DIENST BELEIDSCOÖRDINATIE Brussel, 24 juni 2015 VSKO/DB/15.05 M-VVKSO-2015-023
contact
:
[email protected], 02 507 07 01
Verplaatsingsvergoedingen voor gesubsidieerde personeelsleden in het onderwijs Inhoudsopgave 1
Inleiding .................................................................................................................... 2
2
Reglementering ......................................................................................................... 2
3
Woon-werkverkeer .................................................................................................... 3
3.1
Begrip................................................................................................................... 3
3.2
Vergoedingen ........................................................................................................ 4
3.2.1 3.2.2 4
Woon-werkverkeer met het openbaar vervoer ..................................................... 4 Woon-werkverkeer met de fiets ......................................................................... 5
Dienstverplaatsingen (verplaatsingen in opdracht)................................................... 5
4.1
Begrip................................................................................................................... 5
4.2
Vergoedingen ........................................................................................................ 6
4.2.1 4.2.2 4.3
Dienstverplaatsingen met eigen vervoer ............................................................. 6 Dienstverplaatsingen met het openbaar vervoer .................................................. 7 Afspraken in het LOC .............................................................................................. 7
4.3.1 4.3.2
Afspraken over het berekenen van de afstand ..................................................... 7 Afspraken over parkeerkosten ........................................................................... 8
5
Verplaatsingen in het kader van tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH) ........................ 9
6
Verplaatsingen in het kader van inspraakorganen .................................................... 9
7
Verplaatsingen in het kader van GON-begeleiding .................................................. 10
2 VSKO/DB/15.05 M-VVKSO-2015-023 2015-06-24
1
Inleiding
In deze Mededeling willen we een overzicht geven van de diverse verplaatsingsvergoedingen waarop gesubsidieerde personeelsleden in het onderwijs aanspraak kunnen maken. Voor de verplaatsingsvergoedingen van niet-gesubsidieerde personeelsleden, die vallen onder de paritaire comités 152 en 225, verwijzen we u naar de relevante Mededelingen1. Onder school moet hierna ook centrum voor volwassenenonderwijs of internaat verstaan worden. Het begrip schoolbestuur moet gelezen worden als “school-, centrum- of internaatsbestuur”. Het begrip vestigingsplaats omvat binnen deze Mededeling, voor wat de centra voor volwassenenonderwijs betreft, zowel de vestigingsplaats als de lesplaats 2. De Mededeling wil in de eerste plaats vooral het onderscheid duiden tussen de twee grote categorieën verplaatsingen: enerzijds het woon-werkverkeer (punt 3) en anderzijds het ruime begrip “dienstverplaatsingen” (punt 4). Bij de dienstverplaatsingen willen we vooral het belang benadrukken van concrete en transparante afspraken op lokaal niveau. Het is geenszins de bedoeling dat bestaande en algemeen aanvaarde systemen in scholen, door deze Mededeling in vraag zouden worden gesteld. Voor die scholen waar nog geen afspraken over de verplaatsingsvergoedingen zijn gemaakt, of waar de bestaande afspraken moeten herbekeken worden, kan deze Mededeling inspirerend werken. Tot slot gaan we nog kort in op enkele zeer specifieke situaties, met name de verplaatsingen in het kader van tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH) (punt 5) en de bijkomende verplaatsingen in het kader van deelname aan inspraakorganen (punt 6). Ook de verplaatsingen in het kader van GON-begeleiding komen kort aan bod (punt 7). In elk van de hoofdstukken bepalen we eerst welke verplaatsingen onder het desbetreffende begrip vallen. In tweede instantie bekijken we dan of het betreffende personeelslid voldoet aan de voorwaarden om recht te laten gelden op een eventuele vergoeding.
2 •
Reglementering Art. 17septies van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, zoals gewijzigd. http:// www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > wetgeving > personeel administratief statuut > gesubsidieerd onderwijs (uitsluitend) > 27/03/1991.
•
>
Besluit Vlaamse Regering 8 juli 2011 betreffende de volledige tenlasteneming door de werkgever in de onderwijssector van de vervoerskosten voor het openbaar vervoer naar en van het werk en de toekenning van een fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer. http:// www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > wetgeving > personeel > administratief statuut > gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs > Bestuurs- en onderwijzend personeel > 08/07/2011.
•
Cao X van 13 december 2013. http://www.ond.vlaanderen.be/cao/X.pdf
1
Te vinden op mededelingen.vvkso.be, onder het trefwoord “Vervoerskosten”.
