Gemeente Alkmaar T.a.v. het college van B & W Postbus 53 1800 BC Alkmaar
Alkmaar, 24 september 2015 Betreft: Advies extramuralisering in de GGz
1. Inleiding Uit de samenleving komen berichten dat de extramuralisering in de GGz zou leiden tot meer overlast in de wijk. Het College van B&W gaat er niet op voorhand vanuit dat dit waar is en wil het vraagstuk daarom verder onderzoeken. Het college heeft de WMO Raad Alkmaar gevraagd mee te denken vanuit cliëntperspectief. De WMO Raad komt gaarne aan dit verzoek tegemoet. Zoals altijd zijn onze adviezen en beschouwingen kritisch, maar altijd constructief en opgesteld vanuit het perspectief dat er begrip is voor de beperkte middelen waarmee het college de zorg in Alkmaar vormt moet geven.
Zoals het college weet, bestaat de WMO Raad Alkmaar uit een mix van zorgprofessionals en mensen met een grote maatschappelijke achterban. Daarnaast beschikt de WMO Raad over een groot maatschappelijk netwerk van experts, om informatie op te halen en die te vergelijken met de ingezette beleidslijnen van het college. Een samenvatting van de belangrijkste punten zijn in dit advies beschreven.
We beperken ons in dit advies tot het vraagstuk van de mogelijke gevolgen van de extramuralisering op wijkniveau, vanuit het perspectief van de cliënt. Dit advies is opgebouwd uit de volgende onderdelen: inzicht in feiten, aandachtspunten vanuit cliëntenperspectief, aanbevelingen en goede voorbeelden. In de bijlage: landelijke ontwikkelingen.
1
2. Inzicht in feiten Is er echt sprake van meer overlast of is dit een subjectieve beleving? In de hele Nederlandse maatschappij zien we een tendens naar meer overlast. De onderzoeksvraag is of dit rechtstreeks gerelateerd kan worden aan het toenemen van de feitelijke overlast, of dat er óók sprake is van een betere signalering. Dit als gevolg van de verregaande digitalisering, het beschikbaar hebben van mobiele apparatuur, en/of mogelijk de (of dat dit rechtstreeks gekoppeld kan worden aan de) ambulantisering. Het beantwoorden van deze onderzoeksvraag vraagt om een definiëring van het begrip overlast en een onderzoek of de signalering de afgelopen jaren verbeterd is. Deze variabele dient dan in verband gebracht te worden met de ambulantisering. U begrijpt dat de WMO Raad Alkmaar niet beschikt over de middelen om deze onderzoeksvraag vanuit een wetenschappelijk perspectief te benaderen. Om die reden deed de WMO Raad Alkmaar een eigen onderzoek. Dit onderzoek is niet wetenschappelijk te onderbouwen, maar brengt wel bepaalde variabelen met elkaar in verband en geeft daarom, ons inziens, een goed beeld van de beleving in de maatschappij.
Over wie hebben we het? Naast definiëring van het begrip overlast, is er de vraag ‘over wie hebben we het’. Om het vraagstuk goed in beeld te krijgen is nadere uitwerking nodig. De WMO Raad ziet graag een nuancering van het begrip ‘overlastplegers’. Met als aandachtspunt dat mensen met een psychische stoornis en/of verstandelijke beperking vaak zelf het slachtoffer zijn van asociale types of dealers (victimisatie). Daarnaast vraagt de WMO Raad om een specificatie van geografische gegevens. Is er meer overlast? Het belang van goede registratie. Vanuit het perspectief van de politie kan gesteld worden dat er tegenwoordig met andere meldcodes gewerkt wordt dan vroeger. Dit maakt een vergelijking tussen de cijfers van het heden en het verleden lastig. Binnen de politie is men echter nog bezig om elke melding goed te interpreteren, opdat de rapportages en cijfers daadwerkelijk juist zijn. Dit proces is begin dit jaar gestart en heeft geleid tot een verbetering van de registratie van overlast. Veel meldingen worden echter achteraf nog gecorrigeerd. Ervan uitgaande dat nu iedere melding achteraf wordt voorzien van de juiste politiecodes betekent dat er pas sinds maart van dit jaar sprake kan zijn van een goede registratie. Uiteindelijk zal dit leiden tot het beantwoorden van de vraag of er meer of minder overlast is door mensen van een betreffende doelgroep.
