Bestandsnaam 2.2.4 Veilig slapen
Datum dec. 2013
Veilig slapen Het Partou beleid met betrekking tot veilig slapen wordt met de ouder(s) in het intakegesprek besproken. Helaas komt het in Nederland af en toe voor dat een baby tijdens de opvang (zowel in kinderdagverblijven als bij gastouders) overlijdt onder het beeld van wiegendood. In het bijzonder bij jonge baby’s komt dit relatief vaker voor tijdens de opvang dan in de thuissituatie. Aandacht voor preventie en voorzorgsmaatregelen kunnen het risico) tot het uiterste beperken. De in deze instructie opgenomen praktische preventieve maatregelen dienen bij alle medewerkers kinderdagverblijf, ook stagiaires en invalkrachten, bekend te zijn. De vestigingsmanager draagt hier zorg voor. De pedagogisch medewerkers zijn verantwoordelijk voor het toepassen van deze regels.
1
Leg de baby altijd op zijn rug te slapen, nooit op de buik of de zij.
Een baby op de buik te slapen leggen maakt het risico van wiegendood wel vier tot vijfmaal groter dan gemiddeld. Leg een baby ook niet één enkele keer op de buik te slapen, bijvoorbeeld omdat het kind alleen dan troostbaar lijkt. Wanneer de baby tijdens het slapen op de buik is ‘gerold’, wordt deze baby door de pedagogisch medewerker weer ‘teruggedraaid’ op de rug. Terugdraaien hoeft niet meer bij een oudere baby, die gezond, in goede conditie, motorisch goed ontwikkeld is én zich probleemloos om en om kan draaien. Tot een kind 6 maanden oud is wordt het in ieder geval teruggedraaid. Tijdens de intake wordt aan ouders medegedeeld dat we het kind altijd op de rug leggen en vragen hun uitdrukkelijk hun kind niet aan te leren om op de buik of zij te slapen. Wij aanvaarden geen schriftelijke verklaringen van ouders waarin zij de verantwoordelijkheid nemen om hun kind op de opvang de buik te laten slapen. Juridisch gezien blijft de verantwoording namelijk altijd bij de kinderopvangorganisatie liggen en heeft een dergelijke verklaring geen waarde.
1.1 Uitzondering: Er zijn bepaalde (aangeboren) afwijkingen waarbij buikligging (of zijligging) wel wenselijk kan zijn. Ouders dienen dan een schriftelijke verklaring van hun medisch specialist te overleggen. Een kopie van deze verklaring hangt dan boven het bed van het betreffende kind en een kopie wordt bewaard bij het F3.1a Kindgegevensformulier.
2
Een baby wordt niet ingebakerd
Een baby wordt niet ingebakerd, ook niet als ouders aangeven dat dit het advies van het consultatiebureau is. Inbakeren vergroot het risico op wiegendood. Op medische indicatie kan inbakeren wenselijk zijn. Ouders dienen dan een schriftelijke verklaring van hun medisch specialist te overleggen aan de manager. Een kopie hiervan wordt bewaard bij het F3.1a Kindgegevensformulier. Een goede instructie met betrekking tot de juiste manier van inbakeren dient dan gegeven te worden door de behandelend arts c.q. verpleegkundige aan de pedagogisch medewerkers.
3
Toezicht en extra waakzaamheid
3.1 Extra waakzaamheid tijdens de eerste opvangdagen Plotselinge veranderingen worden door de zuigeling als stressvol ervaren. Deze stress veroorzaakt een verandering in het slaappatroon welke de kans op wiegendood verhoogt. Het is dus belangrijk om voor de eigenlijke start van de kinderopvang het jonge kind geleidelijk te laten wennen aan de opvang (omgeving, geuren, geluiden, stemmen van begeleiders, een ander ritme). Zo zal het kind minder stress ervaren wat het slaappatroon minder zal beïnvloeden. In overleg met de ouder worden er afspraken gemaakt over de wenperiode die is opgebouwd uit verschillende wenmomenten, waarvan de verblijfsduur geleidelijk aan wordt uitgebreid. Wees extra waakzaam tijdens deze wenmomenten en houdt verhoogd toezicht tijdens de eerste opvangdagen (ook na een vakantie of ziekteperiode/langere afwezigheid) van het kind. Ook andere omstandigheden zoals een verhuizing een hectische dag kunnen door het jonge kind als stressend ervaren worden en van invloed zijn op het slaappatroon. Ook dan is verhoogd toezicht tijdens het slapen belangrijk.
