Bestuur van de Controle Directie Primaire Productie Plantaardige Sector
Administration du Contrôle Direction Production Primaire Secteur végétal
Tel. 02 208 51 62 Fax 02/208 51 70 e-mail :
[email protected] Bruxelles, le Brussel
10/09/04
CONT/2004/134/63622 Gecoördineerde versie (10/09/04) Originele versie ( 28/06/04) Wijziging nr 1(10/09/04) Bijlage(n) : 3
Version coordonnée (10/09/04) Version originale (28/06/04) Modification n° 1 (10/09/04) Annexe(s) : 3
DIENSTNOTA AAN DE HOOFDEN VAN DE PCE’s.
NOTE DE SERVICE AUX RESPONSABLES DES UPCs .
Betreft
: DIABROTICA VIRGIFERA (Maiswortelboorder) (PPV 811)
Concerne : DIABROTICA VIRGIFERA (Chrysomèle des racines du maïs) (PPV 811)
1. MONITORING
1. MONITORING
1.1 Achtergrond :
1.1 Bases :
Beschikking van de Commissie van 24 oktober 2003 tot vaststelling van noodmaatregelen om de verspreiding in de Gemeenschap van Diabrotica virgifera Le Conte te voorkomen (2003/766/EG); art. 2.1.
Décision de la Commission du 24 octobre 2003 relative à des mesures d'urgence visant à prévenir la propagation dans la Communauté de Diabrotica virgifera Le Conte (2003/766/CE); art. 2.1.
1.2 Invoerplaats - lokalisaties :
1.2 Lieux d'entrée - localisations :
- rond burgerluchthavens : Zaventem, Oostende, Deurne, Bierset en Gosselies - rond militaire vlieghavens : Beauvechain, Chièvres, Kleine-Brogel, Melsbroek en Florennes - rond stopplaatsen van trucks op grote aanvoerroutes - in de nabijheid van zeehavens Antwerpen, Oostende, Zeebrugge, Gent - CEI Brussel.
- autour des aéroports civils : Zaventem, Ostende, Deurne, Bierset en Gosselies - autour des aéroports militaire : Beauvechain, Chièvres, Kleine-Brogel, Melsbroek et Florennes - autour des parkings pour camions sur les grandes axes routiers - à proximité des ports maritimes Anvers, Ostende, Zeebrugge, Gand - CEI Bruxelles.
FAVV WTC III – 24ste verdieping Simon Bolivarlaan, 30 - 1000 BRUSSEL
AFSCA WTC III - 24ème étage Bd. Simon Bolivar, 30 - 1000 BRUXELLES
Tel : 02/208 34 11 - Fax : 02/208 51 70
Tel : 02/208 34 11 - Fax : 02/208 51 70
versie 23/06/'04
1.3 Risico van de lokalisaties en aantal vallen Groot risico : Zaventem, zeehaven Antwerpen 30 vallen per invoerplaats. Middelgroot risico : Bierset, Gent, … 15 vallen per invoerplaats Klein risico : stopplaatsen, … 10 vallen per invoerplaats.
1.4 Periode Begin juli tot en met eind september.
1.5 Verantwoordelijke instellingen A) FAVV : Burgerluchthavens van Zaventem, Oostende, Bierset, Deurne Militaire luchthaven van Melsbroek Zeehavens van Antwerpen, Zeebrugge, Gent, Oostende Stopplaats truckers Barchon CEI te Brussel B) CIPF (Centre Indépendant de Promotion Fourragère) : Burgerluchthaven van Gosselies Militaire luchthaven van Beauvechain, Chièvres, Kleine-Brogel de Kempen Stopplaats truckers E42 in Henegauwen, E17 in Nazareth C) CRA (Centre de Recherches Agronomiques de Gembloux) : Militaire luchthaven van Florennes Stopplaats E42 Oostkant, E411
1.6 Installatie - in de nabijheid van een invoerplaats - in een maïsveld, liefst in een veld met monocultuur - 2 (of max. 3) vallen per veld - op uithoeken van het perceel langs de zijde van de invoerplaats, minstens 25 m tussen de vallen, tussen de 1° en 2° rij maïs - op paal op 1,25 m uit de grond of, indien maïsplanten hoog genoeg, aan maïsstengels.
1.7 Inspecties - één keer per twee weken - na vier weken de kleefplaten en feromonen vervangen - bij vaststelling, de betrokken vallen overmaken aan laboratorium met een PV van monsterneming.
1.3 Risques de localisations et nombre de pièges Grand risque : Zaventem, port d'Anvers 30 pièges par point d'entrée. Risque moyen : Bierset, Gand, … 15 pièges par point d'entrée Petit risque : parkings camions, … 10 pièges par point d'entrée.
1.4 Période Début juillet jusqu'à fin septembre.
1.5 Organismes responsables A) AFSCA : Aéroports civils de Zaventem, Ostende, Bierset, Deurne Aéroport militaire de Melsbroek Ports maritimes d'Anvers, Zeebrugge, Gand, Ostende Parking camions de Barchon CEI à Bruxelles B) CIPF (Centre Indépendant de Promotion Fourragère) : Aéroport civil de Gosselies Aéroports militaires de Beauvechain, Chièvres, Kleine-Brogel Campine Parkings camions E42 dans le Hainaut, E17 à Nazareth (Centre de Recherches C) CRA Agronomiques de Gembloux): Aéroport militaire de Florennes Parkings camions E42 à l'EST, E411
1.6 Installation - à proximité d'un point d'entrée - dans des champs de maïs, de préférence en monoculture - 2 (ou 3 au max) pièges par champ - dans les coins des parcelles du coté du point d'entrée, distance minimale entre les pièges 25 m, entre la 1° et 2° ligne de maïs. - sur un piquet à 1,25 m du sol où, si les plantes de maïs sont assez grandes, à des tiges de maïs.
1.7 Inspections - une fois toutes les deux semaines - après quatre semaines remplacer les pièges gluants et les phéromones - en cas de constatation, transmettre au laboratoire les pièges concernés avec un PV d'échantillonnage.
