwaal van het Nieuwe Maan Netwerk.
Factsheet 5
- Arbeidsparticipatie voor iedereen: de normaalste zaak
Definitie: Nederland telt volgens de Commissie Bakker zo’n 848.000 mensen die langdurig en onvrijwillig werkeloos zijn. Een schat aan arbeidspotentieel en talent waar het bedrijfsleven gebruik van zou kunnen maken bij het opvangen van toekomstige tekorten op de arbeidsmarkt.
Actuele cijfers: Ondanks het relatief lage werkloosheidscijfer zitten er in Nederland zo’n 1,2 miljoen mensen in een uitkering. Het Ministerie van Sociale Zaken & Werkgelegenheid schat in dat 500.000 mensen zouden kunnen werken. Als het gaat om arbeidsgehandicapten, een groep waar MVO Nederland zich hard voor maakt in het project ‘ Meer Werkplekken bij Werkgevers’, zien we dat op dit moment zo’n 200.000 jong gehandicapten een Wajong uitkering ontvangen. Daarnaast maken er nog eens 100.000 mensen gebruik van de WSW-regeling voor de sociale werkplaatsen. Trends: De komende jaren vergrijst en ontgroent de arbeidsmarkt in rap tempo. Er wordt rekening gehouden met een tekort van een kleine miljoen mensen op de arbeidsmarkt in 2040. Nu al staan er zo’n 135.000 vacatures open. Bijna de helft van de HR-professionals verwacht dat het volgend jaar moeilijk zal zijn om de juiste mensen te vinden voor de organisatie. De overheid zet stevig in op participatie. Iedereen die (gedeeltelijk) kan werken, moet werken. Bij voorkeur in een reguliere baan bij reguliere werkgevers. Hiertoe wordt in 2013 de Wet Werken naar Vermogen ingevoerd; een hervorming van de WWB (Wet Werk en Bijstand), Wajong en WSW naar één regeling Werken naar Vermogen, die decentraal door de gemeenten wordt uitgevoerd. De sociale werkvoorziening staat vanaf dit moment alleen nog open voor mensen met een zeer beperkte verdiencapaciteit, die alleen ‘beschut’ kunnen werken. Als het gaat om Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen valt op dat steeds meer bedrijven aandacht geven aan de P van People, en dus op zoek zijn naar manieren om invulling te geven aan de sociaal-maatschappelijke component van duurzaamheid. Het thema Arbeidsparticipatie staat bij MVO Nederland hoog op de ‘ peopleagenda’. MVO Nederland, Werkgeversvereniging AWVN en Start Foundation hebben daarom het initiatief genomen tot de oprichting van De Normaalste Zaak, een netwerk voor bedrijven die werk willen maken van (en voor) kwetsbaren op de arbeidsmarkt.
Argumenten voor bedrijven om in dit thema te investeren: Bedrijfseconomische overwegingen: zoals de verwachte krapte op de arbeidsmarkt, maar ook de aanwezigheid van aantrekkelijke regelingen, voorzieningen en mogelijk subsidies waar gebruik van kan worden gemaakt. De wens om invulling te geven aan maatschappelijke betrokkenheid door kansen & mogelijkheden te verkennen en overwegen voor doelgroepen die aansluiting zoeken op de arbeidsmarkt te.
Steeds meer bedrijven hebben expliciet diversiteitbeleid geformuleerd. Vaak gaat het over ‘ gender-issues’ (manvrouw verdeling) of de participatie van allochtonen, maar ook mensen met een arbeidsbeperking of grote afstand tot de arbeidsmarkt zouden in dit kader expliciet aandacht kunnen krijgen bij bedrijven. Best practices: MVO Nederland heeft een veelvoud aan best practices verzameld. Deze cases, waaronder natuurlijk het verhaal van Vebego, kunt u vinden op: http://www.mvonederland.nl/programma-project/meer-werkplekken-bij-werkgevers Expert: Martine Breedveld is werkzaam bij MVO Nederland als projectmanager voor het project 'Meer werkplekken bij Werkgevers/ Toonaangevende Bedrijven'. Een project dat wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met als doel: ervaring opdoen in wat bedrijven nodig hebben om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen, en te houden. 25 grote bedrijven, en 20 mkb bedrijven, werken aan perspectief voor mensen uit de Wajong en WSW (sociale Werkvoorziening) en het komende jaar zal deze groep worden uitgebreid met een 'Next Generation' van nog eens 30 (mkb) bedrijven.