3.2
Toezicht
‘Controleer’ telkens als een kind naar bed wordt gebracht ook de andere kinderen in de andere bedjes. In ieder geval wordt er iedere 15 minuten gecontroleerd op alle slapende kinderen. Indien er, voor de oudere kinderen, gewerkt wordt met stretchers wordt er een risico-inventarisatie gemaakt van de slaapsituatie (zie risico-inventarisatie veiligheid slaapruimte). Aan de hand hiervan wordt bepaald of het instellen van een slaapwacht noodzakelijk is. Dit betekent dat een pedagogisch medewerker aanwezig is bij de kinderen totdat ze allemaal slapen. Daarna wordt de babyfoon aangezet en wordt er om de 15 minuten bij de kinderen gekeken. Indien de situatie er om vraagt kan er ook continu een slaapwacht worden ingezet.
4
Voorkom dat de baby te warm ligt
Zorg ervoor dat het kind het niet te warm krijgt. Dit bereik je door de combinatie van kamertemperatuur, beddengoed en kleding. Onderzoek heeft aangetoond dat warmte stuwing het risico op wiegendood vergroot aangezien het jonge kind zijn lichaamstemperatuur nog niet altijd goed kan regelen (deze is nog in ontwikkeling). Belangrijk is dat het gezicht/hoofd vrij blijft. Het hoofd is voor 80% verantwoordelijk voor de warmteafgifte. Zodra de warmte niet langs die weg kan worden afgegeven kan de lichaamstemperatuur snel stijgen. Laat het kind dus nooit met een mutsje op slapen. Door koude overlijdt zelden een baby, zolang de voetjes lauw aanvoelen heeft het kind het niet te koud.
Pagina 2 van 6
4.1
Slaapzakken en beddengoed
De baby wordt te slapen gelegd in een babyslaapzak. Het kinderdagverblijf zorgt hiervoor. Indien noodzakelijk (kou) kan er gebruik worden gemaakt van een laken of een laken met een dekentje. Dekbedjes worden nooit gebruikt, ook niet bij dreumesen en of peuters! Ook geen losliggende dekbedhoes met een dekentje erin. Combineer geen gewatteerde babyslaapzak met ander beddengoed; óf het een óf het ander wordt gebruikt.
4.2
Kleding
Leg het kind te slapen in gemakkelijke kleding. Zorg dat de kleding is aangepast aan de kamertemperatuur. Zorg op warme dagen voor aangepaste kleding. Doe bijvoorbeeld alleen een hemdje aan. Doe de kleren van het kind, waaraan koordjes, strikjes o.i.d. zitten, uit tijdens het slapen. Laat het kind niet met een slabbetje om slapen.
4.3
Temperatuur en thermometer
In de slaapkamer hangt een thermometer; In de koude perioden dient de temperatuur ongeveer 18 graden (of lager, maar niet lager dan 15°C) te zijn. In de zomer proberen we de slaapkamers zo koel mogelijk te houden, maar is het vooral belangrijk om het temperatuursverschil met buiten niet te groot te laten zijn. Bij een buitentemperatuur van 30 °C is een streeftemperatuur van 18 °C niet reëel. Zie ook hoofdstuk 2.3.7 Ventilatie en temperatuur en 2.3.8 Hitte.
5. Zorg voor een veilig bed en een goede slaapomgeving Ieder kind heeft zijn ‘eigen’ bed. Dit is het bed waar het kind in slaapt op het moment dat het op het kinderverblijf is met eigen beddengoed. De box, de maxi- cosi, de eventueel in de babygroep, aanwezige lullababy, craddle, en/of kinderwagen zijn geen veilige vaste slaapplek. Voor de oudere kinderen kan er gebruik gemaakt worden van stretchers. Dit zijn speciaal voor de kinderopvang ontwikkelde stretchers die voldoen aan de eisen van een volwaardige slaapplek.