1.8 Gegevens inspecties
1.8 Données relatives aux inspections
A) Gegevens monitoringspercelen :
A) Données des parcelles monitoring :
(cfr bijlage 1)
- invoerplaats - gegevens van de eigenaar en/of huurder van het veld - situatie van het perceel (Coördinaten NGI of GBCS)
- oppervlakte perceel - soort gewas waarin val geplaatst (liefst monocultuur maïs)
(cfr annexe 1)
- lieu d'entrée - données du propriétaire et/ou locataire de la parcelle - situation de la parcelle (coordonnées IGN ou SIGEC) - superficie de la parcelle - type culture dans laquelle le piège est installé (de préférence monoculture maïs)
2
- soort gewas van perceel vorig jaar - nummers van vallen (genummerd
per
- type culture de la parcelle l'année précédente - numéros des pièges (numérotés par lieu d'entrée et par parcelle).
Deze gegevens dienen binnen de week, per fax op 02/208 51 70 of E-mail aan
[email protected] , na het uitzetten van de vallen te worden overgemaakt aan het hoofdbestuur.
Ces données sont à transmettre, par fax sur le numéro 02/208 51 70 ou par E-mail à
[email protected], dans la semaine, après l'installation des pièges, à l'administration centrale.
invoerplaats en per perceel).
B) Inspectie gegevens monitoringspercelen :
van
de
B) Données inspections monitoring :
(cfr bijlage 2)
-
nummer van de vallen datum inspectie/vervanging naam van de inspecteur vermoedelijk aantal Diabrotica laboratorium waarheen de lijmvallen werd verzonden - monsternummer.
des
parcelles
(cfr annexe 2)
verdachte
Bij vondst dienen deze gegevens dadelijk te worden overgemaakt aan het hoofdbestuur.
1.9 BELFYT Alle producenten, bij de welke vallen geplaatst werden, worden geregistreerd in Belfyt. Het registratienummer wordt ingevuld in tabel 1 (bijlage 1). De perceelsgegevens worden ingevoerd via de module "Beheer perceel" onder "Teeltmateriaal". Alle positieve resultaten, en enkel deze, dienen ingegeven te worden in BELFYT onder de rubriek "Teeltmateriaal"; "Kontrolebezoeken"; "Teelten per perceel". Het domein is "DB".
1.10 Analyse
-
numéro des pièges date inspection/remplacement nom de l'inspecteur nombre probable de Diabrotica laboratoire auquel les pièges gluants suspects ont été envoyés - numéro d'échantillon. En cas de capture positive ces données doivent être communiquées à l'administration centrale.
1.9 BELFYT Tous les producteurs, chez qui des pièges ont été installés, seront enregistrés dans Belfyt. Le numéro d'enregistrement est marqué dans le tableau 1 (annexe 1). Les données de la parcelle sont introduites par le module "Parcelle" sous "Matériel de reproduction". Tous les résultats positifs, et seulement ceux-ci, doivent être introduits dans BELFYT sous le rubrique "Matériel de reproduction"; "Inspection"; "Cultures par parcelles". Le domaine est "DB".
1.10 Analyse
CLO – Departement Gewasbescherming Dienst Entomologie t.a.v. Dhr Hans CASTEELS Burgemeester Van Gansberghelaan, 96 9820 – MERELBEKE tel. 09/272.24.54 fax 09/272.24.29
CLO – Departement Gewasbescherming Dienst Entomologie t.a.v. Dhr Hans CASTEELS Burgemeester Van Gansberghelaan, 96 9820 – MERELBEKE tel. 09/272.24.54 fax 09/272.24.29
CRA – Département Phytopharmacie Lutte contre les ravageurs en agriculture à l'attention de M Michel de Proft rue du Bordia, 11 5030 – GEMBLOUX tél. 081/62.52.62 fax 081/62.52.72
CRA – Département Phytopharmacie Lutte contre les ravageurs en agriculture à l'attention de M Michel de Proft rue du Bordia, 11 5030 – GEMBLOUX tél. 081/62.52.62 fax 081/62.52.72
1.11 Verslagen - Indien Diabrotica gevonden wordt dient dit onmiddellijk gemeld te worden aan de verantwoordelijk ingenieur van het PCE en aan het hoofdbestuur controle - de resultaten van de inspecties worden elke maand overgemaakt aan het hoofdbestuur met de tabel uit bijlage 2 - het verslag van het einde van de campagne met alle gegevens en resultaten van de waarnemingen dient ten laatste op 30 november, onder vorm als tabel uit bijlage 3, bij het hoofdbestuur te zijn.
1.11 Rapports - En cas de capture de Diabrotica avertir immédiatement l'ingénieur responsable de l'UPC et l'administration centrale du contrôle - Les résultats d'inspection sont communiqués chaque mois à l'administration centrale au moyen du tableau de l'annexe 2 - le rapport de fin de campagne avec toutes les données et résultats des observations doivent être remis à l'administration centrale, au moyen du tableau de l'annexe 3, avant le 30 novembre.
3
2. NOODPLAN - MAATREGELEN (ZIE OOK BIJLAGE 4)
2. PLAN D'URGENCE – MESURES (VOIR AUSSI ANNEXE 4)
Wettelijke basis : Ministerieel besluit van 14
Base légale : arrêté ministériel du 14 avril 2004
april 2004 houden,de tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de maïswortelboorder.
portant des mesures temporaires de lutte contre la chrysomèle des racines de maïs.
Bij de vaststelling van Diabrotica op één van de vallen tijdens de monitoringsperiode wordt het noodplan van toepassing. Vaststellingen van Diabrotica gedaan op vallen uitgezet in het raam van een vorig noodplan worden behandeld op dezelfde manier als hierna beschreven. Dit plan houdt in dat er rond het infectiepunt twee zones worden afgebakend : - Focuszone : gebied met een straal van één kilometer rond het infectiepunt - Veiligheidszone : gebied rond de focuszone met een breedte van 5 kilometer.
Si lors de la période de monitoring Diabrotica est détecté dans un des pièges, le plan d'urgence vient immédiatement d'application. Les constatations de Diabrotica sur des pièges installés dans le cadre d'un plan d'urgence antérieur sont traitées de la même manière telle que décrite ci après. Selon ce plan deux zones sont à définir autour du point d'infection : - Zone Focale : région avec un rayon d'un kilomètre autour du point d'infection - Zone de sécurité : région autour de la zone focale avec une largeur de 5 kilomètres.
Indien in de focus- en/of veiligheidszone in het jaar 0 andere vaststellingen worden gedaan worden de zones in verhouding worden uitgebreid. Als er vaststellingen gebeuren buiten deze zones worden er nieuwe zones vastgelegd. Indien er een nieuwe aanwezigheid van het organisme wordt vastgesteld in de jaren n+1 en n+2, in toepassing van de noodmaatregel na een vaststelling in het jaar "n", gelden opnieuw de maatregelen zoals in jaar 0.