2
Zoals gedefinieerd in art. 2, 25° en 44° van het Decreet van 15 juni 2007 betreffende het volwassenenonderwijs.
3 VSKO/DB/15.05 M-VVKSO-2015-023 2015-06-24
Ministeriële omzendbrief 13/AC/CR/JVM/JS “Volledige tenlasteneming door de werkgever van de vervoerskosten voor het openbaar vervoer naar en van het werk. Toekenning van een fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer”.
•
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > omzendbrieven > personeel (niveauoverschrijdend) > vervoerskosten Ministeriële omzendbrief SO/2005/05 “Onderwijs voor zieke jongeren en vrijstelling van de leerplicht”.
•
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex > rubrieken > coördinatie van de omzendbrieven > secundair onderwijs > instellingen en leerlingen > onderwijs voor zieke jongeren
3
Woon-werkverkeer
Hieronder noteren we de belangrijkste principes van de vergoeding van het woon-werkverkeer. Voor een volledige omschrijving van de modaliteiten die door de overheid zijn uitgewerkt, verwijzen we naar de relevante Omzendbrief3. 3.1
Begrip
Met woon-werkverkeer wordt bedoeld elke verplaatsing van en naar het werk vanaf de wettelijke woonplaats, maar ook vanaf een andere verblijfplaats (indien het personeelslid gedurende een bepaalde periode of op geregelde tijdstippen op een ander adres dan de wettelijke verblijfplaats vertoeft, én daarbij de werkgever op voorhand op de hoogte heeft gebracht van zijn verblijfplaats). Het feit dat een personeelslid meerdere keren per dag de verplaatsing van thuis naar het werk en omgekeerd zou maken, neemt niet weg dat elk van deze verplaatsingen moet beschouwd worden als woon-werkverkeer. Let wel, dit neemt niet weg dat bij woon-werkverplaatsingen met de fiets slechts één heen-en-weertraject wordt vergoed (zie verder punt 3.2.2). Verplaatsingen tussen verschillende vestigingsplaatsen van eenzelfde instelling worden gelijkgesteld met woon-werkverkeer. Het ogenblik van de verplaatsing speelt geen rol; ook tijdens het weekend of in de vakantie kan er sprake zijn van woon-werkverkeer. Ook verplaatsingen van thuis naar de school op dagen dat het personeelslid normaliter geen lesopdracht heeft, worden beschouwd als woonwerkverkeer. Voor de specifieke situatie van een bijkomende verplaatsing in het kader van deelname aan inspraakorganen, verwijzen we u evenwel naar punt 6 van deze Mededeling. Voorbeelden: •
Een leraar heeft in de namiddag geen lesopdracht, en vertrekt ’s middags naar huis. Wanneer hij ’s avonds terugkeert naar de school voor een klassenraad, een oudercontact, een vakvergadering, een personeelsvergadering, … valt deze verplaatsing steeds onder woon-werkverkeer.
•
Een school organiseert een schooltoneel, dat zal plaatsvinden op de schoolterreinen. De generale repetitie is op donderdagavond, de voorstellingen zijn gepland op vrijdag- en zaterdagavond. Een personeelslid neemt de regie van het toneelstuk op zich. Alle verplaatsingen die dit personeelslid hiervoor doet, worden steeds gekwalificeerd als woonwerkverkeer.
3
Omzendbrief 13AC/CR/JVM/JS “Volledige tenlasteneming door de werkgever van de vervoerskosten voor het openbaar vervoer naar en van het werk. Toekenning van een fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer”.
4 VSKO/DB/15.05 M-VVKSO-2015-023 2015-06-24
•
Een directeur maakt in augustus de verplaatsing naar de school om er de lessenroosters voor het komende schooljaar op te stellen. Dit is telkens woon-werkverkeer.
•
Van een bepaalde administratief medewerker wordt verwacht dat hij in de voormiddag en de namiddag op twee verschillende vestigingsplaatsen van dezelfde school werkt. De verplaatsing die hij tijdens zijn middagpauze maakt naar de andere vestigingsplaats wordt beschouwd als woon-werkverkeer.
•
Een studiemeester-opvoeder gaat op donderdagavond richting het internaat, en blijft daar in het kader van de nachtdienst slapen in de nacht van donderdag op vrijdag. Na de ochtenddienst op vrijdag keert hij huiswaarts. Op vrijdagnamiddag komt hij om 15u00 terug voor het onthaal. Al deze verplaatsingen zijn woon-werkverkeer.