5.1 Opmaken van het bed Indien er gebruik wordt gemaakt van een lakentje en dekentje wordt het babybedje ‘laag opgemaakt’, zodanig dat de voeten van het kind tegen het voeteneinde liggen. Dit voorkomt dat het kind onder het beddengoed schuift. Kussens, hoofd- en zijwandbeschermers,hoofdleggers/hydrofiele luiers, tuigjes, koorden, kussenachtige knuffels, speelgoed en of voorwerpen van zacht plastic worden niet in bed gelegd.
5.2 Matras Het matras moet perfect passen in bedkader en moet stevig zijn, anders kan het gezicht van een kind in het matras wegzinken als het zich toch eventueel op zijn buik draait. Het matrasje wordt beschermd door een molton en een hoeslaken. Er worden geen zeiltjes gebruikt! (Dit is niet ademend). De matrassen worden om de 7 jaar vervangen.
5.3 Luchten Zorg voor een frisse slaapomgeving door voldoende te ventileren. Wanneer er geen kind in een bedje ligt, ligt het beddengoed opengeslagen. Het beddengoed wordt regelmatig gelucht.
Pagina 3 van 6
6 Buiten slapen Partou stimuleert de aanschaf en het gebruik van buitenbedden, mits -
Het buiten slapen past bij de visie van de vestiging.
-
De vestigingsmanager toestemming heeft van de regiomanager dat op de vestiging buiten geslapen kan worden.
-
De buitenruimte niet direct gelegen is aan een drukke stadsweg, provinciale weg of snelweg;
-
Er aan het vereiste aantal m² buitenspeelruimte blijft worden voldaan;
-
De sociale veiligheidsaspecten (bijvoorbeeld mogelijkheid dat onbevoegden bij de buitenbedjes kunnen) in kaart zijn gebracht. Een risicoanalyse hieromtrent is gemaakt.
Er geldt geen leeftijdsgrens voor het slapen buiten.
6.1 Informeren van de ouders Het is belangrijk dat ouders goed geïnformeerd worden over het buiten slapen. De vestigingsmanager informeert nieuwe ouders tijdens het intakegesprek over de visie, de regels en de praktische uitvoering met betrekking tot het buiten slapen. Wanneer ouders tijdens de intake aangeven dat zij liever hebben dat hun kind binnen slaapt, dan wordt deze keuze gerespecteerd. Dit wordt genoteerd op het F3.1a Kindgegevensformulier.
6.2 Regels met betrekking tot het buiten slapen Afhankelijk van de weersomstandigheden en de buitentemperatuur bepalen de pm-ers, aan de hand van onderstaande regels, hoe de kinderen worden aangekleed. Doorgaans slapen de kinderen met hun kleren of pyjama aan in een speciale 4-seizoenen slaapzak. Aan de ouders wordt verzocht een pyjama mee te nemen. Voor buiten slapen geldt naast de standaard voorschriften voor veilig slapen onderstaande:
Er wordt gebruik gemaakt van speciale buiten bedden. De buitenbedden zijn mobiel, waardoor de bedden verplaatst kunnen worden zodat zon, regen en wind geen vrij spel hebben. De buitenbedden worden in de luwte van het gebouw en in een afgesloten buitenruimte geplaatst. Er wordt geen gebruik gemaakt van een kinderwagen om kinderen buiten te laten slapen.
De bedden staan buiten op een goed zichtbare plek, met de voorkant (open kant) naar de groepsruimte toe.
De pm-ers hebben vanuit de groep zicht op de bedden.
Er wordt regelmatig gekeken (in ieder geval om de 15 minuten) bij de kinderen of de kinderen er niet te koud of te warm bij liggen.
Er wordt op gelet dat het zonlicht niet pal in de bedden schijnt en/of het bij harde regen niet inregent.
Aan het einde van elke dag worden de matrasjes en beddengoed naar binnen gehaald. Dit ter
voorkoming van schimmelvorming door vocht.