Si dans l'année 0 des nouvelles détections sont faites dans les zones focales et de sécurité les zones seront élargies en conséquent. Si les constatations sont faites en dehors de ces zones des nouvelles zones seront définies.
2.1 FOCUSZONE
2.1 ZONE FOCALE
2.1.1 JAAR VAN ONTDEKKING (jaar 0)
2.1.1 ANNEE DE DETECTION (année 0)
- Bijkomende intensieve bemonstering. Op de hoeken van max 25 maïspercelen worden vallen geplaatst. 2 vallen voor percelen ≤ 1 ha; 4 vallen voor grotere percelen. De monitoring dient te gebeuren tot 15 oktober. - Voor de perceelsgegevens wordt gebruik gemaakt van de tabellen 1 en 2 (bijlagen 1 en 2) in worden ingevoerd in Belfyt op de zelfde wijze als de normale monitoring. De vallen moeten één keer per week te worden geïnspecteerd. - Verbod transport van verse maïsplanten of delen binnen de focuszone van af ontdekking tot en met 30 september. - Oogsten van maïs in de zone is pas toegelaten vanaf 1 oktober. - Dubbele behandeling met gepast insecticide tegen volwassen organismen. Een eerste behandeling zo snel mogelijk na de ontdekking; tweede behandelingen 2 weken later. Telkens een insect gevonden wordt ná een dubbele behandeling dient men de behandeling te hervatten. - Verbod van grond van maïsvelden naar buiten de focuszone.
Si des nouvelles constatations sont faites pendant les années n+1 et n+2, en application des mesures d'urgences après une constatation en année "n", les mesures seront de nouveau d'application comme dans l'année 0.
- Monitoring intensif complémentaire. Sur les angles d'au max. 25 parcelles de maïs des pièges sont à installer. 2 pièges pour des parcelles ≤ 1 ha; 4 pièges pour les parcelles plus grandes. Le monitoring doit se faire jusqu'au 15 octobre. - Pour les données des parcelles les tableaux 1 et 2 (annexes 1 et 2) sont utilisés et elles sont aussi introduites dans Belfyt de la même manière que pour le monitoring. Les pièges doivent être inspectés une fois par semaine. - Interdiction de transporter des plantes où parties de maïs dans la zone focale dès la détection jusqu'au 30 septembre inclus. - Récolter du maïs dans la zone n'est autorisé qu'à partir du 1er octobre. - Traitement en deux fois contre les adultes avec un insecticide adapté. Un premier traitement aussi vite que possible; le second 2 semaines après. Chaque fois qu'un insecte est trouvé après un double traitement, le traitement doit être recommencé. - Interdiction de transporter de la terre des parcelles de maïs en dehors de la zone focale.
4
- Verplicht reinigen (alle grond en andere resten) van landbouwmachines die gebruikt worden op maïsvelden in de focuszone bij het verlaten van het perceel.
2.1.2 JAAR 0 + 1 NA DE ONTDEKKING - GEWASROTATIE Verbod maïs te telen op maïspercelen van het voorgaande jaar (jaar 0). Slechts éénmaal maïs in een période van drie jaar. - Opslag van maïs bestrijden ook in nietmaïsvelden. - Verplicht toepassen van een insecticide tussen 15 en 31 juli op alle maïsvelden in de zone. - Monitoring in de période van 1 juli tot en met 15 oktober op max. 25 maïspercelen in de zone. 2 vallen op percelen ≤ 1ha en 4 vallen op grotere percelen, op de hoeken. Als er niet genoeg maïspercelen zijn in de zone kunnen vallen ook geplaatst worden in percelen met andere waardplanten zoals Cucurbitaceae (pompoenen, meloenen, augurken, komkommers, …), Gramineae. Er zullen dan maximaal 30 vallen geplaatst worden op een 10 tal percelen. De vallen moeten één keer per week te worden geïnspecteerd. - Voor de perceelsgegevens wordt gebruik gemaakt van de tabellen 1 en 2 (bijlagen 1 en 2) in worden ingevoerd in Belfyt op de zelfde wijze als de normale monitoring. - Verbod transporteren van grond van maïspercelen naar buiten de focuszone.
2.1.3 JAAR 0 + 2 NA DE ONTDEKKING - GEWASROTATIE Verbod maïs te telen op maïspercelen van het voorgaande jaar (jaar 0). Slechts éénmaal maïs in een période van drie jaar. - Opslag van maïs bestrijden ook in nietmaïsvelden. - Monitoring met 2 vallen per maïsperceel in de zone. - De vallen dienen één keer per 2 weken te worden geïnspecteerd. - Voor de perceelsgegevens wordt gebruik gemaakt van de tabellen 1 en 2 (bijlagen 1 en 2) in worden ingevoerd in Belfyt op de zelfde wijze als de normale monitoring. - Verbod transporteren van grond van maïspercelen naar buiten de focuszone.
- Obligation de nettoyer (débarrasser de toute terre et autres détritus) les machines agricoles, utilisées sur des parcelles de maïs dans la zone focale, avant de quitter la parcelle.
2.1.2 ANNEE 0 + 1 APRES DETECTION - ROTATION DE CULTURES Interdiction de cultiver du maïs sur des parcelles qui ont porté du maïs l'année précédent (année 0). Seulement une fois du maïs en trois ans. - Combattre les repousses de maïs même dans les parcelles sans maïs. - Application obligatoire d'une insecticide entre le 15 et 31 juillet sur tous les champs de maïs de la zone. - Monitoring durant la période du 1 juillet jusqu'au 15 octobre inclus sur max. 25 parcelles de maïs dans la zone. 2 pièges sur des parcelles ≤ 1ha et 4 pièges sur des parcelles plus grandes, dans les coins. S'il n'y a pas assez de parcelles de maïs dans la zone les pièges peuvent aussi être placés dans des parcelles d'autres plantes-hôtes telles que Cucurbitaceae (potirons, melons, cornichons, concombres, …), Gramineae. Dans ce cas il y aura maximum 30 pièges placés dans une dizaines de parcelles. Les pièges doivent être inspectés une fois par semaine. - Pour les données des parcelles les tableaux 1 et 2 (annexes 1 et 2) sont utilisés et elles sont aussi introduites dans Belfyt de la même manière que pour le monitoring. - Interdiction de transporter de la terre de parcelles de maïs en dehors de la zone focale.