2
3. Aandachtspunten vanuit cliëntenperspectief Is er voldoende zinvolle dagopvang en dagbesteding in de omgeving van de cliënt? Door de extramuralisering, gecombineerd met bezuinigingen, dreigt een tekort te ontstaan aan dagopvang en dagbesteding. Dit kan een negatief effectief hebben op de wijk en de kwaliteit van leven van de desbetreffende cliënt. De WMO Raad Alkmaar vraagt zich af of er in Alkmaar voldoende zinvolle dagbesteding en dagopvang beschikbaar is. De Raad adviseert het college dan ook om hier onderzoek naar (te laten) doen. Met als aandachtspunt om ook te kijken naar de financiële prikkel die voor sommige cliënten de doorslag geeft om gebruik te maken van dagbesteding. Neem als voorbeeld ‘Actief Talent’, mensen hebben een zinvolle dagbesteding en zijn hiermee letterlijk van de straat. Zijn er voldoende vormen van begeleid en beschermd wonen De WMO Raad is benieuwd naar de uitvoering van beschermd en begeleid wonen. Wij krijgen signalen dat er onvoldoende zorg ingezet wordt (niet conform de zwaarte van het begeleidingspakket) en dat er twijfels zijn over de deskundigheid van ingezette hulpverleners. Dit kan in de eerste instantie een negatief effect hebben op cliënten en daarnaast voor overlast zorgen in de omgeving van de cliënt. De WMO Raad neemt de signalen niet als waarheid aan en zou het onderwerp graag nader toegelicht zien en/of bespreken met de gemeente. Dagopvang en dagbesteding naar bewonersondernemingen De WMO Raad Alkmaar heeft begrepen dat de gemeente Wmo taken wil overdragen aan de bewonersondernemingen. In dat geval is goede begeleiding heel belangrijk. Emotionele en fysieke veiligheid staan voorop. De overgang naar bewonersondernemingen dient geleidelijk (overgangstermijn van meerdere jaren) te gebeuren en moet per individu bekeken worden. Ook hier geldt maatwerk. Scholing van de medewerkers van de buurtondernemingen is hierbij van eminent belang. Niet altijd op wijkniveau Bij bijvoorbeeld cliënten met verslavingsproblematiek speelt schaamte en stigmatisering een belangrijke rol. Dit pleit voor ondersteuning buiten de eigen wijk. De WMO Raad benadrukt hier respect voor te hebben en rekening mee te houden in de uitvoering van beleid. Kortom, niet alle ondersteuning dient vanuit de wijk georganiseerd te worden.
3
Eigen risico en eigen bijdrage een belemmering voor cliënten? De WMO Raad Alkmaar heeft begrepen dat cliënten, in het bijzonder ‘zorgmijders’, afhaken vanwege de hoogte van het eigen risico voor behandeling. Ook de eigen bijdrage, van soms maar € 12 per maand kan een drempel zijn en ertoe leiden dat mensen niet de zorg en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben, en die ook overlast in de wijk kan voorkomen. De WMO Raad vraagt de gemeente na te denken over creatieve oplossingen, om met dit vraagstuk om te gaan. Als voorbeeld is er een gemeente waar cliënten bij een hulpvraag (soms) blijven ingeschreven onder een de OGGz-module (met Wmo gelden) zodat niet direct een beroep hoeft te worden gedaan op het eigen risico. Inzet van ervaringsdeskundigen In de gesprekken die wij hadden met cliëntorganisaties werd het belang van onafhankelijke cliëntondersteuning benadrukt. Hoe richt de gemeenten onafhankelijke cliëntondersteuning op wijkniveau in? Juist in veld 1, wanneer er (nog) geen sprake is van een maatwerkvoorziening. Cliëntondersteuning kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door de inzet van ervaringsdeskundigen, die beschikbaar zijn voor laagdrempelig contact met inwoners in kwetsbare posities, vaak met psychosociale en/of psychische problemen. Ervaringsdeskundigen helpen hen op weg in het woud van voorzieningen. Zij treden daarin ook op als kwartiermaker en verbinder, en putten daarbij uit hun eigen herstelervaring. Voorkom stigmatisering De WMO Raad hecht, bij de uitvoering van lokaal, sociaal beleid, groot belang aan het voorkómen van stigmatisering van elke groep zorgvragers in de gemeente Alkmaar. Belangrijk is dat de gemeente handelt vanuit een dienende rol: in partnerschap met de relevante partijen. met de cliënt in de centrale positie.
