TECHNIEK
1. Luchthavens 1.1 Vliegvelden
1.2 Schiphol
1.3 Binneninrichting
1.4 Aankomst
In Nederland hebben wij vier vliegvelden voor de burgerluchtvaart: Schiphol bij Amsterdam, Rotterdam Airport bij Rotterdam, Eelde bij Groningen en Maastricht Aachen bij Maastricht. Steeds meer mensen reizen per vliegtuig. Hierdoor wordt de luchtvaart drukker en belangrijker. Het gevolg is dat drukte en lawaai op en rond de luchthavens steeds meer toe nemen. De bewoners rond de luchthavens en de regering letten goed op het navolgen van de regels en kijken heel kritisch naar de plannen die vooral Schiphol heeft. De poster ‘Op de luchthaven’ is ook naar het voorbeeld van Schiphol getekend. In de Haarlemmermeerpolder werd in de Eerste Wereldoorlog een militair vliegveldje gevestigd. Rond 1920 is het vliegveld Schiphol uit dit militaire vliegveldje ontstaan. De naam Schiphol herinnert ons aan een plek in de Haarlemmermeerpolder, die - toen er nog een écht meer was - berucht was vanwege een aantal scheepsongelukken bij slecht weer: ‘Schipshol’. Al in 1477 vermeldden kaarten de naam ‘Sciphol’. Nu is Schiphol één van Europa’s belangrijkste luchthavens. Autowegen en spoorverbindingen zijn de laatste jaren sterk verbeterd. Onder de luchthaven ligt een station waar talloze treinen de vele reizigers halen en brengen. In de vertrekhal hangen monitoren waarop is aangegeven bij welke balie je je moet melden voor je vlucht. Bij de balies hangen bovendien nog eens extra borden. Daar krijgen reizigers een instapkaart en wordt de bagage gewogen en op de lopende band gezet. Via de marechaussee - die de paspoortcontrole verricht gaan de reizigers naar de wachtruimte. Hier komen de pieren uit die toegang geven tot de vliegtuigen. In die wachtruimte bevinden zich ook de belastingvrije (taxfree) winkels. Voor het betreden van het vliegtuig (we noemen dat een ‘gate’) wordt van elke passagier de handbagage nog gecontroleerd. Na de aankomst en de paspoortcontrole komen de passagiers in de aankomsthal. Door middel van borden wordt aangegeven waar de bagage van een bepaalde vlucht zich bevindt. Via de douanedoorgang bereiken de passagiers daarna de afhalersruimte van de aankomsthal. Op monitoren staat aangegeven bij welke uitgang de passagiers van een bepaalde vlucht afgehaald kunnen worden.
1.5 Buiten
Buiten de stationsgebouwen vind je de platforms met de vliegtuigen, de taxi-, start- en landingsbanen, de verkeerstoren en de hangars.
1.6 Platform
Op het platform bevinden zich de vliegtuigen. Via de pieren worden de toestellen aan de stationsgebouwen ‘gekoppeld’. Voordat de passagiers aan boord komen, wordt het toestel schoongemaakt.
Schiphol-airport
gezicht vanuit een cockpit
vertrekhal
vertrekhal
taxi -en landingsbanen
OP DE LUCHTHAVEN I
© AGTERES, RIJSSEN / WILSUM
1
TECHNIEK
1.7 Laden & lossen
Verder wordt het vliegtuig met tankauto’s (of vanuit vaste tankplaatsen) voorzien van nieuwe kerosine. Ook wordt het gelost en geladen met zogenoemde ‘schaarwagens’, die de bagage, de maaltijden enz. precies op de juiste hoogte tot bij de laadopeningen brengen.
1.8 Banen
Start-, landings- en taxibanen. Taxibanen zijn banen waarover vliegtuigen rijden voor het opstijgen en na het landen. Tussen het stationsgebouw en de hoofdbanen liggen de rijbanen of taxibanen. De hoofdbanen - voor het landen en starten - zijn op Schiphol wel zo’n drie kilometer lang.
2. Verkeersleiding
In de toren zit de verkeersleiding, die zorg draagt voor een goed verlopend luchtverkeer op en rond de luchthaven. Linksonder op de plaat zijn verkeersleiders afgebeeld, die óf tot de algemene verkeersleiding kunnen behoren, óf tot de naderings- en vertrekverkeersleiding. De ‘hele’ luchtverkeersleiding bestaat dus uit drie groepen, waarvan er maar één in de toren zit!
3. Controle
Voor technische controles en reparaties zijn er op elke luchthaven hangars. Dit zijn grote hallen, waar na een bepaald aantal vlieguren de toestellen geheel of gedeeltelijk worden nagekeken. Soms wordt een vliegtuig helemaal uit elkaar gehaald.