2.1.3 ANNEE 0 + 2 APRÈS DETECTION - ROTATION DE CULTURES Interdiction de cultiver du maïs sur des parcelles qui ont porté du maïs l'année avant (année 0). Seulement une fois du maïs en trois ans. - Combattre les repousses de maïs même dans les parcelles sans maïs. - Monitoring avec 2 pièges par parcelle de maïs dans la zone. Les pièges doivent être inspectés une fois toutes les deux semaines. - Pour les données des parcelles les tableaux 1 et 2 (annexes 1 et 2) sont utilisés et elles sont aussi introduites dans Belfyt de la même manière que pour le monitoring. - Interdiction de transporter de la terre de parcelles de maïs en dehors de la zone focale.
5
2.2 VEILIGHEIDSZONE
2.2 ZONE DE SECURITE
2.2.1 JAAR VAN ONTDEKKING (jaar 0)
2.2.1 ANNEE DE DETECTION (année 0)
- Bijkomende intensieve bemonstering. Op de hoeken van min 20 maïspercelen worden 2 vallen geplaatst. (Liefst monocultuurpercelen). De monitoring dient te gebeuren tot 1 oktober. De vallen moeten één keer per week te worden geïnspecteerd. - Voor de perceelsgegevens wordt gebruik gemaakt van de tabellen 1 en 2 (bijlagen 1 en 2) in worden ingevoerd in Belfyt op de zelfde wijze als de normale monitoring. - Indien de veiligheidszone meerdere focuszones bevat wordt het aantal maïspercelen waarin vallen worden geplaatst verhoogd.
2.2.2 JAAR 0 + 1 NA DE ONTDEKKING - GEWASROTATIE Verbod maïs te telen op maïspercelen van het voorgaande jaar (jaar 0). Slechts éénmaal maïs in een periode van twee jaar.[De uitzondering 2004 en mogelijkheid tot keuze is niet meer van toepassing in 2005] (nr 1) - Monitoring in de période van 1 juli tot 1 oktober op min. 20 maïspercelen in de zone. 2 vallen op percelen ≤ 1ha en 4 vallen op grotere percelen, op de hoeken. De vallen moeten één keer per 2 weken te worden geïnspecteerd. - Voor de perceelsgegevens wordt gebruik gemaakt van de tabellen 1 en 2 (bijlagen 1 en 2) in worden ingevoerd in Belfyt op de zelfde wijze als de normale monitoring. - Indien de veiligheidszone meerdere focuszones bevat wordt het aantal maïspercelen waarin vallen worden geplaatst verhoogd.
2.2.3 JAAR 0 + 2 NA DE ONTDEKKING - GEWASROTATIE Verbod maïs te telen op maïspercelen van het voorgaande jaar (jaar 0+1). Slechts éénmaal maïs in een periode van twee jaar. - Monitoring in de période van 1 juli tot 1 oktober op min. 20 maïspercelen in de zone. 2 vallen op percelen ≤ 1ha en 4 vallen op grotere percelen, op de hoeken.
- Monitoring intensif complémentaire. Sur les angles d'au min. 20 parcelles de maïs 2 pièges sont à installer. (De préférence sur des parcelles en monoculture). Le monitoring doit se faire jusqu'au 1er octobre. Les pièges doivent être inspectés une fois par semaine. - Pour les données des parcelles les tableaux 1 et 2 (annexes 1 et 2) sont utilisés et elles sont aussi introduites dans Belfyt de la même manière que pour le monitoring. - Au cas ou la zone de sécurité englobe plusieurs zones focales, le nombre de parcelles de maïs, dans lesquelles des pièges seront placées, est augmenté.
2.2.2 ANNEE 0 + 1 APRÈS DETECTION - ROTATION DE CULTURES Interdiction de cultiver du maïs sur des parcelles qu'ont porté du maïs l'année précédent (année 0). Seulement une fois du maïs en deux ans. [L’exception 2004 et la possiblité de choisir ne sont plus d’application en 2005] (n°1) - Monitoring durant la période du 1 juillet jusqu'au 1er octobre sur min. 20 parcelles de maïs dans la zone. 2 pièges sur des parcelles ≤ 1ha et 4 pièges sur des parcelles plus grandes, dans les coins. Les pièges doivent être inspectés une fois toutes les deux semaines. - Pour les données des parcelles les tableaux 1 et 2 (annexes 1 et 2) sont utilisés et elles sont aussi introduites dans Belfyt de la même manière que pour le monitoring. - En cas ou la zone de sécurité englobe plusieurs zones focales, le nombre de parcelles de maïs, dans lesquelles des pièges seront placées, est augmenté.
2.2.3 ANNEE 0 + 2 APRÈS DETECTION - ROTATION DE CULTURES Interdiction de cultiver du maïs sur des parcelles qu'ont porté du maïs l'année précédent (année 0+1). Seulement une fois du maïs en deux ans. - Monitoring durant la période du 1 juillet jusqu'au 1er octobre sur min. 20 parcelles de maïs dans la zone. 2 pièges sur des parcelles ≤ 1ha et 4 pièges sur des parcelles plus grandes, dans les coins.
6
De vallen moeten één keer per 2 weken te worden geïnspecteerd. - Voor de perceelsgegevens wordt gebruik gemaakt van de tabellen 1 en 2 (bijlagen 1 en 2) in worden ingevoerd in Belfyt op de zelfde wijze als de normale monitoring. - Indien de veiligheidszone meerdere focuszones bevat wordt het aantal maïspercelen waarin vallen worden geplaatst evenredig verhoogd.