Factsheet 6 - Financiële educatie / zelfredzaamheid
Definitie: Iemand is financieel zelfredzaam wanneer hij weloverwogen keuzes maakt zodanig dat zijn financiën in balans zijn, zowel op de korte als op de lange termijn. Actuele cijfers: Bijna 4 op de 10 huishoudens heeft moeite met rondkomen. Oorzaken zijn: • weinig overzicht in hun inkomsten en uitgaven; • nauwelijks controleren van afschrijvingen; • slordig in het ordenen van belangrijke papieren. Voor financiële zelfredzaamheid zijn grip, inzicht en overzicht over de financiën erg belangrijk. Daarnaast blijken mensen die goed omgaan met geld, gelukkiger zijn dan mensen die dat niet doen (Nibud 2009). De schuldenproblematiek neemt steeds verder toe. In 2003 waren er 34.500 aanvragen voor schuldhulpverlening (NVVK 2005), tegen bijna 80.000 in 2010 (NVVK 2011). Het aantal huishoudens met problematische schulden ligt echter een stuk hoger. In 2010 hadden 1,9 miljoen huishoudens een betalingsachterstand; daarvan was er bij 711.000 huishoudens sprake van problematische schulden (Van Ommeren C.M. e.a., 2010). Bijna driekwart van de 12- tot en met 18-jarigen vindt geldzaken lastig; vooral overzicht houden en voorkomen dat je te veel uitgeeft, worden vaak genoemd. Een derde van de scholieren vindt dat ze niet altijd goed met geld omgaan (Nibud 2011a). Jongeren tot 25 jaar vormen inmiddels 12% van de schuldenaren die om hulp vragen, tegen 7% in 2007. Een mbo-student heeft gemiddeld € 550 per maand te besteden. Dat gaat grotendeels op aan uitgaven zoals vakantie, uitgaan, bellen en kleding. Eén op de zes mbo’ers heeft een schuld. Gemiddeld heeft een mbo'er die zelfstandig woont een schuld van € 2.450. Eén op de vijf van hen maakt zich hierover regelmatig zorgen (Nibud 2011). Niet geheel onterecht volgens het Nibud, want mbo-opgeleiden hebben relatief lage lonen. Trends: Meer jongeren melden zich bij schuldhulpverlening. Het schuldbedrag loopt steeds verder op; gemiddeld bedroeg de schuld bij aanvang van schuldregelingstraject in 2010 € 30.742 (NVVK 2011). Consumenten hebben steeds meer moeite grip te houden op hun geldzaken door o.a.: • steeds meer eigen verantwoordelijkheid, zoals aanvragen zorgtoeslag; • financiën steeds ingewikkelder; • grotere invloed van de commercie; • overzicht houden lastig, meer digitaal en meer papieren. • veranderingen in de regelgeving zoals afschaffen spaarloon. Steeds meer mensen met een modaal inkomen of hoger hebben financiële problemen; ook mensen met een eigen huis. In 2009 had 25% van de aanvragers om schuldhulpverlening een bovenmodaal inkomen, tegen 2% van de aanvragers in 2008 (NVVK 2010). In 2007 had 82% van de aanvragers een uitkering, tegen 57% in 2010 (NVVK 2011).
Argumenten voor bedrijven om in dit thema te investeren:
Preventie van financiële problemen levert geld op. Ieder huishouden met betalingsproblemen kost de maatschappij € 103.787 per 10 jaar (Aarts e.a. 2011). Financiële problemen belemmeren participatie van mensen. Kansen voor bedrijven: Bespreekbaar maken van financiële problemen in de eigen omgeving van de werknemers. Evalueren eigen crediteurenbeleid: wat werkt wel en wat niet, wat zijn indicaties van grotere problemen, wanneer doorverwijzen. Jong geleerd is oud gedaan, investeer in de jongeren. Vrijwillig mensen helpen met de belastingteruggave, overzicht en inzicht krijgen, etc. Vraagbaak zijn voor mensen met vragen over hun financiën; over het eigen huis, pensioenopbouw, etc. Best practices: Vanuit zijn rol als kenniscentrum op het gebied van huishoudfinanciën adviseert het Nibud organisaties over hun mvo-beleid op gebied van financiële educatie en budgetcoaching. Ook heeft het Nibud veel ervaring in het opzetten en uitvoeren van mvo-projecten, zoals deskundigheidbevordering van medewerkers en het ontwikkelen van materialen. Voorbeelden van projecten zijn: • •
•
Ontwikkelen Nibud-Geldexamen i.s.m. Deloitte Ontwikkelen en verspreiden van een gratis magazine over mbo'ers en hun geld i.s.m. Delta Loyd Foundation Doel was de docenten te ondersteunen in het signaleren van financiële problemen bij hun leerlingen. Vrijwilligersproject i.s.m. Anbo Bij schuldhulpverlening, schuldpreventie en thuisadministratie spelen vrijwilligers een belangrijke rol, zonder daarvoor speciaal te zijn opgeleid. Aangezien het om specialistische werkzaamheden gaat die bovendien aan veel veranderingen onderhevig zijn, vonden het Nibud en Anbo dat deze vrijwilligers daarbij hulp verdienen in de vorm van een training of achtervang. Dankzij een subsidie van de overheid heeft het Nibud vrijwilligers gratis kunnen trainen tijdens het Europese jaar van het vrijwilligerswerk.