3.2
Vergoedingen
De tussenkomst van het schoolbestuur in het woon-werkverkeer van haar personeelsleden is beperkt tot die situaties waarbij het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer of met de fiets gebeurt. Indien het woon-werkverkeer op een andere wijze gebeurt (bijvoorbeeld te voet, met de auto, met de motorfiets, …) heeft het personeelslid geen recht op een tussenkomst. Het schoolbestuur kan deze vergoedingen terugvorderen van de overheid. De terugvordering door het schoolbestuur gebeurt per kalenderjaar, en moet ingediend zijn ten laatste op 28 februari van het daaropvolgende kalenderjaar. De gebruikte bewijsstukken (vervoersbewijzen e.d.) moeten gedurende 5 jaar worden bewaard in de school, opdat ze indien nodig aan de verificateur kunnen voorgelegd worden. De vergoeding voor woon-werkverkeer is bovendien beperkt tot de verplaatsing zelf. Indien een personeelslid naar aanleiding van het woon-werkverkeer bijkomende parkeerkosten zou maken, kan het zijn schoolbestuur hiervoor niet aanspreken. Het personeelslid betaalt dus zijn parkeerkosten in het kader van woon-werkverkeer in principe steeds zelf. 3.2.1
Woon-werkverkeer met het openbaar vervoer
Alle gesubsidieerde personeelseden hebben recht op de volledige terugbetaling van de vervoerskosten voor het gebruik van het openbaar vervoer van en naar het werk. Onder het begrip “openbaar vervoer” verstaat men trein, tram, bus en metro. Er is geen minimale afstand vereist om van de terugbetaling gebruik te maken. Elke afstand tussen 0 en 250 kilometer komt in aanmerking voor terugbetaling. Indien de afstand van de woonplaats (of de verblijfplaats) en de plaats van tewerkstelling groter is dan 250 kilometer, geldt een pro rata regeling4. Het recht op terugbetaling is beperkt tot de prijs van het goedkoopste vervoerbewijs dat beschikbaar is bij het gebruikte openbaar vervoermiddel. Terugbetaling van het gebruik van een vervoersbewijs voor 1e klasse in de trein is met andere woorden beperkt tot de prijs van een vervoersbewijs voor 2de klasse. Om gebruik te kunnen maken van zijn recht op terugbetaling, moet het personeelslid zijn gebruikte vervoersbewijs binnenbrengen bij het schoolbestuur. Het schoolbestuur dient de terugbetaling uit te voeren op het einde van de maand volgend op de maand waarin de geldigheidsduur van het vervoersbewijs verstreken is. In het LOC/de ondernemingsraad kan een eerder tijdstip van uitbetaling worden onderhandeld. Dit brengt uiteraard met zich mee dat het personeelslid zelf verantwoordelijk is om zijn vervoersbewijs tijdig binnen te brengen. Indien het personeelslid zijn vervoersbewijs niet tijdig binnenbrengt, verliest het zijn recht op de vergoeding. 4
Zie punt 3.1.2 van de Omzendbrief 13AC/CR/JVM/JS.
5 VSKO/DB/15.05 M-VVKSO-2015-023 2015-06-24
3.2.2
Woon-werkverkeer met de fiets
Elk personeelslid dat voor het geheel of een gedeelte van zijn woon-werktraject de fiets gebruikt, heeft recht op een fietsvergoeding voor de met de fiets afgelegde afstand. De fiets wordt gedefinieerd als “een vervoermiddel met twee of meer wielen dat voortbewogen wordt door op pedalen te trappen en waarvoor een eventuele hulpmotor een vermogen heeft dat niet meer bedraagt dan 0,3kW”; ook bepaalde elektrische fietsen vallen hier dus onder. Er geldt wel een minimale afstand van 1 kilometer per enkele rit. In tegenstelling tot wanneer het woon-werkverkeer gebeurt met het openbaar vervoer, wordt de fietsvergoeding per dag slechts toegekend voor één traject (heen en terug). Indien het personeelslid tijdens een lesvrij moment of tijdens een middagpauze nogmaals heen en terug naar huis fietst, wordt dit met andere woorden niet bijkomend vergoed. Voorbeeld: •
Een leraar legt de afstand van thuis naar station A (3 kilometer) af met de fiets. Daar neemt hij de trein richting station B, in de stad waar zijn school gelegen is. Van aan station B fietst hij 2 kilometer richting de school. Het personeelslid heeft recht op een vergoeding voor de volledige gefietste afstand van 5 kilometer (enkele rit).