Les pièges doivent être inspectés une fois toutes les deux semaines. - Pour les données des parcelles les tableaux 1 et 2 (annexes 1 et 2) sont utilisés et elles sont aussi introduites dans Belfyt de la même manière que pour le monitoring. - En cas ou la zone de sécurité englobe plusieurs zones focales, le nombre de parcelles de maïs, dans lesquelles des pièges seront placées, est augmenté proportionnellement
Dr. J.M. DOCHY
Directeur-generaal / Directeur Général
7
BIJLAGE 1
ANNEXE 1
Tabel 1 : Basisgegevens perceel monitoring Diabrotica virgifera Tableau 1 : Données de base par parcelle monitoring Diabrotica virgifera Registratienummer BELFYT : Numéro d'enregistrement BELFYT Invoerplaats: Lieu d'entrée producent (naam, adres, prod.nr.) : producteur (nom, adresse, n° prod.) plaatscoördinaten perceel : lieux; coordonnées parcelle GBCS nr.perceel : n° parcelle SIGEC oppervlakte perceel : superficie parcelle Teelt jaar 'n' : (dit jaar) culture année 'n' (cette année) Teelt jaar 'n – 1' (vorig jaar) culture année 'n – 1' (l'année précédente) Nummers vallen : Numéros pièges
8
BIJLAGE 2
Tabel 2 Tableau 2 valnummer * N° piège *
ANNEXE 2
: Gegevens inspecties monitoring Diabrotica virgifera : Données inspections monitoring Diabrotica virgifera inspectiedatum / vervangingsdatum date inspection / date remplacement
inspecteur inspecteur
aantal Diabrotica nombre Diabrotica
labo
monsternr.
labo
N° échantillon
9
Plaats; coördinaten
Lieux; Coordonnées
Invoerplaats
Lieu d'entrée
N° parcelle SIGEC
Perceel nr. GBCS N° piège
Valnummer Date inspection/ date remplacement
Inspectiedatum/ vervangingsdatum Inspecteur
Inspecteur
Overmakingstabel voor gegevens van de basismonitoring van Diabrotica virgifera Tableau de transmission des données du monitoring de base de Diabrotica virgifera
Nombre Diabrotica
Aantal Diabrotica Labo
Labo
N° Echantillon
Monsternr
BIJLAGE 3 ANNEXE 3
Tabel 3 : Eindverslag Tableau 3 : Rapport final
10
ANNEXE IV Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire DG Politique de contrôle
Direction Protection des Végétaux et Sécurité de la Production végétale
WTC 3 – Boulevard Simon Bolivar 30 – 20e étage – 1000 Bruxelles Tél. 02/208.47.98 – Fax 02/208.47.93 _____________________________________________________________________
PLAN D'URGENCE 2004 - BELGIQUE Chrysomèle des racines du maïs (Diabrotica virgifera Le Conte) Le projet de plan ci-après a été conçu en vue de permettre en Belgique une réaction rapide en cas d'apparition de la Chrysomèle des racines du maïs. Le but de ces mesures est l'éradication totale. Le plan est applicable à une situation où le coléoptère a été détecté à un stade précoce du développement de la population, après avoir été introduit/importé dans une zone indemne. Les mesures sont distinctes en fonction de deux zones délimitées différentes : 1. Une zone focale, d'un rayon de 1 km 2. Une zone de sécurité, d'un rayon de 1 à 6 km et on distingue également : 'année n' = l'année de la détection (la plus récente) 'année n + 1' = l'année suivant l'année de détection 'année n + 2' = la deuxième année qui suit l'année de détection
1.
La zone focale
A) Mesures à prendre immédiatement après détection de l'organisme (année n) (a) Interdiction de transporter des plantes de maïs fraîches (Zea mais L.) ou des parties fraîches de ces plantes vers l'extérieur de la zone focale entre le 1er juillet et le 30 septembre inclus de l'année de présence de l'organisme. (b) Récolte du maïs autorisée seulement à partir du 1er octobre l'année de la présence de l'organisme [et quand les délais d’attente après pulvérisation des pesticides agréés sont respectés.] (n°1) (c) Interdiction de transporter de la terre de parcelles de maïs vers l'extérieur de la zone focale. (d) Un traitement insecticide adapté contre les insectes adultes doit être appliqué sur les parcelles de maïs aussi vite que possible après la détection de l'organisme, et ce traitement doit être répété après 2 semaines. Chaque fois qu'on trouve encore un insecte après cette double pulvérisation, on doit à nouveau pulvériser l'ensemble des parcelles de maïs de la zone en question. (e) Obligation de nettoyer (débarrasser de toute terre et de tout détritus) toutes les machines agricoles qui sont utilisées sur les parcelles de maïs dans la zone focale, avant qu'elles ne quittent la parcelle. (f) Si l'organisme a été détecté, il faut entamer immédiatement un monitoring intensif consistant à placer des pièges dans max. 25 parcelles de maïs de cette zone. Les pièges sont placés aux coins de la parcelle ; 2 (≤ 1 ha) ou 4 (> 1 ha) pièges par parcelle de maïs. Le monitoring par pièges à phéromones végétales ou animales doit se faire jusqu'au 15 octobre. Les pièges doivent être inspectés une fois par semaine.
11
(g) S'il n'y a pas de parcelles de maïs dans la zone focale, ou pas suffisamment, on placera également des pièges dans les parcelles d'autres plantes–hôtes possibles comme des cucurbitacées (potirons, cornichons, melons, concombres, …), des graminées, … On placera alors au maximum 30 pièges répartis sur une dizaine de parcelles. (h) Lutte obligatoire contre les repousses de maïs dans les parcelles non emblavées en maïs. (i) Tous les agriculteurs doivent être activement informés à propos du nouvel organisme et des mesures d'éradication. B) Mesures à prendre l'année / les années qui suivent l'année de détection de l'organisme (année n + 1, année n + 2) (a) Dans les parcelles non emblavées en maïs, il faut combattre les repousses de maïs les années suivant l'année de présence de l'organisme. (b) Sur toutes les parcelles de maïs de la zone focale, appliquer une rotation de cultures telle que dans une période de trois années successives, le maïs ne soit cultivé qu'une seule fois, l'année de présence de l'organisme étant considérée comme la première année de la rotation. (c) Application d'un traitement insecticide approprié contre les adultes sur les parcelles de maïs l'année suivant l'année de présence de l'organisme [(délai d'attente de 7 jours pour les pesticides agréés en 2004)] (n° 1). Le traitement doit être effectué dans la période du 15 au 31 juillet. (d) Monitoring par pièges à phéromones végétales ou animales dans la période du 1er juillet au 15 octobre. La première année qui suit l'année de présence (année n + 1), on doit effectuer un monitoring intensif consistant à placer des pièges dans un maximum de 25 parcelles de maïs de chaque zone focale. On placera 2 pièges dans les parcelles ≤ 1 ha, et 4 pièges dans les parcelles > 1 ha. Les pièges sont placés aux coins de la parcelle. Ces pièges doivent être inspectés une fois par semaine. S'il n'y a pas de parcelles de maïs dans la zone focale, ou pas suffisamment, on placera également des pièges dans les parcelles d'autres plantes–hôtes possibles comme des cucurbitacées (potirons, cornichons, melons, concombres, …), des graminées, … On placera alors au maximum 30 pièges répartis sur une dizaine de parcelles. La deuxième année suivant la présence (année n + 2), il y a lieu d'effectuer un monitoring comprenant deux pièges dans chaque parcelle de maïs située dans la zone focale. Ces pièges doivent être inspectés toutes les deux semaines (cf. monitoring classique). (e) Monitoring par pièges à phéromones végétales ou animales dans la période du 1er juillet au 15 octobre dans les halls ou sur les terrains du lieu d'importation le plus proche (port, aéroport, …) l'année n + 1 et l'année n + 2 si le lieu d'importation est situé dans la zone focale. (f) Interdiction de transporter de la terre des parcelles de maïs vers l'extérieur de la zone focale dans les deux ans suivant la dernière année de détermination de l'organisme.