Voorbeelden van coalities rond dit thema: Weet wat je besteedt Stichting Weet Wat Je Besteedt (WWJB) wil de financiële zelfredzaamheid bij jongeren vergroten. WWJB is een onafhankelijke stichting en wordt zowel financieel als inhoudelijk gesteund door diverse commerciële en maatschappelijke partners, zoals SNS Bank, SNS Reaal, het Nibud, KPMG, PGGM en Microsoft. Wijzer in geldzaken/Centiq WWJB is ook partner in het bredere platform CentiQ, dat de campagne Wijzer in geldzaken is gestart. Het platform bestaat uit 40 partners uit de financiële sector, de overheid, voorlichtings- en consumentenorganisaties en de wetenschap die gezamenlijk de consument wijzer in geldzaken willen maken. Qredits Qredits is een landelijke kredietinstelling (zonder winstoogmerk) voor kleine ondernemers. Qredits is de handelsnaam van Stichting Microkrediet Nederland. Deze stichting is een samenwerkingsverband tussen ABN AMRO Bank, ING Nederland en Rabobank Nederland en het Fonds Werken aan Wonen, het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. BASTA BASTA (Bedrijven in Amsterdam Samen Tegen Armoede) is een digitaal platform voor bedrijven en medewerkers die iets willen doen aan de armoede in Amsterdam. Initiatiefnemer: Delta Lloyd Foundation. Bronnen:
Aarts, L., Douma, K., Friperson, R., Schrijvershof, C. & Schut, M. (2011). Kosten en baten van schuldhulpverlening. Op weg naar effectieve schuldhulpverlening. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. CentiQ. (2007). Resultaten financieel inzicht van Nederlanders. Den Haag: CentiQ. Nibud. (2009). Geldzaken in de praktijk. Utrecht: Nibud. Nibud. (2011a). Scholierenonderzoek 2010-2011. Utrecht: Nibud Nibud. (2011b). Mbo'ers in geldzaken. Een onderzoek naar het financieel gedrag van mbo-studenten'. Utrecht: Nibud Van Ommeren C.M. e.a. (2010). Monitor betalingsachterstanden 2010. Panteia: Zoetermeer. NVVK (2005). Heldere lijnen naar professionele hulp. Jaarverslag 2004. Den Haag: NVVK NVVK (2010). Bovenmodale inkomens doen vaker beroep op schuldhulpverlening. Den Haag: NVVK NVVK (2011). Schulden, het kan iedereen overkomen. Jaarverslag 2010. Den Haag: NVVK Expert: Anne-Mart Kuipers – Marketing adviseur NIBUD
Factsheet 7
- Vitaliteit / gezond eten / bewegen
Definities: Overgewicht Volgens de World Health Organisation (WHO) is er bij volwassenen sprake van overgewicht bij een Body Mass Index (BMI) tussen de 25 en 30. Een BMI van 30 of meer wordt aangemerkt als obesitas (ernstig overgewicht). Bij kinderen tot 18 jaar ligt dit anders, omdat zij nog in de groei zijn. De BMI wordt berekend door het lichaamsgewicht in kilo’s te delen door het kwadraat van de lichaamslengte (lengte keer lengte, uitgedrukt in meters). De BMI geeft een schatting van het gezondheidsrisico van het lichaamsgewicht. Het gaat er bij de BMI dus niet om wat cosmetisch gezien het mooiste is. De BMI vertoont een relatie met de hoeveelheid lichaamsvet, maar de BMI geeft niet het percentage lichaamsvet aan. Gezond bewegen In Nederland gelden de ‘Nederlandse Norm Gezond Bewegen’ (NNGB) en de fitnorm. Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB): Voor volwassenen is tenminste vijf dagen per week, 30 minuten matig intensieve lichaamsbeweging gewenst. Voor kinderen betekent de NNGB op alle dagen van de week tenminste 60 minuten matig intensief bewegen. Onder matig intensief wordt een iets hogere hartslag en ademhaling verstaan, zoals bijvoorbeeld door stevig doorwandelen, iets harder op de pedalen trappen of eens flink achter de hond aanrennen. De Fitnorm De fitnorm is voor jong en oud gelijk en vereist tenminste drie keer per week gedurende minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit. Deze norm is vooral gericht op het onderhouden van fysieke fitheid (uithoudingsvermogen, kracht en coördinatievermogen). De Combinorm Gezond eten Volgens de Richtlijnen Gezonde