Voorkom onrust De WMO Raad krijgt signalen dat er grote onrust is ontstaan door de opheffing (of dreiging van opheffing) of verhuizing van diverse veilige opvang- en ontmoetingsplekken in de stad. Hierdoor blijven mensen geregeld weg, gaan zij overdag zwerven. Duidelijke informatie en communicatie is hierin van essentieel belang, bijvoorbeeld over de concrete datum waarop veranderingen plaatsvinden.
4
Ondersteuning aan de mantelzorger Mantelzorg van mensen met GGz-problematiek verschilt van andere mantelzorg. Waar andere mantelzorgers bijvoorbeeld waardering zoeken in een financiële bijdrage, hebben GGz-mantelzorgers behoefte aan erkenning, een luisterend oor en vooral ondersteuning. Of neem respijtzorg. Een mooi middel om mensen te ontlasten, maar niet voor deze groep. De steun die de mantelzorger levert is soms zó persoonsgebonden dat het lastig is om deze rol tijdelijk over te nemen. Willen we voorkomen dat iemand vereenzaamt, afglijdt en in een psychiatrische crisis belandt of overlast geeft, dan is een goed getrainde en ondersteunde mantelzorger cruciaal. Daarin heeft de gemeente een sleutelpositie. (bron: factsheet Wmo bij ernstige psychiatrische aandoeningen gemaakt door Ypsilon, www.ypsilon.org) Nazorg Diverse cliëntorganisaties die wij spraken, benadrukken het belang van nazorg. Wanneer zicht is op (ex) cliënten kan dit een terugval voorkomen.
4. Aanbevelingen aan de gemeente Naast de aandachtspunten vanuit het cliëntperspectief geeft de WMO Raad tot slot enkele aanbevelingen. Stuur op samenwerking Onderzoek bij verschillende organisaties leert dat de gemeente strakker zou kunnen sturen op de samenwerkingsrelatie tussen de verschillende hulpverleningsorganisaties. Deze samenwerking moet gericht zijn op het herstel van de eigen regie, vanuit de participatiegedachte. De WMO Raad adviseert het college te (laten) onderzoeken in hoeverre een betere en strakkere samenwerking tussen de ketenpartners kan leiden tot het verlagen van de maatschappelijke kosten. De WMO Raad is van mening dat een dergelijke samenwerking, ook in financieel opzicht, altijd positief zal zijn. De WMO Raad benadrukt het samenspel tussen de formele en informele zorg. Wij vragen ons af de informele zorg voldoende
als
gelijkwaardige
partner
wordt
gezien
door
de
formele
hulpverleningsinstellingen.
5
In de samenwerking wijzen wij nadrukkelijk op de rol van woningbouwcorporaties. Er zijn grote verschillen tussen de verschillende corporaties, ook hier kan de gemeente meer regie hebben.
De WMO Raad vraagt speciale aandacht voor de communicatie tussen diverse partijen, hoe is dit geregeld? Hebben alle betrokken organisaties dezelfde informatie m.b.t. tot overlastgevers? Is er een persoon of organisatie die hierin een regiefunctie heeft? Organiseer de hulp dichtbij De infrastructuur in de wijk, in de vorm van goede steunpunten, is nu gecentraliseerd. De gemeente Alkmaar heeft niet gekozen voor sociale wijkteams, maar alternatieven hiervoor, waaronder centralisatie van voorzieningen. Zoals aan iedere keuze kleven ook hier voor- en nadelen aan. Wij adviseren decentralisatie in plaats van centralisatie, met als doel de integrale wijkfunctie te versterken. De zogenoemde bewonersondernemingen kunnen hier bijvoorbeeld een grote rol in spelen. Dit vraagt om kwartiermakers, bekend met de GGz, die vanuit de bewonersondernemingen signalerend en ondersteunend werken.
