1 INTERNET
1 Internet 1.1
Korte geschiedenis Een netwerk bestaat uit twee of meer computers die met elkaar zijn verbonden. Internet is een wereldwijd netwerk van computers. De verbinding tussen die computers is meestal een telefoonlijn of een kabel. Het netwerk van Internet bestaat uit miljoenen computers die met elkaar zijn verbonden. Het Internet was er natuurlijk niet zomaar ineens. Hoe het begon, lees je hierna. In Amerika wilde het Ministerie van Defensie graag zijn computers met elkaar verbinden. Als er ergens een computer zou uitvallen, door bijvoorbeeld een aanval, zou een andere computer de taken kunnen overnemen. Dit was het begin en de naam was ARPA-net. Door dit net waren maar 4 computers met elkaar verbonden. Die stonden op de universiteiten van Los Angeles, Standford, Santa Barbera en Utah. Dit gebeurde in 1969. Vrij snel ontdekten wetenschappers dat dit netwerk ook erg handig was voor het uitwisselen van gegevens en berichten. Er werden meer computers met het netwerk verbonden.
Europa kon natuurlijk niet achterblijven. Met name het CERN-instituut in Genève (Zwitserland) heeft veel werk verricht. De grote man hierachter was Tim Berners-Lee. Hij bedacht een systeem waarmee verschillende mensen samen konden werken. Het project kreeg de naam World Wide Web (WWW). Het was een revolutie. Al snel werd het WWW zeer populair. Frankrijk is in 1982 zijn tijd ver vooruit met de zogenaamde Minitel. Minitel is vergelijkbaar met Internet. Er is een toetsenbord en een beeldscherm (samen terminal genoemd). Tim Berners-Lee
In Frankrijk is Minitel nog steeds heel populair. Begin 2002 kun je via Minitel sneller je banksaldo controleren of treinkaartjes bestellen dan via Internet. In 2001 waren er ongeveer 15 miljoen gebruikers. InternetWWWeetje Nederland on-line In nov. 2002 had 58% van de Nederlandse bevolking toegang tot Internet.
Een moderne terminal van Minitel
1
1 INTERNET
1.2
Hoe werkt Internet? Je weet dat je informatie kunt uitwisselen tussen computers met diskettes. Maar het is slimmer om die computers met elkaar te verbinden. Als je dit doet, krijg je een netwerk. Internet is eigenlijk niets anders dan het verbinden van allerlei netwerken. Bij grote bedrijven, overheden en universiteiten zijn duizenden computers met elkaar verbonden. De verbinding werd allereerst mogelijk door kabels die al bestonden: telefoonlijnen. De computers 'praten' met elkaar over deze lijnen. Ook zijn er speciale lijnen voor computers aangelegd. Deze lijnen kunnen van kamer naar kamer lopen, van gebouw tot gebouw en zelfs van land tot land. Zo worden netwerken met elkaar verbonden. Dit totale netwerk noemt men Internet. Al deze netwerken kunnen met elkaar ‘praten’ doordat ze werken met dezelfde afspraken. Die afspraken noemen we protocollen. Voor Internet is dit het TCP/IP-protocol. Je kunt Internet vergelijken met ons wegennet. De verbindingen zijn de wegen. Het protocol zijn de verkeersregels.
1.3
Van wie is Internet? Internet is van iedereen en van niemand. Dit betekent dat iedereen in principe zijn gang kan gaan en van alles kan publiceren. De mensen die Internet gebruiken, hebben onderling afspraken, zeg maar gedragsregels, gemaakt. Die afspraken bij elkaar noemt men netiquette (zie verder Bijlage 1 op pagina 95).
1.4
Namen van Internetadressen Om een bepaalde plaats op het Internet te bereiken, is een naam nodig. In het begin van Internet waren er nog geen namen. De Internetadressen bestonden uit nummers. Nummers zijn niet zo makkelijk te onthouden. Daarom kregen de nummers al snel een naam. Als je een internetadres intypt, bijvoorbeeld www.domain-registry.nl, verwijst die naam naar een nummer. Iedere computer die op Internet is aangesloten, heeft een eigen nummer. Dit nummer heet het IP-nummer. Je kunt het vergelijken met een telefoonnummer. Natuurlijk zijn alle namen verschillend. Anders kan er verwarring ontstaan. Voor de namen van Internetadressen is een internationale organisatie opgericht. Die organisatie heet ICANN. Deze organisatie zorgt bijvoorbeeld voor het uitgeven van adressen op Internet. In Nederland gebeurt dit door de SIDN.