4. Gebouwen
Naast de genoemde gebouwen zijn er nog: een weerdienst (de meteo), restaurants, winkels, kantoren van de luchtvaartmaatschappijen, de douane, de marechaussee, de luchthavenpolitie, de schoonmaakbedrijven, de benzinemaatschappijen, cateringbedrijven (zij zorgen voor het voedsel), garages voor brandweer- en ambulanceauto’s en andere hulpverleningsvoertuigen en gebouwen waar vrachtvliegtuigen laden en lossen.
start- en landingsbanen
verkeersleiding
verkeersleiding
Na de landing wordt de bagage met karretjes uit het vliegtuig gehaald en wordt in de aankomsthal door de passagiers weer in ontvangst genomen.
Tijdens de vlucht wordt een vliegtuig begeleid door verschillende verkeersleidingen.
OP DE LUCHTHAVEN I
© AGTERES, RIJSSEN / WILSUM
2
TECHNIEK
7. Opdrachten - A TEKST 1.
Naast luchthavens voor gewone passagiersvliegtuigen zijn er ook luchthavens voor militaire vliegtuigen. Welke zijn dat? Kies uit het onderstaande rijtje. Vliegbasis Leeuwarden Eelde Airport Rotterdam Airport Maastricht Aachen Vliegbasis Twente Schiphol.
2.
Zet de woorden eens in de goede volgorde. instappen / melden voor de vlucht (inchecken) / gate (spreek je uit als geet) / vertrekhal / instapkaart / controle van de handbagage / paspoortcontrole. Begin met vertrekhal.
8. Opdrachten - B ZOEK 1.
Maak een fotokopie van de zwart-witte plaat. Deel hem nauwkeurig in vieren. A Kijk zo:
C
B
D
Zet er de letters A, B, C en D in. De hete luchtballon zit dus in vak A. In welk vak vindt je de verkeerstoren? Juist ook in vak A. Schrijf het zo op: verkeerstoren - A Doe net zo met: 1. het stationsgebouw met pieren 2. de taxibanen 3. een hangar 4. de paspoortcontrole 5. monitor met vertrektijden 6. bagagekarretjes voor reizigers 7. het afhalen van de bagage 8. de bagagetreintjes naar de vliegtuigen 2.
Zoek informatie over Schiphol (of een andere luchthaven) op internet. Of schrijf of bel met de luchthaven van je keuze.
3.
Zoek gedurende een week alle berichten, advertenties, foto’s enz. die je in de krant kunt vinden. Plak alles op een groot vel (gekleurd?) papier. Je kunt er misschien nog zelfgeschreven onderschriften of verhaaltjes bij maken.
OP DE LUCHTHAVEN I
© AGTERES, RIJSSEN / WILSUM
3
TECHNIEK
9. Opdrachten - C DOE 1.
Maak een plattegrond van een luchthaven. Teken er in: platforms met pieren, stationsgebouwen, hoofdbanen voor starten en landen, taxibanen, hangars en een verkeerstoren. Zet de namen in de plattegrond. Of maak met kleuren of nummers een legenda.
2.
Bouw eens een zo hoog mogelijke toren van twee stukken tekenpapier. Verder mag je paperclips, lijm, plakband en een schaar gebruiken. Je bent helemaal vrij hoe je bouwt, als de toren maar wel (zonder hem vast te houden) kan staan! Oefen eerst eens wat met afvalpapier. Bijvoorbeeld een éénzijdig bedrukt kopieerpapier. Je mag immers maar twee stukken tekenpapier gebruiken!!
3.
Maak met lego of ander constructiemateriaal een schaarconstructie. Kijk maar naar de tekening. Een zgn. schaarwagen (zoek hem eens op de plaat) maakt gebruik van zo’n schaarconstructie. Je kunt ook stroken karton gebruiken, die onderling zijn verbonden met splitpennen. De stippen zijn de draaipunten. Maak hem zo lang als je wilt!
4.
Puzzel.
Vul in: 1. Zonder dit vliegt geen vliegtuig. 2. Hier ‘legt’ een vliegtuig aan. 3. Hier wordt een vliegtuig nagekeken en gerepareerd. 4. Plek om te praten 5. Reiziger. 6. Dit voertuig zorgt voor de bagage. 7. Hierop kun je de vertrektijden zien. 8. Hij bestuurt het vliegtuig.
Zet de letters uit de grijze balk in de goede volgorde en je vindt de naam van een vliegveld!
1
2
3
4
5
6
7
8
OP DE LUCHTHAVEN I
© AGTERES, RIJSSEN / WILSUM
4
TECHNIEK
10. Antwoordenblad A - TEKST
1.
Vliegbasis Leeuwarden en vliegbasis Twente zijn militaire vliegvelden.
2.
Vertrekhal / inchecken / instapkaart / paspoortcontrole / controle van de handbagage / gate / instappen.
B - ZOEK
1.