De fietsvergoeding bedraagt 0,15 euro per kilometer. Het spreekt voor zich dat enkel fietsverplaatsingen die effectief hebben plaatsgevonden, worden vergoed. Indien het personeelslid het volledige traject met de fiets doet, kan hij uiteraard voor die dag geen terugbetaling van het openbaar vervoer vragen. Om gebruik te maken van zijn recht op een fietsvergoeding, moet het personeelslid een verklaring op eer afleggen bij het schoolbestuur op de laatste dag van de maand waarin de fietsverplaatsingen zich hebben voorgedaan. In de praktijk zal deze verklaring worden ingediend bij het secretariaat van de school. Ook hier gebeurt de uitbetaling op het einde van de daaropvolgende maand, tenzij men in het LOC/de ondernemingsraad een eerder tijdstip van uitbetaling heeft afgesproken. Indien een personeelslid valse verklaringen aflegt in verband met zijn fietsverplaatsingen, zullen de ten onrechte uitbetaalde bedragen worden teruggevorderd. Het personeelslid riskeert bovendien een strafrechtelijke vervolging voor valsheid in geschrifte.
4
Dienstverplaatsingen (verplaatsingen in opdracht)
4.1
Begrip
Het begrip “dienstverplaatsing”, ook wel bekend als “verplaatsing in opdracht”, wordt nergens decretaal expliciet gedefinieerd. Ruim gezegd gaat het om alle verplaatsingen die een personeelslid in opdracht of ten dienste van zijn schoolbestuur maakt, met uitzondering van wat als woon-werkverkeer moet worden gekwalificeerd. Het meest essentiële element is de plaats waar het personeelslid de opdracht voor het schoolbestuur vervult. Als de opdracht op school wordt uitgeoefend, kan er nooit sprake zijn van een dienstverplaatsing. De reden van de opdracht speelt strikt genomen geen rol en kan heel divers zijn: stagebegeleiding, het volgen van een externe nascholing, studie-uitstappen, vakvergaderingen buiten de school, uitstappen met internen op woensdagnamiddag, … Ook het ogenblik waarop de verplaatsing gebeurt, heeft geen belang. Een dienstverplaatsing kan bijvoorbeeld gebeuren op een lesdag, maar kan ook gebeuren in de vakantie of op een lesvrije dag. Een verplaatsing tussen twee vestigingsplaatsen van dezelfde school valt steeds onder woonwerkverkeer (zie punt 3.1).
6 VSKO/DB/15.05 M-VVKSO-2015-023 2015-06-24
Voorbeelden van dienstverplaatsingen: •
Een TA heeft conform het aankoopbeleid van de school materiaal besteld dat voor de lessen PV zal gebruikt worden. Hij gaat het materiaal, eveneens conform het aankoopbeleid, zelf ophalen bij de verkoper.
•
De school organiseert een extra-murosactiviteit in Brussel. In afspraak met de directeur gaat een leraar vooraf tijdens een weekend naar Brussel om de activiteit voor te bereiden.
•
Een interne wordt onwel op het internaat, en heeft medische hulp nodig. De beheerder draagt een studiemeester-opvoeder op om de interne naar de dichtstbijzijnde dokter te brengen.
•
Een leraar wordt belast met stagebegeleiding en bezoekt in dat kader de verschillende stageplaatsen van de betreffende leerlingen.
•
Een school organiseert haar pedagogische studiedag op een externe locatie. De personeelsleden verzamelen op de school en maken daarna met hun eigen wagen de verplaatsing naar de externe locatie.
•
Een leraar volgt – met goedkeuring van de directeur – op een externe locatie een nascholing.
•
Een vakvergadering vindt, op vraag of met toestemming van de directeur, plaats bij één van de vakcollega’s thuis. De overige vakcollega’s maken van thuis de verplaatsing naar het huis van de betreffende collega.
Is evenwel geen dienstverplaatsing: •
Een school verwacht van haar personeelsleden, conform de reglementering met betrekking tot vakantieprestaties, dat zij in de eerste helft van juli of in tweede helft van augustus aanwezig zijn op de school om te helpen bij de inschrijving van nieuwe leerlingen. De verplaatsingen die zij hiervoor maken zijn géén dienstverplaatsing, maar vallen onder het woon-werkverkeer.