Voedingskeuze van het Voedingscentrum eten volwassenen en kinderen vanaf 9 jaar minimaal 200 gram groente en 2 stuks fruit per dag. Actuele cijfers: Het CBS – POLS (september 2011) laat een stijgende trend zien voor zowel overgewicht (BMI van 25 of hoger) als obesitas (BMI van 30 of hoger) bij volwassenen van 20 jaar of ouder. Gemiddeld genomen is het percentage overgewicht onder volwassenen in 30 jaar met ruim 50% gestegen. In 2010 had de helft van de mannen en vier op de tien vrouwen overgewicht. Van het aantal volwassenen met overgewicht had 10,2% van de mannen en 12,6% van de vrouwen obesitas. Het percentage overgewicht bij jongeren van 2 tot 20 jaar verloopt schommelend, maar er is onmiskenbaar een stijgende trend. Gemiddeld genomen is het percentage overgewicht onder jongeren in 30 jaar met 40% gestegen. In 2010 had 13,7% van de jongens en 13,0% van de meisjes overgewicht. Het percentage jongeren met obesitas lijkt zich gemiddeld genomen te stabiliseren. Van het percentage jongeren met overgewicht in 2010 had 3,4% van de jongens en 3,0% van de meisjes obesitas. Overgewicht is de belangrijkste risicofactor voor diabetes type 2 (suikerziekte). Op de lange duur geeft diabetes kans op onder andere schade aan de nieren en hart- en vaatziekten. Zelfs mensen met matig overgewicht hebben al twee keer meer kans om diabetes te krijgen dan mensen zonder overgewicht. Ook veroorzaak obesitas aandoeningen als bepaalde vormen van kanker, blaas- en leveraandoeningen, gewrichtsslijtage en hart- en vaatziekten. Overgewicht en obesitas gaan gepaard met depressies, psychosociale klachten en een verminderde kwaliteit van leven. De maatschappelijke kosten van overgewicht en obesitas bedragen thans minimaal 3,2 miljard euro per jaar.
Trends: Primair ligt de oorzaak bij het individu Het overgrote deel van overgewicht is leefstijl gerelateerd; slechts in 5% van de gevallen zijn overgewicht en obesitas een gevolg van ziekte. Leefstijl gerelateerd overgewicht is te verklaren aan de hand van de energiebalans. Als gedurende langere tijd meer calorieën worden opgenomen dan verbruikt, ontstaat overgewicht. Overgewicht kan dus worden voorkomen door balans aan te brengen tussen de opname van calorieën via voeding en de verbranding van calorieën door lichamelijke activiteit. Het gedrag en de leefstijl van mensen worden slechts te dele bepaald door kennis en informatie. Vanuit de psychologie is bekend dat motieven als geld, genot, gemak en gewoonten sterke drijfveren zijn. Voor mensen zal de keuze voor gezond gedrag vooral gemakkelijker moeten worden gemaakt. Dit kan door voorlichting, productinformatie en aanpassing van het aanbod. In de praktijk blijkt die oplossing niet zo simpel te realiseren. Het is belangrijk dat de omgeving de ‘gezonde keuze’ mogelijk en makkelijk maakt. Dit is vaak niet het geval. Het huidige overvloedige voedingsaanbod, gecombineerd met de sterk afgenomen noodzaak tot lichamelijke activiteit, is een heel recente ontwikkeling. Er is een overdaad aan voedselaanbod, waarbij calorierijke en ongezonde voeding ook nog vaak relatief goedkoop is. De verleiding om te veel te eten en weinig te bewegen is groot. Samen met de reclame voor voedsel en tussendoortjes en de tijdsdruk om snel en weinig afgewogen te eten en te drinken creëert de condities voor het ontstaan van de huidige sterke toename van overgewicht. Maatschappelijke gevolgen Door het duidelijke verband van diabetes type 2 kan goed voorspeld worden hoeveel extra patiënten met deze chronische aandoening bijkomen als de stijgende trend van overgewicht doorgaat: 64 duizend. Overgewicht gaat ook gepaard met hoge kosten voor de gezondheidszorg, namelijk € 1,2 miljard per jaar. Dit komt overeen met 2% van de totale jaarlijkse zorguitgaven. Daarnaast is bij overgewicht en obesitas sprake van productiviteitsverliezen door ziekteverzuim en vervroegde