2.
La zone de sécurité
A) Mesures à prendre immédiatement après détection de l'organisme (année n) (a) Si l'organisme a été détecté, il faut immédiatement (l'année de présence) entamer un monitoring consistant à placer chaque fois 2 pièges dans un minimum de 20 parcelles de maïs (en monoculture) dans la zone. Le monitoring par pièges à phéromones végétales ou animales doit se faire jusqu'au 1er octobre. Les pièges doivent être inspectés une fois par semaine. (b) Si une zone de sécurité renferme 2 ou plusieurs zones focales, le nombre de parcelles de maïs où placer des pièges doit être augmenté. (c) Tous les agriculteurs doivent être activement informés à propos du nouvel organisme et des mesures d'éradication.
12
B) Mesures à prendre l'année / les années qui suivent l'année de détection de l'organisme (année n + 1, année n + 2) (a) En 2004, l'agriculteur a le choix entre la rotation des cultures ou le traitement: les producteurs de maïs qui cultivaient du maïs dans la zone de sécurité l'année de l'infection, ont le choix, durant l'année n + 1, entre l'application d'une rotation de cultures ou d'un traitement insecticide a. Rotation de cultures : 1 fois du maïs dans une période de 2 années successives, l'année de l'infection étant considérée comme la première année, ou b. Application d'un traitement insecticide approprié appliqué en une seule fois contre les adultes dans les parcelles de maïs en monoculture [(délai d'attente de 7 jours pour les pesticides agréés en 2004)](n°1). Le traitement doit être effectué dans la période du 15 au 31 juillet. (b) A partir de 2005, il y aura une rotation obligatoire des cultures de 1 sur 2, et une monoculture de maïs ne sera donc plus possible dans la zone de sécurité. Pour cela en 2005 on tiendra compte de la culture en 2004 sur le champ concerné. (c) Monitoring par pièges à phéromones végétales ou animales dans la période du 1er juillet au 1er octobre. La première année qui suit l'année de présence (année n + 1), on doit effectuer un monitoring consistant à placer dans un minimum de 20 parcelles de maïs (en monoculture) soit 2 pièges (≤ 1 ha), soit 4 pièges (> 1 ha). Ces pièges doivent être inspectés une fois tous les quinze jours. Si une zone de sécurité renferme 2 ou plusieurs zones focales, le nombre de parcelles de maïs où placer des pièges doit être augmenté. La deuxième année après l'année de présence (année n + 2), il ne faut plus pratiquer de monitoring spécifique. (d) Monitoring par pièges à phéromones végétales ou animales dans la période du 1er juillet au 1er octobre dans les halls ou sur les terrains du lieu d'importation le plus proche (port, aéroport, …) l'année n + 1 et l'année n + 2 si le lieu d'importation est situé dans la zone de sécurité (par ex. l'aéroport de Zaventem dans le cas des zones focales qui ont été délimitées en 2003). Si l’on enregistre un nouveau lieu d'infection dans la zone focale ou dans la zone de sécurité (pendant l'année n), ces deux zones seront étendues en proportion. Si une nouvelle présence de l'organisme est enregistrée en dehors de la zone de sécurité, on établira les deux zones comme décrit ci-dessus. Si on enregistre une nouvelle présence de l'organisme au cours de l'année n + 1 ou de l'année n + 2 dans la zone focale, les mesures en vigueur pour l'année n sont à nouveau applicables. Si l’on ne détecte plus d'organismes Diabrotica virgifera Le Conte durant 2 ans (année n + 1 et année n + 2) après la dernière année de présence, la zone infectée peut être considérée comme indemne, et il ne faut plus appliquer de mesures d'éradication.