4.2
Vergoedingen
Sinds 2011 bevat het DRP ook een regeling voor dienstverplaatsingen die gebeuren met behulp van de eigen wagen, moto of bromfiets, of met behulp van het openbaar vervoer. Er is geen vergoedingsplicht voor dienstverplaatsingen die met andere voertuigen (bijvoorbeeld met de – al dan niet elektrische – fiets) zijn gemaakt. Let wel, indien het schoolbestuur een eigen regeling hanteert die voordeliger is dan de wettelijke regeling (bijvoorbeeld door een hogere kilometervergoeding toe te kennen), dan moet de meest voordelige regeling behouden worden. Vergoedingen voor dienstverplaatsingen kunnen door het schoolbestuur niet worden teruggevorderd van de overheid. Het schoolbestuur maakt met betrekking tot dienstverplaatsingen dan ook best concrete en duidelijke afspraken in het LOC (zie punt 4.4). 4.2.1
Dienstverplaatsingen met eigen vervoer
Voor elke dienstverplaatsing die een personeelslid in opdracht van zijn schoolbestuur maakt met zijn eigen wagen, moto of bromfiets, heeft hij recht op een vergoeding. Bij deze verplaatsingen is er geen sprake van een minimum- of maximumafstand; elke verplaatsing in opdracht van het schoolbestuur moet vergoed worden. De vergoeding is gelijk aan het bedrag dat jaarlijks bepaald wordt voor de federale ambtenaren. Voor de periode van 1 juli 2014 tot 30 juni 2015 bedraagt de vergoeding 0,3468 euro per kilometer.
7 VSKO/DB/15.05 M-VVKSO-2015-023 2015-06-24
Het schoolbestuur kan de bovenvermelde bedragen wel met maximum 10% verminderen, indien ze een omniumverzekering heeft afgesloten voor dienstverplaatsingen. Het schoolbestuur kan weliswaar een hogere vergoeding toekennen, doch de fiscale vrijstelling is beperkt tot het hierboven vermelde wettelijke bedrag. 4.2.2
Dienstverplaatsingen met het openbaar vervoer
Ook voor dienstverplaatsingen met het openbaar vervoer is een regeling vastgelegd. Indien het personeelslid zijn vervoersbewijs inlevert, moet het schoolbestuur de daarop vermelde bedragen volledig terugbetalen. Voor verplaatsingen met de trein geldt wel een uitzondering; hierbij wordt slechts het tarief van een standaardvervoersbewijs voor 2 de klasse terugbetaald. 4.3
Afspraken in het LOC
4.3.1
Afspraken over het berekenen van de afstand
Over wat juist als dienstverplaatsing moet worden beschouwd, kan meestal geen twijfel bestaan (zie hiervoor punt 4.1). Ook over het basisbedrag voor de kilometervergoeding kan geen discussie bestaan, aangezien het decretaal vastgelegd is voor alle personeelsleden, ongeacht hun ambt. De praktijk leert evenwel dat er soms discussie ontstaat over de afstand die als berekeningsbasis moet gebruikt worden. De wijze van bepaling van de afstand werd immers niet decretaal vastgelegd. Voorbeeld:
School
10 km
2 km
Huis leraar
Nascholing 8 km
•
Een leraar woont op 10 kilometer van de school. Hij zal op een lesvrije dag een nascholing bijwonen. De locatie van de nascholing bevindt zich op 8 kilometer van zijn huis en op 2 kilometer van de school. De leraar gaat van thuis rechtstreeks naar de nascholing, en daarna rechtstreeks terug naar huis. Hoewel het duidelijk gaat om een dienstverplaatsing, kan er evenwel tussen de leraar en het schoolbestuur discussie ontstaan over het aantal kilometers dat vergoed moet worden. Vanuit het standpunt van de leraar kan het logisch lijken dat de effectief afgelegde afstand (16 kilometer) wordt vergoed. Het standpunt van het schoolbestuur kan zijn dat slechts 4 kilometer wordt vergoed, zijnde de afstand van de school naar de nascholing en terug.