uittreding uit het arbeidsproces. Deze indirecte kosten bedragen naar schatting zo’n € 2 miljard per jaar. Gezamenlijke aanpak De oplossing is dat elk individu de balans tussen eten (energie-inname) en bewegen (energieverbruik) herstelt. In de praktijk blijkt de oplossing op individueel niveau niet zo simpel te realiseren. Er zijn sterke aanwijzingen dat diverse fysieke, economische en sociaal-culturele factoren mensen stimuleren om teveel te eten en te weinig te bewegen. Diverse maatschappelijke instanties kunnen aan de oplossing bijdragen door een gezond leefpatroon te promoten en de keuze voor een gezond leefpatroon aan te bieden. Hier werken de partners van het Convenant Gezond Gewicht gezamenlijk aan rond de thema’s School, Werk, Consument en Vrije Tijd en Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG). JOGG JOGG, is de beweging waarbij iedereen in de stad, dorp of wijk zich inzet om gezond eten en bewegen voor jongeren (0-19 jaar) gemakkelijk en aantrekkelijk te maken zodat de stijging van overgewicht bij jongeren wordt omgezet in een daling. De JOGG-aanpak is gebaseerd op het succesvolle Franse EPODE (Ensemble Prévenons l’Obésité Des Enfants, of “laten we samen overgewicht bij kinderen aanpakken). Samenhang in activiteiten, de samenwerking tussen (lokale) overheden, gezondheidsinstellingen en bedrijven (publiekprivate samenwerking) en het inzetten van marketingtechnieken om mensen te verleiden om gezonder te gaan leven (sociale marketing) vormen de belangrijkste onderdelen van deze aanpak.
Argumenten voor bedrijven om in dit thema te investeren: -
Bedrijven (met name producenten en leveranciers van voedingsmiddelen) worden aangesproken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om bij te dragen aan het bevorderen van een gezonde leefstijl.
-
Bedrijven hebben veel kennis en middelen in huis om de leefstijl van mensen te beïnvloeden (productontwikkeling, marketing en verkoop).
-
Het is goed voor het imago van bedrijven om geassocieerd te worden met vitaliteit, sport en jongeren.
-
Werkgevers hebben belang bij gezonde, vitale werknemers (hoger productiviteit, laag ziekteverzuim)
Kansen voor samenwerking: De overheid (het Ministerie van VWS) stimuleert een integrale aanpak van overgewicht en doet een beroep op diverse maatschappelijke partijen om hier een bijdrage aan te leveren. De JOGG-aanpak van het Convenant Gezond Gewicht biedt een effectieve methodiek waar bedrijven samen met verschillende landelijke en lokale partijen kunnen bijdragen aan een gezonde leefomgeving. Het JOGG-bureau levert deze partijen ondersteuning bij de implementatie van de aanpak en werkt samen met publieke en private partijen om de JOGG-beweging groot te maken. Best practices/voorbeelden van coalities: Het Convenant Gezond Gewicht is een samenwerkingsverband van in totaal 27 partijen afkomstig van (rijks en lokale) overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. JOGG is eind 2010 gestart met zes koplopergemeenten (Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Rotterdam, Zwolle en Veghel) en zes landelijke bedrijfpartners (Albert Heijn, Albron, Friesland Campina, Nutricia, Unilever en Zilveren Kruis Achmea). Met Tynaarlo, Borger-Odoorn, Leiden, Breda, Delft en IJsselstein zijn er in totaal 12 JOGGgemeenten.. Daarnaast is Drenthe JOGG-provincie geworden. Daarnaast hebben veel bedrijven ‘eigen’ activiteiten rond jongeren en sport/bewegen/gezondheid. -
Albert Heijn heeft het ‘Ik eet het beter’ programma met oa. de KlasseLunch voor groep 8 van de basisschool Unilever organiseert jaarlijks het KNVB Calvé Straatvoetbaltoernooi. Coca Cola organiseert samen met NOC*NSF en de KVLO de Mission Olympic scholencompetitie.
Bronnen Nota Overgewicht 2009, Ministerie VWS, Voedingscentrum, Convenant Gezond Gewicht, JOGG.
Expert: Daphne Ketelaars, programmamanager JOGG, Convenant Gezond Gewicht