2
1 INTERNET
1.5
Wat heb je nodig om het Internet op te gaan? Om met Internet te kunnen werken, is het volgende nodig: • een goede (multimedia) computer; • een modem. Dit is een apparaat dat computergegevens omzet in telefoonsignalen en omgekeerd. • een abonnement bij een zogenaamde provider. Een provider is een bedrijf dat toegang geeft tot Internet. • een browser. Een browser is een programma dat nodig is om met Internet te kunnen werken. Multimedia computer
Hierna leer je meer over de begrippen modem, provider en browser.
1.5.1
Modem Er zijn twee soorten modems: 1. extern Een extern modem bevindt zich buiten de systeemkast. Nadeel hiervan is dat er een extra stekker nodig is. Bovendien neemt het extra ruimte in beslag. 2. intern Een intern modem zit in de systeemkast. Deze modems zijn over het algemeen goedkoper dan de externe modems.
Extern modem
Het grootste verschil tussen modems is de snelheid. De snelheid van modems wordt aangeduid in bits per seconde. Via de telefoon is de tegenwoordige standaard 56.000 bits per seconde (56K). De snelheid waarmee Internetpagina’s op het beeldscherm komen, is afhankelijk van een aantal zaken: 1. de snelheid van de modem; 2. de snelheid van de provider; 3. de tijd waarop men verbinding maakt. Na 19.00 uur ’s avonds is het veel drukker dan daarvoor. 4. de populariteit van een Internetpagina. Als veel mensen op dezelfde tijd een Internetpagina opvragen, ontstaat er vertraging. Daarnaast is er nog het kabelmodem en het ADSL-modem. Hiermee kun je veel sneller surfen. Het is zelf mogelijk om televisiebeelden op je computer te ontvangen. Deze modems zijn duurder dan de gewone telefoonmodems.
Intern modem
Kabelmodem
ADSL-modem
3
1 INTERNET
1.5.2
Provider Een provider is een bedrijf dat toegang geeft tot Internet. Via een provider (leverancier) kun je met alle computers contact maken die op het Internet zijn aangesloten. In Nederland zijn er vele providers. Er zijn 2 soorten providers: • betaald • onbetaald Bij een betaalde provider moet je kosten betalen voor een abonnement. De hoogte van die kosten hangt af van het soort abonnement. Enkele voorbeelden zijn: PlanetInternet, Euronet en bART. Daarnaast zijn er nog telefoonkosten, als je ten minste de telefoon gebruikt. Bij een onbetaalde provider zijn er geen abonnementskosten. Wel moet je nog telefoonkosten betalen. Voorbeelden zijn Zonnet, MyWeb en Raketnet.
Er zijn ook providers die hun diensten aanbieden via de kabel. Dat is dezelfde kabel als die van de radio en de televisie. Via die kabel kun je sneller Internetten dan via de telefoon. Het is wel duurder.
jouw computer Æ
1.6
provider Æ
Internet
Browser Een goede provider zorgt voor software die nodig is om op het Internet te komen, een zogenaamde browser. Een browser is een programma waarmee je Internetpagina's kunt zien. De twee meest gebruikte browsers zijn Microsoft Internet Explorer en Netscape Navigator. Regelmatig verschijnen er nieuwere versies die meer kunnen dan de vorige versie. Beide browsers zijn gratis. Het voordeel van de Internet Explorer is dat je die ook in het Nederlands kunt krijgen. In Nederland surfen de meeste mensen, zo'n 90%, met de Internet Explorer. Daarnaast is er nog een derde browser: Opera. Dit is een kleine browser uit Noorwegen. Het programma is sneller dan zijn grote broers Internet Explorer en Netscape. Sinds juni 2002 is er nog een vierde: Mozilla.
4
Marc Andreessen, de oprichter van Netscape
1 INTERNET
1.7
Toegang tot Internet De meeste mensen gaan het Internet op via een telefoonlijn. Maar er zijn nog meer mogelijkheden: • ISDN (ook via een telefoonlijn). Voordeel: sneller dan de telefoon en tegelijkertijd telefonisch bereikbaar. • de kabel (van de radio en televisie); • ADSL (ook via een telefoonlijn). Voordeel: nog sneller dan ISDN en tegelijkertijd telefonisch bereikbaar. • satelliet (erg duur). Bij een zeer snelle verbinding (bijvoorbeeld ADSL) spreken we van ‘breedband Internet’.