1. in vak B 2. in vak A en B 3. in vak B 4. in vak B en D 5. in vak B 6. in vak D 7. in vak D 8. in vak B en D
C - DOE
4.
1
K
E
R
O
S
I
N
E
L
U
C
H
T
H
A
V
H
A
N
G
A
R
I
E
P
A
S
S
A
C
H
A
A
R
M
O
N
I
V
L
I
E
2
E
N
G
I
E
R
W
A
G
E
N
T
O
R
G
E
R
3
4
B
A
L 5
6
S 7
8
OP DE LUCHTHAVEN I
© AGTERES, RIJSSEN / WILSUM
5
TECHNIEK
1. Bouwwerken 1.1 Voorbeelden
Op de plaat ‘In de straat’ staan enkele bijzondere voorbeelden van bouwen en bouwwerken afgebeeld. Een aantal voorbeelden worden hierna kort beschreven.
1.2 Parkeergarages
Je ziet steeds meer parkeergarages in de binnensteden. Ze zijn vaak gebouwd van glas en beton en bieden honderden auto's een bewaakte en betaalde parkeerplaats. Bedrijven bouwen nogal eens een ondergrondse garage onder hun kantoorgebouwen.
1.3 Kantoren
Opvallend zijn de kantoorgebouwen in de grote steden. Vaak zijn ze erg hoog of breed. Soms zijn ze mooi, soms lelijk en saai en ze lijken op elkaar. De dure bouwgrond én de bouwprijs spelen hierbij een belangrijke rol.
1.4 Gevels
De voorkant van een huis noemen we een gevel. Vanaf de zestiende tot en met de negentiende eeuw hadden de huizen vaak een siergevel. Achter zo'n gevel werd een gewoon huis met een zadeldak of plat dak gebouwd. Siergevels zijn dus eigenlijk 'nepgevels'. We noemen deze gevels trapgevels, hals-, klok- en lijstgevels.
parkeergarage
moderne kantoorgebouwen
1.5 Vensters
Vensterglas kon in de zestiende en zeventiende eeuw nog niet zo groot en sterk worden gemaakt. Daarom waren de vensters verdeeld in vele kleine ruitjes. De latjes tussen de ruitjes worden roeden genoemd. Toen men later grotere ramen kon maken, hoefde men minder roeden toe te passen. En dus (waarschijnlijk) ook hoe 'jonger' het bouwwerk is.
1.6 Hijsbalken
Hijsbalken bevonden zich in de top van de gevel. In de balk zat een ijzeren haak, waaraan met behulp van katrollen en touwen allerlei goederen konden worden opgehesen of neergelaten. Een speciale deur in de gevel diende als ‘laadopening’. Doordat er veel en smalle trappen in de woonhuizen zaten, werden ze ook daarvoor vaak gebruikt. Bijvoorbeeld bij een verhuizing.
2. Energieverbruik 2.1 Vraag
huis uit de 17de eeuw
De vraag naar energie wordt steeds groter. Verlichting, verwarming, beweging... Bijna al die energie komt uit de aarde: steenkool, aardolie en aardgas. Als je die stoffen verbrandt, komt er warmte vrij. Soms wordt die warmte direct gebruikt, of wordt er stoom mee gemaakt die - onder druk - enorme dynamo's kan aandrijven. En natuurlijk kunnen we uit een aardolieproduct als benzine, energie gebruiken om ons te verplaatsen. Kolen, olie en gas bevatten energie die oorspronkelijk van de zon afkomstig is. Bij verbranding komt deze opgeslagen energie vrij. Omdat kolen, olie en gas net zo oud zijn als fossielen van planten en dieren die al lang geleden zijn uitgestorven, noemen we ze fossiele brandstoffen.
elektriciteits centrale
IN DE STRAAT II
© AGTERES, RIJSSEN / WILSUM
1
TECHNIEK
Steenkool en gas zijn ongeveer tegelijkertijd ontstaan: sommige wetenschappers denken zo'n 280 tot 350 miljoen jaar geleden! Volgens hen is aardolie veel jonger: van 100 tot 200 miljoen jaar. 2.2 Gas
2.3 Aardolie
In Nederland wordt aardgas gebruikt. Dit gas wordt door de Gasunie verkocht aan Nederlandse energiebedrijven. Ook buitenlandse energiebedrijven kopen gas van de Gasunie. De NAM haalt op diverse plaatsen in Noord-Nederland - in de Waddenzee of de Noordzee het gas naar boven. Het aardgas bereikt nagenoeg elk Nederlands gezin of bedrijf.
Aardolie is grondstof voor benzine, dieselolie, kerosine en autogas. Via de Rotterdamse haven wordt aardolie geïmporteerd en ook doorgevoerd naar Duitsland. De chemische industrie gebruikt aardolie als grondstof voor vele producten, bijvoorbeeld kunstmest, medicijnen en allerlei soorten kunststof (‘plastic’).