13
Aperçu des mesures Mesures à prendre au cours de l'année n Dans la zone focale (1 km) Dans la zone de sécurité (1 – 6 km) - Récolte du maïs autorisée à partir du 1er octobre, transport de (parties de) maïs frais vers l'extérieur de la zone interdit jusqu'à cette date - Transport de terre de parcelles de maïs vers l'extérieur de la zone interdit - Traitement du maïs 2x par un insecticide, à intervalle de 2 semaines, et traitement supplémentaire sur les parcelles de la zone focale en question après chaque nouvelle découverte de l'organisme dans cette zone focale - Nettoyage des machines agricoles avant départ de la zone - Monitoring sur ~25 parcelles de chaque zone focale - Monitoring sur ≥ 20 parcelles par zone focale jusqu'au jusqu'au 15/10 1/10 - Lutte contre les repousses de maïs dans les parcelles non emblavées en maïs
[Mesures à prendre l'année n + 1 Dans la zone focale (1 km) Dans la zone de sécurité (1 – 6 km) - Rotation des cultures: 1 sur 2 (obligatoire à partir de 2005) OU - Traiter le maïs à l'insecticide dans la période du 15 au - Traitement du maïs à l’insecticide dans la période du 15 au 31 juillet, s'il s'agit d'une parcelle de maïs en 31 juillet monoculture - Transport de terre des parcelles de maïs vers l'extérieur interdit - Lutte contre les repousses de maïs dans les parcelles non emblavées en maïs - Monitoring sur max. 25 parcelles de maïs de chaque - Monitoring sur ≥ 20 parcelles de maïs par zone focale zone focale jusqu'au 15/10 jusqu'au 1/10 - Rotation des cultures: 1 sur 3
Mesures à prendre l'année n + 2 Dans la zone focale (1 km) Dans la zone de sécurité (1 – 6 km) - Rotation des cultures: 1 sur 3
- Rotation des cultures: 1 sur 2 (obligatoire à partir de 2005)
- Transport de terre des parcelles de maïs vers l'extérieur interdit - Lutte contre les repousses de maïs dans les parcelles non emblavées en maïs - Monitoring sur max. 25 parcelles de maïs de chaque - Monitoring sur ≥ 20 parcelles de maïs par zone focale zone focale jusqu'au 15/10] (n°1) jusqu'au 1/10
09/04
14
BIJLAGE IV
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Directie-Generaal Controlebeleid
Directie Plantenbescherming en Veiligheid van Plantaardige Productie WTC/3 – Simon Bolivarlaan 30 – 20e verdieping – 1000 Brussel
Tel. 02/208.47.98 – Fax 02/208.47.93 _____________________________________________________________________
NOODPLAN 2004 - BELGIË Maïswortelboorder (Diabrotica virgifera Le Conte) Het volgende ontwerp plan werd ontwikkeld voor België om een snelle reactie toe te laten in geval van een uitbraak van de Maïswortelboorder. Het doel van deze maatregelen is de totale eradicatie (uitroeiing). Het is van toepassing op een situatie waar de kever binnengebracht/geïmporteerd was in een vrije zone en in een vroeg stadium van de ontwikkeling van de populatie gedetecteerd werd. De maatregelen werden onderscheiden volgens twee verschillende afgebakende zones: 3. Focus zone met straal van 1 km 4. Veiligheidszone van 1 tot 6 km straal en waarbij: ‘jaar n’ = het jaar van (de meest recente) detectie ‘jaar n + 1’ = het jaar na het jaar van detectie ‘jaar n + 2’ = het tweede jaar na het jaar van detectie
1. Focuszone A) Maatregelen te nemen onmiddellijk na detectie van het organisme (jaar n) (a)Verbod tot het transporteren van verse maïsplanten (Zea mais L.) of verse delen ervan naar buiten de focuszone vanaf 1 juli tot en met 30 september in het jaar van de aanwezigheid van het organisme. (b) Oogst van de maïs pas toegelaten vanaf 1 oktober in het jaar van de aanwezigheid van het organisme [en mits de opgelegde wachttijden van de erkende pesticiden gerespecteerd werden](nr. 1). Verbod tot het transporteren van grond van maïspercelen naar buiten de focuszone (d) Een gepaste insecticide behandeling tegen volwassen organismen dient zo snel mogelijk na de detectie van het organisme te worden toegepast op de maïsvelden en deze behandeling dient na 2 weken herhaald te worden. Elke keer er nog een insect gevonden wordt na deze dubbele bespuiting, dient men de desbetreffende focuszone opnieuw te bespuiten. (e) Verplichting tot het reinigen (van alle grond en alle overblijfselen) van alle landbouwmachines die gebruikt worden op maïsvelden in de focuszone voordat ze het perceel verlaten. (f) Indien het organisme gedetecteerd werd, dient er onmiddellijk een intensieve monitoring opgestart te worden waarbij in max. 25 maïspercelen van deze zone vallen geplaatst worden. De vallen worden aan de hoeken van het perceel geplaatst; 2 (≤ 1 ha) of 4 (> 1ha) vallen per maïsperceel. De monitoring met plantaardige of met dierlijke feromoonvallen dient te gebeuren tot 15 oktober. De vallen dienen één keer per week geïnspecteerd te worden.
15
(g) Indien er geen of onvoldoende maïspercelen in de focuszone zijn, dan zullen er eveneens vallen geplaatst worden in percelen van andere mogelijke waardplanten zoals Cucurbitaceae (pompoenen, augurken, meloenen, komkommer,…), Gramineae ,… Er zullen dan maximaal 30 vallen geplaatst worden over een 10-tal percelen.
(h) Opslag van maïs dient bestreden te worden in niet-maïsvelden. (i) Alle landbouwers dienen actief geïnformeerd te worden over de nieuwe plaag en de uitroeiingsmaatregelen. B) Maatregelen te nemen in het jaar / de jaren na het jaar van detectie van het organisme (jaar n + 1, jaar n + 2) a. Opslag van maïs dient bestreden te worden in niet-maïsvelden in de jaren na het jaar van aanwezigheid van het organisme. b. Gewasrotatie op alle maïsvelden van de focuszone waarbij in een periode van drie opeenvolgende jaren slechts éénmaal maïs wordt geteeld, het jaar van aanwezigheid van het organisme wordt als het eerste jaar van de rotatie beschouwd. c. Toepassing van een gepaste insecticide behandeling tegen de adulten op maïsvelden in het jaar na het jaar van aanwezigheid van het organisme (wachttijd van 7 dagen voor de pesticiden erkend in 2004). De behandeling dient in de periode 15 – 31 juli uitgevoerd te worden d. Monitoring met plantaardige of met dierlijke feromoonvallen in de periode van 1 juli tot 15 oktober. In het eerste jaar na het jaar van aanwezigheid (jaar n + 1) dient er een intensieve monitoring uitgevoerd te worden waarbij in maximum 25 maïspercelen per focuszone vallen geplaatst worden. Er worden 2 vallen geplaatst in percelen ≤ 1 ha en 4 vallen in percelen > 1ha. De vallen worden aan de hoeken van het perceel geplaatst. Deze vallen dienen één keer per week geïnspecteerd te worden. Indien er geen of onvoldoende maïspercelen in de focuszone zijn, dan zullen er eveneens vallen geplaatst worden in andere mogelijke waardplanten zoals Cucurbitaceae (pompoenen, augurken, meloenen, komkommer,…), Gramineae,… Er zullen dan maximaal 30 vallen geplaatst worden over een 10-tal percelen. In het tweede jaar na het jaar van aanwezigheid (jaar n + 2), dient er een monitoring uitgevoerd te worden m.n. twee vallen per maïsperceel in de focuszone. Deze vallen dienen tweewekelijks geïnspecteerd te worden (cfr. klassieke monitoring). e. Monitoring met plantaardige of met dierlijke feromoonvallen in de periode van 1 juli tot 15 oktober in de hallen of op de terreinen van de meest nabije invoerplaats (haven, luchthaven,…) in jaar n + 1 en jaar n + 2 indien de invoerplaats in de focuszone gelegen is. f. Verbod tot het transporteren van grond van maïspercelen naar buiten de focuszone in de twee jaren volgend op het laatste jaar van de vaststelling van het organisme
16
3.