Er hangt een buitenthermometer in de directe omgeving van de buitenbedjes.
De afdekhoes van het buitenbedje wordt er volledig afgehaald bij gebruik en hangt niet nog half over de bedjes heen.
Tot -10˚C kan er buiten geslapen worden.
Is de temperatuur buiten lager dan 5˚C dan slapen de kinderen met een katoenen mutsje en wantjes/sokken aan. Aan genoemde kledingstukken zitten geen touwtjes, koordjes, strikjes etc.
Met mist worden de buitenbedjes niet gebruikt.
Bij onweer worden de buitenbedjes niet gebruikt.
De bedden zijn niet snel en direct bereikbaar voor buitenstaanders.
Pagina 4 van 6
Elk kind heeft zijn eigen buitenslaapzak . Deze wordt alleen bij het buiten slapen gebruikt.
Er wordt een rooster gemaakt als er meer kinderen zijn (die gebruik maken van het buiten slapen) dan er buitenbedjes zijn.
7 Knuffel en overige voorwerpen Tijdens het intake gesprek wordt met de ouders besproken en benadrukt om het kind zo min mogelijk te laten wennen aan het meegeven van een knuffel in bed. (Uit onderzoek blijkt dat een kind zich omstreeks 6 maanden kan gaan hechten aan een voorwerp). Knuffels kunnen het hoofd en gezicht bedekken en dit kan warmtestuwing veroorzaken. Indien de baby toch gewend is om met een knuffel naar bed te gaan let er dan op dat er geen plastic in de knuffel is verwerkt, de knuffel niet te dik/groot is en geen koordjes of onderdelen die los kunnen raken heeft (denk aan ogen die los kunnen raken en ingeslikt kunnen worden). Als je de knuffel onveilig vindt, bespreek dat dan met ouders. Fopspenen Het gebruik van een fopspeen bij het inslapen gebeurt alleen als het kind dit van ‘huis uit’ gewend is; in deze wordt dus aangesloten bij het beleid van de ouders. Zorg dat de fopspeen schoon en veilig (niet kapot en zonder koordje) is. Overige voorwerpen Let bij dreumesen en peuters ook op haarclips/ haarelastiekjes en sieraden. Doe ze af/uit. Het kind ligt daardoor makkelijker en het verhoogt de veiligheid in bed.
8 Niet roken Voorkom gezondheidsschade door (mee) te roken. In alle kinderverblijven van Partou is het verboden te roken.
9 Medicijngebruik Wees altijd terughoudend met medicijngebruik en of homeopathische middelen. Sommige geneesmiddelen zijn gevaarlijk, omdat ze de baby te diep kunnen laten slapen (2.3.4 Medicijnverstrekking en medisch handelen). Wij verstekken geen hoestdrank aan kinderen tot 2 jaar in verband met wiegendood.
10 Als het toch misloopt / handelen! Als er ondanks alle voorzorgen toch een baby in ogenschijnlijke slechte conditie wordt aangetroffen prikkel het kind dan door het aan te tikken en wat te bewegen en zie of het zich herstelt. Zo niet, sla dan terstond alarm (1-1-2 bellen) en handel! Zie hiervoor de richtlijnen voor basale reanimatie bij kinderen (10 Gereedschappen/ 10.2 Richtlijnen voor basale reanimatie bij kinderen) en F2.14 Reanimatiekaart slaapkamer.
Pagina 5 van 6
10.1 Instructies in de slaapkamer met betrekking tot eerste hulp/reanimatie Op alle baby- en dreumesslaapkamers hangen in ieder geval op een goed zichtbare plaats de nodige instructies te weten: F2.14 Reanimatiekaart slaapkamer. F2.15 Instructie veilig slapen. Beide instructies zijn verkrijgbaar via het secretariaat. Bronvermelding: www.wiegendood.nl; Kind&Gezin: wetenschappelijk dossier veilig slapen Kind&Gezin: open je ogen, wiegendood en ongevallen bij baby’s en peuters voorkomen.
Pagina 6 van 6