Zet in op het maatschappelijk middenveld De WMO Raad Alkmaar vraagt zich af wat de inzet van het maatschappelijk middenveld en de informele zorg is, zoals bijvoorbeeld Wonen Plus, Humanitas en Stichting Present m.b.t. de vroeg-signalering van overlast. Ook kerken en bijvoorbeeld woningbouwverenigingen kunnen,
mits
zij
beschikken
over
een
goede
infrastructuur,
bijdragen
aan
de
vroegsignalering. De WMO Raad adviseert het college ambtenaren de opdracht te geven om te (laten) onderzoeken of het maatschappelijk middenveld (nog meer) kan bijdragen aan de vroeg-signalering van overlast.
Onderzoek naar gebruik crisisopvang Daarnaast adviseert de WMO Raad Alkmaar het college om onderzoek te doen naar het gebruik van de crisisopvang. Volgens verschillende ketenpartners wordt de crisisopvang nu ook gebruikt voor economische daklozen. Het voeren van een ander beleid voeren bij het toewijzen van woningen (woonurgenties) kan het aantal economische daklozen uit de crisisopvang doen afnemen. Volgens de WMO Raad Alkmaar kan dit rechtstreeks leiden tot een afname van de overlast.
Informatie op cliëntniveau De WMO Raad pleit voor het beter informeren van mensen; doelgroepgericht taalgebruik. Nu is informatie vanuit gemeente vaak formeel en afstand scheppend.
6
Taskforce GGz Er is landelijk veel kennis en expertise over de extramuralisering binnen de GGz. De WMO Raad adviseert nadrukkelijk te leren van deze ontwikkelingen en niet zelf het wiel uit te willen vinden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de Taskforce GGz. De Taskforce GGz gaat gemeenten helpen met het inrichten van onafhankelijke cliëntondersteuning voor mensen met ernstige psychische problemen. Iedere GGz-cliënt heeft daar recht op, maar dat is bij veel gemeenten nog niet georganiseerd en daarnaast vaak niet bekend bij alle hulpverleners. GGz Nederland, de brancheorganisatie voor instellingen in de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg, biedt gemeenten ook veel kennis m.b.t. de extramuralisering binnen de GGz. Blijf in gesprek met cliënten De extramuralisering van de GGZ zal de komende jaren actueel blijven. Dit kan gevolgen hebben voor alle wijkbewoners, positief en negatief. Ons advies is daarom om als gemeente in gesprek te blijven met de mensen om wie het gaat en daarnaast de dialoog te stimuleren tussen wijkbewoners en cliënten. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van focusgroepen.
Tot slot Gelukkig gaat er veel goed in Alkmaar en dat dient hier ook vermeld te worden. We zijn blij met het casuïstiekoverleg voor de vroeg-signalering tussen OGGz, Brijder, GGZ NH en de GGD. Dit overleg heeft een hoog maatschappelijk rendament, maar de sturing en onderlinge informatievoorziening kan nog beter. Des te beter ketenpartners van elkaar weten waar zich de problemen voordoen, des te beter de ondersteuning aan de personen die dat nodig hebben. Ook zullen de maatschappelijke kosten dan lager zijn.
De WMO Raad hoopt dat het college goede en succesvolle voorbeelden uit het land volgt, deze adapteert naar de eigen gemeente en daar waar mogelijk nieuwe initiatieven stimuleert. Daarnaast benadrukken wij, nogmaals, het belang om in gesprek te blijven met de mensen om wie het gaat. De cliëntorganisaties die de WMO Raad heeft gesproken, staan hier positief tegenover.
In afwachting van uw reactie, verblijven wij.
Namens de WMO Raad Alkmaar, Anita Löwenhardt, voorzitter
7