2.4 Elektriciteit
In elektriciteitscentrales, die meestal op gas worden gestookt, wordt elektriciteit opgewekt door middel van grote, door stoom aangedreven reuzendynamo's (turbines). De netspanning in ons land is 220 volt.
2.5 Windenergie
Windmolens - of beter gezegd: windturbines - worden steeds meer gebruikt als energieopwekker. Groot voordeel is, dat ze schone energie leveren. Nadelen zijn de kleine opbrengst aan stroom en de afhankelijkheid van wind.
2.6 Andere soorten
gas- en oliewinning op de Noordzee
gastanker
modern windmolenpark
Op daken van huizen, kantoren en fabrieken worden ook wel zonnecollectoren geplaatst. Ze kunnen voor elektriciteit worden gebruikt, maar ook voor directe verwarming van water. Sommige boerenbedrijven gebruiken biogas: gas uit mest.
olievervoer per trein
oude Hollandse windmolen
IN DE STRAAT II
© AGTERES, RIJSSEN / WILSUM
olieboortoren met ja-knikker
2
TECHNIEK
3. Opdrachten - A TEKST
IN DE STRAAT II
1.
Zet op de goede plaats: trapgevel, halsgevel, klokgevel en lijstgevel. Doe het zo: a = ...
2.
Zet de ruiten op de goede volgorde: van 'oud’ naar 'modern'. Doe het zo: a - b - c (dit is natuurlijk een voorbeeld!)
3.
Waarom worden er in (grote) steden vaak hoge gebouwen gemaakt? Kies uit: a. omdat het mooier en moderner staat; b. omdat ze dan beter opvallen; c. omdat het minder ruimte in beslag neemt; d. omdat hoog bouwen minder bouwmaterialen kost.
4.
Zet de namen op de goede plaats: hijsbalk, katrol, haak.
© AGTERES, RIJSSEN / WILSUM
3
TECHNIEK
5.
Zet de goede woorden en zinnen bij elkaar. Doe het zo: a - 1 (voorbeeld) a. aardolie 1. geven niet veel maar wel schone energie. b. aardolie 2. zorgt voor de verdeling van het gas. c. Gasunie 3. de NAM haalt het uit de aarde. d. windturbines 4. grote dynamo's die elektriciteit opwekken. e. turbines 5. wordt gebruikt voor het maken van benzine, diesel en autogas.
4. Opdrachten - B ZOEK 1.
Zoek zeven voorbeelden van benzineverbruikers, en zeven voorbeelden van elektriciteitsverbruikers.
2.
Zoek op de plaat minstens vijf ouderwetse, antieke of heel vroeger bedachte dingen. Bijvoorbeeld de ophaalbrug.
5. Opdrachten - C DOE
IN DE STRAAT II
1.
Bouw van stevig papier een straatje met een trapgevel, een klokgevel, een halsgevel en een lijstgevel. Maak steuntjes zodat de gevels rechtop blijven staan. Teken er eerst wel deuren, ramen enz. op!
2.
Bouw met Lego of met ijzerdraad, houten of plastic klosjes en garen een hijsinstallatie. Met echte katrollen gaat het natuurlijk ook! Kijk goed naar de tekening. In elk geval moet je de katrollen ergens aan op kunnen hangen, zoals aan de haak in de hijsbalk!
3.
Teken een ontwerp van een gevel voor een moderne parkeergarage. Of maak van een schoenendoos een echte parkeergarage, van twee of meer verdiepingen met op- en afritten, slagbomen enz. Parkeer er ook auto's in!
© AGTERES, RIJSSEN / WILSUM
4
TECHNIEK
6. Antwoordenblad A - TEKST
1.
a. = klokgevel b. = lijstgevel c. = trapgevel d. = halsgevel
2.
b-a-c
3.
c. omdat het minder ruimte in beslag neemt.
4. hijsbalk haak katrol
B - ZOEK
5.
a. - 3 b. - 5 c. - 2 d. - 1 e. - 4
1.
benzineverbruikers: ambulance / motortje van een draaiorgel / hoogwerker / vliegtuigje / brandweerauto / vuilnisauto / motormaaier / trilplaat / motorwals / wacker. elektriciteitsverbruikers: tram / (bewoners van) huizen / lichtreclames aan de gevel / torenklok / voetgangerslicht / straatverlichting / slagbomen bij parkeergarage / telefooncel ANWB handwijzers / hogedrukspuit / parkeerautomaat.
2.
IN DE STRAAT II
ouderwetse dingen: de ophaalbrug / de kerktoren / de muurlantaarn / het draaiorgel / de oude gevels / de hijsbalk / de ruitjes in de trapgevel.
© AGTERES, RIJSSEN / WILSUM
5