8 VSKO/DB/15.05 M-VVKSO-2015-023 2015-06-24
De standpunten van beide partijen maken duidelijk dat het voor alle betrokkenen van belang is dat op voorhand duidelijk wordt vastgelegd welk traject valt onder de dienstverplaatsingen, en dat exact wordt afgebakend welke afstand uiteindelijk zal vergoed worden. Deze afspraken dienen onderhandeld te worden in het LOC (zie punt 5.8 van de Mededeling M-VVKSO-2012031 “Het lokaal onderhandelingscomité: samenstelling, bevoegdheden en werking”). Ongetwijfeld zijn er scholen en schoolbesturen waar al jaren een billijke regeling bestaat die door niemand in twijfel wordt getrokken. Het lijkt ons logisch dat deze scholen hun bestaande regeling continueren. Voor de scholen waar nog geen regeling in voege is, of waar men de bestaande regeling wil herbekijken, geven we (niet-exhaustief) enkele mogelijke afspraken over dienstverplaatsingen: 1) De vergoeding wordt in alle omstandigheden berekend op basis van de effectief afgelegde afstand, ongeacht van waar (thuis, de school of een andere locatie) het personeelslid vertrekt naar de beoogde bestemming. Er kan enkel sprake zijn van “een andere locatie” in het geval van opeenvolgende dienstverplaatsingen. Toegepast op bovenstaand voorbeeld zal het schoolbestuur 16 kilometer (8 + 8) vergoeden. 2) De vergoeding wordt in alle omstandigheden berekend op basis van de afstand tussen de school en de beoogde bestemming, ongeacht van waar (thuis, de school of een andere locatie) het personeelslid vertrekt naar de beoogde stemming. Er kan enkel sprake zijn van “een andere locatie” in het geval van opeenvolgende dienstverplaatsingen. Toegepast op bovenstaand voorbeeld zal het schoolbestuur 4 kilometer (2 + 2) vergoeden. 3) Indien het personeelslid van thuis (of een andere locatie dan de school) uit vertrekt naar de beoogde bestemming (of omgekeerd), wordt de vergoeding berekend op basis van de effectief afgelegde kilometers, maar de kilometers die het personeelslid normaliter in woon-werkverkeer zou afleggen, worden ervan afgetrokken. Er kan enkel sprake zijn van “een andere locatie” in het geval van opeenvolgende dienstverplaatsingen. Toegepast op bovenstaand voorbeeld zal het schoolbestuur geen vergoeding betalen voor de verplaatsing. Het resultaat is immers negatief [(8 + 8) – (10 + 10) = – 4]. 4) In het geval een personeelslid rechtstreeks van thuis (of een andere locatie dan de school) de verplaatsing maakt naar de beoogde bestemming (of omgekeerd), wordt de effectief afgelegde afstand vergeleken met de afstand tussen de school en de beoogde bestemming. Enkel de kortste afstand wordt vergoed als dienstverplaatsing. Er kan enkel sprake zijn van “een andere locatie” in het geval van opeenvolgende dienstverplaatsingen. Toegepast op bovenstaand voorbeeld zal het schoolbestuur 4 kilometer (2 + 2) vergoeden. De effectief afgelegde afstand (16 kilometer) is immers groter dan de afstand tussen de school en de beoogde bestemming (4 kilometer). 4.3.2
Afspraken over parkeerkosten
Ook met betrekking tot parkeerkosten die een personeelslid in het kader van een dienstverplaatsing heeft gemaakt, kunnen afspraken geformuleerd worden. Het lijkt ons
9 VSKO/DB/15.05 M-VVKSO-2015-023 2015-06-24
logisch dat het schoolbestuur ook de parkeerkosten betalen die gemaakt worden bij dienstverplaatsingen. Men voert deze verplaatsingen immers uit in opdracht van het schoolbestuur. Parkeerkosten worden uiteraard enkel terugbetaald tegen afgifte van het gebruikte en gevalideerde parkeervignet.
5
Verplaatsingen in het kader van tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH)
Voor personeelsleden die belast zijn met tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH) heeft de overheid een aparte regeling ingevoerd. De verplaatsingen van deze personeelsleden worden door het schoolbestuur vergoed onder de voorwaarden die gelden voor het personeel van de Vlaamse Gemeenschap. Deze regeling doet evenwel geen afbreuk aan de regelgeving die geldt voor het woon-werkverkeer. Dit houdt in: •
Bij gebruik van het openbaar vervoer worden trein-, tram- en buskaarten terugbetaald aan het tarief van een vervoersbewijs voor 2de klas.
•
Bij gebruik van de eigen wagen wordt een kilometervergoeding toegekend. Vanaf 1 juli 2014 bedraagt deze vergoeding 0,3468 euro per kilometer.