Veiligheidszone
A) Maatregelen te nemen onmiddellijk na detectie van het organisme (jaar n) (a) Indien het organisme gedetecteerd werd, dient er onmiddellijk een monitoring opgestart te worden waarbij er telkens 2 vallen in minimum 20 (monocultuur) maïspercelen in de zone geplaatst worden. De monitoring met plantaardige of met dierlijke feromoonvallen dient te gebeuren tot 1 oktober. De vallen dienen één keer per week geïnspecteerd te worden. (b) Indien één veiligheidszone 2 of meerdere focuszones omsluit, dan wordt het aantal maïspercelen waarin vallen geplaatst worden verhoogd. (c) Alle landbouwers dienen actief geïnformeerd te worden over de nieuwe plaag en de uitroeiingsmaatregelen. B) Maatregelen te nemen in het jaar / de jaren na het jaar van detectie van het organisme (jaar n + 1, jaar n + 2) (b) In 2004 heeft de landbouwer de keuze tussen gewasrotatie of behandeling: maïsproducenten die in het jaar van infectie maïs teelden in de veiligheidszone, hebben in het jaar n + 1 de keuze tussen het toepassen van een gewasrotatie of een behandeling met een insecticide: a. Gewasrotatie: 1 maal maïs in een periode van 2 opeenvolgende jaren, waarbij het jaar van infectie geldt als het eerste jaar, of b. Toepassing van een gepaste insecticide behandeling door het toepassen van een éénmalige gepaste insecticide behandeling tegen de adulten op de monocultuur maïsvelden [(wachttijd van 7 dagen voord de pesticiden erkend in 2004)] (nr. 2). De behandeling dient in de periode 15 – 31 juli uitgevoerd te worden. (c) Vanaf 2005 zal er een verplichte gewasrotatie zijn van 1 op 2 en is dus een monocultuur maïsteelt niet meer mogelijk in de veiligheidszone. Hierbij houdt men voor 2005 rekening met de teelt op het betrokken veld in 2004. (d) Monitoring met plantaardige of met dierlijke feromoonvallen in de periode van 1 juli tot 1 oktober. In het eerste jaar na het jaar van aanwezigheid (jaar n + 1), dient er een monitoring uitgevoerd te worden waarbij in minimum 20 (monoculture) maïspercelen ofwel 2 vallen (≤ 1ha), ofwel 4 vallen (> 1ha) geplaatst worden. Deze vallen dienen tweewekelijks geïnspecteerd te worden. Indien één veiligheidszone 2 of meerdere focuszones omsluit, dan wordt het aantal maïspercelen waarin vallen geplaatst worden verhoogd. In het tweede jaar na het jaar van aanwezigheid (jaar n + 2), dient er geen specifieke monitoring meer uitgevoerd te worden. (e) Monitoring met plantaardige of met dierlijke feromoonvallen in de periode van 1 juli tot 1 oktober in de hallen of op de terreinen van de meest nabije invoerplaats (haven, luchthaven,…) in jaar n + 1 en jaar n + 2 indien de invoerplaats in de veiligheidszone gelegen is (bv. Luchthaven van Zaventem in geval van de focuszones die afgebakend werden in 2003).
Indien een nieuwe infectieplaats geregistreerd wordt in de focus- of veiligheidszone (in het jaar n), zullen deze beide zones in verhouding uitgebreid worden. Indien een nieuwe aanwezigheid van het organisme geregistreerd wordt buiten de bestaande veiligheidszone, dan zullen de 2 zones gevestigd worden zoals hierboven beschreven. Indien een nieuwe aanwezigheid van het organisme geregistreerd wordt in het jaar n + 1 of in het jaar n + 2 in de focuszone, gelden opnieuw de maatregelen van het jaar n. Indien er geen Diabrotica virgifera Le Conte organismen meer gedetecteerd worden gedurende 2 jaar (jaar n + 1 en jaar n + 2) na het laatste jaar van aanwezigheid, dan mag het
17
geïnfecteerde gebied als vrij worden beschouwd en dienen er geen uitroeiingsmaatregelen toegepast te worden.
Overzicht van de maatregelen Maatregelen in jaar n In de Focuszone (1 km)
In de Veiligheidszone (1 – 6 km)
- Maïsoogst pas toegelaten vanaf 1 oktober, vervoer van (delen van) verse maïs naar buiten de zone tot dan verboden - Vervoer grond van maïspercelen naar buiten de zone verboden - Maïs 2x behandelen met insecticide, met een tussenperiode van 2 weken, en een extra behandeling op de maïsvelden van de focuszone na elke nieuwe vondst in deze focuszone - Landbouwmachines reinigen voor verlaten van de zone - Monitoring op ~25 percelen per focuszone tot 15/10 - Monitoring op ≥ 20 percelen per focuszone tot 1/10 - Bestrijding van maïsopslag in niet-maïsvelden
[Maatregelen in jaar n + 1
In de Focuszone (1 km)
In de Veiligheidszone (1 – 6 km)
- Gewasrotatie: 1 op 3
- Gewasrotatie: 1 op 2 (verplicht vanaf 2005) OF - Maïs behandelen met insecticide in de periode 15 - 31 - Maïs behandelen met insecticide in de periode 15 – 31 juli juli, indien het een monocultuur maïsperceel betreft - Vervoer grond van maïspercelen naar buiten de zone verboden - Bestrijding van maïsopslag in niet-maïsvelden - Monitoring op max 25 maïspercelen per focuszone tot - Monitoring op ≥ 20 maïspercelen per focuszone tot 1/10 15/10
Maatregelen in jaar n + 2
In de Focuszone (1 km)
In de Veiligheidszone (1 – 6 km)
- Gewasrotatie: 1 op 3
- Gewasrotatie: 1 op 2 (verplicht vanaf 2005)
- Vervoer grond van maïspercelen naar buiten de zone verboden - Bestrijding van maïsopslag in niet-maïsvelden - Monitoring op max 25 maïspercelen per focuszone tot - Monitoring op ≥ 20 maïspercelen per focuszone tot 1/10 15/10] (nr. 1)
09/04
18