1.8
InternetWWWeetje Gratis Internet Begin 2002 gebruikte 37% van de Internetters in Nederland een gratis provider. Dat was in 2000 nog 48%. De meeste mensen, 65%, gebruiken een telefoonlijn om te Internetten. ADSL wordt begin 2002 door 3% van de Internetters gebruikt.
Wat kun je o.a. met Internet doen? Zomaar een greep: 1. informatie opvragen 2. e-mailen 3. chatten (praten) 4. telefoneren 5. winkelen 6. discussiëren 7. cursus volgen 8. weerbericht bekijken 9. spelletjes spelen 10. encyclopedieën inkijken 11. zelf Internetpagina’s maken 12. naar muziek luisteren Opmerking De afkortingen in dit hoofdstuk kun je vinden in bijlage 2 op pagina Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.. Heel veel andere verklaringen van Internetbegrippen kun je vinden in het Internetwoordenboek. Adres: www.internetwoordenboek.kennisnet.nl InternetWWWeetje Cijfers
In 1987 zijn er 80.000 computers met Internet verbonden. Nederland krijgt in 1989 de eerste Internetaansluiting. Microsoft komt in 1996 met de Internet Explorer op de markt. Netscape is er dan al twee jaar. In 1998 is de grootte van het Internet ongeveer 32 miljoen pagina’s. In 2001 is het aantal pagina’s al gegroeid naar meer dan 5 miljard…. In 2001 telt Nederland 5,7 miljoen surfers van 15 jaar en ouder. Over de hele wereld zijn er begin 2003 meer dan 655 miljoen gebruikers van Internet (waarvan 143 miljoen in de VS). 5
1 INTERNET
1.9
Vragen en opdrachten Schrijf de antwoorden in je schrift. Vragen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Schrijf in je eigen woorden op wat een netwerk is. Welke twee zaken zijn nodig om computers met elkaar te laten ‘praten’? Wie heeft het WWW bedacht? Wat is een protocol? Als je school een Internetadres heeft, schrijf dit dan op. Noem minimaal drie ‘achternamen’ van Internetadressen. Als jouw school een internetadres heeft, schrijf dan de ‘achternaam’ op. 7. Wat heb je nodig om het Internet op te gaan? 8. Welke soorten modems ken je? 9. Wat is een provider? Noem enkele betaalde en enkele onbetaalde providers. 10. Welke browser wordt het meest gebruikt? Kun je aangeven hoe dat komt? 11. Een telefoonlijn geeft toegang tot Internet. Noem nog minstens 2 andere manieren om toegang te krijgen tot Internet. 12. Noem minimaal 5 mogelijkheden voor het gebruik van Internet. Opdrachten 1. Bekijk bijlage 1 op pagina 95. Wat vind je van netiquette? Is het nodig of niet? 2. Als jouw school op Internet is aangesloten, vraag aan de docent welke verbinding gebruikt wordt. 3. Heeft iedere leerling van jouw school een eigen e-mailadres? Zo ja, schrijf dan je eigen e-mailadres op.
Voortgangscontrole 1 Datum Docent Advies/opmerkingen
6
Paraaf
1 INTERNET
1.10
Internetadressen Hieronder vind je een aantal Internetadressen over onderwerpen die in dit hoofdstuk zijn behandeld. Wat Browser Internet Explorer Mozilla Netscape Opera
Internetadres www.microsoft.com/downloads (Engels) www.mozilla.org (Engels) www.netscape.com (Engels) www.opera.com (Engels)
Overheid Ministerie van Defensie (VS)
www.defenselink.mil (Engels)
Internet ADSL Alles over ADSL Alles over Internet CERN ICANN Minitel SIDN
www.adsl.nl http://adsl.pagina.nl http://internet.pagina.nl www.cern.ch (Engels) www.icann.org (Engels) www.minitel.fr (Frans) www.sidn.nl
Provider Alles over providers BART Euronet HetNet MyWeb PlanetInternet Raketnet
http://provider.pagina.nl www.bart.nl www.euronet.nl www.hetnet.nl www.myweb.nl www.planet.nl www.raketnet.nl
InternetWWWeetje In 2003 bestaat Internet 10 jaar Zoals je al hebt gelezen in het begin van dit hoofdstuk, weet je dat Internet langer dan 10 jaar bestaat. Maar voor het grote publiek begon het in 1993 met de browser Mosaic. Die was gemaakt door de Amerikaanse studenten Marc Andreessen en Eric Bina. Andreessen werd later directeur van Netscape (en miljonair).
7