•
Bij gebruik van de fiets bedraagt de fietsvergoeding 0,21 euro per kilometer.
Let wel, de overheid hanteert hierbij de interpretatie dat er enkel een vergoeding mag worden toegekend voor de afstand tussen het thuisadres van de zieke leerling en de school waar hij is ingeschreven, tenzij de woonplaats van de leraar dichter is gelegen bij de verblijfplaats van de leerling. In dat geval wordt de effectief afgelegde afstand genomen. Voorbeelden: •
Een leraar woont op 10 kilometer van de school. De leerling die recht heeft op TOAH woont op 3 kilometer van de school en op 12 kilometer van de leraar. Voor de berekening van de verplaatsingsvergoeding voor TOAH moet steeds worden uitgegaan van een verplaatsing van 6 kilometer, ongeacht het feit dat de leraar misschien 24 kilometer effectief heeft afgelegd.
•
Een leraar woont op 5 kilometer van de school. De leerling die recht heeft op TOAH woont op 4,5 kilometer van de school en op 500 meter van de leraar. Voor berekening van de verplaatsingsvergoeding voor TOAH moet men kijken naar de effectieve afstand die de leraar heeft afgelegd.
Het schoolbestuur kan de uitbetaalde verplaatsingsvergoedingen voor TOAH terugvorderen van de overheid. De terugvordering gebeurt per kalenderjaar, en moet bij de overheid ingediend zijn vóór 28 februari van het daaropvolgende kalenderjaar.
6
Verplaatsingen in het kader van inspraakorganen
Indien een personeelslid in het kader van zijn deelname aan inspraakorganen (LOC, OCSG, CPBW, ondernemingsraad, …) een extra verplaatsing moet maken, heeft het te allen tijde recht op specifieke vergoeding. De extra verplaatsingskosten die personeelsleden moeten maken voor deelname aan lokale inspraakorganen moeten door het schoolbestuur worden vergoed volgens de regeling die geldt voor dienstverplaatsingen (zie punt 4). Het schoolbestuur kan de uitgekeerde vergoedingen niet terugvorderen van de overheid.
10 VSKO/DB/15.05 M-VVKSO-2015-023 2015-06-24
Let wel, het gaat in deze enkel om bijkomende verplaatsingen. Indien de vergadering van het betreffende orgaan plaatsvindt in de school waar het personeelslid werkzaam is en aansluit op zijn opdracht, dan is er geen sprake van een extra verplaatsing. De bovenstaande regel geldt in elke omstandigheid waarin er sprake is van bijkomende kosten wegens een extra verplaatsing voor deelname aan een inspraakorgaan, zelfs indien de verplaatsing normaal gezien onder de noemer (en vergoedingsregels) van woon-werkverkeer zou vallen. Ook wanneer de vergadering van het inspraakorgaan plaatsvindt in een andere vestigingsplaats van dezelfde school, is er dus sprake van een “bijkomende verplaatsing”.
7
Verplaatsingen in het kader van GON-begeleiding
De verplaatsingen in het kader van GON-begeleiding zijn een specifieke vorm van dienstverplaatsingen. De basisprincipes met betrekking tot de dienstverplaatsingen zijn dus ook hier van toepassing. Dit heeft tot gevolg dat ook hier in het LOC afspraken moeten worden gemaakt met betrekking tot de berekeningswijze van de te vergoeden afstand (zie ook punt 4). Over het algemeen kunnen we twee soorten afspraken onderscheiden (hoewel ook andere mogelijk zijn): 1. Bij elke verplaatsing in het kader van GON-begeleiding worden de effectief gemaakte kilometers vergoed, ongeacht de plaats van vertrek. 2. Bij elke verplaatsing in het kader van GON-begeleiding worden de effectief gemaakte kilometers vergoed, ongeacht de plaats van vertrek, maar de afstand die normaliter als woon-werkverkeer kan worden beschouwd naar de eigen school van affectatie wordt ervan afgetrokken. In de praktijk blijken de meeste GON-scholen voor de eerste afspraak te kiezen. Deze afspraak werd overigens tijdens recente overkoepelende onderhandelingen tussen de onderwijsverstrekkers en de centrale vakbonden om diverse redenen als de meest billijke en transparante regeling beschouwd. Vooralsnog werd dit echter nog niet officieel omgezet in enige regelgevende teksten.